Beleidsregels erfwindturbines gemeente Bunnik

Geldend van 28-02-2025 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels erfwindturbines gemeente Bunnik

Intitulé

Beleidsregels erfwindturbines gemeente Bunnik

College van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunnik;

gelet op artikel 4:81, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht, artikelen 5.1, 5.8 en 5.12 van de

Omgevingswet, artikel 7.207b, tweede lid van de Omgevingsregeling, artikel 5.3, eerste lid van de

Omgevingsverordening provincie Utrecht;

gelet op het Programma Bunnik Klimaatneutraal 2040;

BESLUIT

vast te stellen de volgende beleidsregels

1. Inleiding

De gemeente Bunnik heeft als doel om in 2040 klimaatneutraal te zijn. Om deze ambitie te behalen is het

programma Bunnik Klimaatneutraal 2040 opgesteld met bijbehorende routekaart waarin staat hoe we stap

voor stap tot dit doel komen. Eén van de door de gemeenteraad vastgestelde activiteiten in dit programma

is het opstellen van een afwegingskader voor de plaatsing van ‘kleine windmolens’, ook wel erfwindturbines.

De wens om te komen tot een afwegingskader voor erfwindturbines sluit goed aan bij de doelstellingen uit

het programma Klimaatneutraal. Hoewel de gemeente al volop inzet op de ontwikkeling van duurzame

energieprojecten, bijvoorbeeld door de ontwikkeling van grootschalige zonnevelden, wenst de gemeente

ook kleinschaligere vormen van duurzame energieopwekking te ondersteunen. Erfwindturbines kunnen bij

het kleinschalig opwekken van duurzame energie een belangrijke meerwaarde hebben. Zo zorgt het

combineren van zonne- en windenergie voor een betere spreiding van energie opwek en vraag, wat de

noodzaak voor energieopslag vermindert en het elektriciteitsnet in bepaalde periodes minder belast.

Daarnaast kunnen erfwindturbines een belangrijk middel zijn om ondernemers in het buitengebied in staat

te stellen om hun bedrijfsvoering te verduurzamen. Zij hebben veelal namelijk niet voldoende aan de

bestaande mogelijkheid van het plaatsen van zon op daken. Eerder ontving de gemeente dan ook al

verscheidene omgevingsvergunningsaanvragen voor het plaatsen van erfwindturbines.

Ondanks de voordelen die erfwindturbines bieden, blijft het noodzakelijk om een goede afweging te maken

of erfwindturbines passen in het landschap voor wat betreft hun vorm en locatie. Erfwindturbines kennen

namelijk een impact op de directe omgeving (milieu, de natuur en/of de beleving van het landschap en de

cultuurhistorische elementen). Het beleidskader dat nu voorligt is helpend in het afwegen van al deze

belangen.

Om het kader vorm te geven zijn verschillende partijen om advies gevraagd, waaronder de

Energiecoöperatie Bunnik, Land- en Tuinbouw Organisatie Noord, Natuur en Milieufederatie Utrecht en de

Omgevingsdienst Regio Utrecht. Aan de hand van deze input zijn de uitgangspunten van het beleid

geconcretiseerd. Omdat er op dit moment nog geen duidelijkheid is over op welke locaties uiteindelijk

initiatieven tot het plaatsen van een erfwindturbine zullen ontstaan, is ervoor gekozen om dit beleidskader

niet in participatie met inwoners op te stellen. Onder de Omgevingswet worden belanghebbende inwoners

in de gelegenheid gesteld te participeren op het moment dat een concreet initiatief tot ontwikkeling komt.

Het Aanwijzingsbesluit adviesrecht en verplichte participatie omgevingsvergunningen gemeente Bunnik

verplicht initiatiefnemer tot participatie bij een Buitenplanse OmgevingsPlanActiviteit (BOPA). De

initiatiefnemer van een plan zal op dat moment dan ook het gesprek aan moeten gaan met

belanghebbenden om het sentiment op te halen en hier in de verdere uitvoering rekening mee te houden.

1.1 Doel van de beleidsregels

Met deze beleidsregels voor erfwindturbines geeft het college van burgemeester en wethouders van de

gemeente Bunnik regels op welke wijze wordt getoetst aan omgevingsvergunningsaanvragen voor het

plaatsen van erfwindturbines. Op dit moment biedt het bestaande (tijdelijke) omgevingsplan nog geen ruimte

voor het plaatsen van deze erfwindturbines. Het doel is om op termijn de beleidsregels over erfwindturbines

te integreren in het Omgevingsplan. Totdat de mogelijkheid voor het plaatsen van erfwindturbines in het

Omgevingsplan is gerealiseerd, wordt op basis van deze beleidsregels het toetsen en vergunnen van deze

activiteit mogelijk gemaakt. Een vergunning voor een erfwindturbine wordt dan verleend voor een

Buitenplanse OmgevingsPlanActiviteit (BOPA). De voorliggende beleidsregels vormen het toetsingskader

voor de verlening van een omgevingsvergunning voor deze activiteit.

Daartoe geeft het college middels deze regels duidelijkheid over:

  • Welke gebieden kansrijk worden geacht voor de plaatsing van erfwindturbines en welke gebieden

  • juist niet;

  • Welke voorwaarden gelden voor de erfwindturbine, haar locatie en de daarbij behorende

  • landschappelijke inpassing;

  • Hoe en op grond van welke informatie de gemeente een omgevingsvergunningsaanvraag voor

  • plaatsing van een erfwindturbine zal beoordelen.

De gemeente hanteert een positieve grondhouding tegenover aanvragen voor de plaatsing van een

erfwindturbine. Echter, het blijft ook maatwerk. Er kunnen zich specifieke omstandigheden en belangen

voordoen waardoor een specifieke ontwikkeling toch niet door kan gaan. Het is dan ook wenselijk dat

initiatiefnemer in een vooroverleg treedt met de gemeente om in een vroeg stadium de (concept)aanvraag

te bespreken.

1.2 Wettelijker kader

Op grond van de Omgevingswet is de gemeente bevoegd tot het verlenen van een omgevingsvergunning

voor een (buitenplanse) omgevingsplanactiviteit.

1.3.Begripsbepalingen

Artikel 1

afbeelding binnen de regeling

2. Beleidsregels

Binnen de gemeente Bunnik staat men positief tegenover de realisatie van erfwindturbines. Met het

opstellen van deze beleidsregels beoogt men dan ook een ‘ja, mits’ benadering te kiezen. Met andere

woorden, het college staat open voor de plaatsing van erfwindturbines. Desondanks zal het college in enkele

gevallen toetsen of de verlening van een omgevingsvergunning in het individuele geval passend is.

Het is de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer om te zorgen voor een haalbaar en uitvoerbaar plan

waarbij de geldende wet- en regelgeving en andere randvoorwaarden worden gehandhaafd. Hierbij geldt

wel de kanttekening dat (nationale) normen en richtlijnen regelmatig vernieuwd worden. Het is voor de

gemeenten dan ook van cruciaal belang dat een initiatiefnemer zich aan de meest recente versie van deze

normen en richtlijnen houdt om medewerking te kunnen verlenen. Het college zal afwijzend besluiten op het

moment dat dit niet het geval is.

2.1.Randvoorwaarden vanuit wet- en regelgeving

Artikel 2

Op basis van de bestaande wet- en regelgeving moet een omgevingsvergunningsaanvraag voor een

erfwindturbine aan de onderstaande randvoorwaarden voldoen:

  • a.

    de vereisten vanuit het Besluit bouwwerken en leefomgeving (Bbl);

  • b.

    de vereisten vanuit het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) op het gebied van de bescherming

  • van flora en fauna (hoofdstuk 11);

  • c.

    de vereisten vanuit de Omgevingsverordening Provincie Utrecht (hoofdstuk 6) ten aanzien van

  • natuurgebieden (Afdeling 6.1);

  • d.

    vanuit het Omgevingsplan gemeente Bunnik geldende milieueisen met betrekking tot kleine

  • windmolens;

  • e.

    de vereisten uit het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) met betrekking tot externe veiligheid

  • (hoofdstuk 5.1.2 en bijlage VII);

  • f.

    kleinschalige windturbines moeten voldoen aan de NEN‐EN‐IEC norm 61400‐2 dan wel de

  • eisen uit de Handreiking miniwind en kleine windmolens van Nederlandse WindEnergie

  • Associatie (NWEA);

  • g.

    de instructieregel kleine windturbines uit de Omgevingsverordening van de Provincie Utrecht

  • h.

    (Artikel 5.3 (versie 2024)).

  • i.

    de voorwaarden ten aanzien van participatie op basis van artikel 7 van de regeling Participatie bij

  • ruimtelijke ontwikkelingen’ van de gemeente Bunnik

  • het Aanwijzingsbesluit adviesrecht en verplichte participatie omgevingsvergunningen gemeente

  • Bunnik.

2.2.Algemene voorwaarden

Artikel 3

Erfwindturbines kennen in potentie een behoorlijke impact op hun direct omgeving. Hierdoor worden er aan

het plaatsen van erfwindturbines een aantal algemene voorwaarden gesteld. Indien een initiatief niet aan

één van deze voorwaarden voldoet, wordt het initiatief dan ook als niet passend beschouwd doordat de

impact daarvan niet in verhouding zou staan tot de opbrengst daarvan. Een initiatief kan dan ook alleen als

passend worden aangemerkt als:

  • a.

    De initiatiefnemer gevestigd is in het buitengebied

  • b.

    De initiatiefnemer een lokale onderneming of een particulier woonachtig in een gemeentelijk

  • monument in het buitengebied is.

  • c.

    De erfwindturbine op een erf wordt geplaatst dat in eigendom is van initiatiefnemer of van een

  • verpachter die toestemming heeft verleend voor de plaatsing van een erfwindturbine.

  • d.

    De erfwindturbine zich op een locatie bevindt die door de gemeente als passend is aangemerkt (zie

  • hoofdstuk 3, Passende locaties voor een erfwindturbine).

  • e.

    De initiatiefnemer actief de mogelijkheden voor energieopwekking met zonnepanelen heeft

  • onderzocht en heeft aantoonbaar gemaakt dat deze mogelijkheden de initiatiefnemer niet of niet

  • afdoende in staat stellen om volledig in haar eigen energiebehoefte te voorzien of dat door enkel

  • de opwek van zonne-energie er onvoldoende wordt aangesloten op het verbruiksprofiel van de

  • initiatiefnemer.

  • f.

    Voor particuliere initiatiefnemers woonachtig in een gemeentelijk monument geldt het gestelde

  • onder e niet.

  • g.

    Er sprake is van slechts één erfwindturbine op deze bedrijfs- of woonlocatie. In uitzonderlijke

  • gevallen kan de gemeente ook medewerking verlenen aan de plaatsing van een tweede

  • erfwindturbine op een bedrijfslocatie. In dat geval zal de gemeente het initiatief ook beoordelen op

  • basis van de landschappelijke inpassing en de samenhang tussen de twee turbines. (zie 2.3.1 en

  • 2.3.3.).

  • h.

    Het initiatief op een zorgvuldige wijze wordt ingepast in het erfensemble en omliggende landschap.

Artikel 4

Op grond van hoofdstuk 3 van het ‘Aanwijzingsbesluit adviesrecht en verplichte participatie

omgevingsvergunningen gemeente Bunnik’ heeft de gemeenteraad bindend adviesrecht bij de plaatsing

van sommige erfwindturbines. Indien er sprake is van adviesrecht van de raad zal het college alleen positief

besluiten op een omgevingsvergunningsaanvraag als de gemeenteraad een positief advies heeft

afgegeven.

2.3.Ruimtelijke voorwaarden

In zijn afwegingen acht het college het van zeer groot belang dat een erfwindturbine zorgvuldig ruimtelijk is

ingepast op haar locatie en de impact van de erfwindturbine op haar directe omgeving in verhouding staat

tot de opbrengst van de turbine. Het college beschouwt erfwindturbines dan ook alleen als wenselijk als de

situering en kenmerken van de te plaatsen erfwindturbine voldoen aan de volgende ruimtelijke

voorwaarden:

2.3.1. Voorwaarden aangaande de situering van de erfwindturbine

Artikel 5

  • a.

    De locatie voor de te plaatsen erfwindturbine bevindt zich achter de voorgevelrooilijn van het

  • oorspronkelijke hoofdgebouw en binnen het bouwvlak. Deze locatie houdt voldoende rekening met

  • in- en uitvliegroutes van de aanwezige fauna voor de plaatsing van de erfwindturbine.

  • b.

    De erfwindturbine wordt afgestemd op de bestaande erf- en bebouwingsstructuur. Bebouwing op

  • het erf en de erfwindturbine vormen een ruimtelijk eenheid en passen qua maat en kleurstelling bij

  • elkaar en de omliggende begroeiing.

  • c.

    Wanneer er in een bebouwingslint of op een bedrijventerrein al één of meerdere erfwindturbines

  • zijn geplaatst, geldt dat de situering op het beoogde perceel in samenhang met de al gerealiseerde

  • erfwindturbines wordt beoordeeld.

  • d.

    De afstand van een erfwindturbine tot gasinfrastructuur bedraagt tenminste dan 25 meter.

  • e.

    De afstand van een erfwindturbine tot hoogspanningsinfrastructuur bedraagt tenmisnte de

  • maximale werpafstand bij twee keer het nominaal toerental van de windturbine.

  • f.

    De plaatsgebonden risicocontour (PR) 10-6 van de erfwindturbine (ofwel masthoogte + lengte van

  • 1 rotorblad) geldt als grenswaarde voor zeer kwetsbare gebouwen en kwetsbare gebouwen en

  • locaties van derden. Deze functies zijn niet toegestaan in de PR 10-6

  • (artikel 5.7 Bkl).

  • g.

    De plaatsgebonden risicocontour (PR) 10-6 van de erfwindturbine (ofwel masthoogte + lengte van

  • 1 rotorblad) geldt als standaardwaarde voor beperkt kwetsbare gebouwen en locaties van derden.

  • Deze functies zijn alleen met goede motivering toegestaan in de PR 10-6

  • (artikel 5.11 Bkl).

2.3.2. Voorwaarden aangaande de eigenschappen van de erfwindturbine

Artikel 6

  • a.

    De ashoogte van de erfwindturbine bedraagt maximaal 20 meter, gemeten vanaf de gemiddelde

  • hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

  • b.

    In afwijking het gestelde onder a is een erfwindturbine met een ashoogte tot maximaal 30 meter

  • mogelijk in het geval dit noodzakelijk is om volledig of bijna volledig in eigen energiebehoefte van

  • de bestaande bouwwerken te voorzien. Met (bijna) volledig bedoelt de gemeente dat een grotere

  • erfwindturbine in ten minste 90% van de energiebehoefte voorziet. De initiatiefnemer dient dit aan

  • te tonen door een document te overleggen waarop het huidige energieverbruik wordt aangetoond

  • evenals de verwachte opbrengst van de erfwindturbine.

  • c.

    De kleursamenstelling van de windturbine is ingetogen en afgestemd op het landschap:

    • I.

      Wanneer de erfwindturbine afsteekt tegen begroeiing (bosschages, houtsingels, etcetera)

  • of bebouwing met een donkere kleurstelling, gaat de voorkeur uit naar groengrijs of

  • (donker)groen;

    • II.

      Wanneer de erfwindturbine voornamelijk tegen de lucht afsteekt is een lichte grijstoon

  • wenselijk.

  • d.

    De verschijningsvorm en het materiaalgebruik van de erfwindturbine wordt afgestemd op het

  • karakter van het erf. In het geval van een erf van een agrarisch bedrijf geldt voor de

  • verschijningsvorm dat enkel erfwindturbines van het HAT-type passend worden geacht.

  • e.

    De turbine is niet voorzien van reflecterende materialen en/of reclame-uitingen.

2.3.3. Nadere ruimtelijke afwegingen

Artikel 7

Het plaatsen van een erfwindturbine is maatwerk. Bij het maken van een afweging of de erfwindturbine wel

of niet wenselijk is op een locatie wordt dan ook een situatie specifieke afweging gemaakt over de

wenselijkheid van het initiatief. Hierbij zal het college in ieder geval kijken naar de impact van het initiatief op

  • a.

    de bezonningsituatie;

  • b.

    lichttoetreding in nabijgelegen bebouwing;

  • c.

    zichtlijnen of visuele hinder;

  • d.

    het behoud van beschermd dorpsgezicht of het aanzicht van monumenten;

  • e.

    het voorkomen van slagschaduw;

  • f.

    risico's voor gevoelige of kwetsbare objecten;

  • g.

    risico’s voor de fauna waarvan men redelijkerwijs kan verwachten dat deze de te plaatsen

  • erfwindturbine zal passeren.

  • h.

    geluidshinder;

  • i.

    de mogelijkheid tot voortzetting dan wel uitbreiding van een bestaand bedrijf;

  • j.

    een zorgvuldige landschappelijke inpassing, waaronder de samenhang met andere nabijgelegen

  • (erf)windturbines.

Indien het college van mening is dat het initiatief onevenredig veel impact heeft ten aanzien van één of

meerdere van bovenstaande aspecten kan het college besluiten om alsnog geen medewerking te verlenen

of nadere instructies te geven ten aanzien van de plaats, omvang, het gebruik en de ruimtelijke inpassing

van de erfwindturbine.

3. Passende locaties voor een erfwindturbine

Artikel 8

Het college ziet kansen voor de plaatsing van erfwindturbines bij:

  • a.

    Bedrijven in het buitengebied;

  • b.

    Bedrijventerreinen in het buitengebied;

  • c.

    Gemeentelijke monumenten in het buitengebied.

Deze locaties bieden door hun ligging genoeg kansen voor een rendabele energie opwek, doordat het hier

relatief hard waait. Daarnaast geldt voor het bedrijventerrein dat de erfwindturbines hier als minder storend

worden ervaren doordat er nauwelijks woningen aanwezig zijn in dit gebied.

Artikel 9

Ondanks dat er sprake is van een positieve grondhouding van de gemeente Bunnik, zijn er toch gebieden

waar de ontwikkeling van erfwindturbines op voorhand als niet wenselijk wordt bestempeld. Het betreft hier

locaties binnen de volgende gebieden.

  • a.

    Locaties binnen het UNESCO-werelderfgoedgebied van de Nieuwe Hollandse Waterlinie;

  • b.

    Locaties binnen het gebied van het Natuurnetwerk Nederland (NNN-gebied);

  • c.

    Locaties behorende bij provinciale of Rijksmonumenten;

  • d.

    Locaties binnen de bebouwde kom.

Naar mening van het college weegt in deze gebieden de potentiële opbrengst van een erfwindturbine in

duurzame energie niet op tegen de negatieve impact van de turbine op de directe omgeving. Het college

zal dan ook geen medewerking verlenen aan initiatieven binnen deze gebieden om de cultuurhistorische-,

landschappelijke- en/of natuurwaarden van deze gebieden te beschermen en om de leefbaarheid in de

dorpskernen te borgen.

3.1.1. Locatie specifieke omstandigheden

Artikel 10

Locatie specifieke omstandigheden kunnen aanleiding zijn om een extra afweging te maken, boven op het

algemene afwegingskader. In onderstaande lijst van locatie specifieke omstandigheden geldt eveneens een

‘ja, mits’ benadering, maar gelden er extra randvoorwaarden. Het gaat daarbij om de plaatsing van

erfwindturbines:

  • a.

    Op een locatie binnen een stiltegebied

  • Erfwindturbines kunnen geluidsoverlast met zich meebrengen. Deze vormen daardoor een risico

  • voor stiltegebieden omdat deze niet ‘bij deze plekken horen’. Agrarische bedrijven en de activiteiten

  • die hier bij horen worden echter als onderdelen beschouwd van de gebiedseigen geluiden aldaar.

  • Doordat de erfwindturbine wordt ingepast om onderdeel te vormen van het agrarische ensemble

  • (op het bouwvlak geplaatst) kan dit als onderdeel van de agrarische activiteit worden beschouwd.

  • De plaatsing van erfwindturbines binnen stiltegebied is dan ook mogelijk, mits deze direct gekoppeld

  • is aan een agrarische onderneming.

  • b.

    Langbroekerwetering en Hollendewagenweg

  • De landschappen ‘Langbroekerwetering’ en het gebied rondom de ‘Hollendewagenweg’ gelden

  • voor de gemeente als kenmerkende gebieden met een hoge landschappelijke en culturele waarde.

  • Desondanks kan het plaatsen van erfwindturbine binnen deze gebieden passend zijn. In het geval

  • een initiatiefnemer een aanvraag doet voor het plaatsen van een erfwindturbine binnen deze

  • gebiedszones dient in het aan te leveren landschappelijke inpassingsplan specifiek te worden

  • ingegaan op de landschappelijke waarden van dit gebied.

  • c.

    Nabij gemeentelijke monumenten in het buitengebied

  • Verspreid over de gemeente zijn verschillende gemeentelijke monumenten. In veel gevallen geldt

  • voor deze panden dat deze uitdagingen kennen om te verduurzamen. Het plaatsen van

  • zonnepanelen op en nabij deze gebouwen, hoewel niet verboden, kan immers ten kosten gaan van

  • de cultuurhistorische waarden van het monument. De gemeente zal advies inwinnen bij de

  • welstandcommissie (MooiSticht) of een erfwindturbine mogelijkerwijs een betere oplossing is ten

  • aanzien van de verduurzaming van het monument. Het advies van MooiSticht is van

  • doorslaggevende waarde bij de keuze van de gemeente om wel of geen medewerking te kunnen

  • verlenen aan de plaatsing van een erfwindturbine.

In bijlage 2 treft men een kansenkaart met daarin overzicht van de locaties die door de gemeenten kansrijk

worden geacht, locaties waar extra aandachtspunten gelden én locaties die niet kansrijk zijn voor de

plaatsing van erfwindturbines.

4. Aan te leveren documenten bij een omgevingsvergunning

Voor het indienen van de omgevingsvergunning voor de erfwindturbine is het van belang dat in ieder geval

de volgende stukken compleet aangeleverd worden zodat het college voldoende in staat wordt gesteld om

de aanvraag te beoordelen a.d.h.v. deze beleidsregels:

  • De in de “NWEA Afvinklijst Miniwind- en Kleinschalige windmolens” ”(Afvinklijst-miniwind-en-kleinewindmolens.pdf (nwea.nl)) genoemde aspecten van de aanvraag, te weten:

    • Situatietekening erfwindturbine;

    • Constructieberekeningen erfwindturbine;

    • Constructieberekeningen fundering;

    • Grondonderzoek en de milieumelding;

    • Geluidsproductie informatie.

  • Toelichting waarom zonnepanelen niet aangebracht kunnen worden en/of niet voldoende voorzien

  • in de energievraag.

  • Een berekening van de PR 10-6 contour, indien van toepassing.

  • Toelichting waaruit blijkt dat de windturbine noodzakelijk is om te voorzien in de eigen

  • energiebehoefte (energieverbruik voorgaande jaren en verwachte energieopbrengst windturbine).

  • Landschappelijk inpassingsplan met een situatietekening waarin maatvoeringen en een

  • beplantingsplan is opgenomen. Dit plan bevat in ieder geval een motivering waaruit in voldoende

  • mate blijkt dat de beoogde erfwindturbine op zorgvuldige wijze wordt ingepast in het erfensemble

  • en het omliggende landschap.

  • Bij een rotordiameter van meer dan 2 meter een akoestisch onderzoek.

  • Participatieverslag van de initiatiefnemer. De handreiking participatie met voorbeelden, evenals een

  • sjabloon voor het participatieverslag zijn te vinden op de website van de gemeente.

  • Een motivering aangaande de evenwichtige toedeling van functies aan locaties (ETFAL)

  • Overige voor een BOPA-vergunningsaanvraag benodigde documenten. Graag verwijzen we u naar

  • de BOPA-handleiding van de gemeente Bunnik.

5. Evaluatie

Deze beleidsregels zullen worden geëvalueerd na het verlenen een omgevingsvergunning voor de plaatsing

uiterlijk 2 jaar na het inwerkingtreden. De beleidsregels zullen eerder dan 2 jaar worden geëvalueerd op het

moment dat er een omgevingsvergunning is afgegeven voor 5 afzonderlijke erfwindturbines of als er

zwaarwegende redenen zijn om het beleid eerder te evalueren.

6. Slotbepalingen

Deze beleidsregels zijn vastgesteld bij besluit van 11 februari 2025

Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

De citeertitel van deze beleidsregels is Beleidsregels Erfwindturbines gemeente Bunnik

Ondertekening

Aldus besloten op 11 februari 2025.

College van burgemeester en wethouders van de gemeente

Bunnik,

de secretaris de burgemeester,

dhr. M.R. van der Jagt dhr. R. van Bennekom,

Bijlage 1 – Definitie van erfwindturbine binnen de beleidsregels

Een erfwindturbine is een vorm van een kleinschalige windturbine die wordt ingezet voor de opwek van duurzame energie ‘achter de meter’. Dit betekent dan ook dat het overgrote deel van de energie die wordt opgewekt direct en ter plekke wordt verbruikt. Een eventueel overschot kan terug geleverd worden aan het net. Ten behoeve van dit beleidskader kijkt de gemeente in basis naar erfwindturbines van het HAT-type, met een minimale ashoogte van 10 meter en maximale ashoogte van 20 meter.

Bij uitzondering is een aanvraag tot vergunning ook mogelijk voor erfwindturbines:

  • Van het VAT-type, met een maximale ashoogte van 20 meter (ashoogte bestaat in het geval van het VAT-type uit de optelsom van rotorhoogte en mastlengte)

  • Een erfwindturbine met een maximale (as)hoogte van 30 meter.

afbeelding binnen de regeling

Erfwindturbines van het HAT-type kenmerken zich door een as die evenwijdig aan de windrichting ligt. De wieken van de rotor staan loodrecht op de wind. Indien de turbine actief is, staat deze turbine met de neus in de wind. Verandert de wind van richting, dan zal de turbine opzoek gaan naar een nieuwe optimale stand ten opzichte van de wind met gebruik van een windvaan of kruimotor. Het kenmerkende beeld van een HAT-type turbine zijn de windturbines met 3 wieken, maar er zijn ook voorbeeld van HAT-type turbines met 2 wieken of een groter aantal wieken dat wordt omringd door een ring. Bij erfwindturbines van het VAT-type staat de as, in tegenstelling tot bij het HAT-type, loodrecht op de windrichting. De wieken zijn evenwijdig aan deze as bevestigd. Doordat deze turbines de wind loodrecht op de wieken vangen, is dit type turbines niet afhankelijk van de windrichting. Er zijn voorbeelden van VAT-turbines met volledig dichte rotorbladen (Savonius-type) als met open rotorbladen (Darrieus-type).

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2 – Kansenkaart erfwindturbines

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling