Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR736022
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR736022/1
Beleidsregels voor de aanleg van een inrit (2016)
Geldend van 15-12-2016 t/m heden
Intitulé
Beleidsregels voor de aanleg van een inrit (2016)1. Inleiding
Voorliggende notitie behandelt de beleidsregels voor de aanleg en vormgeving van nieuwe inritten. Een inrit is een voor voertuigen bestemde ontsluiting van een gebouw of particulier terrein.
In de door de gemeenteraad vastgestelde Algemene Plaatselijke Verordening (Apv 2013) is opgenomen dat een nieuwe inrit moet voldoen aan een aantal eisen. Het gaat hier onder andere om eisen omtrent de veiligheid van het verkeer, de invloed op het parkeren en de invloed op het openbaar groen.
De voorliggende beleidsregels geven nadere duiding hoe het college hier mee omgaat. De beleidsregels bieden meteen de mogelijkheid om de eisen omtrent inritten specifieker en toetsbaar te maken, zodat er consequent kan worden gehandeld. Door de regels blijft het kwaliteitsniveau van de openbare ruimte en het leefklimaat gewaarborgd.
In deze notitie wordt onder inritten tevens uitritten, opritten en uitwegen verstaan. Daarnaast komen in deze notitie enkel inritten aan bod naar bestemmingen (bijvoorbeeld woningen en bedrijven). Inritconstructies op kruispunten van wegen vallen hier niet onder. Bij de breedte van een inrit is van belang de breedte van het gedeelte dat grenst aan de openbare weg.
Alle inritten die vanaf het vaststellen van deze beleidsregels gerealiseerd worden, dienen er aan te voldoen. Voor bestaande inritten gelden de regels niet, tenzij een inrit aangepast of verlegd moet worden. Deze regels zijn daarom van toepassing op:
- -
een nieuwe inrit naar een weg en
- -
een verandering van een bestaande inrit naar een weg.
Herziening
Deze beleidsregels zijn een herziening van de versie van de beleidsregels zoals deze op 21 juni 2016 zijn vastgesteld (INT-16-27306).
2. Juridische afbakening
2.1 Werking beleidsregels
De beleidsregels zijn gebaseerd op hetgeen in artikel 2.12 lid 2 van de Apv 2013 is opgenomen. Het volledige artikel 2.12 luidt:
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
|
2.2 Bevoegdheid
De gemeenteraad is bevoegd verordeningen (zoals de Apv) vast te stellen op grond van artikel 147, 1e lid van de Gemeentewet.
Het college is op grond van artikel 160 lid 1 onder a van de Gemeentewet bevoegd om nadere duiding te geven aan artikel 2.12 Apv. Het betreft hier wetsinterpreterende beleidsregels.
3. Beleidsregels
In dit hoofdstuk staan de beleidsregels / de nadere duiding van de weigeringsgronden uit artikel 2.12 van de Apv. Het gaat om regels en criteria die bij toetsing toegepast worden.
3.1 Veilig en doelmatig gebruik van de weg
(artikel 2:12 Apv 2013, tweede lid onder a, b en d en het vierde lid)
Het is belangrijk dat de functie van de weg niet nadelig beïnvloed wordt door een inrit en dat niet hierdoor het verkeer zodanig belemmerd of geremd wordt, dat de doorstroming niet meer soepel verloopt, met mogelijk consequenties voor de veiligheid. Ook moet voorkomen worden dat het doel waarvoor de weg is aangelegd teniet wordt gedaan. Niet ieder type weg is immers geschikt voor het toestaan van een inrit. En als een inrit naar verwachting een negatief effect heeft op de veiligheid, kan deze inrit er niet komen. Dit aspect speelt met name een rol bij aanvragen aan bijvoorbeeld drukke en onoverzichtelijke wegen, of inritten nabij of op een kruising van wegen of zebrapad.
- a.
Inritten naar woningen en bedrijven
- i.
Vanuit de CROW-richtlijnen voor de inrichting van wegen (ASVV 2012, Duurzaam Veilig) is het wenselijk om geen inritten op doorgaande wegen te hebben. Hoe meer inritten op deze wegen, hoe groter de onveiligheid. In het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan (2011) is een wegencategorisering opgenomen, met onder andere de drukkere doorgaande gebiedsontsluitingswegen. Op de volgende gebiedsontsluitingswegen zijn (nieuwe) inritten niet toegestaan: Noorderweg, Kanaalweg, Wijkermeerweg, De Meerlanden, Parallelweg, Viaductweg, Laan der Nederlanden, Beneluxlaan, Plesmanweg, Velserweg en Zeestraat (tussen komgrens Beverwijk en komgrens Wijk aan Zee).
- ii.
Bij nieuwe wegen moet eerst bepaald worden welke wegcategorie van toepassing is, voordat toestemming voor een inrit kan worden verleend.
- iii.
Een inrit is alleen mogelijk wanneer het perceel waar de inrit op uitkomt minimaal 5 meter diep is en 2,50 meter breed, of dat de inrit voor de ontsluiting van een garage bedoeld is. In alle andere gevallen wordt de noodzaak voor de aanleg van een inrit door het college afgewogen. Onder noodzaak wordt hierbij in ieder geval niet verstaan de parkeerdruk in de omgeving.
- iv.
Vanuit een inrit moet men voldoende zicht hebben op het te betreden wegvak. Vanuit de weg moet men tevens zicht hebben op de inrit. Daarom gelden de volgende uitgangspunten:
- -
In en nabij bochten zijn geen inritten toegestaan, aangezien aldaar een verkeersveilige toetreding tot de openbare weg in gevaar is. Binnen een afstand van 5 meter vanaf het kruispunt, gemeten vanaf punt A (zie figuur), is een inrit niet toegestaan.
- -
In de nabijheid van oversteekplaatsen of zebra’s zijn geen inritten toegestaan, aangezien aldaar het zicht op deze oversteekplaatsen belemmerd wordt, wat ten koste gaat van de verkeersveiligheid. Binnen een afstand van 5 meter vanaf de oversteekplaats is een inrit niet toegestaan.
- -
Inritten die gelegen zijn tegenover een zijstraat zijn niet toegestaan, aangezien zij mogelijk door een weggebruiker als vierde tak van het kruispunt worden herkend, wat onduidelijk is en daarmee ten koste gaat van de verkeersveiligheid.
- -
-
- v.
Het is in verband met zichtbaarheid en veiligheid niet toegestaan een inrit aan te leggen waarbij als gevolg van de aanleg lichtmasten meer dan 3 meter verplaatst moeten worden.
- vi.
Het is in verband met zichtbaarheid en veiligheid niet toegestaan een inrit aan te leggen waarbij als gevolg van de aanleg lichtmasten naar de overzijde van de weg verplaatst moeten worden.
- vii.
Het realiseren van een inrit heeft tot gevolg dat de parkeermogelijkheden op de openbare weg worden beperkt. In beginsel mag een inrit niet ten koste gaan van de beschikbare parkeerruimte. Daarom is een inrit alleen toegestaan, als deze gebruikt wordt om het parkeren van een gemotoriseerd voertuig op eigen terrein mogelijk te maken én er geen openbare parkeerplaatsen verdwijnen. Dit betreft ook parkeerplekken die moeten wijken als gevolg van de bereikbaarheid van de inrit vanaf de weg (bijvoorbeeld voor een vrije draaicirkel).
- viii.
Vanaf de weg moet duidelijk herkenbaar zijn dat de inrit leidt naar privéterrein. Een woning of bedrijf moet hierbij zichtbaar zijn. Indien er twijfel bestaat over de herkenbaarheid van de inrit naar een privéterrein dient de inrit aangelegd te worden volgens de CROW-richtlijnen (publicatie 68).
- i.
- b.
Inritten naar woningen
- i.
Maximaal 1 inrit per woning is toegestaan. Een tweede inrit is alleen mogelijk, als ook deze inrit niet ten koste gaat van een openbare parkeerplaats (zie 3.1.a.v) of het openbare groen (zie 3.2).
- ii.
De maximale breedte B van de inrit is afhankelijk van de breedte A van de weg waarop de inrit aansluit, conform onderstaande tabel en tekening. Bij de breedte B van de inrit wordt de breedte bedoeld, welke uitmondt op de rijbaan. Dit is dus de breedte inclusief ruimte benodigd voor boogstralen/rijcurve. De breedte van de inrit op eigen terrein wordt aangegeven door C. De afstand van de zijkant van de inrit (B) tot een parkeervak bedraagt in alle gevallen minimaal 1 meter.
A wegbreedte (m) exclusief parkeerstrook, trottoir of berm
B inritbreedte (m), zijde rijbaan
C inritbreedte (m) eigen terrein
tot 4,0
4,5
3,5
4,0 – 4,5
4,0
3,5
4,5 – 5,5
4,0
3,0
vanaf 5,5
4,0
3,0
- iii.
Bij een dubbele inrit naar twee woningen is de maximale breedte 6 meter. Het samenvoegen van twee aparte inritten tot één inrit is dus alleen mogelijk als de totale breedte maximaal 6 meter is.
- i.
- c.
Inritten naar bedrijven
- i.
Bij bedrijven is één inrit tot maximaal 8 meter breed toegestaan, tenzij de aanleg van een tweede inrit niet ten koste gaat van een openbare parkeerplaats (zie 3.1.a.v) of het openbaar plantsoen (zie 3.2). Bij de breedte van een inrit wordt de breedte bedoeld, welke uitmondt op de rijbaan. Dit is dus de breedte inclusief ruimte benodigd voor boogstralen. Bredere inritten zijn ongewenst, omdat de duidelijkheid naar de weggebruiker toe hierdoor in het geding komt (met negatieve gevolgen voor de verkeersveiligheid) en de parkeergelegenheid op de openbare weg wordt beperkt. Keren en rangeren dient waar mogelijk op eigen terrein plaats te vinden. Bij nieuwbouw zijn er geen gronden om een bredere inrit toe te staan.
- ii.
Bij grote bedrijfspercelen zijn meerdere inritten toegestaan. Er kan echter maximaal een 8 meter brede inrit toegestaan worden per 50 meter frontbreedte van het bedrijvenperceel. De onderlinge afstand tussen de diverse inritten van maximaal 8 meter breed bedraagt ten minste 50 meter.
- iii.
Twee inritten, welke samen een breedte van maximaal 8 meter hebben, zijn ook toegestaan, mits er minimaal 6 meter tussen beide inritten aanwezig is en de frontbreedte van het perceel ten minste 30 meter bedraagt.
Indien het een inrit en uitrit (beide verkeer in één richting) betreft, mogen deze op kortere afstand van elkaar gerealiseerd worden. In de uitvoering dient echter duidelijk naar voren te komen dat het twee aparte inritten zijn. De maximale breedte is 8 meter voor beide inritten samen.
- iv.
Om inritten met naastgelegen percelen te voorkomen (en daarmee te brede inritten), dienen inritten naar bedrijven ten minste 0,50 meter van de perceelgrens af te liggen.
- i.
3.2 De bescherming van de groenvoorzieningen in de gemeente
(artikel 2:12 Apv 2013, tweede lid onder c)
De weigeringsgronden opgenomen in deze paragraaf gelden voor zowel inritten naar woningen als voor inritten naar bedrijven.
- a.
Het is niet toegestaan een inrit aan te leggen waarbij als gevolg van de aanleg groenvoorzieningen (zijnde bomen en plantsoen/struiken) moeten worden verwijderd.
- b.
Het is niet toegestaan een inrit aan te leggen waarbij openbaar groen dat bestaat uit een gazon breder dan 6 meter moet worden doorkruist om aan te sluiten op de weg.
- c.
Het zicht vanaf en op een inrit moet vanwege de verkeersveiligheid voldoende zijn (zie 1.a.iv). Indien bomen het zicht belemmeren, is een inrit niet mogelijk. Indien plantsoen/struiken het zicht belemmeren, en deze niet gesnoeid kunnen worden, is een inrit niet mogelijk.
4. Wijze van uitvoering en kosten
4.1 Vormgeving
- a.
Een eenduidige vormgeving is van groot belang voor de herkenbaarheid van een inrit door weggebruikers. Hierdoor is de voorrangssituatie ter plaatse van de inrit duidelijk wat de verkeersveiligheid ten goede komt. Alle werkzaamheden uitgevoerd in de openbare ruimte of weg moeten voldoen aan de gestelde eisen in de geldende technische voorwaarden van de gemeente Beverwijk. Hierbij is onder andere van belang:
- i.
de materiaalkeuze (voorgeschreven standaard materialen) en wijze van aanleg;
- ii.
de werkzaamheden voldoen aan de veiligheidseisen (verantwoording van de wegbeheerder);
- iii.
er wordt rekening gehouden met de ondergrond (kabels en leidingen).
- i.
- b.
Als sprake is van een gebiedsspecifieke vormgeving (bijvoorbeeld Stationsgebied, Breestraat e.o., Wijkerbaan), zijn de technische voorwaarden van de gemeente Beverwijk qua vormgevingseisen niet 1-op-1 van toepassing, maar gelden de vormgevingseisen die aansluiten bij dit specifieke gebied.
4.2 Werkzaamheden en kosten
- a.
De werkzaamheden op gemeentegrond zullen worden uitgevoerd door of onder de regie van de gemeente, in verband met uniformiteit en aansprakelijkheid. De aannemers/uitvoerders zullen door de gemeente worden aangewezen om zo onnodige druk op het toezicht/controles te voorkomen.
- b.
De aannemers die door de gemeente worden ingeschakeld worden via onderhandse aanbesteding aangesteld en bieden een marktconforme prijs.
- c.
Alle kosten ten aanzien van de aanpassingen aan de openbare ruimte of weg die noodzakelijk zijn voor het mogelijk maken van de inrit worden doorberekend naar de eigenaar van het perceel dat door de betreffende inrit wordt ontsloten. Hieronder in voorkomende gevallen begrepen de kosten voor ecologisch onderzoek of het verleggen / beschermen van ondergrondse infrastructuur.
- d.
Het onderhoud van de inrit geschiedt door de gemeente. Volgens de Wegenwet heeft de gemeente de plicht om een openbare weg die in gemeentelijk beheer is, te onderhouden. Dit betekent dat de gemeente verplicht is om ook de inritten te onderhouden voor zover deze zich in het openbare gebied bevinden. Dit houdt ook in dat de gemeente verantwoordelijk en aansprakelijk is voor schade die ontstaat als gevolg van slecht onderhoud van de inrit.
5. Uitzonderingen
De voorwaarden opgenomen in deze notitie zijn beleidsregels. Indien een inrit volgens de regels niet toegestaan is, kan het college gemotiveerd afwijken. De juridische grondslag voor deze afwijking op de beleidsregels is te vinden in artikel 4:84 Awb: het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
6. Inwerkingtreding
Deze beleidsregels treden de dag na bekendmaking van het besluit van burgemeester en wethouders in het huis-aan-huisblad ‘De Kennemer’ in werking.
Ondertekening
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl