Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR735967
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR735967/1
Beleidsregels hinderlijke en gevaarlijke honden
Geldend van 27-02-2025 t/m heden
Intitulé
Beleidsregels hinderlijke en gevaarlijke hondenDe burgemeester van de gemeente Best
Overwegende dat:
- -
Er in de gemeente Best meermaals bijtincidenten met honden hebben plaatsgevonden;
- -
Het wenselijk is om beleid vast te stellen over de uitleg van het wettelijk voorschrift in artikel 2:59 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Best (hierna: de APV).
Gelet op:
- -
Artikelen 1:3, lid 4, 4:81 lid 1 4:83 en 5:31 van de Algemene wet bestuursrecht, en
- -
Artikelen 125, lid 3 en 172 van de Gemeentewet, en
- -
Artikelen 2:59 Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Best
Besluit:
De ‘Beleidsregels hinderlijke en gevaarlijke honden’ vastgesteld op 3 februari 2025.
Artikel 1 Begripsbepalingen
Bestuurlijke boete
De bestuurlijke boete wordt in artikel 5:40 Algemene wet bestuursrecht (Awb) gedefinieerd als de bestraffende sanctie, inhoudende een onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom. Uit artikel 5:2 Awb volgt dat de bestraffende sanctie wordt opgelegd aan een overtreder.
Last onder dwangsom
De last onder dwangsom wordt in artikel 5:31d van de Awb gedefinieerd als de herstelsanctie, inhoudende een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Licht bijtincident
Van een licht bijtincident is sprake wanneer een hond een persoon, dier of voorwerp bijt, maar daarbij geen sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen.
Ernstig bijtincident
Van een ernstig bijtincident is sprake wanneer:
- 1.
Het bijtincident ernstige gevolgen heeft, doordat een persoon of dier overlijdt als direct gevolg van het bijtincident;
- 2.
Een hond ernstig letsel toebrengt aan een persoon of dier;
- 3.
Meer dan één keer binnen een periode van twee jaar een bijtincident zonder ernstig letsel of ernstige gevolgen plaatsvindt;
- 4.
Bij een bijtincident door een hond dat vermeld staat op de lijst van hoog-risico honden van het ministerie;
- 5.
In een ander geval dat door de burgemeester als ernstig wordt aangemerkt.
Ernstig letsel
Van ernstig letsel is sprake als bij een persoon of dier medische behandeling noodzakelijk is als gevolg van het bijtincident.
Hinderlijke hond
Een hond die een licht bijtincident heeft veroorzaakt.
Gevaarlijke hond
Een hond die een ernstig bijtincident heeft veroorzaakt.
Gedragskeurmeester/gedragstherapeut
Een gediplomeerd kynologisch gedragstherapeut via de Raad van Beheer, het Dierbaar Keurmerk, NVGH, SPPD of HondenCampus.nl
Goedgekeurde onderzoeker/faculteit
Het Riskassessment team van de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht.
Kort aanlijnen
Het aanlijnen van een hond met een lijn met een lengte, gemeten van hond tot halsband, van ten hoogte 1,50 meter, zoals bedoeld in artikel 2:59, lid 2 van de APV van de gemeente Best.
Muilkorf
Een muilkorf vervaardigd van stevig kunststof, van stevig leer of van beide stoffen, door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de kort een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpte delen binnen de korf aanwezig zijn, zoals bedoeld in artikel 2:59, lid 3 van de APV van de gemeente Best.
Overtreder
Een overtreder wordt in artikel 5:1, tweede lid Awb gedefinieerd als degene die de overtreding pleegt of medepleegt.
Gedragstest
Een beperkt onderzoek waarbij de bijtende hond op verschillende onderdelen op vrijwillige basis wordt getest op afwijkend gedrag en waarbij een inschatting wordt gemaakt op recidive.
Risico-assessment
Een breed en uitgebreid onderzoek op onvrijwillige basis naar het gedrag van de hond en het recidivegevaar dat alleen in opdracht van de overheid door Het Riskassessment team van de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht wordt uitgevoerd.
Artikel 2 Hinderlijke hond
-
1. De burgemeester acht een hond hinderlijk, in de zin van artikel 2:59 APV, als een hond een persoon, ander dier of voorwerp bijt, maar daarbij geen sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen. De burgemeester legt de eigenaar of houder van de hond een aanlijngebod op en kan daarbij een last onder dwangsom of bestuurlijke boete opleggen.
-
2. Het aanlijngebod geldt zolang de hond in leven is, met uitzondering van artikel 5 lid 3.
Artikel 3 Gevaarlijke hond
-
1. De burgemeester verklaart een hond gevaarlijk, in de zin van artikel 2:59 (APV), als er sprake is van een ernstig bijtincident. De burgemeester kan besluiten tot het opleggen van een aanlijn- en muilkorfgebod met daaraan een last onder dwangsom of bestuurlijke boete gekoppeld. Afhankelijk van de ernst van het incident kan worden overgegaan tot inbeslagname van de hond.
-
2. Het aanlijn- en muilkorfgebod geldt zolang de hond in leven is, met uitzondering van artikel 5 lid 3.
Artikel 4 Aanlijn- en muilkorfgebod
-
1. Bij overtreding van het opgelegde aanlijn- en/of muilkorfgebod in artikelen 2 en 3 van deze beleidsregels wordt op grond van artikel 2:59 juncto 6:1 van de APV, wordt bij het besluit tot het opleggen van een aanlijn- of muilkorfgebod een last onder dwangsom of bestuurlijke boete opgelegd.
-
2. Het aanlijn- en muilkorfgebod geldt -met uitzondering van artikel 5, lid 3 van deze beleidsregels, voor een als gevaarlijk verklaarde hond zolang de hond in leven is.
Artikel 5 Gedragstest
-
1. In opdracht van de eigenaar of houder kan bij de hond een gedragstest worden afgenomen om aan te tonen dat de hond niet hinderlijk of gevaarlijk is. Dit zogenaamde risico-assessment moet altijd worden afgenomen door een door de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied benoemde gedragskeurmeester, dan wel een andere erkende en door de gemeente goedgekeurde onderzoeker of faculteit.
-
2. De kosten voor het laten uitvoeren van een risico-assessment door de eigenaar of houder van de hond zijn voor rekening van de eigenaar of houder van de hond.
-
3. De burgemeester kan op schriftelijk verzoek van de eigenaar of houder van de hond de opgelegde maatregel opheffen, wanneer de eigenaar of houder van de hond door middel van de in lid 1 genoemde gedragstest aannemelijk heeft gemaakt dat de hond niet hinderlijk of gevaarlijk is.
Artikel 6 Afstand doen of inbeslagname
-
1. Als de eigenaar of houder van een hond, die op grond van artikel 3 van deze beleidsregels door de burgemeester is aangemerkt als gevaarlijk, in strijd met het aanlijn en/of muilkorfgebod handelt en de hond een nieuw bijtincident veroorzaakt, wordt de houder of eigenaar gevraagd om vrijwillig afstand te doen van zijn hond.
-
2. De burgemeester kan besluiten tot onvrijwillige inbeslagname van een hond op grond van artikel 5:31, tweede lid, van de Awb:
- a.
als de in het eerste lid genoemde situatie zich heeft voorgedaan en de eigenaar of houder hierop niet vrijwillig afstand doet van de hond, of;
- b.
bij (zeer ernstige vrees voor het ontstaan van) een zeer ernstig bijtincident.
- a.
-
3. Bij het in het tweede lid, onder a en b, omschreven onvrijwillig in beslag nemen van de hond geeft de burgemeester opdracht de hond te laten onderwerpen aan een verplichte gedragstest (risico-assessment) uitgevoerd door een gedragskliniek van de faculteit diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht.
-
4. Wanneer uit de gedragstest, als bedoeld in het derde lid, blijkt dat de hond niet kan worden herplaatst bij een andere eigenaar of anderszins het risico op bijtincidenten kan worden voorkomen, wordt door de burgemeester besloten deze hond te laten euthanaseren. Euthanaseren wordt uitsluitend gedaan door een daartoe bevoegde dierenarts.
-
5. De kosten van vervoer, opvang/verblijf, (medische) verzorging, gedragstest, eventuele overige noodzakelijke kosten na inbeslagname en eventueel de kosten voor het laten uitvoeren van euthanasie kunnen volledig voor rekening van de eigenaar of houder van de hond komen en op hem/haar worden verhaald op grond van artikel 5:25 Awb.
Artikel 7 Uitzonderingen
In uitzonderlijke gevallen of zeer ernstige situaties is het mogelijk om van deze beleidsregels af te wijken en kan de burgemeester op grond van artikel 172, derde lid van de Gemeentewet het bevel geven om direct over te gaan tot onvrijwillige inbeslagname van een hond, indien er vrees is voor de verstoring van de openbare orde en de eigenaar of houder van de hond geen vrijwillige afstand doet.
Artikel 8
-
1. Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als "Beleidsregels hinderlijke en gevaarlijke honden".
-
2. De burgemeester kan, in gevallen waarbij toepassing van deze beleidsregel gelet op het te beschermen belang leidt tot onevenredige gevolgen voor belanghebbenden, afwijken van hetgeen in deze beleidsregels is bepaald.
-
3. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.
Ondertekening
De burgemeester van de gemeente Best,
Rik Dijkhoff
Procedure
Inwoners van de gemeente Best kunnen bij de politie melding of aangifte doen van een bijtincident. De politie registreert de melding of aangifte en geeft deze door aan de gemeente. Wanneer er een aangifte wordt opgenomen, wordt meteen beoordeeld of strafvervolging mogelijk is. Met de politie is afgesproken dat in de registratie, voor zover bekend, de volgende gegevens worden opgenomen:
- -
personalia eigenaar/houder;
- -
personalia benadeelde partij;
- -
personalia getuige(n);
- -
gegevens van bijtende hond inclusief vermelding van ras, chipnummer, roepnaam hond, kopie van paspoort en/of stamboomgegevens;
- -
indien van toepassing gegevens slachtoffer;
- -
indien van toepassing gegevens van gebeten hond, inclusief vermelding van ras, chipnummer, roepnaamhond, kopie paspoort en/of stamboomgegevens;
- -
indien van toepassing gegevens van gebeten dier of object;
- -
aard en omvang van letsel en schade;
- -
omstandigheden en aanleiding waaronder de hond heeft gebeten;
- -
of de hond mee naar huis is of in beslag is genomen en op welke grond (straf- of bestuursrecht);
- -
of er andere of ‘oudere’ meldingen (tot twee jaar terug) over desbetreffende hond in het systeemaanwezig zijn.
Deze melding wordt vanuit de politie aan het cluster Toezicht en Handhaving van de gemeente doorgegeven. Soms worden meldingen van bijtincidenten bij de gemeente gedaan. De gemeente zorgt dat meldingen van bijtincidenten voor registratie zo volledig mogelijk worden doorgestuurd naar de politie. De gemeente doet zelfde registratie van de bestuurlijke maatregelen die de burgemeester oplegt. Wanneer de gemeente een verzoek om een aanlijn- en/of muilkorfgebod voor de hond krijgt van een inwoner, voor de hond van een andere inwoner, dan vindt er altijd afstemming met de politie plaats.
Beoordeling bijtincident
Na het verzamelen van de gegevens wordt het incident door de gemeente beoordeeld en gekwalificeerd. Uitgangspunt in onze gemeente is dat iedereen zich vrij in de openbare ruimte moet kunnen bewegen en iedereen zijn werk moet kunnen uitoefenen, zonder gebeten of aangevallen te worden door honden.
In de situatie dat een eigenaar - desgevraagd - besluit vrijwillig afstand te doen van de hond, worden er afspraken gemaakt over het afstand doen, tussen de eigenaar/houder en de gemeente. De gemeente controleert of de eigenaar/houder zich aan deze afspraken houdt.
In de situaties dat er geen vrijwillige afstand van de hond wordt gedaan, wordt een onderscheid gemaakt tussen lichte en ernstige bijtincidenten. Afhankelijk van de kwalificatie wordt er dan opgetreden.
Lichte bijtincidenten
Er wordt van een licht bijtincident gesproken wanneer een hond een ander dier of persoon bijt, waarbij er sprake is van geen of gering letsel waarbij geen medische behandeling noodzakelijk is. Het gaat dan (bijvoorbeeld) om een schaafwond, tandafdruk of blauwe plek. Naast letsel kan ook schade aan kleding worden beschouwd als licht letsel. In artikel 1 onder de begripsbepaling en artikel 2 wordt ‘voorwerp’ meegenomen onder het begrip lichte bijtincidenten. Men kan daarbij denken aan voorwerpen die gerelateerd zijn aan degene die onderworpen is aan of betrokken is bij het bijtincident. Zo is denkbaar dat het onwenselijk is dat een hond een kinderwagen aanvalt, met daarin een kind, en dit bij het uitblijven van lijfelijk ernstig, niet als bijtincident wordt gezien. Een licht bijtincident wordt bij een tweede melding van een licht bijtincident binnen twee jaar opgeschaald naar een ernstig bijtincident.
Ernstige bijtincidenten
Er wordt van een ernstig bijtincident gesproken:
- 1.
wanneer een hond ernstig letsel toebrengt aan een persoon, hond of ander dier. Van ernstig letsel is sprake wanneer medische behandeling noodzakelijk is als gevolg van het bijtincident. Het gaat bijvoorbeeld om open wonden, inwendig letsel, chirurgisch letsel of letsel waardoor het slachtoffer niet instaat is om te werken of de normale dagelijkse activiteiten uit te voeren;
- 2.
wanneer een persoon, hond of ander dier overlijdt als direct gevolg van het bijtincident;
- 3.
wanneer meer dan één keer binnen een periode van twee jaar een hond een licht bijtincident veroorzaakt;
- 4.
in ieder ander geval dat door de burgemeester als ernstig wordt aangemerkt.
Licht bijtincident – aanlijngebod
Indien er sprake is van een licht bijtincident, dan wordt er een aanlijngebod met last onder dwangsom opgelegd aan de eigenaar/houder van de hond. In de brief wordt aangegeven dat de gemeente het vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid onacceptabel vindt dat een mens of dier of in plaats daarvan een voorwerp gebeten wordt. Verder wordt van de eigenaar/houder verwacht dat hij alle maatregelen zal treffen om herhaling van een dergelijk incident te voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld door het plaatsen van een deugdelijke omheining of het volgen van een gedragstraining. In de brief staat duidelijk aangegeven dat bij een tweede bijtincident zwaarder opgetreden gaat worden, door bijvoorbeeld het opleggen van een (hogere) last onder dwangsom. De burgemeester kan in bepaalde gevallen ook besluiten om al na het eerste bijtincident een (permanent) aanlijngebod op te leggen.
Ernstig bijtincident (of twee lichte bijtincidenten binnen twee jaar) - voornemen tot bestuursrechtelijk traject
Indien er sprake is van een ernstig bijtincident, is het uitgangspunt dat de burgemeester besluit tot gevaarlijkverklaring van de hond op grond van artikel 2:59 Algemene plaatselijke verordening (hierna: APV). Dit heeft tot gevolg dat een aanlijn- en muilkorfgebod wordt opgelegd. De eigenaar/houder ontvangt een voorgenomen besluit tot gevaarlijk verklaring waarin de aanleiding wordt beschreven en de voorgenomen maatregelen zijn opgenomen. Bij een ernstig bijtincident kan er ook aanleiding zijn om nader onderzoek te gelasten, bijvoorbeeld een gedragstest.
Bestuurlijke boete (Wet bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte (Wbboor))
Een bestuurlijke boete moet op grond van artikel 5:52 Awb de naam van de overtreder en het bedrag van de boete vermelden. Daarnaast moeten op grond van artikel 5:9 Awb ook de overtreding en het overtreden voorschrift worden vermeld. Zo nodig moeten de plaats waar en het tijdstip waarop de overtreding is geconstateerd worden vermeld. Dat is bijvoorbeeld nodig als het gaat om een overtreding die alleen op een bepaalde tijd of plaats kan worden begaan. Denk bijvoorbeeld aan het overtreden van de sluitingstijd voor een horecabedrijf. Tot slot is een bestuurlijke boetebeschikking ook een zogenaamde betalingsbeschikking op grond van artikel 4:86 Awb. Daarmee ontstaat er dus een verplichting om op tijd te betalen. Om die reden moet ook de termijn voor betaling van de boete worden genoemd.
De administratieve lasten bij het opleggen van een bestuurlijke boete: de bestuurlijke boete een criminal charge is in de zin van art. 6 EVRM. Dat betekent dat, net als in het strafrecht, extra eisen gelden rondom de inrichting van het proces tot boeteoplegging. Dit heeft onder andere consequenties bij het horen van overtreders. Omdat sprake is van een bestraffende sanctie, is de overtreder niet tot antwoorden verplicht. Bij het horen dient dus de cautie worden gegeven, zowel bij het zienswijzegesprek als in bezwaar.
Aan het gemeentebestuur wordt in het kader van het integrale veiligheidsbeleid een grotere invloed verschaft op de aanpak van overlast in de openbare ruimte en daarmee de handhaving op dat vlak kunnen versterken. Omdat de ontvangsten, anders dan bij strafrechtelijke boeten, naar gemeenten gaan, hebben gemeenten meer mogelijkheden voor versterking van de handhaving.
Bij het invoeren van bestuurlijke boete worden per raadsbesluit APV artikelen aangewezen. Ten tijde van het vaststellen van dit beleid werkt de gemeente Best nog niet met de bestuurlijke boete. Zodra de bestuurlijke boete vastgesteld wordt, kan conform de opgenomen bepalingen in de beleid worden gekozen voor de bestuurlijke boete.
Zienswijze
Binnen twee weken kan de eigenaar/houder een zienswijze tegen het voorgenomen besluit indienen.
Deze termijn van twee weken kan korter zijn als de burgemeester dit, gezien de feiten en omstandigheden, noodzakelijk acht. Wanneer de eigenaar/houder het eens is met het voornemen, zal de burgemeester het besluit nemen om het aanlijn- en muilkorfgebod op te leggen. Is de eigenaar/houder het niet eens met het voornemen, dan mag hij voor eigen rekening een gedragstest uit laten voeren via de daartoe bevoegde instantie, om aan te tonen dat zijn hond niet gevaarlijk is. De gemeente moet het rapport rechtstreeks van de toetsende instantie te ontvangen. Een risico-assessment moet altijd worden afgenomen door een door de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied benoemde gedragskeurmeester, dan wel een andere erkende en door de gemeente goedgekeurde onderzoeker of faculteit.
De gemeente blijft bevoegd om een besluit te nemen tot het opleggen van een aanlijn- en muilkorfgebod, ook wanneer dit besluit afwijkt van het advies van de gedragsdeskundige.
Besluit tot opleggen van geboden of verboden
Wanneer het besluit is genomen om een aanlijn- en muilkorfgebod op te leggen, moet de hond vanaf dat moment meteen worden aangelijnd en een muilkorf dragen. Aan dit besluit wordt een last onder dwangsom gekoppeld.
Bezwaar tegen besluit
De eigenaar/houder kan binnen zes weken, nadat het besluit aan de eigenaar/houder bekend is gemaakt, bezwaar maken tegen het besluit.
Handhaving en sancties
Boete en last onder bestuursdwang
Wanneer een hond als gevaarlijk of hinderlijk is aangemerkt op grond van artikel 2:59 APV, zal toegezien worden op het naleven van het opgelegde aanlijn- en muilkorfgebod. Het overtreden van het aanlijn- en muilkorf gebod is strafbaar gesteld in de APV. Dit betekent dat zowel politieambtenaren als gemeentelijke opsporingsambtenaren een strafbeschikking mogen uitschrijven. Met het beboeten kan directe handhaving plaatsvinden en bestraffen we de overtreder. Ook wordt hiermee een prikkel afgegeven om normconform gedrag te vertonen.
Er zijn situaties denkbaar dat het - herhaaldelijk - uitschrijven van een boete niet leidt tot het naleven van artikel 2:59 APV. De hond blijft dan los of zonder muilkorf rondlopen. In dat geval kan de burgemeester overgaan tot het opleggen van een last onder bestuursdwang, als er sprake is van zeer ernstige vrees voor het ontstaan vaneen zeer ernstig bijtincident.
Het opleggen van een last onder bestuursdwang betreft het herstellen in een normale toestand door het ongedaan maken, beëindigen of voorkomen van de overtreding. Bij het opleggen van een last onder bestuursdwang wordt een termijn gegeven waarbinnen de overtreder de hond alsnog moet aanlijnen en muilkorven. De termijn is gesteld op 48 uur. Als de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, zal worden overgegaan tot feitelijk handelen door de hond in beslag te nemen. Daarmee wordt de overtreding effectief beëindigd en nadere overtredingen voorkomen. Tussen het constateren van de overtreding en het daadwerkelijk ingrijpen kan enige tijd zitten nu de eisen van zorgvuldigheid bij het toepassen van bestuursdwang in acht genomen moeten worden.
Inbeslagname door spoedeisende bestuursdwang en risico-assessment
Er kan zich echter een situatie voordoen dat de situatie dermate spoedeisend is dat de burgemeester de beslissing tot toepassing van bestuursdwang niet tevoren op schrift kan stellen en dit dus achteraf plaatsvindt. De burgemeester is op grond van artikel 5:31, tweede lid Awb bevoegd overtredingen van wettelijke voorschriften met spoed te beletten of te beëindigen.
De burgemeester besluit tot inbeslagname van de hond door middel van spoedeisende bestuursdwang als:
- -
de eigenaar/houder van een hond die door de burgemeester als gevaarlijke hond is aangewezen, in strijd met artikel 2:59 APV handelt en vervolgens;
- -
de hond een nieuw bijtincident veroorzaakt, waarbij sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen en direct optreden wordt verwacht; en
- -
de eigenaar/houder van de hond niet vrijwillig afstand doet van de hond.
De burgemeester geeft bevel tot inbeslagname en geeft de locatie van de hond door aan de politie. Een diensthondengeleider gaat samen met de plaatselijke politie ter plaatse over tot inbeslagname van de hond. Wanneer de hond op last van de burgemeester in beslag is genomen, wordt deze aansluitend gehuisvest op een voor de eigenaar/houder onbekende locatie. De diensthondengeleider regelt het vervoer naar de aangegeven locatie. De inbeslagname duurt ongeveer vier weken, uitzonderingen daargelaten. Na acclimatisering bij de tijdelijke opslaghouder, wordt de hond na twee weken overgebracht naar Utrecht en voor een risico-assessment overgedragen aan het zogeheten Risk-assessmentteam van de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht (hierna: UU).
Nadat de hond door de UU is getest, volgt er binnen twee weken een rapportage voorzien van een advies. Wijst de uitslag uit dat de hond geen risico vormt voor de maatschappij, of dat dit risico met voldoende maatregelen vrijwel tot nul te beperken is, dan kan de hond in principe terug naar de eigenaar/houder, al dan niet onder bepaalde voorwaarden. Wijst de testuitslag uit dat de hond een risico vormt voor de maatschappij en dat dit risico niet tot nul te beperken is door te nemen maatregelen of herplaatsing, dan zal -afhankelijk van de inhoud van de rapportage en het advies- door de burgemeester bepaald worden wat er met de hond gaat gebeuren. In dat kader wordt ook een inschatting gemaakt of en in welke mate de eigenaar/houder voldoende verantwoordelijkheid in acht neemt om recidive te voorkomen. Indien nodig wordt de hond herplaatst. In het uiterste geval zal de hond definitief aan het verkeer worden onttrokken; ofwel worden geëuthanaseerd op basis van artikel 5:30 Awb. De eigenaar/houder van de hond die getest is ontvangt schriftelijk bericht.
Kostenverhaal
In de situatie dat de burgemeester bestuursdwang toepast, zullen de daarmee gepaard gaande kosten verhaald worden op de eigenaar/houder van de hond. Hierbij kan gedacht worden aan de kosten van transport, opslag, noodzakelijke verzorging (voedsel) en het uitvoeren van de gedragstest.
Inbeslagname bij verstoring van de openbare orde
De burgemeester is op grond van artikel 172, derde lid Gemeentewet bevoegd bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de bevelen te geven die noodzakelijk te achten zijn voorde handhaving van de openbare orde. De burgemeester is niet bevoegd om de in artikel 172, derde lid Gemeentewet neergelegde bevoegdheid te gebruiken in situaties waarin artikel 2:59 APV voorziet. Het gaat om situaties waarin geen overtreding van wettelijke voorschriften ter bewaring van de openbare orde plaatsvindt, terwijl sprake is van een zodanige inbreuk op orde en rust dat niet meer van een aanvaardbaar niveau kan worden gesproken.
Wanneer de burgemeester besluit tot inbeslagname van de hond op grond van artikel 172, derde lid Gemeentewet, geldt het volgende:
- -
er sprake is van een verstoring van de openbare orde of van ernstige vrees daarvoor en de inbeslagname is noodzakelijk voor de handhaving van de openbare orde. Er zijn gevoelens van onrust in de omgeving van de hond. Dit kan blijken uit de ingewonnen informatie, bestuurlijke rapportages of uit processen-verbaal. Ook het gedrag van de eigenaar/houder van de hond kan hiertoe aanleiding geven. Bijvoorbeeld wanneer de eigenaar/houder van de hond het incident bagatelliseert. Hierdoor ontstaat een gerechtvaardigde vrees voor herhaling. Daardoor blijkt ook dat het probleem niet alleen bij de hond ligt;
- -
de inbeslagname is strikt noodzakelijk (proportionaliteit) en minder ingrijpende bevoegdheden zouden tekort schieten (subsidiariteit);
- -
de toepassing moet voortvarend plaatsvinden.
De gemeente is zelf verantwoordelijk voor het vervoer en opslaan van de hond. Met de opslaghouder kan besproken worden hoe het vervoer geregeld wordt. De gemeente zorgt ervoor dat de hond een risico-assessment ondergaat. De inbeslagname duurt ongeveer vier weken, uitzonderingen daargelaten.
Afhankelijk van de uitslag, wordt de hond aangeboden aan een dierenasiel voor resocialisatie, wordt hij (onder voorwaarden) herplaatst bij een andere eigenaar of moet de hond ingeslapen worden. De hond mag in geen geval opnieuw in het bezit komen van de oorspronkelijke eigenaar.
Heroverweging van het aanlijn- en muilkorfgebod
Een aanlijn- en muilkorfgebod wordt in principe opgelegd voor onbepaalde tijd. De eigenaar/houder van een hond, die een aanlijn- en/of muilkorfgebod opgelegd heeft gekregen, kan handelingen verrichten waardoor de burgemeester het besluit kan heroverwegen. De eigenaar/houder van de hond kan de hond zelf laten onderzoekendoor een daartoe gecertificeerde instelling. Dit gebeurt op kosten van de eigenaar/houder. Indien uit het onderzoek blijkt dat de hond geen gevaar meer vormt, of indien de eigenaar/houder en/of hond (een)cursus(sen) heeft/hebben gevolgd, die door de onderzoeker wordt voorgesteld en uit het onderzoek vervolgens blijkt dat de hond geen gevaar meer vormt, kan de burgemeester het besluit tot het opleggen van een aanlijn- en muilkorfgebod van de hond heroverwegen.
De eigenaar/houder van de hond kan een schriftelijk verzoek indienen met het verzoek het besluit te heroverwegen met toevoeging van een schriftelijke rapportage van het onderzoek.
De burgemeester zal het resultaat van het onderzoek meenemen in de heroverweging van het besluit. Mocht de burgemeester bij de heroverweging afwijken van het advies van de onderzoeker, dan zal dit in het besluit worden gemotiveerd.
Afwijken van beleid
In dit beleid is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met bijtincidenten. Deze incidenten zijn afhankelijk van de situatie. In bepaalde gevallen is het voor de burgemeester mogelijk om af te wijken van het bovenstaande beleid, zowel met lichtere maatregelen (bijvoorbeeld alleen een aanlijngebod en geen muilkorf gebod) als met verzwarende maatregelen. Dit betekent dat stappen kunnen worden overgeslagen, dan wel dat een lichterevorm kan worden gekozen bij het afhandelen van een melding.
Redenen voor lichtere maatregelen kunnen zijn:
- -
het gevolgd hebben van een cursus;
- -
maatregelen treffen, zoals de hond altijd kort aangelijnd uitlaten;
- -
de reden voor het bijtincident is gelegen in zelfverdediging van de hond.
Redenen voor verzwarende maatregelen kunnen zijn:
- -
als de eigenaar/houder het incident bagatelliseert;
- -
als de eigenaar/houder de hond heeft aangezet tot bijten.
Wanneer er wordt afgeweken van dit beleid, wordt dit gemotiveerd. Deze mogelijkheid om van het beleid af te wijken is van groot belang, juist omdat een goede afhandeling van een bijtincident afhankelijk is van de specifieke aard en omvang van het incident.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl