Beleidsregels cameratoezicht handhaving openbare orde (artikel 151c Gemeentewet) gemeente Lansingerland 2025

Geldend van 26-02-2025 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels cameratoezicht handhaving openbare orde (artikel 151c Gemeentewet) gemeente Lansingerland 2025

1. Inleiding

1.1 Over welke camera’s gaat dit beleid?

Deze beleidsregels richten zich op het cameratoezicht dat door de gemeente wordt ingezet op openbare plaatsen voor de handhaving van de openbare orde. Artikel 151c van de Gemeentewet biedt de juridische basis voor deze camera’s (zie voor volledige wettekst, bijlage 2). De gemeenteraad van Lansingerland heeft door middel van artikel 2:77 in de algemene plaatselijke verordening (APV) de burgemeester de bevoegdheid tot het plaatsen van camera’s toegekend (zie bijlage 1).

Cameratoezicht is in Lansingerland geen doel op zich, maar een middel om bij te dragen aan een veilige en leefbare gemeente voor haar inwoners, ondernemers en bezoekers. De camera’s op basis van 151c Gemeentewet mag de burgemeester alleen plaatsen als ze noodzakelijk zijn voor handhaving van de openbare orde. Camera’s zijn namelijk een inbreuk op het grondwettelijk vastgelegde recht op privacy. Daarom gaat er altijd een zorgvuldige afweging aan de plaatsing vooraf. In dit beleid worden de stappen van deze afweging uiteengezet.

1.2 Relatie met ander beleid

Cameratoezicht staat niet op zich: het maakt deel uit van een breder beleidskader van de gemeente Lansingerland en van de regio.

Samenlevingsvisie

Met de Samenlevingsvisie hebben we onze koers voor de komende jaren vastgelegd: we dragen bij aan de bestaanszekerheid, gezondheid en kansengelijkheid van onze inwoners en aan de leefbaarheid en veiligheid van onze wijken. De Samenlevingsvisie biedt de kaders en uitgangspunten voor de beleidsplannen die we op basis hiervan maken. Door de beleidsregels cameratoezicht dragen we bij aan een leefbare en veilige gemeente. We zijn ons bewust van onze rol in het veiligheidsdomein en zorgen voor een helder en transparant kader voor de inzet van cameratoezicht.

Integraal veiligheidsbeleid 2024-2027

Het Integraal Veiligheidsbeleid (IVB) 2024-2027 is op 25 april 2024 vastgesteld. In het IVB zijn vier veiligheidsthema’s vastgesteld: Leefbare, veilige en krachtige wijken, casuïstiek zorg en veiligheid, digitale veiligheid en ondermijning. Door dit camerabeleid dragen we met name bij aan de leefbaarheid en veiligheid in onze wijken. Met behulp van een helder en transparant afwegingskader kiezen we voor preventie waar mogelijk en handhaven waar nodig. Bij de inzet van cameratoezicht zetten we in op een goede samenwerking met onze partners zoals de politie en het OM.

Privacy beleidskader

In 2023 is het Privacybeleid Gemeente Lansingerland vastgesteld. Het Privacybeleid biedt kaders om privacybelangen van burgers van de gemeente Lansingerland goed te borgen. Cameratoezicht vormt altijd een inbreuk op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, vastgelegd in onze grondwet en diverse internationale verdagen zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. In lijn met ons Privacybeleid maken we in dit camerabeleid bewust de keuze voor een weloverwogen en transparante inzet van cameratoezicht, waarbij we een stap verder gaan dan juridisch noodzakelijk is. Daarnaast zetten we in op duidelijke rollen en verantwoordelijkheid en continue verbetering en evaluatie.

Regionaal beleidskader Publiek Cameratoezicht

De Veiligheidsalliantie regio Rotterdam (VAR) heeft in april 2023 in samenwerking met gemeenten, politie en OM een Regionaal beleidskader Publiek Cameratoezicht opgesteld1. De focus van dit beleidskader ligt op publiek cameratoezicht en voorziet in een theoretisch kader en een set uniforme afspraken voor gemeenten binnen de Politie-Eenheid Rotterdam. Ons camerabeleid is gebaseerd op de uitgangspunten in dat regionale kader.

2. Vormen van cameratoezicht

2.1 Vaste en flexibele camera’s

We maken in dit beleid onderscheid tussen twee vormen van cameratoezicht2:

  • -

    Vast cameratoezicht: deze camera’s worden aard- en nagelvast neergezet. Ze zijn dus bevestigd aan een paal in de grond of op de gevel van een gebouw. Ze hebben een permanente stroomvoorziening en een bekabelde dataverbinding.

  • -

    Flexibel cameratoezicht: camera’s die in een aangewezen gebied wisselend worden ingezet. Vaak worden hier mobiele camera’s voor gebruikt. Deze camera’s zijn makkelijk te verplaatsen omdat ze een eigen stroomvoorziening bezitten. Dit maakt het mogelijk ze overal neer te zetten en direct te gebruiken.

De gemeente Lansingerland zet met dit beleid in op tijdelijk en flexibel cameratoezicht voor een korte duur. Daarmee zetten we de lijn van inzet van cameratoezicht van de afgelopen jaren voort. De aard van de openbare-ordeproblematiek in onze gemeente lijkt meer gebaat bij flexibel, kortdurend cameratoezicht. Door flexibel cameratoezicht kunnen we situatiegebonden inzet plegen, zoals bijvoorbeeld op locaties waar ernstige verstoringen van de openbare orde zijn geweest en waarvan het vermoeden is dat de dreiging op herhaling aanwezig is. De flexibele camera’s kunnen we, indien nodig, snel verplaatsen binnen een aangewezen gebied.

Op dit moment hebben we geen openbare-ordeproblematiek waarvoor vast cameratoezicht noodzakelijk is, zoals regelmatige incidenten rond grotere uitgaanscentra. Mocht in de toekomst de behoefte voor vast cameratoezicht ontstaan, dan dient daar nieuw of aanvullend beleid voor gevormd te worden.

2.2 Andere soorten camera’s buiten dit beleid

Zoals gezegd, betreft dit camerabeleid enkel de gemeentelijke camera’s die flexibel worden ingezet voor handhaving van de openbare orde op publieke plaatsen, zoals vastgelegd in artikel 151c van de Gemeentewet. De gemeente kan ook andere camera's inzetten, waarvoor andere wettelijke grondslagen gelden. De burgemeester mag alleen camera's plaatsen voor handhaving van de openbare orde op grond van artikel 151c van de Gemeentewet. De plaatsing van andere gemeentelijke camera's valt onder de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders. Ook de politie kan cameratoezicht inzetten bij onvoorziene ordeverstoringen of (de vrees voor) ordeverstoringen van tijdelijke aard, op basis van art. 3 Politiewet. Een overzicht van de andere soorten camera’s is te vinden in bijlage 2.

3. Wettelijke grondslag

3.1 Artikel 2:77 APV

Voordat de burgemeester camera’s mag plaatsen op basis van 151c Gemeentewet, moet de gemeenteraad de bevoegdheid daartoe aan de burgemeester toekennen. Dat is in Lansingerland gebeurd toen de gemeenteraad artikel 2:77 toevoegde aan de APV. De tekst van dit artikel is opgenomen in bijlage 1.

3.2 Artikel 151c Gemeentewet

Artikel 151c van de Gemeentewet (zie voor gehele wettekst, bijlage 2) beschrijft op welke wijze en onder welke voorwaarden een gemeente cameratoezicht voor handhaving van de openbare orde kan inzetten. Samengevat zijn de belangrijkste voorwaarden:

  • Noodzakelijkheid

    Het cameratoezicht moet noodzakelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde. Er moet sprake zijn van een dringende maatschappelijke behoefte. Voor bepaling van de noodzaak toetst de burgemeester de proportionaliteit en subsidiariteit voor verwerking van de gegevens:

    Proportionaliteit

    Cameratoezicht zorg voor een inbreuk op de privacy. De inbreuk op de privacy moet in redelijke verhouding staan tot het doel. Het cameratoezicht moet in verhouding staan tot de problematiek.

    Subsidiariteit

    Cameratoezicht is niet het enige middel wat gebruikt kan worden om de openbare orde te herstellen. Als er minder ingrijpende manieren zijn om het doel te bereiken, dan zetten we die in.

  • Toezicht openbare plaats en openbare ruimte

    Het cameratoezicht mag ingezet worden op een openbare plaats en andere bij verordening aan te wijzen plaatsen die voor eenieder toegankelijk zijn. In Lansingerland hebben we in 2:77 APV, naast openbare plaatsen, ook de ‘voor eenieder toegankelijke parkeerplaatsen of parkeerterreinen’ opgenomen (zie bijlage 1).

  • Handhaving van de openbare orde

    Het doel moet zijn de handhaving van de openbare orde. Hieronder valt zowel de daadwerkelijke voorkoming en beëindiging van zich concreet voordoende of dreigende verstoringen van de openbare orde, alsook de algemene bestuurlijke voorkoming van strafbare feiten die invloed hebben op de orde en rust in de gemeentelijke samenleving.

  • Bepaalde duur

    Inzet van de gemeentelijke camera’s mogen alleen voor een bepaalde duur worden ingezet, tot het niet langer noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de openbare orde. De duur van het cameratoezicht dient proportioneel te zijn in relatie tot het beoogde legitieme doel: de handhaving van de openbare orde.

    Uitgangspunt van het cameratoezicht in Lansingerland is kortdurend cameratoezicht omdat de verwachting is dat de camera’s maar korte tijd nodig zullen zijn. Als de problemen voorbij zijn, worden de camera’s weggehaald. De burgemeester bepaalt welke termijn passend is.

  • Samenwerking met en verantwoordelijkheden voor politie

    De gemeente werkt bij publiek cameratoezicht nauw samen met de politie: de burgemeester stemt de camera-inzet met politie af in de driehoek en de politie voert het cameratoezicht uit (“de burgemeester bedient zich bij de uitvoering van het besluit van de onder zijn gezag staande politie, art. 151c lid 4 Gemeentewet”). Dit betekent dat de politie de regie heeft over het uitkijken van de camerabeelden en verwerkingsverantwoordelijk is.

3.3 Wet politiegegevens

Doordat de politie het cameratoezicht moet uitvoeren, is ook de Wet politiegegevens (Wpg) van toepassing. Dit heeft met name invloed op de verwerking van de camerabeelden en het recht op inzage.

Verwerking van de camerabeelden

Voor de verwerking van de camerabeelden op basis van 151c Gemeentewet geldt de Wpg waar de politie zelfstandig verwerkingsverantwoordelijke voor is. De beelden worden dus met gemeentelijke camera’s gemaakt, maar de politie is in juridische zin verantwoordelijk voor de gemaakte beelden. De politie toetst vanuit die rol of voldaan wordt aan de privacy- en informatiebeveiligingseisen zoals beschikbaarheid, integriteit en vertrouwelijkheid. Dit is bepaald door de Autoriteit Persoonsgegevens (AP).

De Gemeentewet (art. 151c, lid 10) geeft de mogelijkheid om nadere regels te stellen over de verwerking van de camerabeelden. Voor de inzet van cameratoezicht worden in ieder geval de volgende zaken vastgelegd:

  • Een Data Protection Impact Assessment (DPIA, gegevens-beschermings-effectbeoordeling) van de politie voor de verwerking van politiegegevens waarbij de privacy- en informatiebeveiligingseisen worden getoetst. Dit kan een regionale DPIA zijn waar Lansingerland één van de gemeenten binnen de toetsing is.

  • Een verwerkersovereenkomst tussen gemeente en politie (deze bevat regels waaraan de verwerker zich moet houden, bijvoorbeeld het niet verstrekken van gegevens aan derden).

Recht op inzage

De Wpg kent een aantal rechten toe aan de personen waarvan gegevens worden verwerkt, waaronder het recht op inzage. Dat betekent dat het ook de politie is die betrokkenen in staat moet stellen hun rechten uit te oefenen. De beelden mogen maximaal 28 dagen worden bewaard, maar als een bepaalde opname nodig is voor opsporingsonderzoek, mag die opname langer worden bewaard. Dit kan alleen onder strikte voorwaarden voor de opsporing van een concreet strafbaar feit. Inzageverzoeken kunnen worden gericht aan de privacydesk van de regionale eenheid. Een inzageverzoek kan worden afgewezen als inzage een gerechtelijk onderzoek belemmert of als hierdoor de rechten en vrijheden van andere personen zouden worden geschonden.

De politie heeft een functionaris voor gegevensbescherming (FG) aangesteld die toeziet op de naleving van de Wet politiegegevens (Wpg). De gemeente heeft eveneens een FG, die toezicht houdt op de verwerking van persoonsgegevens bij cameratoezicht. Iedereen kan een klacht indienen bij de FG van de politie of de gemeente over het gebruik van persoons- of politiegegevens. Daarnaast houdt de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) toezicht op de verwerking van persoonsgegevens en politiegegevens. Als de klachtenprocedure bij de FG van de politie of gemeente is afgerond, kan er ook een klacht bij de AP ingediend worden.

4. Privacy en transparantie

4.1 Kenbaarheid en transparantie

Lid 6 van artikel 151c van de Gemeentewet verplicht gemeenten om voorbijgangers en omwonenden actief te informeren over geplaatste camera’s. Dit wordt ook wel het kenbaarheidsvereiste genoemd. Het moet voor iedereen die het cameragebied betreedt duidelijk zijn dat er camera’s in dit gebied geplaatst zijn. De gemeente Lansingerland zorgt er daarom voor dat het cameratoezicht goed zichtbaar is, door de camera’s duidelijk zichtbaar te plaatsen en door informatieborden die voorbijgangers wijzen op de camera’s aan te brengen.

Bewustwording, educatie en een heldere informatievoorziening over cameratoezicht leidt tot meer inzicht over de (on-)mogelijkheden van de inzet van publiek cameratoezicht. We kiezen er als gemeente voor om zo duidelijk en transparant mogelijk om te gaan met cameratoezicht en zetten een extra stap richting transparantie voor onze raad en inwoners. Dit is voor elke casus van cameratoezicht maatwerk: per keer wordt bepaald welke manier passend is.

  • o

    Omwonenden: we informeren omwonenden, bijvoorbeeld door een brief naar bewoners te sturen en het plaatsen van borden in het cameragebied. Waar nodig betrekken en bevragen we de buurt voor de afweging voor de inzet van cameratoezicht en/of bij de evaluatie.

  • o

    Alle inwoners van de gemeente: we maken een vaste pagina op onze website met informatie over het cameratoezicht. We publiceren de aanwijzingsbesluiten en communiceren in lokale bladen en sociale media wanneer het type cameratoezicht zich hiertoe leent.

  • o

    College en gemeenteraad: we informeren het college en de gemeenteraad actief over de inzet van cameratoezicht op basis van 151C Gemeentewet.

4.2 Ethiek

Het gaat bij cameratoezicht niet alleen over de vraag of het mag van de wet. Het is ook van belang rekening te houden met ethische aspecten. Wat voor een gemeente wil Lansingerland zijn? Elke gemeente kan daar eigen keuzes in maken.

We zetten in Lansingerland camera’s alleen in als middel en niet als doel op zich. Om moreel het goede te doen als gemeente spreken we daarom van noodzakelijkheid voor de openbare orde en veiligheid met in achtneming van de privacy van eenieder. 'Naast de juridische overwegingen, zijn er meer overwegingen richtinggevend voor dit beleid. Wij wensen niet enkel in juridisch opzicht het rechtmatige te doen, maar zetten graag een stap extra om in moreel opzicht het juiste te blijven doen.

Deze extra stap houdt het volgende in:

  • -

    Gezien het karakter en de eigenschappen van onze gemeente zet Lansingerland in op flexibel cameratoezicht voor korte duur. Vast cameratoezicht past niet bij de gemeente en haar profiel. Mocht in de toekomst daar verandering in komen dan dient daar nieuw of aanvullend beleid voor te komen.

  • -

    We maken de procedure voor evaluatie van cameratoezicht duidelijk voor eenieder en zetten een extra stap richting transparantie en kenbaarheid. Waar nodig voeren we vooraf en tijdens de evaluatie overleg met bewoners, bezoekers en ondernemers.

  • -

    Een technische uitwerking van dit beleid leggen we vast in een uitwerkingsplan. Hierin werken we de vereisten op het gebied van beschikbaarheid, integriteit en vertrouwelijkheid verder uit.

  • -

    Technologische ontwikkelingen en innovaties, zoals algoritmes en vormen van artificiële intelligentie (AI), volgen we op de voet, maar zetten wij pas in als daar nieuw beleid met eigen afwegingen voor gemaakt is.

5. Evaluatie van cameratoezicht

Cameratoezicht voor handhaving van de openbare orde is alleen toegestaan als de camera’s noodzakelijk zijn. Als de camera’s niet meer noodzakelijk zijn, moet de burgemeester het aanwijzingsbesluit intrekken en moeten de camera’s worden verwijderd (151c lid 5 Gemeentewet). We kiezen daarom voor een structurele heroverweging van het cameratoezicht:

  • -

    Tussenevaluatie: op basis van de tussenevaluatie wordt besloten het cameratoezicht voort te laten duren, te verplaatsen of te verwijderen.

  • -

    Eindevaluatie: op basis van de eindevaluatie wordt besloten het cameratoezicht te verlengen, te verplaatsen of te verwijderen.

In beide evaluaties wordt de informatie in het vooronderzoek, de vaste criteria en het afwegingskwadrant opnieuw getoetst (stap 2, 3 en 4 in hoofdstuk 6). Onderdeel hiervan zijn meting van de indicatoren van objectieve veiligheid (zoals politiecijfers) en de indicatoren van subjectieve veiligheid (zoals het veiligheidsgevel van omwonenden). Op basis van deze gegevens maakt de burgemeester de afweging of de camera’s nog verlengd, verplaatst of verwijderd moeten worden. De tussenevaluatie vindt plaats op de helft van de oorspronkelijke termijn van het cameratoezicht en de eindevaluatie vlak voor de aflooptermijn van het aanwijzingsbesluit. Het moment van beide evaluaties wordt vooraf in het aanwijzingsbesluit vastgesteld.

Na afloop van het cameratoezicht, evalueren we en zoeken we naar mogelijkheden voor vernieuwing en verbetering. We formuleren kort en bondig een aantal leerpunten voor een volgende inzet van cameratoezicht. Binnen de evaluatie richten we ons zowel op het effect, het proces en de samenwerking.

6. Procedure in de praktijk

  • 1.

    Behoefte aan cameratoezicht komt op

    De gemeente houdt in het kader van het veiligheidsbeleid de vinger aan de pols in alle gebieden van de gemeente. Ook vinden regelmatig lokale en regionale veiligheidsoverleggen plaats, o.a. met politie, het OM, handhavers, de veiligheidsregio en andere experts of belanghebbenden, zoals ondernemersverenigingen en bewonersgroepen. Daaruit kan een behoefte aan cameratoezicht naar voren komen.

  • 2.

    Vooronderzoek

    Wanneer een behoefte aan cameratoezicht opkomt, wordt een vooronderzoek gestart. Dit vooronderzoek is de basis voor het toetsen van de vaste criteria (stap 3) en de afweging van de objectieve en subjectieve veiligheid (stap 4).

    • -

      Aanleiding van het cameratoezicht

      De behoefte en de aanleiding van het cameratoezicht brengen we in kaart. Zo is helder is wat het specifieke probleem is.

    • -

      Veiligheidsanalyse

      We meten de objectieve veiligheid (feiten en cijfers) en subjectieve veiligheid (veiligheidsbeleving). We maken gebruik van verschillende informatiebronnen, zoals: politieregistratie en -informatie, klachten en meldingen bij de gemeente, analyse van eigen informatiebronnen en resultaten van buurtonderzoeken.

    • -

      Omvang van het cameragebied

      We brengen de omvang van het cameragebied in kaart waarbinnen het beoogde cameratoezicht kan worden geplaatst of verplaatst. Dat gebied mag niet groter zijn dan strikt noodzakelijk voor de handhaving van de openbare orde.

  • 3.

    Toetsing vaste criteria: doelomschrijving en noodzakelijkheid

    De inzet van cameratoezicht vereist een aantal verplichte criteria: een doelomschrijving in lijn met het juridisch kader en de noodzakelijkheid van cameratoezicht (proportionaliteit en subsidiariteit).

    • -

      Het doel van het cameratoezicht

      Het doel van het cameratoezicht is handhaving van de openbare orde. Indien de camera’s ingezet worden met een ander doel, zoals opsporing of beveiliging, dan kan 151c Gemeentewet niet als wettelijke grondslag gebruikt worden.

      Per casus moet een specifiek doel gesteld worden van de inzet van het cameratoezicht en het gerechtvaardigd belang voor de verwerking van (persoons)gegevens. Om een goede evaluatie mogelijk te maken, moet het doel van het cameratoezicht zo specifiek mogelijk worden geformuleerd.

    • -

      De omvang van het probleem (proportionaliteit)

      De inbreuk op privacy van betrokkenen door de inzet van cameratoezicht is gerechtvaardigd in verhouding met de omvang van de openbare orde problematiek bepaald gebied.

    • -

      Alternatieve maatregelen (subsidiariteit)

      De inzet van cameratoezicht is gerechtvaardigd, omdat het gewenste resultaat niet met minder ingrijpende middelen kan worden bereikt. Dit geldt ook voor de wijze waarop het cameratoezicht is ingericht (bijvoorbeeld het aantal camera’s en het in beeld brengen van bepaalde plaatsen/personen).

  • 4.

    Weging objectieve en subjectieve veiligheid

    Om een goede afweging te maken wordt gebruik gemaakt van een afwegingskwadrant. Hierin worden de ingeschatte bijdragen aan de objectieve en subjectieve. Dit helpt om de te verwachten effecten inzichtelijk te maken. Daarbij komen aanbevelingen op welke aspecten het accent kan liggen naar voren.

    • -

      Objectief en subjectief beide positief

      We verwachten dat het cameratoezicht positieve effecten op de objectieve en subjectieve veiligheid als gevolg heeft. Uit de afweging komt een positief advies voor cameratoezicht.

    • -

      Objectief en subjectief beide negatief

      We verwachten dat het cameratoezicht beperkte of afwezige effecten op de objectieve en subjectieve veiligheid als gevolg heeft. Uit de afweging komt een negatief advies voor cameratoezicht.

    • -

      Objectief is positief, subjectief negatief

      We verwachten dat het cameratoezicht positieve effecten op de objectieve veiligheid als gevolg heeft, maar niet specifiek voor de subjectieve veiligheid. Uit de afweging komt een positief advies voor cameratoezicht, maar wel met versterkte aandacht voor de subjectieve veiligheid zoals extra aandacht voor communicatie naar omwonenden.

    • -

      Objectief is negatief, subjectief positief

      We verwachten dat het cameratoezicht beperkte of afwezige effecten op de objectieve veiligheid als gevolg heeft, maar positieve effecten op de subjectieve veiligheid. Wanneer er geen objectieve aanleiding is voor cameratoezicht, is het niet mogelijk om cameratoezicht in te zetten ter verhoging van het (subjectieve) veiligheidsgevoel. Uit de afweging komt een negatief advies voor cameratoezicht. Er kan wel voor een pakket van andere, bewezen effectieve, maatregelen gekozen worden om de subjectieve veiligheid te vergroten.

  • 5.

    Afweging burgemeester

    De burgemeester maakt een afweging op basis van de uitkomsten van het vooronderzoek, de vaste criteria en het afwegingskwadrant. De burgemeester bepaalt of er sprake is van een dreigende of feitelijke verstoring van de openbare orde en of er dringende maatschappelijke behoefte is voor cameratoezicht.

  • 6.

    Overleg met lokale driehoek

    Na een positieve afweging voert de burgemeester overleg met de officier van justitie en de politie in het driehoeksoverleg. Dit loopt via de gebiedsadviseurs van het Openbaar Ministerie. Afhankelijk van de wensen kan fysiek of schriftelijk overleg plaatsvinden. In- of toestemming van de officier van justitie is geen wettelijke eis.

    Na het overleg met de driehoek stelt de burgemeester de periode vast waarin daadwerkelijk gebruik van de camera’s plaatsvindt en de met de camera’s gemaakte beelden in elk geval rechtstreeks bekeken worden (zie art. 151c lid 3 Gemeentewet).

  • 7.

    Aanwijzingsbesluit nemen en publiceren

    Na positieve besluitvorming in de driehoek neemt de burgemeester het aanwijzingsbesluit.

    In het aanwijzingsbesluit staan de volgende zaken:

    • -

      de gegevens van de veiligheidsanalyse (aanleiding en analyse);

    • -

      de vaste criteria (het doel en de noodzaak o.b.v. Proportionaliteit en subsidiariteit);

    • -

      de duur;

    • -

      de locatie (aanwijzing van een gebied waar camera’s mogen worden geplaatst en verplaatst);

    • -

      het moment van tussen- en eindevaluatie.

  • Het aanwijzingsbesluit wordt openbaar gepubliceerd.

  • 8.

    Informeren en communiceren

    De gemeente zorgt voor het informeren van omwonenden en inwoners over het cameratoezicht. Dat gebeurt voor omwonenden fysiek door bijvoorbeeld het plaatsen van informatieborden en opvallende camera’s of door middel van een brief. Voor alle inwoners wordt online informatie aangeboden op de website van de gemeente, eventueel aangevuld met een persbericht en informatie op sociale media.

  • 9.

    Cameratoezicht wordt uitgevoerd

    De gemeente plaatst de camera’s. De politie heeft de regie over het uitkijken van de camerabeelden en is en is tevens verantwoordelijk voor de verwerking en beveiliging van de verzamelde gegevens. Dit betekent dat de politie ervoor zorgt dat de beelden worden gebruikt volgens de geldende wet- en regelgeving, zoals de privacywetgeving, en dat ze alleen worden ingezet voor de doeleinden waarvoor ze zijn verzameld, bijvoorbeeld handhaving van de openbare orde en veiligheid.

  • 10.

    Evaluatie cameratoezicht

    De gemeente voert een tussen- en eindevaluatie uit op de momenten zoals deze vooraf zijn vastgelegd in het aanwijzingsbesluit. In de evaluaties wordt de noodzakelijkheid getoetst door middel van stap 2, 3 en 4 van het stappenplan:

    • -

      het vooronderzoek;

    • -

      het doel, de proportionaliteit en de subsidiariteit;

    • -

      het afwegingskwadrant.

  • Op basis van deze gegevens maakt de burgemeester de afweging of de camera’s nog langer noodzakelijk zijn. Er is sprake van een integrale evaluatie: we toetsen ook of andere, minder zware, middelen wellicht nu wel ingezet kunnen worden en in hoeverre er in het volledige aangewezen gebied nog steeds cameratoezicht noodzakelijk is. Uit de evaluatie volgt of het cameratoezicht verlengd, verplaatst of verwijderd moet worden:

    • -

      Verlenging van cameratoezicht

      Bij verlenging van het cameratoezicht wijzigt de burgemeester de termijn in het aanwijzingsbesluit en actualiseert het besluit.

    • -

      Verplaatsing van cameratoezicht

      Voor concrete (ver)plaatsing binnen het in het aanwijzingsbesluit vastgestelde cameragebied is geen nieuw besluit nodig. Wanneer uit de analyse blijkt dat het cameratoezicht noodzakelijk is buiten het vastgestelde gebied, dan moet het stappenplan opnieuw uitgevoerd worden.

    • -

      Verwijderen van cameratoezicht

      Indien uit de evaluatie blijkt dat de inzet van camera’s in een gebied niet langer noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de openbare orde, trekt de burgemeester het besluit om in dat gebied camera’s in te zetten in en wordt het aanwijzingsbesluit geactualiseerd. Bij de eindevaluatie kan het in de praktijk voorkomen dat het aanwijzingsbesluit afloopt en niet wordt geactualiseerd.

Ondertekening

Bijlage 1: Artikel 2:77 Algemene Plaatselijke Verordening

Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen

  • 1.

    De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.

  • 2.

    De burgemeester heeft die bevoegdheid eveneens ten aanzien van voor eenieder toegankelijke parkeerplaatsen of parkeerterreinen.

Bijlage 2: 151c Gemeentewet

Artikel 151c

  • 1.

    De raad kan bij verordening de burgemeester de bevoegdheid verlenen om, indien dat in het belang van de handhaving van de openbare orde noodzakelijk is, te besluiten om voor een bepaalde duur camera’s in te zetten ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties en andere bij verordening aan te wijzen plaatsen die voor een ieder toegankelijk zijn.

  • 2.

    De burgemeester besluit met inachtneming van het in de verordening van de raad bepaalde:

    • o

      a. binnen welk gebied, bestaande uit openbare plaatsen of andere voor een ieder toegankelijke plaatsen als bedoeld in het eerste lid, camera’s worden ingezet;

    • o

      b. voor welke duur de gebiedsaanwijzing plaatsvindt.

  • 3.

    De burgemeester stelt, na overleg met de officier van justitie in het overleg, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Politiewet 2012, de periode vast waarin in het belang van de handhaving van de openbare orde daadwerkelijk gebruik van de camera’s plaatsvindt en de met de camera’s gemaakte beelden in elk geval rechtstreeks worden bekeken.

  • 4.

    De burgemeester bedient zich bij de uitvoering van het in het eerste lid bedoelde besluit van de onder zijn gezag staande politie.

  • 5.

    De burgemeester trekt het besluit, bedoeld in het eerste lid, in zodra de inzet van camera’s niet langer noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de openbare orde.

  • 6.

    De aanwezigheid van camera’s als bedoeld in het eerste lid is op duidelijke wijze kenbaar voor een ieder die het gebied, bedoeld in het tweede lid, onder a, betreedt.

  • 7.

    Met de camera’s worden uitsluitend beelden gemaakt van een openbare plaats als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties en andere bij verordening aan te wijzen plaatsen die voor een ieder toegankelijk zijn.

  • 8.

    Ten behoeve van de handhaving van de openbare orde worden in het kader van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, gegevens verwerkt.

  • 9.

    De verwerking van de gegevens, bedoeld in het achtste lid, is een verwerking als bedoeld in de Wet politiegegevens, met dien verstande dat, in afwijking van het bepaalde in artikel 8 van die wet, de vastgelegde beelden na ten hoogste vier weken worden vernietigd en de gegevens, bedoeld in het achtste lid, indien er concrete aanleiding bestaat te vermoeden dat die gegevens noodzakelijk zijn voor de opsporing van een strafbaar feit, ten behoeve van de opsporing van dat strafbare feit kunnen worden verwerkt.

  • 10.

    Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met het oog op de goede uitvoering van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, regels worden gesteld omtrent:

    • o

      a. de camera’s en andere technische hulpmiddelen benodigd voor het toezicht, bedoeld in het eerste lid, en de wijze waarop deze hulpmiddelen worden aangebracht;

    • o

      b. de personen belast met of anderszins direct betrokken bij de uitvoering van het toezicht; en

    • o

      c. de ruimten waarin de waarneming of verwerking van door het toezicht vastgelegde beelden plaatsvindt.

Bijlage 3: overzicht verschillende soorten camera’s

Dit beleid inzake cameratoezicht heeft betrekking op de handhaving van de openbare orde op basis van artikel 151c van de Gemeentewet. Wat betreft de verwerking van de camerabeelden is de Wet politie-gegevens (Wpg) van toepassing, waarvoor de politie de verwerkingsverantwoordelijke is. De gemeente mag ook andere camera’s inzetten, waarbij andere wetten van toepassing zijn. Wanneer de camera wordt ingezet voor een overheidstaak, valt deze onder de publiekrechtelijke categorie. Indien de camera bedoeld is voor het beveiligen van eigendommen of werknemers, wordt deze privaatrechtelijk beschouwd. Beide categorieën worden hieronder nader toegelicht. Het plaatsen van camera's op basis van artikel 151c van de Gemeentewet, dus ter handhaving van de openbare orde, is een bevoegdheid van de burgemeester. Het plaatsen van andere gemeentelijke camera's is een bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders (B&W).

Publiekrechtelijke camera’s van de gemeente

Publiekrechtelijke camera’s vallen onder het wettelijk kader van Artikel 6.1.e van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), waarbij het algemeen belang als grondslag geldt. Het college van B&W heeft de bevoegdheid om deze camera’s te plaatsen. De gemeente fungeert als de verwerkings-verantwoordelijke voor de gegenereerde beelden. Deze camera’s worden bijvoorbeeld ingezet voor verkeersmanagement op kruispunten en scanauto’s voor parkeerhandhaving. Ze dragen bij aan het algemeen belang door het monitoren van verkeerssituaties en handhaving van parkeervoorschriften en onderstrepen daarmee het streven naar een veilige en geordende openbare ruimte binnen de gemeente.

Privaatrechtelijke camera’s van de gemeente

Privaatrechtelijke camera’s van de gemeente vallen binnen het wettelijk kader van Artikel 6.1.f van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), waarbij het gerechtvaardigd belang als grondslag geldt. Het college van B&W heeft de bevoegdheid om deze camera’s te plaatsen en de gemeente zelf is de verwerkingsverantwoordelijke voor de gegenereerde beelden. Deze camera’s kunnen worden ingezet voor verschillende beveiligingsdoeleinden, zoals toezicht bij het gemeentehuis, bewaking van fietsenstallingen en het gebruik van bodycams door Buitengewoon Opsporingsambtenaren (Boa’s). Ze dienen hoofdzakelijk ter bescherming van gemeentelijke eigendommen.

Politiecamera’s

Camera’s van de politie opereren onder het wettelijk kader van Artikel 3 van de Politiewet voor algemene politietaak en Artikel 126g van het Wetboek van Strafvordering (Sv) voor bijzondere opsporingsmiddelen. De politie heeft de bevoegdheid om diverse camera’s in te zetten, waaronder mobiele units, helikopters, bodycams voor politieagenten en drones, voor hulpverlening en handhaving van de rechtsorde Het kan dan gaan om onvoorziene ordeverstoringen of (de vrees voor) ordeverstoringen van tijdelijke aard zoals bijvoorbeeld bij een risicowedstrijd in het betaald voetbal of bij evenementen of demonstraties. Dit is toegestaan zolang het kortdurend (dus niet stelselmatig) plaatsvindt en ter handhaving van de rechtsorde (dit is inclusief openbare orde) noodzakelijk is (proportioneel en subsidiair) en slechts een beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer oplevert. In het kader van bijzondere opsporingsmiddelen kan de politie, op basis van het Wetboek van Strafvordering, camera’s inzetten voor specifieke opsporings-onderzoeken, waarbij het Openbaar Ministerie (OM) verantwoordelijk is voor de inzet van deze middelen. De politie fungeert als de verwerkingsverantwoordelijke voor de gegenereerde beelden.

Camera’s van semipublieke organisaties, particulieren en bedrijven

Camera’s van andere entiteiten, zoals semipublieke organisaties, particulieren en bedrijven, opereren onder het wettelijk kader van Artikel 6.1.f van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), waarbij het gerechtvaardigd belang als rechtmatige basis geldt. De organisaties, particulieren of bedrijven hebben de bevoegdheid om deze camera’s te plaatsen, en zij fungeren zelf als de verwerkingsverantwoor-delijken voor de gegenereerde beelden. Te denken valt aan bewakingscamera’s, videodeurbellen en auto’s met camera’s. Deze camera’s worden gebruikt voor verschillende doeleinden zoals beveiliging van eigendommen en terreinen en het vastleggen van gebeurtenissen.

Type camera

Wettelijke grondslag/kader

Bevoegdheid

Verwerkingsverantwoordelijke

Toepassing

Camera’s voor handhaving van openbare orde

Artikel 151c Gemeentewet,

2:77 APV, Wet politiegegevens

Burgemeester (gegeven door de gemeenteraad via artikel 2:77 APV)

Politie (o.b.v. Wet politiegegevens)

Vaste camera’s, flexibele camera’s

Overige publiekrechtelijke camera’s van de gemeente

Art. 6.1.e AVG (algemeen belang)

College van B&W

Gemeente

Verkeerscamera’s, scanauto’s parkeerhandhaving

Privaatrechtelijke camera’s van de gemeente

Art. 6.1.f AVG (gerechtvaardigd belang)

College van B&W

Gemeente

Beveiliging gemeentehuis, fietsenstallingen, bodycams Boa’s

Camera’s van politie

Art. 3 Politiewet of Wetboek van Strafvordering

Politie

Politie

Mobiele units, helikopter, bodycams politie, drones.

Camera’s van semipublieke organisaties, particulieren en bedrijven

Art. 6.1.f AVG (gerechtvaardigd belang)

Organisaties

Organisaties/particulieren zelf

Bewakingscamera’s, videodeurbel, auto’s met camera’s.


Noot
1

Zie voor dit beleidskader: https://veiligheidsalliantie.nl/document/868

Noot
2

In 2016 is artikel 151c van de Gemeentewet aangepast om flexibel cameratoezicht mogelijk te maken. Bij die wetswijziging is het woord ‘vaste’ uit het wetsartikel geschrapt en wordt dus geen onderscheid meer gemaakt. Wij maken in dit beleid nog wel onderscheid tussen deze twee vormen van cameratoezicht.