Subsidieregeling Kleine projecten Cultuur en Publicaties

1. Een aanvrager kan een aanvraag indienen in één van de volgende aanvraagperiodes:

• a.

  de eerste aanvraagperiode die loopt van 1 januari tot 1 mei;

• b.

  de tweede aanvraagperiode die loopt van 1 mei tot 1 september;

• c.

  de derde aanvraagperiode die loopt van 1 september tot en met 31 december.

2. Een aanvraag wordt alleen in behandeling genomen als deze is ontvangen en vergezeld gaat van de in artikel 3 genoemde gegevens. Indien de in artikel 3 genoemde gegevens ontbreken kent het college een hersteltermijn toe van 7 dagen om de ontbrekende gegevens alsnog aan te leveren.

1. Aan de subsidieontvanger zijn de volgende verplichtingen verbonden:

• a.

  de culturele organisatie heeft de intentie te handelen in overeenstemming met de Code Diversiteit & Inclusie, Governance Code Cultuur en de Fair Practice Code;

• b.

  de maker heeft de intentie te handelen in overeenstemming met de Code Diversiteit & Inclusie en de Fair Practice Code;

2. Het college kan een verplichting omtrent het ten minste te realiseren bezoekersaantallen en aantallen uitvoeringen voor publiek aan de subsidie verbinden.

1. Een subsidie op grond van deze regeling wordt, behalve volgens het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht of de ASV, geweigerd indien niet voldaan is aan de voorwaarden en criteria genoemd in deze regeling:

• a.

  de financiële middelen van de aanvrager, met inbegrip van een naar aanleiding van de aanvraag toe te kennen subsidie, onvoldoende zijn om de te subsidiëren activiteit(en) te verrichten;

• b.

  de subsidieaanvrager geen andere inkomsten dan de subsidie op grond van deze regeling heeft begroot;

• c.

  het college voor dezelfde kosten reeds subsidie heeft verleend;

• d.

  voor titel II Culturele projecten meer dan € 5.000 is aangevraagd;

• e.

  voor titel III Publicatiesubsidies meer dan € 1.500 is aangevraagd;

• f.

  de aanvrager op basis van één van de twee voorgaande aanvraagperiodes ingediende aanvraag subsidie heeft ontvangen;

• g.

  de aanvrager in dezelfde aanvraagperiode reeds een aanvraag heeft ingediend op grond van deze regeling;

• e.

  de activiteit een reguliere lespraktijk betreft.

1. Het college kan op grond van deze titel subsidies tot maximaal € 5.000 verstrekken voor een project op het gebied van culturele activiteiten, dat voldoet aan onderstaande voorwaarden. Het project:

• a.

  is gericht op cultuurparticipatie of een uitvoering of tentoonstelling aan het publiek;

• b.

  vindt plaats in de gemeente Leiden;

• c.

  duurt maximaal een jaar;

• d.

  draagt bij aan een breed publieksbereik of spreiding over de stad;

2. Het college verstrekt op grond van deze titel geen subsidie voor:

• a.

  het uitsluitend uitgeven of vervaardigen van een publicatie, film, dvd, cd, podcast, of andere beeld- of geluidsdragers;

• b.

  amateurkunst.

1. Het college stelt voor de subsidieverlening op grond van deze titel jaarlijks een subsidieplafond vast voor ieder van de drie aanvraagperiodes als bedoeld in artikel 4 lid 1.

2. Het college verdeelt het subsidieplafond voor deze titel voor de betreffende aanvraagperiode op volgorde van binnenkomst van complete aanvragen, waarbij, de dag van binnenkomst van de aanvraag de dag is waarop de volledig aangevulde aanvraag is ontvangen.

3. Indien het subsidieplafond voor een aanvraagperiode niet is bereikt, wordt het restant aan het subsidieplafond voor de eerstvolgende aanvraagperiode toegevoegd.

4. De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal € 5.000 per aanvrager.

5. Tot de subsidiabele kosten behoren in ieder geval niet:

• a.

  kosten van consumpties voor bezoekers;

• b.

  kosten van voorzieningen met een langere gebruiksduur dan de duur van het project;

• c.

  kosten die naar het oordeel van het college niet redelijk zijn.

1. Het college kan op grond van deze titel subsidies tot maximaal € 1.500 verstrekken voor het uitgeven of vervaardigen van een publicatie, film, dvd, cd, podcast, of andere beeld- of geluidsdragers, die voldoen aan de volgende voorwaarden, die:

• a.

  de Leidse cultuur of cultuurhistorie tot onderwerp hebben;

• b.

  op openbare wijze in de handel of op openbare plaatsen in Leiden verkrijgbaar zijn;

• c.

  geen heruitgave betreffen;

• d.

  zonder winstoogmerk worden aangeboden.

2. Geen subsidie wordt verstrekt voor de kosten van honorarium van de initiatiefnemer of de opdrachtgever.

1. Het college stelt voor de subsidieverlening op grond van deze titel jaarlijks een subsidieplafond vast voor ieder van de drie aanvraagperiodes als bedoeld in artikel 4 lid 1.

2. Het college verdeelt het subsidieplafond voor deze titel voor de betreffende aanvraagperiode op volgorde van binnenkomst van complete aanvragen, waarbij, de dag van binnenkomst van de aanvraag de dag is waarop de volledig aangevulde aanvraag is ontvangen.

3. Indien het subsidieplafond voor een aanvraagperiode niet is bereikt, wordt het restant aan het subsidieplafond voor de eerstvolgende aanvraagperiode toegevoegd.

4. De subsidie bedraagt maximaal het exploitatietekort van de activiteiten, met een maximum van € 1.500.

5. Het exploitatietekort bestaat uit het verschil tussen de productiekosten en de som van de netto-opbrengst voortvloeiend uit de verkoop van de publicatie, film, dvd, cd, podcast, of andere beeld- of geluidsdragers, inkomsten uit andere subsidies en andere bijdragen.

6. De productiekosten zijn:

• a.

  het honorarium van de samensteller, schrijver, vormgever, regisseur, producten, maar met uitzondering van het honorarium van de initiatiefnemer of opdrachtgever;

• b.

  de kosten van de productie;

• c.

  de kosten van het verspreiden.

1. Het college bevoorschot de subsidie in zijn geheel. De uitbetaling vindt plaats op het moment van de verlening van de subsidie.

2. Het subsidiebedrag wordt definitief vastgesteld na verantwoording.

1. Subsidies tot en met € 5.000 worden door het college:

• a.

  direct vastgesteld of;

• b.

  ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken, vanaf de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in lid 1 sub b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven manier aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

3. Het college zal bij subsidies die direct worden vastgesteld, steekproefsgewijs controleren of de gesubsidieerde activiteiten overeenkomstig de subsidieaanvraag en eventuele overige verplichtingen zijn gerealiseerd.