Beleidsregels Sociaal Medische Indicatie Kinderopvang gemeente Nijmegen 2025

Geldend van 26-02-2025 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2025

Intitulé

Beleidsregels Sociaal Medische Indicatie Kinderopvang gemeente Nijmegen 2025

Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijmegen;

Gelet op artikel 1 sub d van de Verordening Voorschoolse Voorzieningen Gemeente Nijmegen 2015;

Besluit vast te stellen de Beleidsregels Sociaal Medische Indicatie Kinderopvang Gemeente Nijmegen 2025

1. Inleiding

De bedoeling

Met een Sociaal Medische Indicatie (hierna: SMI) kan de gemeente Nijmegen gezinnen (tijdelijk) ontlasten door een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang te bieden. De doelgroep van SMI bestaat uit gezinnen met kinderen van 0 tot en met basisschool leeftijd waarvan de ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag en die vanwege een sociale of medische situatie ook niet instaat zijn om (volledig) voor hun kinderen te zorgen. Het kan ook voorkomen kinderopvang van belang is voor een goede ontwikkeling van het kind.

De Wet Kinderopvang (WKO) is een “voorliggende voorziening” op de SMI: Ouders die niet behoren tot de doelgroep kunnen voor kinderopvang gebruik maken van de reguliere kinderopvangtoeslag van de belastingdienst. SMI is aldus een vangnetregeling om gezinnen tijdelijk financieel te ondersteunen in de kosten van de kinderopvang. Bij structurele problemen is er een andere vorm van begeleiding en hulp noodzakelijk. Indien er andere voorliggende voorzieningen zijn die aansluiten op de behoeften van het gezin dan gaan die voor op de vergoeding SMI.

Het wettelijk kader

Een tegemoetkoming van de gemeente voor kinderopvang is mogelijk bij de aanwezigheid van een Sociaal Medische Indicatie (SMI). De algemene regels uit de wet worden overeenkomstig toegepast op de aanvragen voor kinderopvang wegens SMI. Met name de begripsbepalingen in de wet, de wet AWIR en de verordening zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregels. Deze tegemoetkomingen en gemeentelijke bijdragen zijn gebaseerd op de Verordening voorschoolse voorzieningen en opvolgende verordeningen, verder te noemen ‘de verordening’.

2. Tegemoetkoming voor kinderopvang wegens Sociaal Medische Indicatie (SMI)

2.1 Aanspraak tegemoetkoming voor kinderopvang wegens SMI

Om aanspraak te maken op een tegemoetkoming voor kinderopvang wegens SMI moet worden voldaan aan de voorwaarden:

  • 1.

    Van SMI is sprake als de kinderopvang noodzakelijk is voor een goede en gezonde ontwikkeling van het kind. De noodzaak kan zijn ontstaan door oorzaken die gelegen zijn in het kind of doordat de ouder en/of partner lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke en/of psychische beperkingen heeft die een goede en gezonde ontwikkeling van het kind belemmeren. Noodzaak dient te worden vastgesteld zoals beschreven in paragraaf 2.3.

  • 2.

    Een tegemoetkoming op basis van SMI wordt alleen verstrekt aan kinderen in de leeftijd van 0 tot en met basisschool leeftijd, die wonen in de gemeente Nijmegen en voor maximaal een jaar, gedurende maximaal 4 dagdelen per week.

    • a.

      Verlenging van de SMI-indicatie is mogelijk voor maximaal één jaar en vier dagdelen (voor bso twee dagdelen).

  • 3.

    Aan kinderen die naar de buitenschoolse opvang gaan, kan maximaal voor een jaar, gedurende maximaal twee BSO-dagdelen per week een tegemoetkoming worden toegekend.

  • 4.

    Uitgangspunt is dat de oorzaak van de noodzaak tot SMI-gebruik wordt aangepakt. Daartoe wordt aan de tegemoetkoming op basis van SMI de verplichting verbonden dat de ouder hulpverlening accepteert en werkt aan een plan van aanpak (behandelplan) samen met de hulpverlener, zoals beschreven in paragraaf 2.3.

  • 5.

    Er is geen voorliggende voorziening beschikbaar conform paragraaf 2.2.

  • 6.

    Ouder dient een aanvraag voor de tegemoetkoming in conform paragraaf 2.4.

  • 7.

    Een tegemoetkoming voor kinderopvang wegens SMI wordt alleen toegekend aan ouders onder de volgende inkomensgrens: € 100.000 Bruto gezinsinkomen.

2.2. Voorliggende voorziening

Geen tegemoetkoming wegens SMI bestaat indien en voor zover er een voorliggende voorziening is, die passend en toereikend is. Elke wet of regeling is een voorliggende voorziening indien aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang gedaan kan worden op grond van die wet, of regeling. Als voorliggende voorziening wordt eveneens gezien de aanwezigheid van een alternatief waardoor het probleem dat de reden is om een gemeentelijke tegemoetkoming aan te vragen, in voldoende mate verholpen kan worden. Die aanspraak gaat dan voor op de aanspraak op basis van de aanwezigheid van SMI. Tot een voorliggende voorziening worden in elk geval gerekend:

  • Kinderopvangtoeslag

  • Voorschoolse educatie (ook wel bekend als peuteropvang met voorschoolse educatie)

  • Een vergoeding of voorziening op grond van de Jeugdwet

  • Wet maatschappelijke ondersteuning

2.3. Noodzaak vaststellen & behandelplan

De gemeente neemt een besluit over de noodzaak van kinderopvang op grond van SMI op basis van een gemotiveerd advies betreffende de indicatie van de GGD, zijnde een onafhankelijke deskundige, of van een medewerker Buurtteams Jeugd en Gezin. De indicatie bevat in ieder geval een gemotiveerde omschrijving van:

  • 1.

    voor wie deze indicatie geldt;

  • 2.

    de redenen voor de noodzaak van kinderopvang;

  • 3.

    of er een voorliggende voorziening is (bijvoorbeeld de Jeugdwet, VVE, alternatieve oplossing);

  • 4.

    de soort opvang; en

  • 5.

    de omvang en duur van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht.

Als voorwaarde stellen we dat als de medewerker van GGD Consultatiebureau/Buurtteams Jeugd en Gezin een SMI indicatie afgeeft er een behandelplan aanwezig is. Het behandelplan mag niet ouder zijn dan 3 maanden en dient in ieder geval een gemotiveerder omschrijving te bevatten van:

  • 1.

    Voor wie het behandelplan geldt;

  • 2.

    de wijze waarop aan het probleem wordt gewerkt dat geleid heeft tot de noodzaak van kinderopvang en met welke hulpverleners dit gebeurt/welke rol zij daarbij vervullen;

  • 3.

    de termijn waarbinnen verwacht wordt dat het probleem is opgelost.

2.4. Aanvraag

De ouder kan, als voor zijn/haar kind een indicatie is afgegeven, een aanvraag indienen voor een tegemoetkoming van SMI. De aanvraag moet de volgende gegevens bevatten:

  • 1.

    naam, adres van de aanvragende ouder;

  • 2.

    indien van toepassing: naam van de ouder en diens adres indien dit een ander adres is;

  • 3.

    naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • 4.

    bewijsstukken van het bruto maand inkomen van de ouder en indien van toepassing van de partner ouder, bijv een recente loonstrook of een recente uitkeringsspecificatie;

  • 5.

    een contract van het kindercentrum dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per maand per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang, soort opvang;

  • 6.

    een indicatie die is afgegeven door de GGD of Buurtteams Jeugd en Gezin.

Voor de aanvraag dient gebruik gemaakt te worden van een aanvraagformulier.

2.5. Hoogte van de tegemoetkoming

  • 1.

    Bij verlening van de tegemoetkoming wordt uitgegaan van het bruto jaarinkomen voor het betreffende tegemoetkomingsjaar. De gemeente Nijmegen hanteert de Adviestabel ouderbijdrage peuterwerk van de VNG (Tabel 2024 in de bijlage). In opvolgende jaren worden de opvolgende tabellen van de VNG voor de betreffende jaren gehanteerd.

  • 2.

    Het geschatte bruto jaarinkomen wordt berekend aan de hand van een recente salarisstrook of uitkeringsspecificatie.

  • 3.

    De hoogte van de tegemoetkoming voor kinderopvang is op de genoemde tabel gebaseerd en op het maximale uurtarief dat de Belastingdienst hanteert voor de hoogte van de kinderopvangtoeslag.

  • 4.

    Bij verlening van de tegemoetkoming aan zelfstandig ondernemers wordt uitgegaan van een geschat bruto jaarinkomen voor het betreffende tegemoetkomingsjaar.

  • 5.

    Na afloop van het berekeningsjaar wordt het inkomen definitief vastgesteld. De definitieve vaststelling vindt plaats aan de hand van het bruto jaarinkomen over het betreffende jaar.

2.6. Vaststelling van de tegemoetkoming

Uiterlijk 1 juni van het jaar volgend op het kalenderjaar waarvoor de ouder een tegemoetkoming op basis van SMI heeft ontvangen, overlegt de ouder (een) jaaropgave(n) van zichzelf en indien van toepassing van zijn/haar partner. Daarnaast overlegt hij een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang opgesteld door de kinderopvang instelling. De ouder wordt schriftelijk in kennis gesteld van de precieze datum waarvoor de stukken moeten worden aangeleverd. Bij zelfstandig ondernemers wordt de toeslag vastgesteld na de datum die in overleg met de ouder is bepaald.

3. Co-ouderschap

Co-ouderschap wordt aanwezig geacht, indien de ouders niet bij elkaar wonen en het kind of de kinderen regelmatig en met een vast patroon bij elk van de ouders verblijven. Er moet sprake zijn van een verblijf van gemiddeld minstens drie dagen per week bij elk van beide ouders. Van co-ouderschap kan slechts sprake zijn indien beide ouders dit wensen en zij deze wens kenbaar maken middels een gezamenlijke schriftelijke verklaring waaruit blijkt gedurende welke dagen het kind of de kinderen doorgaans bij welk van beide ouders verblijft.

In het geval dat de opvang op grond van SMI is beperkt tot de verblijfsdagen van het kind bij één van beide ouders, kan de betreffende ouder een tegemoetkomingaanvragen.

In het geval dat de opvang op grond van SMI zowel betrekking heeft op dagen dat het kind bij de ene ouder verblijft, als op dagen dat het bij de andere ouder verblijft, dienen de ouders de aanvraag gezamenlijk te ondertekenen. De eigen bijdrage zal voor elk van beide ouders berekend worden op grond van zijn inkomen en voor het aantal dagen dat het kind bij hem verblijft en aanspraak op peutertoeslag en/of een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van SMI bestaat.

4. Terugvordering

Het college hanteert het uitgangspunt dat onverschuldigd betaalde tegemoetkomingen in het kader van SMI altijd worden teruggevorderd tenzij:

  • het terug te vorderen bedrag minder dan € 100,- per jaar bedraagt. Hier gaat het alleen om de vordering die verband houdt met ten onrechte ontvangen tegemoetkoming kinderopvang op grond van SMI. Er kan geen cumulatie plaatsvinden met vorderingen uit anderen hoofde; of:

  • sprake is van dringende redenen. Van een dringende reden kan sprake zijn indien terugvordering in het individuele geval, vanwege zeer uitzonderlijke, bijzondere omstandigheden onaanvaardbare consequenties zou hebben. Er kan slechts sprake zijn van dringende redenen bij zeer bijzondere individuele omstandigheden.

5. Inlichtingenplicht

De ouders doen aan het college uit eigen beweging of op verzoek direct mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een tegemoetkoming.

De ouders zijn verplicht wanneer het college, daarnaar gevraagd, medewerking te verlenen aan de uitvoering van deze beleidsregels.

6. Overgangsrecht

Vanaf start nieuwe beleidsregels blijven lopende afspraken gelden zoals toegekend, tot 31-12-2025.

Deze beleidsregels gelden voor alle nieuwe aanvragen. Op tegemoetkomingen waarvan de herindicatie door de GGD na 1 januari 2025 plaatsvindt, zijn deze beleidsregels niet van toepassing.

7. Hardheidsclausule

Mochten zich onvoorziene omstandigheden of ontwikkelingen voordoen die tot onevenredige nadelige situaties leiden voor de ouders of het kind, dan kan het college van burgemeester en wethouders besluiten van deze beleidsregels af te wijken.

8. Datum inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking en werken terug tot 1 januari 2025.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 18 februari 2025 van het College van Burgemeester en Wethouders,

de gemeentesecretaris,

A.P.W. van de Klift

de burgemeester,

H.M.F. Bruls

BIJLAGE

afbeelding binnen de regeling