Marktreglement Goes 2025

1. In deze nadere regels wordt verstaan onder:

• a.

  anciënniteitslijst: een doorlopend genummerde lijst waarop het college de vergunninghouders van een vaste standplaats bijhoudt, in volgorde van de datum waarop de vergunninghouder voor het eerst een vaste standplaats heeft gekregen;

• b.

  aanvraagtermijn: de termijn als bedoeld in artikel 9, derde lid, waarbinnen een standplaatsvergunning aangevraagd kan worden;

• c.

  frontbreedte: de breedte van een standplaats, gemeten aan de zijde waar zich de hoofdloop van het publiek bevindt;

• d.

  handelsregister: het handelsregister als bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007 of, indien aanvrager of vergunninghouder gevestigd is in een land dat aangesloten is bij de Europese Economische Ruimte, een met het handelsregister vergelijkbaar register uit dat land;

• e.

  NEN-norm: een door het Nederlandse Normalisatie Instituut uitgegeven norm;

• f.

  vervanger: degene aan wie het door het college op grond van het bepaalde in deze nadere regels is toegestaan om de vergunninghouder te vervangen.

2. De in artikel 1 van de Marktverordening Goes 2025 genoemde begripsomschrijvingen zijn van overeenkomstige toepassing op deze nadere regels.

1. In de gemeente worden de volgende markten gehouden:

• o

  op de Grote Markt op de dinsdag van 09:00 uur tot 16:00 uur, zoals aangegeven in Bijlage I;

• o

  op de Grote Markt op de zaterdag van 09:00 uur tot 16:30 uur, zoals aangegeven in Bijlage I.

2. Als voor de markt de evenementenopstelling geldt, is de opstelling van de standplaatsen op de Grote Markt zoals aangegeven in Bijlage I van de Marktverordening Goes 2025.

3. In het geval van een verplaatsing van de markt naar de Oostwal, is de opstelling van de standplaatsen zoals aangegeven in Bijlage I van de Marktverordening Goes 2025.

4. Het marktterrein, zoals weergegeven op de inrichtingstekeningen van de Marktverordening Goes 2025, is op marktdagen vanaf het tijdstip waarop ingevolge artikel 19 de standplaats bezet mag worden tot het tijdstip waarop ingevolge artikel 19 het afrijden van het marktterrein uiterlijk is toegestaan bestemd voor het houden van de markt.

5. De opstelling en indeling van de markt vindt plaats, zoals aangegeven in Bijlage II van de Marktverordening Goes 2025.

1. Indien bij aanvang van de markt of gedurende de openingstijden van de markt het veilig en ordelijk verloop van de markt wordt verstoord of dreigt te worden verstoord kan het college besluiten:

• a.

  de vergunninghouder(s) te verplichten noodzakelijke maatregelen te treffen; of

• b.

  de markt anders in te richten of te verplaatsen; of

• c.

  de markt onmiddellijk te beëindigen.

2. Ten behoeve van de hulpdiensten in het geval van calamiteiten wordt tussen de (kramen)rijen een vrije doorgang aangehouden van tenminste 4,00 meter breed en 4,20 meter hoog.

1. De afmeting van een standplaats is bepaald op minimaal 2,00 strekkende meter frontbreedte of een veelvoud daarvan tot een maximum van 24,00 meter.

2. Het college kan vanwege het gebruik van eigen materieel of om andere redenen bij verlening van de standplaatsvergunning afwijken van het bepaalde in het eerste lid.

1. Het college staat op verzoek van de vergunninghouder het gebruik van zeilen toe als:

• a.

  de weersomstandigheden dit rechtvaardigen; en

• b.

  de zeilen aan de voorzijde van doorzichtig materiaal zijn; en

• c.

  de zeilen een verzorgd aanzien bieden.

2. Het college staat op verzoek van de vergunninghouder het gebruik van parasols toe als:

• a.

  de weersomstandigheden dit rechtvaardigen; en

• b.

  de parasols niet uitsteken buiten de toegewezen standplaats; en

• c.

  de parasols een verzorgd aanzien bieden.

1. De aanvraag om een vergunning voor een vaste standplaats wordt ingediend met een door het college daartoe vastgesteld aanvraagformulier.

2. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens en bescheiden:

• a.

  een kopie van een uittreksel van de inschrijving van de onderneming van de aanvrager in het handelsregister. Het uittreksel is niet ouder dan drie maanden;

• b.

  de branche die de aanvrager op de standplaats wil voeren;

• c.

  indien de aanvrager de standplaats wil innemen met eigen materieel:

  • I.

    een opgave van de lengte, hoogte en breedte van het eigen materieel;

  • II.

    gedetailleerde tekeningen of foto’s van het eigen materieel;

  • III.

    een bewijs van veiligheid, niet ouder dan 1 jaar, waaruit blijkt dat het eigen materieel, voor zover dat is voorzien van een elektrische installatie, installaties om te koken, bakken of braden, verwarmingsinstallaties dan wel een gasinstallatie voldoet aan het bepaalde in artikel 23, 25 en 26;

• d.

  indien de aanvrager op de standplaats gebruik wil maken van elektriciteit: een opgave van de door aanvrager te gebruiken elektrische apparaten, inclusief het maximale vermogen per apparaat;

• e.

  indien de aanvrager op de standplaats gebruik wil maken van kook-, bak-, of braadtoestellen of een gasinstallatie: een opgave van de door aanvrager te gebruiken toestellen of gasinstallatie met inbegrip van de gastank en de daaraan verbonden slangen en een beschrijving van de wijze waarop deze op de standplaats opgesteld zullen staan; en

• f.

  de overige gegevens en bescheiden die, gelet op hetgeen op het aanvraagformulier staat vermeld, bij de aanvraag ingediend moeten worden.

3. Het college kan op schriftelijk verzoek van de aanvrager of de vergunninghouder maximaal twee personen als zijn vervanger op de vergunning voor een vaste standplaats laten vermelden.

4. Voor vermelding als vervanger op de vaste standplaatsvergunning, zoals bedoeld in het derde lid, komen uitsluitend in aanmerking: de echtgenoot, de geregistreerd partner, het meerderjarige kind, de vennoot of een medewerker van het marktbedrijf van de aanvrager of de vergunninghouder of de persoon waarmee de aanvrager of de vergunninghouder duurzaam samenwoont.

5. Bij het in het derde lid bedoelde verzoek levert de aanvrager of de vergunninghouder in elk geval de volgende gegevens in:

• a.

  de naam, het adres en de woonplaats van de vervanger;

• b.

  een kopie van het geldige identiteitsbewijs van de vervanger;

• c.

  een door de vervanger ondertekende verklaring waarin hij verklaart voor de aanvrager of vergunninghouder als vervanger werkzaam te zijn en waarin hij verklaart in te stemmen met de vermelding als vervanger op de vaste standplaatsvergunning;

• d.

  indien de vervanger een medewerker is: een tussen de aanvrager of de vergunninghouder en de medewerker gesloten arbeidsovereenkomst voor het aantal uren dat minimaal overeenkomt met het aantal uren dat de vervanger de standplaats gaat innemen.

1. De op de markt aangeboden goederen behoren tot de branches, zoals vermeld in Bijlage III van de Marktverordening Goes 2025.

2. De vaste standplaatsvergunning vermeldt tot welke branche de door de vergunninghouder aangeboden goederen behoren.

3. De vaste standplaatsvergunning vermeldt niet meer dan 1 branche.

4. Tenminste één keer per twee jaar gaat het college na of de in Bijlage III van de Marktverordening Goes 2025 opgenomen branche-indeling aangepast moet worden in het belang van een voor de ondernemer en de consument aantrekkelijke markt. Het college kan daarbij advies vragen aan de marktcommissie.

1. Indien voor een vaste standplaats een standplaatsvergunning niet meer van kracht is of niet meer van kracht zal zijn, stelt het college belangstellenden middels de in dit artikel beschreven procedure in staat om voor het innemen van die vaste standplaats een standplaatsvergunning aan te vragen.

2. Het college start de in het eerste lid bedoelde procedure met het doen van een openbare kennisgeving waarin wordt medegedeeld:

• a.

  gedurende welke aanvraagtermijn de standplaatsvergunning aangevraagd kan worden;

• b.

  voor welke afmetingen de standplaatsvergunning aangevraagd kan worden;

• c.

  voor welke branche de standplaatsvergunning aangevraagd kan worden;

• d.

  met ingang van welke datum de standplaats door de vergunninghouder ingenomen kan worden;

• e.

  de maximale looptijd van de standplaatsvergunning; en

• f.

  de selectiecriteria aan de hand waarvan wordt beoordeeld aan welke aanvrager de standplaatsvergunning wordt verleend.

3. Het college bepaalt voorafgaand aan het doen van de in het vorige lid bedoelde kennisgeving de termijn waarbinnen aanvragen ingediend kunnen worden, met dien verstande dat deze termijn ten hoogste vier weken bedraagt.

4. Het college vraagt, alvorens te beslissen op een aanvraag, advies aan de marktcommissie. De marktcommissie volgt in haar advisering het proces zoals beschreven in artikel 10. Een aanvraag die naar het oordeel van het college niet voor vergunningverlening in aanmerking komt, wordt niet ter advisering aan de marktcommissie voorgelegd.

1. De marktcommissie adviseert gevraagd en ongevraagd over vergunningaanvragen voor vrijgekomen vaste standplaatsen, marktbeleid en algemene marktaangelegenheden.

2. Het college kiest de leden van de marktcommissie na daartoe een verkiezing, zoals beschreven in het derde lid, te hebben gehouden. De verkiezing voor de marktcommissieleden vindt plaats in hetzelfde jaar als de verkiezing voor de gemeenteraad wordt gehouden.

3. Alle vergunninghouders van een vaste standplaats worden in de gelegenheid gesteld zichzelf beschikbaar te stellen voor het lidmaatschap van de marktcommissie. Na de beschikbaarstelling kiezen de vergunninghouders van een vaste standplaats bij meerderheid van stemmen, wie wordt voorgedragen als lid van de marktcommissie. Het college kan afwijken van deze voordracht.

4. De marktcommissie bestaat uit minimaal 3 en maximaal 5 leden. De leden vertegenwoordigen bij voorkeur verschillende branches en beide markten.

5. De leden:

• a.

  zijn niet werkzaam onder de verantwoordelijkheid van het college;

• b.

  worden door het college benoemd, geschorst en ontslagen;

• c.

  worden benoemd voor een door het college te bepalen termijn van ten hoogste vier jaar;

• d.

  zijn na hun aftreden opnieuw herkiesbaar;

• e.

  kunnen op elk moment ontslag nemen en doen daarvan schriftelijk mededeling aan het college.

6. Bij haar advisering kent de marktcommissie gemotiveerd punten toe aan onderstaande selectiecriteria tot het daarbij vermelde maximum aantal punten:

• a.

  of het assortiment van de aanvrager een gewenste toevoeging is aan het bestaande marktassortiment (10);

• b.

  de uitstraling van de marktkraam of het eigen materieel (10);

• c.

  het marktverleden van de aanvrager en de indruk die hij maakt (10);

• d.

  of er sprake is van maatschappelijk verantwoord ondernemen (10).

7. De selectiecriteria en de puntentoekenning zijn uitgewerkt in Bijlage IV van de Marktverordening Goes 2025. De selectiecriteria worden gesteld ter bescherming van de belangen genoemd in artikel 3, derde lid, van de Marktverordening Goes 2025.

8. De marktcommissie stelt haar advies op schrift en motiveert daarin hoeveel punten de aanvrager scoort op de verschillende selectiecriteria en de redenen waarom.

9. Als de marktcommissie niet tot een eensluidend advies komt of in het geval meerdere aanvragers een gelijk aantal punten scoort, volgt het college de procedure van loting, zoals beschreven in artikel 11.

10. De marktcommissie wordt ambtelijk ondersteund door een secretaris.

11. Tenminste één keer per jaar vergadert de marktcommissie over marktbeleid en algemene marktaangelegenheden. Deze vergaderingen worden voorgezeten door de portefeuillehouder.

12. De vergaderingen van de marktcommissie zijn niet openbaar.

1. Indien artikel 10, negende lid, van toepassing is, maakt het college schriftelijk bekend aan ofwel alle aanvragers als de marktcommissie niet tot een eensluidend advies komt ofwel uitsluitend aan de aanvragers met een gelijk aantal punten als meerdere aanvragers een gelijk aantal punten scoort, dat de vaste standplaatsvergunning door loting wordt toegewezen.

2. Het college kent aan alle geschikte aanvragers een uniek lotnummer toe.

3. Door of namens het college wordt uit alle toegekende lotnummers 1 lotnummer getrokken. De deelnemers aan de loting worden door het college uitgenodigd om bij de loting aanwezig te zijn.

4. De vaste standplaatsvergunning wordt verleend aan de aanvrager met het getrokken lotnummer.

1. Een vaste standplaatsvergunning vermeldt in ieder geval:

• a.

  de naam en voornamen, de geboortedatum en -plaats, het adres en de woonplaats van de vergunninghouder;

• b.

  een duidelijke omschrijving van de toegewezen standplaats met vermelding van het nummer en de afmetingen daarvan;

• c.

  de kraam of het eigen materieel die de vergunninghouder bij het innemen van de standplaats mag gebruiken, inclusief de afmetingen;

• d.

  het soort artikel(en) dat de vergunninghouder mag verhandelen en/of de branche, zoals opgenomen in Bijlage III;

• e.

  de datum waarop aan de vergunninghouder voor het eerst een vaste standplaats heeft gekregen en het volgnummer van de vergunninghouder op de anciënniteitslijst;

• f.

  de wijze waarop de vergunninghouder zijn elektriciteit betrekt;

• g.

  welk geluidsapparatuur op de standplaats is toegestaan;

• h.

  welke kook-, bak en verwarmingsapparatuur zijn toegestaan.

1. Vergunninghouders van vaste standplaatsen worden ingeschreven op de anciënniteitslijst.

2. Deze inschrijving vermeldt tevens de branche die de vergunninghouder voert.

1. Het college kan in het geval van bedrijfsbeëindiging, blijvende arbeidsongeschiktheid of overlijden van de vergunninghouder de vaste standplaatsvergunning overschrijven op naam van:

• a.

  de echtgenoot;

• b.

  de geregistreerd partner;

• c.

  het kind van de vergunninghouder;

• d.

  de andere persoon met wie de vergunninghouder duurzaam samenwoont of samenwoonde; of

• e.

  de medewerker van de vergunninghouder, indien de medewerker tenminste drie jaar onafgebroken in loondienst in het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt of gedurende eenzelfde periode als mede-eigenaar in het bedrijf heeft gefunctioneerd.

2. Het college kan behoudens het bepaalde in het eerste lid in het geval van bedrijfsbeëindiging of bij bedrijfsoverdracht de vaste standplaatsvergunning overschrijven aan een ander natuurlijk persoon, mits de vergunninghouder gedurende een periode van vijf jaar voorafgaand aan de bedrijfsoverdracht of bedrijfsbeëindiging in het bezit is geweest van een vaste standplaatsvergunning voor de markt.

3. Een aanvraag tot overschrijving wordt binnen twee maanden na de bedrijfsoverdracht, de bedrijfsbeëindiging, de vaststelling van de blijvende arbeidsongeschiktheid of het overlijden van de vergunninghouder ingediend.

4. Het college kan in bijzondere omstandigheden afwijken van het bepaalde in het eerste en tweede lid.

5. Het college kan op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder de vaste standplaatsvergunning wijzigen.

6. Het college kan een vaste standplaatsvergunning intrekken, indien:

• a.

  de vergunninghouder zijn onderneming heeft overgedragen of beëindigd, blijvend arbeidsongeschikt is of is overleden en niet binnen twee maanden hierna een aanvraag tot overschrijving, zoals bedoeld in het derde lid, is ingediend; of

• b.

  de onderneming van de vergunninghouder (bij een natuurlijk persoon) of de rechtspersoon niet langer staat ingeschreven in het handelsregister.

7. Het college kan een vaste standplaatsvergunning schorsen, indien:

• a.

  de vergunninghouder daartoe schriftelijk verzoekt; en

• b.

  de vergunninghouder als gevolg van gezondheidsproblemen of bijzondere persoonlijke omstandigheden redelijkerwijs tijdelijk niet in staat is de standplaats in te nemen; en

• c.

  aannemelijk is dat de vergunninghouder na afloop van de verzochte schorsingsperiode weer in staat is de standplaats structureel in te nemen.

8. Een vaste standplaatsvergunning wordt eenmalig voor een periode van maximaal zes maanden geschorst.

1. De handelaar die in aanmerking wil komen voor een standwerkersplaats op de markt, moet zich persoonlijk tenminste 1 uur voor de aanvangstijd van de markt melden bij de marktmeester en dient aan de marktmeester een actuele kopie van een uittreksel van de inschrijving van zijn onderneming in het handelsregister te overleggen.

2. Indien meer handelaren voor een standwerkersplaats in aanmerking willen komen, dan dat er beschikbare standwerkersplaatsen zijn, geschiedt toewijzing via loting door de marktmeester. Bij loting kent de marktmeester aan alle tijdig aangemelde standwerkers een uniek lotnummer toe. Vervolgens trekt de marktmeester uit alle toegekende lotnummers 1 lotnummer. De standwerkersplaats wordt toegewezen aan de standwerker met het getrokken lotnummer.

3. De marktmeester herhaalt de in het tweede lid beschreven procedure, totdat alle standwerkersplaatsen zijn toegewezen of alle aangemelde standwerkers een standwerkersplaats toegewezen hebben gekregen.

4. Bij de toewijzing wordt rekening gehouden met het maximum van de voor de betreffende markt geldende branchering, zoals bepaald in Bijlage III van de Marktverordening Goes 2025.

5. Een standwerkersplaats wordt voor maximaal 1 dag toegewezen.

6. Een standwerker mag slechts met 1 artikel(soort) werken.

7. Het gebruik van prijs- en aanduidingskaarten en weegwerktuigen op de standwerkersplaats is niet toegestaan.

8. De weigeringsgronden uit artikel 10, eerste lid, van de Marktverordening Goes 2025 zijn van overeenkomstige toepassing voor aanvragen om een standplaatsvergunning voor een standwerkersplaats.

1. De handelaar die in aanmerking wil komen voor een dagplaats meldt zich uiterlijk op de maandag vóór de marktdag om 17:00 uur bij de marktmeester. Hij moet een actuele kopie van een uittreksel van de inschrijving van zijn onderneming in het handelsregister overleggen aan de marktmeester.

2. Indien meer handelaren voor een dagplaats in aanmerking willen komen, dan dat er beschikbare dagplaatsen zijn, geschiedt toewijzing via loting door de marktmeester. Bij loting kent de marktmeester aan alle tijdig aangemelde handelaren een uniek lotnummer toe. Vervolgens trekt de marktmeester uit alle toegekende lotnummers 1 lotnummer. De dagplaats wordt toegewezen aan de handelaar met het getrokken lotnummer.

3. De marktmeester herhaalt de in het tweede lid beschreven procedure, totdat alle dagplaatsen zijn toegewezen of alle aangemelde handelaren een dagplaats toegewezen hebben gekregen.

4. Bij de toewijzing geldt dat handelaren met een branche dat nog niet op de markt is vertegenwoordigd voorrang hebben op handelaren met een branche die al op de markt vertegenwoordigd is.

5. Bij de toewijzing wordt rekening gehouden met het maximum van de voor de betreffende markt geldende branchering, zoals bepaald in Bijlage III van de Marktverordening Goes 2025.

6. De weigeringsgronden uit artikel 10, eerste lid, van de Marktverordening Goes 2025 zijn van overeenkomstige toepassing voor aanvragen om een standplaatsvergunning voor een dagplaats.

1. Het is de vergunninghouder verboden:

• a.

  het belang van een veilige, ordelijke, eerlijke, ondernemers- en consumentvriendelijke markt te schaden;

• b.

  zich aan wangedrag of bedrog schuldig te maken;

• c.

  meer dan vier uur voor aanvang en meer dan twee uur na afloop van de markt met een voertuig of anderszins goederen aan of af te voeren of ruimte op het marktterrein in te nemen;

• d.

  zich vóór zijn standplaats op te houden bij het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen, zonder voorafgaande toestemming van de marktmeester.

2. De vergunninghouder is verplicht zijn standplaats tot de sluitingstijd van de markt in te nemen. Het college kan van deze verplichting ontheffing verlenen.

3. Indien de vergunninghouder zijn vaste standplaats niet uiterlijk om 09:00 uur heeft ingenomen, kan het college de betreffende standplaats aanmerken als dagplaats.

4. Het bepaalde in het vorige lid is niet van toepassing, indien de vergunninghouder de marktmeester vóór dit tijdstip, onder opgave van een geldige reden, heeft verzocht de plaats voor hem vrij te houden.

5. De vergunninghouder dient aanwijzingen van de marktmeester of de door het college aangewezen toezichthouders terstond op te volgen.

1. Het is de vergunninghouder verboden:

• a.

  buiten de openingstijden van de markt zijn goederen of diensten aan te bieden;

• b.

  andere goederen ter verkoop aan te bieden of in voorraad te hebben dan die behoren tot de branche waarvoor de standplaatsvergunning is verleend.

• c.

  zijn kraam of eigen materieel gedurende de openingstijden van de markt af te breken of te verplaatsen.

• d.

  vóór de sluitingstijd van de markt zijn goederen op te ruimen of af te dekken.

• e.

  zijn standplaats zonder voorafgaande toestemming van de marktmeester langer dan 1 uur onbeheerd achter te laten.

• f.

  gedurende de openingstijden van de markt de vrije doorgang op en langs het marktterrein op enigerlei wijze te verhinderen of te belemmeren.

• g.

  goederen uit te stallen, aan te prijzen, te koop aan te bieden of te verkopen op een zodanige wijze dat de orde op de markt wordt verstoord, in gevaar wordt gebracht of hinder wordt veroorzaakt.

• h.

  het marktterrein te beschadigen, bijvoorbeeld door daarin pinnen, haringen of andere verankeringen aan te brengen.

• i.

  aan de op het marktterrein geplaatste opstallen, aangebrachte verlichting en andere voorzieningen wijzigingen aan te brengen.

2. De vergunninghouder:

• a.

  zorgt ervoor dat zijn standplaats en de daarop te koop aangeboden goederen steeds een goed verzorgd aanzien bieden.

• b.

  schermt zijn kraam aan de voorzijde tussen het verkoopblad en de grond af.

• c.

  plaatst gedurende het innemen van de standplaats een voor marktbezoekers duidelijk zichtbaar en leesbaar bord met daarop zijn naam en voorletter(s).

• d.

  verankert de opstallen waarmee de standplaats wordt ingenomen deugdelijk in de van gemeentewege daartoe aangebrachte voorzieningen.

• e.

  zamelt tijdens het gebruik van de standplaats zijn afval, verpakkingsmaterialen en dergelijke in en slaat dat op een voor marktbezoekers niet zichtbare wijze op.

• f.

  maakt, voordat hij het marktterrein verlaat, zijn standplaats en de directe omgeving daarvan schoon en zorgt voor het afvoeren van zijn afval.

1. Het is de vergunninghouder toegestaan een verwarmings-, kook-, bak- of braadtoestel te gebruiken, mits hij daartoe schriftelijke toestemming heeft gekregen van het college.

2. Het verwarmings-, kook-, bak- en braadtoestel moet voldoen aan de norm NPR 2577

3. (installaties in mobiele werktuigen).

4. Het verwarmings-, kook-, bak- en braadtoestel moet vast op de vloer of op de tafel staan opgesteld en tegen omvallen of omstoten zijn beschermd.

5. Het verwarmings-, kook-, bak- en braadtoestel moet:

• a.

  staan op een draagvlak dat, gemeten van de rand van het toestel, tot tenminste 15

• b.

  centimeter buiten het toestel onbrandbaar is of bekleed is met onbrandbaar materiaal of materiaal dat warmte slecht geleid; en/of

• c.

  geplaatst zijn op een afstand van tenminste 0,50 meter van wanden en zeilen. De

• d.

  wanden en zeilen moeten onbrandbaar zijn of voorzien van materiaal dat warmte slecht geleid; en/of

• e.

  voorzien zijn van een goed werkende thermostaat of thermokoppel met een maximaal

• f.

  ingestelde waarde van 190 graden Celsius.

6. Indien in de kraam of verkoopwagen wordt verhit, gekookt, gebakken of gebraden dient tenminste 1 goedgekeurd blustoestel met een inhoud van tenminste 6 kilogram poeder of 5 kilogram koolzuursneeuw of gelijkwaardige vulling in de kraam of verkoopwagen aanwezig te zijn.

7. In de onmiddellijke nabijheid van het verwarmings-, kook-, bak- of braadtoestel moet een goed passende deksel of een blusdeken aanwezig te zijn om het toestel in geval van brand te kunnen afdekken.

1. Het is verboden op de standplaats gebruik te maken geluidsapparatuur, luidsprekers, versterkers en andere middelen te versterking van het geluid.

2. Het college kan, al dan niet onder voorwaarden, ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

1. Indien de vergunninghouder gebruik maakt van elektriciteit, dient deze betrokken te worden vanuit een door het college beschikbaar gestelde elektriciteitsvoorziening.

2. De elektrische installatie die de vergunninghouder gebruikt:

• a.

  voldoet aan de norm NEN 1010; en

• b.

  is voorzien van groepszekeringen en een aardlekschakelaar met een normale aanspreekstroom van 30 mA; en

• c.

  maakt ten behoeve van verlichting uitsluitend gebruik van spaarlampen of LED lampen.

1. Kabels die in de looppaden op de grond liggen worden zodanig afgedekt met rubberen afdekmatten, zodat zij geen gevaar opleveren voor personen of voertuigen van de hulpdiensten.

2. Indien de vergunninghouder elektriciteit betrekt vanuit de door het college beschikbaar gestelde elektriciteitsvoorzieningen, wordt dat op de standplaatsvergunning vermeld.

3. Aan het gebruik van door het college beschikbaar gestelde elektriciteit zijn kosten verbonden.

1. Op een standplaats zijn niet meer losse gastanks of gasflessen aanwezig dan de benodigde werkvoorraad per dag.

2. Een op het marktterrein aanwezige losse gastank of gasfles heeft een inhoud van ten hoogste 15 liter.

3. Een op het marktterrein aanwezige gasfles moet voldoende geventileerd zijn en buiten bereik van onbevoegden staan opgesteld.

4. Een op het marktterrein aanwezige lege of niet in gebruik zijnde gasfles moet veilig worden opgesteld.

5. Een op het marktterrein aanwezige gasinstallatie moet voldoen aan de daarvoor geldende wettelijke normen.

6. Een op het marktterrein in gebruik zijnde verbindingsslang tussen drukhouder en verbruikstoestel is voorzien van het relevante GASTEC-keurmerk en is door middel van deugdelijke rvs slangklemmen bevestigd.

7. Het gebruik van gasslangen ouder dan 2 jaar en een reduceerventiel (drukregelaar) ouder dan 5 jaar is verboden.

1. De vergunninghouder neemt het bij of krachtens het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen bepaalde in acht.

2. De vergunninghouder houdt te allen tijde de rijroute ten behoeve van blusvoertuigen vrij.

3. Brandkranen en droge stijgleidingen worden door de vergunninghouder vrijgehouden voor blusvoertuigen, zodat hiervan onbelemmerd gebruik kan worden gemaakt.

4. De bak- en braadkramen/-voertuigen worden op een afstand van tenminste 4,00 meter van puien en luifels van omliggende panden geplaatst.

5. De vergunninghouder is verplicht ervoor te zorgen dat in de kraam of het voertuig geen brandgevaarlijke situaties (kunnen) ontstaan.

1. De vergunninghouder neemt de standplaats die hem is vergund persoonlijk in.

2. De vergunninghouder mag zich op de standplaats doen bijstaan.

3. Het is de vergunninghouder verboden om de standplaats aan een ander af te staan of in gebruik te geven.

4. In geval van ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college op verzoek tijdelijk ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid. De vergunninghouder laat zich dan tijdelijk vervangen.

5. Bij het verzoek om een ontheffing, zoals bedoeld in het vierde lid, verstrekt de vergunninghouder aan het college de volgende informatie:

• a.

  de naam, het adres en de woonplaats van de vervanger; en

• b.

  een kopie van het geldige identiteitsbewijs van de vervanger; en

• c.

  een verklaring van de vervanger waarin hij verklaart voor de vergunninghouder werkzaam te zijn; en

• d.

  de verwachte duur van de vervanging.

6. De vergunninghouder kan middels een ontheffing, zoals bedoeld in het vierde lid, in de hierna genoemde gevallen gedurende de hierna vermelde maximumtermijnen worden vervangen:

• a.

  in geval van ziekte: gedurende een half jaar te rekenen vanaf de dag waarop het verzoek om ontheffing is gedaan;

• b.

  in geval van vakantie: gedurende zes weken per kalenderjaar;

• c.

  in geval van een bijzondere omstandigheid: gedurende de termijn die naar het oordeel van het college, gelet op de aard van de bijzondere omstandigheid, redelijk is.

7. Het college verleent de vergunninghouder een ontheffing, zoals bedoeld in het vierde lid, indien:

• a.

  de maximale duur van de vervanging, zoals beschreven in het achtste lid, niet wordt overschreden; en

• b.

  aannemelijk is dat gedurende de vervanging op de standplaats nog steeds en uitsluitend voor rekening en risico van de vergunninghouder goederen worden verkocht; en

• c.

  aannemelijk is dat het belang van een veilige, eerlijke, transparante en ondernemers- en consumentvriendelijke markt door de vervanging niet wordt geschaad.

1. De vergunninghouder van een vaste standplaats die wegens ziekte, vakantie of een bijzondere omstandigheid verhinderd is zijn vaste standplaats in te nemen, deelt dit zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval vóór aanvang van de markt, bij voorkeur schriftelijk mee aan het college.

2. Bij afwezigheid vanwege vakantie deelt de vergunninghouder aan het college mede hoe lang zijn aanwezigheid duurt.

3. Plotselinge verhindering wordt, bij voorkeur telefonisch, aan de marktmeester gemeld, gevolgd door een schriftelijke bevestiging daarvan aan het college.

4. De vergunninghouder mag maximaal acht marktdagen per jaar niet voldoen aan de verplichting om zijn vaste standplaats persoonlijk in te nemen.