Beleidsregels artikel 2:74 van de Algemene plaatselijke verordening van Rozendaal (drugshandel op straat)

Geldend van 25-02-2025 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels artikel 2:74 van de Algemene plaatselijke verordening van Rozendaal (drugshandel op straat)

De burgemeester van de gemeente Rozendaal;

gelet op artikel 2:74 van de Algemene plaatselijke verordening van Rozendaal (hierna: de APV), artikel 125 van de Gemeentewet, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat:

  • straathandel in drugs of daarop gelijkende waar kan leiden tot een aantasting van het woon- en leefklimaat en verstoring van de openbare orde. Het kan daarbij zorgen voor gevoelens van onveiligheid bij inwoners, ondernemers en bezoekers van de gemeente;

  • het onverminderd het bepaalde in de Opiumwet, ingevolge artikel 2:74 van de APV verboden is zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om, al dan niet tegen betaling, middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen;

  • ik, ingevolge artikel 125, eerste en derde lid, van de Gemeentewet en artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht e.v., over de bevoegdheid beschik om aan een overtreder(s) van artikel 2:74 van de APV een last onder dwangsom op te leggen;

  • dat met het opleggen van een last onder dwangsom wordt beoogd de geconstateerde overtreding (van artikel 2:74 van de APV) definitief te beëindigen en herhaling ervan te voorkomen en de overtreder te bewegen tot naleving van de voor hem geldende regels.

BESLUIT:

vast te stellen de navolgende beleidsregels artikel 2:74 van de APV van Rozendaal (drugshandel op straat):

Artikel 1 Verzoek en toepassingsbereik

  • 1. Na een overtreding van artikel 2:74 van de APV kan de politie mij een bestuurlijke rapportage verschaffen, teneinde mij in staat te stellen een last onder dwangsom aan de betreffende overtreder(s) op te leggen.

  • 2. Bij de beoordeling of sprake is van een handelsvoorraad drugs ga ik uit van de ‘Aanwijzing Opiumwet’ van het Openbaar Ministerie. Bij een overschrijding van de gebruikershoeveelheid wordt aangenomen dat de drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. De hiervoor beschreven definitie handelshoeveelheid wordt eveneens toegepast in deze beleidsregels. Het tegendeel moet door de overtreder(s) aannemelijk worden gemaakt.

  • 3. Bij de beoordeling of er sprake is van een handelsvoorraad lachgas, ga ik uit van het Lachgasbesluit. In (de toelichting van) het Lachgasbesluit is bepaald dat er bij het particuliere bezit van meer dan tien ampullen een (sterke) aanwijzing is dat het lachgas niet bedoeld is als voedingsadditief. Derhalve is in dat geval sprake van overtreding van artikel 3 van de Opiumwet.1

Artikel 2 Last onder dwangsom

Op basis van de bestuurlijke rapportage leg ik een last onder dwangsom op aan de overtreder van artikel 2:74 van de APV. Bij het opleggen van de dwangsom is gekozen voor het betalen van het bedrag per overtreding, omdat de dwangsom beoogt een volgende overtreding te voorkomen. Bij wijze van uitgangspunt wordt daarbij de hoogte van de dwangsom gesteld op € 5.000,- (zegge: vijfduizend euro) per geconstateerde overtreding, met een maximum van € 10.000,- (zegge: tienduizend euro).2 Na het vollopen van de dwangsom wordt de dwangsom gesteld op €10.000,- (zegge: tienduizend euro) per overtreding met een maximum van €40.000,- (zegge: veertigduizend euro). Dit is terug te vinden in de hier onderstaande handhavingsmatrix.

De handel van drugs kent een groot financieel gewin.3 Gezien het grote financiële gewin dat gepaard gaat met drugshandel, acht ik het bedrag van € 5.000,- resp. €10.000,- in redelijke verhouding tot de zwaarte van de geschonden norm en de beoogde werking van de herstelsanctie (dwangsomoplegging).

Tabel 1: Handhavingsmatrix

 

Hoogte dwangsom bij overtreding 2:74 APV

Eerste dwangsom

Opleggen last onder dwangsom van € 5.000,- met een maximum van €10.000,-.

Na vollopen dwangsom

Opleggen last onder dwangsom van €10.000,- met een maximum van € 40.000,-.

Artikel 3 Herstel van overtreding

De last onder dwangsom strekt tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding. Verder houdt het de verplichting in tot betaling van een geldsom als de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd. Het opleggen van een last onder dwangsom is een middel om de overtreder te bewegen de overtreding te beëindigen en beëindigd te houden. Verbeurte van de dwangsom kan worden voorkomen door de overtreding op te heffen of herhaling te voorkomen.

Een last onder bestuursdwang is niet geschikt om een overtreding van artikel 2:74 van de APV te handhaven. Het opleggen van een last onder dwangsom is derhalve het (enige) instrument dat ten aanzien van een persoon opgelegd kan worden.

Artikel 4 Zienswijze

Voorafgaand aan mijn besluit tot het nemen van een eventuele maatregel maak ik eerst een voornemen kenbaar tot oplegging van een last onder dwangsom. De belanghebbende(n) wordt uitgenodigd voor een zienswijzegesprek en/of het indienen van een schriftelijke zienswijze. Dit in het kader van een zorgvuldige belangenafweging in de zin van artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 5 Begunstigingstermijn

Bij overtreding van artikel 2:74 van de APV en het opleggen van een last onder dwangsom wordt afgezien van een begunstigingstermijn. Bij een last tot het nalaten van een volgende overtreding hoeft geen begunstigingstermijn te worden gesteld.4

Artikel 6 Bekendmaking last aan overtreder

De last onder dwangsom wordt aan de overtreder bekendgemaakt. Ik stel het besluit op en verzend deze of laat het in persoon uitreiken aan de overtreder.5

Artikel 7 Verbeuren dwangsom

Bij iedere opvolgende geconstateerde overtreding verbeurt de overtreder van rechtswege de dwangsom. De politie of toezichthouder/BOA informeert mij hierover. Verbeurde dwangsommen zullen worden ingevorderd overeenkomstig de daarvoor geldende procedureregels op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Verjaringstermijn

Het is niet redelijk om overtredingen die in het verleden zijn begaan oneindig lang te laten meewegen bij het bepalen van de vervolgstap uit de handhavingsmatrix. Daarom geldt een verjaringstermijn voor in het verleden gesanctioneerde overtredingen. Ik hanteer een verjaringstermijn van vijf jaren. Wanneer binnen vijf jaren een nieuwe overtreding wordt geconstateerd, wordt de volgende stap uit de handhavingsmatrix toegepast.

Artikel 8 Overig

Wanneer de toepassing van deze beleidsregels voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben, die vanwege een bijzondere omstandighe(i)d(en), onevenredig is (zijn) in verhouding tot de met deze beleidsregels te dienen doelen, kan van deze beleidsregels worden afgeweken. Zo kan bijvoorbeeld een lager dwangsombedrag worden bepaald.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na die van bekendmaking.

Artikel 10 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels artikel 2:74 van de Algemene plaatselijke verordening voor Rozendaal.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 11 februari 2025 te Rozendaal,

De burgemeester van Rozendaal,

Ester Weststeijn


Noot
1

Stb. 2022, 461, p. 15

Noot
2

In rechtspraak van de ABRvS ECLI:NL:RVS:2020:1117

Noot
3

De straatprijzen zijn voor MDMA ongeveer €20,- en voor cocaïne ongeveer €45,- tot €60,- euro per gram, zo is te vinden op de website van Jellinek.

Noot
4

Zie o.a. ABRvS 16 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:904 en 19 januari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP1330.

Noot
5

Op 31 mei 2023 is de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van koers veranderd ten aanzien van het overtredersbegrip, zie ECLI:NL:RVS: 2023:2067 en ECLI:NL:RVS:2023:2071. Als iemand de overtreding niet zelf fysiek begaan heeft, is voortaan alleen sprake van overtrederschap als de overtreding niettemin aan diegene kan worden toegerekend. Van die toerekening is sprake als voldaan wordt aan de criteria voor het strafrechtelijke functionele daderschap (de zogenaamde IJzerdraad- en Drijfmest criteria voor natuurlijke respectievelijk rechtspersonen).