Beleidsregels handhaving kinderopvang gemeente Oudewater 2025

Geldend van 21-02-2025 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels handhaving kinderopvang gemeente Oudewater 2025

Besluit van burgemeester en wethouders van Oudewater houdende beleidsregels handhaving kinderopvang (Beleidsregels handhaving kinderopvang gemeente Oudewater 2025)

Het college van burgemeester en wethouders van Oudewater;

gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 1.61, eerste lid, 1.65, eerste en vierde lid, 1.66 en 1.72, eerste lid Wet kinderopvang;

Overwegende dat:

  • -

    Kwalitatief goede kinderopvang bijdraagt aan een goede start voor kinderen in de maatschappij en bijdraagt aan een goede ontwikkeling en aan het welbevinden van kinderen. In de kinderopvang moeten kinderen zich veilig voelen en de ruimte krijgen om zich te ontwikkelen (denk aan sociale emotionele-, cognitieve- en taalontwikkeling). Het gaat daarbij om een brede ontwikkeling met aandacht voor sociale activiteiten zoals samen spelen, samenwerken en leren van en met elkaar. Zo draagt kinderopvang bij aan een goede start voor kinderen in het basisonderwijs en de samenleving.

    Dit volgt ook uit één van de doelen die de wetgever heeft gesteld bij het opstellen van de Wet kinderopvang:

    Het bevorderen van de ontwikkeling van kinderen. De houder van een kinderopvangvoorziening is verantwoordelijk voor het leveren van kwalitatief goede kinderopvang. Het is belangrijk dat direct vanaf de start van een opvanglocatie verantwoorde en kwalitatief goede kinderopvang wordt aangeboden. Ouders moeten erop kunnen vertrouwen dat ze hun kind in een veilige en gezonde, stimulerende en vertrouwde omgeving achterlaten.

Besluit

vast te stellen “Beleidsregels handhaving kinderopvang gemeente Oudewater 2025”

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De belangrijkste begrippen en wat daaronder wordt verstaan zijn opgenomen in de Wet- en regelgeving.

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

Afwegingsmodel

In het afwegingsmodel is vastgelegd welke bestuurlijke handhavingsmaatregel(en) het college doorgaans oplegt. Per domein staat de hersteltermijn waarbinnen overtredingen moeten zijn hersteld en de hoogte van financiële sancties.

Boetebedrag

Bedrag van de op te leggen bestuurlijk boete, vastgesteld per overtreding in het bijgevoegde afwegingsmodel.

College

College van burgemeester en wethouders van de gemeente Oudewater.

Inspectieonderzoek

Een onderzoek als bedoeld in artikel 1.62, eerste lid Wet kinderopvang.

LRK

Landelijk Register Kinderopvang

Toezichthouder

De aangewezen toezichthouder van de GGD. De toezichthouder kinderopvang onderzoekt de naleving van de kwaliteitseisen en legt de bevindingen vast in een inspectierapport.

Houder

De aanbieder van kinderopvang. In de Wet kinderopvang is de wettelijke definitie opgenomen.

Recidive

Dezelfde of soortgelijke overtreding van een kwaliteitseis op een kinderopvangvoorziening begaan door dezelfde houder of gastouder binnen twee jaar.

Artikel 2 Toepassing

  • 1. Deze beleidsregels zijn van toepassing op de gemeentelijke inzet om toezicht te houden op de kwaliteit van de kinderopvang;

    • -

      aanvragen tot exploitatie en wijzigingsverzoeken voor kinderopvang af te handelen;

    • -

      te handhaven naar aanleiding van het niet naleven van voorschriften van de bij of krachtens de Wet kinderopvang gestelde regelgeving.

  • 2. Deze beleidsregels zijn van toepassing op alle gastouderbureaus, voorzieningen voor kinderopvang en gastouderopvang binnen de gemeente Oudewater.

Artikel 3 Handhaving

  • 1. De gemeente hanteert het bijgevoegde Afwegingsmodel Handhaving Kinderopvang bij het uitvoeren van de handhavingsacties die nodig zijn als een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en de Beleidsregels Innovatie & Kwaliteit Kinderopvang van de staatssecretaris van OCW. In het model, gebaseerd op het VNG-model, zijn de algemene stappen opgenomen die de gemeente kan hanteren bij het overtreden van de kwaliteitseisen. Het afwegingsmodel maakt integraal deel uit van deze beleidsregels.

  • 2. Het college kan gelijktijdig een herstelmaatregel en een bestuurlijke boete opleggen voor dezelfde overtreding.

  • 3. Als een overtreding niet in de beleidsregels opgenomen is, zoekt het college aansluiting bij vergelijkbare overtredingen in de beleidsregels.

Artikel 4 Wettelijk kader

Om de kwaliteit in de kinderopvang te waarborgen heeft de rijksoverheid kwaliteitseisen vastgesteld waar kinderopvangorganisaties zich aan moeten houden. Daarnaast zijn er eisen gesteld aan de administratie van een kinderopvangvoorziening.

Deze kwaliteitseisen zijn vastgelegd in de Wet kinderopvang. Daarnaast zijn deze kwaliteitseisen verder uitgewerkt in nadere regelgeving:

  • Besluit kwaliteit kinderopvang;

  • Regeling Wet kinderopvang;

  • Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang;

  • Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorziening voor gastouderopvang;

  • Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

  • Besluit landelijk register kinderopvang, register buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang.

Direct vanaf de start van een opvanglocatie moet aan deze kwaliteitseisen worden voldaan.

Hoofdstuk 2 Starten en wijzigen Kinderopvangvoorziening

Artikel 5 Toestemming

  • 1. Een kinderopvangvoorziening mag pas starten met haar werkzaamheden als zij daarvoor toestemming heeft gekregen van het college. Deze toestemming staat in een besluit. Daarin staat ook de datum waarop de voorziening mag starten. Dit besluit heet: de toestemming tot exploitatie. Het aanvragen hiervan kan met een door de rijksoverheid vastgesteld aanvraagformulier. Deze is te vinden op rijksoverheid.nl en ook op landelijkregisterkinderopvang.nl.

  • 2. Een kinderopvangvoorziening moet vanaf registratie voldoen aan alle kwaliteitseisen en verantwoorde opvang aanbieden.

  • 3. Het college geeft alleen toestemming voor exploitatie als de toezichthouder van oordeel is dat een houder van een kinderopvangvoorziening vanaf de start kan voldoen aan de kwaliteitseisen en verantwoorde en kwalitatief goede opvang kan aanbieden.

  • 4. Binnen drie maanden na registratie beoordeelt de toezichthouder of de voorziening in de praktijk ook aan de kwaliteitseisen voldoet.

  • 5. Handhaving bij een andere voorziening van de houder, kan aanleiding zijn om te besluiten dat een houder geen nieuwe opvang mag starten totdat alle overtredingen zijn hersteld.

  • 6. Het college kijkt, in afstemming met andere betrokken afdelingen, naast de beoordeling op de eisen vanuit de Wet kinderopvang bij een nieuwe aanvraag ook naar andere vergunningen die van belang zijn voor de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen. Zoals het voldoen aan alle relevante eisen met betrekking tot bouw, brandveiligheid en bestemmingen. Relevante stukken moeten aanwezig en in orde zijn.

  • 7. Als er toestemming is gegeven, registreert het college de voorziening in het Landelijk Register Kinderopvang.

Artikel 6 Niet gemelde kinderopvang

Als een kinderopvangvoorziening toch start zonder hiervoor schriftelijke toestemming te hebben gevraagd of verkregen, is sprake van niet gemelde oftewel illegale kinderopvang. Dit is een ernstige overtreding. Het college treedt hiertegen dan ook streng op. De locatie moet meteen sluiten en de houder kan een bestuurlijke boete krijgen. Ook kan de gemeente aangifte doen bij het Openbaar Ministerie op grond van artikel 1 van de Wet Economische Delicten.

Artikel 7 Wijzigingen registratiegegevens LRK

  • 1. Na het verkrijgen van de toestemming kunnen er wijzigingen in de geregistreerde gegevens plaatsvinden. Het is van belang elke wijziging direct door te geven aan het college. Het college kan een boete opleggen als een doorgevoerde wijziging niet of te laat is doorgegeven.

    Het kan bij wijzigingen bijvoorbeeld gaan om:

    • -

      de toekenning van een KvK-vestigingsnummer;

    • -

      het (correspondentie)adres; bezoekadres en telefoonnummer, contactpersoon;

    • -

      de beëindiging van de exploitatie van de kinderopvangvoorziening.

  • 2. Wijziging houder of rechtsvorm

    • -

      Als een andere houder een kinderopvangvoorziening wil overnemen moet deze nieuwe houder hiervoor vooraf toestemming vragen. Dit geldt ook als de houder een andere rechtsvorm krijgt, ook dit is een houderwijziging. Ook als de bestuurder hetzelfde blijft.

    • -

      Een houderwijziging wordt behandeld als een nieuwe aanvraag. Het college bepaalt de inhoud van een onderzoek in deze gevallen. Het onderzoek wordt uitgevoerd door de toezichthouder.

  • 3. Wijziging aantal kindplaatsen

    • -

      Bij de toestemming tot exploitatie is het maximumaantal kindplaatsen aangegeven. Dit maximumaantal kindplaatsen neemt de toezichthouder ook mee in de beoordeling of de houder redelijkerwijs aan de kwaliteitseisen voldoet, bijvoorbeeld met betrekking tot de eisen in het domein accommodatie en groepen.

    • -

      Wanneer dit aantal later wijzigt is het van belang dat de houder dit als wijziging doorgeeft. Voor een verhoging van het aantal kindplaatsen is aanvullende toestemming van het college nodig. Om hierover een besluit te kunnen nemen is een advies van de toezichthouder nodig. Het college geeft toestemming voor de wijziging als de houder daarmee aan de kwaliteitseisen blijft voldoen.

  • 4. Wijziging extra bemiddelingsrelatie en beëindiging bemiddelingsrelatie

    • -

      Als een gastouder zich wil aansluiten bij een extra gastouderbureau, dan moet dit gastouderbureau deze extra bemiddelingsrelatie aanvragen via een wijzigingsformulier. Ook het beëindigen van een bemiddelingsrelatie moet tijdig worden gemeld. Bij het toezicht op een gastouderbureau kijkt het college ook naar de aangesloten gastouders.

  • 5. Verhuizing

    • -

      Verhuizing van een kinderopvangvoorziening is een nieuwe aanvraag.

    • -

      Bij een gastouderbureau of ouderparticipatiecrèche kan sprake zijn van een verhuizing zonder dat een nieuwe aanvraag tot exploitatie nodig is. De verhuizing van een gastouderbureau of ouderparticipatiecrèche kan daarom via een wijzigingsformulier worden doorgegeven.

Artikel 8 Wijzigingsformulier

  • 1. Wijzigingen moeten worden ingediend met een wijzigingsformulier. Deze is te vinden op rijksoverheid.nl en ook op landelijkregisterkinderopvang.nl.

  • 2. De houder moet het wijzigingsverzoek minimaal 8 weken voor de gewenste wijzigingsdatum indienen.

  • 3. Het college beoordeelt of er een onderzoek door de toezichthouder moet plaatsvinden. Het college besluit binnen 8 weken of de wijziging kan plaatsvinden en kan worden geregistreerd. Voor sommige wijzigingen (zoal het wijzigen van een telefoonnummer of correspondentieadres) wordt geen besluit afgegeven.

  • 4. Het college informeert de houder als de wijziging is opgenomen in het LRK.

  • 5. Een gastouder moet wijzigingen bij het gastouderbureau melden. Het gastouderbureau geeft wijzigingen voor gastouderopvang door aan de gemeente.

Hoofdstuk 3 Toezicht

Artikel 9 Toezichthouder

  • 1. De toezichthouder is onafhankelijk en beoordeelt of een kinderopvangvoorziening voldoet aan de kwaliteitseisen. Vervolgens adviseert de toezichthouder het college op basis van de bevindingen.

  • 2. De toezichthouder stelt voor kindercentra en gastouderbureaus na elk jaarlijks onderzoek (en zo nodig vaker) een risicoprofiel op om de inspectielast te bepalen. Hiervoor gebruikt de toezichthouder een landelijk vastgesteld model, met verschillende indicatoren.

  • 3. Overtredingen bij een of meerdere kindercentra van een houder kunnen ook leiden tot verscherpt toezicht bij andere kindercentra van dezelfde houder. Bij gastouders betrekt de toezichthouder het risicoprofiel van het gastouderbureau.

  • 4. De toezichthouder vormt een oordeel aan de hand van onder andere:

    • -

      observaties;

    • -

      de inrichting en het gebruik van alle ruimtes waar kinderen gebruik van maken;

    • -

      gesprekken met medewerkers;

    • -

      een gesprek met de houder;

    • -

      documentenonderzoek;

    • -

      schriftelijk of persoonlijk contact met de oudercommissie.

Artikel 10 Onderzoeken

De toezichthouder voert diverse onderzoeken uit, te weten:

  • -

    onderzoeken voor registratie

  • -

    onderzoeken na registratie

  • -

    reguliere jaarlijkse inspectieonderzoeken

  • -

    incidentele onderzoeken

  • -

    nader onderzoek (na geconstateerde overtreding(en))

  • -

    Ook kan de toezichthouder thema-onderzoeken uitvoeren.

Minimaal 1 keer per jaar bezoekt de toezichthouder onaangekondigd ieder gastouderbureau, kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang. Daarnaast bezoekt de toezichthouder ook jaarlijks ten minste 50% van de geregistreerde voorzieningen voor gastouderopvang, waarbij iedere gastouderlocatie ten minste eens per 3 jaar bezocht wordt.

Artikel 11 Flexibele inspectieactiviteit

Door de invoering van de flexibele inspectieactiviteit kunnen inspecties meer op maat worden uitgevoerd. De toezichthouder beoordeelt altijd of de houder voldoet aan de eisen die betrekking hebben op:

  • -

    Verklaringen Omtrent het Gedrag;

  • -

    registratie in het Personenregister kinderopvang;

  • -

    pedagogische kwaliteit;

  • -

    voorschoolse educatie (als daar op de locatie sprake van is).

Afhankelijk van onder andere het risicoprofiel en de bepaalde speerpunten onderzoekt de toezichthouder de overige eisen. Ook houdt de toezichthouder op locatieniveau rekening met locatiekenmerken, meldingen en signalen.

Artikel 12 Herstelaanbod

  • 1. De toezichthouder beoordeelt de kwaliteit op locatie, maakt hiervan een rapport en adviseert aan de handhaver. Bij overtredingen biedt de toezichthouder, onder voorwaarden, de mogelijkheid om aan te tonen hoe de houder deze oplost, nog tijdens de onderzoeksperiode. Dit is het herstelaanbod. Uitgangspunt van de toezichthouder daarvoor is altijd dat sprake is van structureel blijvend herstel.

  • 2. De afweging of een houder een herstelaanbod krijgt en welke termijn daarvoor geldt ligt bij de toezichthouder. Daarmee is een herstelaanbod ook geen vooraf vaststaand recht.

  • 3. De toezichthouder bespreekt verbetermaatregelen en legt de nodige afspraken vast.

  • 4. Binnen de door de toezichthouder gestelde tijd moeten maatregelen worden genomen om de gewenste kwaliteit te bereiken en een vastgestelde overtreding te herstellen. Dit gebeurt vóórdat het conceptrapport is opgesteld.

  • 5. Na afloop van de afgesproken periode beoordeelt de toezichthouder of een overtreding structureel is opgeheven.

  • 6. Elke overtreding kan in aanmerking komen voor herstelaanbod, tenzij:

    • -

      aard en ernst van de overtreding zich niet leent voor het herstelaanbod;

    • -

      er te veel overtredingen zijn;

    • -

      de houder in de voorgaande 2 jaar al in de gelegenheid is gesteld om dezelfde of een vergelijkbare overtreding op te heffen;

    • -

      de toezichthouder direct gemeentelijk ingrijpen noodzakelijk acht;

    • -

      herstel niet mogelijk is binnen de onderzoeksperiode.

  • 7. Kinderopvanglocaties waar de kwaliteit structureel tekortschiet, komen doorgaans niet voor een herstelaanbod in aanmerking omdat zij niet aan de criteria voldoen.

  • 8. De toezichthouder beschrijft in het rapport de overtreding én of het herstelaanbod op tijd is nagekomen. Daarbij kijkt de toezichthouder vooral of de overtredingen hersteld zijn en of de kwaliteit structureel verbeterd is. Na afloop van de onderzoeksperiode geeft de toezichthouder een advies aan het college.

Artikel 13 Schriftelijk bevel

  • 1. Als de kwaliteit van de kinderopvang zo ernstig tekortschiet dat de (emotionele) veiligheid en gezondheid van de kinderen direct in het geding komt, heeft de toezichthouder de mogelijkheid om zelf in te grijpen. Dit gebeurt met een schriftelijk bevel. Dit doet de toezichthouder in ernstige gevallen, als het nemen van maatregelen geen uitstel kan lijden. Het bevel heeft een geldigheidsduur van 7 dagen.

  • 2. In het bevel geeft de toezichthouder aan wat de overtreding(en) is/zijn, welke actie de houder moet nemen en binnen welke termijn de houder dit moet doen.

Artikel 14 Signalen

  • 1. Het college stimuleert ouders, beroepskrachten, professionals, omwonenden of andere betrokkenen om meldingen en signalen over de kwaliteit te delen.

  • 2. Met signaal-gestuurd-toezicht reageert de toezichthouder op signalen uit de samenleving. Daarnaast heeft de toezichthouder afspraken gemaakt met houders dat zij bepaalde incidenten bij de toezichthouder melden.

  • 3. Ook informatie van de politie of Dienst Toeslagen kan voor de toezichthouder belangrijk zijn. Na elk signaal wordt bepaald welke actie nodig is, bijvoorbeeld een extra onderzoek of extra aandacht aan de aard van het signaal tijdens een jaarlijks onderzoek.

  • 4. De toezichthouder deelt ook zelf signalen met andere toezichthouders in de kinderopvang. Dit zijn bijvoorbeeld de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en gemeentelijk toezicht op het gebied van brandveiligheid.

  • 5. De toezichthouder deelt signalen met toezichthouders kinderopvang in een andere GGD-regio.

Artikel 15 Gastouderopvang en gastouderbureaus

Gastouderopvang vindt plaats in de woning van de gastouder of van het kind, is kleinschalig en persoonlijk. De gastouderopvang moet een veilige en gezonde omgeving zijn voor kinderen. De wettelijke kwaliteits- en toezichteisen wijken op enkele punten af van die voor kindercentra.

Dit betreft bijvoorbeeld de kwalificatie-eis. Ook is er geen vierogenprincipe (eis dat de gastouder altijd gezien of gehoord moet kunnen worden door een andere volwassene die er is) en dus minder zicht op de dagelijkse praktijk. Ook zijn de verantwoordelijkheden anders verdeeld: niet alleen de gastouder (de houder van de voorziening) is verantwoordelijk voor de kwaliteit, maar ook het gastouderbureau dat bemiddelt en begeleidt.

De toezichthouder kan binnen het inspectieonderzoek bij een gastouderbureau contact opnemen met de aangesloten gastouders, ook als hun voorziening voor gastouderopvang is gevestigd buiten de gemeente Oudewater.

Zoveel mogelijk van de inspecties bij gastouders en gastouderbureaus zijn onaangekondigd.

Wanneer de toezichthouder tijdens een inspectieonderzoek bij een gastouder een overtreding van het gastouderbureau vaststelt dan legt de toezichthouder deze overtreding ook vast in een inspectierapport. Daarnaast kan de toezichthouder zorgen over een gastouderbureau en signalen uit inspectieonderzoeken delen met de toezichthouder die toezicht houdt op het gastouderbureau.

Gastouderbureaus dragen direct bij aan de kwaliteit van de gastouderopvang door goede begeleiding en bemiddeling. Zij zijn verplicht hun gastouders meerdere keren per jaar te bezoeken.

Artikel 16 Voorschoolse educatie

Diverse kinderdagverblijven bieden voorschoolse educatie aan. Welke kinderdagverblijven dat zijn is vermeld in het LRK.

Deze kinderdagverblijven hebben een educatief aanbod om peuters te stimuleren in hun ontwikkeling, met een focus op de taalontwikkeling, en voor te bereiden op de basisschool. De voorschoolse educatie is onderdeel van het Onderwijsachterstandenbeleid (OAB).

Voor voorschoolse educatie gelden aanvullende wettelijke en gemeentelijke kwaliteitseisen, waar de toezichthouder toezicht op houdt. De toezichthouder heeft hierbij een signaalfunctie richting de Inspectie van het Onderwijs die toezicht houdt op de gehele voor- en vroegschoolse educatie (vve).

De wettelijke kwaliteitseisen maken standaard onderdeel uit van het jaarlijks onderzoek. Dit zijn bijvoorbeeld eisen aan het minimaal aantal uur aanbod, de opleidingseisen van de beroepskrachten en het vastleggen van de werkwijze in het pedagogisch beleidsplan en de uitvoering van het beleid.

Hoofdstuk 4 Handhaving

Artikel 17 Handhavingsafwegingen

  • 1. Vanuit de eigen taak en verantwoordelijkheid besluit het college welke handhavingsmaatregel passend en geboden is. Dit wordt per overtreding, locatie en houder afgewogen.

  • 2. Het college stelt handhavingsbesluiten zo duidelijk en eenvoudig mogelijk op.

  • 3. het college combineert zoveel mogelijk handhavingsbesluiten, zoals meerdere aanwijzingen, in één brief aan de houder met een duidelijke toelichting, zodat minder verwarring ontstaat over wat het college verwacht van de ontvanger.

  • 4. Het college betrekt bij de voorbereiding van elk besluit alle feiten en weegt alle belangen af. Daarbij wordt afgewogen welke handhavingsmaatregel geschikt en noodzakelijk is om het beoogde doel te bereiken; kwalitatief goede kinderopvang. In iedere casus beoordeelt het college of evenredigheid bestaat tussen de ernst van een vastgestelde overtreding en de zwaarte van de op te leggen sanctie.

  • 5. Bij de besluitvorming betrekt het college in elk geval:

    • -

      het inspectierapport, met daarin:

      • gerapporteerde overtreding(en);

      • bevindingen en conclusies van de toezichthouder;

      • indien van toepassing, de beschrijving van de omstandigheden;

      • het advies van de toezichthouder;

      • de reactie van de houder in het inspectierapport;

    • -

      reacties van de houder aan het college;

    • -

      de handhavingsgeschiedenis op locatieniveau en organisatieniveau;

    • -

      de inspectiegeschiedenis op locatieniveau en organisatieniveau;

    • -

      alle betrokken belangen waaronder het zwaarwegende belang van ouders en kinderen.

  • 6. Zodra een handhavingsbesluit wordt verstuurd is het college van oordeel dat het onderzoek van de toezichthouder zorgvuldig is uitgevoerd.

Artikel 18 Handhavingsmiddelen

  • 1.

    Schriftelijke waarschuwing

  • Herstellende handhaving is erop gericht dat een begane overtreding hersteld wordt en structureel hersteld blijft. In beginsel handhaaft het college altijd herstellend. Het doel is de kwaliteit van opvang zo snel mogelijk te herstellen zodat de houder kwalitatief goede kinderopvang aanbiedt. En kinderen weer in een veilige en gezonde omgeving opgevangen worden en verantwoorde kinderopvang krijgen.

  • Voordat de eerste juridische stap van een aanwijzing wordt gezet, kan daarom een schriftelijke waarschuwing worden gegeven om de houder te bewegen een overtreding binnen een gestelde termijn te herstellen. Een schriftelijke waarschuwing heeft geen juridische status. Een schriftelijke waarschuwing wordt niet gegeven bij ernstige overtredingen of als er sprake is van recidive.

  • 2.

    Aanwijzing

  • Als het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin een kindercentrum, voorziening voor gastouderopvang, of gastouderbureau is gevestigd, de voorschriften zoals vastgelegd in de Wet Kinderopvang (hoofdstuk 1, afdeling 3, paragrafen 2 en 3) niet of onvoldoende naleeft, kan de houder een schriftelijke aanwijzing ontvangen.

  • In de aanwijzing staat welke maatregelen de houder, binnen welk termijn, moet nemen om de wettelijke voorwaarden na te leven. Een aanwijzing kan ook een concretisering van wettelijke regels bevatten voor de specifieke situatie.

  • De aanwijzing blijft geldig, ook nadat de overtreding is hersteld. De gemeente betrekt deze aanwijzing bij handhavingsbesluiten in de opvolgende 2 jaren.

  • 3.

    Last onder dwangsom

  • De last onder dwangsom is de best geschikte handhavingsmaatregel waarvan de gemeente gebruik kan maken na de aanwijzing, als sluiting van de opvang (nog) niet proportioneel is.

  • De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid, zoals te vinden in artikel 5:32 van de Awb.

  • Als de aanwijzing niet tot structureel herstel van de overtreding heeft geleid, legt de gemeente in principe een last onder dwangsom op.

  • De gemeente kan ook direct een last onder dwangsom opleggen zonder dat eerst een aanwijzing is gegeven. Met een last onder dwangsom legt de gemeente de houder de plicht op om maatregelen uit te voeren binnen een aangegeven termijn. Als een houder binnen de hersteltermijn de overtreding opheft en/of niet herhaalt, hoeft deze de dwangsom niet te betalen.

  • Is vastgesteld dat een overtreding niet is opgeheven of is herhaald, dan moet de houder de dwangsom betalen. Met een last onder dwangsom kan op meerdere herhalingen worden gehandhaafd. Een last onder dwangsom kent daarvoor een maximumbedrag.

  • Als er binnen 2 jaar, sinds de laatste opgelegde aanwijzing, een overtreding van dezelfde kwaliteitseis is vastgesteld legt de gemeente doorgaans een last onder dwangsom op. Ook als de kwaliteitseis in de tussenliggende periode is beoordeeld en er geen overtreding is vastgesteld.

  • 4.

    Exploitatieverbod

  • Zodra er geen sprake (meer) is van verantwoorde kinderopvang sluit het college de kinderopvang tijdelijk. Wat onder verantwoorde kinderopvang wordt verstaan is vastgelegd in artikel 1.49 van de Wet kinderopvang. Ook kan de kinderopvang gesloten worden zolang de houder een bevel van de toezichthouder of aanwijzing niet opvolgt.

  • Daarnaast gaat het college over tot tijdelijke sluiting bij locaties waar de kwaliteit structureel ondermaats is. Eerdere minder zware handhavingsmaatregelen hebben dan niet tot (structureel) herstel geleid. Bij deze tijdelijke sluiting moet de kinderopvang gesloten blijven zolang niet aan de kwaliteitseisen wordt voldaan. Pas als de houder aantoont dat de kwaliteit verbeterd is en blijft, mag de kinderopvang weer open. De toezichthouder beoordeelt dit tijdens een inspectieonderzoek.

  • Het belang van ouders en kinderen bij kwalitatief goede kinderopvang weegt altijd zwaarder dan het belang van continuïteit van opvang of een financieel belang.

  • Als het college een kinderopvanglocatie sluit, moet de houder de ouders zelf op de hoogte stellen van deze sluiting. Als de houder dit niet doet, informeert het college of de toezichthouder ouders hierover. Dit gebeurt schriftelijk of mondeling.

  • 5.

    Intrekken toestemming

  • Lukt het de houder na sluiting van een locatie niet om (binnen redelijke termijn) de overtredingen structureel op te heffen dan kan het college de toestemming tot exploitatie intrekken.

  • Ook als een houder de kwaliteitseisen structureel niet naleeft, na verbetering opnieuw overtredingen begaat, veel en/of ernstige overtredingen of overtredingen die redelijkerwijs niet kunnen worden hersteld, sluit het college de kinderopvang permanent. Dit doet zij door de toestemming tot exploitatie in te trekken en de voorziening te verwijderen uit het LRK.

  • Het college kan de toestemming ook direct intrekken als:

    • -

      niet langer wordt voldaan aan de definitie van kinderopvang, ouderparticipatiecrèche, gastouderopvang, gastouder of gastouderbureau;

    • -

      er sprake is van (een) overtreding(en) die, naar het oordeel van de toezichthouder, niet hersteld kan (kunnen) worden.

  • 6.

    De last onder bestuursdwang

  • Bij een last onder bestuursdwang neemt het college bepaalde maatregelen om de overtreding van de kwaliteitseis op te heffen. Dit handhavingsmiddel is bijvoorbeeld geschikt om een kinderopvangvoorziening te sluiten en gesloten te houden bij overtreding van een exploitatieverbod. Alle kosten die gemaakt worden bij de last onder bestuursdwang zijn voor rekening van de houder. De last onder bestuursdwang is te vinden in paragraaf 5.3.1. van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 7.

    Bestuurlijke boete

  • Voor enkele ernstige overtredingen legt het college altijd een boete op, ook als de houder maatregelen neemt om herhaling of voortduren van een overtreding te voorkomen. Deze boetes staan in de tabellen ‘Directe boete’. Overtredingen van de in het afwegingsmodel genoemde voorschriften kunnen dusdanig ernstige gevolgen hebben dat kinderen deze levenslang met zich mee kunnen dragen. Dit zijn dan ook zeer ernstige overtreding.

  • Elke overtreding beoordeeld en bestraft het college afzonderlijk ook als één kwaliteitseis meerdere keren is overtreden. Daarnaast legt het college een boete op als een houder na het opleggen van een aanwijzing geen maatregelen heeft genomen om herhaling of voortduren van een overtreding te voorkomen.

  • Zodra één kwaliteitseis meerdere keren is overtreden, beoordeelt het college of het totale boetebedrag dat kan worden opgelegd evenredig is met de ernst van de overtredingen en de mate waarin de kwaliteit van opvang negatief werd beïnvloed.

  • Een boete heeft altijd financiële gevolgen voor de overtreder. De draagkracht van een overtreder speelt geen rol bij het bepalen van de hoogte van een boete. Deze draagkracht is voor het college immers moeilijk vast te stellen. Een boete treft niet elke overtreder even zwaar. Als de overtreder kan aantonen dat hij een boete niet in één keer kan betalen zonder dat de continuïteit van de opvang in gevaar komt, dan is dat in beginsel geen reden om een boete te matigen of van het opleggen van een boete af te zien. Wel kan dit reden zijn om een betalingsregeling toe te staan.

  • Ook het (vrijwillig) sluiten van een locatie is geen reden om van het opleggen van een boete af te zien.

Artikel 19 Recidive

De houder is verantwoordelijk voor de naleving van de kwaliteitseisen. Daarmee is de houder de overtreder als de kwaliteitseisen niet zijn nageleefd. Elke herhaling van een overtreding van een voorschrift, waarvoor eerder een herstelaanbod is gedaan of handhaving is ingezet, is recidive.

Het belang van ouders en kinderen bij kwalitatief goede kinderopvang gaat voor het (financiële) belang van de houder en het personeel.

Bij recidive zet het college doorgaans direct een zwaarder handhavingsmiddel in.

Wanneer een houder een overtreding binnen 2 jaar na het opleggen van een aanwijzing herhaalt, dan legt het college voor nieuwe overtredingen een last onder dwangsom op.

Wordt een overtreding herhaalt na het opleggen en invorderen van een last onder dwangsom of het opleggen van een bestuurlijke boete dat legt het college een hogere dwangsom of boete op. In beginsel wordt het bedrag uit het afwegingsmodel bij iedere herhaling van een overtreding met 50% verhoogd.

Wanneer binnen 3 jaar twee keer voor dezelfde overtreding een last onder dwangsom is opgelegd en ingevorderd, vervolgt het college de handhaving doorgaans met het exploitatieverbod. De houder voldoet immers langere tijd niet aan de minimale kwaliteitseisen; de kwaliteit van opvang schiet structureel tekort.

Artikel 20 Gastouderopvang

De eerder beschreven werkwijze is ook van toepassing op de gastouderopvang. Daarbij houdt het college wel rekening met de aard van de gastouderopvang. Ook de gastouderopvang moet een veilige en gezonde omgeving zijn voor kinderen.

Bij de handhaving op de gastouderopvang, zijn de volgende zaken van belang:

  • -

    Lagere boetes en dwangsommen voor de gastouder: door de beperkte omvang heeft een gastouder ook minder financiële draagkracht. Het college houdt hier rekening mee in de vaststelling van de bedragen voor boetes en dwangsommen.

  • -

    Boetes bij niet gemelde wijzigingen: gastouderbureaus zijn medeverantwoordelijk voor het toezicht op de gastouderopvang en de toezichthouder doet alleen steekproefsgewijs onderzoek. Daarom is het van belang dat goed zicht is op de opvang: hoe is het geregeld, waar is wel en geen opvang en wie kan daarvoor worden aangesproken. Het college legt daarom direct boetes op bij het niet melden van een uitbreiding, het niet melden van de start of beëindiging van bemiddelingsrelaties en het niet melden van de beëindiging van de exploitatie van de voorziening. Boetes worden opgelegd aan het gastouderbureau, zij moeten wijzigingen tijdig melden.

  • -

    Snellere sluiting: bij een gastouder gaat het college sneller over tot sluiting (exploitatieverbod) van de opvangvoorziening en intrekking van de toestemming. De kwaliteit van de opvang is namelijk onlosmakelijk verbonden aan de gastouder en het college verwacht daarom geen verbetering na herhaling van overtredingen.

  • -

    Signaal naar andere gemeenten: als het college handhavingsmaatregelen inzet bij een gastouderbureau in een andere gemeente, informeert zij het betreffende college.

  • -

    Personenregister kinderopvang: Het gastouderbureau is verantwoordelijk voor registratie en wijzigingen in het personenregister kinderopvang. Hiervoor is het gastouderbureau afhankelijk van informatie van de gastouder. Het ligt op de weg van het gastouderbureau om ervoor te zorgen dat zij tijdig de juiste informatie van hun gastouders ontvangen. Het ontbreken van informatie over wijzigingen in het huishouden van gastouders of in de groepssamenstelling bij bemiddeling van een gastouder door meerdere gastouderbureaus ligt in de risicosfeer van het gastouderbureau. Het is aan een gastouderbureaus om aan te tonen dat zij er redelijkerwijs alles aan hebben gedaan om overtredingen te voorkomen.

Artikel 21 Handhaving bij een gastouderbureau gevestigd buiten onze gemeente

De toezichthouder kan bij een onderzoek bij een voorziening voor gastouderopvang binnen onze gemeente een overtreding vaststellen, begaan door een gastouderbureau gevestigd buiten onze gemeente. Aan gastouderbureaus gevestigd buiten onze gemeente mag het college geen aanwijzing opleggen. Ook het opleggen van een last onder dwangsom is in dit geval geen geschikt handhavingsmiddel. Immers, het college is doorgaans niet zelf verantwoordelijk voor het toezicht op deze bureaus. Een last onder dwangsom is alleen een effectief handhavingsmiddel als deze ook wordt ingevorderd bij herhaling van een overtreding. Nu het college hierop buiten haar gemeentegrenzen geen toezicht kan houden, vervalt de effectiviteit van dit handhavingsmiddel.

Het enige handhavingsmiddel dat geschikt en daarmee noodzakelijk voor handhaving bij deze bureaus is het opleggen van een bestuurlijke boete.

Artikel 22 Voorschoolse educatie (ve)

Als sprake is van een overtreding van de wettelijke basisvoorwaarden voor voorschoolse educatie, informeert de toezichthouder de Inspectie van het Onderwijs. Deze gebruikt de informatie als signaal in het eigen toezicht. De toezichthouder kan ook voor de ve specifieke eisen een herstelaanbod doen.

Het college verstrekt subsidie aan kinderdagverblijven met voorschoolse educatie om een ander kwaliteitsniveau te realiseren. Als de toezichthouder een overtreding vaststelt van de wettelijke kwaliteitseisen voorschoolse educatie, zet het college de handhavingsmiddelen in die hiervoor zijn beschreven. Als een aanwijzing niet is opgevolgd, treedt het college eerst op binnen de subsidierelatie. Overtredingen kunnen grond zijn voor het weigeren van een subsidieaanvraag of leiden tot lagere subsidievaststelling.

Artikel 23 Publicatie handhavingsbesluiten

Het college maakt handhavingsbesluiten openbaar in het Landelijk Register Kinderopvang zodra deze onherroepelijk zijn. Een handhavingsbesluit is onherroepelijk zodra alle bezwaar- en beroepsprocedures tegen het besluit zijn afgerond. In besluiten staat hoe in bezwaar en/of beroep gegaan kan worden.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 24 Overgangsrecht

Indien een aanwijzing wordt gegeven of een sanctie wordt opgelegd wegens een overtreding die plaatsvond vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregels, blijft het beleid zoals dat gold op het moment van de overtreding, van toepassing.

Artikel 25 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden een dag na bekendmaking in werking.

Artikel 26 Intrekking oude regeling

De Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Oudewater die per 14 november 2019 in werking zijn getreden worden ingetrokken.

Artikel 27 Citeertitel

De beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels handhaving kinderopvang gemeente Oudewater 2025”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oudewater in zijn vergadering van 11 februari 2025.

Het college van burgemeester en wethouders,

De secretaris

Drs. S.G.M. van Eck

De burgemeester

drs. D.C. de Vries

Bijlage 1:

Afwegingsmodel Handhaving kinderopvang

Handhaving samengevat

Het college treedt handhavend op als de toezichthouder een overtreding vaststelt op een kinderopvangvoorziening. In dit afwegingsmodel geeft het college aan welke bedragen het uitgangspunt zijn bij de inzet van handhavingsmiddelen.

De toezichthouder kan een houder van een kinderopvangvoorziening de gelegenheid bieden om vastgestelde overtredingen nog tijdens de onderzoeksperiode op te heffen (het herstelaanbod). Als de houder de overtreding al heeft hersteld of redelijkerwijs snel zal herstellen, kan het college besluiten af te zien van handhaving gericht op herstel.

Het college kan bij herstellende handhaving kiezen voor de aanwijzing, daarin staat welke maatregelen moeten worden genomen om de overtreding te herstellen. Een aanwijzing kan ook een concretisering van wettelijke regels bevatten voor de specifieke situatie.

Het college kan bij herstellende handhaving ook kiezen voor de last onder dwangsom. Bijvoorbeeld wanneer blijkt dat de aanwijzing niet tot herstel van de overtreding heeft geleid.

Als ook de last onder dwangsom en de invordering daarvan niet leiden tot structureel herstel sluit het college de locatie (tijdelijk) met een exploitatieverbod.

Als een houder geen verantwoorde kinderopvang aanbiedt sluit het college een kinderopvanglocatie direct.

Blijkt na (tijdelijke) sluiting de kwaliteit van opvang alsnog niet structureel hersteld dan trekt het college de toestemming in. Het college kan de toestemming ook direct intrekken.

Bij enkele ernstige overtredingen legt het college altijd een boete op. Voor andere overtredingen kan het college een boete opleggen via het niet opvolgen van een aanwijzing.

De hier opgenomen bedragen gelden per overtreding van een voorschrift. Het aantal overtredingen waarvoor het college een financiële sanctie oplegt is beperkt tot 4 overtredingen van hetzelfde voorschrift per inspectieonderzoek.

Voor de bedragen sluit het college aan bij de categorieën genoemd in artikel 23 lid 4 van het Wetboek van Strafrecht.

Gezien de ernst van het niet aanbieden van kinderopvang die voldoet aan de minimale kwaliteitseisen is met name aangesloten bij de tweede, derde en vierde categorie. Een financiële sanctie is nooit lager dan het genoemde bedrag uit de eerste categorie. Voor de gastouderopvang, met uitzondering van de gastouderbureaus, en de ouderparticipatiecrèches wordt hierop een uitzondering gemaakt. Daar gelden andere bedragen. In de tabel is het maximum sanctiebedrag bij een eerste overtreding van het voorschrift opgenomen. Bij recidive wordt het boetebedrag met 50% verhoogd.

Hersteltermijnen

Overtredingen met grote consequenties voor de kwaliteit van kinderopvang moeten in beginsel direct of binnen maximaal 7 dagen worden beëindigd. Overtredingen met gemiddelde consequenties voor de kwaliteit van kinderopvang moeten in beginsel binnen maximaal 14 dagen worden hersteld. Overtredingen met lichte tot matige consequenties voor de kwaliteit van kinderopvang moeten in beginsel binnen een gemiddelde termijn van maximaal 21 dagen worden hersteld. Voor elke overtreding beoordeelt het college welk hersteltermijn passend en geboden is.

Dwangsommen Kindercentrum

Algemene voorwaarden kwaliteit en naleving

Overtredingen in het domein Algemene voorwaarden kwaliteit en naleving hebben grote consequenties voor de kwaliteit van kinderopvang.

Administratie

de derde categorie

Maatregelen aanpak a-ziekten

de derde categorie

Pedagogisch klimaat

Overtredingen in het domein pedagogisch klimaat hebben grote consequenties voor de kwaliteit van kinderopvang.

Pedagogisch beleid

de derde categorie

Pedagogische praktijk

de derde categorie

Voorschoolse educatie

de derde categorie

Inzet pedagogisch beleidsmedewerker voorschoolse educatie

de derde categorie

Personeel en groepen

Overtredingen in het domein Personeel en groepen hebben grote consequenties voor de kwaliteit van kinderopvang.

Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang

de derde categorie

Opleidingseisen

de derde categorie

Aantal beroepskrachten

de derde categorie

Eisen aan de inzet van beroepskrachten in opleiding en Stagiairs

de derde categorie

Inzet pedagogisch beleidsmedewerkers

de tweede categorie

Stabiliteit van de opvang voor kinderen

de tweede categorie

Voertaal

de tweede categorie

Veiligheid en gezondheid

Overtredingen in het domein Veiligheid en gezondheid hebben grote consequenties voor de kwaliteit van kinderopvang.

Veiligheids- en gezondheidsbeleid

de tweede categorie

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

de tweede categorie

Meld- overleg- en aangifteplicht

de tweede categorie

Accommodatie

Overtredingen in het domein Accommodatie hebben, bij het ontbreken van een acute situatie, gemiddelde consequenties voor de kwaliteit van kinderopvang. Bij acute situaties hebben overtredingen grote consequenties voor de kwaliteit van kinderopvang.

Eisen aan ruimtes

de tweede categorie

Ouderrecht

Overtredingen in het domein Ouderrecht hebben lichte tot matige consequenties voor de kwaliteit van kinderopvang.

Informatie

de tweede categorie

Oudercommissie

de tweede categorie

Klachten en geschillen

de tweede categorie

Dwangsommen Gastouderbureau

Personeel

Overtredingen in het domein Personeel hebben grote consequenties voor de kwaliteit van opvang.

Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang

de derde categorie per ontbrekende VOG, inschrijving en/of koppeling

Personeelsformatie per gastouder

de tweede categorie

Veiligheid en gezondheid

Overtredingen in het domein Veiligheid en gezondheid hebben grote consequenties voor de kwaliteit van opvang.

Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid

de tweede categorie

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

de tweede categorie

Meld- overleg- en aangifteplicht

de tweede categorie

Ouderrecht

Overtredingen in het domein Ouderrecht hebben lichte tot matige consequenties voor de kwaliteit van kinderopvang.

Informatie

de tweede categorie

Oudercommissie

de tweede categorie

Klachten en geschillen

de tweede categorie

Kwaliteit gastouderbureau en zorgplicht

Overtredingen in het domein Kwaliteit gastouderbureau en zorgplicht hebben grote consequenties voor de kwaliteit van opvang

Kwaliteitscriteria

de tweede categorie

Administratie gastouderbureau

de tweede categorie

Dwangsommen Gastouder

Het maximum dwangsombedrag voor een voorziening voor gastouderopvang is gelijk aan het bedrag genoemd bij de eerste categorie artikel 23 lid 4 Wetboek van Strafrecht en bij recidive vermeerderd met 50 % daarvan.

Dwangsommen Ouderparticipatieopvang

Het maximum dwangsombedrag voor een ouderparticipatiecrèche is gelijk aan het bedrag genoemd bij de tweede categorie artikel 23 lid 4 Wetboek van Strafrecht en bij recidive vermeerderd met 50 % daarvan.

Bestuurlijke boete

Voor enkele overtredingen legt het college, naast een herstelsanctie, in beginsel altijd een boete op. Deze overtredingen staan in de eerste tabel: Directe boete. Voor de overige overtredingen kan naast een herstelsanctie ook een boete worden opgelegd. In de tabel is het maximum boetebedrag bij een eerste overtreding van het voorschrift opgenomen. Bij recidive verhoogt het college het maximum boetebedrag met 50 %.

Bij het opleggen van een bestuurlijke boete stemt het college de hoogte van de boete altijd af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Daarbij houdt het college rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan. Om tot matiging over te gaan, verwacht het college een actieve houding van de overtreder. Het is belangrijk dat een houder niet alleen stelt dat bepaalde (bijzondere) omstandigheden zich hebben voorgedaan, maar dat de houder dit ook aantoont. Als met 1 feitelijke gedraging 2 of meer overtredingen zijn begaan legt het college alleen een bestuurlijke boete op voor de overtreding met het hoogste boetebedrag.

Directe boete

algemeen

kindercentrum en GOB

gastouders

Exploitatie zonder toestemming college

de vierde categorie

de derde categorie

Aanbieden kinderopvang zonder schriftelijke overeenkomst

de derde categorie

 

Schenden medewerkingsplicht

de derde categorie

de tweede categorie

Niet opvolgen bevel

de vierde categorie

de derde categorie

Overtreden exploitatieverbod

de vierde categorie

de tweede categorie

Niet (tijdig) melden wijzigingen

de tweede categorie

 

Personeel en groepen

kindercentrum en GOB

Verklaring omtrent Gedrag (VOG)

de tweede categorie per ontbrekende VOG

Personenregister kinderopvang

de tweede categorie per ontbrekende inschrijving en/of koppeling

Beroepskrachtkind-ratio (BKR)

de tweede categorie per ontbrekende beroepskracht

Op de uren dat niet tenminste de helft van het conform de BKR benodigde aantal beroepskrachten is ingezet.

de helft van het bedrag genoemd bij de tweede categorie per ontbrekende beroepskracht

Kwalificatie

Het benodigde diploma, certificaat, enz.

de tweede categorie per ontbrekende kwalificatie

Gastouders - Personeel en groepen

Verklaring omtrent Gedrag (VOG)

de eerste categorie per ontbrekende VOG

Groepsgrote en groepssamenstelling

de eerste categorie per overtreding

Kwalificatie

Het benodigde diploma, certificaat, enz.

de eerste categorie per ontbrekende kwalificatie

Kwaliteit gastouderbureau

Pedagogische praktijk

Begeleiding en ondersteuning van de Gastouder:

Uitvoering pedagogisch beleid door gastouders leidt tot verantwoorde gastouderopvang.

de tweede categorie per VGO waar onvoldoende is toegezien op de kwaliteit van opvang en/of de begeleiding tekortschiet

Het gastouderbureau voldoet niet aan zijn zorgplicht:

De samenstelling van de groep kinderen bij de gastouder

de tweede categorie per VGO waar de groepsgrootte en/of samenstelling niet voldoet

Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang:

Inschrijving en koppeling gastouder, huisgenoten en structureel aanwezigen

de tweede categorie per ontbrekende inschrijving en/of koppeling

Veiligheid en gezondheid:

Inventarisatie van risico’s voorzieningen voor gastouderopvang

de tweede categorie

Hiervoor kan een boete worden opgelegd

Overige kwaliteitseisen

Niet opvolgen aanwijzing

de derde categorie, voor gastouder tweede categorie

Eisen ruimtes gastouderopvang:

De houder van een gastouderbureau toetst aantoonbaar jaarlijks op naleving van deze eisen

de tweede categorie per VGO waar niet is voldaan aan deze kwaliteitseisen en niet aantoonbaar is getoetst op de naleving

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

de tweede categorie per gastouder waar de kennis en het gebruik van de handelwijze uit de meldcode niet is bevorderd.

Inzet pedagogisch beleidsmedewerkers

de derde categorie