Nadere regels subsidieverstrekking gemeente De Bilt 2025

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 04-03-2025

Intitulé

Nadere regels subsidieverstrekking gemeente De Bilt 2025

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente De Bilt;

Gelet op het bepaalde in artikel 2, tweede lid van de Algemene Subsidieverordening De Bilt 2019, en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

gezien het collegevoorstel 4 februari 2025;

besluit vast te stellen de Nadere regels subsidieverstrekking gemeente De Bilt 2025.

Hoofdstuk 1 Algemene nadere regels

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • 1.

    Activiteitensubsidie: de subsidie waarbij vooraf door de gemeente aan een instelling voor een bepaalde periode een bedrag toegekend wordt voor afgesproken activiteiten en prestaties.

  • 2.

    Algemene nadere regels: de omschrijvingen en voorschriften die, tenzij anders aangegeven, gelden voor alle subsidies op de terreinen zoals beschreven in artikel 1.2.

  • 3.

    Asv: Algemene subsidieverordening gemeente De Bilt 2019.

  • 4.

    Beleidsdoelstelling: een doel gericht op een concrete (meetbare) verandering in een situatie of bij een doelgroep, dat direct bijdraagt aan het realiseren van gewenste maatschappelijke effecten.

  • 5.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt.

  • 6.

    Eenmalige subsidie: subsidie voor bijzondere incidentele activiteiten of projecten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager en waarvoor het college slechts voor een periode van maximaal drie achtereenvolgende jaren subsidie wil verstrekken.

  • 7.

    Garantiesubsidie: de subsidie voor activiteiten met een onzeker verloop waarvoor door de aanvrager bij het college een reëel sluitende begroting is overlegd en het college garant staat tot een vooraf te bepalen bedrag.

  • 8.

    Huisvestingskosten: de door het college in de begroting van een instelling aanvaarde kosten als gevolg van het huren of in eigendom hebben van accommodaties waarin gesubsidieerde activiteiten plaatsvinden.

  • 9.

    Inclusie: waar iedereen kan meedoen, maakt niet uit wat je leeftijd, culturele achtergrond, gender, inkomen, mentale of fysieke beperkingen is/zijn.

  • 10.

    Jaarlijkse subsidie: subsidie voor één kalenderjaar.

  • 11.

    Maatschappelijk effect: de veranderingen en effecten die een bepaald beleid of de optelsom van activiteiten of ontwikkelingen teweegbrengen op het niveau van de samenleving.

  • 12.

    Meerjarige subsidie: subsidie voor twee kalenderjaren. De voorschriften in deze nadere regels waar wordt gesproken over jaarlijkse subsidie zijn ook van toepassing voor de meerjarige subsidies.

  • 13.

    Personeelskosten: de door het college in de begroting van de instelling aanvaarde kosten als gevolg van het in dienst hebben van beroepskrachten.

  • 14.

    Specifieke nadere regels: specifieke beschrijvingen met betrekking tot onder andere doelgroepen, subsidiabele activiteiten, kosten en (inhoudelijke) subsidievoorwaarden.

  • 15.

    Subsidieprogramma: overzicht met daarin opgenomen de instellingen, groepen of personen aan wie voor een bepaald kalenderjaar een subsidie zal worden verleend.

  • 16.

    Tender: een verdeelsysteem waarbij aanvragen tegen elkaar worden afgewogen.

  • 17.

    Uitvoeringsovereenkomst: overeenkomst tussen de gemeente en de ontvangende instelling met een beschrijving van onder andere de activiteiten, prestaties, voorwaarden, subsidieverplichtingen en aan welke gemeentelijke doelen de subsidie moet bijdragen.

Artikel 1.2 Algemene nadere regels

  • 1. De nadere regels bij de Asv zijn van toepassing op de beleidsterreinen armoede, jeugd(hulp) en onderwijsachterstanden, klimaat en energie, kunst en cultuur, maatschappelijke ondersteuning (inclusief welzijn en gezondheid) en sport.

  • 2. De bepalingen in dit hoofdstuk zijn van toepassing op alle subsidieaanvragen die het college behandelt op het gebied van de in lid 1 genoemde beleidsterreinen met uitzondering van de subsidies die direct en onverkort voortvloeien uit Europees, rijks- of provinciaal beleid.

  • 3. Geen of minder subsidie wordt verstrekt als de aanvrager gebruik kan maken van of in overwegende mate wordt gefinancierd uit andere regelingen die van overheidswege (Rijk/provincie e.d.) of vanuit koepelorganisaties in het leven zijn geroepen.

Artikel 1.3 Eenmalige subsidie

  • 1. Onder eenmalige subsidies, zoals omschreven in artikel 1.1, zesde lid, vallen onder andere, maar niet uitsluitend, subsidies uit waardering voor een bepaalde activiteit, subsidies voor (nieuwe) projecten, deskundigheidsbevordering, calamiteiten en subsidies in de vorm van een garantie.

  • 2. Jaarlijks wordt onder begrotingsvoorbehoud een apart budget beschikbaar gesteld voor eenmalige projectsubsidies. De nadere voorwaarden voor dit specifieke budget voor eenmalige projectsubsidies staan beschreven in het voor dat jaar geldende subsidieprogramma.

Artikel 1.4 Jaarlijkse en tweejaarlijkse subsidie

  • 1. Jaarlijkse subsidies worden verleend als activiteitensubsidie of garantiesubsidie.

  • 2. Jaarlijkse subsidies worden zoveel mogelijk verleend als vaste bedragen. Instellingen worden geacht hiermee voldoende gemeentelijke financiering te hebben gekregen en kunnen voor eventuele tegenvallers niet terecht bij de gemeente. Wanneer er sprake is van meevallers heeft het college de bevoegdheid te bepalen hoe hiermee wordt omgegaan.

  • 3. De jaarlijkse subsidies op de beleidsterreinen zoals genoemd in artikel 1.2 lid 1 worden vermeld in het subsidieprogramma.

  • 4. De subsidieontvanger dient substantiële financiële wijzigingen tijdig te melden.

  • 5. Met de instellingen die een jaarlijkse subsidie ontvangen kan het college een uitvoeringsovereenkomst sluiten.

  • 6. De subsidieontvanger met wie het college een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten, overlegt binnen de in artikel 19 lid 1 van de Asv bedoelde termijn, naast de in de Asv benoemde stukken, een eindrapportage. In de eindrapportage legt de subsidieontvanger per product of activiteit verantwoording af over de in de uitvoeringskomst overeengekomen inzet, prestaties, resultaten en financiën. Gebeurt dit niet, niet tijdig of onvolledig, dan stelt het college de subsidie lager vast en kan het college besluiten tot terugvordering. Dit gebeurt in verhouding tot de mate waarin de subsidieontvanger de voorschriften niet is nagekomen.

  • 7. In geval van vergelijkbare activiteiten en/of onvoldoende budget gaat het college over tot rangschikking, waarbij de aanvraag of aanvragen met de meeste punten subsidie ontvangen. Bij rangschikking worden de aanvragen op basis van de volgende criteria beoordeeld:

    • -

      Relevantie (maximaal 60 punten). In hoeverre de activiteit bijdraagt aan het effect en de beleidsdoelstellingen die de gemeente wil bereiken op het betreffende onderwerp (50) en inspeelt op de (veranderende) behoefte in de samenleving (10).

    • -

      Kwaliteit (maximaal 40 punten). In hoeverre er sprake is van duidelijke en concrete doelstellingen (10), een goed onderbouwd plan van aanpak (10), een duidelijke en realistische begroting (10) en kwalificaties en ervaring van de aanvrager (10).

Artikel 1.5 Procedure subsidieprogramma

  • 1. Het college stelt het ontwerp subsidieprogramma uiterlijk in oktober voor het daaropvolgende jaar vast.

  • 2. Belanghebbenden krijgen 4 weken de tijd om hun zienswijze op het ontwerp subsidieprogramma schriftelijk in te dienen bij het college.

  • 3. Het college stelt vervolgens het subsidieprogramma vast en beslist conform de Asv vóór 1 december op elke jaarlijkse subsidieaanvraag middels een subsidiebeschikking.

Artikel 1.6 Subsidiabele kosten

  • 1. Onder subsidiabele kosten worden de in redelijkheid en naar het oordeel van het college noodzakelijk gemaakte kosten verstaan, die direct verbonden zijn met de uitvoering van de activiteit zoals bedoeld in deze nadere regels.

  • 2. Om efficiëntieredenen verleent het college alleen subsidies met een minimumbedrag van € 500.

  • 3. Het college kan bij verleningsbeschikking van het bepaalde in dit artikel afwijken.

Artikel 1.7 Algemene beoordelingscriteria

Bij de beoordeling van de subsidieaanvragen wordt getoetst in hoeverre zij voldoen aan de volgende criteria:

  • 1.

    De activiteit draagt bij aan de beleidsdoelstellingen van de gemeente De Bilt zoals beschreven in deze nadere regels.

  • 2.

    De subsidieontvanger streeft na dat de activiteit(en) een duurzaam effect heeft (in ieder geval bij jaarlijkse subsidies) en goed aansluiten bij de – steeds veranderende – behoeften in de samenleving.

  • 3.

    De maatschappelijke organisatie streeft naar zelfstandigheid, onder andere door het waar mogelijk genereren van eigen inkomsten of door cofinanciering door een andere organisatie dan de gemeente.

  • 4.

    Er wordt daar waar nodig en van toegevoegde waarde actief samengewerkt met andere maatschappelijke organisaties.

  • 5.

    De mate waarin een activiteit toegankelijk is voor iedereen en bijdraagt aan een inclusieve samenleving.

  • 6.

    De mate van uitvoerbaarheid: de activiteiten zijn uitvoerbaar en haalbaar binnen de gestelde tijd, de begroting is sluitend en realistisch en de organisatie solide.

Artikel 1.8 Stimulering vernieuwing en impactgericht subsidiëren

  • 1. Het college kan met organisaties nadere afspraken maken over vernieuwing en het inzetten van subsidies waar ze het meest nodig zijn (impactgericht subsidiëren).

  • 2. Het college kan (binnen het bestaande of toegekende subsidiebudget) ruimte beschikbaar stellen voor projecten die gericht zijn op vernieuwing of impactgericht subsidiëren.

  • 3. Voor vernieuwing en impactgericht subsidiëren kan een lichtere verantwoordingslast worden toegepast.

  • 4. Opstartkosten zoals oprichtingskosten van een stichting of vereniging bij de notaris en inschrijfkosten bij de Kamer van Koophandel worden uitsluitend vergoed als het college dit wenselijk en noodzakelijk acht in het kader van gelijke kansen, bijvoorbeeld gericht op bepaalde wijken of doelgroepen.

Artikel 1.9 Indexering

  • 1. Subsidiebedragen kunnen jaarlijks geïndexeerd worden voor kostenontwikkeling, mits de instelling dit in de subsidieaanvraag aanvraagt en voldoende onderbouwt.

  • 2. Indexering is niet van toepassing op subsidiemaatstaven die zich hiervoor niet lenen (zoals subsidie voor het aflossen van een lening) en op subsidiebedragen die uitdrukkelijk van indexering zijn uitgesloten.

  • 3. Er wordt een onderscheid gemaakt in indexering voor een loongevoelig deel en een prijsgevoelig deel. Voor de loonindex wordt de prijsmutatie voor lonen en salarissen uit de mei-juni circulaire voor het Gemeentefonds van het daaropvolgende jaar gehanteerd. Voor de prijsindex wordt de prijsmutatie overheidsconsumptie voor netto materiële consumptie (goederen en diensten) zoals opgenomen in de mei-juni circulaire voor het Gemeentefonds van het daaropvolgende jaar gehanteerd.

Artikel 1.10 Subsidieplafond en verdeling

  • 1. Volgens de Asv kan het college na vaststelling van de begroting per beleidsterrein of onderdeel daarvan subsidieplafonds instellen.

  • 2. De (deel)subsidieplafonds worden door het college gekoppeld aan activiteiten en prestaties met bijbehorende verdeelsleutels. Naast inhoudelijke overwegingen is het bereiken van (deel)subsidieplafonds voor het college reden om aanvragen te weigeren.

  • 3. Het college kan tenders uitschrijven waarbij per tender een subsidieplafond wordt vastgesteld. Alle inschrijvingen op de subsidietender die voor subsidie in aanmerking komen en die niet worden geweigerd op grond van artikel 9 van de Asv, worden door het college gerangschikt op een prioriteitenlijst. Rangschikking vindt plaats op basis van door het college te bepalen rangschikkingscriteria. Er wordt nooit meer subsidie verstrekt dan het beschikbare budget.

Artikel 1.11 Subsidieontvanger

  • 1. Het college kan besluiten om subsidie te verstrekken aan natuurlijke personen. Zij zijn dan als persoon verantwoordelijk voor een rechtmatige besteding van de subsidie.

  • 2. Bij subsidiebedragen hoger dan € 2.500 wordt alleen subsidie verstrekt aan rechtspersonen met een volledige rechtsbevoegdheid.

  • 3. De gesubsidieerde activiteit van de subsidieontvanger moet zonder winstoogmerk zijn. De aanvrager zelf mag wel een winstoogmerk hebben.

Artikel 1.12 Verantwoording en steekproeven

  • 1. Bij subsidiebedragen tot maximaal € 5.000 vallen, tenzij anders vermeld, de subsidieverlening en subsidievaststelling samen. Er vindt dan geen aparte afrekening plaats.

  • 2. Het college kan indien gewenst bij subsidies tot maximaal € 5.000 vragen om een licht administratieve verantwoording.

  • 3. Het college kan een steekproef uitvoeren bij subsidieontvangers uit de categorie tot € 5.000. Van deze subsidieontvangers wordt achteraf een inhoudelijke en financiële verantwoording gevraagd, eventueel met een verklaring van de kascontrolecommissie.

  • 4. Bij de jaarlijkse subsidies kan het college in uitzondering op de Asv artikel 19, lid 2 sub c besluiten om de goedgekeurde accountsverklaring vanaf € 100.000 te verplichten bij het verzoek tot vaststelling. Indien bij de verantwoording van subsidies tussen de € 50.000 en € 100.000 geen goedgekeurde accountsverklaring toegevoegd hoeft te worden kan het college vragen om een verklaring van de kascontrolecommissie.

  • 5. Wanneer de opgevraagde gegevens voor verlening of vaststelling niet compleet zijn, kan het college besluiten het bedrag niet uit te betalen dan wel terug te vorderen.

Artikel 1.13 Eigen vermogen en voorzieningen

  • 1. De beoordeling van reserves en voorzieningen van de subsidieontvanger naar het bepaalde in artikel 24 van de Asv vindt jaarlijks plaats met behulp van de jaarrekening.

  • 2. De beoordeling van reserves en voorzieningen bij jaarlijkse subsidies tot € 50.000 gebeurt voorafgaand aan het subsidiejaar bij de subsidieverlening en vanaf € 50.000 na afloop van het subsidiejaar bij de subsidievaststelling.

  • 3. Als de algemene reserve boven de 10% van de goedgekeurde jaarlijkse lasten uitkomt, besluit het college tot niet of lager verlenen of lager vaststellen. De reserve kan ook worden betrokken bij het bepalen van toekomstige subsidies.

  • 4. In uitzondering op lid 3 mogen organisaties die landelijk actief zijn en/of een wettelijke taak vervullen een hogere algemene reserve vormen. Hiervoor kan per organisatie een maximum percentage worden vastgesteld.

  • 5. Het is voor organisaties met een wettelijke taak met personeel in dienst toegestaan een bestemmingsreserve frictiekosten en ziektekosten op te bouwen tot een bedrag dat in verhouding staat tot het personeelsbestand.

  • 6. Ook bij eenmalige subsidieaanvragen wordt de aanvraag afgewezen als de subsidieaanvrager over voldoende eigen middelen beschikt om de activiteit zonder subsidie uit te voeren.

Hoofdstuk 2 Specifieke nadere regels armoede

Artikel 2.1 Begripsbepalingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • 1.

    Financieel kwetsbare inwoners: inwoners met een inkomen met een maximum van 130% van het wettelijk minimumloon of inwoners die deelnemen aan de collectieve ziektekostenverzekering (CAZ).

  • 2.

    Kinderen: inwoners van de gemeente De Bilt tot 18 jaar.

  • 3.

    Taalachterstand: taalniveau dat lager is dan referentieniveau 1F als bedoeld in bijlage 1 bij artikel 2 van het Besluit referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen.

Artikel 2.2 Gewenst maatschappelijk effect

De gemeente De Bilt wil met het gemeentelijk armoedebeleid bereiken dat ook financieel kwetsbare inwoners zo veel mogelijk en zo gewoon mogelijk mee kunnen doen in de samenleving en dat de oorzaken die hierbij belemmerend werken, zoals taalachterstand en schulden, worden aangepakt. Hierbij werken maatschappelijk organisaties samen en wordt er ingezet op vroeg signalering, preventie en nazorg.

Artikel 2.3 Beleidsdoelstellingen

De subsidie draagt ten minste bij aan een van de volgende beleidsdoelstellingen:

  • 1.

    Vergroten gebruik gemeentelijke inkomensregelingen en -ondersteuning.

  • De gemeente De Bilt wil het gebruik van de inkomensregelingen en -ondersteuning optimaliseren om participatie en deelname van financieel kwetsbare inwoners te stimuleren. Hierdoor kunnen kinderen volwaardig deelnemen aan bijvoorbeeld binnen- en buitenschoolse activiteiten en tegelijkertijd hun toekomstperspectief vergroten. Om dit te realiseren, moeten maatschappelijke organisaties onderling samenwerken en waar nodig naar elkaar doorverwijzen.

  • 2.

    Aanpakken belemmerende taalachterstand en schulden.

  • De gemeente De Bilt wil belangrijke oorzaken van de armoedeproblematiek aanpakken. Met name taalachterstanden en problematische schulden werken belemmerend voor deelname aan de arbeidsmarkt en samenleving en moeten zo veel mogelijk worden weggenomen. Dit moet ook leiden tot een afname van het aantal financieel kwetsbare inwoners in onze gemeente.

  • 3.

    Stimuleren van maatschappelijke - en arbeidsparticipatie.

  • De gemeente De Bilt wil participatie en deelname voor financieel kwetsbare inwoners zoveel mogelijk stimuleren. We zorgen ervoor dat kinderen niet de dupe zijn van de situatie van de ouders. Kinderen moeten weten en voelen dat ze ertoe doen. Dit stimuleert dat ze evenwichtig volwassen worden. Financieel kwetsbare inwoners krijgen de mogelijkheid zoveel mogelijk te participeren in de samenleving.

  • 4.

    Inzetten vroegsignaleren (preventie) en nazorg bieden bij financiële problemen.

  • De gemeente De Bilt wil zoveel mogelijk voorkomen dat bij inwoners financiële problemen ontstaan of dat inwoners te maken krijgen met schulden. Om dit te realiseren, is het belangrijk dat maatschappelijke organisaties goed met elkaar samenwerken en naar elkaar doorverwijzen. Mensen (tijdig) ondersteuning bieden zodat de armoede- en schuldenproblematiek niet verder escaleert en gericht op het bevorderen van financiële zelfredzaamheid en eigen kracht versterken.

Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Activiteiten gericht op het vergroten van deelname aan de samenleving van financieel kwetsbare inwoners.

  • 2. Activiteiten gericht op het vergroten van de deelname aan de samenleving van kinderen van financieel kwetsbare inwoners.

  • 3. Activiteiten gericht op het aanpakken van taalachterstanden.

  • 4. Activiteiten gericht op het aanpakken van problematische schulden.

  • 5. Activiteiten gericht op de arbeidsparticipatie van financieel kwetsbare inwoners.

  • 6. Activiteiten gericht op het voorkomen, vroeg signaleren en nazorg bieden bij schulden.

Artikel 2.5 Voorwaarden/criteria

Maatschappelijke organisaties die in aanmerking willen komen voor subsidie, moeten voldoen aan de volgende voorwaarden/criteria:

  • 1.

    De maatschappelijke organisatie ontplooit aantoonbaar activiteiten die bijdragen aan (minimaal één van) de beleidsdoelstellingen van de gemeente De Bilt op het gebied van armoedebeleid.

  • 2.

    De maatschappelijke organisatie stimuleert het gebruik van inkomensregelingen en inkomensondersteunende voorzieningen die worden aangeboden door andere maatschappelijke organisaties in de gemeente De Bilt.

Hoofdstuk 3 Specifieke nadere regels jeugd(hulp) en onderwijsachterstanden

Artikel 3.1 Begripsbepalingen

In deze nadere regels word verstaan onder:

  • 1.

    Gezin: samenwerkingsvorm die een herkenbare sociale eenheid op microniveau vormt, met al dan niet verwante personen die duurzame en affectieve banden hebben en elkaar onderling steun en verzorging verlenen.

  • 2.

    Individuele voorzieningen: vormen van jeugdhulp die pas toegankelijk zijn nadat de professional in het gebiedsteam samen met het gezin een ondersteuningsplan heeft opgesteld waarbij specialistische ondersteuning noodzakelijk wordt geacht na verwijzing van een huisarts, jeugdarts of medisch specialist of na een uitspraak van de rechter.

  • 3.

    Jeugdhulp: jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1. van de Jeugdwet.

  • 4.

    Jeugdige: persoon als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet en die inwoner is van de gemeente De Bilt.

Artikel 3.2 Gewenst maatschappelijk effect

De gemeente De Bilt wil dat jeugdigen gezond en veilig kunnen opgroeien en zich daarbij maximaal kunnen ontwikkelen.

Artikel 3.3 Beleidsdoelstellingen

De subsidie draagt ten minste bij aan een van de volgende beleidsdoelstellingen:

  • 1.

    Jeugdigen groeien gezond en veilig op en ontwikkelen zich maximaal.

  • Jeugdigen groeien gezond en veilig op en kunnen zich daarbij maximaal ontwikkelen en ontplooien. De gemeente De Bilt wil dat jeugdigen zich naar vermogen kunnen ontwikkelen tot zelfbewuste en zelfstandige (jong)volwassenen.

  • 2.

    Versterken eigen kracht jeugdige en probleemoplossend vermogen gezin.

  • De gemeente De Bilt streeft naar een toename van het aantal jeugdigen en ouders dat op eigen kracht opvoed- en opgroeiproblemen kan oplossen. Dit moet leiden tot een afname van het aantal jeugdigen dat gebruikt maakt van individuele voorzieningen of specialistische hulp.

  • 3.

    Het voorkomen van problemen of beginnende problemen bij jeugdigen niet laten escaleren door middel van preventief werk.

  • We zetten hierbij in op collectieve interventies, het vergroten van het sociale netwerk en het versterken van de sociale basis.

Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Activiteiten gericht op de ontwikkeling en/of ontplooiing van jeugdigen.

  • 2. Activiteiten gericht op het versterken van de eigen kracht van jeugdigen.

  • 3. Activiteiten gericht op het versterken van het probleemoplossend vermogen van gezinnen met jeugdigen.

  • 4. Activiteiten gericht op collectieve interventies, het vergroten van het sociale netwerk en het versterken van de sociale basis.

  • 5. Activiteiten gericht op monitoring en professionalisering van vroeg- en voorschoolse educatie.

Artikel 3.5 Voorwaarden/criteria

Maatschappelijke organisaties die in aanmerking willen komen voor subsidie, moeten voldoen aan de volgende voorwaarden/criteria:

  • 1.

    De maatschappelijke organisatie ontplooit aantoonbaar activiteiten die bijdragen aan de beleidsdoelstellingen van de gemeente De Bilt op het gebied van jeugdhulp en/of onderwijsachterstanden.

  • 2.

    De maatschappelijke organisatie stimuleert zelfstandigheid, zelfredzaamheid en de inzet van het eigen sociale netwerk van jeugdigen.

Hoofdstuk 4 Specifieke nadere regels klimaat en energie

Artikel 4.1 Begripsbepalingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • 1.

    Collectieve energiebesparende maatregelen: maatregelen, activiteiten of initiatieven die leiden tot energiebesparingsmaatregelen opgezet in groepsverband. Dit groepsverband bestaat uit minimaal twee woningen of huishoudens, gelegen in dezelfde wijk of straat.

  • 2.

    Collectief duurzaam opgewekte energie: collectieve maatregelen, activiteiten of initiatieven die leiden tot duurzaam opgewekte energie en/of de transitie naar aardgasvrij.

  • 3.

    Collectieve private klimaatadaptieve maatregelen: collectieve maatregelen genomen in de private buitenruimte die leiden tot minder hittestress en een grotere bestendigheid tegen de hevigere regenbuien.

Artikel 4.2 Gewenst maatschappelijk effect

De gemeente De Bilt streeft naar een aardgasvrije toekomst en een duurzame leefomgeving die voorbereid is op de gevolgen van klimaatverandering.

Artikel 4.3 Beleidsdoelstellingen

De subsidie draagt ten minste bij aan een van de volgende doelstellingen:

  • 1.

    In 2030 zijn alle woningen in gemeente De Bilt minimaal label B geïsoleerd.

  • Wanneer een woning voldoet aan de meeste energievereisten, komt de woning in aanmerking voor energielabel B. Een woning met energielabel B is voorzien van ten minste dubbel glas en vloer- dak- en spouwmuurisolatie. Hiermee is een woning klaar om van het aardgas af te gaan.

  • 2.

    In 2050 is de gemeente De Bilt aardgasvrij.

  • De gemeente De Bilt bereid zich voor op de toekomst waarin we niet meer afhankelijk zijn van eindige warmtebronnen; dit is in lijn met het landelijke beleid (Klimaatwet).

  • 3.

    In 2050 is gemeente De Bilt klimaatbestendig en waterrobuust ingericht.

  • De gemeente De Bilt bereidt zich voor op de gevolgen van klimaatverandering om zo een prettig leefklimaat in de gemeente te houden.

Artikel 4.4 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Activiteiten die gericht zijn op collectieve energiebesparende maatregelen en aardgasvrije wijken.

  • 2. Activiteiten die gericht zijn op collectief duurzaam opgewekte energie.

  • 3. Activiteiten die gericht zijn op collectieve private klimaatadaptieve maatregelen.

  • 4. Bij de activiteiten genoemd in lid 1 tot en met 3 komen alleen de organisatiekosten zoals zaalhuur, drukwerk, administratiekosten en advieskosten voor subsidie in aanmerking. Uitgesloten van subsidie is de aanschaf van daadwerkelijke maatregelen zoals isolatiemateriaal, warmtepompen, dubbel glas, zonnepanelen, kleine windmolens, regentonnen, regen-opvangsystemen, planten en dergelijke.

Artikel 4.5 Voorwaarden/criteria

Organisaties en/of initiatieven die in aanmerking willen komen voor subsidie moeten voldoen aan de volgende voorwaarde/criterium:

  • 1.

    De subsidieaanvrager ontplooit aantoonbaar activiteiten die bijdragen aan de beleidsdoelstellingen van de gemeente De Bilt op het gebied van klimaat en energie.

Hoofdstuk 5 Kunst en cultuur

Artikel 5.1 Begripsbepalingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • 1.

    Artistieke en/of inhoudelijke kwaliteit: een combinatie van vakmanschap, zeggingskracht en oorspronkelijkheid.

  • 2.

    Cultureel aanbod: het geheel van culturele waarden, manifestaties, activiteiten en objecten in de gemeente De Bilt.

  • 3.

    Culturele organisatie: organisatie die aanbod verzorgt op het gebied van kunst, cultuur of erfgoed.

  • 4.

    Cultureel ondernemerschap: de mate waarin een culturele organisatie erin slaagt eigen middelen te verwerven.

  • 5.

    Eigen financiering: het percentage middelen, afkomstig uit een andere inkomstenbron dan subsidie van de gemeente De Bilt, waarmee de subsidieontvanger de eigen activiteiten en vaste lasten financiert.

  • 6.

    Expertise: kennis, bekwaamheid en/of deskundigheid die organisaties nodig hebben om de kwaliteit van de activiteiten te behouden en/of te verhogen.

  • 7.

    Samenwerking:

    • a.

      activiteiten gericht op het uitwisselen van kennis en kunde binnen of buiten het culturele veld;

    • b.

      activiteiten die een verbinding leggen tussen verschillende kunstdisciplines of tussen kunst en erfgoed;

    • c.

      een partnerschap tussen een culturele organisatie en een organisatie uit een of meer andere sectoren, zoals landschap en natuur, welzijn, onderwijs, sport, toerisme of het bedrijfsleven.

Artikel 5.2 Gewenst maatschappelijk effect

Gemeente De Bilt zet zich in voor het vergroten van het welzijn van haar bewoners, sociale cohesie en het versterken van het gemeenschapsgevoel door cultuur. Cultuurparticipatie biedt ruimte voor ontspanning, creativiteit en zelfexpressie en het bevordert wederzijds begrip en verbondenheid.

Artikel 5.3 Beleidsdoelstellingen

De subsidie draagt ten minste bij aan een van de volgende beleidsdoelstellingen:

  • 1.

    Versterken culturele infrastructuur en verlevendigen culturele klimaat.

  • De gemeente wil de culturele infrastructuur versterken en het culturele klimaat verlevendigen, onder andere door het stimuleren van samenwerking tussen Biltse organisaties. Hierbij streeft de gemeente naar het verbreden van het aanbod en het verhogen van de kwaliteit ervan.

  • 2.

    Verbreden van de cultuurdeelname.

  • Cultuur is voor iedereen van waarde. Om die reden wil de gemeente de cultuurdeelname in de vrije tijd bevorderen. Door te investeren in kwaliteitsverbetering, verbreding van het aanbod en samenwerking wil de gemeente stimuleren dat het culturele aanbod brede bewonersgroepen aanspreekt. De cultuursector versterkt hierdoor haar maatschappelijke waarde en draagt bij aan participatie en inclusie. De gemeente wil met name de cultuurdeelname van kinderen en jongeren stimuleren.

  • 3.

    Stimuleren cultureel ondernemerschap.

  • De gemeente wil cultureel ondernemerschap stimuleren, met extra aandacht voor de rol van instellingen, hun functie en de eigen mogelijkheden binnen het culturele veld. De gemeente hanteert hierbij als uitgangspunt dat culturele organisaties eigen inkomsten verwerven, bijvoorbeeld via kaartverkoop, sponsoring of donaties. In het kader van de toegankelijkheid en laagdrempeligheid van het cultureel aanbod kan de gemeente in sommige gevallen van dit uitgangspunt afwijken.

Artikel 5.4 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Activiteiten ten behoeve van inwoners van de gemeente De Bilt die bijdragen aan het versterken of verbreden van het lokale culturele aanbod.

  • 2. Activiteiten gericht op samenwerking binnen de gemeente De Bilt die bijdragen aan het verlevendigen van het cultureel klimaat en/of bijdragen aan het verbreden van de cultuurdeelname.

  • 3. Activiteiten die cultureel ondernemerschap stimuleren en/of als voorbeeld dienen voor de ontwikkeling van cultureel ondernemerschap.

Artikel 5.5 Voorwaarden

Aanvragen voor subsidie moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • 1.

    De activiteiten dragen aantoonbaar bij aan de beleidsdoelstellingen van de gemeente De Bilt op het gebied van kunst en cultuur (zie artikel 5.3).

  • 2.

    De aanvraag is afkomstig van een culturele organisatie die structureel activiteiten verzorgt in de gemeente De Bilt.

  • 3.

    Minimaal 25 procent van het benodigde totaalbudget financiert de aanvrager uit eigen middelen.

  • 4.

    De aanvraag is afkomstig van een organisatie die aan de eisen van de Governance Code Cultuur, de Code Diversiteit & Inclusie en de Fair Practice Code voldoet of stappen zet om hieraan te voldoen.

Artikel 5.6 Beoordelingscriteria

Om voor een subsidie in aanmerking te komen moet een aanvraag minimaal voldoende score op onderstaande twee criteria.

  • 1.

    Artistieke en/of inhoudelijke kwaliteit van het project.

  • 2.

    Beoogd bereik en draagvlak (deelnemers, publiek, vrijwilligers).

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke ondersteuning

Artikel 6.1 Begripsbepalingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • 1.

    Gezin: samenwerkingsvorm die een herkenbare sociale eenheid op microniveau vormt, met al dan niet verwante personen die duurzame en affectieve banden hebben en elkaar onderling steun en verzorging verlenen.

  • 2.

    Hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 1 van de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning De Bilt 2015.

  • 3.

    Intramurale voorziening: instelling die 24-uurszorg biedt aan mensen die intensieve zorg en begeleiding nodig hebben.

  • 4.

    Jeugdige: persoon als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet en die inwoner is van de gemeente De Bilt.

  • 5.

    Maatschappelijke ondersteuning: ondersteuning als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 6.

    Ontmoetingsfunctie: het stimuleren van de sociale samenhang, participatie en toegang tot voorzieningen, diensten en ruimten.

  • 7.

    Participatie: deelname als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 8.

    Zelfredzaamheid: kwaliteit als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Artikel 6.2 Gewenst maatschappelijk effect

Als gemeente willen we een samenleving creëren waarin iedereen volwaardig kan deelnemen, ongeacht persoonlijke omstandigheden. We streven naar een inclusieve gemeenschap waar sociale samenhang, veiligheid en gelijke toegang tot voorzieningen voorop staan. We zetten ons in om eenzaamheid tegen te gaan en ondersteunen inwoners die niet volledig zelfredzaam zijn of moeite hebben met maatschappelijke participatie, zodat zij actief kunnen meedoen in de samenleving.

Artikel 6.3 Beleidsdoelstellingen

De subsidie draagt ten minste bij aan een van de volgende beleidsdoelstellingen:

  • 1.

    Stimuleren/ondersteunen van zelfredzaamheid, veerkracht, gezondheid en participatie.

  • Gemeente De Bilt streeft naar een goede gezondheid voor alle inwoners. De veerkracht en gezondheid van inwoners is afhankelijk van vele factoren. Stimuleren van gezondheidsvaardigheden is erop gericht dat inwoners deel kunnen nemen aan de samenleving.

  • 2.

    Bevorderen sociale samenhang en toegang tot voorzieningen.

  • De gemeente De Bilt stimuleert de sociale samenhang, ontmoetingsfunctie, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen (met een beperking) en leefbaarheid in de gemeente. Hiertoe behoort ook het voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld.

Artikel 6.4 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Activiteiten die de zelfredzaamheid, veerkracht en participatie van inwoners stimuleren/ondersteunen.

  • 2. Activiteiten die de sociale samenhang en toegang tot voorzieningen bevorderen.

  • 3. Begeleiding van mantelzorg.

  • 4. Coördinatie en begeleiding van vrijwilligerswerk.

Artikel 6.5 Voorwaarden/criteria

Maatschappelijke organisaties die in aanmerking willen komen voor subsidie, moeten voldoen aan de volgende voorwaarden/criteria:

  • 1.

    De maatschappelijke organisatie ontplooit aantoonbaar activiteiten die bijdragen aan de beleidsdoelstellingen van de gemeente De Bilt op het gebied van maatschappelijke ondersteuning.

  • 2.

    De maatschappelijke organisatie werkt vraaggericht en integraal, zodat alle aspecten van het dagelijks leven worden betrokken.

  • 3.

    De maatschappelijke organisatie biedt de toegang tot activiteiten, informatie, advies, zorg en ondersteuning zo dicht mogelijk bij de inwoners aan.

Hoofdstuk 7 Sport

Artikel 7.1 Begripsbepalingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • 1.

    Jeugdigen: inwoners van de gemeente De Bilt tot 18 jaar.

  • 2.

    Senioren: inwoners van de gemeente De Bilt vanaf 65 jaar.

  • 3.

    Specifieke doelgroepen: personen met een lichamelijke en/of verstandelijke beperking, personen met chronische aandoeningen, jeugdigen met overgewicht, voor zover zij inwoner zijn van de gemeente De Bilt.

  • 4.

    Sportorganisaties: Biltse sportverenigingen, sportkoepels en andere maatschappelijke organisaties, voor zover zij sportactiviteiten aanbieden.

Artikel 7.2 Gewenst maatschappelijk effect

De gemeente De Bilt hecht waarde aan vitale inwoners die actief participeren in de lokale maatschappij.

Artikel 7.3 Beleidsdoelstellingen

De subsidie draagt ten minste bij aan een van de volgende beleidsdoelstellingen:

  • 1.

    Inwoners participeren actief in de maatschappij.

  • In en door sport kunnen mensen meedoen in de maatschappij. Sport levert een bijdrage aan re-integratie en (arbeids)participatie en daarmee aan sociale en economische zelfredzaamheid. Sport leert met name jeugdigen om bij zichzelf en anderen het beste naar boven te halen, zodat zij verder worden geholpen in de maatschappij.

  • 2.

    Inwoners bewegen voldoende.

  • Sport en bewegen dragen bij aan de fysieke en mentale gezondheid als inwoners voldoen aan de beweegrichtlijn.

  • 3.

    Sportverenigingen blijven vitaal en dragen bij aan het welzijn van inwoners.

  • De gemeente wil dat doelgroepen waar de sportdeelname lager is, worden bereikt door sportverenigingen. Hiermee worden sportverenigingen een echte maatschappelijke partner, naast de belangrijke maatschappelijke rol die zij reeds vertolken bij het organiseren van sportactiviteiten en -evenementen voor hun leden. Daarnaast streeft de gemeente naar een afstemming van de voorzieningen van sportverenigingen.

Artikel 7.4 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Het organiseren van sportactiviteiten en -evenementen gericht op specifieke doelgroepen.

  • 2. Het organiseren van andere maatschappelijke activiteiten, in combinatie met het aanbieden van sportactiviteiten gericht op specifieke doelgroepen.

  • 3. Activiteiten gericht op het leggen van een verbinding tussen sportorganisaties en een andere sector en die op grond van de regeling Impuls brede scholen, sport en cultuur van het ministerie van VWS in aanmerking komen voor cofinanciering door de gemeente, gefinancierd door middelen vanuit het Rijk.

  • 4. Het stimuleren en ondersteunen van de activiteiten en organisatie van sportorganisaties.

Artikel 7.5 Voorwaarden/criteria

Sportorganisaties die in aanmerking willen komen voor subsidie, moeten voldoen aan de volgende voorwaarden/criteria:

  • 1.

    De sportorganisatie ontplooit aantoonbaar activiteiten die bijdragen aan de beleidsdoelstellingen van de gemeente De Bilt op het gebied van sport en bewegen.

  • 2.

    De sportorganisatie biedt, waar mogelijk, zowel sportactiviteiten als andere maatschappelijke activiteiten aan.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van 4 februari 2025.

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt,

Gemeentesecretaris

S. Broer

Burgemeester

M. Fränzel