Nota Archeologische monumentenzorg Walcheren 2024 - 2034

Geldend van 19-02-2025 t/m heden

Intitulé

Nota Archeologische monumentenzorg Walcheren 2024 - 2034

Colofon

Kenmerk: Nota Archeologische Monumentenzorg Walcheren 2024

Vastgesteld:

Raadsvergadering Middelburg, 19 december 2024

Raadsvergadering Vlissingen, 30 januari 2025

Raadsvergadering Veere, 6 februari 2025

Datum gereed: 14 augustus 2024

Bestandsnaam: Nota Archeologische Monumentenzorg Walcheren 2024.doc

Versie : raadsvoorstel

Opgesteld door: Walcherse Archeologische Dienst

namens Gemeente Middelburg

Adres: Kanaalweg 3 Paul Krugerstraat 1

Plaats: Middelburg Vlissingen

Telefoon: 0118 675000 0118 487000

Email: info@middelburg.nl

Namens Gemeente Veere

Adres: Travers 1

Plaats: Veere

Telefoon: 0118 555444

Email: gemeente@veere.nl

Namens Gemeente Vlissingen

Adres: Paul Krugerstraat 1

Plaats: Vlissingen

Telefoon: 0118 487000

Email: gemeente@vlissingen.nl

1. Aanleiding actualisatie, wettelijk en beleidsmatig kader

1.1 Aanleiding en samenvatting

Voor u ligt de Nota archeologische monumentenzorg Walcheren 2024. Het betreft een actualisatie en aanpassing van het Walchers archeologiebeleid, zoals dat in 2016 door de gemeenteraden in de Nota archeologische monumentenzorg Walcheren 2016-2022 is vastgesteld. Enkele factoren hebben een aanpassing van deze nota nodig gemaakt:

  • er is een nieuw wettelijk kader, waarbij de voormalige Monumentenwet 1988 inmiddels is opgesplitst in de Erfgoedwet uit 2016 en de Omgevingswet uit 2024.

  • Ook is in deze nota het Verdrag van Faro beschreven dat Nederland in januari 2024 heeft ondertekend. Het verdrag stelt de mens en de samenleving centraal en hun relatie met erfgoed. De drie belangrijkste doelen in het verdrag zijn meedoen en meebeslissen in de erfgoedpraktijk stimuleren, erfgoed inzetten voor sociaal-maatschappelijke doelen en openstaan voor andere erfgoedopvattingen.

  • actualisatie van de Archeologische beleidsadvieskaart Walcheren. Er is in de afgelopen jaren veel onderzoek verricht, waardoor de kaarten om een update vragen. De bestaande kaart is inmiddels alweer acht jaar oud.

  • Enkele archeologisch waardevolle terreinen genieten niet voldoende bescherming. Het gaat hierbij om de kerkhoven rond de oude kerken in de historische kernen van Walcheren en de zogenaamde drichten in de gemeente Veere. Hiervoor wordt een strengere vrijstellingsregeling geadviseerd.

In feite gaat het om vier wijzigingen in het archeologiebeleid, die nauwelijks tot gevolgen in de praktijk leiden. In onderstaande tabel staan deze punten. In de laatste kolom staan de pagina’s, waar de wijziging of toevoeging is aangebracht.

Verandering in archeologiebeleid 2024 t.o.v. 2016

Verandering in de praktijk

Pag.

Overgang Monumentenwet naar Erfgoedwet (2016) en Omgevingswet

Nauwelijks tot geen

Inhoudelijk is het wettelijk kader niet veranderd. Het enige is dat bij meervoudige Rijksmonumentenactiviteiten een omgevingsvergunning van de gemeente nodig is, in plaats van een monumentenvergunning van het Rijk. Advisering wijkt niet af.

4 en 13

Actualisatie Archeologische Verwachtings- en waardenkaart en Beleidsadvieskaart

Geen

De kaarten zijn bijgewerkt naar de huidige stand van zaken, waarbij verschillende gebieden zijn onderzocht en vrij gegeven voor verder onderzoek. Enkele nieuwe vindplaatsen zijn daarentegen op basis van onderzoek toegevoegd.

Kaart-bijlagen

Strengere vrijstellingsregeling op kerkhoven en drichten

Nauwelijks

Kerkhoven: De vrijstelling van 60 of 30 m2 vinden we niet verantwoord en schaffen we af. Teveel begravingen konden in gevaar komen. In de regel werd al gehandeld in de geest van een strengere vrijstelling.

Drichten: een kwetsbaar cultuurhistorisch fenomeen van beperkte omvang achter de duinen. Hier besluiten we ook een strenge vrijstelling vast te stellen, namelijk 0 m2 en tot 40 cm onder maaiveld

Kaart-bijlagen 1 en 2, bijlagen 3 en 4, en pag. 6-9

Verdrag van Faro

Nauwelijks

Het Verdrag van Faro roept op om cultureel erfgoed in dienst te stellen van de samenleving en om de inwoners meer te betrekken bij hoe dit erfgoed kan en moet worden beleefd. De WAD handelt op zich vaker al in de geest van dit verdrag en zal in de toekomst de focus hier ook op gericht houden. Het zal een geringe extra druk op de werkzaamheden geven.

19-20

1.2 Wettelijk en beleidsmatig kader

Het analyseren van het verleden gebeurt vaak door het bestuderen van geschreven bronnen. Deze zijn niet voor alle tijdperken beschikbaar, omdat er eenvoudigweg nog niet werd geschreven, of omdat die bronnen in de loop der tijd verloren zijn gegaan door bijvoorbeeld brand of wateroverlast. Vooral in deze gevallen is men voor bestudering van de geschiedenis aangewezen op de materiële restanten en sporen die de mensen in het verleden in de bodem hebben achter gelaten: het bodemarchief. De bestudering van dit bodemarchief heet archeologie en helpt de mensen nu en in de toekomst te begrijpen wat hun herkomst en de geschiedenis van hun woonomgeving is.

Eerder uitgevoerd archeologisch onderzoek binnen het grondgebied van Walcheren toont aan dat de gemeenten Middelburg, Veere en Vlissingen zijn bedeeld met een rijk en gevarieerd bodemarchief, net als elders in Europa. Vooral tijdens de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog en de bouwwerkzaamheden tijdens de latere economische opbloei is in veel landen een heel groot deel van het archeologisch bodemarchief ongezien verdwenen. Deze negatieve ontwikkeling resulteerde in januari 1992 in het Verdrag van Valletta (vaker het Verdrag van Malta genoemd). Dit is een overeenkomst tussen de Europese lidstaten over de bescherming van het archeologische erfgoed. De ondertekening van dit verdrag heeft het doel te zorgen dat de rest van ons bodemarchief niet in zijn geheel ongezien verloren gaat.

In lijn met het verdrag van Malta en geïnspireerd door het inzicht archeologie een plaats te geven in ruimtelijke ontwikkelingen is in 2007 door vaststelling van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) een wijziging op onder meer de Monumentenwet 1988 van kracht geworden. Volgens deze wetswijziging komt de verantwoordelijkheid voor het beheer van het archeologisch bodemarchief te liggen bij de gemeente. Uitgangspunten overgenomen uit het verdrag van Malta zijn het veroorzakerprincipe en het zogenaamde behoud in situ.

De Monumentenwet 1988 is inmiddels opgesplitst. Een deel van de archeologische wetsartikels zijn in 2016 overgaan in de nieuwe Erfgoedwet. Het betreft onder andere de wetsartikels die gaan over certificering van de het opgravingsproces (voorheen opgravingsvergunning), over deponering en over eigendom. In 2024 zijn de overige wetsartikels van de Monumentenwet 1988 overgegaan in (of meegegaan met) de nieuwe Omgevingswet. Deze artikels gaan over het regelen van de archeologie binnen het ruimtelijke ontwikkelingsproces.

Vooruitlopend op het van kracht worden van de WAMZ in 2007 hebben de Walcherse gemeenten hun verantwoordelijkheid al in 2004/2005 op zich genomen. Dit heeft geresulteerd in de vaststelling door de gemeenteraden van Middelburg, Veere en Vlissingen van een Walchers archeologiebeleid in de Nota archeologische monumentenzorg Walcheren 2006 en de oprichting van de Walcherse Archeologische Dienst (WAD) in 2006. Het Walchers archeologiebeleid werd eind van 2008 geëvalueerd, bijgesteld en in begin 2009 vastgesteld. De nota ia geactualiseerd in de Nota archeologische monumentenzorg Walcheren 2016-2022. Het beleid werkt naar ieders tevredenheid, maar is omreden van enkele veranderingen weer aan een actualisatie toe.. In de voorliggende Nota archeologische monumentenzorg Walcheren 2024 is daarom het bestaande beleid nauwelijks veranderd. Naast actualisering van de kaarten gaat het slechts om vier veranderingen die hierboven zijn beschreven.

Ons archeologiebeleid blijkt bovendien door haar insteek en opzet prima te passen binnen de nieuwe Omgevingswet. Aanpassingen voor de nieuwe wetgeving blijken alleen op zeer beperkte mate noodzakelijk. Zo moet het volgens een amendement op de Omgevingswet bij de archeologische verwachtingszones op onze verwachtings- en waardenkaart en onze beleidsadvieskaart om een aantoonbare verwachting gaan. Een onderbouwing van de verwachting is op pagina 7-8 toegevoegd aan de beschrijving van de verwachtingszones.

1.3 Terugblik en actualisatie

In de afgelopen jaren is het gemeentelijk archeologiebeleid op verschillende manieren toegepast en vertaald. Het beleid en de beleidsadvieskaart kunnen gemakkelijk vertaald worden in de bestemmingsplannen. Toetsing van bouwplannen en vergunningaanvragen op vrijstelling of noodzaak van archeologisch onderzoek is door onze vrijstellingsregeling eenduidig en consequent, waarbij de WAD een pragmatische insteek handhaaft.

De noodzaak van aanpassing van het beleid is in al die jaren niet gevoeld, niet vanuit bestuurlijk oogpunt, niet vanuit het oogpunt van de collega ambtenaren Ruimtelijke Ordening en van Vergunningverlening, niet vanuit het oogpunt van interne, externe projectontwikkelaars en derden en tenslotte ook niet vanuit archeologisch oogpunt. Het Walcherse archeologiebeleid werkt goed en vertegenwoordigt nog steeds een goede verhouding tussen de archeologische belangen en de economische en maatschappelijke belangen bij projectontwikkelingen. Haar pragmatische toepassing door de Walcherse Archeologische Dienst (WAD) wordt door velen als positief ervaren.

Een terugblik op de werkwijze van de WAD is opgenomen onder hoofdstuk 4.

In 2008 zijn vier onderzoeksthema’s geformuleerd die kenmerkend, karakteristiek en specifiek zijn voor Walcheren. Hieraan hebben we in 2016 nog twee thema’s toegevoegd. De thema’s zijn richting gevend in het selectiebeleid. Bij deze actualisatie in 2024 past ook een korte evaluatie van deze onderzoeksthema’s. Zijn ze nog van toepassing? Wat hebben de thema’s opgeleverd? Kan er een thema afvallen en/of moeten er thema’s toegevoegd? Onder paragraaf 2.3 is in korte bewoordingen per thema op de beantwoording van deze vragen ingegaan.

Het resultaat is dat in de afgelopen jaren veel onderzoeken binnen de verschillende thema’s hebben plaats gevonden, maar dat nog veel vragen binnen de thema’s blijven bestaan.

2. Walcherse archeologische monumentenzorg

Zoals gezegd hebben de raden van de Walcherse gemeenten Middelburg, Veere en Vlissingen in 2006 een Walchers archeologiebeleid in de Nota archeologische monumentenzorg Walcheren vastgesteld. Aansluitend hebben zij besloten tot de oprichting van de Walcherse Archeologische Dienst (WAD) voor de implementatie van dit beleid. Geheel in lijn met het Europese, Rijks- en provinciale beleid staat in het Walcherse archeologiebeleid behoud in situ voorop, tenzij de archeologische waarden niet opwegen tegen andere belangen. Om een dergelijke belangenafweging op een verantwoorde manier plaats te laten vinden gaat het archeologiebeleid er van uit dat in een zo vroeg mogelijk stadium van de ruimtelijke ontwikkelingsprocessen voldoende informatie over de eventuele archeologische waarden bekend is.

De Walcherse gemeenten hebben besloten dat archeologie een werkbaar en doelmatig onderdeel moet worden van de ruimtelijke ordening. Daarom is een archeologiebeleid geformuleerd, waarin de ruimte ontstaat om prioriteiten te stellen en beargumenteerde keuzes te maken op het gebied van archeologie. Het gaat om een selectiebeleid toegepast op de archeologische onderwerpen en gebieden die de gemeenten wel en niet wensen te onderzoeken. Zo ontstaat er aan de ene kant een voor alle betrokkenen acceptabele en redelijke regelgeving en aan de andere kant wordt recht gedaan aan het belang van de archeologie. Doelmatigheid, draagvlak, evenwichtigheid en het voorkomen van overbodige regelgeving zijn in deze benadering de sleutelbegrippen.

2.1 Vrijstellingsregeling

Deze uitgangspunten resulteerden in 2006 in een vrijstellingsregeling, die eind 2008 werd geëvalueerd en bijgesteld. In de Nota archeologische Monumentenzorg Walcheren 2008 (evaluatie) is een vrijstellingsregeling opgenomen, waarbij geplande bodemingrepen vrijgesteld worden van het doen van archeologisch onderzoek, zolang zij binnen bepaalde oppervlaktematen of dieptematen blijven. Deze oppervlakte- en dieptematen verschillen per terrein afhankelijk van de archeologische verwachtingswaarde of vastgestelde waarde. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen vier verschillende categorieën oppervlaktematen en dieptematen en zes verschillende soorten terreinen.

De vrijstellingsregeling opgesteld in 2008 blijft ongewijzigd van kracht. Wel is de regeling bij de vaststelling van de geactualiseerde nota in 2016 uitgebreid met de gebieden met water op en rond Walcheren. Zij vormen een verwachtingsgebied van archeologische waarden onder water: maritieme archeologie. Bij deze actualisatie in 2024 breiden we de vrijstellingsregeling opnieuw uit; dit keer met de historische kerkhoven rond de kerken in de oude dorpskernen en met de zogenaamde drichten, die nog aanwezig zijn op plaatsen achter de duinen. Deze terreinen zijn dermate kwetsbaar dat de oppervlaktemaat van de vrijstellingsmaten hier naar beneden is geschroefd tot 0 m2. Wat betreft de kerkhoven was de vrijstelling van 60 of 30 m2 te ruim. Teveel begravingen konden hierdoor in gevaar komen. Wat betreft de drichten gaat het om een kwetsbaar cultuurhistorisch fenomeen van beperkte omvang achter de duinen. Hier geldt ook het advies voor een geringe vrijstelling.

Tenslotte wordt nogmaals benadrukt dat in de procedure voor het archeologisch onderzoek een eerste stap is opgenomen, waarbij door de archeologisch deskundige van de gemeente bij een vergunningaanvraag de noodzaak van archeologisch onderzoek wordt afgewogen. Dit is gedaan om kostbaar onderzoek te voorkomen bij verschillende planontwikkelingen, waar bedreiging van eventueel aanwezige waarden tot een minimum kan worden beperkt. Samen met de planontwikkelaar kijkt in een dergelijk geval de Walcherse Archeologische Dienst bijvoorbeeld hoe de schade aan de bodem beperkt kan worden en misschien hoe het plan binnen de vrijstelling kan vallen.

Kerkho-ven

en drichten

AMK-terreinen, historische locaties, begrensde vindplaatsen,

binnen een straal van 50 meter rondom vindplaatsen (puntlocatie)

AMK-terreinen: stads- en dorpskernen (exclusief Middelburg, Vlissingen, Veere, Arnemuiden en Domburg)

Verwachtingszonemetverwachtingswaarde

laag/

zeer laag

hoog/

middel-hoog

hoog

binnen de komgrenzen van Domburg en Oost-Souburg

duin- en strandge-bieden

Maritieme archeologie; zee

Maritieme archeologie; binnenwater

Diepte

< 40 cm

< 40 cm

< 40 cm

onbeperkt

< 40 cm

< 40 cm

nader overleg

In overleg met RWS

In overleg met RWS en/of WS

Oppervlakte

< 0 m2

< 30 m2

< 60 m2

onbeperkt

< 500 m2

< 100 m2

nader overleg

In overleg met RWS

In overleg met RWS en/of WS

Tabel met de nieuwe van archeologisch onderzoek vrij te stellen maten bij bodemverstoringen.

Hieronder wordt de tabel nader uitgeschreven.

Diepten

  • Op kerkhoven, drichten, AMK-terreinen, op historische locaties en binnen een straal van 50 meter rondom bekende vindplaatsen en ook in de verwachtingszones met een middelhoge en hoge verwachtingswaarde mogen grondwerkzaamheden plaatsvinden zonder archeologisch onderzoek tot een diepte van 40 cm onder het maaiveld. Dit is de diepte tot waar de ploegsnede of bouwvoor reikt. Het geldt tevens voor alle stads- en dorpskernen die als AMK-terrein zijn aangemerkt.

  • Diepere grondwerkzaamheden mogen op bovenstaande terreinen en gebieden alleen zonder archeologisch onderzoek plaatsvinden, zolang zij geen groter oppervlak beslaan dan hieronder beschreven.

  • In verwachtingszones met een lage tot zeer lage verwachtingswaarde gelden geen beperkingen voor de diepte van de grondwerkzaamheden, tenzij deze plaatsvinden binnen een straal van 50 meter rondom bekende vindplaatsen of op historische locaties.

  • In het geval van de maritieme archeologie wordt in bovenstaande tabel met het begrip ‘diepte’ de diepte van geplande werkzaamheden in de bodem van de zee of het binnenwater bedoeld en niet de diepte in het water onder het wateroppervlak.

Oppervlakten

  • Op kerkhoven en drichten mogen geen grondwerkzaamheden plaatsvinden zonder archeologisch onderzoek. Op de historische kerkhoven rond de oude kerken in de stads- en dorpskernen zijn op elke vierkante meter begravingen te verwachten. De drichten, waar deze bewaard zijn, zijn zeer kwetsbaar. Elke graafwerkzaamheid aan een dricht vormt een gevoelige beschadiging.

  • Op AMK-terreinen, op historische locaties en binnen een straal van 50 meter rondom bekende vindplaatsen mogen grondwerkzaamheden plaatsvinden zonder archeologisch onderzoek tot een oppervlakte van 30 m2 conform provinciaal beleid gekoppeld aan de Woningwet. De AMK-terreinen zijn inclusief de stadskernen Middelburg, Vlissingen, Veere, Domburg en Arnemuiden. Deze kernen zijn van oudsher dichtbebouwde en dichtbevolkte steden, waar nagenoeg op elke plaats archeologische waarden in de ondergrond zijn te verwachten. In de kern van Domburg zijn de archeologische resten van de waardevolle ringwalburg aanwezig zijn.

  • Op AMK-terreinen, waar het de historische stads- en dorpskernen van Westkapelle, Aagtekerke, Oostkapelle, Vrouwenpolder, Zoutelande, Meliskerke, Grijpskerke, Serooskerke, Biggekerke, Buttinge , Sint-Laurens, Gapinge, Koudekerke, Brigdamme, Zanddijk, West-Souburg, Oost-Souburg en Ritthem betreft, mogen grondwerkzaamheden plaatsvinden zonder archeologisch onderzoek tot een oppervlakte van 60 m2. Dit geldt ook voor de AMK-terreinen ter hoogte van enkele zogenaamde gekrompen dorpen Boudewijnskerke, Sint Janskerke, Kleverskerke, Mariekerke en Werendijke1.

  • Op verwachtingszones met een hoge verwachtingswaarde binnen de komgrenzen van Domburg en Oost-Souburg mogen grondwerkzaamheden plaatsvinden zonder archeologisch onderzoek tot een oppervlakte van 100 m2. Hier kunnen zich namelijk de archeologische resten van de vroegmiddeleeuwse nederzettingen bevinden, behorende bij de ringwalburgen. Tot op heden is er nauwelijks onderzoek verricht naar deze nederzettingen, maar de resultaten van onderzoeken bij Domburg laten zien dat de verwachting terecht is. Deze nederzettingen staan heel hoog op de lijst van Walcherse onderzoeksonderwerpen. Middelburg bezat in de vroege middeleeuwen ook een ringwalburg. Rond de locatie van deze burg is een groot gebied aangemerkt als AMK-terrein, waardoor een uitzondering als bij Domburg en Oost-Souburg overbodig is.

  • Op verwachtingszones met een hoge verwachtingswaarde (buiten de komgrenzen van Domburg en Oost-Souburg) mogen grondwerkzaamheden plaatsvinden zonder archeologisch onderzoek tot een oppervlakte van 500m2. In deze gebieden gaat het om kreekruggen, waarop zich vindplaatsen kunnen bevinden die direct onder de bouwvoor liggen. In de afgelopen decennia is aangetoond dat deze verwachting terecht is. Zo zijn onder andere bij Domburg, Serooskerke, Arnemuiden en Vlissingen interessante vindplaatsen van bewoning in de volle en late middeleeuwen op kreekruggen gevonden en opgegraven. Uit de nieuwe tijd zijn verschillende boerderijen, gekrompen dorpen en ook buitenplaatsen onderzocht. Het is daarom eerder waarschijnlijk dat in deze gebieden binnen bestaand bebouwd gebied de eventueel aanwezige archeologische vindplaatsen wel door recente bodemingrepen zijn verstoord. De vrijstelling tot 500 m2 is een maatschappelijk aanvaardbare balans tussen de ontwikkeling van ruimtelijke ordening en de mogelijkheid archeologische waarden aan te treffen.

  • Op verwachtingszones met een middelhoge verwachtingswaarde mogen grondwerkzaamheden plaatsvinden zonder archeologisch onderzoek tot een oppervlakte van 500m2. In deze gebieden worden vooral vindplaatsen uit de ijzertijd en de Romeinse tijd verwacht in de top van het veen. Dit is in de afgelopen decennia op verschillende plaatsen op Walcheren aangetoond (o.a. Serooskerke, Middelburg Arnestein, Vlissingen Havenweg.) Omdat het veen in grote delen van deze gebieden op behoorlijke diepte ligt of vergraven is door middeleeuwse veenwinning of anderszins verstoord, wordt met name voor vergunningaanvragen voor bodemingrepen in deze gebieden in de procedure voor het archeologisch onderzoek een eerste stap opgenomen, waarbij door de archeologisch deskundige bij een vergunningaanvraag de noodzaak van archeologisch onderzoek wordt afgewogen.

  • Op verwachtingszones met een lage tot zeer lage verwachtingswaarde gelden binnen en buiten bestaand bebouwd gebied geen beperkingen voor de oppervlakte van de grondwerkzaamheden (tenzij deze plaats moeten gaan vinden binnen een straal van 50 meter rondom bekende vindplaatsen of op historische locaties).

  • De duin- en strandgebieden vormen een apart geval. Grote bodemingrepen zijn in deze gebieden niet snel te verwachten. Toch kunnen deze in het kader van (toekomstige) kustversterkingen niet uitgesloten worden. Zij zullen dan plaatsvinden in samenwerking met het Waterschap en Rijkswaterstaat. Belangenafweging zal dan ook in nader overleg tussen de verschillende instanties plaats moeten vinden. Overigens heeft het voor dit reliëfrijke gebied geen of weinig zin om een diepte voor de vrijstelling te bepalen.

  • Bij de maritieme archeologie is het ook moeilijk om oppervlaktematen met betrekking tot een vrijstelling te geven. Te kleine maten zijn niet realistisch en bij te grote vrijstellingsmaten kunnen ongewenst hele interessante vindplaatsen zonder onderzoek verdwijnen. In overleg met Rijkswaterstaat en met het Waterschap Scheldestromen is besloten om van het benoemen van vrijstellingsmaten af te zien. Dit kan gemakkelijk omdat deze instanties als beheerder van de wateren standaard verkennend onderzoek laten uitvoeren voorafgaand aan grote infrastructurele werken, zoals baggerwerkzaamheden of het verleggen van kabels. Dit onderzoek is voor hen noodzakelijk om op de hoogte te komen van mogelijke obstakels. Daarnaast nemen zijn ook hun verantwoordelijkheid op het gebied van de archeologie. Het advies is daarom om in de betreffende bestemmingsplannen op te nemen dat bij werken op en in de zeebodem en in de binnenwateren vooroverleg moet plaats vinden met gemeente, Rijkswaterstaat en/of Waterschap Scheldestromen en/of Provincie Zeeland over de meest geschikte vorm van een verkennend archeologisch onderzoek. Op basis van de resultaten van dit onderzoek zal gekeken worden naar de noodzaak van vervolgstappen.

Normaal agrarisch gebruik wordt uitgesloten van de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek. Dit geldt ook voor het aanbrengen van drainage, het ophogen van terrein tot 2 meter en voor het injecteren met mest. Daarnaast geldt het voor het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheid of andere oppervlakteverhardingen, waarvoor niet diepere gegraven moet worden dan 0,40 m onder maaiveld.

In overleg met de ZLTO blijven de volgende grondwerkzaamheden onderzoeksplichtig: afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen met een pakket hoger dan 2 meter, aanleggen of vergraven van sloten, vijvers en andere wateren, het verlagen of verhogen van het waterpeil, het aanleggen of rooien van bos en boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd.

Binnen de verwachtingszones gelden conform de Nota Archeologische Monumentenzorg Walcheren in vergelijk met de WAMZ minder strenge vrijstellingsregels gezien het indicatieve karakter van deze zones.

2.2 Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart

Om keuzes te maken op het gebied van het archeologiebeleid, is het voor Walcheren van belang een zo volledig en actueel mogelijk overzicht te hebben van het eigen bodemarchief. Bij de Nota Archeologische Monumentenzorg Walcheren 2006 is daarom ook de Walcherse archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart vastgesteld. Voortkomend uit bevindingen is in het kader van de evaluatie in 2008 van de nota uit 2006 de kaart ingrijpend geactualiseerd en aangepast. Voor de nota in 2016 heeft een nieuwe actualisering van de kaart plaats gevonden. De kaart is aangevuld met de maritieme archeologie. Wat betreft de archeologie op land heeft een update plaatsgevonden. Voor de onderhavige nieuwe nota 2024 is de kaart opnieuw geactualiseerd. Grote onderzoeken uit de periode 2016-2024 met als resultaat dat ter plaatse geen vervolgonderzoek meer nodig is, zijn in de nieuwe kaart opgenomen. Ook is een extra categorie toegevoegd, namelijk de historische kerkhoven en de drichten.

De Archeologische verwachtings- en waardenkaart en de beleidsadvieskaart Walcheren 2024 zijn een geactualiseerde aanzet tot het inzichtelijk maken van het bodemarchief en het Walchers archeologiebeleid. Zij zijn het product van een inventarisatie van de archeologische onderzoeken die in de afgelopen jaren hebben plaats gevonden en van een verder archeologisch bureauonderzoek op basis van nieuwe inzichten. Het inzicht in het bodemarchief is essentieel voor een goede inpassing van de archeologie in de (stedelijke) planvorming en de uitvoering van het gemeentelijke archeologiebeleid. Doordat aan de verwachte en bekende archeologische waarden een concreet beleidsadvies (een door de Walcherse gemeenten gemaakte keuze) is gekoppeld, vormt de beleidsadvieskaart een handvat bij de inpassing van de archeologie in de toekomstige planvorming binnen de Walcherse gemeenten. De criteria voor het selecteren en aanwijzen van gebieden en het trekken van grenzen op een dergelijke kaart moeten in alle gevallen helder en eenduidig zijn en door het bestuur zijn vastgesteld.

Het is belangrijk dat de kaartbijlagen gemakkelijk toegankelijk en te raadplegen zijn (ook via internet), zodat er een belangrijke attenderende werking vanuit kan gaan. Regelmatig actualiseren is daarbij noodzakelijk. Dat is ook een extra reden om de kaartbijlagen digitaal te maken. De kaartbijlagen zijn namelijk een momentopname. Het is nodig om regelmatig nieuwe informatie in de kaarten te verwerken, wil het een goed instrument zijn voor de uitvoering van het archeologiebeleid. Daarom wordt op gezette tijden een aanvulling en/of wijziging van deze kaartbijlagen gemaakt aan de hand van nieuwe gegevens van de gemeente, de provincie en/of de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Dit geldt alleen als het gaat om een verlichting. Waar het gaat om een verzwaring van de vrijstellingsregeling dan zal dit eerst worden voorgelegd aan de gemeenteraad.

Verwachtingskaart

Door een inventarisatie van uitgevoerde onderzoeken en een aanvullend bureauonderzoek is de archeologische verwachtingskaart van Walcheren meer gedetailleerd en genuanceerd. Op de nieuwe verwachtingskaart zijn verschillende onderzoeksgebieden nader begrensd. Verschillende terreinen met een bekende archeologische waarde zijn kleiner geworden. Ook is een aantal gebieden opgenomen, waarin geen archeologisch onderzoek meer hoeft plaats te vinden. Deze kaart is het product van een inventarisatie en ligt aan de basis van de beleidsadvieskaart. In bijlage 3 is een toelichting gegeven op de archeologische verwachtingskaart.

Beleidsadvieskaart

Op de Walcherse archeologische beleidsadvieskaart is de vrijstellingsregeling gekoppeld aan de verschillende archeologisch waardevolle gebieden en verwachtingszones. Dit resulteert in een overzicht van de beleidsadviezen per gebied. In bijlage 4 worden de beleidsadviezen per gebied op een rij gezet. De beleidsadvieskaart wordt na vaststelling vertaald in bestemmingsplannen en gehanteerd bij advisering.

2.3 Archeologische onderzoeksthema’s van de Walcherse gemeenten

De Walcherse gemeenten hebben een aantal onderzoeksthema’s geselecteerd waar de archeologische monumentenzorg van Walcheren zich vooral op moet richten. Nadat op basis van de vrijstellingsregeling en de archeologische beleidsadvieskaart Walcheren bepaald is dat in een plangebied verkennend archeologisch onderzoek moet plaats vinden en nadat uit het verkennend onderzoek blijkt dat archeologische waarden aanwezig zijn, bepalen de onderzoeksthema’s de vorm van de archeologische monumentenzorg: behoud, geen onderzoek, of wel onderzoek en de vorm daarvan. De drie gemeenten kiezen ervoor, wanneer behoud niet mogelijk blijkt en archeologisch onderzoek moet plaatsvinden, alleen een opgraving te laten plaatsvinden als de waarden binnen het Walcherse selectiebeleid vallen. Dit betekent dat thema’s die buiten de opgesomde onderwerpen vallen, geen of slechts beperkt aandacht zullen krijgen.

Dit kader is aangebracht zodat beter en samenhangend onderzoek kan plaatsvinden. Onderzoek naar de betreffende onderwerpen moet beter inzicht verschaffen in de aard, kwaliteit en continuïteit van de bewoningsgeschiedenis van de plekken die representatief zijn voor het bodemarchief van Walcheren en voor de diversiteit aan archeologische waarden.

De Walcherse Archeologische Dienst heeft in de loop van de jaren een goed inzicht in de ‘archeologische’ regio Walcheren. Ook is de dienst voortdurend bezig met een inventarisatie van de onderzoeken tot op heden en van de huidige kennisstand. Op basis hiervan presenteert de dienst een beargumenteerde lijst van onderzoeksthema’s die kenmerkend, karakteristiek en ook specifiek voor Walcheren zijn. Dit resulteert in zes hoofdthema’s, die richting gevend zijn in het selectiebeleid:

  • De bewoning in de ijzertijd en de Romeinse tijd in het dynamische veenlandschap van Walcheren dat met regelmaat door de zee overstroomd werd.

    • Onder de subthema’s vallen onder meer de reconstructie van de leefwijzen en leefomstandigheden, vanzelfsprekend ook de Nehalennia-cultus, maar ook de ontwikkeling van het landschap.

    • Resultaten onderzoek: Enkele onderzoeken in de hoek Gapinge – Serooskerke stuitten op resten van bewoning en gebruik uit de Ijzertijd en de Romeinse tijd. Ook onderzoek aan de Roosjesweg te Domburg, bij de Havenweg in de gemeente Vlissingen en in Essenvelt / Middelburg-Zuid te Middelburg leverde enkele vindplaatsen op. Onderzoeken uit een verder verleden laten onder andere vindplaatsen zien bij Grijpskerke, Oostkapelle en Erasmuswijk Middelburg. Het zijn vrijwel allemaal plaatsen van gebruik en productie. Slechts in enkele gevallen zijn ook resten van een woonerf vrij gelegd. Het is wachten op een eerste (complete) huisplaats uit de Romeinse tijd op Walcheren.

  • De vroegmiddeleeuwse ringwalburgen en de bijbehorende nederzettingen.

    • Ook hier valt onder de subthema’s onder meer de reconstructie van de leefwijzen en leefomstandigheden. Daarnaast vormen natuurlijk de inrichting van de ringwalburgen en de eventuele resten van de invallen door de Vikingen belangrijke onderwerpen.

    • Resultaten onderzoek: de grotere opgraving aan ’t Groentje in Domburg heeft voor het eerst een goed inzicht in bewoning tussen 800 en 1000 na Chr. in een ringwalburg laten zien. Rond de ringwalburg van Domburg zijn belangrijke vindplaatsen (deels) onderzocht. Daarnaast duiken meer en meer op Walcheren nederzettingen op uit de periode 900 – 1200: Vlissingen Lammerenburg en De Kempenaerstraat, Arnemuiden Hazenburg 2, Serooskerke N57. En in 2009 is er ook een huisplaats gevonden uit de periode kort voor de ringwalburgen (7e – 8e eeuw), ook bij Serooskerke. Beetje bij beetje krijgen we meer inzicht in de middeleeuwse bewoning van het Walcherse eiland.

  • De ontwikkelingsgeschiedenis van de Walcherse steden en dorpen in en volgend op de middeleeuwen.

    • Onder de subthema’s moet ook hier de reconstructie van de leefwijzen en leefomstandigheden van de mensen meegenomen worden, zodat gewerkt kan worden aan een overzicht van de leefwijzen van de Zeeuwen door de geschiedenis heen. Daarnaast is natuurlijk de ontwikkeling van de steden interessant en de stichting vanuit deze steden van de parochiedorpjes verspreid over de kreekruggen. Vliedbergen/mottes vormen natuurlijk ook een subthema, vooral waar zij aan de basis stonden van de stichting van de dorpjes.

    • Resultaten onderzoek: De opgraving aan de Bachtensteene in Middelburg in 2011 leidde tot de sensationele vondst van resten van houten huizen van rond 1000 na Chr. Zij geven een heel mooi beeld van bouw- en woonwijzen in een middeleeuwse stad. Ook van het Gravensteen zijn toen de funderingen en kelders onderzocht. Ook de opgravingen aan de Slijkstraat en Breewaterstraat in Vlissingen laten houten huisresten zien. In stad Veere kwamen de funderingen van het middeleeuwse kapelletje Kijkgau tevoorschijn, in Arnemuiden een stukje van de eerste kruiskerk. De grote opgravingen aan de Singel/Roosjesweg in Domburg hebben belangrijke informatie opgeleverd over de vroege ontwikkeling van Domburg. Substantieel onderzoek in dorpskernen ontbreekt nog, al geeft een onderzoekje in Zoutelande aan dat ook in de middeleeuwen in de dorpen stevig gebouwd werd. In verschillende kernen zijn bij begeleidingen van het leggen van riool grote hoeveelheden begravingen opgegraven. Een grotere opgraving in het plangebied Trekdijk te Middelburg leverde nieuwe inzichten op over mottecomplexen.

  • Walcheren als belangrijke speler in de kaapvaart, de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), de West Indische Compagnie (WIC) en andere compagnieën.

    • Onder de subthema’s geldt ook hier de reconstructie van de leefwijzen en leefomstandigheden van de mensen in een periode van relatieve rijkdom. Het decor van een groot deel van de bewuste periode vormt de Tachtigjarige Oorlog. Daarnaast is natuurlijk de ontwikkeling van de steden interessant, maar ook het ontstaan en de ontwikkeling van de voor Walcheren specifieke buitenplaatsen.

    • Resultaten onderzoek: voor Nederlandse begrippen toonaangevende onderzoeken betreffen de opgravingen in het Scheldekwartier en aan de Slijkstraat en de Breewaterstraat. Zij geven een goed inzicht in de mens en zijn handel en wandel in de Gouden eeuw en de eeuwen erna. In Middelburg doet de opgraving aan de Bachtensteene dit en ook aan de Koningstraat. Het is een belangrijke aanvulling van het eerdere onderzoek aan de Zuidsingel. Af en toe was er de kans, ook in Veere, om een beerput uit deze rijke perioden te onderzoeken. Het onderzoek naar verschillende buitenplaatsen in de gemeenten Veere en Middelburg brengen tijdperken van grandeur en van verval in beeld.

  • Walcheren als strategisch bolwerk in de 16e en 17e eeuw, de Franse tijd en de Tweede Wereldoorlog.

    • Militaire geschiedenis, vestingwerken en vooral ook de Tweede Wereldoorlog kennen een sterke toename in de beleving bij veel mensen. Ook in het archeologisch veld merken we dit.

    • Vooral de Tweede Wereldoorlog is één van de best gedocumenteerde periode van onze geschiedenis. Desondanks wijzen verschillende archeologische onderzoeken in de afgelopen jaren uit dat toch veel nieuws is te vinden en dat deze vorm van archeologie bij velen grote interesse wekt. Het is ook een onderwerp dat nog veel emoties kent.

    • Resultaten onderzoek: Onderzoek in het Scheldekwartier en in de Gravestraat te Vlissingen brachten de citadel van Alva in kaart. Onderzoek op het Fort Rammekens leverde veel archeologie vanaf de 16e eeuw tot en met WO II op die bij veel mensen zeer tot de verbeelding spreken. Hetzelfde deed de ontdekking van resten van het Mauritsbolwerk in Veere. Een deel hiervan is opnieuw zichtbaar gemaakt voor het publiek. Grote publieke belangstelling genoten de opgravingen van bunkers in Vlissingen. En zo blijkt telkens weer hoe groot de interesse in deze archeologie is. Om die reden hebben we het nu als hoofdthema opgenomen.

  • Walcheren en haar maritieme archeologie

    • Niet alleen in de gouden eeuw, maar ook in andere eeuwen is Walcheren doordrenkt van een maritiem karakter. Een heel groot gebied van de Walcherse gemeenten beslaat water. Ook ter plaatse van deze wateren is er sprake van archeologie: maritieme archeologie. Aan de ene kant gaat het bij maritieme archeologie om ‘waterbodems’ en aan de andere kant om scheepsarcheologie (wrakken, scheepsonderdelen, maar ook bijvoorbeeld kadewerken).

    • Op grote diepte onder huidig maaiveld, maar ook onder huidig zeeoppervlak en onder huidige zeebodem liggen voormalige bodems begraven, die duizenden jaren geleden het maaiveld vormden en waarop de toenmalige mens woonde of rondreisde. Deze bodems begraven onder de zeebodem worden nu met de term ‘waterbodems’ aangeduid. De ‘bovenste’ waterbodems voor de kust van Walcheren liggen op een diepte van ca. 25 meter –NAP (onder zeespiegel). Zij liggen voor verreweg het grootste deel begraven onder een meters dik zandpakket van de zeebodem en zijn daarmee beschermd. Alleen in de watergeulen worden zij op bepaalde plekken aangesneden. Bij het uit baggeren van deze geulen bestaat dus een kans dat archeologische waarden in het geding zijn.

    • Op een geringere diepte onder de zeebodem, soms ook gewoon nog op de zeebodem liggen scheepswrakken of losse scheepsonderdelen uit de verschillende voorbije eeuwen. In de landelijke archeologische database (Archis 3) zijn enkele bekende wraklocaties opgenomen. Van Rijskwaterstaat (RWS) en van sportduikers weten we dat er op en net onder de bodem een veelvoud van deze wraklocaties voor de kust van Walcheren ligt.

    • Resultaten onderzoek: Het onderzoek naar resten van het admiraliteitsschip Walcheren leverde helaas niets op. Ter verkenning van archeologische waarden binnen de tracés van kabels over de zeebodem vanaf windmolenparken naar het vasteland leverden de lokalisering van wrakken op. Tot opgraving hebben ze tot nu toe niet geleid. De WAD werkt mee aan het onderzoeksproject Beach Archaeology dat een initiatief is van de Provincie Zeeland en Erfgoed Zeeland. Het vormt een burgerparticipatieproject, waarbij we op zoek gaan naar de locatie van de verdwenen vlootbasis van een onderdeel van de Romeinse vloot. Deze moet worden gezocht op of voor het strand bij Oranjezon.

3. Toepassing van het Walchers archeologiebeleid

Het Walchers archeologiebeleid, met een beleidsadvieskaart, een vrijstellingsregeling en selectie op basis van archeologische onderzoeksthema’s, wordt gebruikt om grip te houden op de kosten en de benodigde tijd voor archeologisch onderzoek. Er wordt naar gestreefd keuzes te maken in behoud, beheer en ontwikkeling van archeologische waarden in de bodem en daarbuiten, als bron van kennis en cultuurbeleving. Hieronder wordt uitgelegd hoe de archeologische monumentenzorg en het instrumentarium voor het archeologisch selectiebeleid in de drie Walcherse gemeenten wordt toegepast.

3.1 Vertaling in bestemmingsplannen en omgevingsplan

In de gewijzigde Monumentenwet 1988 stond sinds 2007 dat de gemeenteraad bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening houdt met in de grond aanwezige, dan wel te verwachten monumenten. In lijn hiermee werd bij de drie Walcherse gemeenten in elk nieuw bestemmingsplan en in elke herziening van bestemmingsplannen een paragraaf Archeologie opgenomen, waarin de Nota archeologische monumentenzorg Walcheren werd vertaald. Daarnaast worden ook regels aan vergunningverleningen en ontheffingen opgenomen, die gebaseerd zijn op het instrumentarium voor het archeologisch selectiebeleid uit de nota.

Inmiddels is de Monumentenwet voor een deel opgenomen in de Erfgoedwet en voor een deel in de Omgevingswet. Het archeologiebeleid 2024 zal worden vertaald in het Omgevingsplan. Elke gemeente is druk bezig dit Omgevingsplan op te stellen.

Indien bij een vergunning- of een vrijstellingsaanvraag blijkt dat volgens de voorschriften archeologisch onderzoek noodzakelijk is, zal de aanvrager onderstaande procedure moeten volgen.

3.2 Procedure onderzoek, advisering en selectie’

De onderzoeksprocedure die onderdeel uitmaakt van de archeologische monumentenzorg in het kader van de RO, heeft een aantal standaard onderzoeksstappen en een aantal besluitmomenten, zoals deze in de landelijke regelgeving onder de noemer Archeologische MonumentenZorg-cyclus (AMZ-cyclus) is vastgelegd2. Hieronder worden de onderzoeksstappen en besluitmomenten binnen de gemeentelijke AMZ-cyclus weergegeven.

Het archeologische voortraject

Startadvisering en bureauonderzoek

Het is de taak van de gemeenten om al in de planvormingfase het proces van de archeologische monumentenzorg te starten. Dit betekent dat de beleidsarcheoloog zijn deskundigheid inbrengt bij het ontstaan van de startnotities van bestemmingsplannen, bouwplannen, ontwikkelingsplannen, herinrichtingsplannen en andere plannen voor bodemingrepen, waar de gemeenten initiatiefnemer zijn. Hij levert, met behulp van de vrijstellingsregeling en de Archeologische beleidsadvieskaart Walcheren 2016, door bureauonderzoek (en eventueel inventariserend veldonderzoek) de informatie aan. Hierdoor krijgen de betrokkenen snel en helder inzicht in de vraag waar en in hoeverre archeologische aspecten een rol kunnen spelen bij toekomstige planontwikkeling. Dit maakt een afgewogen beslissing over eventuele vervolgacties mogelijk.

Bij planvorming en vergunningaanvragen door particulieren adviseert de beleidsarcheoloog met behulp van bestemmingsplan, de vrijstellingsregeling en de Archeologische beleidsadvieskaart Walcheren 2016 of en in welke vorm verkennend archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Dit onderzoek moet door de commerciële onderzoeksbureaus worden uitgevoerd. De gemeenten en dus ook de Walcherse Archeologische Dienst mag zich als beleidsmaker niet op de markt van de commerciële uitvoerders bewegen. De beleidsarcheoloog toetst het verkennend onderzoek en adviseert de particuliere initiatiefnemer over de eventuele noodzaak van vervolgacties. De besluitvorming over deze vervolgacties ligt bij het college van B&W. Het college is namelijk het bevoegd gezag. Deze noodzakelijke vervolgacties worden als voorwaarden aan de vergunning verbonden.

Het uiteindelijke doel moet steeds zijn de archeologische waarden in de bodem te behouden: ‘behoud in situ’. Toekomstige generaties met hun nieuw verworven inzichten zullen dan nog onaangetaste delen van het bodemarchief voor onderzoek tot hun beschikking hebben. De archeologische onderzoeksthema’s helpen om uit alle archeologische waarden juist die onderdelen van het bodemarchief te kiezen, die hiervoor zullen worden bewaard.

Is om verschillende redenen ‘behoud in situ’ van archeologische waarden niet mogelijk, dan zal op basis van de archeologische onderzoeksthema’s en het selectiebeleid het bevoegd gezag bepalen in welke vorm de archeologie opgegraven en nader onderzocht moet worden; dit eveneens volgens het verstoorder-betaalt-principe.

De archeologische waardering; inventariserend veldonderzoek

Het voortraject van het archeologisch onderzoek levert een aantal resultaten op. Het bureauonderzoek resulteert in een verwachtingsmodel. Het inventariserend veldonderzoek (in de vorm van grondboringen en/of proefsleuven) is erop gericht om dit verwachtingsmodel te toetsen en om (eventueel) aanwezige archeologische resten te waarderen. De waardering is nodig om te kunnen besluiten of het archeologisch traject kan worden afgerond, of dat het moet worden vervolgd. Het vaststellen van de waarde van een archeologische vindplaats wordt uitgevoerd volgens het referentiedocument ‘Waarderen’ van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA)3. Deze waardering vindt plaats op basis van een uitspraak over de fysieke kwaliteit, de wetenschappelijke waarde en de belevingswaarde van de vindplaats, en is gekoppeld aan de standaard archeologische onderzoeksstappen.

De archeologische selectie voor vervolgonderzoek

Nadat de waarde is vastgesteld, worden de archeologische waarden geselecteerd die behouden moeten blijven en welke niet. Dit gebeurt door toetsing op de volgende criteria:

  • Maken zij onderdeel uit van de Walcherse onderzoeksthema’s?;

  • Fysieke kwaliteit: Verkeren de archeologische resten in een voldoende goede staat, zodat goed onderzoek mogelijk is?

  • Zeldzaamheid: de mate waarin een bepaald type vindplaats schaars is (geworden) voor een periode of een gebied;

  • Informatiewaarde: de betekenis van een vindplaats als bron van kennis over het verleden;

  • Ensemblewaarde of wel meerwaarde van een vindplaats op basis van de archeologische en landschappelijke context:

    • Archeologische context; de aan- of afwezigheid van nabijgelegen, in ruimte of tijd gerelateerde archeologische objecten;

    • Landschappelijke context; mogelijkheden voor fysisch-geografische reconstructies, eventuele recente verstoringen;

  • Representativiteit: de mate waarin een bepaald type vindplaats karakteristiek is voor een periode en/of een gebied;

  • De aard en het formaat van bedreiging van de vindplaats en de (on)mogelijkheden tot behoud, dan wel de noodzaak van vervolgonderzoek;

Het bestuurlijk selectiebesluit

Als resultaat van de onderzoeksstappen en de tussenliggende waarderings- en selectieprocedure wordt uiteindelijk een selectiebesluit genomen. Het selectiebesluit is een formeel bestuurlijk en gemotiveerd besluit van burgemeester en wethouders tot het al dan niet behouden van een bepaalde archeologische waarde, meestal in het kader van ruimtelijke ontwikkeling (bijvoorbeeld op basis van opgenomen voorwaarden in een bestemmingsplan). Dit is nodig omdat in de wetswijziging op de Monumentenwet 1988 (de WAMZ) is bepaald dat het archeologische traject doorlopen moet zijn, voordat sloop- en aanlegvergunningen of vrijstelling van een bouwverbod voor bepaalde bodemverstorende werkzaamheden kan worden verleend. Het waarderings- en selectieproces kan worden gebruikt om te beslissen over behoud of verwijdering met of zonder archeologisch onderzoek, in het kader van een vergunningverlening. Het selectiebesluit leidt tot het al dan niet, of met voorschriften (bijvoorbeeld vervolgonderzoek), verlenen van de gevraagde vergunning/vrijstelling.

In de praktijk is het zo geregeld dat de archeologen van de Walcherse Archeologische Dienst (WAD) in de gemeenten Middelburg en Vlissingen zijn gemachtigd om namens het college van burgemeester en wethouders verkennende onderzoeken uit te laten voeren, rapportages, plannen van aanpak en programma’s van eisen goed te keuren en besluiten te nemen over vervolgstappen. In het geval van grotere planontwikkelingen, waarbij sprake is van relatief tijdrovende en dure archeologische onderzoeken, legt de WAD de besluitvorming bij het college.

In de gemeente Veere heeft de WAD deze machtiging niet en ligt de besluitvorming over verkennend onderzoek en opgraving bij het college. Om al te stroperige procesgang te voorkomen bestaat de afspraak dat bij kleine verkennende onderzoeken (bureau- en booronderzoeken) de archeologen de portefeuillehouder informeren en bij de grotere onderzoeken (proefsleuven, opgraving en begeleiding) de archeologen de besluitvorming bij het college legt.

Het archeologische vervolgtraject

De archeologische opgraving of archeologische begeleiding van de bodemingrepen

Indien het selectiebesluit luidt dat vervolgonderzoek moet plaatsvinden, adviseert de beleidsarcheoloog in de vorm hiervan. De vorm is afhankelijk van de waardering van de archeologie, de aard van de bodemingrepen en de aard van de omstandigheden. Vervolgonderzoek kan in de vorm van een archeologische opgraving voorafgaand aan de civiele graafwerkzaamheden of in de vorm van een begeleiding door archeologen van de civiele graafwerkzaamheden. Voor het vervolgonderzoek moet een programma van eisen worden opgesteld, dat moet worden getoetst door de gemeente, hierin geadviseerd door de beleidsarcheoloog. Ook het eigenlijke onderzoek en de rapportage ervan moet worden getoetst door de gemeente, hierin eveneens geadviseerd door de beleidsarcheoloog. Hier wordt eveneens gehandeld volgens bovenstaande machtigingsregeling.

Kortom, de combinatie van de onderzoeksstappen inclusief het waarderings- en selectieproces en het instrumentarium selectiebeleid vormt een trechtermodel, waarbij onderzoek van grootschalig en grofmazig naar kleinschalig en fijnmazig plaatsvindt met heldere beslismomenten, waardoor terreinen die geen archeologische waarden bevatten buiten de verdere procedures vallen. Door deze afweging blijft archeologie werkbaar en ontstaat de meerwaarde van samenhang en ontwikkeling van kennis over het bodemarchief.

afbeelding binnen de regeling

Stroomdiagram procedure onderzoek en waarderings- en selectieproces archeologische monumentenzorg.

4. De Walcherse Archeologische Dienst (WAD)

In 2006 hebben de drie Walcherse gemeenten in een samenwerkingsovereenkomst besloten de Walcherse Archeologische Dienst (WAD) in stand te houden. De dienst bestaat uit een beleidsarcheoloog en een veldarcheoloog. Eind 2024 zullen de gemeenten voor de WAD een tweede veldarcheoloog er bij werven. De archeologen verdelen hun tijd en inspanningen gelijkelijk over de drie gemeenten, die elk een derde van de kosten van het in stand houden van de WAD dragen.

De werknemers van de WAD worden aangestuurd door het hoofd van de afdeling Vergunningverlening en Handhaving van de Gemeente Middelburg en zijn daar rechtspositioneel ondergebracht. De WAD wordt ter zijde gestaan door de archeologische begeleidingscommissie (ABC), bestaande uit vertegenwoordigers van de drie gemeenten. De ABC begeleidt de werkzaamheden van de WAD, waarbij zij de gemeentelijke belangen vertegenwoordigt.

De primaire taken zijn het formuleren en implementeren van een Walchers archeologiebeleid en het uitvoeren van archeologisch onderzoek voor de gemeenten. Ervaring leert dat dit een hoeveelheid aan gevarieerde werkstappen met zich meebrengt. Werkstappen die soms niet primaire taken lijken, maar die uiteindelijk bijdragen aan de vlotte en pragmatische werkwijze van de WAD. Gedoeld wordt bijvoorbeeld op de praktijk gerichte en op maat gesneden advisering (samen kijken naar funderingsplannen, locatiebezoeken met uitvoerder), maar bijvoorbeeld ook het geven van presentaties en lessen om de archeologie en de WAD beter bekend te maken. Om de werkstappen te stroomlijnen heeft de WAD ook volgende doelen geformuleerd.

Doelen:

  • 1.

    Het voeren van een verantwoord archeologiebeleid dat zoveel mogelijk recht doet aan de archeologische waarden en waarbij een goede verhouding wordt gevonden tussen archeologisch beheer en onderzoek en de overige aspecten binnen een ruimtelijke ontwikkeling; een pragmatische instelling staat hier voorop: advisering “op maat”.

  • 2.

    Het voortdurend vergaren van kennis met het oog op het verder detailleren en onderbouwen van Walcherse onderzoeksthema’s en daarmee de beleidskaart.

  • 3.

    Bijdragen aan efficiëntie door als een servicebureau snel en pragmatisch te reageren op verzoeken om toetsingen en adviezen bij archeologische kwesties,

  • 4.

    Het beperken van kosten door onderdelen van het archeologische onderzoeksproces in eigen beheer uit te voeren en door strak te adviseren bij uitvoering van onderzoeken door onderzoeksbureaus.

  • 5.

    Het vergroten van het externe draagvlak door het formuleren van een transparant beleid, door directe communicatie en door kennisoverdracht in de vorm van lezingen, lessen op scholen, artikels en publieksboeken. En in het kader van het ook door Nederland ondertekende Verdrag van Faro het zoeken naar mogelijkheden en kansen om cultureel erfgoed in dienst te stellen van de samenleving.

Inventarisatie bij collega’s en bestuurders bij de Walcherse gemeenten leert dat men tevreden is met de huidige gang van zaken, vooral de snelle advisering met oog voor ook gemeentelijke en ook particuliere belangen wordt op prijs gesteld. Net zoals de pragmatische aanpak hierbij. Dit bespaart initiatiefnemers veel onderzoeksgeld.

Daarnaast is er tevredenheid over de geldbesparingen die de WAD de gemeenten bezorgen door onderzoek in eigen beheer te doen. Voorbeelden zijn de archeologische begeleiding van de herinrichting van de Kaai in Veere en rioolwerkzaamheden in de Gravestraat in Vlissingen, Kapellestraat Veere, Waterstraat Oostkapelle en Dorpsring Koudekerke. Deze werken lopen gedurende maanden. Doordat de archeologen van de WAD lokaal bekend zijn en snel kunnen reageren, komen zij alleen als het nodig is. In de overige tijd wijden zij zich aan andere taken. Een extern bureau komt in de regel van verder en is als gevolg vanaf begin tot eind bij non-stop aanwezig. Dat terwijl de meter loopt. Beide onderzoeken hebben veel goede archeologische resultaten opgeleverd, terwijl er nauwelijks tot geen kosten voor de gemeente zijn gemaakt. Dezelfde projecten met inhuur van een extern bureau zouden met een bedrag van €20.000 tot €60.000 voor archeologisch onderzoek belast zijn. En zo komen met regelmaat dit soort werken voor.

Voor de drie gemeenten heeft de WAD proefsleuvenonderzoeken en opgravingen uitgevoerd. Zij heeft daarbij toegezien dat in de planning ook ruimte was voor de uitvoer van taken voor de andere gemeenten. Doordat de WAD en gemeente de onderzoeken in eigen beheer hebben gedaan hebben zij het project extra onderzoekskosten bespaard. Afhankelijk van de grootte kan dit oplopen tot een bedrag van ca. €60.000. Een extern bureau zou anders drie man in het veld in rekening brengen en twee man in de uitwerking.

Van externe partijen worden met regelmaat ook positieve reacties genoteerd:

  • Onderzoeksbureaus en hun opdrachtgevers stellen de snelle toetsing en de daaropvolgende advisering op prijs.

  • Een onderzoeksbureau gaf aan dat op Walcheren duidelijk minder overbodig onderzoek wordt uitgevoerd dan in andere (Zeeuwse) gemeenten en dat het onderzoek, dat wel wordt uitgevoerd, bijna altijd wat oplevert.

  • Bouwaannemers en ontwikkelaars hebben bij herhaling laten weten dat zij op Walcheren met de WAD afspraken kunnen maken, afspraken over geld en over duur van onderzoek.

  • De drempel naar de WAD en de archeologie wordt met de jaren ook steeds lager: met regelmaat worden de WAD ook gevraagd om een presentatie te geven, om een les te verzorgen op een school of mee te denken in een klankbord- of projectgroep.

Wat betreft het vijfde punt en het Verdrag van Faro geeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) volgende toelichting:

“Het Verdrag van Faro roept op om cultureel erfgoed in dienst te stellen van de samenleving. Dit sluit goed aan bij actuele ontwikkelingen in het Nederlandse erfgoedveld die zich richten op de maatschappelijke basis van de erfgoedzorg. Zo is er de afgelopen jaren toenemende aandacht voor erfgoed als drager van herinneringen en identiteiten. En voor de inzet van erfgoed voor vraagstukken op het gebied van onder andere sociale cohesie, welzijn en gezondheid. Ook wordt zichtbaar gezocht naar een betere balans tussen de geïnstitutionaliseerde erfgoedzorg en de inbreng van erfgoedvrijwilligers, erfgoedgemeenschappen en burgerinitiatieven.

Het Verdrag van Faro stelt de vraag 'wat is de waarde van cultureel erfgoed voor de samenleving?' met de achterliggende vragen 'waarom bewaren we erfgoed, voor wie en hoe is iedereen betrokken?'. Het Verdrag van Faro kent meerdere deelaspecten. Sommige hebben al een plek in het huidige Nederlandse erfgoedbeleid of de erfgoedpraktijk. Denk aan beleid gericht op digitalisering van erfgoed om de toegankelijkheid ervan te vergroten. De bottom-up benadering van immaterieel erfgoed waarbij gemeenschappen zelf aangeven of iets erfgoed is en hoe ze daar mee om willen gaan. Aan de leeromgeving voor vrijwilligers. Of aan erfgoed als inspiratiebron voor ruimtelijke ontwikkelingen.” (Faro in Nederland | Erfgoedparticipatie Faro | Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) De RCE benoemt drie speerpunten:

Speerpunt 1: Participatie in de volle breedte

In de praktijk zijn ambities op het gebied van toegankelijkheid, een breder publieksbereik, actief meedoen aan erfgoedactiviteiten al gemeengoed. Het Faro-verdrag voegt hier nog een uitdaging aan toe: meedoen door mee te bepalen. De uitdaging schuilt in de woorden zeggenschap en eigenaarschap, oftewel deelhebben.

Speerpunt 2: Open houding voor andere erfgoedopvattingen

Niet het bestaande, gedefinieerde erfgoed is het vertrekpunt, maar wat mensen zien als erfgoed. Voor het erfgoedveld kan dit betekenen dat het moet leren omgaan met verschillende perspectieven op erfgoed, de roep om inclusiviteit, een dynamischer erfgoedbegrip, integraliteit (i.p.v. verschillende erfgoeddomeinen), een grotere rol voor erfgoed als drager van verhalen, geschiedenis en identiteit, en oral history als zelfstandig erfgoed.

Speerpunt 3: Erfgoed midden in de samenleving

Behoud van erfgoed is geen doel op zich, zo stelt het Verdrag van Faro, maar moet ten goede komen aan de samenleving. Cultureel erfgoed maakt onlosmakelijk deel uit van ieders leefomgeving en culturele geschiedenis. Het is die alom zijnde aanwezigheid die maakt dat erfgoed een rol speelt in alle facetten van ons leven en dat we het kunnen inzetten als hulpbron voor een betere samenleving. Die gedachtegang is niet onbekend in Nederland. Denk aan de relatie die de afgelopen decennia vanuit erfgoed is gelegd met ruimtelijke ordening om de kwaliteit van ruimtelijke ontwikkelingen te verbeteren. Het verdrag daagt erfgoedinstellingen en overheden uit om vergelijkbare relaties te leggen met andere thema’s, zoals leefbaarheid en wijkverbetering, sociale cohesie, integratie, welzijn, gezondheid, arbeidsparticipatie en bijvoorbeeld openbare orde en veiligheid. Dit is grotendeels nog onbekend terrein.

We merken dat in de afgelopen vijftien jaar de beleving van cultureel erfgoed in de samenleving fiks is toegenomen. De WAD juicht dit toe en werkt in het kader van verschillende projecten al in de geest van het Verdrag van Faro. Voorbeelden zijn de samenwerking met de Stichtingen Bunkerbehoud en Bunkerverhalen met een meer serieuze en diepgaand onderzoek naar resten uit de Tweede Wereldoorlog als gevolg. Maar ook het onderzoek naar de drichten na een oproep door inwoners uit Zoutelande, Domburg en Oostkapelle en het feit dat dit tot een planologische bescherming van de drichten leidt in onderhavige nota. En niet te vergeten de deelname aan het Beach Archaeology project bij Oranjezon.

Intussen blijft de WAD bij advisering ook kijken naar gelegenheden en kansen om bijvoorbeeld het erfgoed als inspiratie bij ruimtelijke ontwikkelingen te laten zijn.

Ondertekening

Bijlage 1 Archeologische verwachtings- en waardenkaart Walcheren 2024

Bijlage 1:

Bijgevoegd in apart document.

Bijlage 2 Archeologische beleidsadvieskaart Walcheren 2024

Bijlage 2:

Bijgevoegd in apart document.

Bijlage 3 Archeologische verwachtings- en waardenkaart Walcheren 2024, toelichting

Voor de samenstelling van de nieuwe verwachtings- en waardenkaart is onder meer gebruik gemaakt van de oude kaarten, gemaakt door:

- Jacob van Deventer, ca. 1550;

- Visscher en Roman, ca. 1680;

- Gebroeders Hattinga, ca. 1750;

- Lampert 1852.

Als ondergrond voor de begrenzing van de verschillende verwachtingszones heeft, in plaats van de Indicatieve Kaart Archeologische Waarde (IKAW), nu de bodemkaart van Walcheren uit 1952 van Bennema en Van der Meer gediend.

Verder zijn op de kaart onder andere de volgende gegevens afgebeeld:

- de terreinen van archeologische waarde, zoals aangeduid op de Archeologische MonumentenKaart (AMK);

- bekende vindplaatsen (vondstmeldingen en waarnemingen uit ARCHIS);

- informatie over locaties waar eerder archeologisch onderzoek is uitgevoerd.

Op de Archeologische verwachtings- en waardenkaart Walcheren 2024 zijn alle relevante gebieden opgenomen met vastgestelde en/of verwachte archeologische waarden (bijlage 1). Ook is het grondgebied van Walcheren verdeeld in verschillende verwachtingszones. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende gebieden en locaties:

AMK-terreinen

Op basis van een bureauonderzoek inclusief studie van bovengenoemde oude kaarten zijn de contouren van de AMK-terreinen van de meeste historische kernen getrokken.

Kerkhoven en drichten

Nieuw op de kaarten van 2024 is de categorie historische kerkhoven binnen de oude stads- en dorpskernen. Hetzelfde geldt voor de bewaard gebleven delen van zogenaamde drichten achter de Veerse duingebieden. Het is gebleken dat beide fenomenen extra bescherming verdienen.

Vindplaatsen met begrenzing

Op de Archeologische Verwachtings- en waardenkaart Walcheren 2016 zijn vanuit het landelijke Archeologische InformatieSysteem (ARCHIS 2) alle vondstmeldingen en waarnemingen als vindplaatsen opgenomen en als puntlocaties weergegeven. Bij vindplaatsen kan echter een onderscheid worden gemaakt tussen vindplaatsen met een vastgestelde begrenzing op basis van onderzoek en vindplaatsen als puntlocaties. Op de Walcherse archeologische verwachtings- en waardenkaart 2024 zijn de vindplaatsen met hun begrenzingen aangeduid.

Vindplaatsen als puntlocaties

Meldingen van overwegend toevalsvondsten vormen vindplaatsen aangeduid als puntlocaties. Deze zijn alle onder de loep genomen en een aantal vindplaatsen zijn als minder waardevol uitgeselecteerd. De vindplaatsen die resteren, wijzen op de aanwezigheid in de ondergrond van archeologische waarden, die in ieder geval onderdeel uitmaken van de Walcherse onderzoeksthema’s. Op de Walcherse archeologische verwachtings- en waardenkaart 2024 zijn al deze vindplaatsen als puntlocatie aangeduid.

Historische locaties; buitenplaatsen en kastelen, vestingwerken, forten

Van de voor Walcheren karakteristieke buitenplaatsen zijn op de nieuwe Walcherse archeologische verwachtings- en waardenkaart 2024 de voormalige bebouwde zones van duidelijk contouren voorzien. Op de kaart is de zone direct rond de (voormalige) bebouwing begrensd als archeologisch waardevol terrein. De voormalige uitgebreide tuin- en parkcomplexen zijn hiervan uitgezonderd. Er zijn duidelijk omlijnde onderzoeksgebieden aangeduid.

Verwachtingszones

Naast de hierboven beschreven gebieden zijn er op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart ook zones opgenomen met een zogenaamde verwachtingswaarde op basis van de geomorfologie. Op de Archeologische verwachtings- en waardenkaart Walcheren zijn de getij-inversieruggen aangeduid als zones met een hoge verwachting op archeologische waarden, omdat deze ruggen vanaf het begin van de Middeleeuwen als favoriete bewoningslocaties gelden. In de zones tussen de getij-inversieruggen geldt een middelhoge verwachting op archeologische waarden. Hier kunnen namelijk in de top van het onderliggend veen resten verwacht worden van bewoning uit de Ijzertijd en de Romeinse tijd. Deze resten genieten grotere zeldzaamheid.

Ten behoeve het opstellen van de Walcherse archeologische verwachtings- en waardenkaart 2008 en de daaropvolgende versies zijn de contouren van de inversieruggen en de tussenliggende zones in grote lijnen overgenomen van de kaart uit 1952 van Bennema en Van der Meer. Deze kaart geeft namelijk een accuraat beeld van het verloop van de voornaamste inversieruggen en doet daarmee recht aan de verschillende archeologische verwachtingen.

Delen van de duin- en strandgebieden vormen hoge en middelhoge verwachtingszones. In verloop van eeuwen hebben de duinen zich op veel plekken op Walcheren landinwaarts verplaatst. Hierdoor zijn niet alleen gebieden met een verschillende archeologische verwachting bedekt geraakt door duinzand, maar zijn ook belangrijke archeologische vindplaatsen aan de zeezijde van de duinen komen te liggen. Zo zijn op het strand bij Domburg en Oostkapelle al sinds de 17e eeuw resten van een Romeinse tempel ontdekt en resten van de eerste middeleeuwse bewoning ‘opgegraven’.

Daarnaast zijn er ook zones met een lage of zeer lage verwachting. Deze zones zijn over het algemeen tot in recentere tijden watergebieden geweest. Hierdoor is de kans dat in de ondergrond archeologische waarden aanwezig zijn (uiterst) gering.

Vrijgestelde terreinen op basis van al uitgevoerd archeologisch onderzoek

Op veel terreinen op Walcheren heeft al in een of andere vorm archeologisch onderzoek plaats gevonden. Deze onderzoeken zijn gemeld in de landelijke database Archis. Op de Archeologische verwachtings- en waardenkaart 2024 zijn van de onderzochte terreinen, diegene uitgelicht (en lichtgrijs ingekleurd), waar op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek geen verder onderzoek nodig is en dus toekomstige bodemingrepen hiervan vrijgesteld zijn. Het betreft vooral de grote ontwikkelingsgebieden. Het kan hierbij gaan om terreinen waar verkennend onderzoek heeft uitgewezen, dat op de locatie geen archeologische waarden (meer) zijn te verwachten. Ook kan het gaan om terreinen waar een definitief onderzoek in de vorm van een opgraving of een archeologische begeleiding van de graafwerkzaamheden heeft plaats gevonden. In beide gevallen zijn geplande bodemingrepen op deze terreinen vrijgesteld van verder archeologisch onderzoek.

Bijlage 4 Archeologische beleidsadvieskaart Walcheren 2024, beleidsadviezen

Samenvoeging van de vrijstelling en de verwachtingskaart leidt tot de archeologische beleidsadvieskaart met voor verschillende gebieden ook verschillende beleidsadviezen.

Omdat voor verschillende gebieden met archeologische waarden en voor verschillende verwachtingszones dezelfde beleidsadviezen gelden, zijn op de beleidsadvieskaart deze gebieden samengenomen. Dit maakt de kaart overzichtelijker.

Hieronder worden de beleidsadviezen per gebied uitgeschreven. Zie ook de Legenda van de Archeologische beleidsadvieskaart Walcheren 2024 in Bijlage 2:

Archeologische verwachtingszones (voorheen IKAW-gebieden)

Zone met een hoge en middelhoge archeologische verwachting

Beleid: uitgangspunt is het archeologische erfgoed in situ behouden.

Met het oog op een zorgvuldige belangenafweging moet voorafgaand aan bodemingrepen dieper dan 40 cm in de vroegste fase van de planvorming een archeologisch bureauonderzoek worden uitgevoerd, eventueel in combinatie met een inventariserend veldonderzoek. Om vast te stellen of er archeologisch onderzoek moet plaatsvinden is onder meer de volgende informatie nodig:

a. Is het een bodemverstorende ingreep dieper dan 40 cm ter plaatse van een dricht?

b. Is het een bodemverstorende ingreep dieper dan 40 cm en groter dan 30 m2 binnen een AMK-terrein, een historische locatie, een begrensde vindplaats of een terrein binnen een straal van 50 m rondom een vindplaats als puntlocatie?

c. Is het een bodemingreep in de hoge verwachtingszone binnen de komgrenzen van Domburg en Oost-Souburg, dieper dan 40 cm en met een oppervlaktemaat groter dan 100 m²?

d. Is de bodemingreep buiten de onder a. en b. beschreven gebieden dieper dan 40 cm met een oppervlaktemaat groter dan 500 m²?

Op basis hiervan kan verdere belangenafweging en besluitvorming plaatsvinden.

Duin- en strandgebied

Beleid: uitgangspunt is het archeologische erfgoed in situ behouden.

Met het oog op een zorgvuldige belangenafweging moet voorafgaand aan bodemingrepen overleg plaats vinden met de archeologisch deskundige over de eventuele noodzaak en meest geschikte vorm van verkennend archeologisch onderzoek. Op basis van de resultaten van dit onderzoek zal gekeken worden naar de noodzaak van vervolgstappen

Maritieme archeologie

Beleid: uitgangspunt is het archeologische erfgoed in situ behouden.

Met het oog op een zorgvuldige belangenafweging moet voorafgaand aan bodemingrepen overleg plaats vinden met de archeologisch deskundige van de gemeente, Rijkswaterstaat en met het Waterschap Scheldestromen en/of met de Provincie Zeeland over de eventuele noodzaak en de meest geschikte vorm van verkennend archeologisch onderzoek. Op basis van de resultaten van dit onderzoek zal gekeken worden naar de noodzaak van vervolgstappen.

Zone met een lage en zeer lage archeologische verwachting

Beleid: Wanneer vastgesteld is dat het niet gaat om een AMK-terrein, een archeologische verwachtingsgebied gebaseerd op historische kaarten, een begrensde vindplaats of een terrein binnen een straal van 50 m rondom een vindplaats als puntlocatie zijn er geen beperkingen ten aanzien van planvorming.

De volgende gebieden met in de ondergrond (verwachte) archeologische waarden zijn de uitzonderingen op de bovenstaande mogelijkheid tot vrijstellen van archeologisch onderzoek.

Gebieden met vastgestelde of verwachte archeologische waarden

AMK-terreinen van zeer hoge archeologische waarde beschermd (rijksmonument, rood met arcering)

Beleid: voor wettelijk beschermde monumenten geldt dat behoud in de huidige staat is vereist en dat aantasting moet worden vermeden. Bij de RCE kan een monumentenvergunning worden aangevraagd.

Kerkhoven en drichten

Beleid: voor terreinen met vastgestelde of op basis van historische kaarten veronderstelde archeologische waarde geldt dat behoud van de bestaande situatie voor deze terreinen is gewenst. Ingrepen die tot aantasting van de verwachte archeologische resten leiden, moeten zoveel mogelijk worden vermeden.

In geval van (plan)wijzigingen waarvoor graafwerkzaamheden noodzakelijk zijn, moet de initiatiefnemer erop worden gewezen dat voorafgaand aan graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm een (verkennend) archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd.

AMK-terreinen, historische locaties, begrensde vindplaatsen en binnen een straal van 50 meter rond vindplaatsen als puntlocaties

Beleid: voor terreinen met vastgestelde of op basis van historische kaarten veronderstelde archeologische waarde geldt dat behoud van de bestaande situatie voor deze terreinen is gewenst. Ingrepen die tot aantasting van de verwachte archeologische resten leiden, moeten zoveel mogelijk worden vermeden.

In geval van (plan)wijzigingen waarvoor graafwerkzaamheden noodzakelijk zijn, moet de initiatiefnemer erop worden gewezen dat voorafgaand aan graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm met een oppervlakte groter dan 30 m2 een (verkennend) archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd.

AMK-terreinen, waar het betreft de stads- en dorpskernen van Westkapelle, Aagtekerke, Oostkapelle, Vrouwenpolder, Zoutelande, Meliskerke, Grijpskerke, Serooskerke, Biggekerke, Buttinge, Sint-Laurens, Gapinge, Koudekerke, Brigdamme, Zanddijk, West-Souburg, Oost-Souburg, Ritthem en Kleverskerke en de gekrompen dorpen Boudewijnskerke, Sint Janskerke, Kleverskerke, Mariekerke en Werendijke

Beleid: voor terreinen met vastgestelde of op basis van historische kaarten veronderstelde archeologische waarde geldt dat behoud van de bestaande situatie voor deze terreinen is gewenst. Ingrepen die tot aantasting van de verwachte archeologische resten leiden, moeten zoveel mogelijk worden vermeden.

In geval van (plan)wijzigingen waarvoor graafwerkzaamheden noodzakelijk zijn, moet de initiatiefnemer erop worden gewezen dat voorafgaand aan graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm met een oppervlakte groter dan 60 m2 een (verkennend) archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd.

Terreinen vrijgesteld van archeologisch onderzoek op basis van eerder onderzoek

Beleid: Op deze terreinen gelden geen (verdere) archeologische beperkingen ten aanzien van planvorming.


Noot
1

De overige bekende gekrompen dorpen zijn ofwel niet bebouwde AMK-terreinen, ofwel niet als AMK-terreinen aangemerkt. Ook zijn van een paar alleen het vliedberg- en/of kerkterrein als AMK-terrein aangemerkt.

Noot
2

Voor een uitgebreide beschrijving van de methodiek en de doelen van de verschillende onderzoeksstappen zie Bijlage 4 van de Nota archeologische monumentenzorg Walcheren 2006.

Noot
3

De kwaliteitsnorm is eind februari 2001 door het rijk vastgesteld en geldt sindsdien als leidraad voor de uitvoering van archeologische werkzaamheden. De kwaliteitseisen die aan het archeologisch onderzoek zijn verbonden, hebben betrekking op de vorm, inhoud, informatieplicht, verslaglegging en deskundigheid van de uitvoerders. Inmiddels zijn we bij KNA versie 4.2.