Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR735638
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR735638/1
Regeling vervalt per 31-12-2028
Uitvoering- en Handhavingsstrategie 2025-2028 Vergunningverlening, Toezicht- en Handhaving |VTH|
Geldend van 01-01-2025 t/m 30-12-2028
Intitulé
Uitvoering- en Handhavingsstrategie 2025-2028 Vergunningverlening, Toezicht- en Handhaving |VTH|1 Inleiding
In onze leefomgeving vinden veel menselijke activiteiten plaats. Die kunnen een positieve, maar soms ook een negatieve invloed hebben op de kwaliteit van ons leefmilieu. Voorbeelden van activiteiten zijn de industrie, de bouw, het verkeer en recreatie. Onze samenleving vindt dat de veiligheid en de gezondheid van de mens en het milieu moeten worden beschermd. Mensen die activiteiten uitvoeren zijn hiervoor in de eerste plaats zelf verantwoordelijk. Zij moeten mogelijke schade, hinder en overlast voorkomen of herstellen. Dit is soms ingewikkeld en daarom is besloten dat de overheid regels stelt, toezicht houdt en handhaaft als dat nodig is. De gemeente heeft hierbij een belangrijke taak. De gemeente is verantwoordelijk voor het verlenen van vergunningen (V), het behandelen van meldingen, het houden van toezicht (T) en het handhaven (H) van regels die gelden voor bijvoorbeeld bouwen, slopen, monumenten, milieuactiviteiten en bedrijven, ruimtegebruik, het kappen van bomen en reclame-uitingen. Per 1 januari 2024 zijn al deze regels samengevoegd in de Omgevingswet. Voor een goede uitvoering van vergunningverlening-, toezicht- en handhavingstaken is het nodig dat helder is hoe dat gebeurt. Dit document geeft duidelijke uitleg aan alle inwoners en ondernemers.
1.1 Waarom dit document?
De VTH-taken voeren we uit binnen de kaders van de Omgevingswet. In de Omgevingswet staat dat het verplicht is om een Uitvoering- en handhavingsstrategie te hebben die aan bepaalde eisen voldoet. Deze eisen staan in het Omgevingsbesluit. Hierin staat dat het college een Uitvoering- en handhavingsstrategie vaststelt en die ter informatie naar de raad moet sturen.
Dit document beschrijft HOE de gemeente Goirle haar vergunningverlening-, toezicht- en handhavingstaken (hierna: VTH-taken) vanuit de Omgevingswet uitvoert en welke keuze zij daarbij maakt op het gebied van informatieverstrekking, vergunningverlening, toezicht en handhaving. Bij de uitvoering van de wettelijke VTH-taken werken wij intensief samen met andere partijen. Met deze Uitvoering- en handhavingsstrategie (hierna: U&HS) wil de gemeente haar werkwijzen en (beleids-) keuzes in het omgevingsrecht duidelijk maken. Op die manier willen we inwoners en ondernemers op weg helpen in het woud aan regels en ze laten zien hoe de gemeente Goirle invulling geeft aan de taken uit de Omgevingswet.
Dit document vervangt de beleidskaders voor VTH: het Toezicht- en handhavingsbeleid gemeente Goirle 2019-2022 en het Vergunningenbeleid 2019- 2022. Dit beleid was door ons verlengd tot 1 januari 2025. De beleidskaders zijn verouderd en sluiten niet aan bij de uitdagingen van de komende periode tot en met 2028. Onderstaande verbeteringen zijn doorgevoerd:
• De U&HS is zoveel mogelijk aangepast aan de regels van de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (hierna: Wkb).
• We hebben SMART-doelen opgesteld vanuit een actuele probleem- en risicoanalyse.
• We hebben ons gericht op de hoogste prioriteiten om te bepalen wat VTH wil bijdragen. Hierdoor kunnen we in de toekomst de doelen beter evalueren en monitoren.
• De verordening Uitvoering en Handhaving (voorheen verordening VTH omgevingsrecht) is aangepast aan de nieuwe kwaliteitseisen en de Omgevingswet. Hiermee is het kwaliteitsniveau vastgelegd voor de uitvoering van de VTH-taken.
• De U&HS is afgestemd met onze strafrechtelijke partners.
1.2 Hoe te werken met dit document?
Inwoners en ondernemers kunnen aan de hand van dit document nagaan wat ze mogen verwachten van onze dienstverlening op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Voor medewerkers is het vooral een naslagwerk over onze kernwaarden en inhoudelijke beleidskeuzes. Dit document is onderdeel van de planning & controle-cyclus. Dit noemen we ook wel de BIG-8. Het rapport wordt elk jaar beoordeeld, samen met het uitvoeringsprogramma en een evaluatie van het vorige jaar. Zo toetsen we of het document nog aangepast moet worden. Het document is dus niet statisch, maar kan veranderen.
De BIG-8 in detail:
De regels in het Omgevingsbesluit vormen de wettelijke implementatie van de BIG-8. Deze bevat 7 stappen die op strategie- en uitvoeringsniveau een cyclus vormen. Toepassing van de BIG-8 leidt ertoe dat ook de U&HS jaarlijks geëvalueerd wordt en -zo nodig- bijgewerkt aan de hand van de nieuwste inzichten en organisatorische ontwikkelingen.
Figuur 1 BIG-8
Figuur 2 Beleidscyclus onder de Omgevingswet
Onder de Omgevingswet is sprake van een tweede beleidscyclus. Deze kent een vergelijkbare opzet (Plan, Do, Check, Act). De Omgevingswet heeft een beleidscyclus die de structuur biedt om de instrumenten van de wet te ordenen. De cyclus bestaat uit vier kwadranten: beleidsontwikkeling, beleidsdoorwerking, uitvoering en terugkoppeling.
Beleidsontwikkeling staat voor visievorming en is het kwadrant rechtsboven. Hierbij is input uit het kwadrant ervoor (terugkoppeling) van VTH belangrijk. De gewenste kwaliteiten van de fysieke leefomgeving of onderdelen daarvan kunnen vervolgens juridisch vastgelegd worden in de vorm van omgevingswaarden en programma's. Dit heet de beleidsdoorwerking.
Het kwadrant linksonder in de cyclus staat voor uitvoering en gaat over de regels voor activiteiten die te vinden zijn in het omgevingsplan. Initiatiefnemers van activiteiten en projecten kunnen via een omgevingsvergunning toestemming vragen. Het kwadrant linksboven staat voor terugkoppeling en gaat over vergunningverlening, toezicht en handhaving om naleving van algemene regels en vergunningvoorschriften te controleren. Via monitoring kunnen de effecten hiervan op de kwaliteit van de fysieke leefomgeving worden geëvalueerd en kan bepaald worden of aanpassing van de omgevingsvisie, programma of omgevingsplan noodzakelijk is.
VTH komt in onderstaande model terug in het kwadrant Uitvoering (linksonder) en Terugkoppeling (linksboven). In deze U&HS wordt gesteld dat er een uniforme beleidscyclus geborgd moet worden in de organisatie. Hierbij wordt de samenwerking en samenhang tussen beleid en uitvoering geïntensiveerd en wordt de rol in de terugkoppeling verstevigd. Deze doelstelling en activiteiten dragen bij aan het opstellen van een meer specifieke analyse van inzichten in toekomstig beleid.
1.3 Hoe is dit document tot stand gekomen?
We hebben in ambtelijke en bestuurlijke sessies bekeken wat de VTH-uitvoering kan bijdragen aan de doelen en spelregels uit onze omgevingsvisie. Zo sluiten we met onze nieuwe U&HS goed aan op landelijke en regionale ontwikkelingen. Soms kunnen het gedrag en de activiteiten van individuele burgers of bedrijven de veiligheid, gezondheid of duurzaamheid bedreigen en een risico opleveren voor de leefomgeving. Het is dan aan de gemeente om te zorgen dat de risico's beheersbaar blijven.
Er is een grens aan de middelen die de gemeente daarvoor kan en wil inzetten. Deze grens bepaalt ook de mate van risico’s waarvan de gemeente vindt dat die door de gemeentelijke samenleving gedragen mogen worden. Om deze risico’s in beeld te brengen hebben we een risicoanalyse uitgevoerd (zie hoofdstuk 5 voor de methodiek). De analyse helpt bij het bepalen van de prioriteiten voor toezicht en handhaving. De activiteiten zijn ingedeeld in de categorieën zeer hoog, hoog, gemiddeld en laag risico. Hierbij is het uitgangspunt dat het hoogste risico de hoogste prioriteit heeft. De risico’s en ambities vormen de basis voor het beleid op het gebied van VTH. Dit document beschrijft dat beleid.
Intern is de U&HS in concept verspreid binnen verschillende afdelingen van de gemeente en heeft er een bestuurlijke prioritering plaatsgevonden. De gemeenteraad is geïnformeerd met een raadsinformatiebrief. De U&HS is daarna digitaal verzonden aan onze externe partners zoals de omgevingsdienst en de veiligheidsregio. De U&HS is ook naar de politie en het OM gestuurd omdat zij belast zijn met de strafrechtelijke handhaving.
1.4 Hoe is het document opgebouwd?
Het document bestaat uit twee delen. Het eerste deel beschrijft de hoofdlijnen van de visie, doelen, prioriteiten en strategieën van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Het tweede deel is een bijlagenbundel waarin onderwerpen uit het eerste deel gedetailleerd zijn uitgewerkt. De bijlagen vormen een integraal en onlosmakelijk onderdeel van deze U&HS.
2 Wat is het speelveld?
Het speelveld van VTH is de omgeving waarin overheidsinstanties, bedrijven en individuen opereren voor vergunningverlening, toezicht en handhaving. Het begrijpen en beheren van dit speelveld is heel belangrijk voor het waarborgen van een effectieve naleving van wet- en regelgeving en het handhaven van de publieke belangen voor veiligheid en volksgezondheid. In dit hoofdstuk leggen we uit wat een U&HS is, wat de reikwijdte is, hoe het tot stand is gekomen en welke andere kaders belangrijk zijn voor de uitvoering van de VTH-taken.
2.1 Wat is een U&HS?
Een U&HS is een ondersteunende strategie. Met het uitvoeren van de VTH-taken leveren we een bijdrage aan onze ambities uit de kaders die staan in onze Omgevingsvisie Goirle (arcgis.com). We werken volgens de geldende spelregels uit de omgevingsvisie, zie bijlage 0.
De omgevingsvisie in detail:
Iedere gemeente in Nederland stelt op basis van de Omgevingswet een omgevingsvisie op. De omgevingsvisie is onze gids voor het vormgeven van onze leefomgeving, nu en in de toekomst. Dit document is een ambitie- en visiedocument die jaarlijks wordt geëvalueerd en zo nodig wordt bijgesteld. Hierin staat wat we de komende tijd moeten doen om een zo fijn mogelijk woon-, leef- en ondernemingsklimaat te garanderen. De omgevingsvisie geeft duidelijke aan wat onze ambitie en visie voor nieuwe plannen en ideeën is. Iedereen weet zo waar ze aan toe zijn. Het is een belangrijk document voor de gemeente om plannen te beoordelen en het nodigt iedereen uit om mee te doen en met ideeën te komen. De gemeenteraad stelde de omgevingsvisie vast in december 2021. De omgevingsvisie is een levend document. De actualisatie van de omgevingsvisie is op korte termijn te verwachten.
In de omgevingsvisie verbinden we onze doelen met de wereldwijde doelen, de door de VN opgestelde Global Goals. Dit biedt een stevig uitgangspunt. In de omgevingsvisie gebruiken we symbolen om te laten zien hoe ons beleid bijdraagt aan verschillende wereldwijde doelen (zie figuur 4). De omgevingsvisie legt de ambities voor de toekomst vast en formuleert het strategische beleid aan de hand van richtlijnen en kaders. De verdere uitwerking van dit strategische beleid vindt plaats op tactisch en operationeel niveau via het programma-instrument. De omgevingsprogramma's bouwen voort op de hoofdlijnen van de visie en zetten de lijnen uit voor de uitvoering. Deze programma's zijn flexibel en kunnen worden toegepast in verschillende fasen van de beleidscyclus. Ze zijn bindend en worden vastgesteld door het college. Programma's kunnen gericht zijn op specifieke gebieden, zoals het buitengebied West, of op thema's, zoals riolering. Op dit moment werkt de gemeente aan programma's zoals Water, Groen, Mobiliteit en Woningbouw.
De drie centrale waarden van de omgevingsvisie Goirle (in hoofdstuk 2.2 pagina 20) nemen we als uitgangspunt bij de uitvoering van onze VTH-taken:
• Doenerig Dorp
• Prachtlandschap van de Toekomst
• Goed toeven
Met onze omgevingsvisie als kapstok (zie figuur 5) leggen we in deze U&HS onze ambities en prioriteiten vast voor de periode van 2025 tot en met 2028. Ook beschrijven wij de uitvoeringskaders (strategieën) voor de taken voor uitvoering en handhaving die de gemeente Goirle in haar eigen organisatie uitvoert.
2.2 Hoe is de U&HS tot stand gekomen?
Gemeente Goirle heeft in ambtelijke en bestuurlijke sessies samen bekeken wat de VTH uitvoering kan bijdragen aan de doelen en spelregels uit onze omgevingsvisie. Zo sluiten we met onze nieuwe U&HS goed aan op landelijke en regionale ontwikkelingen. De gemeenteraad is geïnformeerd middels een raadsinformatiebrief. Onze prioriteiten zijn gebaseerd op de grootste lokale uitdagingen. De middelen om de VTH-taken uit te voeren, zijn beperkt. We zetten onze (beperkte) middelen zo gericht mogelijk in. De zaken met een hoog risico krijgen meer aandacht. In dit document kiezen we vanuit de risico’s en ambities die van belang zijn voor de uitvoering van onze VTH-taken.
2.3 Wat is de reikwijdte?
Dit document gaat over alle VTH-taken in het fysieke domein die wij als gemeente wettelijk verplicht zijn om uit te voeren. Het gaat daarbij naast de VTH-taken uit de Omgevingswet ook om VTH-taken van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV), de Marktverordening gemeente Goirle 2017 en de bijzondere wet- en regelgeving zoals de Alcoholwet en de Opiumwet. Dit document gaat niet over toezicht- en handhavingstaken die vallen onder het sociale domein. In het kader hieronder lichten wij toe welke VTH-taken wij voor de APV en de Omgevingswet moeten uitvoeren.
2.4 Wat is onze beleidsvrijheid?
Beleidsvrijheid betekent dat de gemeente zelf mag beslissen hoe ze haar VTH-taken uitvoert. De beleidsvrijheid is wel aan grenzen gebonden. Zo mogen we niet zelf de behandeltermijnen bepalen. We moeten binnen de wettelijke termijn vergunning- en handhavingsbeschikkingen opleveren. Bij sommige activiteiten is het verplicht om een vergunning aan te vragen. In ons omgevingsplan kunnen we eigen regels stellen en hebben we ruimte om ons eigen beleid te voeren. We kunnen er bijvoorbeeld voor kiezen om vergunningplichten te vervangen voor algemene regels. Ook hebben we beleidsvrijheid bij het bepalen van ons dienstverleningsniveau voor inwoners en bedrijven; welke zaken hebben prioriteit, hoe streng toetsen en controleren wij en op welke manier wij dat doen?
2.5 Wat is de relatie met andere kaders?
Bij de uitvoering van onze VTH-taken houden we rekening met andere kaders die op landelijk, provinciaal, regionaal en lokaal zijn vastgesteld. Overheden moeten samenwerken en rekening houden met elkaars beleid. Dit heet het trechtermodel. Als de provincie een weg wil aanleggen, moet ze rekening houden met de doelen van de gemeente in dat gebied. Als de gemeente een woonwijk wil realiseren, moet ze rekening houden met de uitgangspunten van bijvoorbeeld de waterschappen. Voor een aantal van de VTH-taken werken wij samen met externe partners. Dit zijn onder andere waterschappen, provincies, politie en het OM (Damocles-zaken, openbare orde, ondermijning etc.), het samenwerkingsconvenant met het RIEC, de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (hierna: OMWB) onder andere op het gebied van milieu, geluid en asbest) en de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant (hierna: VRMWB) op het gebied van brandveiligheid. De geplande activiteiten zijn met de betrokken samenwerkingspartners afgestemd. Hiervoor hebben we regionale kaders vastgesteld.
Regionale kaders in detail:
Het gemeenschappelijk uitvoeringskader (GUK 2023-2027): In het GUK is vastgelegd hoe de omgevingsdienst zijn taken uitvoert. Wettelijk is vastgelegd dat de OMWB verantwoordelijk is voor de uitvoering van de gemeentelijke basistaken. De basistaken betreffen onder andere milieuvergunningverlening, asbest, bodem, geluid en het toezicht hierop. De bestuursorganen die deelnemen in een omgevingsdienst zijn verplicht om een gezamenlijk uniforme uitvoering- en handhavingsstrategie vast te stellen voor de taken die de OMWB voor de deelnemende gemeenten uitvoert.
Beleidsplan Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant en het Regionaal Risicoprofiel: De belangrijkste veiligheidsrisico’s in onze regio zijn vastgelegd in het Beleidsplan 2023-2027 van Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant. In het Regionaal Risicoprofiel 2023-2027 gaat het om de ‘waarschijnlijkheid’ en ‘impact’ van risico’s. Hoe groot is de kans dat ze zich voordoen en wat zijn de gevolgen? Hoe groter de kans en hoe groter de impact, hoe hoger het risico. En hoe meer aandacht het krijgt in de plannen en maatregelen van hulporganisaties. Voor onze regio gaat het vooral om: infectieziekten mens, (digitale) verstoring vitale infrastructuur, extreem weer, effecten van maatschappelijke onrust en natuurbranden. Voor onze gemeente voert de VRMWB taken uit betreffende het voorkomen en bestrijden van branden, incidenten, rampen, crises en overige veiligheidsvraagstukken. Zij adviseert de gemeente over vergunningaanvragen en meldingen voor brandveilig gebruik. Ook voert zij (in samenspraak) controles uit.
Naast de regionale kaders hebben wij lokale kaders. Hierin staan regels, ambities en prioriteiten waarmee we rekening houden bij de uitvoering van onze VTH-taken, zoals de eerder genoemde gemeentelijke programma’s zoals Groen, Water en Wonen. Daarbij moeten we ook rekening houden met lokaal beleid. De meest relevante onderdelen leggen we hieronder uit.
Lokale kaders in detail:
Programma Wonen / Woonzorgvisie: De woonzorgvisie 2024-2030 functioneert als volkshuisvestelijk programma en schetst de kaders op het gebied van wonen en zorg. De woonzorgvisie heeft meerdere doelen. Allereerst is de woonzorgvisie bedoeld om onze gemeentelijke toekomstvisie over wonen en zorg vast te stellen. Beschreven wordt op welke manier we willen toewerken naar de realisatie van deze visie. Omdat we onze ambities op het gebied van wonen en zorg niet alleen bereiken, vormt de Woonzorgvisie ook de basis voor de samenwerking met onze partners en onze inwoners.
Programma Groen: In het programma Groen 2021 worden de visie en de ambities voor het groen in Goirle beschreven. Aangegeven wordt wat de waarde is van groen voor onze gemeente. Het programma bevat een beschrijving van de groenstructuur en wordt gebruikt als toetsingskader voor ontwikkelingen en als richtlijn voor het onderhoud van de openbare ruimte.
Programma Water en riolering: Het Programma Water en riolering 2021-2025 is een beleidsplan dat op hoofdlijnen de invulling van de gemeentelijke watertaken weergeeft. In het programma is vastgelegd wat we willen bereiken en wat de rolverdeling is tussen overheid en bewoners/bedrijven ten aanzien van afval-, hemel-, en grondwater. Het programma is het kader voor de gemeentelijke zorgplichten. Ook is het de basis voor zowel de interne afstemming binnen de gemeente als de externe afstemming met onze waterpartners, bewoners en bedrijven.
Programma Warmte / Transitievisie Warmte: De gemeente Goirle wil in 2050 aardgasvrij zijn. We bouwen stapsgewijs naar dat doel toe. De Transitievisie Warmte beschrijft hoe we dit gaan doen en waar we voor 2030 gaan starten. Dit vormt de basis voor uitvoeringsplannen op wijk-, buurt-, en straatniveau. De Transitievisie Warmte moet voor 1 januari 2026 worden gewijzigd in een programma Warmte.
Veiligheidsbeleid Goirle, Hilvarenbeek en Oisterwijk 2023-2026:
In dit document zijn de volgende geprioriteerde veiligheidsthema’s opgenomen:
• Zorg en veiligheid
• Evenementenveiligheid
• Ondermijnende criminaliteit
• Digitale veiligheid
De U&HS en het integraal veiligheidsbeleid hebben zowel inhoudelijke als uitvoerende raakvlakken.
Bibob-beleid: Om ondermijning te voorkomen toetsen we de integriteit van de aanvrager aan de hand van het Bibob-beleid van de gemeente. Binnen de ondermijningsaanpak is het Bibob-beleid (Bibob staat voor: bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) een hoeksteen. Op basis van deze toets en een zorgvuldige afweging kunnen er gerichte aanvullende voorschriften in de vergunning worden opgenomen. Ook kan een vergunning ingetrokken of geweigerd worden. In de komende periode wordt het Bibob-beleid herzien en regionaal opgepakt.
Damocles-beleid: De burgemeester heeft het Damocles-beleid opgesteld om te laten zien hoe hij de bevoegdheid om een pand te sluiten gebruikt. In dat beleid staat bij welke hoeveelheid soft- en/of harddrugs een woning of bedrijfspand in de regel wordt gesloten en hoe lang de sluiting duurt. Ook dit beleid wordt in de komende periode geactualiseerd.
Beleidsregel voor de bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet 2020: Met deze beleidsregel kan de burgemeester ingrijpen als er in een pand drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt, of als er drugs aanwezig zijn. Het doel van deze beleidsregel is om geconstateerde overtredingen van artikel 13b Opiumwet op te volgen met een reactie die qua intensiteit zo goed mogelijk aansluit bij de aard van de overtreding.
Evenementenbeleid: Hierop vindt een actualisatie plaats.
3 Wat zijn onze missie, visie en uitgangspunten?
Een visie is belangrijk omdat het de basis vormt voor de uitvoering van de VTH-taken. Het is richtinggevend voor de prioriteiten en doelstellingen van onze organisatie en zorgt voor uniforme en transparante dienstverlening.
3.1 Centrale missie en visie op VTH
De visie voor de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving is gebaseerd op onze gemeentelijke missie en visie (organisatievisie “Goirle Schakelt”):
VTH-visie:
3.2 Uitgangspunten
De visie is opgebouwd uit de volgende uitgangspunten:
Vergunningverlening: gebruiksvriendelijk en efficiënt
Gebruiksvriendelijke processen: het aanvraagproces voor vergunningen in de gemeente Goirle wordt volledig gedigitaliseerd. Bouwaanvragen worden al volledig digitaal afgehandeld. Voor APV bijzondere wetten wordt dit de komende periode ook gerealiseerd. Dit verbetert de gebruiksvriendelijkheid en voorspelbaarheid, voor zover dat de gemeente Goirle daar invloed op heeft, waardoor inwoners en ondernemers eenvoudiger aanvragen kunnen indienen.
Efficiënte communicatie: we werken doelgericht en passen duidelijke communicatie toe. Aanvragers ontvangen transparante informatie over de ingediende aanvraag. De verwachte behandeltermijnen worden duidelijk gecommuniceerd, waardoor het proces transparant en voorspelbaar is.
Toezicht: Risico- en samenwerkingsgericht
Risicogericht toezicht: we continueren de risicogerichte benadering binnen ons toezichtbeleid. Dit houdt in dat er meer middelen zijn en aandacht wordt besteed aan gebieden met hogere risico's. Hierdoor kunnen we problemen vroegtijdig identificeren en aanpakken, wat zorgt voor betere preventieve maatregelen en een veiligere gemeenschap.
Samenwerking met stakeholders: we zoeken actief de samenwerking op. Dit doen we intern tussen de verschillende beleidsvelden en extern met inwoners, ondernemers en andere relevante partners. Dit zijn onder andere de intergemeentelijke samenwerking tussen gemeenten Goirle, Hilvarenbeek en Oisterwijk (hierna: GHO-gemeenten). Hierdoor werken we integraal en effectief, verbeteren we het toezicht en verhogen we naleving van regelgeving.
Handhaving: dienstbaar en doortastend
Dienstbare aanpak: dit betekent dat de focus ligt op het bieden van ondersteuning en begeleiding aan inwoners en ondernemers. We helpen ze om zich aan de regels te houden door duidelijk uit te leggen wat er van ze wordt verwacht. Het gaat niet alleen om bijvoorbeeld het opleggen van een herstelmaatregel bij overtredingen, maar ook om het geven van duidelijke informatie. Het doel is om de regels die wij hebben afgesproken op te volgen. We zorgen voor mogelijkheden om tot een oplossing te komen als dat kan.
Doortastende actie: dit betekent dat wanneer regels worden overtreden, de gemeente krachtig zal optreden. De handhavingsmaatregelen die worden genomen zijn effectief voor het bevorderen van naleving van de regels en zijn ook rechtvaardig en passend. Dit zorgt ervoor dat de handhaving eerlijk is en rekening houdt met de belangen van alle betrokken partijen.
De overheid als behartiger van het algemene belang
Balans in belangen: wij zoeken naar een balans tussen individuele belangen en het algemeen belang. Vrij vertaald wegen wij het individueel belang van iemand af aan het algemeen belang van onze inwoners, bedrijven en wet- en regelgeving die wij op gemeentelijk, provinciaal of rijksniveau op democratische wijze afgesproken hebben. We maken beleidsbeslissingen transparant en onderbouwen met duidelijke argumentatie waarom bepaalde keuzes het algemene belang dienen.
Onze visie is nauw verbonden met de kernwaarden van onze gemeente: Vertrouwen, Eigenaarschap, Betrokkenheid, en Trots. We streven ernaar om deze waarden dagelijks in de praktijk te brengen en zo bij te dragen aan een gezonde en veilige leefomgeving voor onze gemeenschap.
4 Wat willen we bereiken?
De centrale waarden die zijn opgenomen in onze omgevingsvisie zijn richtinggevend voor de doelstellingen van onze VTH-taken.
4.1 Opgaven Omgevingsvisie
Hier zijn enkele VTH-doelstellingen geoperationaliseerd voor elk van de drie centrale waarden binnen de omgevingsvisie van de gemeente Goirle. De figuren komen uit de omgevingsvisie:
‘Doenerig dorp': Dit verwijst naar het ondernemende karakter van de gemeenschap van Goirle, zowel op economisch als sociaal-cultureel gebied. Het stimuleert ruimte voor initiatieven uit de samenleving, met ondersteuning van de gemeente, zolang ze passen bij het dorpse karakter. Hierbij wordt ook de sociale samenhang en de toekomstbestendigheid van de samenleving benadrukt. Initiatieven moeten echter altijd afgewogen worden tegen de andere twee centrale waarden: het behoud van de kwaliteit van het landschap en de leefkwaliteit in de gemeente.
•VTH-Doelstelling: We willen onze ondernemende inwoners en bedrijven voorzien van gebruiksvriendelijke en efficiënte processen en duidelijke communicatie.
Dit betekent dat de aanvragen binnen de wettelijke termijnen worden beantwoord en dat de status duidelijk en begrijpelijk wordt gecommuniceerd. Hiervoor implementeren we de benodigde procedures en werkprocessen, en monitoren we de voortgang om te garanderen dat alle teamleden betrokken blijven en de bovenstaande doelstelling behalen. Wij zetten ons in voor duidelijke communicatie over de criteria voor vergunningverlening, de procedures van toezicht, en de gronden voor handhaving. Dit omvat helderheid in de verwachtingen, processen en uitkomsten, waarmee we niet alleen voldoen aan de behoeften van onze gemeenschap maar ook een fundament van vertrouwen en begrip bouwen. Een initiatief kan rekenen op medewerking vanuit de gemeente als het bijdraagt aan het behoud of het versterken van de kwaliteiten uit onze omgevingsvisie. Bij initiatieven vragen wij de initiatiefnemer om een omgevingsdialoog waarbij belanghebbenden worden betrokken en bieden actief een handreiking aan voor de omgevingsdialoog die stappen bevat om dit proces te structureren.
'Prachtlandschap van de Toekomst': Dit benadrukt de waarde van groen (cultuurhistorische groen en bestaande groenstructuren) en natuur in de cultuur van Goirle. Het omvat het behoud van waardevolle landschappen en natuurgebieden, maar erkent ook de noodzaak tot aanpassingen vanwege klimaatverandering, energietransitie, recreatiedruk en veranderingen in de landbouw. We zetten in op klimaatadaptatie, biodiversiteit en dat in elke wijk groen aanwezig is. Bij deze veranderingen staat het behoud van de kwaliteit van het landschap centraal en wordt er rekening gehouden met de andere twee centrale waarden, omdat het landschap ruimte biedt voor initiatieven en bijdraagt aan de leefomgeving.
•VTH-Doelstelling: We zetten ons in om onze waardevolle natuur en landschappen te beschermen, te behouden en te verbeteren.
Dit betekent dat wij bij 90% van de ruimtelijke ontwikkelingsprojecten met een landschappelijk inpassingsplan binnen 3 maanden, nadat aan het inpassingsplanverplichting dient te worden voldaan, een controle uitvoeren. We zullen hiervoor de benodigde middelen toewijzen en kwartaalrapportages over de voortgang verstrekken om betrokkenheid en transparantie te waarborgen.
'Goed toeven': Dit draait om de hoge kwaliteit van leven in Goirle, met een gezonde en veilige woonomgeving en goede toegankelijkheid van voorzieningen. Het benadrukt ook de sociale samenhang en ruimte voor sociale contacten, wat bijdraagt aan een leefomgeving die bijdraagt aan de gezondheid en waarin iedereen kan meedoen. We werken aan een robuust, klimaatbestendig en duurzaam systeem in samenwerking met inwoners en bedrijven, maar ook o.a. ontwikkelaars en bouwondernemingen. Onze leefomgeving kunnen en moeten we verbeteren door bijvoorbeeld hemelwater op eigen terrein te bergen, daken te vergroenen, tegels uit de tuin te halen en meer water in de wijk vast te houden. Deze waarde is nauw verbonden met de andere twee, aangezien zonder een bloeiend cultureel leven, economische activiteiten en een groene omgeving, de kwaliteit van het wonen en leven in Goirle onder druk komt te staan. We willen voor iedereen een verzorgd thuis en een passende woningvoorraad. Vanuit deze speerpunten realiseren we in de gehele gemeente 615 nieuwe woningen tot en met 2026 opgenomen in de Woonzorgvisie.
•VTH-Doelstelling: We zetten ons in voor een gezonde en veilige woon- en leefomgeving met als doel de gemeenschap actief te betrekken en de bewustwording te vergroten van VTH-activiteiten door te informeren en daarmee de sociale cohesie te bevorderen.
Dit bereiken wij door te blijven investeren in een gezamenlijke risicogerichte aanpak. Bij activiteiten met prioriteit toetsen we vergunningen en meldingen diepgaander en houden we nauwgezetter of frequenter toezicht. Aan activiteiten waarvan we het risico lager schatten, geven we minder prioriteit. We doen uiteraard wel wat wettelijk moet (zoals het toetsen van een aanvraag of uitvoering geven aan onze beginselplicht tot handhaven), maar doen dit globaler en veelal reactief. Calamiteiten met acuut gevaar kennen altijd prioriteit.
Wij hechten er grote waarde aan om deze ambities te relateren aan het VTH-terrein. In de omgevingsanalyse werken wij deze doelstellingen verder uit.
4.2 Kwaliteitsdoelstellingen
Cruciaal voor het leveren van kwaliteitsproducten is de beschikbaarheid van vakmanschap en expertise en de borging van de kwaliteit. Als kwaliteitsafspraken niet worden vastgelegd, gemonitord en gerapporteerd is er een sterke afhankelijkheid van de individuele medewerker. Kwaliteit is (1) het realiseren van de afgesproken doelstellingen en (2) het voldoen aan de wettelijke eisen. In de Verordening Uitvoering en handhaving Omgevingsrecht gemeente Goirle 2023 is een verplichting opgenomen om doelen uit te werken op de volgende onderwerpen. Zie de tabel hieronder:
De mate waarin een product voldoet aan juridische doelen (zoals geformuleerd in de relevante wet- en regelgeving en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur) en bijdraagt aan de omgevingsdoelen. Ook wel aangeduid als de inhoudelijke kwaliteit. De uitvoering van de VTH-taken moet minimaal voldoen aan de landelijk gestelde VTH-kwaliteitscriteria. Dit betekent dat wij de gemeentelijke organisatie jaarlijks toetsen aan de kwaliteitscriteria en actief aan de omgevingsdienst vragen of hij voldoen aan de criteria. Jaarlijkse kwaliteitsmeting
Wij beschikken over een sluitende beleids- en uitvoeringscyclus en professionele medewerkers met adequate kennis, waarmee wij de kwaliteit en continuïteit van de gemeente Goirle werkzaamheden kan waarborgen. Dit betekent dat we de verbeterpunten van het interbestuurlijk toezicht van de provincie Noord-Brabant actief oppakken. Verbeterpunten IBT
Leren werken met nieuwe wet- en regelgeving, zoals Omgevingswet, Wkb, Wet goed verhuurderschap en verhuurverordening. Aantal trainingen nieuwe wet- en regelgeving
Wij bekijken plannen en initiatieven op een integrale wijze indien van toepassing. Dit wil zeggen tezamen met alle betrokken beleidsvelden. Aantal integrale overleggen (met relevante aanwezige beleidsadviseurs).
Dienstverlening
De manier waarop (in communicatie, snelheid, service) de organisatie met belanghebbenden (aanvragers, omgeving, klagers etc.) omgaat. Binnen 7 werkdagen volgt een reactie naar aanleiding van een terugbelverzoek. Reactietermijn melding, mail en terugbelverzoeken
Alle handhavingsverzoeken worden afgehandeld binnen de geldende wettelijke eisen. We hanteren daarbij de beginselplicht tot handhaven. Dit houdt in dat de overheid tegen een overtreding moet handhaven, tenzij er wat bijzonders (in de zin van bijzondere omstandigheden) aan de hand is. Aantal handhavingsverzoeken die tijdig afgehandeld zijn.
Financiën
De inzet van middelen in relatie tot de kwaliteit van de geleverde diensten/producten. Door toepassing van risico analyses wordt getracht efficiëntie en effectiviteit te bewerkstelligen. De begroting dient dekkend te zijn voor onze inzet op risicobeheersing en beleidsdoelrealisatie.
Er wordt periodiek geïnventariseerd of de begroting voldoet aan de beide elementen en er wordt begroot op basis van output. VTH is structureel onderdeel van de P&C-cyclus:
• Percentage overschrijdingen van begroting van het programma
• Percentage onderbesteding van begroting van het programma
5 Hoe komen we tot onze prioriteitstelling?
Een U&HS stelt de prioriteitstelling voor het verrichten van de werkzaamheden. Dit doen we op basis van een probleemstelling bestaand uit een omgevingsanalyse en risicoanalyse VTH binnen de gemeente Goirle. De omgevingsanalyse beschrijft de deelgebieden en brengt de VTH-uitdagingen in kaart. De risicoanalyse geeft inzicht in welke risico’s zich voordoen en hoe we deze beheersbaar houden. Het is bepalend voor het maken van keuzes in toetsing, toezicht en handhaving. De prioriteitstelling komt voort uit de risicoanalyse. Bestuurlijk is afgestemd dat het hoogste risico de hoogste prioriteit is.
5.1 Omgevingsanalyse
Vanuit de omgevingsanalyse voor de gemeente Goirle zien we verschillende uitdagingen voor Domein fysiek. Deze uitdagingen gelden voor de specifieke kenmerken van het gebied, zoals het bebouwd gebied, bedrijventerreinen, agrarische functies, natuur, recreatie en het groene dorpse karakter. Hieronder worden de belangrijkste uitdagingen per onderdeel beschreven.
Bebouwd gebied
De gemeente Goirle ligt aan de rand van het Hart van Brabant en de Brabantse Stedenrij (Breda-Tilburg-Den Bosch-Eindhoven). Hier is een grote verstedelijkingsopgave met bijbehorende ruimteclaims; een stedelijke druk van zogenoemde ‘rode functies’ op het groene landschap en de dorpse kernen. Op dit moment zijn, naast diverse binnenstedelijke locaties, de Bakertand en de Zuidrand in ontwikkeling. Bij de woningbouwopgave zetten we in eerste instantie in op de mogelijkheden van inbreiding en herstructurering, voordat we uitbreiden. Op langere termijn is dat misschien onvoldoende voor de regionale verstedelijkingsbehoefte, daarom denken we nu al na over mogelijke uitbreidingslocaties.
VTH-Uitdaging
De woningbouwopgave is een uitdaging voor VTH. Het realiseren van een groot aantal woningen binnen een beperkte tijd vraagt om efficiënte processen voor vergunningverlening en toezicht. Wij moeten zorgen voor snelle afhandeling van vergunningsaanvragen en bouwcontroles. Bij de snelle bouw van woningen mag de kwaliteit en veiligheid niet in gevaar komen. VTH en de kwaliteitsborger (WKB) moeten ervoor zorgen dat bouwprojecten voldoen aan de bouwvoorschriften en dat er passend toezicht is op de bouwkwaliteit. We willen voorkomen dat er in strijd met Besluit bouwwerken leefomgeving gebouwd of verbouwd wordt.
• Doel: om woningbouw te stimuleren wijzen wij aan nieuwbouwprojecten van vijf of meer woningen een projectleider toe. Zo kunnen we dit zo goed mogelijk faciliteren.
• Doel: maximaal 10 % van de aanvragen met een bouwactiviteit wordt verdaagd. Hiermee kunnen we initiatieven zo snel mogelijk realiseren.
Bedrijventerreinen
Gemeente Goirle beschikt over twee bedrijventerreinen die essentieel zijn voor de lokale economie. Dit zijn Veertels in Riel en Tijvoort in Goirle. Het beleid is erop gericht deze terreinen goed bereikbaar te houden en te voorzien van moderne faciliteiten om economische groei te stimuleren. In het zuiden van de dorpskern van Riel ligt het bedrijventerrein Veertels. Dit heeft een kleinschalige opzet die aansluit bij het karakter van Riel als geheel.
Ten zuiden van de dorpskern ligt het bedrijventerrein Tijvoort, grofweg ingekaderd door de Turnhoutsebaan, Poppelseweg en de Spoorbaan. Het geheel heeft de uitstraling van een handels- en bedrijvencomplex. Samen met de ondernemers zijn er al maatregelen genomen om de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. In de actualisatie van de omgevingsvisie kijken we naar beide bedrijventerreinen.
VTH-Uitdaging
Op onze bedrijventerreinen is ‘het gebruik in strijd met ons omgevingsplan’ de grootste uitdaging. Illegale bewoning is een veel voorkomend probleem bij beide bedrijventerreinen. In het omgevingsplan bepaalt de gemeente welke functies voor bouwwerken en gronden passend zijn. Als er een strijdige situatie wordt geconstateerd, is het belangrijk om handhavend op te treden om de overtreding te beëindigen. Dit kan ambtshalve of op basis van overlastmeldingen (zoals geluidsoverlast of bodemvervuiling), of met handhavingsverzoeken. In de uitvoeringsprogramma’s van de komende jaren wordt verder uitgewerkt in welke gevallen en hoe ambtshalve toezicht en handhaving wordt ingericht en met welk specifiek doel. Waar mogelijk zal dit projectmatig worden opgepakt. Daarbij wordt gemonitord of een project er toe leidt dat het aantal bestaande overtredingen wordt teruggedrongen en de aanwas van nieuwe overtredingen wordt voorkomen. De vergunningaanvragen worden getoetst aan de Omgevingswet, omgevingsvisie en beoordelingsregels uit het omgevingsplan. We houden toezicht op de naleving van (de voorschriften van) een vergunning. Tegen overtredingen waarbij zonder of in afwijking van een vergunning wordt gehandeld, wordt handhavend opgetreden.
• Doel: om illegale bewoning aan te pakken stellen wij als doel dat we bij een geconstateerde overtreding binnen 4 weken een controle hebben uitgevoerd.
• Doel: we voeren jaarlijks integrale controles uit (bijvoorbeeld met de politie) op de bedrijventerreinen.
Buitengebied
Het buitengebied hebben we onderverdeeld in buitengebied West, Midden en Oost.
West: het buitengebied West is relatief grootschalig, met open landbouwgebied met akkers en weiden. Het ligt op de grens van zandgrond en het beekdal. Hier zijn ook enkele kleine gehuchten (Vijfhuizen, Brakel en Looienhoek) en het Bels Lijntje te vinden. In het gebied ligt bovendien het beekdal van de Hultensche Leij en er zijn enkele (kleine) bospercelen. Deze (cultuurhistorische) landschappelijke structuren willen we behouden en versterken. Daarnaast willen we het functioneren van het bodem- en watersysteem borgen. Dit biedt meerwaarde voor agrariërs, landschap en natuur. Er liggen kansen om samen met het waterschap en de agrariërs maatregelen te nemen, zodat water beter wordt vastgehouden. Dit kan bijvoorbeeld door de sponswerking van de bodem te verbeteren.
Midden: buitengebied Midden wordt gekenmerkt door het grote oppervlakte aan natuurgebied van de Regte Heide en Riels Laag (onderdeel van Natura 2000 en Natuurnetwerk Brabant) en omliggend bosgebied. Het gebied heeft hierdoor grotendeels een besloten karakter. Het heidegebied zelf wordt ingekaderd door de twee beekdalen van de Leij en Poppelsche Leij. Hierdoor vormt het ook de waterscheiding tussen het Donge- en Dommelsysteem. Het schijnvliegveld is ook een ecologisch en cultuurhistorisch pareltje. Tot slot ligt aan de zuidzijde van het heidegebied een strook aan landgoederen (Nieuwkerk, De Hoevens, Gorp en Roovert en Ooievaarsnest) en aan de noordzijde ligt het Riels Kwadrant en de Leijvennen. Het authentieke, diverse landschap kent veel (cultuur)historische waarden die we absoluut willen behouden voor de toekomst. De natuurpanorama’s in de grotere natuurgebieden en de goed herkenbare cultuurhistorische grafheuvels zijn hiervan mooie voorbeelden. Deze elementen vertegenwoordigen de recreatieve aantrekkingskracht van het gebied. Daarnaast is het belangrijk de ecologische kwaliteit en het unieke watersysteem dat het gebied kent door de aanwezige breuklijnen goed te bewaken en waar nodig te versterken. Dit doen we door het klimaatadaptieve vermogen en de ecologische kwaliteit van het NatuurNetwerk te versterken. Denk hierbij aan het vernatuurlijken van de aanwezige watergangen en beekherstel, waarbij de beekdalen kunnen functioneren als ecologische verbindingen.
Oost: deelgebied Oost ligt ingesloten tussen de kern van de gemeente Goirle en de grotere recreatie- en natuurgebieden van het landgoed Gorp en Roovert. Het landschap is gevarieerd en kent een kleinschalig, open karakter. In de ruimtelijke indeling van het landschap is sprake van een karakteristieke opbouw van lage, natte gronden (beekdalen Roovertsche Leij en Nieuwe Leij) naar hogere, drogere gronden met vele gradiënten en een bijzondere hydrologische ontwikkeling. De zichtbaarheid van het verloop van landschap willen we behouden en waar mogelijk versterken. Hetzelfde geldt voor de cultuurhistorische waarden, zoals bijvoorbeeld de oude linten, houtwallen, industriecomplexen en watermolens.
VTH-Uitdaging
Het dumpen van drugsafval is een aandachtspunt. De veiligheid en bestrijding van ondermijnende criminaliteit in het buitengebied van de gemeente vraagt om een integrale aanpak. Het buitengebied kan interessant zijn voor criminele activiteiten in leegstaande kantoren, schuren of loodsen. Het gaat om drugslaboratoria of (milieu)-criminaliteit zoals illegale opslag van (gevaarlijke) stoffen of gestolen goederen. Ondermijning heeft regionaal en lokaal hoge prioriteit.
• Doel: om inzicht te krijgen in locaties die mogelijk kwetsbaar zijn voor ondermijnende activiteiten (zoals leegstaande schuren) in het buitengebied maken wij gebruik van handreiking informatie beeld buitengebied van het RIEC.
• Doel: voor het dumpen van drugsafval gaan we door met de inzet van VTH door capaciteit te leveren voor het Bestuurlijk Interventieteam Hart van Brabant (BIT). We verstrekken informatie over en handhaven actief bij situaties waar het dumpen van drugsafval speelt en zetten in op een integrale aanpak met ketenpartners en met name de GHO-gemeenten.
Karakteristieke gebouwen en waardevolle landschappen
De gemeente Goirle heeft een aantal historische en karakteristieke gebouwen die bijdragen aan haar culturele identiteit. Dit zijn kerken, oude boerderijen en monumentale panden die zorgvuldig worden onderhouden en beschermd. Deze gebouwen spelen een belangrijke rol in het behoud van het historische karakter van de gemeente en bieden een aantrekkelijke omgeving voor bewoners en bezoekers. Cultureel erfgoed vertelt het verhaal van de geschiedenis van Goirle en Riel. Het maakt het verleden zichtbaar, zodat we het heden beter begrijpen. Dat helpt ons weer om gericht over de toekomst na te denken. Uitgangspunt is om het cultuurhistorisch (landschappelijk en gebouwd) erfgoed in stand te houden en waar mogelijk te versterken. Dit is vooral gericht op de kenmerkende, waardevolle landschapselementen, de historische lijnen en de culturele monumenten in het buitengebied en de dorpskernen. Denk hierbij aan de landgoederen en kloosters, de eeuwenoude grafheuvels, het Bels Lijntje, de kerken, de textielfabrieken en de leerlooierijen. We willen een klimaat creëren waarin we trots zijn op en aandacht besteden aan het behouden, versterken en verlevendigen van ons erfgoed. Dit geldt voor archeologische waarden, materieel erfgoed en immaterieel erfgoed. Daarom stellen we voor bepaalde gebieden aanvullende eisen voor bescherming en ontwikkeling.
VTH-Uitdaging
In onze gemeente hebben we cultureel erfgoed dat beschermd moet worden voor toekomstige generaties. Daarom is er een vergunning nodig voor het aanbrengen van wijzigingen aan cultureel erfgoed zoals monumenten. Rijksmonumenten worden beschouwd als de meest beschermingswaardige monumenten. Het is van groot belang dat de regels goed worden nageleefd. Dit betekent dat aanvragen voor een omgevingsvergunning zorgvuldig worden getoetst. Tegen overtredingen waarbij zonder vergunning of in afwijking van een vergunning wordt gehandeld, wordt handhavend opgetreden. Onze prioriteit binnen het VTH-taakveld ligt bij overtredingen van de instandhoudingsplicht, onomkeerbare (niet herstelbare) beschadiging van cultuurhistorische waarden en het handelen zonder of in strijd met vergunningvoorschriften voor de activiteit bouw of het veranderen van een monument.
Echter, gezien de beperkte tijd die beschikbaar is voor VTH en het beleid op het gebied van cultureel erfgoed, moeten we zorgvuldig prioriteiten stellen. Hoewel we gebruikmaken van externe expertise via het Monumentenhuis en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), hebben we intern weinig tot geen eigen kennis. Dit vormt een aanzienlijk risico en benadrukt de noodzaak om beschikbare tijd en middelen effectief te beheren.
• Doel: de naleving van de geldende regels vergroten door het aantal bestaande overtredingen terug te dringen en nieuwe overtredingen te voorkomen op het gebied van monumentale panden of cultuurhistorische waarden.
5.2 Welke methode voor risicoanalyse gebruiken we?
De methode om te komen tot een gedegen risicoanalyse is gebaseerd op de landelijke methode die uitgaat van het effect van activiteiten en de kans dat de effecten zich voordoen. Op basis van deze Risico = ‘Kans maal Effect’-benadering volgt een risicoscore voor de weergegeven activiteiten. De risicoscores bepalen uiteindelijk de prioriteiten. De inschatting van de risico’s voor de leefomgeving is richtinggevend. In bijlage 1 is de ‘Handleiding risicoanalyse‘ opgenomen, waarin wordt ingegaan op de gebruikte methode, de begrippen en de wijze waarop aan deze begrippen getalsmatig waarden zijn toegekend.
De volgende prioriteiten Omgevingswet worden opgepakt door vergunningverleners, toezichthouders en handhavingsjuristen:
• In strijd met brandveiligheidseisen Besluit Bouwwerken Leefomgeving.
• Illegale woningsplitsing.
• In strijd met constructieve eisen Besluit Bouwwerken Leefomgeving.
• Strijdig gebruik met het omgevingsplan.
• Overtreden eisen van landschappelijke inpassing.
De volgende prioriteiten APV en Bijzondere wetten worden hoofdzakelijk opgepakt door boa’s en vergunningverleners (APV) en toezichthouders (niet bouw):
• Afval illegale stort (drugsafval).
• Ondermijning (inclusief Bibob-toetsing en sluiting woningen Damocles).
• Vuurwerkoverlast en buiten gestelde tijden afsteken van vuurwerk.
• (Jeugd)overlast; leefbaarheid op straat.
• Afval illegale stort (zwerfvuil, afvaldumpingen).
We hebben de prioriteiten verwerkt in onze omgevingsanalyse.
Vuurwerkoverlast: in onze gemeente ervaren onze inwoners overlast van vuurwerk.
• Doel: in de aanloop naar de jaarwisseling wordt gecontroleerd op het afsteken van vuurwerk zodat het aantal overlastmeldingen en de risico’s van opslag van vuurwerk worden teruggedrongen. We zetten in op de meldingsbereidheid van de inwoners door ze te informeren en te vragen om signalen te melden.
Ondermijning (inclusief Bibob-toetsing en sluiting woningen Damocles):
• Bibobtoetsing: bij een vergunningaanvraag kunnen wij een Bibob-toetsing uitvoeren. Een Bibob-toetsing (Wet Bibob) is een instrument dat wordt gebruikt door overheidsinstanties in Nederland om te beoordelen of een vergunningaanvrager betrokken is bij criminele activiteiten of dat de vergunning wordt aangevraagd voor het faciliteren van criminele activiteiten. Als uit de Bibob-toetsing blijkt dat er ernstige vermoedens zijn van criminele betrokkenheid, kan de vergunning worden geweigerd, ingetrokken of onder voorwaarden worden verleend. De Bibob-toetsing biedt overheidsinstanties een juridisch kader om beslissingen te nemen op basis van integriteitsrisico's en draagt zo bij aan het voorkomen van ondermijning van de samenleving door criminele activiteiten.
o Doel: Het opstellen en actualiseren van Bibob-beleid om te blijven voldoen aan de geldende wet- en regelgeving en het vergroten van de bewustwording en toepassing van de Wet Bibob bij de burgemeester, wethouders en interne afdelingen. Dit stelt ons in staat om de veiligheid en bestrijding van ondermijnende criminaliteit te bevoeren.
• Sluiting woningen Damocles: de Wet Damocles is om de openbare orde en veiligheid ingemeenten te waarborgen en te verbeteren door effectief op te treden tegen de handel en productie van drugs in woningen en andere panden. Dit wordt bereikt door panden die gebruikt worden voor de productie of handel in drugs te sluiten, waardoor de overlast voor de buurt vermindert en de aantrekkelijkheid van de locatie voor criminele activiteiten afneemt.
o Doel: voortzetten van het huidige beleid waarbij we kordaat optreden bij het aantreffen van handel en productie van drugs in woningen of panden.
Jeugdoverlast: de gemeente Goirle neemt verschillende maatregelen om jeugdoverlast aan te pakken. Een voorbeeld hiervan is het voeren van stopgesprekken met jongeren en hun ouders. Hierbij wordt de situatie besproken en worden afspraken gemaakt om overlast te verminderen. Daarnaast wordt er ingezet op preventie. Dit doen we door buurtbewoners te betrekken bij het signaleren van problemen. Ook zoeken we de mogelijkheid uit voor een ontmoetingsplaats voor jongeren. Daarnaast wordt er samengewerkt met politie, jongerenwerk en andere instanties om overlastgevende situaties aan te pakken. De aanpak van jeugdoverlast verdient een integrale aanpak waarin VTH met meerdere interne en externe partners dient samen te werken.
o Doel: We streven ernaar om jeugdoverlast in de gemeente Goirle te minimaliseren door actief toezicht te houden op naleving van regels en doortastende handhaving.
De risicoanalyse voor het domein ‘Brandveiligheid’ is in regionaal verband door de VRMWB uitgevoerd. Voor het domein ‘Milieu’ draagt de OMWB de verantwoordelijkheid. Beiden maken geen onderdeel uit van deze U&HS.
5.3 Hoe is de prioritering tot stand gekomen?
De input voor de risicoanalyse is verzameld door het bevragen van de inhoudelijke vakspecialisten die werken bij de gemeente Goirle. De vragen zijn per domein behandeld: Bouwen, Slopen, Erfgoed, Omgevingsplanactiviteit, APV, Bijzondere onderwerpen en wetten, Alcoholwet en Evenementen.
We hebben als gemeente uiteraard oog voor de ergernis van inwoners bij overlastgevende situaties en hechten groot belang aan situaties die gevolgen hebben voor de veiligheid en gezondheid van de inwoners. Omdat er beperkte capaciteit is die niet op alles ingezet kan worden, geven we prioriteit aan de onderstaande thema’s. Daarbij is het uitgangspunt dat de activiteiten met het hoogste risico de hoogste prioriteit krijgen. In bijlage 2 ‘Uitkomsten risicoanalyse’ staat de volledige risicoanalyse uitgewerkt. Jaarlijks worden de uitkomsten van de risicomatrix doorlopen en geactualiseerd indien nodig. De inzet op de prioriteiten wordt verder uitgewerkt in het jaarlijkse uitvoeringsprogramma.
Bij het uitwerken van de prioriteiten nemen de risico’s een belangrijke plaats in. De gedachte is dat interne en externe risico’s die de gemeente loopt bij het niet uitvoeren van haar handhavingstaken in belangrijke mate de bestuurlijke aandacht voor een onderwerp bepalen. Het benoemen van risico’s en het afwegen hiervan is dan ook een belangrijke stap naar een organisatie waarin de intensiteit van toezicht en handhaving een directe relatie heeft met het risico dat een probleem zich voordoet en de ernst van de mogelijke gevolgen bij het niet uitvoeren van deze taken.
Bij vergunningverlening vindt prioritering plaats op basis van de soort en vorm van de aanvraag. In kwantitatieve zin kan geen prioritering plaatsvinden. Vergunningverlening is vraaggestuurd, daar heeft de gemeente geen invloed op. Een ingekomen vergunningaanvraag moeten we binnen de wettelijke termijnen afhandelen. De wetgever schrijft voor dat een risicoanalyse inzicht moet geven in waar de risico’s zich voordoen. Risico’s behoren beheersbaar en controleerbaar te zijn. Het vaststellen van de niveaus (de diepgang) en de aspecten waarop we vergunningsaanvragen toetsen en het toekomstig vastleggen daarvan in protocollen maken die risico’s beheersbaar.
Voor de inzet van het VTH instrumentarium betekent de prioritering het volgende:
Van de activiteiten met een score hoog risico beschrijven we in het uitvoeringsprogramma:
• de probleemschets;
• het doel;
• de aanpak;
• het resultaat.
6 Hoe gaan we te werk?
De werkwijze waarop wij de doelen en het risicogericht werken willen bereiken is vastgelegd in de uitvoeringstrategieën. De strategieën zijn gebaseerd op regionale en landelijke strategieën en protocollen en zijn aangevuld met gemeentelijke strategieën. Het proces en de structuur van de uitvoeringsstrategieën zijn weergegeven in figuur 6. Aan de hand van dit figuur worden de strategieën in de bijlage 3 toegelicht. In bijlage 4 is een afzonderlijk Wkb-beleid opgenomen.
Figuur 6 Uitvoeringsstrategieën gedetailleerd
7 Borging en uitvoering
Financiële en personele middelen
Om de VTH-taken uit te kunnen voeren en de beleidsdoelen te realiseren, zijn financiële en personele middelen nodig. Dit benodigd budget is geborgd in de begroting. In de begroting zijn verschillende kostenposten gelabeld voor de uitvoering van de VTH-taken.
Uitvoeringsprogramma
De U&HS werken wij jaarlijks uit in een uitvoeringsprogramma voor vergunningverlening, toezicht en handhaving. In het uitvoeringsprogramma beschrijven we de doelen en de activiteiten op operationeel niveau. Daarbij geven wij ook aan hoe de financiële en personele middelen in het betreffende jaar worden ingezet. Gedurende het jaar monitoren we de voortgang van de activiteiten en de daaraan gekoppelde doelen en sturen indien nodig sturen we bij. Het uitvoeringsprogramma sturen wij ter kennisname naar de raad en de provincie (het Interbestuurlijk toezicht).
Uitvoeringsproces
De werkwijzen van vergunningverlening, toezicht en handhaving en afhandeling van meldingen worden vertaald naar specifieke procesbeschrijvingen. Deze procesbeschrijvingen zijn gedeeld met alle betrokken medewerkers en zijn geborgd binnen de organisatie. Nieuwe medewerkers worden ingewerkt aan de hand van deze procesbeschrijvingen.
Afstemming ketenpartners
Een goede samenwerking tussen de gemeente en haar partners is van belang. In de bijlagebundel is de samenwerking met ketenpartners uitgewerkt, zie bijlage 5. De onderdelen van de U&HS die betrekking hebben op de strafrechtelijke handhaving stemmen we op operationeel niveau af met de politie en het Openbaar Ministerie. Daarnaast hebben we afspraken gemaakt over de afstemming en samenwerking op het gebied van VTH-taken. Dit is gedaan met verschillende ketenpartners, zoals de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant, de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant, de GGD, woningcorporaties en de GHO-gemeenten.
Kwaliteitsverordening
Wij hebben in 2023 de “Verordening uitvoering en handhaving gemeente Goirle” vastgesteld. Hierin is opgenomen welke eisen wij stellen aan de uitvoeringsorganisaties. In het jaarverslag geven we aan of we voldoen aan de kwaliteitscriteria. Als dat niet zo is, motiveren we waarom wij daarvan afwijken.
Bijlage 0 Spelregels omgevingsvisie voor VTH
Deze bijlage maakt een integraal onderdeel uit van de uitvoering- en handhavingsstrategie 2025-2028. De spelregels die relevant zijn voor de uitvoering van onze VTH-taken zijn hieronder benoemd.
Spelregel 1: “We betrekken belanghebbenden vroegtijdig bij beleidsontwikkeling en initiatieven”
Spelregel 2: “Initiatiefnemers verantwoorden op welke wijze belanghebbenden zijn betrokken”
Spelregel 3: “We pakken regie waar het (voor maatschappelijk belang) moet en laten los waar het (voor individuele wensen) kan”
Spelregel 4: “We hanteren de Global Goals als kader voor het ontwikkelen en toetsen van beleid”
Spelregel 5: “We toetsen in welke mate nieuwe ontwikkelingen aan onze centrale waarden bijdragen”
Spelregel 6: “De volgende regionale opgaven hebben een streepje voor: woningbouw, natuur, recreatie, klimaatadaptatie en energietransitie”
Spelregel 8: “We zorgen dat ontwikkelingen bijdragen aan onze kwaliteiten”
Spelregel 9: “We volgen de capaciteit van infrastructuur”
Spelregel 10: “We bieden ruimte aan maatschappelijke opgaven”
Spelregel 11: “We sturen op milieukwaliteit”
Spelregel 12: “We werken gebiedsgericht”
Spelregel 13: “We monitoren de voortgang, evalueren regelmatig en sturen tussentijds bij wanneer nodig”
Bijlage 1 Handleiding risicoanalyse
HANDLEIDING INVULLEN RISICOMATRIX Gemeente Goirle 2024
Inleiding, doel en opbouw
Deze kwalitatieve risicomethode (deels gebaseerd op het DBC-risicomodel ) wordt gebruikt om voor de gemeente Goirle een integrale probleemgestuurde risicoanalyse uit te voeren, die uiteindelijk leidt tot een prioriteitstelling voor het integraal programma uitvoering en handhaving.
Strategie opstellen betekent keuzes maken: nooit zal er voldoende capaciteit zijn om alle taken uitputtend uit te voeren. Het stellen van prioriteiten heeft dus als doel het bepalen van die problemen/overtredingssoorten die in potentie risicovol zijn en waar derhalve het meeste toezicht op moet worden gehouden vanuit de overheid. Een (door het bestuur vastgestelde) risicoanalyse levert inzicht in de benodigde menskracht en middelen, gebaseerd op de risico’s, op de specifieke lokale situatie en de ambities van het bestuur. Doel is via één uniforme werkwijze de uitvoering en handhaving (onder uitvoering valt ook ‘vergunningverlening’) te benaderen. Ook de wetgeving streeft naar meer uniformering. Zo wordt steeds meer lokale wetgeving landelijk geüniformeerd. De Omgevingswet voorziet in één aanpak voor uitvoering en handhaving.
Deze handleiding geeft uitleg over de werking en de resultaten van het gehanteerde probleemgestuurde, kwalitatieve risicomodel. Hierbij komen de volgende onderwerpen aan de orde:
- uitgangspunten van het risicomodel;
- vastleggen van definities risicoafweging;
- toepassen en invullen van de risicomatrix;
- voorbeeld ingevulde risicomatrix.
Uitgangspunten van het risicomodel
Bij gebruik van het risicomodel moeten soms keuzes worden gemaakt over hoe om te gaan met een aantal zaken. Deze keuzes worden in onderstaande tabel vastgelegd.
Vastleggen van definities risicoafweging
Voor uitvoering van de juiste risicoafweging moet een aantal variabelen worden gedefinieerd. Het gaat daarbij met name om de beoordelingscriteria, de scores 1 tot en met 5 die het risico per criterium aangeven en de risicoscore die de ranking van een probleem/overtredingssoort weergeeft. De definities hiervan zijn hieronder gegeven. Hierbij is deels aangesloten bij de algemene definities zoals deze voor de gebruikelijke risicomodellen zijn ontwikkeld.
De risicoafweging vindt plaats op basis van een zestal beoordelingsaspecten:
• Veiligheid.
• Duurzaamheid.
• Gezondheid.
• Leefbaarheid.
• Financieel economisch.
• Bestuurlijk imago.
Veiligheid
In hoeverre leidt een mogelijke calamiteit tot letsel? Wat is de te verwachten schade in de vorm van lichamelijk letsel als gevolg van een verstoring/calamiteit door het niet of onvoldoende uitvoeren van een taak? Het gaat hier om direct lichamelijk letsel. Voorbeelden zijn: lichamelijk letsel (gewond raken), vergiftiging, asbestbeschadiging, straling, rug- of wervelbeschadigingen en dergelijke.
De score ziet er als volgt uit:
1. De verstoring/calamiteit leidt niet tot enig persoonlijk letsel.
2. Pijn of gering letsel bij één of meerdere personen. Denk hierbij aan één of meerdere lichtgewonden.
3. Zwaar letsel bij één of meerdere personen. Denk hierbij aan één of meerdere zwaargewonden.
4. Eén of meerdere dodelijke slachtoffers. Zodra de inschatting is dat de verstoring/calamiteit dodelijke slachtoffers tot gevolg kan hebben moet minimaal een 4 worden aangehouden.
5. Zwaar letsel bij meerdere personen en meerdere dodelijke slachtoffers over een groot gebied.
Duurzaamheid
In hoeverre tast het probleem het milieu/de natuur aan? Welk effect heeft dit op de verstoring, verspilling van grondstoffen en energie en de aantasting van de Groene Wetgeving.
De score ziet er als volgt uit:
1. De verstoring/calamiteit leidt niet tot achteruitgang van het milieu/de natuur.
2. De te verwachten afbreuk is gering. Hierbij valt te denken aan beperkte milieuschade als gevolg van (geringe) illegale stort, lozing of emissie van stoffen die slechts tijdelijk schade veroorzaken. Vaak gaat het om kleine milieuovertredingen door particulieren of kleine bedrijven.
3. Er is sprake van een duidelijke aantasting van het milieu/de natuur, maar deze is omkeerbaar en heeft geen effecten op de lange termijn.
4. De te verwachten milieuaantasting is onvermijdelijk en heeft blijvende gevolgen. Hierbij valt te denken aan illegale lozing, stort of emissie van sterk vervuilende/giftige stoffen.
5. De te verwachten milieuaantasting is onvermijdelijk en heeft permanente gevolgen en leidt tot grote natuurrampen. Hierbij valt te denken aan illegale lozing, stort of emissie van sterk vervuilende/giftige stoffen in een kwetsbare omgeving (bijvoorbeeld beschermd natuurgebied).
Gezondheid
In hoeverre leidt een mogelijke calamiteit tot een afname van de gezondheid van de mens? Wat is de te verwachten schade aan de gezondheid als gevolg van bijvoorbeeld een afname van de luchtkwaliteit, waterkwaliteit, etc.? Voorbeelden zijn toename van fijnstof of andere luchtvervuiling, afname van de waterkwaliteit en andere zaken die de gezondheid van mensen nadelig beïnvloedt.
De score ziet er als volgt uit:
1. De verstoring/calamiteit leidt niet tot mogelijke gezondheidsproblemen.
2. Gezondheidsproblemen bij één of enkele personen (niet blijvend). Denk hierbij aan lokale vervuiling/overlast waardoor stank ontstaat of die stress oplevert.
3. Algehele (niet blijvende) gezondheidsproblemen. Denk hierbij aan ernstige lucht-, water- of andere vervuiling waardoor long- of oogirritaties ontstaan.
4. Blijvende gezondheidsproblemen voor meerdere personen, bijvoorbeeld permanente aantasting van luchtwegen, blindheid en langdurige psychische problemen.
5. Zware gezondheidsproblemen met de dood als gevolg, bijvoorbeeld langdurige blootstelling aan radioactieve straling of asbest.
Leefbaarheid
In hoeverre leidt een mogelijke calamiteit tot afbreuk van het omgevingsmilieu. De te verwachten afbreuk en schade aan de leefomgeving als gevolg van een verstoring/calamiteit die volgt uit het niet of onvoldoende uitvoeren van een taak door de overheid.
De score ziet er als volgt uit:
1. Er is geen sprake van een negatief effect op het maatschappelijk welbevinden of het effect is verwaarloosbaar.
2. De te verwachten afbreuk is verwaarloosbaar. Hierbij valt te denken aan beperkte overlast in de vorm van stank, geluid of trillingen (zintuiglijke waarneming). De (beleving van) veiligheid in de directe woonomgeving is niet in het geding.
3. De te verwachten afbreuk heeft gevolgen die niet ernstig en/of van korte duur zijn. Hierbij valt te denken aan een geringe afname van (het gevoel van) veiligheid, een tijdelijke ernstige overlast of permanente overlast in de vorm van stank, geluid of hinder die de kwaliteit van het leven beïnvloedt.
4. De te verwachten afbreuk heeft ernstige gevolgen die niet permanent zijn. Hierbij valt te denken aan een afname van (het gevoel van) veiligheid of een tijdelijke ernstige overlast in de vorm van stank, geluid of hinder die de kwaliteit van het leven sterk beïnvloedt.
5. De te verwachten afbreuk is onvermijdelijk en heeft permanente grote gevolgen. Hierbij valt te denken aan een sterke afname van (het gevoel van) veiligheid in de directe omgeving en/of ernstige overlast in de vorm van stank, geluid of hinder die de kwaliteit van het leven erg sterk beïnvloedt, blijvende gezondheidsklachten veroorzaakt, etc.
Financieel economisch
Wat is de financieel-economische schade voor de gemeente/provincie als gevolg van de calamiteit? Het gaat hier om schade die door de gemeente/provincie moet worden vergoed dan wel die ten laste komt van de gemeentelijke/provinciale economie. Voorbeelden zijn: eventuele niet-verzekerde kosten die door de gemeente/provincie worden gedragen zoals tijdelijke opvang of vergoedingen, verlies aan werkgelegenheid, economische achteruitgang, etc.
De score ziet er als volgt uit:
1. Er is geen sprake van enige financieel-economische schade.
2. De directe financieel-economische schade is gering en blijft beperkt tot geringe directe kosten (maximaal 10.000,- euro).
3. De financieel-economische schade is aanzienlijk. Denk hierbij aan directe kosten tot maximaal 100.000,- euro en/of een geringe terugloop van economische bedrijvigheid.
4. De financieel-economische schade is hoog. Denk hierbij aan directe kosten tot 1 miljoen en/of terugloop van economische bedrijvigheid.
5. De financieel-economische schade is zeer hoog. Denk hierbij aan directe kosten van meer dan 1 miljoen en/of sterke terugloop van economische bedrijvigheid.
Bestuurlijk imago
Wat is de imagoschade van een eventuele calamiteit of het in stand houden van een illegale situatie? Wat is de te verwachten afbreuk en/of schade aan het imago, beeld, geloofwaardigheid en vertrouwen van de burger in het bestuurlijk apparaat en haar besluitvorming als gevolg van een verstoring/calamiteit die volgt uit het niet of onvoldoende uitvoeren van een taak? Voorbeelden: (al dan niet georganiseerde) protesten, mediacampagnes, open brieven en dergelijke, met als gevolg gezichtsverlies, gevoel van ‘zaakjes niet op orde’, etc.
De score ziet er als volgt uit:
1. Er is geen sprake van afbreuk aan het bestuurlijk imago.
2. De te verwachten afbreuk is minimaal. Denk hierbij aan enkele brieven aan het bestuur, ingezonden brieven in de krant en/of een enkele klacht. Het algemene vertrouwen in het bestuur wordt niet geschaad. Het idee dat het bestuur haar zaken niet op orde heeft, is niet aan de orde.
3. De te verwachten afbreuk heeft gevolgen die niet ernstig en/of van korte duur zijn. Denk hierbij aan een tijdelijke stroom klachten, georganiseerde buurtprotesten, enkele juridische procedures en een brede negatieve aandacht in de media. Algemeen ontstaat het beeld dat het bestuur niet alles op orde heeft.
4. De te verwachten afbreuk is onvermijdelijk en heeft grote permanente gevolgen. Denk hierbij aan voortdurende klachten over het onderwerp, brede maatschappelijke protesten en onrust, georganiseerde mediacampagnes, zware juridische procedures (nalatigheid, etc) en algeheel gezichtsverlies van het bestuur. De positie van bestuurders is in het geding (moties van wantrouwen) en het bestuur wordt door de burgers als incompetent beschouwd.
5. De afbreuk van het bestuurlijk imago is dermate groot dat de positie van het bestuur als geheel per direct onhoudbaar is.
Toepassen en invullen van de risicomatrix
Voor de toekenning van de scores van 1 tot 5 is het volgende risicoscore overzicht uitgewerkt:
De risico’s van de problemen/overtredingssoorten worden beoordeeld op een zestal beoordelingsaspecten. Per aspect wordt het eventuele negatieve effect uitgedrukt op een schaal van 1 (geen negatief effect) tot 5 (zeer sterk negatief effect). De eerder genoemde zes beoordelingsaspecten worden gebruikt:
o Veiligheid
o Duurzaamheid
o Gezondheid
o Leefbaarheid
o Financieel economisch
o Bestuurlijk imago
Daarnaast dient in eenzelfde risicomatrix de score ingevuld te worden voor het naleefgedrag. In het afwegingsmodel worden de risicoscores gecorrigeerd voor naleefgedrag. Dit risicomodel hanteert ook voor het naleefgedrag een 5-punts schaalverdeling:
De naleefscore beperkt zich tot “de kans dat het probleem zich voordoet” of “de kans op het niet naleven van….”. Als het naleefgedrag niet bekend is of er is een onvoldoende eenduidig beeld, dan wordt het naleefgedrag op 3 (gemiddeld) gezet. Dit is volgens één van de uitgangspunten opgenomen in het eerder vermelde uitgangspuntentabel van deze handleiding.
Voorbeeld ingevulde risicomatrix
Hieronder staat een voorbeeld van een risicoanalyse voor het domein APV en Fysieke Leefomgeving. Het is een fictief voorbeeld, deze problemen en de toegekende scores zijn niet direct van toepassing op de situatie bij de gemeente Goirle.
Toelichting op de ingevulde tabel
Bovenstaande tabel is een gedeeltelijke uitwerking van de risicomatrix voor het domein APV en Fysieke leefomgeving. In de eerste kolom staat de uitgebreide omschrijving van de overtreding. In de tweede kolom volgt een beoordeling van het Naleefniveau (een goed naleefniveau kleurt groen met een onderliggende score van ‘1’, een zeer laag naleefniveau kleurt rood met een onderliggende score van ‘5’, zie voorbeeld het roodgekleurde vak). Vanaf kolom 3 (Veiligheid) tot en met 8 (Bestuurlijk imago) wordt het Negatief effect op de zes beoordelingscriteria toegekend. Bijvoorbeeld: de middelste rij “hondenpoep” heeft 3 keer gescoord op 1. Dat wil zeggen dat er ‘een ( zeer) klein/geen negatief effect’ is op de drie beoordelingsaspecten en het naleefgedrag is hoog.
Indien alle risicomatrixen voor de betreffende taken zijn ingevuld volgt hieronder een voorbeeld hoe de totale risicoscore tot stand komt:
De resultaten van de risicoscores zijn gebaseerd op onderstaande schaalverdeling voor de (minimale en maximale) totaaluitkomsten (is RISICO = Kans x Negatief Effect):
Bijlage 2 Uitkomsten risicoanalyse
Bijlage 3 Uitvoeringsstrategieën
In deze bijlage beschrijven wij de vijf uitvoeringsstrategieën die wij toepassen om VTH-taken uit te voeren.
3.1. Vergunningenstrategie Omgevingswet
Schematische weergave vergunningenstrategie
De vergunningenstrategie is opgedeeld in twee onderdelen:
1. de Omgevingswet
2. de APV en bijzondere wetten met een vergunningplicht.
Per onderdeel wordt een algemeen inzicht gegeven in de werkwijze die vergunningverleners hanteren bij het uitvoeren van hun werkzaamheden. Daarna volgen de beoordelingscriteria voor het vergunningengebied (Omgevingswet, APV en bijzonder wetten) en de bijbehorende vergunningen en meldingen. Bij afwijking van de algemene werkwijze volgt een nadere toelichting.
Uitgangspunt bij vergunningverlening is dat inwoners en bedrijven verantwoordelijk zijn voor het indienen van ontvankelijke en volledige aanvragen. De initiatiefnemer bepaalt zelf welke activiteiten hij aanvraagt en in welke volgorde. Alleen de ingediende activiteiten worden beoordeeld. De aanvraag vormt immers de basis voor de te verlenen vergunning. De gemeente houdt zich bij de taakuitvoering aan de algemene beginselen van behoorlijke bestuur. De gemeente heeft de taak om de verschillende belangen vanuit de verschillende disciplines te coördineren. Deze taak is in overstemming met het gedachtegoed dat volgt uit de Omgevingswet.
3.1.1. Preventiestrategie in het kader van vergunningen
Wij willen de kennis en de bewustwording van potentiële initiatiefnemers vergroten. De potentiële aanvrager moet voldoende inzicht krijgen of een melding of vergunning nodig is of dat er een informatieplicht geldt. Hiervoor verwijzen wij ze naar het Digitaal Stelsel Omgevingswet (hierna: DSO) voor een vergunningencheck en regels op de kaart. Mochten ze er niet uitkomen dan kunnen ze een conceptverzoek indienen.
Daarnaast richt de preventiestrategie zich op het stimuleren van betrokkenen om te voldoen aan de geldende regels. Met het bovenstaande willen wij zoveel mogelijk voorkomen dat achteraf tot actie moet worden overgegaan.
3.1.2. Omgevingswet
De vergunningplichten komen voort uit hoofdstuk 5 van de Omgevingswet. Er zijn verschillende type activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning verplicht is. Binnen het nieuwe omgevingsloket volgt automatisch wie het bevoegd gezag is na het beantwoorden van een aantal vragen.
3.2. Werkwijze Omgevingswet vergunningen
3.2.1. Binnenkomst
Vanuit het DSO worden de vergunningaanvragen en meldingen met betrekking tot de Omgevingswet ontvangen. De VTH-applicatie Centric Leefomgeving (hierna: CLO) is gekoppeld aan het DSO. Via de samenwerkingsmodule kunnen wij bij aanvragen (waarvoor bijvoorbeeld advies of instemming nodig is) samenwerken met ketenpartners.
Voor de Omgevingswet zijn de volgende soorten verzoeken vastgesteld:
• conceptverzoek;
• aanvraag vergunning;
• melding;
• informatie;
• melding ongewoon voorval;
• aanvraag maatwerkvoorschrift;
• aanvraag (toestemming) gelijkwaardige maatregel.
Voor zover het niet wettelijk voorgeschreven is, kan de gemeente zelf vragen en aanvraagvereisten bepalen/aanpassen middels toepasbare regels in het DSO, het omgevingsplan en dergelijke.
3.2.2. Registratie
Alle werkzaamheden worden geregistreerd in de applicatie CLO. Een koppeling is gelegd met het zaaksysteem voor archivering.
3.2.3. Conceptverzoek
Binnen onze gemeente kennen we een conceptverzoek. Bij een conceptverzoek wordt de haalbaarheid van het initiatief getoetst. Indien het conceptverzoek positief beoordeeld wordt dan werkt de gemeente mee met een eventuele aanvraag. De initiatiefnemer maakt dan geen onnodige kosten voor de uitwerking van het plan en kan de procedure voor een aanvraag sneller doorlopen.
Alle plannen waarvoor we moeten afwijken van het omgevingsplan worden voorgelegd aan de intaketafel. De plannen waarbij meerdere stakeholders betrokken zijn worden voorgelegd aan een “regionale omgevingstafel”. Als er een positief advies van de intaketafel komt, is in gevallen die niet passen binnen het omgevingsplan een wijziging van het omgevingsplan nodig of kan er een buitenplanse omgevingsvergunning voor een omgevingsplan (hierna: BOPA) worden aangevraagd.
3.2.4. Procedure/termijnen
Nadat een initiatiefnemer de aanvraag heeft ingediend, geldt een termijn van 8 weken voor de inhoudelijke behandeling van de aanvraag. Dit is geen fatale termijn, maar een termijn van orde. Voor de gemeente bestaat de mogelijkheid om de procedure te verlengen (in totaal 8 + 6 werken = 14 weken). De activiteit met de zwaarste procedure bepaalt bij een meervoudige aanvraag welke procedure de gemeente dient toe te passen. In het geval van advies met instemming wordt de aanvraag met 4 weken verlengd.
Op het moment dat een aanvraag niet compleet is, kunnen wij een verzoek om aanvulling doen. Hierbij wordt de termijn van de behandeling op grond van de Awb stilgelegd, totdat de aanvullingen volledig zijn ingediend.
Na het doorlopen van de procedure of het verlopen van de termijn wordt er een besluit genomen op de ingediende aanvraag. Tegen een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb staan rechtsmiddelen open. In het kopje over de verplichte participatie is dit verder toegelicht.
De uitgebreide procedure
In sommige gevallen kan in een uitgebreide procedure met een termijn van 6 maanden van toepassing zijn, in plaats van de hiervoor gestelde 8 weken. Hier is sprake van in een van de drie hieronder aangegeven gevallen:
1. De gevallen uit artikel 10.24 van het Omgevingsbesluit (verder: Ob) waarvoor altijd een uitgebreide procedure van toepassing is.
2. Het college van B&W kan een uitgebreide procedure van toepassing verklaren op het moment dat daar gegronde redenen voor zijn (artikel 16.65 lid 4 van de Omgevingswet). In dit artikel wordt toegelicht dat het bevoegd gezag dit kan bepalen als:
a. Het een activiteit betreft die aanzienlijke gevolgen heeft of kan hebben voor de fysieke leef- omgeving; en
b. waartegen naar verwachting verschillende belanghebbenden bedenkingen zullen hebben. In dat geval stelt het college, voorafgaand aan het nemen van het besluit, de aanvrager in de gelegenheid om zienswijzen daarover naar voren te brengen. Het college kan beleid op- stellen waarin zij activiteiten benoemd waarvoor zij de uitgebreide procedure wil toepassen.
3. De aanvrager kan zelf verzoeken om, of instemmen met de uitgebreide procedure.
Verplichte participatie en adviesrecht van de raad
Participatie kan inzicht in de belangen van omwonenden en belanghebbenden geven. Maar participatie betekent niet dat de omwonenden daadwerkelijk zeggenschap krijgen over het nieuwe initiatief. Het meepraten aan een initiatief betekent niet meebeslissen.
In de meeste gevallen is participatie niet verplicht. De gemeenteraad heeft op 21 mei 2024 het aanwijzingsbesluit bindend advies en verplichte participatie buitenplanse omgevingsplanactiviteiten en participatiebeleid Omgevingswet gemeente Goirle vastgesteld.
De gemeente Goirle heeft de volgende gevallen aangewezen:
• indien de activiteiten in strijd zijn met de omgevingsvisie als bedoeld in artikel 3.1 Omgevingswet;
• ten behoeve van ontwikkelingen die zijn genoemd in artikel 10.24 Omgevingsbesluit;
• ten behoeve van de energietransitie, voor de opwekking van (duurzame) energie door:
- een of meer windturbines met een bouwhoogte vanaf 25 meter, gemeten vanaf de bovenkant van de fundering tot aan de wiekenas;
- een biomassacentrale met een vermogen vanaf 15 MW; of,
- een zonnepark (grondopstelling), groter dan 1,5 hectare netto oppervlak.
• ten behoeve van wonen: het bouwen van 20 of meer woningen binnenstedelijk (binnen de bebouwde kom);
• of 5 of meer woningen in het buitengebied (buiten de bebouwde kom);
• voor het oprichten van een nieuw gebouw voor of transformatie van een bestaand gebouw naar een woonfunctie anders dan zelfstandige woningen, met meer dan 5 kamers/onzelfstandige wooneenheden en/of meer dan 5 studio’s, bijvoorbeeld woonzorg, logiesgebouw, asielzoekers/statushouders, studenten, arbeidsmigranten en dergelijke;
• voor het bouwen, uitbreiden of verbouwen ten behoeve van maatschappelijke doelen, sport, toeristisch-recreatieve doelen, horecadoeleinden, bedrijfs- en kantoordoeleinden en detailhandel van meer dan 500 m² of een wijziging van het gebruik van gronden naar een van deze doeleinden van meer dan 500 m²;
• ten behoeve van het realiseren van een installatie hoger dan 40 meter bestaande uit één of meerdere antennes, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen bevestigingsconstructie.
Op dezelfde gevallen waar het adviesrecht van toepassing is verklaard, is ook participatie verplicht.
Onze gemeenteraad heeft een participatieleidraad vastgesteld voor een omgevingsdialoog. Dit gaat om bovenstaande initiatieven. Deze handreiking geeft initiatiefnemers handvatten voor het inrichten van participatie.
3.2.5. Advies en instemming
De gevallen waarvoor advies en/of instemming nodig zijn, zijn uiteengezet in afdeling 4.2 Ob.
Advies
De Omgevingswet en het Omgevingsbesluit schrijven voor dat het bevoegd gezag in bepaalde gevallen om advies moet vragen voor het beslist op een aanvraag om een omgevingsvergunning of een maatwerkvoorschrift. Daarnaast kunnen overheden de verplichting om advies te vragen opnemen in het omgevingsplan, de Waterschapsverordening of de omgevingsverordening. Het ontvangen advies dient meegenomen te worden in het uiteindelijke besluit. Van dit advies kan worden afgeweken, mits dit zorgvuldig wordt gemotiveerd.
Instemming
Soms is er voor het nemen van een besluit instemming nodig van het adviesorgaan. Het gegeven advies moet worden beschreven in het conceptbesluit. Het adviesorgaan moet vervolgens instemmen met het conceptbesluit. Pas daarna kan de omgevingsvergunning in het definitieve besluit worden verleend.
De instemming kan alleen worden gegeven of geweigerd op dezelfde gronden als op basis waarvan een vergunningverlener dit mag doen.
Advies van een ander bevoegd gezag
Bij meervoudige aanvragen kan sprake zijn van magneetactiviteiten. Deze activiteiten hebben als het ware een magnetische werking en zijn bepalend voor welke bestuursorgaan bevoegd gezag is. Het gaat om de situatie waarbij één van die activiteiten niet bij de gemeente kan worden neergelegd. De andere activiteiten in de vergunningaanvraag gaan dan mee naar het andere bevoegde gezag (de provincie of het Rijk). Bij activiteiten waarvoor de provincie of het rijk bevoegd gezag is, wordt het college van B&W om advies gevraagd. Bij meervoudige aanvragen kan het college van burgemeester en wethouders dus om advies met instemming (art. 4.10 Omgevingsbesluit) worden gevraagd. Het college krijgt hiervoor een voorgenomen beslissing toegestuurd (ontwerpbesluit) en moet daarover binnen 4 weken een advies geven.
Een voorbeeld is de IPPC-installatie, een milieubelastende activiteit. Vanwege de complexiteit en de gemeentegrensoverschrijdende milieueffecten zijn Gedeputeerde Staten (GS) bevoegd gezag. Wanneer bijvoorbeeld een aanvraag wordt ingediend voor een IPPC-installatie, waarvoor GS bevoegd gezag zijn, in combinatie met een bouwactiviteit, waarvoor het college bevoegd gezag zijn, trekt de IPPC-installatie als een magneet de bouwactiviteit naar zich toe en zijn GS bevoegd gezag voor de gehele aanvraag.
3.3. Beoordelingskader Omgevingswet
3.3.1. Algemene Maatregel(en) van Bestuur (AMvB)
De belangrijkste beoordelingskaders van de Omgevingswet voor het verlenen van vergunningen en het afhandelen van meldingen zijn de volgende AMvB’s: Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl).
Toepassingsbereik
Het Bbl bevat samen met het Bal de algemene regels waaraan inwoners en bedrijven zich moeten houden als ze bepaalde activiteiten uitvoeren in de fysieke leefomgeving. Het Bkl is daarentegen meer gericht op de regels waar de overheid zich aan dient te houden om een veilige en gezonde leefomgeving te kunnen garanderen. Het Omgevingsbesluit bevat regels voor alle partijen die actief zijn in de fysieke leefomgeving (inwoners, bedrijven en overheid). Het gaat om regels over het bevoegd gezag voor vergunningen, over procedures, handhaving en uitvoering. Het Ob bevat dus geen beoordelingscriteria voor vergunningverlening.
Figuur: de 4 AMvB’s van de Omgevingswet (bron: Staatsblad 2018, 290)
Bbl
Het Bouwbesluit wordt door de inwerkingtreding van de Omgevingswet vervangen door het Bbl. In het Bbl zijn technische bouwvoorschriften opgenomen. Het Bbl bevat regels over veiligheid, gezondheid, duurzaamheid en bruikbaarheid bij het (ver)bouwen van een bouwwerk, de staat van het bouwwerk, het gebruik van het bouwwerk en het uitvoeren van bouw- en sloopwerkzaamheden. Daarnaast bevat het Bbl ook regels over asbestverwijdering en mobiel puinbreken.
Bovendien staat in het Bbl aangegeven of voor de bouwactiviteit een vergunningplicht of meldingsplicht noodzakelijk is of dat deze vergunningvrij zijn. Vergunningsvrije gevallen voor de omgevingsplanactiviteit met betrekking tot bouwwerken zijn door het Rijk aangewezen in paragraaf 2.3.3. Bbl. Gemeenten kunnen deze gevallen niet alsnog als een vergunningsplichtige activiteit aanwijzen. Een toegelaten kwaliteitsborger doet de bouwtechnische beoordeling van een bouwwerk. Hiermee wordt het deel van de bouwtechnische beoordeling (in de eerste fase van de Wkb) gedeeltelijk ondergebracht bij private kwaliteitsborgers. De hoofdstukken van het Bbl zijn gegroepeerd rondom een bepaalde activiteit. Verder geven deze hoofdstukken eisen betreffende algemene bepalingen, bestaande bouw, nieuwbouw, verbouw, verplaatsing en functiewijziging, gebruik en bouw- en sloopwerkzaamheden. De onderwerpen veiligheid, gezondheid, duurzaamheid, bruikbaarheid, toegankelijkheid en bouwwerkinstallaties zijn, voor zover van toepassing, als afdelingen terug te vinden.
Verder brengt het Bbl ook nieuwe maatwerkregels met zich mee, zoals BENG , milieuprestatie (MPG) en bruikbaarheid. Binnen onze gemeenten werken we nu ook al met maatwerkvoorschriften om een goede kwaliteit van de leefomgeving na te streven. Gemeenten mogen straks in het omgevingsplan voor aan te wijzen gebieden hogere eisen stellen aan energie- en milieuprestatie dan het Bbl-voorschrijft. Verder worden bestaande instrumenten omgezet in maatwerkvoorschriften, zoals bij de melding brandveilig gebruik, aanschrijving bestaande bouw en bouw- en sloopveiligheid. Bovendien komen er specifieke zorgplichten in het Bbl.
Bal
Het Activiteitenbesluit is met de invoering van de Omgevingswet vervallen en de milieuvoorschriften zijn voortaan opgenomen in het Bal en de Bruidsschat. Dit besluit bevat algemene Rijksregels voor (milieubelastende) activiteiten in de leefomgeving. Naast de inhoudelijke algemene regels voor milieubelastende activiteiten, lozingsactiviteiten, wateronttrekkingsactiviteiten, mijnbouwactiviteiten, beperkingengebied activiteiten, het bieden van gelegenheid tot zwemmen en baden en activiteiten die cultureel erfgoed betreffen, zijn bijzondere aandachtspunten: de reikwijdte van de rijksregels, de specifieke zorgplichten, de inzet op maat van doel- en middelvoorschriften en de inzet van maatwerken en gelijkwaardigheid als instrumenten voor flexibiliteit.
Uit het Bal vloeien vergunningplichten voort waarvoor de gemeente bevoegd gezag is. Deze plichten hebben betrekking op de milieubelastende activiteiten. In totaal zijn er rond de 100 gevallen die onderverdeeld zijn in de volgende activiteiten:
• activiteiten die bedrijfstakken overstijgen;
• complexe bedrijven; dienstverlening, onderwijs en zorg;
• transport, logistiek en ondersteuning daarvan;
• nutssector en industrie;
• agrarische sector;
• sport en recreatie;
• defensie en mijnbouw.
Zowel de vergunningverlening als het toezicht op deze activiteiten worden voor ons uitgevoerd door de OMWB. Bij binnenkomst gaan aanvragen, meldingen en dergelijke direct naar de OMWB. Na afronding van de besluitvorming komt de zaak terug bij de gemeente ter archivering. Uitsluitend waar hulp van de gemeente nodig is, is contact. Anders niet. Onder de Omgevingswet hebben wij de zogenaamde “behandeldiensten” ingesteld. De bruidsschat bevat regels die automatisch deel gaan uitmaken van het omgevingsplan. Het gaat om milieubelastende activiteiten die niet terugkeren in het Bal en milieuaspecten die beter lokaal kunnen worden geregeld.
Bkl
In het Bkl staan regels voor het Rijk en voor decentrale overheden. De regels gaan over omgevingswaarden, instructieregels, beoordelingsregels en monitoring. De omgevingswaarden, die moeten zorgen voor een veilige en gezonde fysieke leefomgeving, staan in het Bkl en volgen vooral uit Europese of andere internationale verplichtingen, bijvoorbeeld de luchtkwaliteit.
De instructieregels hebben betrekking op het uitvoeren van taken en het gebruik van instrumenten. De decentrale overheden moeten deze instructieregels van het Rijk volgen. Per instrument is er een hoofdstuk met instructieregels (bijvoorbeeld het instrument omgevingswaarden), diverse programma’s (o.a. waterbeheerprogramma, stroomgebiedbeheerplan, beheerplan Natura 2000), omgevingsplan, Waterschapsverordeningen, Omgevingsverordeningen, Omgevingsvergunningen, projectbesluiten, etc. Die instructieregels gaan onder meer over normen en regels voor externe veiligheid, geluid en geur van activiteiten en erfgoed.
In het kader van omgevingsvergunningen is er een hoofdstuk met beoordelingsregels opgenomen in het Bkl. Dit hoofdstuk behandelt activiteiten waarvoor het Rijk een vergunningplicht heeft geregeld, zoals voor omgevingsplanactiviteiten, bouwactiviteiten, milieubelastende activiteiten en rijksmonumentenactiviteiten. De beoordelingsregels geven aan wanneer het bevoegd gezag de vergunning kan verlenen of weigeren. Het bevoegd gezag dient deze beoordelingsregels bij het beoordelen van een aanvraag dan ook te volgen. De beoordelingsregels staan per activiteit geordend.
3.3.2. Invoeringsbesluit/Bruidsschat
Het Invoeringsbesluit zorgt voor het overgangsrecht en voor het intrekken of wijzigen van andere besluiten. Het overgangsrecht regelt de overgang van de oude regelgeving naar het nieuwe stelsel van de Omgevingswet(bijvoorbeeld de status van besluiten onder het oude recht). Procedures die onder het oude recht zijn gestart, worden verder afgehandeld onder de Omgevingswet. De wijze waarop wordt bepaald in het overgangsrecht.
De bruidsschat is een bijzonder onderdeel van het overgangsrecht. Dit is een set met regels die het Rijk over heeft gedragen aan decentrale overheden bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Deze regels zijn onderdeel van het tijdelijke deel van het omgevingsplan (omgevingsplan van rechtswege). Deze regels kunnen door de gemeente op elk moment worden aangepast of geschrapt. Op het moment dat het omgevingsplan (nieuwe stijl) door de gemeente formeel wordt vastgesteld, komt de bruidsschat te vervallen. In principe heeft de gemeente na de inwerkingtreding van de Omgevingswet acht jaar de tijd (tot 1 januari 2032) om alle keuzes met betrekking tot de bruidsschat te maken. De regels vergunningsvrij bouwen worden aangepast. De regels worden simpeler gemaakt voor onze inwoners.
Specifiek voor vergunningen en ontheffingen uit de oude regelgeving is er overgangsrecht:
• Als een vergunning voor een activiteit onder het nieuwe systeem verplicht blijft, is dit een omgevingsplanactiviteit (hierna: OPA) op grond van de Omgevingswet;
• Als er geen vergunningplicht meer is, zijn de oude vergunningvoorschriften maatwerkvoorschriften.
Het overgangsrecht is van toepassing op zowel vergunningplichten uit de rijksregelgeving als uit de- centrale regelgeving. Voor vergunningen is het overgangsrecht geregeld in artikel 4.13 en 4.14 van de Invoeringswet Omgevingswet.
3.3.3. Omgevingsplan
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de verschillende bestemmingsplannen van iedere gemeente vervangen door het tijdelijk deel van het omgevingsplan voor het gehele grondgebied. Het omgevingsplan heeft een bredere reikwijdte en een andere opzet: van conservatief naar gericht op ontwikkelmogelijkheden. Het omgevingsplan voorziet in een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Daarnaast kan het ook andere regels bevatten over activiteiten. Het gaat dan om activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving.
In het tijdelijke deel van het omgevingsplan zijn onder andere de bestaande bestemmingsplannen, beheersverordeningen en wijzigings- en uitwerkingsplannen opgenomen (een volledig overzicht is opgenomen in artikel 4.6, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet). Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet hebben gemeenten 8 jaar de tijd om één gebiedsdekkend omgevingsplan vast te stellen. De gemeente bepaalt (deels) zelf welke algemene regels, informatie-, meldings-, of vergunningplichten ze opneemt in het omgevingsplan. Het Invoeringsbesluit regelt welke regels er van het rijk aan gemeenten worden overgedragen. Verder zullen gemeenten hun regels over de fysieke leefomgeving uit andere (gemeentelijke) verordeningen opnemen in het omgevingsplan, zoals regels uit de APV die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.
Ook de bruidsschatregels zijn overgegaan in het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Het college heeft tot 1 januari 2032 de tijd gekregen voor het opstellen van een nieuw omgevingsplan. Tot die tijd zijn alle bestemmingsplannen en beheerverordeningen opgenomen in het tijdelijke omgevingsplan. Bij de ontwikkeling van het nieuwe omgevingsplan worden keuzes gemaakt over de invulling/voortzetting van de bruidsschatregels.
Figuur 7: opbouw omgevingsplan (bron: VNG)
Welstand
Geen redelijke eisen van welstand zijn meer van toepassing voor het hele grondgebied van de gemeente Goirle. Wanneer er bij projecten van grote omvang, of bijvoorbeeld op een bijzondere locatie, een bijzonder ruimtelijk kwaliteit wordt nagestreefd, kan er een beeldkwaliteitsplan en/of stedenbouwkundig plan worden vastgesteld. Deze plannen worden ter advies voorgelegd aan Stichting Advisering Monumenten & Ruimtelijke Kwaliteit Brabant (Stichting AMRK). Dit geldt ook voor plannen die betrekking hebben op cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, zoals gemeentelijke- en rijksmonumenten. Het advies van deze commissie wordt in de hoofdregel overgenomen. Plannen die betrekking hebben op rijksmonumenten worden ook ter advisering voorgelegd aan Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Door middel van een collegevoorstel kan afgeweken worden van het advies van de RCE. In het geval dat een bouwplan binnen de grenzen van een beeldkwaliteitsplan (bkp) valt, wordt de aanvraag aan dit plan getoetst.
Met de komst van de Omgevingswet worden de regels voor een welstandstoets opgenomen in artikel 22.7 en 22.29 van de bruidsschat. De regels gaan daarmee deel uitmaken van het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Op grond van artikel 4.19 Omgevingswet, kan de gemeenteraad beleidsregels opstellen over de beoordeling of een bouwwerk voldoet aan de omgevingsplanregels over het uiterlijk van bouwwerken..
3.3.4. Omgevingsregeling
In hoofdstuk 7 van de Omgevingsregeling staat welke informatie een initiatiefnemer moet aanleveren bij zijn aanvraag voor een omgevingsvergunning. Dit zijn de aanvraagvereisten. De aanvraagvereisten zijn van toepassing op de activiteiten waarvoor het Rijk in artikel 5.1 van de Omgevingswet een vergunningplicht heeft opgenomen. Het hoofdstuk met aanvraagvereisten bestaat uit een algemeen deel dat geldt voor iedere aanvraag, en een specifiek deel met regels per activiteit. Voorbeelden van aanvraagvereisten zijn:
• de locatie waar de activiteit plaatsvindt
• de hoeveelheid koelwater die zal worden geloosd
• het soort gas in een opslagtank
• participatie in de procedure voor de omgevingsvergunning
De aanvraagvereisten die decentrale overheden stellen voor omgevingsvergunningen staan niet in de Omgevingsregeling. Deze staan in het omgevingsplan, de omgevingsverordening of de waterschapsverordening
3.4. Omgevingsvergunningen
De activiteit bouwen wordt met de invoering van de Omgevingswet, middels artikel 5.1, gescheiden in een technisch en ruimtelijk deel. Dat resulteert in twee soorten activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning ingediend zou kunnen worden, namelijk de omgevingsplanactiviteit (OPA) en de bouwactiviteit. Indien de Wkb van toepassing is, geldt er voor de bouwactiviteit een meldingsplicht. Deze staat verder uitgewerkt in bijlage 4. De verschillende omgevingsvergunningen worden hieronder toegelicht.
3.4.1. Omgevingsvergunning voor de (technische) bouwactiviteit
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit zoals bedoeld in paragraaf 2.3.2 van het Bbl en/of het bouwwerk niet valt onder de Wkb, dan wordt de bouwtechniek van het bouwwerk, op basis van het Bbl, beoordeeld door de gemeente. De vrijstelling onder de Wkb wordt ook toegepast in die gevallen die in de toekomst onder de Wkb gaan vallen. Paragraaf 2.3.2 van het Bbl regelt de vergunningsplichtige bouwactiviteiten.
3.4.2. Omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit (ruimtelijke deel)
Een OPA is een activiteit die voldoet aan de regels in het omgevingsplan. Het ruimtelijk bouwen, het in stand houden en het gebruiken van een bouwwerk is in het omgevingsplan geregeld. De gemeente regelt in het omgevingsplan voor welke OPA een omgevingsvergunning nodig is of wanneer het vergunningsvrij is. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de locatie van het bouwwerk, de bebouwingsoppervlakte of het uiterlijk. Een aantal OPA’s staan hieronder uitgewerkt.
Binnenplanse en buitenplanse omgevingsplanactiviteit
Onder OPA worden de activiteiten verstaan die passen binnen de beoordelingsregels van het omgevingsplan en waarvoor in het Bbl en het omgevingsplan een vergunningplicht is opgenomen.
Buitenplanse omgevingsplanactiviteit (hierna: BOPA) daarentegen, wijken (op onderdelen) af van het omgevingsplan. Voor dit type aanvragen is het nodig om een vergunning voor een omgevingsplanactiviteit aan te vragen. Ook voor deze aanvragen geldt in principe de standaardprocedure van 8 weken. In sommige gevallen kan de uitgebreide procedure van toepassing worden verklaard. Verleende vergunningen moeten binnen 5 jaar nadat deze onherroepelijk is geworden, zijn verwerkt in het omgevingsplan. Uitzonderingen hierop zijn BOPA’s die bestaan uit het in stand houden van een bouwwerk, niet overeenstemmen met een functie van een locatie of wanneer het een tijdelijke vergunning betreft, zoals bepaald in artikel 4.17 Omgevingswet.
Het wijzigen van het omgevingsplan is een bevoegdheid van de gemeenteraad. De gemeenteraad kan deze bevoegdheid delegeren aan het college van B&W in hiervoor aangewezen gevallen. Ook voor dit onderdeel heeft de gemeenteraad een lijst vastgesteld met de gevallen waarvoor de bevoegdheden aan het college zijn gedelegeerd.
OPA voor het bouwen van een bouwwerk
Een beoordeling van een aanvraag OPA die bestaat uit bouwen, ziet onder andere toe op de juridische aspecten van een bouwwerk. Voorheen was dit de bestemmingsplantoets, nu is dit de beoordeling aan het omgevingsplan. De vergunningsvrije OPA’s met betrekking tot het bouwen van een bouwwerk zijn omschreven in artikel 2.29 van het Bbl, en artikelen 22.27 + 22.36 van het omgevingsplan van de gemeente Goirle (de bruidsschat). De gemeente bepaalt (deels) zelf in welke mate ze ook de OPA’s die bestaan uit bouwen vergunningsvrij, meldingsplichtig of vergunningsplichtig maakt. De bruidsschat voor vergunningsvrij bouwen wordt aangepast en opgenomen in het definitieve deel van ons omgevingsplan. Aan de raad zal worden voorgesteld om de regelgeving te vereenvoudigen zodat deze beter te begrijpen is voor onze inwoners en om de vergunningsplicht te beperken. Indien de raad hiermee instemt, zal dit ten goede komen aan de dienstverlening naar onze inwoners toe.
OPA voor het slopen van een bouwwerk
De sloopactiviteit heeft vaak een relatie tot andere activiteiten zoals hieronder uiteengezet:
• Een sloopactiviteit gaat in veel gevallen samen met een bouwactiviteit;
• Als het bouwwerk dat wordt gesloopt een rijksmonument is, dan gelden voor het slopen de regels voor de rijksmonumentenactiviteit;
• De gemeente kan in het omgevingsplan extra regels stellen, bijvoorbeeld ter bescherming van een stads- en dorpsgezicht of om te voorkomen dat open ruimten in bebouwing ontstaan.
OPA voor gemeentelijk monumenten en overig cultureel erfgoed en werelderfgoed.
Bij aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het wijzigen van monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten, wordt beoordeeld of er geen onomkeerbare schade wordt toegebracht aan gemeentelijk cultuurhistorisch erfgoed.
De gemeente Goirle heeft diverse regelingen opgenomen in haar beoordelingskader, zoals vastgelegd in de Erfgoedverordening gemeente Goirle 2023.
Ook de bruidsschat bevat daarnaast aanvraagvereisten met betrekking tot het ontsieren, slopen of veranderen van monumenten.
Overige omgevingsplanactiviteiten
De bruidsschat bevat aanvraagvereisten en beoordelingsregels voor onder andere de onderstaande vergunningsplichtige activiteiten. Deze activiteiten zijn ook omgevingsplanactiviteiten en zijn terug te vinden in ons omgevingsplan en kunnen gekoppeld zijn aan lokale verordeningen en regelingen.
3.4.3 Rijksmonumentactiviteit
Onder rijksmonumenten worden monumenten en archeologische monumenten verstaan die volgens de Erfgoedwet in het rijksmonumentenregister zijn ingeschreven. De regels over de rijksmonumentenactiviteit en over cultureel erfgoed staan in de Omgevingswet, het Bkl, het Bal, het Bbl, de omgevingsregeling, het overgangsrecht van de Invoeringswet Omgevingswet en het omgevingsplan van rechtswege (via de bruidsschat). Onder beschermde rijksmonumenten worden monumenten of archeologische monumenten verstaan die in het rijksmonumenten register staan ingeschreven, maar waarvoor de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) het ontwerpbesluit tot aanwijzing als rijksmonument al naar de eigenaar heeft gestuurd.
Artikel 13.7 Bal bevat een specifieke zorgplicht om beschadiging en vernieling aan een rijksmonument te voorkomen. Een bouwactiviteit die van invloed is op een rijksmonument, is dan ook een rijksmonumentactiviteit. De Stichting AMRK-Omgevingsadvies wordt betrokken wanneer er wijzigingen (gaan) plaatsvinden in of aan monumenten. Daarnaast moet ook de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) om advies worden gevraagd bij een ingrijpende activiteit.
3.4.4. Milieubelastende activiteiten
Een milieubelastende activiteit wordt gezien als een activiteit die nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken. Denk hierbij aan:
• een opslag van mest, grond, baggerspecie of koolstofdioxide in de bodem;
• lozing van afvalwater op oppervlaktewater;
• geluid;
• de opslag van gevaarlijke stoffen; of
• het uitbaten van een SEVESCO of IPPC-installatie.
In hoofdstuk 3 van het Bal zijn de milieubelastende activiteiten waarvoor algemene regels gelden aangewezen en is bepaald in welke gevallen er daarnaast een vergunningsplicht geldt. In de bruidsschat zijn tevens een aantal vergunningsplichtige, meldplichtige en informatieplichtige milieubelastende activiteiten opgenomen die zijn geland in het tijdelijk omgevingsplan. Dit betreft activiteiten zoals:
• verwerken polyesterhars;
• installeren gesloten bodemenergiesysteem;
• het kweken van maden van vliegende insecten;
• opslaan propaan of propeen;
• tanken met LPG;
• antihagelkanonnen;
• biologische agens;
• genetisch gemodificeerde organismen;
• opslaan dierlijke meststoffen;
• lozen in de bodem (Vangnetvergunning); en
• lozen in schoonwaterriool (Vangnetvergunning).
3.4.5. Maatwerkvoorschriften
De mogelijkheid tot maatwerkvoorschriften wordt geboden middels het Bal en het Bbl. Er kan worden gesproken van twee typen maatwerkvoorschriften:
1. gekoppeld aan vergunning (dan is een maatwerkvoorschrift een vergunningvoorschrift);
2. een separaat maatwerkbesluit (los van een vergunning).
Met een maatwerkvoorschrift kan de gemeente afwijken van algemene regels. De gemeente kan met maatwerkvoorschriften bijvoorbeeld:
• algemene regels nader invullen of aanvullen;
• eisen opstellen die strenger of minder streng zijn dan de algemene regels; en
• afwijken van een verbod in algemene regels.
Het bevoegd gezag kan een maatwerkvoorschrift gebruiken voor bijvoorbeeld onvoorziene situaties, bijzondere gevallen, lokale omstandigheden of het bereiken van ambities voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Het maatwerkvoorschrift kan ambtshalve worden opgesteld of op verzoek.
In paragraaf 4.3.2 van de Omgevingswet zijn algemene uitgangspunten die zaken als veiligheid en het beschermen van de gezondheid in het kader van maatwerkvoorschriften waarborgen. Daarnaast zijn er ook specifieke uitgangspunten, zoals toegankelijkheid van bouwwerken voor mensen met een functiebeperking en het toepassen van de best beschikbare technieken. Maatwerkvoorschriften zijn niet onbeperkt mogelijk. Beoordelingsregels voor vergunningen en de eisen aan vergunningvoorschriften gelden vaak ook voor maatwerkvoorschriften. De mogelijkheden zijn aangeduid in het Bal en Bbl.
3.4.6. Gelijkwaardige maatregel
Uit artikel 4.7, eerste lid, van de Omgevingswet blijkt dat door middel van een voorgeschreven maatregel (zoals een technische bouw eis in het Bbl) toestemming kan worden verleend om in plaats daarvan een gelijkwaardige maatregel te treffen. Hiermee worden de regels waaruit een vergunningplicht voortvloeit bedoeld. Het is belangrijk dat de gelijkwaardige maatregel ten minste hetzelfde resultaat bereikt als met de voorgeschreven maatregel is beoogd. Maatregelen op het gebied van omgevingsveiligheid moeten het beschermen van mensen in gebouwen tegen de effecten van een van buiten komende brand of explosie tot doel hebben.
De gelijkwaardige regel wordt opgenomen als extra voorschrift in de vergunning. De ketenpartners zoals de VRMWB en de OMWB kunnen hierover adviseren.
3.4.7. Overige activiteiten in het kader van vergunningverlening
De volgende activiteiten zijn aangemerkt als overige activiteiten die mogelijk zijn in het kader van vergunningverlening. Deze kunnen van invloed zijn op de capaciteit, indien zij in grote mate voorkomen:
• verlengen tijdelijke omgevingsvergunning;
• wijzigen omgevingsvergunning;
• wijzigen voorschriften omgevingsvergunning;
• intrekken omgevingsvergunning;
• beoordeling onderzoeksrapporten (zonder omgevingsvergunning);
• en niet genoemd besluit op aanvraag.
3.5. Overige werkzaamheden in het kader van vergunningverlening
De volgende werkzaamheden zijn overige werkzaamheden die mogelijk zijn in het kader van vergunningverlening: verlengen tijdelijke omgevingsvergunning (tijdelijk bouwwerk), wijzigen (voorschriften) omgevingsvergunning, intrekken omgevingsvergunning, maatwerkbesluit en zienswijzen, bezwaar en beroep.
3.6. Vergunningenstrategie APV en bijzondere wetten
Het proces en de toetsingsniveaus voor onder andere de APV wordt hier beschreven. De meest voor- komende vergunningen zijn ten behoeve van evenementen en vergunningen op basis van de Alcoholwet. Hieronder worden de wetten en (gemeentelijke) regelingen uiteengezet die van toepassing zijn op de beoordeling van de vergunningen in het kader van de APV en bijzondere wetten.
3.6.1. APV
De APV bevat bepalingen die dienen ter bescherming van zaken als de openbare orde, de veiligheid en het milieu. De APV biedt de mogelijkheid tot het verlenen van vergunningen en ontheffingen van verboden. In het algemeen wordt de keuze tussen vergunning en ontheffing bepaald door de aard van de activiteiten. Als die onder bepaalde voorwaarden aanvaardbaar (of zelfs gewenst) zijn, dan ligt een vergunningenstelsel voor de hand. Gaat het in de regel om ongewenst gedrag, dat onder bepaalde omstandigheden bij wijze van uitzondering aanvaardbaar is, dan valt te denken aan een systeem van ontheffingen. Het zal daarbij vaak gaan om het inperken van de gevolgen van de activiteit.
3.6.2. Evenementen
In de APV is een vergunningplicht opgenomen voor evenementen. Daarin staat dat het verboden is om zonder (of in afwijking van) een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
Voor een klein evenement is geen vergunning nodig, mits 14 dagen voorafgaand aan dit evenement melding wordt gedaan aan de burgemeester. Een dergelijke melding is voldoende indien het evenement voldoet aan alle hieronder gestelde eisen:
- het aantal aanwezigen bedraagt niet meer dan 250 personen;
- het evenement vindt plaats op maandag tot en met donderdag tussen 09.00 en 23.00uur, op vrijdag en zaterdag tussen 09.00 en 01.00 uur en op zondag tussen 13.00 en 23.00 uur;
- geen muziek ten gehore wordt gebracht op maandag tot en met donderdag voor 09.00 en na 22.30 uur, op vrijdag en zaterdag voor 09.00 en na 00.30 uur en op zondag voor 13.00 uur en na 22.30 uur en de maximaal toelaatbare gevelbelasting op het dichtstbijzijnde geluidsgevoelige gebouw niet meer dan bedraagt: 75 dB(A) tussen 10.00 en 19.00 uur; 70 dB(A) tussen 19.00 en 22.30 uur; 65 dB(A) tussen 22.30 en 00.30 uur;
- het evenement vindt niet plaats op een rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats of vormt anderszins een belemmering voor het verkeer en de hulpdiensten;
- slechts kleine objecten worden geplaatst, met een oppervlakte van minder dan 10 vierkante meter per object;
- Tijdens het evenement is de organisator aanwezig.
De burgemeester kan een evenement verbieden indien hij vermoedt dat de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu door het evenement in gevaar kan komen.
Zoals eerder gesteld is voor een evenement dat niet aan alle gestelde vereisten voor een klein evenement voldoet een vergunning nodig. De evenementenvergunningen worden getoetst aan de kaders zoals opgenomen in de vigerende APV en het vigerende evenementenbeleid. Het huidige evenementenbeleid wordt tijdens het opstellen van deze strategie geactualiseerd.
Niet elk evenement is te voorzien. Neem bijvoorbeeld een stille tocht of de viering van een kampioensfeest. Voor dit soort onverwachte en niet-geplande evenementen is een tijdige indiening niet altijd mogelijk. De organisator wordt verzocht om voorafgaand aan de aanvraag contact op te nemen met de vergunningverlener APV en bijzondere wetten van de gemeente. Er wordt zorgvuldig gekeken naar de risico’s die het evenement met zich meebrengt. Als het evenement veilig en zonder overlast kan plaatsvinden, dan wordt een vergunning verleend. Als de risico’s te hoog zijn of is er onvoldoende tijd is om de risico’s te onderzoeken, dan kan geen vergunning worden verleend. De vergunningverlener overlegt met de initiatiefnemer over de (on)mogelijkheden.
Voor de meldingsplichtige en vergunningsplichtige evenementen gelden de volgende indieningstermijnen:
Indien niet voldaan wordt aan bovenstaande indieningstermijnen dan kan de melding of aanvraag buitenbehandeling worden gesteld.
3.6.3. Exploitatie
In de APV is een vergunningplicht opgenomen voor het exploiteren van openbare inrichting (horecazaak). In artikel 2:28 en verder van de APV staan de toetsingskaders en de aanvullende weigeringsgronden genoemd. Verder is in de APV bepaald dat er voor het hebben van terrassen ook een exploitatievergunning nodig kan zijn. Horecaterrassen hebben in de regel enige invloed op de woonomgeving. In de exploitatievergunning wordt aangegeven wat de openingstijden zijn van de openbare inrichting en wie de leidinggevende zijn. Een nadere regeling is vastgelegd in de Evenementen Beleidsnota. De APV bevat verder nog bepalingen omtrent activiteiten die binnen een openbare inrichting niet mogen plaatsvinden. Als deze bij een controle wel aangetoond worden, dan kan de exploitatievergunning worden ingetrokken.
3.6.4. Alcoholwet
In de Alcoholwet en het Alcoholbesluit zijn (vergunning)regels opgenomen voor bedrijven en para commerciële rechtspersonen waar alcoholhoudende dranken worden verstrekt. Ook bevat de wet regels over het uitvoeren van werkzaamheden bij dergelijke bedrijven en rechtspersonen.
Horeca- en slijtersbedrijven, maar ook paracommerciële rechtspersonen (zoals sportkantines en buurt- en dorpshuizen) hebben, op basis van de Alcoholwet, een vergunning van de burgemeester nodig voor het verstrekken van alcoholhoudende drank.
In de Alcoholwet is bepaald welke stukken bij de vergunningaanvraag moeten worden ingediend en geeft hierbij het wettelijke toetsingskader aan. Elke aanvraag wordt volledig getoetst en zo nodig worden er voorschriften verbonden aan de vergunning. Vanuit het wettelijke toetsingskader is er een beoordeling van het levensgedrag. Bij relevante antecedenten van (toekomstige) leidinggevenden van het horecabedrijf of het slijtersbedrijf vindt altijd afstemming met de politie plaats.
Bij verordening kunnen regels worden gesteld over para-commerciële rechtspersonen. In de vijfde afdeling uit hoofdstuk 2 van de APV zijn hierover regels opgenomen. Deze regels hebben betrekking op regulering van deze rechtspersonen.
3.6.5. Wet op de Kansspelen
In de Wet op de Kansspelen staan regels omtrent vergunningen voor kansspelen, zoals loterijen, gokken en casino’s. In de APV zijn in afdeling 7 nadere regels gesteld voor wat betreft kansspelen en speelgelegenheden.
3.6.7. Wet goed verhuurderschap (Wgv) (en Wet betaalbare huur)
Per 1 juli 2023 is de Wet goed verhuurderschap (Wgv) in werking getreden. Het doel van deze wet is om ongewenste verhuurpraktijken te voorkomen en aan te pakken bij alle groepen huurders, met bijzondere aandacht voor arbeidsmigranten. De Wgv geldt voor verhuurders van reguliere woonruimte (inclusief woningcorporaties), verhuurders van verblijfsruimte aan arbeidsmigranten, en verhuurbemiddelaars. Deze wet introduceert een nieuwe normering van verhuurgedrag, waarbij het gedrag van de verhuurder centraal staat. Er is zowel lokaal als regionaal een meldpunt voor de Wgv ingesteld. Gemeenten hebben een belangrijke rol in de handhaving van de normen die deze wet voorschrijft. Deze handhavingstaken zijn nieuw en vormen een aanvullende verantwoordelijkheid voor gemeenten.
Met de Wet betaalbare huur wordt de huur voor middeninkomens weer betaalbaar. De wet zorgt ervoor dat mensen een betaalbare huurwoning kunnen krijgen met een huurprijs die past bij de kwaliteit van de woning. De gereguleerde huur wordt met deze wet uitgebreid naar huurwoningen in het middensegment tot en met 186 punten die volgens het Woningwaarderingsstelsel (WWS) maximaal €1.157,95 per maand mogen kosten. Door de combinatie van de regulering van de middenhuur en het dwingend maken van het WWS, is de inschatting dat de huur van ruim 300.000 woningen met gemiddeld €190 omlaag gaat en er 113.000 huurwoningen terugkomen naar het betaalbare segment.
Bij alle nieuwe huurcontracten, die op of na 1 juli 2024 zijn afgesloten, moeten verhuurders zich houden aan de maximale huurprijs. Bij woningen tot en met 143 punten verandert soms ook iets voor bestaande contracten. Klopt de huur niet met het puntenaantal, dan moet de huur in sommige gevallen direct of anders na een jaar omlaag. Dit geldt ook voor woningen van particuliere verhuurders, studentenkamers en andere onzelfstandige woonruimtes. Als verhuurders zich niet aan de nieuwe regels houden, kunnen ze vanaf 1 januari 2025 een boete krijgen van de gemeente. Ook moeten verhuurders per 1 januari 2025 bij nieuwe contracten een puntentelling opnemen, zodat de huurder weet wat de maximale huurprijs voor de huurwoning is.
Het verplicht meesturen van de WWS-puntentelling door verhuurders bij aanvang van een contract is uitgesteld naar 1 januari 2025, evenals de handhaving door gemeenten. Huurders kunnen tot die tijd wel naar de Huurcommissie om hun huurprijs te toetsen.
Aan deze nieuwe wetten wordt in de komende beleidsperiode nadere invulling aangegeven.
3.6.8. Wet Bibob
Op basis van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren of daaraan voorschriften dan wel een advies aan te vragen bij het Landelijk Bureau Bibob. De gemeente Goirle past al meerdere jaren Bibobtoetsing toe op meerdere werkterreinen, waaronder vergunningen. De inhoudelijke Bibobtoets, de advisering en de procedures voor alle werkterreinen wordt door de adviseur Bibob gedaan. Onze Bibobadviseur werkt fulltime in GHO verband in nauwe samenwerking met het Riec. Doordat zij voor 3 gemeentes werkt, kan zij zich volledig richten op Bibob, waardoor een kwaliteitsslag wordt bereikt. Zij heeft voor iedere gemeente een eigen vergrendelde account, zodat er voldaan wordt aan de eisen die gesteld worden aan de uitvoering van de Wet Bibob in het kader van de privacy.
3.7. Toezichtstrategie
De gemeente is op grond van het Omgevingsbesluit (afdeling 13.2) verplicht om een toezicht- en handhavingsstrategie (sanctiestrategie) te hebben. Daarnaast verplicht de Omgevingswet ook om te beschrijven wat de gedoogstrategie van de gemeente is en hoe zij omgaat met overtredingen door de eigen organisatie of door andere overheden. Deze strategieën vormen tezamen de nalevingsstrategie. Deze kunnen niet los van elkaar worden gezien en overlappen elkaar in de praktijk vaak.
Schematische weergave toezichtstrategie
De toezichtstrategie lichten we toe aan de hand van het bovenstaande schema. Als eerst wordt ingegaan op de begrippen met betrekking tot toezicht, dan volgt het doel van de toezichtstrategie en een algemene beschrijving van de basiswerkwijze van toezicht en de basiswerkwijze van meldingen.
3.7.1. Toezicht
Onder toezicht wordt verstaan het controleren of de wet- en regelgeving worden nageleefd.
3.7.1.1. Begrip toezicht
De term ‘toezicht’ wordt vaak zowel in brede als in enge zin gebruikt. In brede zin is het de overkoepelende term voor al het inspectiewerk in combinatie met ‘handhaving’. In engere zin bedoelt men het als het concrete werk van een toezichthouder. Onder toezicht verstaan wij het uitvoeren van controles ter voorkoming van overtredingen en ter bevordering van het naleven van voorschriften uit vergunningen of regelgeving.
3.7.1.2. Begrip toezicht houden en toezichthouder
Het begrip ‘toezicht houden’ is het verzamelen van informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, om daarna een oordeel daarover te vormen en het eventueel naar aanleiding daarvan ingrijpen. Om toezicht te mogen uitvoeren moet de toezichthouder hiertoe zijn aangewezen door het college van burgemeester en wethouders. In Goirle zijn de toezichthouders categoriaal aangewezen.
Een toezichthouder is een persoon die namens het bevoegde gezag is aangewezen om toezicht te houden op de naleving van de wet- en regelgeving. Een toezichthouder heeft naast de functie toezichthouden op zijn of haar eigen beleidsterrein ook een signalerende functie. Zo kunnen toezichthouders, indien dat noodzakelijk is, ook een signaal afgeven als zij een overtreding constateren die buiten hun eigen specialisme valt of andere organisatie inschakelen.
Toezicht zorgt ook voor een belangrijk preventief effect. Bij toezicht voeren we controles uit, ook zonder dat wij een overtreding vermoeden. We kunnen een bezoek aan een activiteit, een bedrijf, een locatie, een bouwwerk of een persoon brengen. Kortom met toezicht houden controleren wij óf en in hoeverre inwoners, bedrijven of instellingen regels naleven.
Toezicht en handhaving door boa’s is ook onderdeel van ons toezicht. De boa’s in de gemeente Goirle is inzetbaar op een breed aantal terreinen. De strafrechtelijke handhavingszaken worden bij Justis aangeleverd. De bestuursrechtelijke handhavingszaken worden binnen de gemeentelijke organisatie afgehandeld.
3.7.2. Doel van de toezichtstrategie
We richten het toezicht op de meest risicovolle situaties: waar de kans het grootst is dat het naleefgedrag onvoldoende is en dit leidt (of kan leiden) tot schade aan de leefomgeving, de volksgezondheid, de veiligheid en natuur. Het is namelijk onmogelijk om binnen de beschikbare capaciteit, middelen en tijd alle objecten, activiteiten en locaties op alle punten te controleren. Dit is ook niet nodig, want niet alle situaties zijn even risicovol. Voor de evaluatie van toezicht registreren we het uitgevoerde toezicht en het naleefbeeld (waarop is toezicht gehouden en de overtredingssoorten). Naast toezicht hebben we ook andere mogelijkheden om het naleefgedrag te verbeteren, bijvoorbeeld via communicatie en voorlichting. Hier staat meer over in de preventiestrategie onder de eerder beschreven vergunningenstrategie.
3.7.3. Basiswerkwijze toezicht
In deze paragraaf wordt de algemene werkwijze voor toezicht op het gebied van Omgevingswet taken weergegeven.
3.7.3.1. Voorbereiden van toezicht
De gemeente draagt zorg voor de kwaliteit van de uitvoering van toezicht en zorgt ervoor dat toezichthouders de controles op een uniforme wijze uitvoeren. Dit is onder andere mogelijk door een goede voorbereiding. Voordat de controles worden uitgevoerd, verzamelt en beoordeelt de toezichthouder altijd eerst de relevante documenten bij een casus. Mocht toezicht plaatsvinden naar aanleiding van een omgevingsvergunning of een bouwmelding dan zijn deze documenten samengevoegd in twee dossiers die terug te vinden zijn in CLO en ons zaaksysteem.
De toezichthouder beoordeelt, eventueel in overleg met de adviesorganen zoals de OMWB, de VRMWB, constructeur en/of brandweer de achteraf aangeleverde stukken op volledigheid en inhoud. Daarnaast worden de vergunningsvoorwaarden doorgenomen door de toezichthouder. Indien gewenst wordt er een overdracht gedaan tussen vergunningverlening en toezicht alvorens een toezichtcontrole wordt uitgevoerd. De overdracht vindt met name plaats bij grotere werken.
3.7.3.2. Uitvoeren prioritair werken
Bij toezicht ligt de focus altijd primair op veiligheid en gezondheid. De prioriteit van een activiteit bepaalt de wijze waarop aan beide vormen (actief of passief/niet-actief) van toezicht uitvoering wordt gegeven. Deze prioritering volgt uit de risicoanalyse, waarbij we reageren op klachten, meldingen, vergunningen en informatieplichten. Intensiever toezicht wordt gehouden bij taken met een hoge prioriteit. Dit betekent dat zaken met een hoge prioriteit voorrang hebben op taken met een lagere prioriteit.
Door (vergunningsplichtige) technische bouwactiviteiten altijd te controleren, sluiten we direct aan bij de prioriteitenanalyse, waarin constructieve veiligheid hoog scoort. Omgevingsplanactiviteiten, zoals uit-, aan- en bijgebouwen onder de 30 m², perceelafscheidingen, dakkapellen en gevelwijzigingen, worden in de regel niet-actief gecontroleerd. Hierdoor komt er tijd en capaciteit beschikbaar voor het toezicht op prioritaire zaken. Niet-actief controleren betekent dat normaliter alleen de realisatie wordt beoordeeld. Uitzonderingen hierop zijn activiteiten aan of bij cultureel erfgoed en gemeentelijke- en rijksmonumenten.
We willen benadrukken dat klachten en meldingen zich niet laten plannen. Echter, wel kan de gemeente op basis van prioritering bepalen op welke klachten en meldingen wordt gereageerd. Daarnaast reserveren we tijd in de jaarplanning voor de afhandeling van klachten.
3.7.3.3. Rapportage uit het zaaksysteem
Zaaksysteem rapportage
Alle zaken worden geregistreerd om de uitvoering te kunnen monitoren. De stappen worden in het systeem doorlopen, de genomen beslissingen en verdere relevante documenten worden vastgelegd in de daarvoor bedoelde applicatie CLO. De volgende gegevens worden geregistreerd:
• de betrokken locatie
• uitgevoerde (her)controles;
• geconstateerde overtredingen;
• de opgestelde rapportages;
• eventueel opgelegde bestuurlijke sancties;
• verzoeken tot handhaving worden automatisch geregistreerd door DIV (Documentaire Informatievoorziening)
Een toezicht rapportage wordt in beginsel binnen twee weken na een controle van een locatie opgesteld. Indien er strijdigheden zijn waargenomen wordt dit rapport als bijlage bij de waarschuwingsbrief meegezonden.
Beleidscyclus
De gegevens in het zaaksysteem leveren informatie over het effect van de handelingen die we uitvoeren op het naleefgedrag van wet- en regelgeving. Als een handeling niet het gewenste effect oplevert, vormt dit aanleiding om de handhavingsstrategie aan te passen. Het zaaksysteem draagt zo op langere termijn bij aan de strategievorming. Daarnaast kan de analyse van de gegevens worden gebruikt om onderwerpen voor toekomstige projectmatig(e) toezicht en handhaving te bepalen. Hiermee wordt bedoeld dat handhaving en/of toezicht wordt ingezet als ware een project, om op deze manier één bepaald onderwerp te tackelen.
3.8. Basiswerkwijze meldingen
De grondslag voor meldingen van voormalige vergunningplichten bevindt zich in het Bal en in het Bbl. Bij een melding vindt, anders dan bij vergunningaanvragen, alleen een beoordeling op volledigheid plaats. Op het moment dat de melding niet volledig is, wordt deze niet beschouwd als melding. In dat geval wordt de melder hierover geïnformeerd. Hieronder worden een aantal belangrijke meldingsplichten toegelicht. Als een vergunningplicht is vastgesteld voor een specifiek geval, dan komt de meldingsplicht te vervallen.
3.8.1. Melding milieu
De meldingen van milieubelastende activiteiten worden door de OMWB afgehandeld. Dit geldt voor zowel de binnenkomst als de inhoudelijke behandeling. Bij binnenkomst gaan aanvragen, meldingen en dergelijke direct naar de OMWB. Na afronding van de besluitvorming komt de zaak terug bij de gemeente ter archivering en eventuele publicatie. Daar waar nodig, is er contact met de gemeente. De gemeente heeft een coördinator omgevingsdienst in dienst die als schakel tussen onze organisatie en de OMWB fungeert.
3.8.2. Melding sloop
Er zijn drie soorten sloopmeldingen: asbestsanering, de combinatie bouwkundige sloop met asbest en enkel bouwkundige sloop. Meldingsplichtig zijn:
- sloop van of aan asbestverdachte objecten (bouwwerken van voor 1994 zijn asbestverdacht);
- sloop met meer dan 10m3 sloopafval.
Voor monumentale panden is er geen meldingsplicht, daarvoor geldt een vergunningsplicht. Dit kan ook gelden voor bijzondere objecten of gebieden.
Melding bouwkundige sloop met en zonder asbest
Deze sloopactiviteiten worden uiterlijk vier weken voor de start gemeld bij het bevoegd gezag (Bbl, artikel 7.10 Bbl 3.9.33). Het bevoegd gezag moet ook geïnformeerd worden over uitvoer en afronding van de werkzaamheden. Dit moet uiterlijk twee werkdagen voor de start en één werkdag na afronding van de sloop (artikel 7.12 van het Bbl).
Melding asbestsanering
Asbestsanering wordt uiterlijk 5 werkdagen voor de start gemeld. Het bevoegd gezag moet ook geïnformeerd worden over uitvoer en afronding van de werkzaamheden. Dit moet uiterlijk twee werkdagen voor de start en één werkdag na afronding van de sloop (artikel 7.12 van het Bbl). Voor asbestsanering door bedrijven gelden aanvullende taken zoals controles, meldingen in landelijke systemen, rapportages et cetera. Dit regelt de OMWB.
Behandeltermijn
Voor asbestsanering door particulieren en mutaties (van de woningbouwvereniging) is de wettelijke behandeltermijn vijf werkdagen. In alle overige gevallen is dat vier weken. De indiendatum telt als startpunt.
Geldige melding
Een melding is alleen geldig als de vereiste gegevens en documenten zijn aangeleverd (artikel 7.11 Bbl). Een onvolledige melding wordt niet in behandeling genomen. De melder moet hier tijdig over geïnformeerd worden door het bevoegd gezag. Er kan dan een nieuwe melding ingediend worden.
Tijdens de sloop
Volgens artikel 7.13 van het Bbl moet tijdens de sloop de volgende informatie aanwezig zijn:
• De sloopmelding en bijbehorende informatie (Bbl 7.11);
• gegevens over borging van de veiligheid en gezondheid in de directe omgeving;
• eventueel maatwerkvoorschriften, het besluit tot oplegging van een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom en het asbestinventarisatierapport of de eindbeoordeling asbestverwijdering;
• andere voor het slopen belangrijke informatie, bijvoorbeeld de inzet van een mobiele puinbreker (op grond van afdeling 7.2 van het Bbl is hier ook een meldingsplicht voor).
De behandeling van de melding
De gemeente is het bevoegd gezag. Alle meldingen komen bij hen binnen, meestal via het Omgevingsloket (DSO), soms per e-mail. De gemeente registreert, bevestigt de ontvangst en stuurt de meldingen met asbest door naar de OMWB.
• Enkel bouwkundige sloop handelt de gemeente zelf af. Zij informeert de melder schriftelijk en houdt toezicht.
• Voor combinatie sloop met asbest vraagt de gemeente advies aan de OMWB over het asbestdeel. De gemeente informeert de melder schriftelijk. De OMWB regelt eerst de asbestsanering met de melder, houdt toezicht en informeert de gemeente. Na de asbestsanering is de gemeente toezichthouder voor het bouwkundige deel.
• Enkel asbestsanering handelt de OMWB zelfstandig af onder mandaat. Zij informeert de melder schriftelijk en regelt alle bijkomende zaken. De gemeente ontvangt een afschrift van de eindbrief en informatie over de afhandeling.
Na afronding van alle fases sluit de gemeente administratief de melding en verwerkt de gegevens in de BAG.
Publicatie
De gemeente publiceert één maal per maand een overzicht van alle goedgekeurde sloopmeldingen voor die periode op de overheidssite www.officiëlebekendmakingen.nl.
3.8.3. Gebruiksmelding
De gebruiksvergunning is onder de Omgevingswet komen te vervallen. Voor bepaalde gebouwen geldt echter nog wel een meldingsplicht. In het Bbl is onder artikel 6.6 een tabel opgenomen waarin per gebruiksfunctie is aangegeven vanaf welk aantal mogelijk aanwezige personen sprake is van een meldingsplicht voor brandveilig gebruik van het bouwwerk. De gebruiksmelding moet 4 weken voor het begin van het gebruik worden gedaan (artikel 6.7 Bbl). Verder staan in artikel 6.8 Bbl de gegevens en bescheiden die moeten worden ingediend. Ook bij deze melding geldt dat een onvolledige melding, geen melding is. Bij een gebruiksmelding wordt inhoudelijk advies gevraagd aan de VRMWB. Het advies van de VRMWB wordt overgenomen, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de juistheid of de volledigheid van de advisering. De VMBR wordt op de hoogte gebracht als hun advies niet wordt overgenomen, met daarbij een motivatie.
3.8.4. Bouwmelding en gereedmelding
Voor toezicht en handhaving van de bouwmelding hebben wij apart Wkb beleid opgesteld.
3.8.5. Informatieplichten
Voor de overige informatieplichten hanteren we onderstaande werkwijze.
3.8.5.1. Informatieplicht onder de Omgevingswet
Initiatiefnemer moet informeren over de start en einde werkzaamheden volgens artikel 7.7 Bbl.
3.8.5.2. Informatieverstrekking kwaliteitsborger aan de bouwpartijen en bevoegd gezag
Kwaliteitsborger informeert over bij de kwaliteitsborging geconstateerde afwijkingen (conform 3.86 Bkl).
3.8.5.3 Bouw- en sloop veiligheid informatieplicht
Afhankelijk van de situatie en de omvang van de sloop is soms een sloopveiligheidsplan (7.5 Bbl Zorgplicht) noodzakelijk. Van de melder wordt verwacht dat men het standaardformulier met de risicoanalyse van DVO invult en meezendt. Als er sprake is van een risico moet een sloopveiligheidsplan ingevuld worden dat voldoet aan de landelijke richtlijn bouw- en sloopveiligheid (van de Vereniging Bouw& Woningtoezicht Nederland). We hanteren deze landelijke richtlijn.
3.9. Toezichtstrategie onder de Omgevingswet
Met toezicht kunnen overtredingen worden voorkomen (preventieve werking) of makkelijker worden hersteld. In deze toezichtstrategie leggen wij vast welke verschillende vormen van toezicht wij onderscheiden en wat de algemene werkwijze daarbij is. Bij de toezichtstrategie onderscheiden wij een aantal trajecten, zijnde de verschillende vormen van toezicht die wij hanteren:
• Toezicht op de omgevingsvergunningen
• Toezicht op de meldingen
• Toezicht tijdens de gebruiksfase
• Projectmatig toezicht op bestaande bouw
• Toezicht op evenementenvergunningen
De toezichthouder heeft uitdrukkelijk de rol en de bevoegdheid om met de overtreder te overleggen over de mogelijk wijze waarop de overtreding beëindigd kan en mag worden. Het heeft de voorkeur om overtredingen informeel op te lossen en pas over te gaan tot handhaving als de overtreder niet bereid is om mee te werken. Er wordt ook altijd gekeken of legalisatie mogelijk is, hierbij wordt de overtreder niet bevoordeeld op initiatiefnemers die zich wel aan de regels gehouden hebben.
3.9.1. Toezicht op omgevingsvergunningen Omgevingswet
Binnen de Omgevingswet wordt onderscheid gemaakt tussen toezicht op de activiteit omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit en de omgevingsvergunning voor activiteit bouw (voor monumenten, de verbouwactiviteiten in gevolgklasse 1 en gevolgklasse 2 en 3).
3.9.2.1. Toezicht op de omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit
Wij houden toezicht op de uitvoering van werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit noodzakelijk is. Dit gebeurt door controles tijdens de uitvoeringsfase van werken. Op die manier wordt gewaarborgd dat onder andere een ruimtelijke en cultuurhistorische basiskwaliteit van de bebouwde en onbebouwde omgeving wordt bereikt.
Structureel
• omgevingsvergunningen worden gecontroleerd op het voldoen aan de voorschriften;
• locaties waar vergunningen voor omgevingsplanactiviteiten geweigerd/buiten behandeling zijn gelaten worden gecontroleerd indien nodig op eventuele illegale bouw; en
• tijdelijke vergunningen worden gecontroleerd na afloop van de instandhoudingtermijn.
Relatief
• toezicht en handhaving op basis van klachten en meldingen gerelateerd aan (het ontbreken van) een omgevingsvergunning.
Een bijzondere vermelding is het toezicht en handhaving van monumenten. Het interbestuurlijk toezicht van de provincie Noord-Brabant heeft dit als aandachtspunt opgenomen en wenst te zien hoe wij hier mee omgaan.
Het toezicht en handhaving van monumenten
Vanaf 1 januari 2024 is de bescherming van monumenten opgenomen in de Erfgoedwet en de Omgevingswet:
• Het algemene verbod op het beschadigen en het vernielen van een rijksmonument is dan verankerd in art. 13:12, onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal);
• De instandhoudingsplicht is opgenomen in art. 13:12, onder b, Bal;
• Daarnaast staat in het Bal in art. 13.7 nog een specifieke zorgplicht om beschadiging en vernieling van rijksmonumenten te voorkomen;
• Het verbod op het verrichten van een rijksmonumentenactiviteit zonder vergunning is opgenomen in art. 5.1, eerste lid, onder b, Omgevingswet.
• Het handelen in strijd met voorschriften van een omgevingsvergunning is verboden op basis van art. 5.5, eerste lid, onder b, Omgevingswet.
De afgelopen jaren hebben we diverse meldingen binnengekregen van illegale wijzigingen aan monumenten. Het gaat dan zowel om rijksmonumenten, als gemeentelijke monumenten. Ook bestaat er een aantal handhavingsdossiers vanwege wijzigingen zonder (of in afwijking van) een vergunning of in strijd met de instandhoudingsplicht van monumenten.
Hierin wordt veel samengewerkt met de AMRK en RCE.
Als sprake is van een overtreding met betrekking tot een monument dan kan een gemeente handhaven via het bestuursrecht. Daarnaast kan er strafrechtelijk worden opgetreden door de officier van justitie. De onderstaande tabel geeft aan wat het doel is van de twee verschillende vormen van handhaving, hoe de handhaving in gang gezet kan worden en wie hierbij de regie heeft.
Op basis van de Leidraad monument en overtreding en de LHSO doen wij aangifte bij de politie naast bestuursrechtelijke handhaving in de volgende gevallen:
• bij schade aan een monument door een calculerende (bewust belemmerende en/of risico nemende) dader;
• als de vermoedelijke dader herhaaldelijk overtredingen begaat (recidiverende dader);
• Als herstel niet meer mogelijk is bestaat enkel de optie om aangifte te doen.
3.9.2.2. Toezicht op de omgevingsvergunning activiteit bouw
Wij houden toezicht op de uitvoering van werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning voor de onderstaande activiteiten geldt:
• activiteit verbouwactiviteiten conform art 2.17 Bbl voor gevolgklasse 1.
• bouwactiviteiten gevolgklasse 2 (bv. bibliotheken, onderwijsgebouwen en woongebouwen tot 70 meter hoogte) en 3 (bv. hoogbouw boven 70 meter, ziekenhuizen, tunnels etc.)
• monumenten
Gevolgklasse 2 en 3 komen niet eerder dan 5 jaar na inwerkingtreding onder kwaliteitsborging. Hiermee zal de gemeente de technische toetsing en het toezicht op gevolgklasse 2 in ieder geval tot en met 2028 blijven uitvoeren. Het is praktisch onmogelijk en bovendien niet efficiënt om elk bouwwerk op elk moment in de bouw te controleren. Daartoe ontbreken kortweg de mogelijkheden. Wij richten ons toezicht dan ook op de cruciale momenten in het bouwproces. Hiervoor onderscheiden wij tijdens de bouw de onderstaande toezichtmomenten. Per bouwfase kunnen meerdere controles gehouden worden.
Toezichtmomenten tijdens de bouwfase
De controle(s) of gebouwd wordt volgens de verleende vergunning vinden –net zoals bij de toetsing van deze activiteit– plaats op basis van aannemelijkheid en aan de hand van lokale toezichtmatrixen. In de matrix maken wij inzichtelijk welke toezichtmomenten aan de orde zijn, wat het gehanteerde minimale toezichtsniveau is én wat wij wanneer en in welke mate controleren. De diepgang van de controle heeft daarbij een directe relatie met de diepgang van de toets van de aanvraag. Onze digitale applicatie is inhoudelijk afgestemd op de matrix bij het landelijk geaccepteerde Integraal Toezicht Protocol (iTP). Wij werken de toezichtmatrixen uit in (digitale) checklists, die wij als hulpmiddel bij het toezicht van omgevingsvergunningen op het Besluit bouwwerken leefomgeving hanteren.
Controle van deelgoedkeuringen ten aanzien van constructieonderdelen en installaties
In een omgevingsvergunning voor de activiteit “bouwen van een bouwwerk” kunnen voorschriften zijn opgenomen. Veel voorkomende voorschriften hebben betrekking op het op een later tijdstip indienen van tekeningen en berekeningen. Het betreft dan vooral constructieve tekeningen en berekeningen en installatietechnische tekeningen en berekeningen. In de Mor is het op een later tijdstip indienen van dergelijke zaken wettelijk geregeld. Bij één vergunning kan sprake zijn van meerdere deelgoedkeuringen.
De vergunninghouder is verantwoordelijk voor het tijdig aanleveren van de stukken. Vaak moeten deze stukken 3 weken voor uitvoering van het desbetreffende onderdeel worden ingediend. De toezichthouder bewaakt de tijdige indiening van de stukken en gaat na of onderdelen niet worden gerealiseerd vóórdat wij de stukken hebben beoordeeld en geaccordeerd. Wanneer deze vergunningvoorschriften niet worden nageleefd, volgen wij de sanctiestrategie in paragraaf 4.4 met doorgaans tot gevolg dat wij de werkzaamheden stilleggen. De in te dienen stukken worden op basis van de toetsstrategie door de vergunningverlener beoordeeld of uitgezet bij de daarvoor aangewezen deskundige(n).
3.9.2. Toezicht op meldingen Omgevingswet
3.9.2.1. Melding bouwactiviteit (gevolgklasse 1 )
Voor toezicht en handhaving van de bouwmelding hebben wij apart Wkb beleid opgesteld.
3.9.2.2. Gereedmelding BBL 2.21
Na het afronden van de bouwfase dient de initiatiefnemer (of zijn gemachtigde) een gereedmelding in te dienen. Deze verplichting geldt voor alle omgevingsplanactiviteiten. Voor bouwwerken die vallen onder gevolgklasse 1 bevat deze melding ook een dossier bevoegd gezag en een verklaring van de kwaliteitsborger (zie bijlage beleid Wkb). Ook hierbij wordt de verantwoordelijkheid van de private partijen voorop geplaatst.
Voor zowel de bouwmelding als de gereedmelding geldt dat er handhavend kan worden opgetreden op het moment dat er geen correcte melding wordt ingediend. Handhaving is en blijft een bevoegdheid van de gemeente. De werkwijze bij handhaving zal in lijn met de prioritering, zoals opgenomen in dit beleid, gebeuren.
3.9.2.3. Sloopmelding
Toezicht op slopen (met asbest) is een primaire (milieu)taak die de OMWB uitvoert in opdracht van de gemeente (gebruiksmelding 3.8.2). In het geval van asbestverwijdering wordt afhankelijk van de risicoklasse (1, 2 of 3) een percentage van de locaties gecontroleerd aan de hand van een landelijk vastgestelde checklist. Daarnaast wordt de administratieve afhandeling beoordeeld in het kader van ketentoezicht. Toezicht op reguliere verwerking van gegevens in de systemen. Indien een sloopveiligheidsplan noodzakelijk is, wordt er ook gecontroleerd of conform dit plan wordt gewerkt.
Daarnaast hebben de controles in de sloopfase als doel om te zorgen dat gebouwen op een veilige en milieuverantwoorde wijze worden gesloopt, met inachtneming van geldende wet- en regelgeving.
Toezicht op basis van de sloopmelding zonder asbest vindt enkel plaats bij volledige sloop in het kader van de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). Dit kan alleen anders zijn als sprake is van een duidelijke gevaarzetting, zoals een bouw of sloop veiligheidsplan.
3.9.3. Toezicht tijdens de gebruiksfase Omgevingswet
3.9.3.1. Toezicht op brandveiligheid
Toezicht op categorie B en C wordt uitgevoerd door de VRMWB, categorie A door toezichthouder van de gemeente. Bij overtredingen vindt handhaving plaats via het cluster juristen VTH. Soms wordt hiervoor inhoudelijk advies gevraagd bij de VRMWB.
Op het gebied van brandveiligheid richt de inzet zich met name op het verbeteren van het brandveilig gebruik van bestaande gebouwen. Dit betekent dat er periodiek aandacht wordt besteed aan de brandveiligheid van gebouwen met een hoog risico (binnen het maatschappelijke thema “Gebouwde omgeving” uit het regionaal risicoprofiel 2023-2027). Het toezicht wordt uitgevoerd door de VRMWB. Bij een integrale controle zijn wij ook aanwezig om toezicht te houden. Indien er specifieke zorgen zijn binnen de gebouwde omgeving stemmen we graag af met de VRMWB hoe we hier samen in kunnen acteren. Eventuele handhaving voeren wij zelf uit.
3.9.3.2. Toezicht op milieubelastende activiteiten
De OMWB houdt voor ons toezicht op alle milieubelastende activiteiten. In het gemeenschappelijk uitvoeringskader (GUK 2023-2027) is vastgelegd hoe de omgevingsdienst haar taken uitvoert op de milieubelastende activiteiten. Wettelijk is vastgelegd dat de OMWB verantwoordelijk is voor de uitvoering van de gemeentelijke basistaken. De basistaken betreffen onder andere milieuvergunningverlening, asbest, bodem, geluid en het toezicht hierop.
3.9.4. Projectmatig toezicht op bestaande bouw Omgevingswet
Op het moment dat er vanuit bestuurlijke wensen of calamiteiten (bijvoorbeeld het instorten van parkeergarages) bepaalde thema’s, objecten en/of gebieden een hoge prioriteit krijgen en projectmatig opgepakt worden, wordt dit uitgewerkt in het uitvoeringsprogramma. In het jaarverslag zal worden opgenomen met welke (onvoorziene) ontwikkelingen de wij te maken hebben gekregen en in het uitvoeringsprogramma zal de werkwijze en zullen de beschikbare middelen voor het projectmatige toezicht worden opgenomen.
3.9.5. Toezicht op evenementenvergunningen
Bij evenementenvergunningen houden we specifiek toezicht op de Brandveiligheidseisen (nooduitgangen) en de constructie-eisen van podia en andere bouwwerken. Deze eisen worden door onze toezichthouders voor en tijdens het evenement gecontroleerd.
3.10. Toezicht op basis van klachten en (incident)meldingen
De behandeling van klachten en meldingen komen in meerdere taakvelden naar voren. De OMWB is belast met alle klachten over de milieubelastende activiteiten.
Klachten die gaan over onder andere bouwen en openbare ruimte worden behandeld door de toezichthouders van onze gemeente. Klachten en meldingen worden als volgt opgepakt:
1. Is mogelijk sprake van overtreding van wet- of regelgeving die onder onze bevoegdheid en de taken van team VTH vallen?
2. Klacht wordt inhoudelijk beoordeeld, is sprake van:
a. acuut gevaar voor veiligheid en/of gezondheidsrisico, dan wordt toezicht direct opgepakt en is er contact met de melder;
b. geen acuut gevaar, maar wel prioriteit, dan wordt de controle binnen een week ingepland.
De planning wordt aan de melder aangegeven; of
c. geen acuut gevaar en geen prioriteit dan wordt de melding enkel opgepakt als hier (eventueel door een opstapeling van soortgelijke meldingen) aanleiding toe is.
3. Uit toezicht/controles kan het volgende naar voren komen:
a. er is sprake van een overtreding; handhavend optreden volgt als dat nodig is; of
b. er is geen overtreding geconstateerd.
In beide gevallen wordt de indiener door ons in kennis gesteld.
3.11. Toezichtstrategie op de APV en de bijzondere wetten
3.11.1. Toezicht op vergunningen en meldingen APV en bijzondere wetten
3.11.1.1. Evenementen
Aan de hand van de aard en omvang van het evenement wordt de wijze en intensiteit van het toezicht bepaald. Bij grootschalige evenementen vinden afhankelijk van risico’s en de duur van het evenement een of meerdere fysieke controles plaats voorafgaand en/of tijdens het evenement (met name voor constructieve (veiligheids)eisen), brandveiligheid en bevolkingszorg. Bij kleine en reguliere evenementen vindt toezicht vooral plaats aan de hand van klachten en meldingen.
3.11.2. Toezicht tijdens de gebruiksfase APV en bijzondere wetten
Het toezicht op de APV en bijzondere wetten in de gebruiksfase wordt door ons vrijwel altijd projectmatig en op basis van klachten en meldingen uitgevoerd. Een aantal thema’s van het toezicht in de gebruiksfase worden hieronder nader toegelicht.
3.11.2.1. Alcoholwet
Door zogenaamde hotspots voor jeugd te onderscheiden wordt regelmatig, bij voorkeur jaarlijks, een controlelijst opgesteld met te bezoeken alcoholverkooppunten. In het jaarlijkse Uitvoeringsprogramma wordt het aantal controles en de soort controle opgenomen. De prioriteit ligt hierbij voornamelijk bij het toezicht op de naleving van de leeftijdsgrens voor alcohol. Bij overtredingen maakt de toezichthouder een rapport op.
Wij houden tijdens toezichtmomenten integrale controles waarbij alle aspecten van de Alcoholwet worden meegenomen. Denk hierbij aan de exploitatievergunning, sluitingstijd, indien mogelijk geluid, inrichtingseisen en de vermelding van de leidinggevende in de vergunning.
Het toezicht op de Alcoholwet is van belang tijdens grootschalige evenementen. Het gaat dan bijvoorbeeld om verkoop van alcoholhoudende drank aan jongeren, personeel met een leeftijd onder de 18 jaar, het verbod op prijsacties, en het vermoeden van de verstoring van de openbare orde, veiligheid en zedelijkheid.
Het Brabants Alcohol- en Horecabeleid richt zich op het naleven van alcohol- en horecawetgeving om openbare orde, veiligheid en volksgezondheid te waarborgen, met speciale aandacht voor de bescherming van minderjarigen. Het beleid omvat een stapsgewijs sanctiesysteem van waarschuwingen, boetes, tijdelijke sluitingen en uiteindelijk intrekking van vergunningen bij herhaalde overtredingen. Handhaving gebeurt door gemeentelijke toezichthouders en politie, met nauwe samenwerking tussen gemeenten, politie, horecaondernemers en gezondheidsorganisaties. Naast handhaving zet het beleid in op preventieve maatregelen zoals voorlichting en educatie, en wordt het periodiek geëvalueerd en aangepast om doeltreffend te blijven.
3.11.2.2. Projectmatig toezicht
Op het moment dat er vanuit bestuurlijke wensen of calamiteiten bepaalde thema’s, objecten en/of gebieden een hoge prioriteit krijgen (hierbij kan gedacht worden aan controles van ondermijnende activiteiten op bedrijventerreinen) en projectmatig opgepakt gaan worden, dan werken wij dit uit in het uitvoeringsprogramma en/of het jaarverslag. In het jaarverslag wordt opgenomen met welke (onvoorziene) ontwikkelingen het VTH-domein te maken heeft gekregen en in het uitvoeringsprogramma worden de werkwijze en de beschikbare middelen voor het projectmatige toezicht opgenomen.
3.11.2.3. Toezicht en surveillance openbare ruimte
Handhaving van het openbaar gebied vraagt om een toeziend oog en waar nodig handhavende of corrigerende acties. De boa’s houden toezicht op de openbare ruimte. De surveillance vindt plaats in alle wijken, gebieden en parken. De boa’s controleren of voorgeschreven regels in lokale verordeningen en landelijke wetgeving worden nageleefd. Op deze manier leveren de boa’s een belangrijke bijdrage aan de veiligheid en leefbaarheid van onze gemeente. Boa’s dragen doorgaans een uniform met een herkenbaar insigne en doen het werk per auto, fiets of lopend. Dit bevordert de zichtbaarheid op straat. Voor het efficiënt en effectief uitoefenen van taken van de boa’s, is het van belang dat ze samenwerken met zowel interne als externe relaties (bijv. de politie, de OMWB, toezichthouder etc.).
Om handhavingstaken adequaat uit te voeren, zijn de boa’s bevoegd om onder meer boetes uit te schrijven, ID-bewijzen te controleren en voertuigen/voorwerpen weg te laten slepen. Meldingen aan de boa’s worden telefonisch, per e-mail, via Melddesk, via persoonlijke contacten en via de politie ontvangen.
Een boa heeft de volgende rollen:
• Het achterhalen van de overtreder;
• het aanspreken van de overtreder op de overtreding;
• handhavend optreden tegen een overtreding;
• het coördineren van een oplossing (eventueel in samenwerking met de politie, GGZ, beheer openbare ruimte etc.).
De taken van de boa zijn onder te verdelen in twee categorieën:
1. Preventie: preventie is gericht op het voorkomen van overlast. Dit kan gebeuren door voorlichting en actieve surveillance. Hierbij vervult de boa tevens een signaalfunctie voor de algemene dienst op het gebied van beheer openbare ruimte, groenvoorziening en reiniging.
2. Repressie: repressie richt zich op het toezicht en de handhaving. De boa controleert op de naleving van regels. Daarnaast reageert de boa op binnengekomen meldingen van inwoners, bedrijven en samenwerkingspartners.
Het werkterrein van de boa is zeer divers. De afhandeling van meldingen neemt een groot gedeelte van de tijd in beslag en de resterende tijd wordt gebruikt voor preventie door surveillance.
Een verbodsartikel in de APV dat betrekking heeft op de openbare ruimte, wordt uitgevoerd door de toezichthouders van het team openbare ruimte. Zij voeren de volgende taken uit:
• Toezicht op illegaal plaatsen objecten in de openbare ruimte
• Toezicht op illegale kap
• Toezicht op de herplantplichten
• Toezicht op de landschappelijke inpassingsplannen
• Toezicht op de uitvoering van de in en uitwegen
3.12. Intrekken omgevingsvergunning
Op grond van het bepaalde in artikel 5.40 lid 2 onder b van de Ow is het college bevoegd een verleende omgevingsvergunning in te trekken op verzoek van de vergunninghouder of als gedurende een jaar (of een in de vergunning bepaalde langere termijn) geen activiteiten zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning. Van deze bevoegdheid kan gebruik worden gemaakt indien de bouwactiviteiten langer dan een jaar hebben stilgelegen. Wij voeren de bestendigde gedragslijn dat wij een intrekkingsprocedure opstarten indien er 3 jaar geen gebruik is gemaakt van een vergunning. Wij sturen eerst een voornemen tot intrekking. Indien blijkt dat er binnen afzienbare tijd gestart wordt met bouwen, dan blijft de vergunning in stand. Indien dat niet aannemelijk wordt gemaakt, wordt de vergunning ingetrokken.
3.13. Handhavingsstrategie
Het uitgangspunt is dat als een burger of bedrijf zich niet aan de regels houdt, wij daar handhavend tegen moeten optreden. Volgens het Omgevingsbesluit handelen wij op grond van een handhavingsstrategie waarin wij de basisaanpak voor het bestuursrechtelijke en strafrechtelijke optreden bij overtredingen hebben vastgelegd.
3.13.1 Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO)
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle heeft op 24 oktober 2023 de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO) vastgesteld. De LHSO heeft een breed werkingsbereik bij toezicht- en handhavingstaken in het kader van de Omgevingswet en bevordert de integrale samenwerking tussen de bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhavingspartners. Deze strategie zorgt ervoor dat handhavende instanties uniform te werk gaan en ervaringen uitwisselen om effectieve handhaving te waarborgen. We werken conform de LHSO (vastgesteld 24 oktober 2023) en de jurisprudentie van de ABRvS.
Naast de LHSO gaan we hieronder in op de wijze waarop we omgaan met handhavingsverzoeken, (anonieme) verzoeken, klachten en meldingen, de begunstigingstermijnen en de hoogte van de dwangsom toekennen en de gedoogstrategie hanteren.
3.13.2 Implementatie LHSO
De LHSO maakt gebruik van een zogenaamde 'interventieladder' met het uitgangspunt om de meest effectieve interventie in te zetten. Dat betekent in veel gevallen dat kan worden volstaan met een lichte interventie. In andere gevallen heeft een lichte interventie geen effect, en moet een zwaardere, meer ingrijpende interventie worden gekozen. Dit is verwerkt in de interventiematrix.
Het proces om te komen tot een sanctie hebben wij verwerkt in onze werkprocessen (zie onderstaand voorbeeld van ons controlerapport)
CONTROLE RAPPORT
Aanvullende motivering:
[Bij de typering van de normadressaat kijkt de handhaver dus verder dan de bevinding op zich en neemt hij diens gedrag en toezicht- en handhavinghistorie mee in beschouwing. Als de handhaver niet in staat is om de normadressaat te typeren, dan is typering B (onverschillig/reactief) het vertrekpunt.
De handhaver bepaalt tot slot of er sprake is van verzachtende of verzwarende argumenten. Bij verzachtende argumenten wordt de in de interventiematrix gepositioneerde bevinding één segment naar links en vervolgens één segment naar onder verplaatst. Bij verzwarende argumenten, waaronder recidive, is de verplaatsing één segment naar rechts en vervolgens één segment naar boven. Als er meer verzachtende of verzwarende argumenten zijn, levert dit toch maar één verplaatsing op.]
3.13.3. Verzoeken om handhaving
Bij een verzoek om handhaving geldt een beslistermijn van 8 weken. Binnen deze termijn dient het college een besluit te nemen. De beslistermijn van 8 weken kan, indien nodig, worden verlengd. Tegen een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb staan rechtsmiddelen open. Ons doel is om behoorlijk (zorgvuldig en redelijk) om te gaan met toezicht en handhaving. Bij een schriftelijk verzoek om handhaving wordt zo snel mogelijk (mondeling of schriftelijk) contact met de verzoeker om handhaving of diens gemachtigde opgenomen. Vervolgens beoordeelt de toezichthouder de situatie op locatie en worden alle belanghebbenden (dus ook de mogelijke overtreder) over de afhandeling en de verdere procedure geïnformeerd. Dit verloopt in de regel schriftelijk.
Waar mogelijk, wordt in samenspraak met de verzoeker naar een snelle en informele oplossing van het probleem gezocht. Indien dit niet leidt tot een oplossing, dan zal bij een geconstateerde overtreding verder worden afgewogen hoe hiermee wordt omgegaan. Zie hiervoor de handhavings- en de gedoogstrategie.
3.13.4. Anonieme verzoeken om handhaving
Een handhavingsverzoek is een aanvraag met een daaropvolgende formele juridische procedure en kan op grond van de Algemene wet bestuursrecht niet anoniem worden ingediend. Een anoniem verzoek tot handhaving wordt daarom door ons behandeld als een klacht en levert geen besluit in de zin van artikel 1:3 Awb op. Er staan dus ook geen rechtsmiddelen open.
3.13.5. Beleid wat betreft anonieme klachten en meldingen
Anonieme klachten en handhavingsverzoeken nemen we beginsel niet in behandeling, tenzij er sprake is van (acute) gevaarzetting in verband met veiligheid.
3.13.6 Hoogte dwangsom en begunstigingstermijn
Voor het bepalen (of toetsen) van de hoogte van een dwangsom verbonden aan een besluit tot oplegging van een last onder dwangsom passen we de onderstaande uitgangspunten toe:
De termijn moet redelijk zijn en niet langer duren dan strikt noodzakelijk om de overtreding op te heffen en mag niet van dien aard zijn dat het op gedogen lijkt.
• Een dwangsom moet recht doen aan (i) de zwaarte van het geschonden belang en (ii) de beoogde werking ervan.
• De aard en ernst van de overtreding (waaronder de gevolgen van de overtreding voor anderen) beïnvloedt de dwangsom. Recidive of (toekomstig) financieel (inclusief vermogens-) voordeel door de overtreding zijn te relateren aan de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsom.
• We houden rekening met (i) eventuele beleidsregels van het bestuursorgaan over de hoogte van de dwangsom en (ii) de landelijke leidraad omtrent de hoogte van dwangsommen.
3.13.7 Gedogen
Met de gedoogstrategie wordt bepaald wanneer en op welke wijze geen gebruik wordt gemaakt van de sanctiebevoegdheden. Gedogen wordt opgevat als tijdelijk afzien van handhaving in een concreet geval. In een rechtstaat is in beginsel geen plaats voor gedogen; de overheid dient actief toe te zien op naleving van de wet. In principe gedogen wij niet. We volgen daarbij de jurisprudentie. We zullen elk geval zorgvuldig afwegen op basis van de specifieke context en de belangen van de samenleving.
Bijlage 4 Beleid uitvoering Wet kwaliteitsboring
De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen in relatie tot toezicht en handhaving
Met de invoering van de Omgevingswet is ook de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (hierna Wkb) in werking getreden. Deze wet, die direct is opgegaan in de Omgevingswet, heeft consequenties voor de handhaving van het bevoegd gezag. Bouwwerken vallend onder de kwaliteitsborging worden niet meer preventief getoetst door het bevoegd gezag en er wordt geen regulier toezicht meer op deze bouwwerken gehouden (repressief) of zij voldoen aan de eisen uit de Bbl. Hiervoor dient de initiatiefnemer een kwaliteitsborger in te schakelen die op basis van een borgingsplan toetst en toeziet zodat hij een gerechtvaardigd oordeel kan uitspreken of het bouwwerk aan de bouwtechnische voorschriften voldoet, en hij dit bij het gereedkomen van het bouwwerk kan verklaren.
Impactanalyse Wkb
Uit de impactanalyse die voor de gemeente Goirle is uitgevoerd blijkt dat de impact qua uren beperkt is. Op basis van de impactanalyse is duidelijk dat er veel capaciteit nodig blijft voor de niet-bouwtechnische aspecten van een bouwproject. Daarnaast kost de beoordeling van de Wkb- en (gereed)meldingen veel werkuren. Het is de verwachting dat er meer handhavingszaken ontstaan, doordat we minder tijdens de bouwwerkzaamheden kunnen oplossen.
Het bevoegd gezag zal een belangrijke rol blijven spelen. Deze rol zal meer repressief (achteraf) dan preventief worden binnen dit stelsel. De gemeente toetst niet meer inhoudelijk aan bouwtechnische voorschriften, maar controleert of de opdracht¬gever werkt met een toegelaten, bij de bouwactiviteit passend instrument en een onafhankelijke kwaliteitsborger. Ook controleert de gemeente of alle specifieke risico’s voor het bouwwerk in de risicobeoordeling in kaart zijn gebracht en in het borgingsplan zijn vastgelegd. Mocht toezicht en handhaving noodzakelijk zijn, dan biedt de Wkb in aanvulling op de Algemene wet bestuursrecht verschillende handvatten om te kunnen beschikken over de noodzakelijke informatie.
In dit handhavingsbeleid is de nieuwe rol voor het bevoegd gezag binnen het stelsel van kwaliteitsborging voor de bouw beschreven in afzonderlijke onderwerpen, namelijk:
- De risicobeoordeling als uitgangspunt voor het invullen van de handhavende taak van de gemeente Goirle, met aandacht voor locatie-specifieke aspecten.
- De wijze waarop de gemeente Goirle omgaat met situaties waarbij sprake is van een strijdigheid die een verklaring in de weg staat.
- De diepgang en wijze waarop de gemeente Goirle het dossier bevoegd gezag beoordeelt en toetst op volledigheid en inhoud.
- De wijze waarop na gereedmelding wordt omgegaan met ingebruikname.
De risicobeoordeling, het borgingsplan en de locatie specifieke risico’s
De kwaliteitsborger voert zijn taak uit op basis van de door de Toelatingsorganisatie (TloKB) vastgestelde processtappen die zijn opgenomen in het toetsings- en toelatingskader instrumenten voor kwaliteitsborging.
Een proces van kwaliteitsborging bouw is onderhevig aan een aantal inhoudelijke eisen en proceseisen. Het instrument dient duidelijk kenbaar te maken dat het borgingsplan, voor de uitvoering van kwaliteitsborging, gebaseerd is op een risicobeoordeling. De risicobeoordeling dient te voldoen aan verschillende voorwaarden, waarbij geld dat het proces acht stappen doorloopt (zie onderstaande schema). Het instrument maakt vervolgens duidelijk welke voorwaarden gesteld worden aan het borgingsplan, zodat dit door de kwaliteitsborger vastgesteld en ten uitvoering gebracht kan worden. Daarbij maakt het instrument ook duidelijk kenbaar dat het borgingsplan actueel wordt gehouden en hoe het proces van kwaliteitsborging omgaat aanpassingen van het bouwplan en evaluatieresultaten van de genomen beheersmaatregelen.
De kwaliteitsborger draagt hierbij zorg dat de beoordeling van het voldoen aan de bouwtechnische voorschriften uit hoofdstuk 4 en 5 van het Besluit bouwwerken leefomgeving (hierna: Bbl) en de lokale voorschriften die van invloed zijn op de bouwtechnische voorschriften de volgende methodiek volgt:
1. Bepalen hoe voor het specifieke bouwproject kan worden voldaan aan de bouwtechnische voorschriften;
2. De risico’s identificeren die mogelijk leiden tot het niet voldoen aan de bouwtechnische voorschriften;
3. De risico’s classificeren. Hierbij worden de risico’s in samenhang met het type bouwwerk, de bouwwijze en de lokale omstandigheden geclassificeerd. Het doel is om de belangrijkste risico’s inzichtelijk te maken die door beheersmaatregelen moeten worden afgedekt;
4. Risicobeheersmaatregelen bepalen (analyseren). Hierbij worden aan de hand van de geclassificeerde risico’s beheersmaatregelen bepaald die leiden tot inspectiepunten, controlepunten en controlemaatregelen die de Kwaliteitsborger moet vertalen naar het borgingsplan.
De stappen 2, 3 en 4 resulteren in de risicobeoordeling. Dit is een indieningsvereiste bij de bouwmelding, en op basis van de inhoud van deze risicobeoordeling bepaald het bevoegd gezag welke rol zij gaat invullen tijdens de uitvoering van het betreffende bouwproject.
De risicobeoordeling dient rekening te houden met de locatie specifieke aandachtspunten uit dit beleid. Indien er niet of onvoldoende aandacht wordt gegeven aan deze aandachtspunten, dan voldoet de melding niet aan de indieningsvereisten en kwalificeert daarmee niet als melding.
Het bevoegd gezag heeft een inhoudelijke rol bij de risicobeoordeling. De risicobeoordeling kan door het bevoegd gezag ook worden gebruikt om haar handhavende taak van waarnemen, beoordelen, interveniëren uit te voeren en vooraf inhoud en richting te geven door na de melding informatiemomenten en stopmomenten op te leggen.
Op basis van de risicobeoordeling wordt het borgingsplan opgesteld door de kwaliteitsborger. Dit borgingsplan (stap 5 in het proces) beschrijft hoe uitvoering wordt gegeven aan de beheersmaatregelen. Hierin worden de inspectiepunten, de controlemomenten, de diepgang van de toetsing, het toezicht en het aantal inspecties dat de kwaliteitsborger uitvoert beschreven. Ook wordt in het borgingsplan beschreven hoe de kwaliteitsborger de in de risicobeoordeling genoemde locatie specifieke risico’s borgt.
Tijdens het bouwproces zal de kwaliteitsborger zijn werk uitvoeren volgens het opgestelde borgingsplan van het project. De kwaliteitsborger zal dit vastleggen, evalueren en eventueel aanpassen om aan het eind van het bouwproces verslag te kunnen uitbrengen, een verklaring te kunnen afgeven en deze samen met het dossier bevoegd gezag te kunnen aanleveren bij de gereedmelding.
Wettelijke borging handhaving rol bevoegd gezag
In artikel 2.19 van het Bbl staan de gegevens en bescheiden die moeten worden ingediend bij een bouwmelding onder kwaliteitsborging. Eén van de indieningsvereisten is de risicobeoordeling. In lid 2 van artikel 2.19 is daarover het volgende opgenomen:
Voor zover van toepassing wordt in de risicobeoordeling ten minste rekening gehouden met bijzondere lokale omstandigheden, zoals die zijn vastgesteld in lokaal beleid, anderszins kenbaar zijn gemaakt of redelijkerwijs bekend zijn.
In artikel 2.20 van het Bbl staat welke gegevens degene die de activiteit verricht en er redelijkerwijs de beschikking over kan krijgen, op verzoek dient aan te leveren aan het bevoegd gezag. Dit betreft specifieke bouwwerkzaamheden en de momenten waarop deze worden uitgevoerd als dit is aangewezen met het oog op het voorkomen of beperken van risico’s die van invloed kunnen zijn op het voldoen van het te bouwen bouwwerk aan de regels, bedoeld in de hoofdstukken 4 en 5.
Op basis van bovenstaande 2 artikelen dient het bevoegd gezag keuzes te maken. Dit handhavingsbeleid geeft daar invulling aan.
Locatie specifieke risico’s Goirle
Binnen de gemeente Goirle zijn de volgende onderwerpen als locatie specifieke risico’s aangeduid waardoor in de risicoanalyse met onderstaande bijzondere lokale omstandigheden rekening dient te worden gehouden Deze dienen specifiek te worden geborgd door de Kwaliteitsborger.
- Bodemkwaliteit
o Binnen de gemeente Goirle zijn er gebieden met een slechte draagkracht van de ondergrond waarbij het niet juist funderen op die locatie een groot risico creëert. Het gebouw kan na verloop van tijd verzakken.
o Wij zien funderen als locatie specifiek risico bij bouwwerken met 3 of meer bouwlagen.
- Geluid
o Binnen de gemeente Goirle zijn er verschillende locaties waarbij het niet behalen van het binnengeluidsniveau volgens het Bbl een risico vormt, omdat in deze gebieden een verhoogd geluidsniveau op de gevel komt. Specifiek gaat het hier om geluidszones van snelwegen en provinciale wegen.
o Wij zien het binnengeluidsniveau als locatiespecifiek risico bij bouwwerken met een woonfunctie, zorgfunctie en onderwijsfunctie.
- Externe veiligheid
o Hiervoor verwijzen we naar de Atlas Leefomgeving.
Risicogestuurd toezicht
In beginsel houdt de gemeente Goirle geen toezicht op de bouwtechnische aspecten bij bouwwerken die onder het stelsel van kwaliteitsborging vallen (Gevolgklasse 1). De gemeente gaat hier uit van een gerechtvaardigd vertrouwen dat de kwaliteitsborger zijn taak uitvoert volgens de eisen aan het stelsel, en specifiek volgens de regels en werkwijze van het toegepaste instrument.
Er zijn echter een paar uitzonderingen op deze regel:
- Indien er locatie specifieke risico’s aanwezig zijn binnen het specifieke bouwproject;
- Indien er tijdens het toezicht op de omgevingsplanactiviteit door de toezichthouder technische fouten worden geconstateerd die niet door de kwaliteitsborger zijn gesignaleerd of op basis van meldingen door derden;
- Indien er tijdens de bouw een formulier ‘informatieverstrekking strijdigheid Bbl’ is ingediend, en de gemeente zelf wil beoordelen welke vervolgactie zij gaat toepassen.
Hieronder worden deze situaties uitvoeriger beschreven.
Risicogestuurd toezicht op basis van de locatie specifieke aspecten
Indien bij een bouwmelding locatie specifieke risico’s aanwezig zijn en deze in de risicobeoordeling zijn opgenomen, wordt er tijdens een regulier uit te voeren toezichtmoment op de omgevingsplanactiviteit gecontroleerd of de locatie specifieke aspecten voldoende geborgd zijn. Als er rond de bouwperiode van het locatie specifieke risico (bijvoorbeeld de fundering) geen toezichtmoment is, dan kan er specifiek op dit risico toezicht worden gehouden.
Indien op basis van het toezicht op het locatie specifieke risico onvoldoende duidelijk is geworden dat aan de bouwtechnische voorschriften wordt voldaan, dan zal extra (technische) informatie worden ingewonnen op grond van artikel 2.20 Bbl.
Risicogestuurd toezicht op basis van eigen constatering of meldingen van derden
Indien er tijdens een regulier toezichtmoment op de omgevingsplanactiviteit of op basis van signalen van derden twijfels zijn over het voldoen van het bouwwerk aan de bouwtechnische regels, en de kwaliteitsborger kan niet aangeven of hij hier al kennis van heeft en/of actie op onderneemt, dan kan er specifiek op deze onderwerpen toezicht worden gehouden conform de prioritering uit de vastgestelde risicomatrix.
Indien op basis van dit toezicht onvoldoende duidelijk is geworden dat aan de bouwtechnische voorschriften wordt voldaan, dan zal extra (technische) informatie worden ingewonnen op grond van artikel 2.20 Bbl.
Risicogestuurd toezicht op basis van formulier ‘informatieverstrekking strijdigheid Bbl’
De kwaliteitsborger ziet tijdens het bouwproces toe op het voldoen aan de bouwtechnische regels. Indien de Kwaliteitsborger een strijdigheid constateert van deze bouwregelgeving dan zal de Kwaliteitsborger in eerste instantie de bouwer hierop aanspreken en hem proberen te bewegen deze strijdigheid te herstellen. Tevens zal hij hiervan de opdrachtgever in kennis stellen. Hij dient hier ook bij aan te geven dat als deze strijdigheid niet bij het gereedkomen van het bouwwerk is hersteld, hij geen verklaring kan afgeven.
Mocht de bouwer hier geen gehoor aan geven, of mocht de kwaliteitsborger het herstellen van de overtreding niet in verhouding vinden staan met de ernst van de afwijking, dan zal de kwaliteitsborger aan de gemeente een formulier ‘informatieverstrekking strijdigheid Bbl’ toesturen.
In dit formulier ‘Informatieverstrekking strijdigheid Bbl’ zal de strijdigheid die de verklaring in de weg staat moeten worden toegelicht met de volgende informatie;
- Aard en omvang van de strijdigheid, inclusief foto’s en een opgave van de exacte locatie van de strijdigheid
- Het voorschrift uit het Bbl waarvan wordt afgeweken, inclusief een beschrijving van wat de uitvoering zou zijn om wel aan het voorschrift te voldoen
- De beheersmaatregelen die zijn ondernomen om de afwijking te voorkomen dan wel te herstellen, inclusief de reden waarom herstel niet meer aan de orde is.
Op basis van deze onderbouwde toelichting heeft de gemeente twee mogelijkheden: Zij kan de overtreding gedogen of zij kan tegen de overtreding handhavend optreden. Waarvoor de gemeente kiest, is afhankelijk van de ernst van de strijdigheid en de prioriteit die deze overtreding heeft in de risicomatrix.
Voorbeeld
De kwaliteitsborger heeft geconstateerd dat de toiletten in een rij woningen in plaats van 80cm breed, slechts 76cm breed zijn. In het ontwerp is geen rekening gehouden met de tegels. Het herstellen van deze strijdigheid is zeer intensief en kostbaar én in de risicomatrix is bruikbaarheid laag geprioriteerd. In deze casus gedoogd de gemeente Goirle deze afwijking. Overigens staat dit los van of de bewoners deze afwijking wel of niet accepteren van hun aannemer. Dat is namelijk privaatrechtelijk (koopovereenkomst) en niet publiekrechtelijk.
Voorbeeld
De kwaliteitsborger heeft geconstateerd dat er bij een bouwplan binnen een geluidscontour geen suskasten zijn geplaatst die nodig zijn voor een gezond binnenklimaat (bescherming tegen geluid van buiten). De kwaliteitsborger heeft de bouwer hier diverse malen op aangesproken, maar die geeft geen gehoor. De kwaliteitsborger kan niets anders dan het formulier ‘Informatieverstrekking strijdigheid Bbl’ in te vullen en aan de gemeente te sturen. In de risicomatrix Toetsingsprotocol staat dit onderwerp bij woningen op niveau 3 en in de toets-risicomatrix ook op 3. Tegen deze overtreding kan gelet op de ernst en prioritering handhavend worden opgetreden. Overigens staat dit los van of de bewoners deze afwijking wel of niet accepteren van hun aannemer. Dat is namelijk privaatrechtelijk (koopovereenkomst) en niet publiekrechtelijk.
De gemeente Goirle heeft als uitgangspunt bij de keuze om te handhaven of om af te zien van handhaving, de prioritering aan te houden zoals in het uitvoeringsprogramma is vastgesteld. Dit houdt in dat in ieder geval zal worden gehandhaafd op overtredingen met een hoge prioriteit. Handhaving op overtredingen met een gemiddelde of lage prioriteit zijn afhankelijk van de specifieke casus.
Onderstaand de melding strijdigheid die een verklaring in de weg staat
Gefaseerde ingebruikname onder de Wkb
Bij woningbouwprojecten is het gebruikelijk dat een deel van de woningen in gebruik wordt genomen voordat het gehele bouwproject is opgeleverd. Zeker bij seriematige nieuwbouw zit er vaak langere tijd tussen oplevering en ingebruikname van de eerste woningen en formele afronding bij het project. Het dossier bevoegd gezag inclusief de verklaring van de kwaliteitsborger volgt nadat de laatste woning klaar is. Formeel mogen woningen pas na de gereedmelding in gebruik genomen worden. Gemeente Goirle vindt dit niet wenselijk en biedt hiervoor de volgende oplossingen:
1. Risico gestuurd aanvullende informatie opvragen
Het bevoegd gezag kan op verzoek van initiatiefnemer delen van het project eerder in gebruik laten nemen onder voorwaarde dat het bevoegd gezag 4 weken voor de gewenste ingebruikname de planning en de door hun aangegeven gewenste informatie over specifieke werkzaamheden ontvangt. De werkwijze is als volgt:
- de initiatiefnemer en/of de aannemer levert een planning aan van de verschillende fasen van oplevering in een project;
-de toezichthouder bepaalt welke informatie per fase voor ingebruikname relevant is en moet worden aangeleverd voor de ingebruikname; en
- de toezichthouder verstuurt een verzoek tot aanleveren van de betreffende informatie (verzoek tot inlichtingen gekoppeld aan de medewerkingsplicht op grond van de artikelen 5:16 en 5:20 Awb) aan de initiatiefnemer en de aannemer. Hierin wordt tevens bepaald dat de informatie uiterlijk vier weken voor ingebruikname moet worden aangeleverd. In deze brief wordt tevens aangegeven dat bij het niet tijdig aanleveren van de informatie, het verbod op ingebruikname gehandhaafd blijft.
2. Project opsplitsen per fase;
Het bevoegd gezag kan in samenspraak met de initiatiefnemer besluiten om een project op te splitsen in bouwmeldingen per fase. Er wordt dan per fase (of per x aantal fasen) een bouwmelding en gereedmelding gedaan. Iedere fase wordt daarmee een separate bouwactiviteit onder de Wkb die twee weken voor ingebruikname wordt afgerond voor een gereedmelding en een dossier bevoegd gezag, inclusief verklaring van de kwaliteitsborger.
Bijlage 5 Samenwerking VTH
Gemeente Goirle werkt veelvuldig samen zowel intern als extern.
Ondertekening
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl