Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR735569
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR735569/1
Openstelling Programma Europees Fonds Regionale Ontwikkeling 2021-2027 Noord-Nederland (EFRO)Openstelling: Versterking van het innovatie-ecosysteem op het gebied van circulariteit en het circulair ondernemerschap voor het midden- en kleinbedrijf in Noord-Nederland
Geldend van 10-02-2025 t/m heden
Intitulé
Openstelling Programma Europees Fonds Regionale Ontwikkeling 2021-2027 Noord-Nederland (EFRO)Openstelling: Versterking van het innovatie-ecosysteem op het gebied van circulariteit en het circulair ondernemerschap voor het midden- en kleinbedrijf in Noord-NederlandDe openstelling in het kort
Met deze subsidie-openstelling roepen we relevante, samenwerkende partijen op om met een gezamenlijk initiatief en vanuit een integrale visie en aanpak in te spelen op de versterking van het circulair innovatieecosysteem in Noord-Nederland. Dit houdt in dat we relevante partijen uitnodigen om activiteiten te ontwikkelen die het innovatie-ecosysteem verbeteren en versterken binnen de circulaire transitie. Ook vragen we deze partijen om een invulling te geven aan de uitdagingen op het gebied van circulair innovatief ondernemerschap, en zo het marktpotentieel van innovaties op het gebied van circulariteit te stimuleren. Hieronder worden activiteiten verstaan die ondernemers in staat stellen (nieuwe) stappen te zetten binnen de circulaire transitie en hun circulaire ambities te realiseren.
Het beoogde resultaat van deze openstelling is het creëren van een sterke basis voor mkb’ers om hun circulair (en innovatief) ondernemerschap te ontwikkelen, te versterken of te verbeteren. Daarnaast dient de openstelling als investering op het circulair innovatie-ecosysteem als geheel.
Achtergrond: waar staat Noord-Nederland nu?
De circulaire economie van de toekomst realiseren is één van de grootste uitdagingen in onze huidige maatschappij. Zowel landelijk als internationaal staan we voor grote vraagstukken op het gebied van duurzaamheid en circulariteit. Het doel van de Europese Unie is om per 2030 ten minste de helft van al het materiaalgebruik circulair te maken. Nederland stelt de ambitie om in 2050 een volledig circulaire economie te draaien. De transitie naar een circulaire economie (in tegenstelling tot de huidige lineaire economie) biedt belangrijke kansen voor een duurzame toekomst. Een toekomst die noodzakelijk is om te realiseren voor volgende generaties. Een toekomst waarin de wereld groener, socialer en inclusiever is. Oftewel: een toekomst waarin grondstoffenschaarste, klimaatverandering en sociale ongelijkheden aangepakt worden. Van groot belang hierin is innovatiekracht. Het vermogen van een ondernemer om kansen te benutten of zichzelf opnieuw uit te vinden om uitdagingen het hoofd te bieden, zijn bepalend voor het toekomstig verdienvermogen van de ondernemer.
Ook op regionaal gebied, in dit geval in Noord-Nederland, is de economie volop in ontwikkeling. De transitie naar een circulaire economie is van grote invloed op Noord-Nederland, daarom is in de afgelopen jaren een basis gelegd voor een circulair innovatie-ecosysteem en (diensten met betrekking tot) circulair ondernemen. Deze ontwikkeling liet echter ook zien dat verdere opschaling, continuering en samenwerking noodzakelijk zijn. Ondanks vele initiatieven blijven veel mkb-bedrijven achter in de transitie van een lineaire naar een circulaire economie door gebrek aan middelen, kennis en ondersteuning. Ook de integratie van circulaire processen in bestaande businessmodellen stagneert door belemmeringen zoals versnippering binnen netwerken, ontoereikende regelgeving en gebrek aan bewustwording en aan (gezamenlijke) analyses (met handelingsperspectief). Het is van belang dat het huidige circulair innovatie-ecosysteem verdere stappen zet op een noordelijke schaal, waarbij relevante partijen onderling beter verbonden worden en het mkb in samenhang ondersteunt wordt op het gebied circulair innovatief ondernemerschap.
Om als regio verdere stappen te zetten en te werken aan circulaire waardeketens en daarmee de kansen te pakken en de bedreigingen het hoofd te bieden die de circulaire transitie ons brengt, is verdere samenwerking tussen bedrijven, overheden, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties nodig. Aangezien de circulaire transitie heel breed is, ligt het voor de hand om daarin keuzes te maken en te focussen op thema’s en sectoren die voor Noord-Nederland van groot belang en onderscheidend zijn. Meer en betere antwoorden zijn nodig op vragen als; Hoe kunnen meer bedrijven worden geactiveerd tot circulaire innovatie? Hoe worden (waarde)ketens versterkt? Hoe worden barrières geslecht? Hoe wordt het marpotentie vergroot? En hoe worden circulaire processen geïntegreerd in werkende businessmodellen?
Beoogd resultaat
Door het stimuleren van innovatief en circulair ondernemerschap wordt het circulair innovatie-ecosysteem versterkt en verbeterd. Hiermee wordt de groep innovatieve ondernemers groter. Een sterk innovatie- 2 ecosysteem vormt namelijk de basis voor de economie van de toekomst, dit creëert een klimaat waarin de groep innovatieve ondernemers kan groeien en elkaar kan versterken (kwalitatief en kwantitatief). En meer innovatieve ondernemers in de regio zorgt uiteindelijk voor een grotere innovatiecapaciteit.
Programma-doelstellingen EFRO 2021-2027: waar willen we heen met Noord-Nederland?
Het EFRO-programma 2021-2027 (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling) voor Noord-Nederland kent drie doelstellingen: 1. Het benutten van kansen. 2. Het verbeteren van het innovatie-ecosysteem. 3. Het versterken van de randvoorwaarden voor het innovatie-ecosysteem. Deze openstelling draagt bij aan de invulling van zowel de eerste, de tweede als de derde doelstelling.
Allereerst richt deze openstelling zich op het benutten van kansen in Noord-Nederland. Hierbij gaat het om activiteiten die inspelen op kansen die de circulaire transitie biedt voor de ondernemer(s) en de regio. Door de economische en maatschappelijke kansen op dit gebied aan elkaar te verbinden wordt deze groene transitie ook een succesvolle economische transitie. De weg naar nieuwe kansen verloopt immers via innovatie.
Daarnaast speelt deze openstelling in op het verbeteren van het innovatie-ecosysteem. Hierbij gaat het in deze openstelling primair om activiteiten die gericht zijn op het versterken en verbeteren van (netwerk-) verbindingen (onder andere gericht op meer samenwerking) en de dynamiek tussen innovaties en het verbeteren van het klimaat (en proces) waarin ondernemers en andere partijen continu worden getriggerd om ideeën en kansen te herkennen en te benutten.
Ten slotte richt deze openstelling zich op de randvoorwaarden die nodig zijn om tot succesvol circulair innovatief ondernemerschap te komen. Hierbij gaat het in deze openstelling primair om activiteiten die de onderneming en de ondernemer beter in staat stellen om kennis en vaardigheden te vergaren die nodig zijn voor (circulair) innovatief ondernemerschap. Uit onderzoek blijkt dat deze opgave van het mkb relatief groot is. Veel ondernemers zijn niet klaar of zelfs nog niet bezig met innovatie en bereiden zich onvoldoende voor op zaken als circulariteit en digitalisering. Het blijkt dat de grootste knelpunten niet zozeer om technologie draaien, maar om mensen: om ondernemers en werknemers die de (management) skills en vaardigheden missen om technologische vernieuwing toe te passen. Het dagelijks runnen van een bedrijf blijkt vaak lastig te combineren met het ontwikkelen en exploiteren van nieuwe vormen van kennis. Het potentieel dat ondernemingen hebben wordt hierdoor niet volledig benut. Dit vraagt om een specifieke aanpak, meer ‘light touch’ en ‘tailor made’ en het bevorderen van onderling verbinden van ondernemers (‘peer exchange en peer learning’) en het verkleinen van de afstand tussen kennisinstellingen en bedrijven. Ook de rol die studenten en stagiaires hierbij kunnen vervullen, wordt nog onvoldoende benut.
Voor het versterken van de randvoorwaarde ondernemerschap van het innovatie-ecosysteem wordt momenteel ook gewerkt aan een breder programma gericht op de mkb-dienstverlening voor Noord-Nederland. Het is essentieel dat de activiteiten die uit deze openstelling volgen, (op termijn) bijdragen aan dit overkoepelende programma. Uiteindelijk heeft dit programma (onder andere) ten doel dat alle betrokken stakeholders (en hun diensten) vanuit een gezamenlijke visie en in goede samenhang met elkaar functioneren, zodat er een logisch integraal geheel ontstaat ter ondersteuning van het innovatief mkb.
Aanpak: wat, wie en hoe?
Alles overwegend, kunnen we concluderen dat er nog stappen te zetten zijn in de regie en systeemaanpak op het gebied van circulair ondernemerschap en het circulair innovatie-ecosysteem. Betere regie is essentieel om als regio innovatiever te worden. Wat hiervoor nodig is, zijn relevante partijen die een gezamenlijke visie en een integraal geheel aan samenhangende activiteiten ontwikkelen op de belangrijkste uitdagingen die NoordNederland momenteel ervaart op het gebied van het circulaire innovatie-ecosysteem en circulair ondernemerschap. Samenwerking en innovatieve oplossingen zijn essentieel om de transitie naar een circulaire economie in Noord-Nederland te realiseren. Hierbij is het belangrijk dat er gewerkt wordt met een ketenaanpak, waarbij de gehele keten wordt aangesproken en betrokken. Het is ook belangrijk dat het onderwijs goed aangesloten blijft, ten behoeve van zowel kennisontwikkeling als kennisdeling en -uitwisseling. Een gezamenlijke aanpak kan er daarnaast voor zorgen dat de bestaande barrières worden weggenomen en het marktpotentieel wordt vergroot. Doelgroep-differentiatie is hierbij van belang. Dit houdt in dat de voorgestelde kennis en diensten moeten worden aangeboden in een vorm die aansluit bij het vraagstuk en de ondernemer. 3 Bij ondernemers die hun eerste stappen maken in het innovatief ondernemerschap is het logisch om te kiezen voor eenvoudige, laagdrempelige en verkennende activiteiten. Ondernemers die al verder op weg zijn in hun innovatieproces hebben behoefte aan uitdagende(re) en complexe(re) activiteiten.
Samenwerking in de ondersteuningsketen en positionering van de ondersteuning aan het mkb is van groot belang. Relevante netwerken en (intermediaire) organisaties die veel met het mkb samenwerken en/of diensten aanbieden spelen hierin een grote rol. Het is daarom belangrijk dat deze partijen een duidelijke rol krijgen binnen het te vormen of het bestaande consortium. Enerzijds moet er geïnvesteerd worden in het ontwikkelen en vergroten van circulaire innovatiecompetenties bij ondernemers die nog weinig of niet innovatief acteren, anderzijds moet de circulaire innovatiecapaciteit van innovatieve ondernemers verder versterkt worden. Bij die laatste groep gaat het vooral om ondernemers die al wel innovatief actief zijn, maar dit nog niet of te weinig op structureel niveau doen. Het is belangrijk dat de innovaties die een ondernemer verricht uiteindelijk een wezenlijk en duurzaam onderdeel zullen vormen van de organisatie. Door te identificeren waar verschillende soorten ondernemers behoefte aan hebben, kan door intermediaire organisaties en vertegenwoordigers van het mkb gerichter gewerkt worden en kunnen de verschillende doelgroepen gerichter worden bereikt (positionering). Daarnaast is het belangrijk dat de voorgestelde acties niet alleen terecht komen bij de al bekende partijen in de keten en fragmentatie wordt voorkomen. Het is tevens van belang dat de meer ‘onzichtbare’ partijen ook op tijd geïdentificeerd en vervolgens betrokken worden. Intermediaire organisaties, zoals eerstelijnsorganisaties (Ynbusiness, Grobusiness en IBDO) en de NOM kunnen hier een belangrijke rol in vervullen.
Op dit moment bestaan innovatieclusters in Noord-Nederland nog te weinig uit verschillende soorten mkb’ers. Het zijn vooral de koplopers die meedoen in het innovatie-ecosysteem. Zoals eerder al gezegd verankeren nog te weinig bedrijven hun vernieuwingsinspanningen op structurele manier in hun bedrijfsvoering. NoordNederland heeft daarom behoefte aan het verkleinen van de fragmentatie en een verschuiving naar meer structurele oplossingen voor het mkb, en daarmee een samengestelde investeringsbehoefte: op individueel én op systeemniveau. Koplopers op dit gebied laten zien dat economische en maatschappelijke overwegingen hand in hand kunnen gaan. Bij deze mkb’ers staat niet zozeer kortetermijnwinst voorop, maar levensvatbaarheid op de lange termijn (een duurzaam verdienmodel). Wanneer deze kennis wordt overgedragen naar ondernemers lager op de innovatiecompetentieladder en deze groep ondernemers de juiste tools aangereikt krijgt, stelt dit ze in staat succesvol innovatiever te worden. Dit zorgt ervoor dat de groep koplopers in Noord-Nederland verder stijgt.
Deze openstelling is geen oproep tot de ontwikkeling van nieuwe clusters of hubs, maar vraagt een betere uitwerking van de organisatie rondom deze samenwerkingsverbanden. Wanneer er meer grip is op de vragen en behoeften van ondernemers en hier een overkoepelend en compleet beeld van is, kan er beter ingespeeld worden op wat de sector nodig heeft. Met name via/rondom campussen, regionale hubs, proeftuinen en living labs, met nadrukkelijke deelname van het noordelijke mkb en met een doorlopend en divers aanbod (van mbo tot wo) dat voorziet in de behoefte van ondernemers. Met de kennis die ondernemers op dit soort plekken op doen, kunnen nieuwe businessmodellen worden ontwikkeld, die de ondernemers meer levensvatbaarheid op de lange termijn bieden. Ze ontwikkelen zich zo op een duurzame manier op het gebied van innovatie en dit zorgt voor een steviger innovatieklimaat in de regio.
Uit verschillende analyses, zoals verwoord in EFRO-programma 2021-2027 voor Noord-Nederland, blijkt daarnaast dat er nog een uitdaging ligt op het gebied van peer-exchange en peer-learning. Er ligt dus een behoefte tot investeren in het verbeteren van de onderlinge verbindingen en het creëren van meer openheid binnen de verschillende betrokken partijen. Een manier om dit te bewerkstelligen is door het (meer) in contact brengen van mkb’ers onder elkaar en/of mkb’ers met kennisinstellingen, om het onderlinge uitwisselen van kennis en leerpunten te stimuleren. Hierbij valt te denken aan de organisatie van netwerkbijeenkomsten en evenementen die de kennisuitwisseling onderling stimuleren, bijvoorbeeld door gebruik te maken van een ketenaanpak. Ook kan het van belang zijn om resultaten en leeruitkomsten met relevante partijen te delen ten behoeve van de kennisdeling onderling.
Door de hierboven genoemde stappen te nemen, kan Noord-Nederland niet alleen de circulaire economie verder versterken, maar ook een modelregio worden voor duurzaamheid, innovatie en economische veerkracht, zowel nationaal als internationaal. Noord-Nederland kan een voortrekkersrol spelen in de transitie naar een circulaire economie, dit draagt bij aan de duurzaamheid en economische veerkracht van de regio.
Waar zijn wij naar op zoek?
Voor de aanpak van bovengenoemde uitdagingen zijn wij op zoek naar relevante samenwerkende partijen die met een gezamenlijk initiatief en vanuit een integrale visie en aanpak inspelen op de versterking van het circulair innovatie-ecosysteem in Noord-Nederland en de uitdagingen van circulair innovatief ondernemerschap, en hiermee het marktpotentieel van innovaties op het gebied van circulariteit stimuleren.
We zijn op zoek naar initiatieven met een ecosysteembenadering, gericht op het verbeteren van verbindingen tussen partijen en thema’s. Het zijn initiatieven die bijdragen of meewerken aan belangrijke Noord-Nederlandse thema’s, concrete experimenten en/of het faciliteren van C-EDP (Continu Entrepreneurial Discovery Process), platforms en organisaties waarin de doelgroep(en) wordt getriggerd en gefaciliteerd om opbrengsten te vertalen naar concrete initiatieven. De initiatieven moeten onderdeel uitmaken van een open, creatief en dynamisch proces, waarin alle betrokken partijen worden gestimuleerd en uitgedaagd om in wisselende samenstellingen nieuwe ontwikkelkansen te ontdekken.
Voorstellen moeten daarnaast gericht zijn op het oplossen van knelpunten in het Noord-Nederlandse circulair innovatie-ecosysteem en circulair ondernemerschap en het geheel naar een hoger niveau kunnen tillen. Wij zoeken initiatiefnemers die in staat zijn aan deze eisen te voldoen en daarnaast bereid zijn opgedane kennis en leereffecten (op basis van gedegen, evidence-based monitoring) openlijk te delen.
Wat maakt een project een goed project?
Een goed project is opgezet vanuit een sterke, strategische, evidence-based visie en integrale benadering en kent een langjarig perspectief en meerjarige uitvoering. Van belang zijn het genereren van blijvende impact, business-gerichtheid, samenhang en samenwerking, breed draagvlak op Noord-Nederlandse schaal en resulterend in de aantoonbare verbetering van het circulair innovatie-ecosysteem en circulair ondernemen. Een evaluatie van eerdere activiteiten en een langetermijnvisie dienen als basis voor het nieuwe inhoudelijke projectplan. Hierbij dient het project als één van de stappen om de opgestelde visie te verwezenlijken. Daarin is het belangrijk dat er aandacht is voor zowel de kwalitatieve als de kwantitatieve onderbouwing van de impact die het project heeft op de regio. Daarnaast vragen we projectaanvragers te letten op de volgende zaken:
De aanvraag stimuleert samenwerking en kennisdeling tussen mkb’ers, maar ook tussen mkb’ers en kennisinstellingen en regionale overheden. Daarnaast is het van belang dat de activiteiten onderbouwd worden met data en dat toekomstige resultaten op een passende manier gemonitord worden, zodat we inzicht krijgen in de ontwikkeling van circulair ondernemerschap en de werking van het ecosysteem in Noord-Nederland.
De aandacht wordt in het bijzonder gericht op initiatieven die de maatschappelijke inbedding van innovatie weten te integreren in het onderzoeks- en innovatieproces, door de verbinding te zoeken met eindgebruikers, burgers en andere belanghebbende partijen in de samenleving. De verbinding kan onder meer tot stand worden gebracht door de ontwikkeling van waardeketens, verdienmodellen en ecosystemen te koppelen aan living lab-omgevingen en andere praktijksituaties op het gebied van circulaire economie.
Bouwt u verder op bestaande activiteiten of samenwerkingen? Evalueer deze dan en licht toe waarom bepaalde keuzes voor de toekomst gemaakt worden, op basis van deze resultaten. Zorg dat de lessen uit het verleden uw keuzes voor de toekomst onderbouwen. Omschrijf ook waar vernieuwing of verdieping van de activiteiten plaatsvindt ten opzichte van de al uitgevoerde activiteiten. • Onderbouw op welke activiteiten EFRO-subsidie van toepassing is en waarom. •
Het is belangrijk dat de voorgestelde activiteiten goed aansluiten bij bestaande initiatieven en projecten in de regio. De activiteiten moeten elkaar versterken, en goed op elkaar aansluiten. Er kan geleerd worden van elkaars resultaten en leeruitkomsten. Een voorbeeld van bestaande projecten zijn de activiteiten die momenteel worden uitgevoerd onder het European Circulair Innovation Valley (ECIV)-project in Noord-Nederland.
Commitment (ook financieel) is uitermate belangrijke voor ons. We willen in zee gaan met een sterk projectconsortium dat wordt gevormd door professionele organisaties. U dient ons ervan te overtuigen dat uw consortium bij uitstek geschikt is om het project tot een succes te brengen.
Wat bieden wij?
Wij bieden voor dit project een maximale subsidie van €7.000.000,- (EFRO & Rijkscofinanciering) voor de periode van maximaal jaar, tot maximaal 30 juni 2029. Het maximale subsidiepercentage bedraagt 50% van de subsidiabele kosten. Projecten kunnen een minimale subsidie van €1.500.000,- en een maximale subsidie van €7.000.000,- aanvragen.
De subsidie wordt opengesteld van 10 februari 2025 12:00 tot en met 15 mei 2025 12:00. Aanvragen die na deze datum worden ingediend, worden afgewezen.
Let op: Alleen complete aanvragen waarbij alle verplichte documenten zijn aangeleverd worden beoordeeld. Lever daarom alle gevraagde en verplichte documenten op de juiste manier aan. De subsidieaanvraag dient u in via het EFRO-webportaal (klik hier). De verplichte documenten voor deze openstelling zijn:
Projectplan;
Begroting;
Bewijs rechtsgeldig getekend penvoerder (getekend door een tekenbevoegd persoon (of personen bij gezamenlijke bevoegdheid));
Bewijsvoering waaruit te herleiden is wie tekenbevoegd is.
Bewijs rechtsgeldig getekend projectpartner (indien van toepassing, voor alle projectpartners, getekend door een tekenbevoegd persoon (of personen bij gezamenlijke bevoegdheid));
Bewijsvoering waaruit te herleiden is wie tekenbevoegd is.
Beoordeling
Alle aanvragen waarbij alle verplichte documenten zijn aangeleverd worden beoordeeld door de Deskundigencommissie. De Deskundigencommissie bestaat uit onafhankelijke deskundigen. Zij adviseren het SNN over de toekenning van de subsidie. Dit doen zij op basis van de landelijk afgesproken selectiecriteria uit het beoordelingskader.
Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst. Dit betekent dat de projecten die als eerste compleet zijn ingediend als eerste in aanmerking komen voor subsidie. Er geldt een ondergrens van 70 punten. Projecten die minder dan 70 punten scoren, komen niet in aanmerking voor subsidie. Deze projecten dragen onvoldoende bij aan de doelstellingen van het subsidieprogramma. Daarnaast geldt dat voor elk criterium minimaal de helft van het maximaal aantal te behalen punten dient te worden gescoord.
Na de beoordeling door de Deskundigencommissie wordt door het SNN ook de subsidie-technische toets afgerond. Hierbij toetst het SNN de aanvraag op beleidscriteria, harde afwijzingsgronden en maximale staatssteun. SNN kan tijdens de subsidie-technische toets vragen om aanvullende informatie aan te leveren. Dit doet het SNN wanneer de verstrekte informatie nog onvoldoende is om te komen tot een beschikking.
Wijze van projectselectie
Aanvragen worden beoordeeld conform de beoordelingsmethodiek en beoordelingscriteria die gelden voor het EFRO-programma 2021-2027 Noord-Nederland. Aan projecten worden per criterium punten toebedeeld, waarbij per criterium vijf verschillende gradaties mogelijk zijn. Het maximumaantal punten verschilt per criterium. De te behalen punten per criterium en gradatie worden hieronder nader toegelicht.
De projecten worden door de Deskundigencommissie op de volgende criteria beoordeeld:
- A.
De bijdrage van een project aan de doelstellingen van het programma en de openstelling
Bij het beoordelen van dit criterium wordt gevraagd om een kwalitatief oordeel te geven over het projectvoorstel in relatie tot wat met het programma, de betreffende specifieke doelstelling en de openstelling wordt beoogd.
Hierbij gaat het om:
De bijdrage aan de doelstellingen zoals uitgewerkt in het programma en de uitvoeringsregeling voor de openstelling;
De score op van toepassing zijnde resultaatindicatoren en outputindicatoren;
De noodzaak van de subsidie (‘additionaliteit’);
De bijdrage aan de doelstellingen ten opzichte van de gevraagde bijdrage (‘value for money’);
De mate waarin, aan de hand van een sterke, strategische onderbouwde visie en een integrale benadering, door het consortium wordt gewerkt aan een versterkt, dynamisch, creatief, open en op samenwerking gericht innovatie-ecosysteem voor circulair ondernemerschap in Noord-Nederland (doelgroep-differentiatie). En daarmee de aanwas en pool innovatieve ondernemers in NoordNederland te vergroten;
De mate waarin verbinding tussen relevante ondersteuningsactiviteiten en -partijen voor circulair ondernemerschap in Noord-Nederland wordt verbeterd (tegengaan van fragmentatie en verbetering van samenhang – zowel op inhoud als op verbinding).
- B.
De bijdrage van een project aan maatschappelijke impact en duurzame ontwikkeling
Bij dit criterium gaat het om de vraag in hoeverre het project erin slaagt economische en maatschappelijke doelstellingen met elkaar te verbinden en synergie weet te bewerkstelligen; dus in hoeverre een project inspeelt op maatschappelijke uitdagingen – de RIS3-transities –, daar economisch voordeel uit weet te creëren en tevens maatschappelijke impact genereert.
In de beoordeling wordt meegenomen:
De impact van een project hier en elders;
De impact van een project nu en in de toekomst;
De mate van kwantitatieve en kwalitatieve onderbouwing van de impact en de haalbaarheid hiervan.
In bredere zin wordt bij dit criterium beoordeeld in hoeverre een project bijdraagt aan duurzame ontwikkeling en niet leidt tot onnodig negatieve effecten in termen van duurzame ontwikkeling (het ‘do no significant harm’- principe).
Hierbij gaat het om:
Ecologische duurzaamheid (‘planet’), hierbij valt te denken aan efficiënt gebruik van hulpbronnen, verhogen van de biodiversiteit, klimaatadaptie en mitigatie; duurzaam watergebruik en beheer; tegengaan van vervuiling van het milieu; verbetering van de luchtkwaliteit; en herstelvermogen voor rampen, risicopreventie en beheer;
Sociale duurzaamheid (‘people’), hierbij valt te denken aan bevordering van gelijkheid van mannen en vrouwen en non-discriminatie, (sociale) participatie, verrijking cultuur, veiligheid, gezondheid en onderwijs;
Economische duurzaamheid (‘profit’), hierbij valt te denken aan bevordering van kennis, kapitaalgoederen, vestigingsvoorwaarden, circulariteit van de economie en verbetering van de economische structuur. Dit dient in overeenstemming te zijn met de definitie in het Brundtland Rapport2: Duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder de behoeften van toekomstige generaties, zowel hier als in andere delen van de wereld, in gevaar te brengen. Alsmede dat het project positief bijdraagt aan de beginselen gendergelijkheid en non-discriminatie in brede zin
- C.
Het financieel en economisch toekomstperspectief van een project
Bij dit criterium wordt een project beoordeeld op het perspectief en de potentiële economische (en maatschappelijke) impact op de langere termijn, dat wil zeggen, na afloop van de subsidieperiode. Het kan gaan om directe impact van een project of om het potentieel van een project om vervolginitiatieven te genereren, veranderingen teweeg te brengen en/ of andere partijen te enthousiasmeren en inspireren.
Hierbij gaat het om:
De mate waarin het consortium, op basis van de behoefte op dat moment, ondersteuning biedt aan innovatieve ondernemers én, op basis van de behoefte die daaruit volgt, verbinding legt met de volgende stap (ketenaanpak). Een samenhangend ondersteuningsaanbod én continuïteit zijn hierbij van groot belang, waarbij rekening wordt gehouden met verschillende (doel)groepen en hun (soms individuele) behoeftes (positionering);
De mate waarin, door inzet van het consortium en de ondersteunende activiteiten, er sprake is van (blijvende) economische impact en business gerichtheid. Onderbouwing op basis van resultaten en evaluaties uit het verleden alsmede keuzes voor de toekomst (in de vorm van aanpassingen en/of opof afschaling van lopende ondersteuningsactiviteiten) spelen hierbij een belangrijke rol;
De mate waarin er (inter)nationale verbindingen worden gelegd met netwerken en stakeholders op het terrein van circulair ondernemerschap;
De mate van (financieel) commitment (binnen de projectperiode én daarna) van het consortium en de regio voor dit project én de verwezenlijking van lange termijnvisie ten behoeve van structurele verandering.
- D.
De innovativiteit van een project
Bij dit criterium wordt een project beoordeeld op het vernieuwende karakter. Het gaat om vernieuwing in brede zin, binnen een project zelf en/of vernieuwing die een project teweegbrengt.
Hierbij gaat het om:
De mate waarin de kwaliteit en innovativiteit van ondersteuningsactiviteiten én van de innovatieve oplossingen van circulaire ondernemers wordt verhoogd en geborgd. Ook hier speelt onderbouwing op basis van resultaten en evaluaties uit het verleden alsmede keuzes voor de toekomst (in de vorm van aanpassingen en/of op- of afschaling van activiteiten van lopende ondersteuningsactiviteiten) een belangrijke rol;
De mate waarin sprake is van een experimentele aanpak waardoor het consortium effectief kan samenwerken (bijvoorbeeld door het spreken van één taal) en/of waardoor andere partijen bij het project zijn betrokken (‘unusual suspects’ of verrassende combinaties van partijen).
- E.
De kwaliteit van een aanvraag
Bij dit criterium wordt beoordeeld op de kwaliteit van de aanvrager en de kwaliteit van het projectplan.
- a.
De kwaliteit van de aanvrager;
Het gaat bij dit element primair om de vraag of het een aanvrager of een consortium wordt toevertrouwd projectdoelstellingen daadwerkelijk te realiseren en de risico’s die met projectuitvoering gepaard gaan, weet te beheersen. Hierbij gaat het om:
De aanwezigheid van een relevant, complementair en representatief consortium;
Zijn alle partijen die logischerwijs bij een project betrokken behoren te zijn, daadwerkelijk betrokken?;
Het trackrecord en de ervaring van een aanvrager/ consortium;
De uitvoerings- en slagkracht van een aanvrager/ consortium;
Het lerend vermogen van een aanvrager/ consortium;
De mate van samenwerking binnen een projectconsortium;
De manier waarop en de mate waarin partners kennis inbrengen en delen tijdens de uitvoering van een project;
De breedte van betrokken ketenpartijen (Zijn meerdere schakels uit een keten betrokken?);
De overtuigingskracht waarmee een projectvoorstel wordt gepresenteerd/ gepitcht.
- b.
De kwaliteit van het projectplan. Hierbij gaat het om:
Is er sprake van en logisch geheel van activiteiten? Bestaat er een logisch onderling verband tussen de activiteiten die zijn voorzien en het doel dat wordt beoogd?;
Is dat wat nodig is om het doel te bereiken in het projectplan opgenomen en niet meer dan dat?;
Is de projectopzet duidelijk en zijn activiteiten helder omschreven?;
Zijn doelstellingen objectief en meetbaar geformuleerd?;
Is de planning realistisch en haalbaar?;
Is er een sluitende begroting en is deze helder en effectief opgezet?;
Is er een overtuigend (plan voor) een monitoring- en evaluatiesysteem, dat gekoppeld en ondersteunend is aan de te behalen projectresultaten?;
Is de projectopzet flexibel? Wordt er rekening gehouden met mogelijke bijsturing? Is het monitoringsysteem hieraan voedend?;
Zijn risico’s en de manier waarop deze worden beheerst, helder en uitputtend beschreven?;
Blijkt uit de projectopzet dat er wordt gestuurd op het realiseren van leereffecten en het delen van ervaringen en resultaten met anderen?
Puntenscore per beoordelingscriteria:
Onderdeel A |
Onderdeel B |
Onderdeel C |
Onderdeel D |
Onderdeel E |
25 punten |
20 punten |
20 punten |
20 punten |
15 punten |
19 punten |
15 punten |
15 punten |
15 punten |
11 punten |
13 punten |
10 punten |
10 punten |
10 punten |
8 punten |
6 punten |
5 punten |
5 punten |
5 punten |
4 punten |
0 punten |
0 punten |
0 punten |
0 punten |
0 punten |
Besluitvorming en beschikking
Vervolgens wordt de subsidieaanvraag met een zwaarwegend advies van de Deskundigencommissie ter besluitvorming voorgelegd aan het Dagelijks Bestuur van het SNN (DB SNN). Na het besluit van het DB SNN volgt de subsidiebeschikking. De beslisperiode voor het geven van een beschikking is 26 weken. Deze tijd loopt vanaf het moment dat de aanvraag is ingediend. De beslisperiode wordt opgeschort als aanvullende informatie wordt gevraagd.
Nadere bepalingen
Subsidie
Subsidies die vanuit deze openstelling worden verstrekt worden gefinancierd vanuit het EFRO-programma. Dit fonds wordt in Noord-Nederland ingezet via het EFRO-programma 2021-2027 Noord-Nederland. Als juridische grondslag op deze uitvoeringsregeling geldt de Regeling Europese EZ-subsidies (REES), de Uitvoeringswet EFRO, de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies, de GB-kaderverordening en de Algemene wet bestuursrecht.
Subsidie wordt alleen verstrekt wanneer:
Er geen sprake is van staatssteun (waaronder de de-minimis-verordening);
Of wanneer de steun op grond van artikel 107, lid 3 VWEU als verenigbaar met de interne markt wordt beschouwd;
Of wanneer het project valt binnen de categorieën steun zoals bedoeld en gedefinieerd in de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.
Kosten komen voor subsidie in aanmerking (subsidiabele kosten) als:
Er een direct en logisch verband is tussen de activiteiten waarop de kosten betrekking hebben en de resultaten die met het project en het EFRO-programma worden beoogd;
De kosten voldoen aan de beginselen van proportionaliteit. De kosten mogen niet onevenredig hoog zijn in verhouding tot de activiteiten en het doel waarop deze kosten betrekking hebben;
Projectkosten zijn subsidiabel wanneer de verplichtingen die leiden tot werkzaamheden zijn aangegaan na de datum waarop het SNN de subsidieaanvraag heeft ontvangen. Ook moeten de werkzaamheden die tot de kosten leiden, zijn verricht op uiterlijk de einddatum van het project. Daarbij moeten de projectkosten betaald zijn binnen 13 weken na de einddatum van de projectperiode. Dit met uitzondering van eventuele accountantswerkzaamheden die verricht worden voor het verzoek tot definitieve vaststelling;
Uit de GB-verordening, Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies volgt welke soorten kosten op welke wijze subsidiabel zijn; In het EFRO-Handboek worden deze regels nader toegelicht;
In aanvulling hierop geldt dat de subsidiabele kostensoorten kunnen worden beperkt wanneer staatssteunregels daartoe verplichten.
Penvoerderschap
De penvoerder is voor het SNN het aanspreekpunt voor het project én de partij aan wie het SNN de subsidie uitkeert. De penvoerder is verantwoordelijk voor indienen van de aanvraag en het doorbetalen van de subsidie aan andere deelnemers. Afspraken hierover moeten in de samenwerkingsovereenkomst worden vastgelegd.
Begunstigden
Deze subsidie is in de basis bedoeld voor samenwerkende partijen ter bevordering van het circulair innovatieecosysteem in Noord-Nederland.
Samenwerkingsovereenkomst
Bij een samenwerkingsverband wordt de subsidie aangevraagd door een deelnemer aan het samenwerkingsverband, waarbij het project de instemming draagt van alle deelnemers van het samenwerkingsverband. De samenwerking moet worden vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst die door alle deelnemers wordt ondertekend.
Afwijzen van een aanvraag
Een subsidieaanvraag wordt zonder meer afgewezen als het DB SNN door toewijzing niet zou voldoen aan verplichtingen gesteld in de GB-verordening, of andere geldende wet- en regelgeving. Dit houdt onder andere in dat een aanvraag in ieder geval wordt afgewezen als:
Er onvoldoende vertrouwen bestaat in de technische of economische haalbaarheid van het project;
Door de aanvrager niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat het project financieel of op andere wijze obstakelvrij is;
Niet aannemelijk is dat het project kan worden afgerond binnen de periode die ligt tussen de indieningsdatum van de aanvraag en 4,5 jaar na afgifte van de verleningsbeschikking;
De werkzaamheden in het subsidieproject zijn gestart vóór de ontvangst van de aanvraag;
De aanvraag niet voldoet aan de waarborging van gelijke kansen en voorkoming van discriminatie en/of het project geen negatieve effecten op het milieu kent;
De aanvrager in financiële moeilijkheden verkeert;
Er niet voor elk criterium minimaal de helft van het maximaal aantal te behalen punten wordt gescoord;
Het project minder dan 70 punten heeft gescoord.
Projectperiode en kosten
Subsidie wordt verstrekt voor de periode die nodig is voor de uitvoering van het project. De maximale projectperiode is 4 jaar. Die termijn gaat in als de verleningsbeschikking is afgegeven. De kosten komen voor subsidie in aanmerking vanaf het moment dat de subsidieaanvraag is ingediend. Gaat het project later van start? Dan geldt dat de kosten voor subsidie in aanmerking komen vanaf de startdatum.
Doorgeven van wijzigingen
Wijzigt er iets in het project? Dan moet u deze wijziging zo snel mogelijk melden bij het SNN.
Rapportage en bevoorschotting
De subsidieaanvrager moet minimaal een keer per jaar een voortgangsrapportage indienen. In deze voortgangsrapportage staat de financiële en inhoudelijke voortgang van het project over de voorafgaande periode. Voor deze rapportage moet het door het SNN verstrekte format gebruikt worden. Als er niet degelijk wordt gerapporteerd kan de subsidie worden ingetrokken of verlaagd.
Wanneer gestart is met de uitvoering van het project kan een voorschot van 20% van de maximaal verleende subsidie worden verstrekt. Dit voorschot wordt niet verstrekt als het SNN een obstakel in de uitvoering van het project constateert.
Er kan een extra voorschot worden aangevraagd bij het indienen van een voortgangsrapportage. De hoogte van dat voorschot wordt bepaald op basis van de gemaakte en betaalde kosten. In totaal kan er voor maximaal 95% aan voorschotten worden uitbetaald.
Het resterende subsidiebedrag wordt bij de projectvaststelling uitbetaald.
Vaststelling van de subsidie
Uiterlijk 13 weken na de einddatum van het project moet een vaststellingsverzoek worden ingediend. Hiervoor moet het format van het SNN gebruikt worden. Een lijst van aan te leveren documenten bij de vaststelling wordt in de verleningsbeschikking opgenomen. Een rapport van bevindingen door een accountant kan hier onderdeel van zijn.
De subsidie wordt lager vastgesteld als de gerealiseerde kosten lager zijn dan begroot. Ook kan de subsidie lager worden vastgesteld wanneer niet aan de verplichtingen in de verleningsbeschikking is voldaan. Voor de berekening van de uiteindelijke subsidie wordt uitgegaan van het subsidiepercentage bij verlening.
Het SNN kan de uitbetaling van de subsidie opschorten als de financiering vanuit de Europese Commissie niet beschikbaar is.
Deze uitvoeringsregeling is door het DB SNN vastgesteld. Dit heeft zij gedaan in haar hoedanigheid van beheerautoriteit Noord-Nederland. De uitvoeringsregeling wordt gepubliceerd en treedt in werking op 10 februari 2025 en werkt terug tot deze datum voor zover bekendmaking plaatsvindt na 10 februari 2025
De uitvoeringsregeling wordt aangehaald als: Versterking van het circulair innovatie-ecosysteem en circulair ondernemerschap voor het midden- en kleinbedrijf in Noord-Nederland.
Wet-, regelgeving en algemene informatie
GB-verordening nr. 2021/1060 (Klik hier).
Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies (Klik hier).
Uitvoeringswet EFRO (Klik hier).
Algemene groepsvrijstellingsverordening nr. 651/2014 (Klik hier).
De-minimis steun Nr. 1407/2013 (Klik hier).
RIS3 (Klik hier).
Publiekssamenvatting EFRO-programma 2021-2027 Noord-Nederland (Klik hier). Algemene wet bestuursrecht (Klik hier).
Dit bedoelen wij met de begrippen die wij gebruiken:
GB-verordening: Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021. Deze bevat de gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006;
Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling beschikking, besluit of verordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie, gelet op de artikelen 42, 106, derde lid, 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft vastgesteld;
Financieringsinstrument: financieringsinstrument als bedoeld in artikel 58, eerste en tweede lid, van de GB-verordening;
Deelnemer: persoon die een activiteit volgt of deelneemt aan een project;
Minister van EZK: Minister van Economische Zaken en Klimaat;
REES: Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat 8 oktober 2021, nr. WJZ/20222966. Hierin staat de wijziging van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021 in verband met specifieke regels voor de subsidiabiliteit van uitgaven. Ook bevat de regeling andere wijzigingen in het kader van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Europese territoriale samenwerking en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur.
Programma EFRO 2021-2027: het programma als bedoeld in artikel 22 van de Verordening (EU) nr. 2021/1060. Dit programma is goedgekeurd door de Europese Commissie en geldt voor het landsdeel Noord-Nederland. RIS3 2021-2027: Research & Innovation Strategy for Smart Specialization Noord-Nederland. Dit is het document waarin de innovatiestrategie en vier transities voor Noord-Nederland voor de periode 2021- 2027 worden toegelicht;
SNN: het Samenwerkingsverband Noord-Nederland;
Noord-Nederland: de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen;
Samenwerkingsproject: een project dat wordt uitgevoerd door minimaal twee onafhankelijke partijen, die een aantoonbaar belang hebben bij het project. Onafhankelijke samenwerkende ondernemingen zijn geen partnerondernemingen van elkaar of verbonden met elkaar zoals toegelicht in artikel 3 lid 2 en 3 van Bijlage 1 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (EU) nr. 651/2014.
Projectpartner: Projectpartners zijn samenwerkende partijen die een aantoonbaar belang hebben bij het samenwerkingsproject die geen partnerondernemingen van elkaar zijn of verbonden met elkaar zijn zoals toegelicht in artikel 3 lid 2 en 3 van Bijlage 1 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (EU) nr. 651/2014. Partijen die partnerondernemingen zijn en/ of verbonden ondernemingen zijn worden gezien als een (1) projectpartner binnen een samenwerkingsproject.
Ondertekening
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl