Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR735546
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR735546/1
Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Steenbergen
Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 01-03-2025
Intitulé
Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente SteenbergenBurgemeester en wethouders van Steenbergen:
Overwegende dat ‘de Beleidsregels bijzondere bijstand 2024 aanpassing behoeven.
Gelet op het bepaalde in de Participatiewet.
Besluiten:
De Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Steenbergen vast te stellen.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepalingen
-
1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet (PW), de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet.
-
2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
- a.
wet: de Participatiewet (PW);
- b.
het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenbergen;
- c.
bijzondere bijstand: de bijstand als bedoeld in artikel 35, lid 1 van de wet;
- d.
draagkracht: het gedeelte van het inkomen en/of vermogen dat de belanghebbende geacht wordt aan te wenden om in de bijzondere kosten te voorzien;
- e.
draagkrachtperiode: de periode waarover de financiële draagkracht van de belanghebbende wordt vastgesteld;
- f.
de bijstandsnorm: de norm zoals bedoeld in artikel 5 onder c van de wet exclusief vakantietoeslag en met dien verstande dat kostendelende medebewoners als bedoeld in artikel 22a van de wet bij de beoordeling van aanvragen bijzondere bijstand buiten toepassing blijft. In dat geval wordt aangesloten bij de bijstandsnorm zoals die van toepassing zou zijn wanneer er geen sprake zou zijn geweest van kostendelende medebewoners;
- g.
inkomen: het netto maandinkomen waarover belanghebbende beschikt of redelijkerwijs kan beschikken exclusief vakantietoeslag, dertiende maand en eenmalige beloningen van de belanghebbende;
- h.
voorliggende voorziening: een voorziening buiten de wet, die naar aard en doel geacht wordt toereikend en passend te zijn voor belanghebbende, waardoor geen recht op bijzondere bijstand bestaat. Hierbij wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 5 en 15 van de wet;
- a.
Hoofdstuk 2 Draagkracht
Artikel 2. Draagkracht uit vermogen
-
1. Het volgens artikel 34 van de wet in aanmerking te nemen vermogen wordt geheel in beschouwing genomen voor de draagkracht uit vermogen.
-
2. Het vermogen boven de vermogensgrens als bedoeld in artikel 34 van de wet, wordt gezien als draagkracht uit vermogen. Het vermogen boven deze vermogensgrens wordt voor de berekening van de draagkracht uit vermogen volledig als draagkracht in aanmerking genomen.
-
3. Bezittingen zoals bedoeld in artikel 34 tweede lid van de wet worden niet tot de draagkracht uit vermogen gerekend.
-
4. Vermogen in een uitvaartverzekering wordt niet in aanmerking genomen voor de beoordeling van het recht bijzondere bijstand.
-
5. Bij de toepassing van artikel 34 van de wet wordt het vermogen in de door belanghebbende of zijn gezin bewoonde woning met bijbehorend erf niet in aanmerking genomen.
Artikel 3. Draagkracht uit inkomen
-
1. De belanghebbende met een inkomen tot en met 130% van de toepasselijke bijstandsnorm wordt geacht geen draagkracht uit inkomen te hebben.
-
2. Bij de berekening van de draagkracht wordt rekening gehouden met eventueel gemiste inkomensafhankelijke toeslagen op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), zoals zorgtoeslag, huurtoeslag of kindgebonden budget. Als het inkomen stijgt, daalt de toeslag. Bij de bepaling van de draagkrachtruimte wordt hiermee rekening gehouden. De feitelijke situatie dient te worden vergeleken met het totaal inkomen op bijstandsniveau, inclusief de dan geldende toeslagen.
-
3. Als het netto-inkomen van de belanghebbende hoger is dan 130% van de toepasselijke bijstandsnorm wordt 35% van het overschrijdingsbedrag voor de berekening van de draagkracht uit inkomen in aanmerking genomen, tenzij het een aanvraag voor bijzondere bijstand betreft voor de onder lid 4 genoemde kostensoorten.
-
4. Betreft het een aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kostensoorten:
- •
aanvullende bijzondere bijstand voor levensonderhoud aan personen van 18 tot 21 jaar,
- •
een woonkostentoeslag,
- •
de administratiekosten, waarborgsom alsmede de eerste en tweede maand huur voor een woning,
- •
inrichtingskosten,
- •
duurzame gebruiksgoederen,
- •
overbruggingsuitkering,
- •
doorbetaling vaste lasten bij detentie of verblijf in een inrichting,
- •
kosten van beschermingsbewind, mentorschap en curatele
dan wordt het netto-inkomen voor zover dit de bijstandsnorm overstijgt, volledig als draagkracht uit inkomen in aanmerking genomen.
- •
-
5. Als de belanghebbende, niet zijnde een zelfstandige, een vast periodiek inkomen heeft, wordt bij de vaststelling van het inkomen uitgegaan van het inkomen voorafgaand aan de maand waarin de kosten zich voordoen. Indien de belanghebbende wisselende inkomsten heeft, wordt uitgegaan van het gemiddelde inkomen over de drie maanden voorafgaand aan de maand waarin de kosten zich voordoen. Als de kosten per datum aanvraag zich nog niet hebben voorgedaan wordt ook gekeken naar de inkomsten over de drie voorafgaande maanden.
-
6. De vrijlatingen genoemd in artikel 31 tweede lid van de wet, worden niet tot het in aanmerking te nemen inkomen gerekend.
-
7. Bij de vaststelling van de draagkracht uit inkomen, wordt de individuele inkomenstoeslag (artikel 36 van de wet) buiten beschouwing gelaten.
-
8. Artikel 33 lid vijf van de wet wordt van overeenkomstige toepassing verklaard op de bijzondere bijstand.
-
9. Bij de berekening van de draagkracht wordt rekening gehouden met een eventueel beslag op inkomen met dien verstande dat dan uitgegaan wordt van het inkomen waarover de belanghebbende redelijkerwijs kan beschikken.
-
10. Ondanks dat de Wet op de Inkomstenbelasting de mogelijkheid biedt om bepaalde medische kosten als aftrekpost op te kunnen voeren, wat een lagere definitieve aanslag inkomstenbelasting tot gevolg kan hebben, wordt dit mogelijk recht op belastingvermindering- of teruggave buiten beschouwing gelaten bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand.
Artikel 4. Draagkracht in geval van WSNP en MSNP
-
1. De belanghebbende die deelneemt aan een minnelijke schuldregeling (MSNP) via de gemeente conform de richtlijnen van de Nederlandse vereniging voor Volkskrediet (NVVK) wordt geacht geen draagkracht te hebben.
-
2. De belanghebbende die deelneemt aan een schuldsaneringstraject op grond van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) wordt geacht geen draagkracht te hebben.
Artikel 5. Draagkrachtperiode
-
1. Bij een aanvraag bijzondere bijstand wordt de draagkracht voor een periode van 12 maanden vastgesteld, dit gebeurt als volgt:
- a.
In beginsel voor een periode van 12 maanden beginnende op de eerste dag van de maand van aanvraag; of
- b.
Indien er sprake is van een aanvraag die met terugwerkende kracht wordt toegekend, wordt de draagkracht vastgesteld per de eerste dag van de maand waarin de kosten zich voordoen.
- a.
-
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is de draagkrachtperiode voor bijstandsgerechtigden alsmede belanghebbenden met een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) gelijk aan de periode waarover algemene bijstand dan wel een AIO-aanvulling wordt ontvangen.
-
3. In afwijking van lid 1 wordt in geval van een stabiel inkomen in de volgende situaties de draagkracht voor 36 maanden vastgesteld:
- a.
Belanghebbende(n) zonder draagkracht die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt of;
- b.
Belanghebbende(n) zonder draagkracht met een IOAW/IOAZ- of WAO-uitkering of;
- c.
Belanghebbende(n) zonder draagkracht met een Wajong- of WIA-uitkering.
- a.
-
4. De vastgestelde draagkracht wordt in geval van incidentele bijzondere noodzakelijke kosten in één keer in mindering gebracht op de in aanmerking komende kosten.
-
5. In geval van periodieke bijzondere noodzakelijke kosten wordt de draagkracht gespreid over de maanden waarover de bijzondere bijstand wordt toegekend met een maximum van 12 maanden en naar evenredigheid in mindering gebracht op de in aanmerking komende kosten.
-
6. Bij samenloop van incidentele en periodieke bijzondere noodzakelijke kosten wordt de draagkracht bij voorrang verrekend met de incidentele kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt toegekend.
-
7. Indien de draagkracht het totaal van de bijzondere bijstand binnen de draagkrachtperiode overstijgt, wordt de aanvraag bijzondere bijstand afgewezen. Bij een vervolgaanvraag wordt wel rekening gehouden met de op het moment van de vervolgaanvraag reeds gemaakte bijzondere noodzakelijke kosten.
Artikel 6. Toekenningsperiode
-
1. Bijzondere bijstand wordt incidenteel toegekend als er sprake is van eenmalige kosten.
-
2. De toekenningsperiode van het recht op periodieke bijstand wordt gelijkgesteld aan de draagkrachtperiode met een maximale duur van ten hoogste 36 maanden.
-
3. Van het bepaalde in lid 2 wordt afgeweken indien vooraf duidelijk is dat de noodzaak van de kosten zich korter voordoet dan de vastgestelde draagkrachtperiode. In dat geval wordt aansluiting gezocht bij de periode dat de kosten noodzakelijk zijn. Indien het onduidelijk is hoe lang de kosten noodzakelijk zijn, wordt de bijzondere bijstand toegekend voor een periode van 12 maanden.
-
4. Van het bepaalde in lid 2 wordt ook afgeweken indien er sprake is van bijzondere kosten voor bewindvoering, curatele of mentorschap. In dat geval wordt de bijzondere bijstand toegekend zonder einddatum, tenzij in de beschikking van de kantonrechter anders bepaald.
Artikel 7. Wijziging reeds vastgestelde draagkracht
-
1. Een reeds vastgestelde draagkracht of draagkrachtperiode, wordt opnieuw beoordeeld als de persoonlijke en/of financiële omstandigheden van belanghebbende gedurende de al vastgestelde draagkrachtperiode ingrijpend wijzigt of in geval van een wijziging in de hoogte van de bijzondere noodzakelijke kosten.
-
2. Onder een ingrijpende wijziging wordt in ieder geval verstaan: een inkomensstijging of daling van tenminste 20% die niet wordt veroorzaakt door een eenmalige beloning maar door een structurele toename van het aantal gewerkte uren, een structurele stijging van het bruto uurloon of een combinatie van beiden.
Hoofdstuk 3 Bijzondere bijstand met terugwerkende kracht, drempelbedrag, vorm van de bijstand
Artikel 8 Mogelijkheid toekennen bijzondere bijstand met terugwerkende kracht
-
1. Indien bijzondere bijstand met terugwerkende kracht wordt verleend, dan heeft dit een maximale terugwerkende kracht van 6 maanden vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanvraag wordt ontvangen.
-
2. Het vorige lid is niet van toepassing op aanvragen voor verhuis- en/of inrichtingskosten alsmede duurzame gebruiksgoederen. Dergelijke aanvragen dienen te worden gedaan, alvorens de kosten worden gemaakt.
-
3. Als bijzondere bijstand wordt aangevraagd als aanvulling op het maandinkomen dan is artikel 44 van de wet van toepassing.
-
4. Als voorwaarde voor de bijzondere bijstandsverlening met terugwerkende kracht geldt dat de noodzaak van bijstandsverlening moet kunnen worden vastgesteld.
Artikel 9. Drempelbedrag
Er wordt geen drempelbedrag als bedoeld in artikel 35 lid 2 van de wet gehanteerd.
Artikel 10. Vorm van de bijstand
-
1. De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verstrekt.
-
2. In afwijking van het genoemde in lid 1 wordt de bijzondere bijstand verstrekt in de vorm van een lening als er naar het oordeel van het college sprake is van een situatie zoals genoemd in artikel 48 lid 2 van de wet of als dit in de kostensoorten in deze beleidsregels staat vermeld.
Artikel 11. Hoogte van de bijstand
-
1. Voor zover niet anders is vermeld, wordt de hoogte van de noodzakelijke kosten vastgesteld op maximaal de basis van de prijzengids van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud). Voor zover de gevraagde kosten niet staan vermeld in deze gids, wordt de hoogte op individuele basis vastgesteld.
-
2. Een besparing van kosten die algemeen gebruikelijk zijn, wordt op de bijzondere bijstand in mindering gebracht op basis van de Nibud prijzengids.
Artikel 12. Specifiek beleid voor bepaalde kostensoorten
-
1. Voor een aantal kostensoorten geldt specifiek gemeentelijk beleid. Deze kostensoorten worden uitgewerkt in deze beleidsregels.
-
2. Deze beleidsregel is niet van toepassing op de verstrekking van bijzondere bijstand in de vorm van een collectieve aanvullende zorgverzekering, of in de vorm van een tegemoetkoming in de kosten van de premie van een dergelijke verzekering zoals bedoeld in artikel 35 lid 3 van de wet.
Hoofdstuk 4 Te laag maandinkomen
Artikel 13. Jongere 18 tot 21 jaar met noodzaak zelfstandig wonen, niet zijnde verblijf in inrichting
-
1. Bijzondere bijstand voor algemeen noodzakelijke bestaanskosten van zelfstandig wonende jongeren van 18 tot 21 jaar kan worden verleend voor zover de noodzakelijke kosten van het bestaan uitgaan boven de geldende bijstandsnorm en in de hogere bestaanskosten niet kan worden voorzien door het delen van kosten met een ander, en er geen beroep op de onderhoudsplicht van de ouders kan worden gedaan.
-
2. De jongere als bedoeld in lid 1 wordt in ieder geval geacht zijn onderhoudsrecht redelijkerwijs niet te gelde te kunnen maken als:
- a.
de ouder(s) is/zijn overleden of in het buitenland woont/wonen;
- b.
de jongere in het kader van de Wet op de jeugdzorg destijds buiten het gezin is geplaatst;
- c.
de jongere op de ingangsdatum van de bijstandsverlening 12 maanden of langer zelfstandig woont;
- d.
er sprake is van een acute crisissituatie, waarin door de minderjarige zelf geen verandering kan worden gebracht.
- a.
-
3. De noodzakelijke kosten van het bestaan van de zelfstandig wonende alleenstaande dan wel alleenstaande ouder van 18 tot 21 jaar zoals bedoeld in lid 1, wordt gesteld op het normbedrag voor een persoon van 21 jaar inclusief vakantietoeslag in vergelijkbare omstandigheden. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op het verschil tussen dit bedrag en de van toepassing zijnde bijstandsnorm.
-
4. Jongeren die de Wet studiefinanciering 2000 (hierna: WSF) ontvangen komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand voor aanvulling levensonderhoud. WSF wordt als een toereikende voorliggende voorziening gezien voor levensonderhoud.
-
5. Jongeren die een tegemoetkoming scholieren (hierna: WTOS) ontvangen kunnen wel in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor levensonderhoud. Bij de berekening dient dan enkel rekening gehouden te worden met het bedrag van de basistoelage voor levensonderhoud. Aanvulling is tot de WSF-norm, op deze manier worden WSF-ers en WTOS-ers gelijk behandeld. Voorwaarde is dat hij/zij noodgedwongen op zichzelf moet wonen en ook géén beroep kan doen op de onderhoudsplicht van zijn/haar ouders.
-
6. Het recht op bijzondere bijstand wordt in ieder geval beëindigt met ingang van de datum waarop de 21-jarige leeftijd wordt bereikt.
Artikel 14. Jongere 18 tot 21 jaar die in een inrichting verblijft
-
1. De noodzakelijke kosten van het bestaan van de alleenstaande of de alleenstaande ouder van 18 tot 21 jaar die verblijft in een inrichting in de zin van artikel 1, sub f, van de wet, en ook zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken, worden gesteld op het normbedrag als bedoeld in artikel 23, lid 1, sub a, van de wet.
-
2. De hoogte van de inrichtingsnorm sluit niet in alle gevallen goed aan bij de ontwikkeling in de zorgverlening en zorgwetgeving. Dit omdat bij een verblijf in een inrichting de zorg en inwoning niet altijd in natura wordt verleend. Hierdoor moeten sommige inwoners een eigen bijdrage betalen waarin de norm niet voorziet. Bijvoorbeeld voor de huur van de kamer, het gebruik van gemeenschappelijke ruimtes, eten en drinken en gas water en licht. In dit soort situaties kan de inrichtingsnorm eventueel aangevuld worden met de kosten waarin de inrichtingsnorm niet voorziet tot maximaal de norm voor een alleenstaande van 21 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd. De belanghebbende dient hiervan bewijsstukken te overleggen.
Artikel 15. Overbruggingsuitkering
-
1. Een overbruggingsuitkering is bijstand welke kan worden verstrekt om de periode tot de eerste maandbetaling van de algemene uitkering voor levensonderhoud te overbruggen. De overbrugging wordt verstrekt op het moment dat er sprake is van een wijziging in het betaalritme.
-
2. De hoogte van de overbruggingsuitkering wordt berekend op basis van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, exclusief VT, over de te overbruggen periode. Het COA-leefgeld wordt niet als middel aangemerkt.
-
3. Mogelijke bijzondere bijstand om niet voor de betaling van de eerste maand huur, dient op de overbruggingsuitkering in mindering gebracht te worden.
-
4. De te overbruggen periode bedraagt maximaal één maanduitkering.
-
5. Bij een aanvraag door statushouders die het asielzoekerscentrum verlaten wordt uitgegaan van bijzondere omstandigheden en noodzakelijke kosten.
-
6. De overbruggingsuitkering is bijzondere bijstand voor levensonderhoud en wordt om niet verstrekt.
Hoofdstuk 5 Wonen en verhuizen
Artikel 16. Woonkostentoeslag
-
1. Onder woonkosten wordt in dit artikel verstaan:
- a.
bij een huurwoning de per maand geldende rekenhuur als omschreven in artikel 5 van de Wet op de huurtoeslag;
- b.
bij een eigen woning de tot een bedrag per maand omgerekende som van:
- –
de hypotheekrente na aftrek van de hiermee verband houdende belastingteruggaaf;
- –
de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten (onroerende zaakbelasting, de rioolheffing en de aanslag waterschapsbelasting, allen eigenaarsgedeelte);
- –
de premie van de opstalverzekering en bewijs onderhoudskosten eigen woning.
- –
- a.
-
2. Een woonkostentoeslag voor een huurwoning, gehuurde woonwagen of gehuurd woonschip kan worden verleend, indien de belanghebbende een woning bewoont, waarvoor de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering vormt voor de toekenning van die huurtoeslag, maar hij door omstandigheden buiten zijn schuld nog geen aanspraak kan maken op deze toeslag. De woonkostentoeslag wordt verstrekt tot de datum waarop de belanghebbende wel in aanmerking komt voor huurtoeslag. De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die de belanghebbende gelet op zijn financiële situatie op grond van de Wet op de huurtoeslag per maand zou ontvangen.
-
3. Een woonkostentoeslag bij een woning, woonwagen of woonschip in eigendom kan worden verleend, indien de belanghebbende een woning bezit of bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten overeenkomstig artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering zou vormen voor toekenning van een toeslag. De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die de belanghebbende gelet op zijn financiële situatie op grond van de Wet op de huurtoeslag per maand ontvangt, indien het een huurwoning zou betreffen.
-
4. Aan de belanghebbende met een huurwoning, waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag een belemmering vormt voor de toekenning van huurtoeslag, kan voor een periode van maximaal 12 maanden een woonkostentoeslag worden verstrekt, met dien verstande, dat de woonkosten die uitgaan boven de maximale rekenhuur, in afwijking van lid 2, volledig voor bijzondere bijstand in aanmerking komen, voor zover het een reële huurprijs betreft.
-
5. Het vorige lid is van overeenkomstige toepassing bij bewoning van een woning in eigendom, waarvan de hoogte van de woonkosten een belemmering vormt voor toekenning van huurtoeslag, indien het een huurwoning zou betreffen.
-
6. Aan de woonkostentoeslag als bedoeld in lid 4 en lid 5 is op grond van artikel 55 van de wet de voorwaarde verbonden, dat de belanghebbende naar vermogen tracht goedkopere passende woonruimte te vinden, tenzij het een toegewezen woning betreft in het kader van een gemeentelijk zorgproject.
-
7. Als de belanghebbende naar het oordeel van het college naar vermogen heeft getracht goedkopere passende woonruimte te vinden, maar dit niet is gelukt, kan de woonkostentoeslag met maximaal een jaar worden verlengd.
Artikel 17. Krediethypotheek
-
1. Kosten die een belanghebbende maakt in verband met de taxatie van de woning, de hypotheekakte, de inschrijving van de hypotheek en de bijkomende kosten komen voor bijzondere bijstand in aanmerking.
-
2. De bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een geldlening (artikel 48 lid 2 sub a van de wet).
Artikel 18. Doorbetaling vaste lasten tijdens tijdelijk verblijf in een inrichting of ziekenhuis
-
1. Bij een opname in een inrichting, zoals bedoeld in artikel 1 lid f van de wet (=verpleegtehuis, psychiatrisch ziekenhuis, afkickcentrum) moet de algemene periodieke bijstandsnorm worden omgezet naar een lagere norm (artikel 23 Pw). Die lagere norm is alleen bedoeld als zak- kleedgeld en daarvan kunnen niet de vaste lasten worden betaald.
-
2. Indien er een noodzaak bestaat tot het blijven aanhouden van de eigen woonruimte kan bijzondere bijstand worden verleend in:
- –
de niet door de huurtoeslag gedekte woonkosten;
- –
het vastrecht voor energie;
- –
premie inboedelverzekering.
- –
-
3. De uitkering wordt ongewijzigd voortgezet gedurende de maand van opname en de drie maanden daaropvolgend. Vanaf het moment waarop de bijstandsnorm wordt omgezet naar de norm zak- en kleedgeld is bijzondere bijstand voor de doorbetaling van de vaste lasten mogelijk voor maximaal 6 maanden. Mits er noodzaak is tot het aanhouden van de eigen woonruimte.
Artikel 19. Doorbetaling vaste lasten tijdens detentie
-
1. Op het moment dat er sprake is van een verblijf in detentie in Nederland en de belanghebbende is alleenstaand én verblijft minimaal 2 maanden en maximaal 6 maanden in detentie én de belanghebbende is niet in staat zelf zijn vaste lasten van zijn woning te bekostigen, kunnen de vaste lasten van de belanghebbende voor die periode worden doorbetaald. Na een succesvolle aanvraag wordt een belanghebbende 3 jaar uitgesloten van deze regeling.
-
2. Indien op voorhand vaststaat dat de detentie langer duurt dan 6 maanden komt men niet in aanmerking voor gebruik van de regeling.
-
3. De volgende vaste lasten komen voor bijzondere bijstand in aanmerking:
- –
de niet door huurtoeslag gedekte woonkosten;
- –
het vastrecht energie;
- –
premie inboedelverzekering.
- –
-
4. De bijzondere bijstand wordt in de vorm van leenbijstand verstrekt (artikel 48 lid 2 onder b Pw).
Artikel 20. Waarborgsom, eerste huurlasten, inrichtingskosten en duurzame gebruiksgoederen
-
1. Indien de belanghebbende vanuit een niet verwijtbare situatie beschikt over onvoldoende draagkracht voor de betaling van de administratiekosten en waarborgsom voor een woning, de (gedeeltelijke) eerste en volledige tweede maandhuur, inrichtingskosten of duurzame gebruiksgoederen en redelijkerwijs niet heeft kunnen reserveren voor deze kosten, kan hiervoor bijzondere bijstand worden verleend. Het bepaalde in artikel 34, lid 2, sub b, van de wet blijft hierbij buiten toepassing.
-
2. Tot de lid 1 genoemde categorie belanghebbenden behoren in ieder geval zij die:
- a.
de opvang in een asielzoekerscentrum verlaten;
- b.
ondersteuning ontvangen vanuit de WMO in het kader van maatschappelijke opvang, beschermd wonen of begeleid wonen.
- a.
-
3. Een geldlening bij de kredietbank waarmee volledig kan worden voorzien in de administratiekosten en waarborgsom voor een woning, eerste maandhuur, inrichtingskosten of de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen voor zover van toepassing, wordt als een toereikende en passende voorliggende voorziening beschouwd.
-
4. De bijzondere bijstand in de administratiekosten en eerste en tweede maand huur voor zover hierover geen aanspraak op huurtoeslag bestaat, wordt verleend om niet, de bijzondere bijstand in de waarborgsom, de eerste huurlasten waarover aanspraak op huurtoeslag bestaat, inrichtingskosten en duurzame gebruiksgoederen worden verleend in de vorm van een lening.
-
5. De huurtoeslag die de belanghebbende gaat ontvangen over de periode van de eerste en tweede maand huur kan worden verstrekt in de vorm van een renteloze geldlening (artikel 48 lid 2 onder a Pw). Een eventuele borgsom wordt ook verstrekt in de vorm van een renteloze lening (artikel 48 lid 2 sub c Pw).
-
6. Indien de bijstandsaanvraag betrekking heeft op de volledige inrichting van een woning, bedraagt de hoogte van de noodzakelijke kosten maximaal 60% van het bedrag dat in de Nibud-prijzengids staat vermeld per inventarispakket naar huishoudtype.
-
7. Indien de bijstandsaanvraag betrekking heeft op de volledige inrichting van een kamer, bedraagt de hoogte van de noodzakelijke kosten maximaal 40% van het bedrag dat in de Nibud-prijzengids staat vermeld per inventarispakket naar huishoudtype.
-
8. Indien bijzondere bijstand moeten worden verstrekt voor verf/behang, laminaat, vloerbedekking of gordijnen (niet duurzame gebruiksgoederen) wordt het daarvoor benodigde bedrag conform de NIBUD-prijzen om niet verstrekt.
Artikel 21. Verhuiskosten
-
1. Verhuiskosten binnen Nederland behoren tot incidenteel voorkomende algemene noodzakelijke bestaanskosten die gefinancierd moeten worden door middel van reservering vooraf of gespreide betaling achteraf.
-
2. In afwijking van lid 1 kan bij een noodzakelijke verhuizing die niet uitstelbaar is bijzondere bijstand worden verstrekt voor verhuiskosten. Verhuiskosten dienen te worden aangevraagd bij de vertrekgemeente.
-
3. Bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de noodzakelijke transportkosten op basis van de adequaat goedkoopste voorziening. Bijvoorbeeld de huur van een bus of aanhanger.
-
4. De bijzondere bijstand wordt om niet verstrekt.
Hoofdstuk 6 Extra leefkosten
Artikel 22. Kleding en schoeisel
-
1. Kosten voor aanschaf, herstel, vervanging, onderhoud en reiniging van kleding, schoeisel en beddengoed behoren tot de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan.
-
2. Voor zover er geen beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening en er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval komen de kosten van extra wasverzorging en extra kledingslijtage ten gevolge van gebreken of ziekte, voor bijzondere bijstand in aanmerking. Denk aan:
- –
sterke vermagering of gewichtstoename door: ziekte, gebrek of medicijngebruik waardoor de kleding niet meer past.
- –
abnormale slijtage door: gebruik van kunst- of hulpmiddelen, veelvuldige bewassing door incontinentie.
- –
-
3. Een bewijsstuk waaruit de noodzaak van de te maken kosten blijkt, moet worden overlegd.
-
4. (Eventuele) aankoopbonnen moeten minimaal 12 maanden bewaard worden en deze moeten op verzoek van de ISD overgelegd worden.
-
5. De meerkosten worden vergoed a.d.h.v. de NIBUD-normen. Indien er sprake is van dubbele kinderbijslag en de kosten hebben betrekking op het kind waarvoor de dubbele kinderbijslag is bedoeld, dient 50% van de dubbele kinderbijslag in mindering gebracht te worden op de te verstrekken bijzondere bijstand. Let op dat dit maar eenmaal gebeurt bij samenloop van meerkosten.
Artikel 23. Energie en water
-
1. Kosten voor gas, elektriciteit en water behoren tot de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan.
-
2. Voor zover er geen beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening en er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval komen de hogere kosten voor gas, elektriciteit en water in aanmerking voor bijzondere bijstand. Denk aan: noodzakelijk hoge kamertemperatuur bij (chronische) ziekte, hogere energiekosten voor het frequent opladen accu's elektrisch bediende rolstoel, hogere energiekosten vanwege extra bewassing.
-
3. De belanghebbende dient de energie jaarafrekening en/of leveranciersspecificatie waaruit energieverbruik van het elektrisch apparaat blijkt (bijv. stroomverbruik traplift) te overleggen om het recht vast te kunnen stellen.
-
4. De meerkosten worden bepaald door de werkelijke energiekosten af te zetten tegen het gemiddeld verbruik. In de prijzengids van het NIBUD is het gemiddeld verbruik per woningtype op jaarbasis en de bijbehorende kosten per maand terug te vinden.
-
5. Indien er sprake is van dubbele kinderbijslag en de kosten hebben betrekking op het kind waarvoor de dubbele kinderbijslag is bedoeld, dient 50% van de dubbele kinderbijslag in mindering gebracht te worden op de te verstrekken bijzondere bijstand. Let op dat dit maar eenmaal gebeurt bij samenloop van meerkosten.
Artikel 24. Dieetkosten
-
1. In de kosten van een dieet welke uitgaan boven die van een normaal voedingspatroon kan bijzondere bijstand worden verleend voor de meerkosten.
-
2. De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de 60% van de meerkosten van het te volgen dieet, zoals vastgesteld in de Prijzengids van het NIBUD.
-
3. De medische noodzaak kan worden aangetoond door middel van een verklaring van een arts/diëtist of door een aangevraagd medisch advies.
Artikel 25. Maaltijdvoorziening
-
1. Bijzondere bijstand voor warme maaltijden is mogelijk indien een belanghebbende (tijdelijk) niet in staat is voor zichzelf een warme maaltijd te bereiden. Als dit aannemelijk is, wordt er steeds uitgegaan van de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden.
-
2. Is de noodzaak voor warme maaltijden op basis van de informatie die een belanghebbende verstrekt of bij ons bekend is niet aannemelijk of onvoldoende aannemelijk, dan wordt overgegaan tot opvragen van een medisch advies.
-
3. De hoogte van de bijzondere bijstand per maaltijd bedraagt het verschil van de gemiddelde kosten voor een maaltijdvoorziening, die jaarlijks door de ISD wordt vastgesteld, en de kosten van de gewone voeding (NIBUD-prijzengids), rekening houdend met de omvang van het huishouden.
-
4. De meerkosten van een warme maaltijd t.o.v. NIBUD-norm uitgaande van maximaal 26 warme maaltijden per maand komen voor bijzondere bijstand in aanmerking.
Hoofdstuk 7 Medische zorg
Artikel 26. Medische kosten
-
1. De Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg zijn toereikende en passende voorliggende voorzieningen voor medische kosten op grond waarvan deze kosten niet voor bijzondere bijstand in aanmerking komen.
-
2. In de gevallen waarbij:
- a.
op de peildatum voor het afsluiten van een van beide door de gemeente aangeboden collectieve zorgverzekeringen niet werd voldaan aan de voorwaarden voor deelname, of
- b.
anderszins een vergelijkbare verzekering tegen ziektekosten is afgesloten, dan wel
- c.
voor een op zijn/haar medische situatie afgestemde aanvullende verzekering is gekozen, worden in afwijking van lid 1 de vergoedingen op grond van de door de gemeente aangeboden collectieve zorgverzekeringen als toereikend aangemerkt en zijn deze vergoedingen maatgevend voor het (buitenwettelijk begunstigend) bijzondere bijstandsbeleid.
- a.
-
3. Als er een wettelijke eigen bijdrage is opgelegd waarvoor geen vergoeding bestaat vanuit de Zorgverzekeringswet, de Wet langdurige zorg en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, noch in het kader van beide collectieve zorgverzekeringen dan wel een hiermee vergelijkbare verzekering als bedoeld in het tweede lid onder b, kan hiervoor bijzondere bijstand worden verstrekt.
Uitgezonderd hiervan zijn:
- a.
de (inkomensafhankelijke) eigen bijdrage bij zorg met verblijf;
- b.
het verplicht eigen risico bij de Zorgverzekeringswet.
- a.
Artikel 27. Personenalarmering
-
1. Bij een medische of sociale indicatie kan in de kosten van een persoonsgebonden alarmering bijzondere bijstand worden verleend.
-
2. De eigen bijdrage (aansluitkosten en periodieke bijdrage) die verschuldigd is, kan vanuit de bijzondere bijstand worden vergoed.
-
3. De belanghebbende dient een bewijsstuk te overleggen van de te maken kosten.
Hoofdstuk 8 Reiskosten
Artikel 28. Reiskosten medische behandeling
-
1. Voor het ondergaan van een noodzakelijke medische behandeling wordt er voor de eigen bijdrage in de reiskosten en parkeerkosten bijzondere bijstand verstrekt. Hierbij wordt gerekend met de daadwerkelijke reisafstand en de vergoeding van een aanvullende zorgverzekering.
-
2. De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van het goedkoopste openbaar vervoertarief, dan wel bij eigen vervoer tegen de belastingvrije reiskostenvergoeding per kilometer, kortste route en de daaraan eventuele verbonden parkeerkosten.
Artikel 29. Reiskosten bezoek aan gezinslid die elders behandeld wordt
-
1. Voor het bezoeken van een gezins- of familielid tot en met de 2e graad die elders behandeld wordt (bv. in een ziekenhuis of revalidatiecentrum), kan voor zover de kosten niet uit andere hoofde worden vergoed, bijzondere bijstand worden verleend in de reiskosten.
-
2. De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van het goedkoopste openbaar vervoertarief, dan wel bij eigen vervoer tegen de belastingvrije reiskostenvergoeding per kilometer, kortste route en de daaraan eventuele verbonden parkeerkosten.
-
3. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op een bezoekfrequentie van maximaal drie keer per week aan een partner of bloed- of aanverwant in de 1e graad en op een bezoekfrequentie van eenmaal per week aan een bloed- of aanverwant in de 2e graad.
-
4. In bijzondere situaties zoals bij een terminaal verpleegde, kan op individuele basis worden afgeweken van de bezoekfrequentie zoals genoemd in lid 3.
Artikel 30. Reiskosten bezoek aan gedetineerde
-
1. Voor het bezoeken van een gedetineerde partner of gedetineerd gezinslid in de 1e graad kan met een frequentie van maximaal eenmaal per twee weken bijzondere bijstand worden verleend in de reiskosten.
-
2. De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van het goedkoopste openbaar vervoertarief, dan wel bij eigen vervoer tegen de belastingvrije reiskostenvergoeding per kilometer, kortste route en de daaraan eventuele verbonden parkeerkosten.
-
3. Voor reiskosten wegens bezoek aan een in het buitenland gedetineerd gezins- of familielid wordt geen bijstand verstrekt.
Artikel 31. Reiskosten bezoek aan een uit huis geplaatst kind of bezoek van een uit huis geplaatst kind
-
1. Voor het bezoeken van een uit huis geplaatst kind door de ouder(s) of voor het bezoek van een uit huis geplaatst kind aan de ouders, kan bijzondere bijstand worden verleend.
-
2. De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van het goedkoopste openbaar vervoertarief, dan wel bij eigen vervoer tegen de belastingvrije reiskostenvergoeding per kilometer, kortste route en de daaraan eventuele verbonden parkeerkosten.
-
3. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld aan de hand van de bezoekregeling die is opgesteld door de instelling, zoals bijvoorbeeld bureau jeugdzorg, met een frequentie van maximaal eenmaal per week.
Artikel 32. Reiskosten gerechtelijke procedure
-
1. De kosten voor het bijwonen van een gerechtelijke procedure voor zover voortvloeiend uit opgelegde PW-voorwaarden die leiden tot vermindering of beëindiging van de algemene bijstand (bv. alimentatieprocedure) komen voor bijzondere bijstand in aanmerking.
-
2. De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van het goedkoopste openbaar vervoertarief, dan wel bij eigen vervoer tegen de belastingvrije reiskostenvergoeding per kilometer, kortste route en de daaraan eventuele verbonden parkeerkosten.
Artikel 33. Reiskosten scholing en opleiding van ten laste komende kinderen
-
1. Voor het volgen van een opleiding of studie door ten laste komende kinderen kan bijzondere bijstand worden verleend in de reiskosten, indien geen recht bestaat op een studentenreisproduct.
-
2. De gemeente doet geen uitspraak over de noodzakelijkheid van de keuze om buiten de gemeente een opleiding te volgen. Als de opleiding wordt gevolgd in de provincie Noord-Brabant, Zeeland of Zuid-Holland wordt de schoolkeuze gerespecteerd.
-
3. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op basis van het tarief openbaar vervoer, voordeligste mogelijkheid.
-
4. De reiskosten worden verstrekt op basis van 10 keer de kosten van een maandabonnement (periode september tot en met juni) of de kosten van een jaarabonnement voor zover deze kosten lager zijn dan de kosten van 10 keer het maandabonnement.
-
5. Wanneer de enkele reisafstand minder dan 10 kilometer bedraagt, wordt geen vergoeding verstrekt.
Artikel 34. Reiskosten Wet Inburgering 2013
-
1. Voor het volgen van een traject in het kader van de Wet inburgering kan bijzondere bijstand worden verleend in de reiskosten voor zover en zolang dit geen onderdeel uitmaakt van een re-integratietraject.
-
2. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op basis van het tarief openbaar vervoer, voordeligste mogelijkheid, dan wel bij eigen vervoer de belastingvrije reiskostenvergoeding per kilometer, kortste route.
Hoofdstuk 9 Uitvaartkosten
Artikel 35. Begrafenis- of crematiekosten
-
1. Indien de nalatenschap van de overledene onvoldoende opbrengt en er door de overledene geen uitvaartverzekering is afgesloten die de kosten volledig dekt, kan voor de kosten van de begrafenis of crematie aan de erfgenamen genoemd in lid 2, ieder voor hun eigen deel in deze kosten, bijzondere bijstand worden verleend.
-
2. Voor vergoeding komen de algemene kosten en begrafenis- of crematiekosten op basis van de NIBUD prijzengids in aanmerking. Ontvangen verzekeringsgelden dienen hierop in mindering te worden gebracht.
De volgende kosten worden niet vergoed:
- –
advertentiekosten in regionale krant
- –
opbaren in uitvaartcentrum, incl. condoleancebezoek
- –
opbaren thuis, incl. dagelijkse controle en koeling overledene
- –
kosten volgauto(s)
- –
koffietafel na uitvaart
- –
kosten eigen graf (20 jaar voor 2 personen), incl. onderhoudskosten en openen en sluiten graf
- –
bijzetten in bestaand graf
- –
natuurstenen grafdocument of urnen
- –
kosten eredienst en/of kosten die voortvloeien uit culturele en religieuze achtergrond
- –
-
3. De bijzondere bijstand wordt om niet verleend, tenzij aannemelijk is te achten, dat er achteraf voldoende middelen zijn.
-
4. Geen bijzondere bijstand wordt verleend voor de kosten van:
- –
overbrenging van de overledene naar het buitenland om daar te kunnen worden begraven of gecremeerd;
- –
begrafenis of crematiekosten in het buitenland t.b.v. de overleden inwoner, of een gezinslid;
- –
reiskosten voor het bijwonen van een begrafenis/crematie in het buitenland.
- –
Hoofdstuk 10 Bijzondere financiële regelingen
Artikel 36. Beschermingsbewind (bewindvoering, mentorschap en curatele)
-
1. Als de kantonrechter de noodzaak tot onder bewindstelling, mentorschap of curatele heeft beoordeeld en vastgesteld, bestaat er voor het college geen vrijheid meer de onderbewindstelling, mentorschap of curatele te beoordelen en evenmin om te bezien of er andere oplossingen mogelijk zijn.
-
2. Als bewijs dient een beschikking van de kantonrechter te worden overlegd waaruit blijkt dat de kosten in rekening mogen worden gebracht.
-
3. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt afgestemd op de jaarbeloning zoals opgenomen in 'Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren', tenzij lager wordt gefactureerd.
-
4. De ingangsdatum van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld conform het bepaalde in artikel 3 lid 4 van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerder en mentoren.
-
5. De kosten van de aanvangswerkzaamheden/entreekosten komen op per datum dat de bewindvoerder, mentor of curator door de rechtbank is benoemd, tevens zijnde de datum van de beschikking van de rechtbank.
-
6. Bankkosten t.b.v. beschermingsbewind en curatele komen ook in aanmerking voor bijzondere bijstand.
-
7. Voor de kosten van het openen en aanhouden van een beheerrekening wordt de noodzaak en bijzondere omstandigheden aanwezig geacht.
-
8. Voor de kosten van de eindafrekening en griffierecht wordt de noodzaak en bijzondere omstandigheden aanwezig geacht.
Artikel 37. Griffierecht en eigen bijdrage rechtsbijstand
-
1. De kosten van de eigen bijdrage rechtsbijstand en griffierecht worden noodzakelijk geacht om ook voor burgers met een minimuminkomen de mogelijkheid van de rechtsgang te garanderen. De noodzaak wordt ontleend aan het feit dat de Raad voor de Rechtsbijstand een advocaat heeft toegevoegd.
-
2. Eventuele andere bijkomende kosten in de procedure komen voor bijzondere bijstand in aanmerking wanneer daarvoor een noodzaak bestaat.
-
3. De kosten van het griffierecht komen op, op de datum waarop een belanghebbende het beroepsschrift of verzoekschrift indient bij de rechter.
-
4. De kosten van de eigen bijdrage rechtsbijstand komen op, op de dag dat de rechtsbijstandsverlener het besluit van de Raad voor Rechtsbijstand tot verlening van de aangevraagde toevoeging heeft ontvangen.
Hoofdstuk 11 Slotbepalingen
Artikel 38. Hardheidsclausule
Door of namens het college kan met toepassing van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende worden afgeweken van deze beleidsregels, indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 39. Overgangsrecht
-
1. De rechtsgevolgen van beschikkingen bijzondere bijstand welke zijn toegekend in de periode voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregels, blijven van kracht met dien verstande dat wanneer de nieuwe beleidsregels gunstigere bepalingen voor de belanghebbende bevatten, de belanghebbende dan een nieuwe beschikking ontvangt, waarin vermeld wordt dat dan het nieuwe beleid prevaleert.
-
2. Indien een aanvraag bijzondere bijstand is ingediend in de periode voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregels en er op die aanvraag nog geen besluit is genomen op het moment van inwerkingtreding van deze beleidsregels, geldt het voor de belanghebbende meest gunstige beleid.
Artikel 40. Citeertitel en inwerkingtreding
-
1. Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als ''Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Steenbergen'' en treden in werking met ingang van 1 maart 2025.
-
2. De ''Beleidsregels bijzondere bijstand 2024'', vastgesteld 27 februari 2024, vervallen per 1 maart 2025.
Ondertekening
Steenbergen, 11 februari 2025
burgemeester en wethouders van Steenbergen,
de secretaris, de loco-burgemeester,
A.N. Phaff- de Groot E. Prent
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl