Machtigingsbesluit procescoördinatie vrijwillige nazorg (ex-)gedetineerden en jeugdige (ex-)gedetineerden GGD Flevoland

Geldend van 14-02-2025 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-02-2009

Intitulé

Machtigingsbesluit procescoördinatie vrijwillige nazorg (ex-)gedetineerden en jeugdige (ex-)gedetineerden GGD Flevoland

Het college van burgemeester en wethouders van Almere,

Gelet op het feit dat het de wettelijke opdracht voor de gemeente is zaken voor zijn burgers te regelen, als ze dat zelf niet kunnen of in aanvulling op hun eigen inspanningen, en in verband hiermee te zorgen voor een succesvolle re-integratie van (ex)-gedetineerden,

Voorts gelet op:

  • -

    Artikel 18a van de Penitentiaire beginselenwet

  • -

    Artikelen 20d en 44e van de Penitentiaire maatregel

  • -

    Artikel 51c, tweede lid, onderdeel c, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens

  • -

    Hoofdstuk 3 van de Beleidsregel verstrekking tenuitvoerleggingsgegevens

  • -

    De Algemene wet bestuursrecht

  • -

    Het Algemeen Mandaatbesluit Almere

  • -

    De Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)

  • -

    De Uitvoeringswet AVG

Overwegende dat:

  • -

    de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), de reclassering en de gemeente de gezamenlijke taak hebben om samen te werken aan een succesvolle re-integratie van (ex)-gedetineerden om hen optimaal voor te bereiden op terugkeer naar de maatschappij, zoals ook is vastgelegd in het Bestuurlijk Akkoord ‘Kansen bieden voor re-integratie’ van 1 juli 2019;

  • -

    uitgaande van een levensloopbenadering de gemeente aan de lat staat om regie te voeren op het gehele proces van re-integratie van zijn (ex-)gedetineerden, gelet op zijn wettelijke taken die zijn neergelegd in wet- en regelgeving zoals de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (artikel 2.3.1. tot en met 2.3.5), de Jeugdwet (artikel 2.3 en 2.4), de Participatiewet (artikel 7.1) en de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (artikel 3);

  • -

    om de kans op een succesvolle re-integratie van (ex-)gedetineerden te vergroten, gewerkt wordt met vijf basisvoorwaarden, te weten: het hebben van een identiteitsbewijs, onderdak, inkomen (of onderwijs), het aanpakken van schulden en continuïteit van zorg;

  • -

    de Penitentiaire beginselenwet de grondslag biedt voor het uitwisselen van gegevens tussen de directeur van de penitentiaire inrichting, de reclassering en de gemeente ten behoeve van het vaststellen, aanpassen en uitvoeren van het detentie- en re-integratietraject van gedetineerden;

  • -

    deze wettelijke grondslag is uitgewerkt in artikel 20d van de Penitentiaire maatregel;

  • -

    het voor een goede uitoefening van de genoemde taken gewenst is aan de directeur Publieke Gezondheid GGD Flevoland machtiging te verlenen met de bevoegdheid om ondermachtiging te verlenen;

  • -

    de machtiging de bevoegdheid betreft tot het verrichten van een handeling die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling is;

  • -

    de Gemeentewet, het Burgerlijk Wetboek en de hierboven genoemde wet- en regelgeving zich niet verzetten tegen dit besluit;

  • -

    De directeur Publieke Gezondheid GGD Flevoland heeft ingestemd met dit machtigingsbesluit.

Besluit vast te stellen:

Het Machtigingsbesluit procescoördinatie vrijwillige nazorg (ex-)gedetineerden en jeugdige (ex-)gedetineerden GGD Flevoland

  • I.

    De uitoefening van alle werkzaamheden die nodig zijn voor de procescoördinatie in het kader van de vrijwillige nazorg van (ex-)gedetineerden en in dat verband het verwerken van (bijzondere) persoonsgegevens, namens het college van burgemeester en wethouders, op te dragen aan de directeur Publieke Gezondheid GGD Flevoland, met de bevoegdheid tot ondermachtiging, bestaande uit onder meer de navolgende handelingen:

    • a.

      Ontvangen van een detentiemelding via Injus.

    • b.

      Indien de (ex-)gedetineerde geen hulpvraag heeft:

      • -

        toch toezenden van informatie over de vrijwillige nazorg, zodat -indien nodig- in voorkomende gevallen een aanbod voor nazorg gedaan kan worden.

      • -

        met de casemanager DJI van de (ex-)gedetineerde contact opnemen om in algemene termen de voorliggende voorzieningen te bespreken.

    • c.

      Oppakken van hulpvragen van (ex-)gedetineerden en adviseren aan de casemanager, DJI en/of (ex-)gedetineerde over de voorliggende voorzieningen op de gebieden van de vijf basisvoorwaarden en met betrekking tot het opbouwen en/of verstevigen van een ondersteunend positief sociaal netwerk.

    • d.

      Doorverwijzen naar voorliggende voorzieningen en andere partners, zoals, maar niet uitsluitend, het wijkteam, de woningcorporatie, de verslavingszorg en/of doorverwijzen naar voorzieningen in het kader van ondersteuning en begeleiding.

    • e.

      Afstemmen met de reclassering ingeval er na ontslag uit detentie nog sprake is van een justitiële titel (voorwaardelijke gevangenisstraf of voorwaardelijke invrijheidsstelling).

    • f.

      Organiseren van afstemmingsoverleg met betrokken ketenpartners bij complexe casuïstiek.

    • g.

      Deelnemen aan ketenafstemming ingeval de (ex-)gedetineerde behoort tot één van de geprioriteerde groepen van het Zorg- en Veiligheidshuis indien door het Zorg- en Veiligheidshuis het initiatief wordt genomen tot ketenafstemming.

    • h.

      Het informeren van de (ex-)gedetineerde over zijn rechten en de verwerking van zijn persoonsgegevens op grond van de AVG.

    • i.

      Het op verzoek aanleveren van informatie over de in het kader van de vrijwillige nazorg ingezette of in te zetten interventies betreffende (ex-)gedetineerden waarvoor de daarvoor gemandateerde persoon in het kader van de BIJ-regeling een melding heeft ontvangen.

    • j.

      Het uitwisselen van informatie ten behoeve van het geven van advies aan de directeur van de penitentiaire inrichting over het (mogelijke) penitentiaire programma van de (ex-)gedetineerde.

  • II.

    De uitoefening van alle werkzaamheden die nodig zijn voor de procescoördinatie in het kader van de vrijwillige nazorg jeugdige (ex-)gedetineerden en in dat verband het verwerken van (bijzondere) persoonsgegevens, namens het college van burgemeester en wethouders, op te dragen aan de directeur Publieke Gezondheid GGD Flevoland, met de bevoegdheid tot ondermachtiging, bestaande uit het uitvoeren van de samenwerkingsafspraken zoals beschreven in het samenwerkingsconvenant Nazorg voor jeugdige ex-gedetineerden regio Flevoland (december 2020), waaronder:

    • a.

      Ontvangen van detentiemeldingen via Injus;

    • b.

      Opvragen en verstrekken van informatie van en aan de ketenpartners van het samenwerkingsconvenant;

    • c.

      Opvragen van informatie ten behoeve van de nazorg bij de volgende partijen:

      • -

        JGZ-medewerkers;

      • -

        Het interventieteam van de gemeente Almere;

      • -

        Zorg- en Veiligheidshuis Flevoland;

      • -

        Afdeling Bestuur, Veiligheid, Leefbaarheid & Strategie (BVLS) van de gemeente Almere;

      • -

        Openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGz) van de GGD Flevoland.

    • d.

      Beantwoorden van en meedenken over (anonieme) vragen van partners uit het werkveld aangaande nazorg jeugdige (ex-)gedetineerde;

    • e.

      Aansluiten bij de nazorgtafel binnen de Justitiële Jeugdinrichting (JJI);

    • f.

      Inzetten op continuïteit of opstarten van (bemoei)zorg bij uitstroom indien er geen strafrechtelijk kader is;

  • III.

    Ten aanzien van de uitoefening van de bevoegdheden de volgende voorschriften en instructies vast te stellen:

    • 1.

      Bij de uitoefening van de krachtens machtiging opgedragen bevoegdheden wordt in acht genomen hetgeen daaromtrent bij of krachtens de van toepassing zijnde regelgeving is bepaald.

    • 2.

      De machtiging is geldig tot het moment dat het college van burgemeester en wethouders besluit de taken uitgevoerd door de gemachtigde met betrekking tot de procescoördinatie vrijwillige nazorg (ex-)gedetineerden dan wel de procescoördinatie vrijwillige nazorg jeugdige (ex)gedetineerden te beëindigen.

    • 3.

      Het college van burgemeester en wethouders kan met onmiddellijke ingang besluiten dit machtigingsbesluit in te trekken.

    • 4.

      Het college van burgemeester en wethouders is te allen tijde bevoegd bijzondere aanwijzingen en instructies aan de gemachtigde te geven.

    • 5.

      De gemachtigde verschaft het college van burgemeester en wethouders op verzoek inlichtingen over de uitoefening van de gemachtigde bevoegdheid.

    • 6.

      De gemachtigde zal ingeval van beëindiging van de machtiging of ingeval van een juridische procedure op verzoek de in het kader van de procescoördinatie verwerkte (bijzondere) persoonsgegevens met betrekking tot de vrijwillige nazorg aan (ex-)gedetineerden en jeugdige (ex-)gedetineerden aan het college van burgemeester en wethouders verstrekken.

  • IV.

    Slotbepalingen

    • 1.

      Dit besluit wordt aangehaald als “Machtigingsbesluit procescoördinatie vrijwillige nazorg 2009 (ex-)gedetineerden en jeugdige (ex-)gedetineerden GGD Flevoland”.

    • 2.

      Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag waarop de directeur van de GGD met dit besluit heeft ingestemd en werkt terug tot en met de datum waarop GGD Flevoland is begonnen met de uitoefening van de werkzaamheden die in dit machtigingsbesluit zijn omschreven, zijnde 1 februari.

Ondertekening

Het college van burgemeester en wethouders van Almere, 19 november 2024

de secretaris,

A. van Mazijk

de burgemeester,

W.H.J.M. van der Loo

Bijlage bij Machtiging procescoördinatie vrijwillige nazorg (ex-)gedetineerden en jeugdige (ex-)gedetineerden GGD Flevoland

Grondslagen voor machtigingsbesluit

Artikel 18a Penitentiaire beginselenwet

  • 1.

    De directeur draagt zorg dat uiterlijk binnen vier weken na binnenkomst van de gedetineerde in een inrichting, zo veel mogelijk in overleg met hem, een detentie- en re-integratieplan wordt vastgesteld. Het detentie- en re-integratieplan kan gedurende de detentie, zo veel mogelijk in overleg met de gedetineerde, worden aangepast.

  • 2.

    Het detentie- en re-integratieplan vermeldt in ieder geval:

    • a.

      het individuele begeleidingsplan, inclusief eventuele zorg die de gedetineerde nodig heeft,

    • b.

      de gedrags- en re-integratiedoelen die de gedetineerde tracht te behalen,

    • c.

      de activiteiten waaraan de gedetineerde deelneemt en de activiteiten en het verlof waarvoor de gedetineerde bij goed gedrag in aanmerking komt,

    • d.

      de essentiële voorwaarden voor deelname aan het maatschappelijk leven van de gedetineerde, voor zover deze ontbreken.

  • 3.

    De directeur betrekt bij het opstellen van het detentie- en re-integratieplan eventuele adviezen van de rechter, het openbaar ministerie of de reclassering omtrent de tenuitvoerlegging.

  • 4.

    De directeur kan ten behoeve van het vaststellen of het aanpassen van het detentie- en re-integratieplan overleggen:

    • a.

      met de reclassering;

    • b.

      met het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de gedetineerde ingezetene was of overwegend verbleef voorafgaand aan de detentie dan wel de gemeente waarin de gedetineerde zich na afloop van zijn detentie wil vestigen, over de essentiële voorwaarden voor deelname aan het maatschappelijk leven, bedoeld in het tweede lid, onderdeel d.

  • 5.

    De directeur draagt zorg dat de tenuitvoerlegging overeenkomstig het detentie- en re-integratieplan plaatsvindt.

  • 6.

    Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de nadere eisen waaraan een detentie- en re-integratieplan ten minste moet voldoen en de voorschriften die bij de vaststelling of een aanpassing van het plan in acht moeten worden genomen. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over welke gegevens, in welke gevallen en onder welke voorwaarden, kunnen worden uitgewisseld tussen de directeur, het college van burgemeester en wethouders en de reclassering ten behoeve van de toepassing van het vierde lid.

Artikel 20d Penitentiaire maatregel

  • 1.

    Voor zover dit noodzakelijk is ten behoeve van het vaststellen, aanpassen en uitvoeren van het detentie- en re-integratieplan van de gedetineerde kunnen gegevens, waaronder persoonsgegevens betreffende de gezondheid, over de essentiële voorwaarden voor deelname aan het maatschappelijk leven aan elkaar worden verstrekt door de directeur, de reclassering en het college.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde gegevens betreffen:

    • a.

      persoonsidentificerende gegevens:

      • 1°.

        de geslachtsnaam;

      • 2°.

        voornamen;

      • 3°.

        adres;

      • 4°.

        geboorteplaats en geboortedatum;

      • 5°.

        nationaliteit;

      • 6°.

        persoonsidentificerende nummers.

    • b.

      de datum van aanvang van de vrijheidsbeneming en van de invrijheidstelling.

    • c.

      de vaststelling dat de gedetineerde al dan niet beschikt over een geldig identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1° tot en met 3°, van de Wet op de identificatieplicht en, indien hij over een dergelijk document beschikt, wat daarvan de geldigheidsduur is.

    • d.

      het behoud of het verkrijgen van huisvesting of onderdak na detentie, zoals:

      • 1°.

        de inschrijving als woningzoekende;

      • 2°.

        de woonsituatie vóór detentie;

      • 3°.

        het bestaan van een betalingsachterstand bij een huurovereenkomst.

    • e.

      het verkrijgen van een inkomen uit betaald werk of uitkering na detentie, zoals:

      • 1°.

        het arbeidsverleden;

      • 2°.

        eerdere uitkeringen of werkinkomen en de hoogte daarvan;

      • 3°.

        het opleidingsniveau en eventueel lopende opleidingstrajecten.

    • f.

      gegevens als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening ten behoeve van de toeleiding naar schuldhulpverlening.

    • g.

      de ondersteuning van de gedetineerde bij het opschorten en weer opstarten, of aanvragen van een zorgverzekering, zoals:

      • 1°.

        het hebben van een zorgverzekering vóór detentie;

      • 2°.

        de naam van de zorgverzekeraar;

      • 3°.

        het polisnummer behorende bij de verzekering.

    • h.

      het behoud of de versterking van een positief sociaal netwerk, met inbegrip van een hulpvraag namens de gedetineerde voor ondersteuning in de thuissituatie na detentie en een hulpvraag namens de gedetineerde aan de gemeente voor ondersteuning van gezinsleden tijdens de detentie.

  • 3.

    De directeur, de reclassering en het college verstrekken elkaar, indien zorg of maatschappelijke ondersteuning tijdens of na detentie nodig is, de door hen verwerkte persoonsgegevens betreffende de gezondheid als bedoeld in het eerste lid, die noodzakelijk zijn voor het organiseren van deze zorg of maatschappelijke ondersteuning. Die gegevens kunnen betrekking hebben op:

    • a.

      eerdere en lopende zorgtrajecten in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten, de Jeugdwet of de Wet forensische zorg;

    • b.

      de naam van de zorgaanbieder die de trajecten uitvoert of bij de eerdere uitvoering betrokken is geweest;

    • c.

      de gemeente waar de zorg of maatschappelijke ondersteuning is of wordt verleend.

  • 4.

    Ten behoeve van het vaststellen, aanpassen en uitvoeren van het detentie- en re-integratieplan, kunnen de directeur, de reclassering en het college overleggen over het inzetten van reclasseringstoezicht, het uitbrengen van advies en de inzet van interventies voor de invulling en uitvoering van het detentie- en re- integratieplan. Hiertoe kunnen gegevens worden verstrekt over:

    • a.

      eerdere reclasseringscontacten, het detentieverloop en de detentiefasering;

    • b.

      de motivatie van de gedetineerde;

    • c.

      het gedrag van de gedetineerde tijdens detentie.

Artikel 44e Penitentiaire maatregel

  • 1.

    De algemene verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van de laatste fase van de maatregel buiten de inrichting ligt bij de directeur.

  • 2.

    De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de laatste fase van de maatregel buiten de inrichting ligt bij het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 51c, tweede lid, onderdeel c, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens

Voor zover dit noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang kan Onze Minister of het College van procureurs-generaal aan personen of instanties tenuitvoerleggingsgegevens verstrekken voor het doel van:

(…)

c. (…) resocialisatie van betrokkene;

(…)

Hoofdstuk 3 Structurele verstrekkingen bij toepassing artikel 51c Wjsgvan de Beleidsregel verstrekkingtenuitvoerleggingsgegevens

Deze beleidsregel bevat beleid om vorm te geven aan de inhoud van de bevoegdheid van artikel 51c Wjsg. In het geval de verstrekking plaatsvindt zoals beschreven in de onderstaande situaties, dan is in die situatie op voorhand duidelijk dat wordt voldaan aan de eisen die de Wjsg stelt aan de verstrekking. Dit houdt in dat de vragen van het stappenschema die in het vierde hoofdstuk aan bod komen, reeds zijn beantwoord en niet nogmaals doorlopen moeten worden. In deze gevallen is er sprake van een structurele verstrekking. De structurele verstrekkingen die in dit hoofdstuk aan bod komen, dienen opgenomen te worden in de werkprocessen van de verstrekkende instantie. Een werkinstructie wordt door DJI opgesteld.

Situatie 1: verstrekking door DJI aan gemeenten

  • Wie?

  • 1.

    Van de vestigingsdirecteur PI aan het college van B&W van de betreffende gemeente alwaar de betrokkene gaat verblijven (i.h.k.v. de resocialisatie).

  • 2.

    Van DJI aan de burgemeester van de betreffende gemeente alwaar de betrokkene verblijft of gaat verblijven (i.h.k.v. de openbare orde).

  • Wanneer?

Voorafgaande aan de uitstroom van gedetineerde uit een inrichting naar de gemeente.

  • Waarom?

  • 1.

    Resocialisatie

Het is van groot belang dat de overdracht naar de gemeente van een gedetineerde die daarvoor in aanmerking komt, zorgvuldig en in samenwerking plaatsvindt. Wanneer het college van B&W over onvoldoende informatie beschikt met betrekking tot de betreffende gedetineerde, kan het college zijn verantwoordelijkheid ten aanzien van de aan hem toebedeelde rol in het kader van de resocialisatie van en de nazorg aan ex-gedetineerden niet nemen.10 Om de kans op een succesvolle re-integratie ex-gedetineerden te vergroten wordt gewerkt met vijf basisvoorwaarden die op orde moeten zijn. Het betreft het hebben van een identiteitsbewijs, van onderdak, van inkomen (of onderwijs), het aanpakken van schulden en continuïteit van zorg.

Vanaf 1 juli 2021 voorziet de Wet Straffen en Beschermen in een grondslag voor de verstrekking van gegevens over de hier bovengenoemde vijf basisvoorwaarden tussen de directeuren PI, reclassering en het college van B&W. Het gaat om artikel 18a Pbw. Dit voorgaande leidt ertoe dat de gegevensverwerking door de vestigingsdirecteur PI en de verstrekking van tenuitvoerleggingsgegevens door de vestigingsdirecteur PI aan de reclassering en aan het college wordt beheerst door de artikelen 51a tot en met 51d Wjsg.

  • 2.

    Openbare orde ( niet van toepassing op deze machtiging)

[..]

Situatie 2: verstrekking door directeur PI aan het openbaar ministerie en het college van B&W

  • Wie?

Van de vestigingsdirecteur PI aan openbaar ministerie en het college van B&W, die een adviserende taak hebben.

  • Wanneer?

Bij het nemen van een besluit omtrent verlof of penitentiair programma (hierna: PP).

  • Waarom?

Op grond van de Pbw en aanverwante regelgeving kan de vestigingsdirecteur met het oog op het nemen van beslissingen ter zake verlof of PP advies vragen aan personen en instanties. Zo bevat de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting in artikel 3 een bepaling waarin deze mogelijkheid ten aanzien van verschillende instanties is verwoord. Voor het PP kan verwezen worden naar artikel 7 Penitentiaire maatregel op grond waarvan de reclassering en het OM de vestigingsdirecteur kunnen adviseren. Daarnaast heeft ook het college van B&W op grond van artikel 44e Pm een wettelijke taak in het kader van de extramurale fase in welk verband er informatie verstrekt moet kunnen worden om het college in staat te stellen om te beoordelen of bijzondere voorwaarden moeten worden gesteld. Deze adviezen van het openbaar ministerie en het college van B&W heeft de directeur nodig om het verlof of het PP verantwoord vorm te geven. Verlof en PP vinden immers niet in de inrichting maar in de samenleving plaats. Willen adviserende instanties op hun beurt een goed advies geven, dan dienen zij ook te weten wat er met een gedetineerde die in de samenleving terugkeert aan de hand is.

Daarvoor is het noodzakelijk dat zij juist ook over die informatie kunnen beschikken waaruit het al dan niet bestaan van bepaalde risico’s voor de maatschappelijke veiligheid blijkt.

  • Wat?

Gegevens uit het penitentiair dossier, zijnde tenuitvoerleggingsgegevens. Uit het penitentiair dossier van een gedetineerde is de informatie nodig die kan bijdragen om recidive- en gevaarsrisico’s en onttrekking aan de voorwaarden te kunnen inschatten en een verantwoord advies te kunnen geven. Het betreft bijvoorbeeld informatie over de verleende zorg binnen detentie en het verloop van eventuele eerdere verloven. Indien het penitentiair dossier eveneens gezondheidsgegevens bevat, zoals gegevens uit de delictanalyse en risicotaxatie, kunnen deze gegevens eveneens worden verstrekt.

De gegevens die in ieder geval verstrekt worden zijn:

  • -

    Naam gedetineerde, geboortedatum, naam PI, detentienummer, cel en leefafdeling

  • -

    BSN/ SKN nummer

  • -

    Actuele insluittitel

  • -

    (fictieve) einddatum

  • -

    Verblijfsstatus

In uitzonderingsgevallen of op verzoek van de adviserende instantie, kunnen de volgende gegevens worden verstrekt:

  • -

    Samenvatting gedragsrapportage per penitentiaire inrichting en ontwikkeling in gedrag

  • -

    Risicoprofiel, waaronder in ieder geval risico op geweld inclusief motivering vanuit risicoscreener / risicotaxatie

  • -

    In detentie gestarte behandelingen / interventies / opleidingen / arbeidstoeleidingstrajecten

  • -

    Genoten vrijheden, plaatsing in BBA & PP en verloop daarvan

  • -

    Disciplinaire straffen (kort, puntsgewijs)

  • -

    (Beheers-)maatregelen

  • -

    D&R-plan (incl. eventueel gevolgde re-integratietrainingen en opleidingen)

  • -

    Lichamelijke en geestelijke gesteldheid (incl. verslaving, LVB, etc.)

  • Welke grondslag(en)?

Alvorens de directeur overgaat tot verstrekking van bovengenoemde gegevens controleert hij of is voldaan aan de algemene vereisten voor de verwerking van tenuitvoerleggingsgegevens ex artikel 51b, eerste lid, Wjsg jo. artikel 3 Wjsg. Voor de verdere verwerking door de directeur kunnen dergelijke persoonsgegevens, mits deze gegevens geverifieerd en correct zijn, als tenuitvoerleggingsgegevens worden aangemerkt. De directeur controleert daartoe de kwaliteit van de gegevens voordat deze worden verstrekt (artikel 3, vijfde lid, Wjsg).

De verstrekking van de gegevens kan plaatsvinden op grond van artikel 51c, tweede lid, sub d, Wjsg. Ten behoeve van het bestuurlijk handelen of het nemen van een bestuursrechtelijke beslissing. Een beslissing omtrent verlof, dan wel PP om de inrichting te mogen verlaten betreft een bestuursrechtelijke beslissing van de directeur. Ook eventuele gegevens aangaande de gezondheid ex artikel 51b jo artikel 39c Wjsg kunnen worden verstrekt, indien deze onderdeel zijn van de te verstrekken tenuitvoerleggingsgegevens. De vestigingsdirecteur PI verwerkt deze gegevens voor een goede vervulling van de wettelijke taak of het nakomen van een andere wettelijke verplichting ex artikel 43, derde lid, Pbw.

  • Zwaarwegend algemeen belang?

Er is voldaan aan het vereiste van een legitiem doel en noodzakelijk in een democratische samenleving. De vestigingsdirecteur heeft een algemene verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende of -beperkende straffen of maatregelen van gedetineerden. Om uitvoering te geven aan deze wettelijke taak dient de vestigingsdirecteur volledig geadviseerd te worden, zodat hij een weloverwogen beslissing omtrent verlof of PP kan nemen. Het college van B&W dat een extramurale taak heeft bij de uitvoering van PP, dient te beschikken over (tenuitvoerleggings-)gegevens, die zij nodig acht om een goed en volledig advies te kunnen geven t.a.v. de adviesaanvraag vanuit de PI. De adviserende instanties hebben aangegeven bovengenoemde set van gegevens nodig te hebben om hun adviserende taak te kunnen uitoefenen.