Beleidsregel Wmo Dagbesteding en Begeleiding Hof van Twente 2025

Geldend van 01-01-2025 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel Wmo Dagbesteding en Begeleiding Hof van Twente 2025

Burgemeester en wethouders van de gemeente Hof van Twente;

gelet op het bepaalde in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hof van Twente 2025;

besluiten:

1. vast te stellen de BELEIDSREGEL WMO DAGBESTEDING EN BEGELEIDING HOF VAN TWENTE 2025 voor de beoordeling van meldingen en aanvragen voor Dagbesteding, Begeleiding individueel en Logeerzorg met inachtneming van het volgende:

a. Hoofdstuk 4 van het Handboek maatschappelijke ondersteuning gemeente Hof van Twente 2015 wordt ingetrokken per 31 december 2024,

b. deze beleidsregel wordt aangehaald als: “Beleidsregel Dagbesteding en Begeleiding Hof van Twente 2025”;

c. deze beleidsregel treedt in werking op 1 januari 2025.

2. dat meldingen en aanvragen voor de maatwerkvoorzieningen Dagbesteding, Begeleiding individueel en Logeerzorg die voor 1 januari 2025 zijn ingediend, en waarop op 1 januari 2025 nog geen besluit is genomen, worden beoordeeld op grond van de dan vigerende Verordening maatschappelijke ondersteuning en deze nieuwe beleidsregel.

3. dat, afwijkend van beslispunt 1, voor toekenningen Ondersteuning maatschappelijke deelname, Ondersteuning zelfstandig leven en Verblijf die zijn gedaan op grond van het Handboek maatschappelijke ondersteuning gemeente Hof van Twente 2015 geldt dat die eerdere beleidsregel blijft gelden voor die specifieke toekenningen en wel tot het moment dat het college in de betreffende individuele situaties van cliënten een nieuw besluit heeft genomen.

1. Inleiding

Gemeenten zijn sinds 1 januari 2015 verantwoordelijk voor Begeleiding. Het doel van begeleiding is het bevorderen, behouden en/of compenseren van beperkingen in zelfred-zaamheid en participatie, zodat de persoon zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven. Met beperking bedoelen we een lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke, psychische en/of psychosociale beperking.

Begeleiding kan zowel in de vorm van Begeleiding in groepsverband (verder: Dagbesteding) als individuele begeleiding (verder: Begeleiding individueel) plaatsvinden.

In elke Verordening maatschappelijke ondersteuning geeft de gemeenteraad het college de bevoegdheid nadere regels op te stellen over deze maatwerkvoorzieningen. Deze beleids-regel is een uitwerking van deze bevoegdheid.

Dagbesteding wordt uitgedrukt in dagdelen. Begeleiding individueel wordt in uren en minuten uitgedrukt.

Om te bepalen hoeveel tijd nodig is voor activiteiten en in welke frequentie, wordt gebruik gemaakt van het Normenkader Bureau HHM van 25 november 2020 (MW/20/2051/nkbsg). Dit normenkader is de basis voor de indicatiestelling. Afwijkingen van dit normenkader zijn (gemotiveerd) altijd mogelijk, als de individuele situatie van de cliënt daarom vraagt.

Zowel Dagbesteding als Begeleiding individueel kennen twee varianten, namelijk Basis en Plus. Deze beleidsregel helpt om een keuze te maken tussen deze twee varianten. De keuze is altijd gekoppeld aan de te behalen resultaten.

De kenmerken van beide varianten zijn in de paragrafen 4 en 5 verder beschreven. Het komt voor dat een cliënt zowel kenmerken van de Basis-variant als de Plus-variant vertoont. In dat geval is het aan het college om te beoordelen waar het zwaartepunt van de kenmerken en de te behalen resultaten liggen.

2. Algemene uitgangspunten Begeleiding

• De hulpvraag van de cliënt staat centraal. Deze wordt integraal bekeken waarbij de verschillende leefgebieden worden meegenomen.

• Begeleiding is zo licht als mogelijk en zo zwaar als nodig, tijdelijk waar het kan en langdurig waar het moet.

• Ondersteuning is laagdrempelig en dichtbij. Het is gericht op stabilisering en waar mogelijk, herstelgericht. Er wordt waar mogelijk ingezet op o.a. reablement (herstelgerichte zorg en ondersteuning), met als doel dat mensen vaardigheden (weer) aanleren zodat ze zich langer zelfstandig kunnen redden.

• Waar mogelijk wordt ingezet op versterken van het sociaal netwerk, gebruik van welzijnsvoorzieningen, het verminderen van de omvang van begeleiding, het verkorten van de indicatieduur, afschalen van specialistische hulpverlening naar basisvormen van begeleiding.

• Dagbesteding gaat voor op Begeleiding individueel, als en voor zover daarmee ook een passende oplossing wordt geboden.

• Aanvullend op Dagbesteding kan de maatwerkvoorziening Vervoer worden toegevoegd.

• Vervoer kan niet los staan van Dagbesteding.

De maatwerkvoorzieningen Dagbesteding en Begeleiding individueel zijn gericht op het compenseren en zo mogelijk verminderen van beperkingen in zelfredzaamheid en participatie.

Bij zelfredzaamheid gaat het in de eerste plaats om het compenseren en herstellen van het beperkte of afwezige regelvermogen van de persoon, waardoor hij onvoldoende of geen regie over het eigen leven kan voeren. Het gaat dan om zaken als het helpen plannen van activiteiten, regelen van dagelijkse zaken, het nemen van besluiten en het structuren van de dag.

In de tweede plaats kan de ondersteuning de vorm aannemen van praktische hulp bij het uitvoeren of het eventueel ondersteunen bij het oefenen van handelingen of vaardigheden die de zelfredzaamheid tot doel hebben.

Het gaat altijd om ondersteuning en helpen bij handelingen of vaardigheden. Niet om over-name. Als er een noodzaak is dat dergelijke activiteiten structureel overgenomen moeten worden, is geen sprake meer van begeleiding. Dan zal een andere oplossing gezocht moeten worden, zoals bijvoorbeeld bewindvoering.

De grens tussen zelfredzaamheid en participatie is overigens niet altijd scherp te trekken. Daarom is binnen de maatwerkvoorzieningen Dagbesteding en Begeleiding individueel ook ondersteuning mogelijk in de vorm van het stimuleren tot en met het voorbereiden van gesprekken met instanties op het terrein van wonen, school, werk of het aangaan en onderhouden van sociale contacten.

3. Andere oplossingen

Voordat een maatwerkvoorziening wordt ingezet, wordt onderzocht of en in hoeverre eigen kracht, gebruikelijke hulp, het sociaal netwerk, algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen en welzijnsvoorzieningen een oplossing kunnen bieden. Dit staat ook in artikel 2.3.5 lid 3 van de Wmo2015

3.1. Eigen kracht

Eigen kracht gaat om de mogelijkheden van de cliënt om zelf de ondervonden problemen op te lossen. Daar hoort ook bij dat aanspraak gemaakt wordt op andere wettelijke regelingen. Te denken valt aan de Wet langdurige zorg (Wlz), Zorgverzekeringswet (Zvw), de Participatiewet (Pwet) en de Wet Passend Onderwijs.

Als sprake is van begeleiding in verband met re-integratie of andere werk gerelateerde begeleiding, is wellicht de UWV de instantie die de begeleiding kan of moet bieden.

Als de cliënt recht heeft op zorg op grond van de Wlz, bestaat in principe geen recht op ondersteuning op grond van de Wmo2015. Eigen kracht betekent dat de Wlz-aanspraak te gelde moet worden gebracht. Dit geldt ook als, naar oordeel van het college, er redenen zijn om aan te nemen dat de cliënt aanspraak kan maken op verblijf op grond van de Wlz, maar weigert mee werken aan het te verkrijgen van een besluit voor verblijf vanuit de Wlz. Het college kan de cliënt niet dwingen dat hij Wlz-zorg aanvraagt; dat is uiteindelijk de keuze van de cliënt. Wel geldt dat wanneer de cliënt naar verwachting aan de criteria voor de Wlz voldoet, maar geen aanvraag wil doen, hij de gevolgen niet op het college kan afwentelen. Dat betekent dat geen ondersteuning wordt geboden. Uiteraard moet het college wel goed motivering waarom naar verwachting een Wlz-aanvraag succesvol zal zijn.

En op grond van de Pwet zijn er mogelijkheden voor aangepast werk. Het uitgangspunt is dat als (begeleiding naar) aangepast werk of speciaal onderwijs op grond van genoemde regelingen mogelijk is, dat dan geen recht bestaat op Dagbesteding. Naast aangepast werk of speciaal onderwijs kan Begeleiding individueel wel in de thuissituatie geboden worden.

Ook als behandeling (Zvw) mogelijk is waardoor beperkingen verminderen of worden opgeheven, is geen ondersteuning mogelijk. Behandeling gaat voor op begeleiding. Behandeling kan worden geboden door bijvoorbeeld een ergotherapeut, psycholoog, specialist ouderen geneeskunde of in een revalidatiecentrum of een centrum gespecialiseerd in bepaalde problematiek (zoals een reuma-centrum).

Behandeling is gericht op het verbeteren van de aandoening, stoornis en/of beperking, het aanleren van nieuwe vaardigheden of gedrag of nadere functionele diagnostiek. Hierbij is de diagnose niet leidend maar een diagnose is doorgaans wel vereist om behandeling in te kunnen zetten en om te bepalen hoe ondersteuning de behandeling eventueel kan versterken (en niet contra- productief is). Ondersteuning kan wel worden ingezet om de tijdens behandeling geleerde vaardigheden te oefenen of in te slijten.

3.2. Gebruikelijke hulp

Gebruikelijke hulp is hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de partner, ouders, inwonende kinderen en andere huisgenoten. Voor zover deze personen ondersteuning kunnen bieden, is er geen noodzaak voor de maat-werkvoorziening Dagbesteding en/of Begeleiding individueel. Het hangt af van de sociale relatie welke zorg en ondersteuning volwassen mensen elkaar moeten bieden. Hoe intiemer de relatie, des te meer zorg en ondersteuning mensen elkaar horen te geven. Als het gebruikelijk is dat mensen in een bepaalde relatie elkaar zorg en ondersteuning bieden, dan is dat niet vrijblijvend als het gaat om een aanspraak op ondersteuning.

Gebruikelijke hulp heeft een verplichtend karakter. Het betekent bijvoorbeeld dat het bieden van gebruikelijke hulp voorgaat op vrijetijdsbesteding of hobby-activiteiten.

3.2.1. Overbelasting

Niet uitgesloten is dat gebruikelijke hulp niet geboden kan worden vanwege overbelasting. Overbelasting wijst op een verstoring van het evenwicht tussen draagkracht en draaglast waardoor fysieke en/of psychische klachten ontstaan. Overbelasting kan zich op verschil-lende manieren uiten, zoals nervositeit, rusteloosheid, slecht slapen, huilbuien en somber-heid, of lichamelijke klachten zoals hartkloppingen en zweetaanvallen.

Duidelijk moet zijn hoe de overbelasting zich uit en wat deze inhoudt, maar ook wat er moet gebeuren om deze overbelasting te voorkomen en de balans tussen draagkracht en draag-last te herstellen. De aanwezigheid van overbelasting is een medische beoordeling. Daarom wordt een medisch advies gevraagd bij de gecontracteerde medisch adviseur, tenzij uit het dossier al eenduidig de overbelasting blijkt.

Pas nadat overbelasting is vastgesteld, kan een passende maatwerkvoorziening worden toegekend. Daarbij wordt ook de oorzaak van de overbelasting beoordeeld. Overbelasting is in principe van tijdelijke aard. Ligt de oorzaak van de overbelasting elders (bijvoorbeeld een structureel extreem drukke werkweek) dan moet de oplossing daar gezocht te worden (bijvoorbeeld herinrichting van werk). In het ondersteuningsplan of evaluatieverslag wordt dan omschreven wat van de cliënt en gezinsleden wordt verwacht om overbelasting te voorkomen of op te heffen.

3.3. Welzijnsvoorzieningen

Wanneer mensen een beperking hebben en problemen hebben in de maatschappelijke deelname of het zelfstandig leven wordt er van ze verwacht dat er eerst gekeken wordt naar eigen mogelijkheden, mogelijkheden van het eigen netwerk of aanbod van (welzijns-) voorzieningen.

Voorbeelden van dergelijke voorzieningen zijn

• Activiteiten zoals computercursus of taalles;

• Inloopochtenden of -middagen en ontmoetingsavonden in buurthuizen

• Dagbestedingsactiviteiten zonder indicatie (zoals ’t Kruispunt)

• Aanbod van welzijnsorganisaties (zoals Brievenhulp, De Omslag)

• Gezelschap of ondersteuning door vrijwilligers (zoals Maatjesprojecten)

4. Dagbesteding

Inzet van dagbesteding is zo licht als mogelijk en zo zwaar als nodig. Ook geldt: tijdelijk waar het kan en langdurig waar het moet. Dat betekent dat eerst wordt gekeken of andere oplossingen (eigen kracht, gebruikelijke hulp, netwerk, welzijnsvoorzieningen) mogelijk zijn. Is dat niet mogelijk, dan wordt eerst beoordeeld of Dagbesteding basis mogelijk is.

Dagbesteding vindt plaats in groepsverband, buiten de eigen woonsituatie van de cliënt, op een specifiek daarvoor ingerichte locatie en is altijd fysiek, nooit digitaal.

4.1. Doel van Dagbesteding

Dagbesteding is gericht op het bevorderen, het behouden en/of compenseren van beperkingen in zelfredzaamheid en participatie. Voor een deel van de cliënten is de primaire doelstelling het bieden van een zinvolle daginvulling, soms ter vervanging van werk of studie. Maar een doelstelling kan ook zijn het ontlasten van mantelzorgers, zodat de cliënt zo lang mogelijk in een zelfstandige huisvesttingssituatie kan verblijven.

Dagbesteding kan gericht zijn op het behalen van bijvoorbeeld, maar niet uitsluitend, de volgende resultaten:

• sociale contacten buitenshuis hebben.

• aanbrengen van structuur en ritme in de dag of week.

• een isolement voorkomen.

• te participeren in de maatschappij.

• een zinvolle daginvulling, passend bij de eigen behoefte van de cliënt.

• behoud of ontwikkelen van (werknemers-)vaardigheden.

• ontlasten van de mantelzorger(s).

4.2. Niveaus van Dagbesteding

Dagbesteding kent twee niveaus. Dagbesteding basis en Dagbesteding plus.

4.2.1. Dagbesteding Basis

Dagbesteding Basis is bedoeld voor cliënten die als gevolg van een matige beperking onvoldoende zelfredzaam zijn als het gaat om maatschappelijke deelname, structuur geven aan de dag, het aangaan van sociale contacten of te komen voor een zinvolle dagbesteding.

Kenmerken kunnen zijn:

(1) De cliënt heeft in enige mate activering en/of stimulans nodig.

(2) De cliënt kan de behoefte/ondersteuningsvraag voldoende begrijpelijk maken.

(3) De cliënt kan beperkt of geen inzicht in de eigen beperkingen hebben.

(4) De cliënt vertoont redelijk constant gedrag. Er kan sprake zijn van matige gedragsproblematiek.

Toelichting bij deze kenmerken:

1. De cliënt heeft in enige mate activering en/of stimulans nodig.

• De cliënt heeft een positieve benadering en aanmoediging nodig om tot activiteit te komen.

• Een gestructureerd programma aangevuld met een instructie of voorbeeld is voldoende voor de cliënt om een taak te volbrengen.

• De cliënt heeft een aanmoediging nodig om mee te doen in het groepsproces.

• Door middel van oefenen, herhaling en aanmoediging kan de cliënt een haalbare vaardigheid eigen maken.

2. De cliënt kan de behoefte/ondersteuningsvraagvoldoende begrijpelijk maken.

• Onder begrijpelijk maken wordt ook verstaan dat de cliënt de ander begrijpt.

• De cliënt kan aangeven wat hij of zij bedoelt. Dit kan ook non-verbaal of met een hulpmiddel (spraakcomputer).

• Alleen een taalbarrière is geen reden voor inzet vanuit de Wmo.

3. De cliënt kan beperkt of geen inzicht in de eigen beperkingen hebben.

• De cliënt heeft een realistisch of beperkt realistisch beeld van eigen problematiek.

• Het staat het behalen van de gestelde resultaten nauwelijks in de weg.

• Hij of zij staat open voor feedback om overschatting of onderschatting te kunnen bijsturen.

4. De cliënt vertoont redelijk constant gedrag. Er kan sprake zijn van matige gedragsproblematiek.

• De cliënt vertoont soms gedrag dat onvoorspelbaar of niet passend kan zijn. Het gedrag kan negatieve invloed hebben op de persoon zelf of zijn of haar omgeving. Er is geen of een gering risico op escalatie.

• Gedragsproblematiek matig van aard is bij te sturen middels interventies van de professional op de dagbesteding en heeft weinig tot geen consequenties voor de deelname van de cliënt aan de dagbesteding.

• De cliënt verstoort het groepsproces niet of nauwelijks

4.2.2. Dagbesteding Plus

Dagbesteding Plus is bedoeld voor cliënten die als gevolg van ernstige en/of meervoudige beperkingen op meerdere levensgebieden onvoldoende zelfredzaam zijn als het gaat om maatschappelijke deelname, structuur geven aan de dag, het aangaan van sociale contacten of te komen voor een zinvolle dagbesteding.

Kenmerken kunnen zijn:

(1) De cliënt heeft in grote mate activering en/of stimulans nodig.

(2) De cliënt kan de behoefte/ondersteuningsvraag onvoldoende begrijpelijk maken.

(3) De cliënt heeft beperkt of geen inzicht in de eigen beperkingen, wat zorgt voor belemmeringen en intensievere ondersteuning.

(4) De cliënt vertoont zeer regelmatig onvoorspelbaar gedrag. Eer is vaak sprake van ernstige gedragsproblematiek.

(5) De cliënt is snel (psychisch) uit balans en kan moeilijk omgaan met veranderingen.

Toelichting bij deze kenmerken:

1.De cliënt heeft in grote mate activering en/of stimulans nodig.

• De cliënt heeft om tot activiteit te komen een intensieve en proactieve benadering nodig, die gericht is op motiveren, inspireren en activeren.

• Bij het uitvoeren van een taak (die gekoppeld is aan de te behalen resultaten) is bij herhaling sturing en/of toezicht nodig.

• Het uitvoeren van eenvoudige taken en communiceren gaan moeizaam. De cliënt kan niet zelfstandig problemen oplossen en/of besluiten nemen.

• De cliënt heeft moeite om mee te doen met het groepsproces. Dit heeft een negatieve invloed op het groepsproces en de cliënt zelf. De cliënt heeft gedurende de dag meerdere momenten ondersteuning nodig.

• Het aanleren van vaardigheden vraagt van zowel de cliënt als professional veel geduld en doorzettingsvermogen. Dit is een terugkerend patroon bij de cliënt. De leermethodes die gebruikt worden zijn afgestemd op de cliënt.

2. De cliënt kan de behoefte/ondersteuningsvraag onvoldoende begrijpelijk maken.

• Hier wordt ook onder verstaan dat de cliëntmoeite heeft om de ander te begrijpen.

• Het is moeilijk voor de cliënt om aan te geven wat hij of zij bedoelt, of wat hij of zij nodig heeft. Er wordt een extra beroep gedaan op de professional, want er moet met grote regelmaat een vertaalslaggemaakt worden.

• Alleen een taalbarrière is geen reden voor inzet vanuit de Wmo.

3. De cliënt heeft beperkt inzicht in de eigen beperkingen, wat zorgt voor belemmeringen en intensievere ondersteuning.

De cliënt heeft beperkt of geen realistisch beeld van de eigen problematiek. De cliënt is tot minder in staat dan wat hij denkt (overschatting) of cliënt kan op eigen kracht of in samenwerking met anderen meer dan hij denkt (onderschatting). Hierdoor blijft de cliënt in de problemen komen. De professional moet dit tekort compenseren om escalatie en/of passiviteit te voorkomen.

4. De cliënt vertoont zeer regelmatig onvoorspelbaar gedrag; er is vaak sprake van ernstige gedragsproblematiek.

• De cliënt is moeilijk te lezen waardoor het gedrag onvoorspelbaar of ongepast is.

• De professional moet alert zijn op signalen en direct actie ondernemen om escalatie te voorkomen.

• Ernstige gedragsproblematiek kan gericht zijn op de omgeving of op de persoon zelf.

• De risico’s van het gedrag zeggen iets over de ernst. De ernst wordt bepaald door de combinatie van hoe vaak het voorkomt (frequentie) en de omvang van het risico (impact). Zeer regelmatig is niet alleen in aantallen vast te leggen, maar het gaat ook om de mate waarin het ontregelend is.

• Ernstige gedragsproblematiek heeft consequenties voor de deelname van de cliënt en/of groepsleden. Er is ondersteuning nodig om dit te compenseren.

5. De cliënt is snel (psychisch) uit balans en kan moeilijk omgaan met veranderingen.

Bij een cliënt ontstaan grote problemen doorkleine (dagelijkse) veranderingen buiten de vaste structuur. Het lukt de cliënt niet om zich aan te passen aan deze kleine veranderingen. Hierdoor raakt de cliënt bijvoorbeeld in de stress, wordt emotioneel, of kan zich op een andere manier niet meer beheersen.

4.3. Geldigheidsduur

Dagbesteding kan voor een periode van maximaal 5 jaar worden toegekend. Om te beoordelen welke tijdsduur passend en verantwoord is, wordt een onderscheid gemaakt tussen een ontwikkelcasus en een stabiliteitscasus.

Stabiliteitscasus

Een stabiliteitscasus wordt gekenmerkt door een stabiel beeld als het gaat om aandoeningen en beperkingen. De situatie is stabiel, er worden in de nabije toekomst geen grote veranderingen in de situatie verwacht. Beperkingen zullen naar verwachting niet toenemen, maar ook niet verminderen. Dagbesteding is gericht op het stabiel houden van de bestaande situatie. Dat sprake is van een stabiliteitscasus blijkt uit het onderzoek en wordt vermeld in de rapportage (ondersteuningsplan of evaluatieverslag).

Dagbesteding zal met name gericht zijn op het behoud van vaardigheden en het ontlasten van mantelzorgers.

Dagbesteding kan dan voor de maximale duur van 5 jaar worden toegekend. Tussentijds kunnen altijd de passendheid, noodzaak, vorm en omvang van de ondersteuning worden geëvalueerd en zo nodig bijgesteld.

Ontwikkelcasus

In een ontwikkelcasus wordt een verbetering van de situatie van de cliënt mogelijk geacht. De dagbesteding is gericht op ontwikkeling (leren, groeien, versterken) en verbetering van mogelijkheden waardoor de beperkingen in zelfredzaamheid en participatie verminderen.

Belangrijk is om vast te leggen hoe wordt gewerkt aan ontwikkeling. Hier zijn evaluatie en samenwerking met de zorgaanbieder relevant. Dat sprake is van een ontwikkelcasus blijkt uit het onderzoek en wordt vermeld in de rapportage (ondersteuningsplan of evaluatieverslag).

Dagbesteding wordt in deze situatie voor een (aanmerkelijk) kortere tijd dan 5 jaar toegekend. Evaluaties gebeuren mede aan de hand van een evaluatieverslag van de zorgaanbieder. Ook kan tussentijds de situatie van de cliënt en de passendheid van de maatwerkvoorziening worden geëvalueerd en zo nodig bijgesteld.

4.4. Omvang

Dagbesteding wordt vastgesteld in dagdelen. Het minimum is 1 dagdeel per week, het maximum is 9 dagdelen per week. Dit maximum komt overeen met een gemiddelde werkweek. Eén dagdeel is 3,5 uur, waarvan de cliënt minimaal 3 uur aanwezig is op de locatie van de dagbesteding

StabiliteitscasusOntwikkelcasus

1-4 dagdelen

• ontlasten van mantelzorger en/of behoud van vaardig--heden

• eenvoudige ondersteuning

• ontwikkelen van vaardigheden

• oefenen en groeien

• leren omgaan met beperkingen

5-9 dagdelen

• ontlasten van mantelzorger en/of behoud van vaardig-heden

• normale/complexe onder-steuning

• ontwikkelen van vaardigheden

• oefenen en groeien

• leren omgaan met beperkingen

Bandbreedte

Als duidelijk is welk profiel het beste bij de cliënt past, dan is vervolgens van belang om vast te stellen wat binnen de desbetreffende bandbreedte de exacte normtijd voor de onder-steuning is. Dat gebeurt op basis van individuele omstandigheden van de cliënt en zijn omgeving. Wegingsfactoren kunnen zijn de belastbaarheid van de cliënt (wat kan de cliënt fysiek en mentaal aan), de behoefte van de cliënt, belastbaarheid van mantelzorgers, zijn intellectueel en lerend vermogen en eigen ziektebesef en ziekte-inzicht.

Dit ter beoordeling van het college.

4.5. Vervoer

Het uitgangspunt dat passende dagbesteding zo dicht mogelijk bij de verblijfsplaats van de cliënt wordt aangeboden. Ook hier geldt dat eerst wordt gekeken naar eigen mogelijkheden om de locatie van de dagbesteding te bereiken. Als een cliënt in staat is met het openbaar vervoer te reizen (eventueel na oefenen onder begeleiding) of met de eigen auto of op de fiets of een ander vervoermiddel zelfstandig of samen met een mantelzorger de locatie van de dagbesteding kan bereiken, dan is geen maatwerkvoorziening noodzakelijk.

Gebruik van het Maatwerkvervoer om de locatie van de dagbesteding te gebruiken valt niet onder de eigen oplossingsmogelijkheden van de cliënt. Immers, dat zou de mogelijkheden om met het Maatwerkvervoer andere sociale activiteiten en bestemmingen te bereiken te zeer beperken.

4.6. Maaltijden

De aanbieder van de Dagbesteding biedt aan cliënten die twee aaneengesloten dagdelen bij deze aanbieder verblijven (zonder bijkomende kosten voor de cliënt) een eenvoudige broodmaaltijd aan.

Warme maaltijden zijn niet in de maatwerkvoorziening Dagbesteding opgenomen. Als de aanbieder een middagmaaltijd aanbiedt aan de cliënt, kan de aanbieder deze warme maaltijd in rekening brengen bij de cliënt.

5. Begeleiding individueel

Inzet van de individuele begeleiding is zo licht als mogelijk en zo zwaar als nodig. Ook geldt: tijdelijk waar het kan en langdurig waar het moet. Dat betekent dat eerst wordt gekeken of andere oplossingen (eigen kracht, gebruikelijke hulp, netwerk, welzijnsvoor-zieningen) mogelijk zijn. Is dat niet mogelijk, dan wordt eerst beoordeeld of Dagbesteding mogelijk is. Dagbesteding gaat voor op Begeleiding individueel als met beide voorzieningen hetzelfde doel en resultaat kan worden bereikt.

Begeleiding individueel vindt zoveel mogelijk plaats in de woon-en leefomgeving van de cliënt. Afhankelijk van de individuele situatie is niet uitgesloten dat ook gebruik wordt gemaakt van begeleiding op afstand, bijvoorbeeld door middel van (beeld)bellen;

5.1. Doel van Begeleiding individueel

Begeleiding individueel is gericht op het bevorderen, het behoud van of het compenseren van beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie. De Begeleiding individueel ondersteuning kan gericht zijn op het behalen van bijvoorbeeld, maar niet uitsluitend, de volgende resultaten:

Cliënt is in staat om:

• geld te beheren en zijn financiële situatie gezond te houden.

• te voorzien in zijn eerste levensbehoeften.

• taken uit te voeren rondom het huis.

• een isolement te voorkomen.

• besluiten te nemen.

• zichzelf te verzorgen.

• dagelijkse routine te handhaven (dag- en nachtritme).

• te participeren in de maatschappij.

• zelfstandig thuis te blijven wonen.

• gezond te leven en kan hier naar ook handelen (voeding en beweging).

• behoud en ontwikkelen van ADL-en werknemersvaardigheden.

5.2. Niveaus van Begeleiding individueel

Begeleiding individueel kent twee niveaus. Begeleiding individueel basis en Begeleiding individueel plus.

5.2.1. Begeleiding individueel Basis

Deze begeleiding is bedoeld voor cliënten die als gevolg van matige beperkingen onvoldoende zelfredzaam zijn als het gaat om zelfredzaamheid en participatie op één of meerdere levensgebieden.

Kenmerken kunnen zijn:

(1) De cliënt heeft in enige mate activering en/of stimulans nodig. Met praten is bijsturing mogelijk.

(3) De cliënt is gemotiveerd om aan de ondersteuningsvraag te werken.

(2) De cliënt kan de behoefte/ondersteuningsvraag voldoende begrijpelijk maken.

(4) De cliënt heeft redelijk inzicht in de eigen (on)mogelijkheden.

(5) Er kan sprake zijn van matige gedragsproblematiek.

(6) De leefsituatie is redelijk stabiel.

(7) De cliënten is in staat tot uitstellen van de ondersteuningsvraag.

Toelichting bij deze kenmerken

1. De cliënt heeft in enige mate activering en/of stimulans nodig.

• Met een positieve en motiverende benadering en aanmoediging komt de cliënt tot resultaat en neemt verantwoordelijkheid voor de eigen vooruitgang.

• Met een herinnering, een voorbeeld, oefenen of een instructie kan de cliënt een taak volbrengen of een haalbare vaardigheid eigen maken.

2. De cliënt kan de behoefte/ondersteuningsvraagvoldoende begrijpelijk maken.

• Onder begrijpelijk maken wordt ook verstaan dat de cliënt de ander begrijpt.

• De cliënt kan aangeven wat hij of zij bedoelt. Dit kan ook non-verbaal of met een hulpmiddel (spraakcomputer).

• Alleen een taalbarrière is geen reden voor inzet vanuit de Wmo.

3. De cliënt is gemotiveerd om aan de ondersteuningsvraag te werken.

• De cliënt is gemotiveerd en staat open voor feedback van de professional.

• De cliënt komt afspraken voldoende na om de resultaten te behalen.

4. De cliënt heeft redelijk inzicht in de eigen (on)mogelijkheden.

De cliënt heeft een (beperkt) realistisch beeld van eigen problematiek. Het staat het behalen van de gestelde resultaten nauwelijks in de weg. Hij of zij staat open voor feedback om overschatting of onderschatting te kunnen bijsturen.

5. Er kan sprake zijn van matige gedragsproblematiek bij de cliënt.

De cliënt vertoont soms gedrag dat onvoorspelbaar of niet passend kan zijn. De professional moet alert zijn op signalen en kunnen bijsturen. Het gedrag kan negatieve invloed hebben op de persoon zelf of zijn of haar omgeving. Er is geen of slechts een gering risico op risicovolle situaties en/of escalatie.

6. De leefsituatie is redelijk stabiel.

Er is problematiek op één of meerdere leefgebieden zoals bijvoorbeeld financiën, sociale contacten, daginvulling, persoonlijke zelfzorg. Er is geen acute interventie noodzakelijk om escalaties te voorkomen.

7. De cliënt is in staat tot het uitstellen van de ondersteuningsvraag.

Er zijn afgesproken contactmomenten met de professional en hoe er eventueel tussendoor gecommuniceerd wordt (bijvoorbeeld een telefoontje of berichtje). Voor de cliënt is dit voldoende om de resultaten te behalen, zonder dat er aanvullende interventies noodzakelijk zijn.

Er is geen noodzaak tot het overnemen van taken.

5.2.2. Begeleiding individueel plus

Deze begeleiding is bedoeld voor cliënten die als gevolg van ernstige en/of meervoudige beperkingen onvoldoende zelfredzaam zijn als het gaat om zelfredzaamheid en participatie op één of meerdere levensgebieden.

Kenmerken kunnen zijn:

(1) De cliënt heeft in grote mate activering en/of stimulans nodig.

(2) De cliënt kan de behoefte/ondersteuningsvraag onvoldoende begrijpelijk maken.

(3) De cliënt is wisselend gemotiveerd om aan de ondersteuningsvraag te werken.

(4) De cliënt heeft beperkt of geen inzicht in de eigen (on)mogelijkheden.

(5) De cliënt vertoont zeer regelmatig onvoorspelbaar gedrag. Er is vaak sprake van ernstige gedragsproblematiek.

(6) De leefsituatie is niet stabiel en/of er is een grote kans op risicovolle situaties en of escalatie;

(7) De cliënt is niet in staat tot het uitstellen van de ondersteuningsvraag.

Toelichting bij deze kenmerken:

1. De cliënt heeft in grote mate activering en/of stimulans nodig.

• Met een intensieve en proactieve benadering komt de cliënt tot resultaat doormiddel van motiveren, inspireren en ondersteunen. Intensief gaat over de methodische benadering en niet over de frequentie.

• De cliënt heeft bij herhaling aanmoediging, stimulans, positieve feedback en ondersteuning nodig om verantwoordelijkheid te nemen voor de eigen vooruitgang.

• De cliënt heeft in grote mate sturing/toezicht nodig om een taak te volbrengen.

• Het aanleren van vaardigheden vraagt van zowel de cliënt als professional veel geduld en doorzettingsvermogen. De leermethodes die gebruikt worden zijn afgestemd op de cliënt.

• De cliënt heeft in grote mate ondersteuning nodig om tot een juiste beslissing te kunnen komen. Zonder ondersteuning overziet de cliënt de risico’s niet en maakt de cliënt beslissingen die een negatieve invloed kunnen hebben op zijn of haar functioneren of dat van de omgeving.

2. De cliënt kan de behoefte/ondersteuningsvraag onvoldoende begrijpelijk maken.

• Hier wordt ook onder verstaan dat de cliëntmoeite heeft om de ander te begrijpen.

• Het is moeilijk voor de cliënt om aan te geven wat hij of zij bedoelt, of wat hij of zij nodig heeft. Communicatie gaat niet vanzelf doordat de cliënt niet begrijpt wat er wordt gezegd. Er wordt een extra beroep gedaan op de professional, want er moet met grote regelmaat een vertaalslaggemaakt worden.

• Alleen een taalbarrière is geen reden voor inzet vanuit de Wmo.

3. De cliënt is wisselend gemotiveerd om aan de ondersteuningsvraag te werken.

De cliënt vindt het moeilijk om afspraken na te komen en feedback van de professional aan te nemen. De cliënt trekt bijvoorbeeld alles in twijfel en legt de verantwoordelijkheid buiten zichzelf. Dit is een terugkomend kenmerk. De professional moet beschikken over methodische kennis en vaardigheden om samen met de cliënt de resultaten te halen.

4. De cliënt heeft beperkt of geen inzicht in de eigen (on)mogelijkheden.

De cliënt heeft geen of beperkt realistisch beeld van de eigen problematiek. De cliënt is tot minder in staat dan wat hij denkt (overschatting) of cliënt kan op eigen kracht of in samenwerking met anderen meer dan hij denkt (onderschatting). Hierdoor blijft de cliënt in de problemen komen. De professional moet dit tekort compenseren om escalatie en/of verwaarlozing te voorkomen.

Voor aanbrengen van dagstructuur en het voeren van regie is de cliënt afhankelijk van de ondersteuning van anderen;

5. De cliënt vertoont zeer regelmatig onvoorspelbaar gedrag. Er is vaak sprake van ernstige gedragsproblematiek.

• De cliënt is moeilijk te lezen waardoor het gedrag onvoorspelbaar of ongepast is

• De professional moet alert zijn op signalen en direct actie ondernemen om escalatie te voorkomen.

• Ernstige gedragsproblematiek kan gericht zijn op de omgeving of op de persoon zelf.

• De risico’s van het gedrag zeggen iets over de ernst. De ernst wordt bepaald door de combinatie van hoe vaak het voorkomt (frequentie) en de omvang van het risico (impact). Zeer regelmatig is niet alleen in aantallen vast te leggen, maar het gaat ook om de mate waarin het ontregelend is.

6. De leefsituatie is niet stabiel en/of er is een grote kans op risicovolle situaties en/of escalaties.

• De cliënt is niet stabiel in zijn leefsituatie, denk hierbij aan zaken die de bestaanszekerheid raken. Bijvoorbeeld financiële problematiek, dreigende uithuiszetting, dakloosheid, werkloosheid en verwaarlozing. Er zijn interventies noodzakelijk om escalaties te voorkomen.

• De dynamiek van het gezin/netwerk en de complexiteit van problematiek van verschillende gezinsleden kan hierin een rol spelen.

• Niet inzetten van ondersteuning kan leiden tot verwaarlozing/opname;

7. De cliënt is niet in staat tot het uitstellen van de ondersteuningsvraag.

• De cliënt heeft aanvullende interventies nodig naast de afgesproken contactmomenten met de professional en afspraken over hoe er eventueel tussendoor gecommuniceerd wordt. Dit is noodzakelijk om niet vast te lopen in het dagelijks leven.

• Dit is een structureel terugkerend patroon van de cliënt

Vaak is sprake van overname van taken.

5.2.3. Persoonlijke verzorging

De functie persoonlijke verzorging betreft die activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging welke in verband kan worden gebracht met een psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap en is gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid.

Voor deze mensen geldt dat er over het algemeen geen sprake is van een somatische aandoening en/of primaire medische problematiek, maar in de regel behoefte aan ondersteuning bij ADL, in plaats van het overnemen ervan. Vaak betekent dit verbale instructie geven bij ADL-taken of de cliënt stimuleren/activeren de ADL-taak uit te voeren.

5.3. Geldigheidsduur

Begeleiding individueel kan voor een periode van maximaal 5 jaar worden toegekend. Om te beoordelen welke tijdsduur passend en verantwoord is, wordt een onderscheid gemaakt tussen een ontwikkelcasus en een stabiliteitscasus.

Stabiliteitscasus

Een stabiliteitscasus wordt gekenmerkt door een stabiel beeld als het gaat om aandoeningen en beperkingen. De situatie is stabiel, er worden in de nabije toekomst geen grote veranderingen in de situatie verwacht. Beperkingen zullen naar verwachting niet toenemen, maar ook niet verminderen. Begeleiding individueel is gericht op het stabiel houden van de bestaande situatie. Dat sprake is van een stabiliteitscasus blijkt uit het onderzoek en wordt vermeld in de rapportage (ondersteuningsplan of evaluatieverslag).

De begeleiding kan dan voor de maximale duur van 5 jaar worden toegekend. Tussentijds kunnen altijd de passendheid, noodzaak, vorm en omvang van de ondersteuning worden geëvalueerd en zo nodig bijgesteld.

Ontwikkelcasus

In een ontwikkelcasus wordt een verbetering van de situatie van de cliënt mogelijk geacht. De begeleiding is gericht op ontwikkeling (leren, groeien, versterken) en verbetering van mogelijkheden waardoor de beperkingen in zelfredzaamheid en participatie verminderen.

Belangrijk is om vast te leggen hoe wordt gewerkt aan ontwikkeling. Hier zijn evaluatie en samenwerking met de zorgaanbieder relevant. Dat sprake is van een ontwikkelcasus blijkt uit het onderzoek en wordt vermeld in de rapportage (ondersteuningsplan of evaluatieverslag).

Begeleiding individueel wordt in deze situatie voor een (aanmerkelijk) kortere tijd dan 5 jaar toegekend. Evaluaties gebeuren mede aan de hand van een evaluatieverslag van de zorgaanbieder. Ook kan tussentijds de situatie van de cliënt en de passendheid van de maatwerkvoorziening worden geëvalueerd en zo nodig bijgesteld.

5.4. Omvang

Begeleiding individueel wordt vastgesteld in uren, minimaal 1 uur en maximaal 10 uur per week. Meer dan 10 uren per week zijn, indien duidelijk gemotiveerd, mogelijk. Daar hoort bij dat een duidelijke afweging wordt gemaakt of een Wlz-indicatie aan de orde kan zijn.

Naarmate de cliënt behoefte heeft aan meer activerende begeleiding, gericht op het stimuleren en aanleren van vaardigheden, kan de omvang beperkter zijn. De cliënt kan zelf problemen oplossen, de problematiek is vaak beperkt tot één of enkele leefgebieden. De omvang kan beperkt blijven tot 1 uur per week.

StabiliteitscasusOntwikkelcasus

Licht

(1 uur per week)

• beperkte problematiek

• weinig mogelijkheden tot verbetering

• gericht op behoud bestaande situatie

• cliënt is meewerkend

• beperkte problematiek

• cliënt is leerbaar

• gericht op ontwikkeling, aanleren en stimuleren en verbeteren van de situatie (uitstroom)

Gemiddeld

(1-3 uur per week)

• lichte, soms meervoudige problematiek

• weinig mogelijkheden tot verbetering, beperkt leerbaar

• gericht op behoud bestaande situatie

• cliënt is beperkt zelfredzaam

• lichte, soms meervoudige problematiek

• aanbrengen structuur

• cliënt is leerbaar

• gericht op plannen, aanleren, stimuleren en verbeteren van de situatie (uitstroom)

Bovengemiddeld

(4-5 uur per week)

• complexe en/of meer omvattende problematiek

• gericht op behoud bestaande situatie

• weinig inzicht eigen situatie

• complexe en/of meer omvattende problematiek

• cliënt is leerbaar

• gericht op plannen, aanleren, stimuleren en verbeteren van de situatie

Intensief

(6-9 uur per week)

• complexe of veelomvatten-de problematiek

• intensieve begeleiding

• gericht op behoud bestaande situatie

• ondersteuning is ook overnemen

• en vaak onplanbaar

• voorkomen instroom Beschermd wonen

• complexe veelomvattende problematiek

• cliënt is leerbaar door intensieve herhaling

• voorkomen instroom Beschermd wonen

• intensieve begeleiding

• gericht op ontwikkeling en verbetering van de situatie

Bandbreedte

Als duidelijk is welk profiel het beste bij de cliënt past, dan is vervolgens van belang om vast te stellen wat binnen de desbetreffende bandbreedte de exacte normtijd voor de ondersteuning is. Dat gebeurt op basis van individuele omstandigheden van de cliënt en zijn omgeving. Wegingsfactoren kunnen zijn de belastbaarheid van de cliënt, zijn intellectueel en lerend vermogen en eigen ziektebesef en ziekte-inzicht. Dit ter beoordeling van het college.

6. Logeerzorg

Logeerzorg ter ontlasting van de mantelzorger is mogelijk via de Wmo. De taken van de mantelzorger worden dan tijdelijk overgenomen, zodat de mantelzorger tot rust kan komen of tijd voor zichzelf heeft. Dit kan betekenen dat de cliënt tijdelijk elders in een instelling logeert. De omvang van de logeerzorg is gemaximeerd tot in principe 14 dagen aaneengesloten. Er wordt maatwerk toegepast. Meerdere logeermomenten per jaar zijn mogelijk. Het doel is dat inwoners langer thuis kunnen wonen met een vitale mantelzorger.

7. Beschermd wonen

Bij beschermd wonen gaat het om het bieden van onderdak en begeleiding aan personen met een psychische beperking. Personen die vanwege psychische problematiek er niet in slagen zelfstandig te wonen zonder de direct nabijheid van 24 uur per dag toezicht en ondersteuning komen in aanmerking voor beschermd wonen.

Iedere individuele gemeente is inhoudelijk verantwoordelijk voor beschermd wonen. Maar de uitvoering is neergelegd bij centrumgemeenten. Centrumgemeenten, voor Hof van Twente is dat Enschede, krijgen budget voor deze taak. Zij verzorgen de intake en plaatsing.

Als de indruk bestaat dat de cliënt beschermd wonen nodig heeft, wordt deze situatie gemeld bij de Centrale Toegang Opvang en Beschermd Wonen Twente (CIMOT). Als een situatie gemeld wordt bij het CIMOT, beoordeelt deze samen met de regisseur en de cliënt de noodzaak voor beschermd wonen. Als een voorziening in de vorm van beschermd wonen noodzakelijk is, wordt bij voorkeur een plaats in de gemeente van herkomst gerealiseerd. In spoedeisende gevallen dient de gemeente waar iemand een aanvraag indient een tijdelijke maatwerkvoorziening te verstrekken in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hof van Twente d.d. 28 januari 2025.

Burgemeester en wethouders van Hof van Twente,

de secretaris, de burgemeester,

drs. D. Lacroix

drs. H.A.M. Nauta-van Moorsel MPM

Ondertekening