Verordening leerlingenvervoer gemeente Rheden 2025

Geldend van 11-02-2025 t/m heden

Intitulé

Verordening leerlingenvervoer gemeente Rheden 2025

De raad van de gemeente Rheden;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 december 2024;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 4 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 4 van de Wet op de expertisecentra en artikel 8.29 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;

overwegende dat het noodzakelijk is de verordening leerlingen vervoer te actualiseren;

b e s l u i t :

vast te stellen: de Verordening leerlingenvervoer gemeente Rheden 2025

Hoofdstuk 1 Definities

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aangepast vervoer: door het college georganiseerd vervoer;

  • b.

    afstand: afstand, overeenkomstig artikel 4, zesde lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 8.29, vierde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en artikel 4, vijfde lid, van de Wet op de expertisecentra, gemeten met een professionele routeplanner langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg;

  • c.

    begeleider: ouder of persoon die door de ouders wordt ingezet om de leerling tijdens het vervoer te begeleiden;

  • d.

    buitenschoolse opvang: de buitenschoolse opvang, bedoeld in artikel 1.1, van de Wet kinderopvang, van de leerling waar de leerling voor of na afloop van de lestijd op school verblijft;

  • e.

    deskundige: onafhankelijk medisch, psychiatrisch, psychologisch, pedagogisch of verkeerskundig deskundige;

  • f.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rheden;

  • g.

    eigen vervoer: vervoer per eigen motorvoertuig of fiets dat onder eigen verantwoordelijkheid plaatsvindt;

  • h.

    gehandicapte leerling: een leerling, die door een lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap niet, of niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kan maken;

  • i.

    inkomen: inkomensgegeven als bedoeld in artikel 21, aanhef en onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, in het peiljaar, bedoeld in artikel 4, zevende lid, van de Wet op het primair onderwijs;

  • j.

    leerling: de leerling die is ingeschreven bij een school;

  • k.

    openbaar vervoer: personenvervoer dat openbaar toegankelijk is en waar iedereen al dan niet tegen betaling gebruik van kan maken;

  • l.

    opstapplaats: de opstapplaats bedoeld in artikel 11, eerste lid;

  • m.

    ouders: ouder(s), voogden of verzorgers van de leerling;

  • n.

    persoonlijk vervoersontwikkelingsplan: een schriftelijk plan waarin de activiteiten worden beschreven door middel waarvan de leerling de vaardigheden kan aanleren die nodig zijn om zoveel mogelijk zelfstandig en met het openbaar vervoer of de fiets te reizen;

  • o.

    samenwerkingsverband:

    • 1°.

      samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a van de Wet op het primair onderwijs;

    • 2°.

      samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 28a van de Wet op de expertisecentra; of

    • 3°.

      samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 2.47 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;

  • p.

    school:

    • 1°.

      basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs;

    • 2°.

      school voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra; of

    • 3°.

      school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020;

  • q.

    schoolvakantie: vakantie waarvan de datum is opgenomen in de schoolgids;

  • r.

    toegankelijke school: toegankelijke school als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, onder a, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 8.29, vierde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en artikel 4, vijfde lid, van de Wet op de expertisecentra, waar plaats is en waarbij de op godsdienst of levensbeschouwing van de ouders of de meerderjarige leerling berustende keuze van een school geëerbiedigd wordt;

  • s.

    vervoersvoorziening:

    • 1°.

      vergoeding van fietsvervoer voor de leerling en zo nodig van diens begeleider;

    • 2°.

      vergoeding van openbaar vervoer voor de leerling en zo nodig van diens begeleider;

    • 3°.

      aanbieding van aangepast vervoer voor de leerling en zo nodig voor diens begeleider; of

    • 4°.

      gehele of gedeeltelijke vergoeding van de vervoerkosten van de leerling en zo nodig van diens begeleider;

  • t.

    woning: woning waar de leerling feitelijk en structureel verblijft.

Hoofdstuk 2 Aanvraagprocedure van de vervoersvoorziening

Artikel 2 Aanvraag

  • 1.

    Het college stelt een aanvraagformulier voor een vervoersvoorziening leerlingenvervoer vast.

  • 2.

    Een aanvraag voor een vervoersvoorziening kan worden ingediend voor een leerling die zijn woning in de gemeente heeft, door indiening bij het college van een volledig ingevuld en door de ouders of de meerderjarige en handelingsbekwame leerling ondertekend papieren of digitaal aanvraagformulier, voorzien van de op het formulier vermelde gegevens.

  • 3.

    Als dit voor een juiste beoordeling van de aanvraag noodzakelijk is, kan het college verzoeken aanvullende gegevens te verstrekken.

Artikel 3 Onderzoek

  • 1.

    Bij de beoordeling van de aanvraag voor een vervoersvoorziening voor de leerling en eventueel een begeleider, onderzoekt het college in elk geval de volgende aspecten:

    • a.

      de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de leerling en die van het gezin; en

    • b.

      de afstand en route tot de dichtstbijzijnde toegankelijke school; en

    • c.

      de mogelijke afstemming van de vervoersvoorziening met andere voorzieningen die in het kader van de WMO 2015, Jeugdwet, Participatiewet en overige minimaregelingen aan de leerling of het gezin zijn verstrekt.

  • 2.

    Het college kan in een gesprek met de ouders en desgewenst de leerling, de noodzakelijk vervoersvoorziening onderzoeken. Ook kan bij dit gesprek, als het college dat noodzakelijk acht, een medewerker uit een ander domein of een deskundige aansluiten.

  • 3.

    Tijdens het gesprek als bedoeld in het tweede lid onderzoekt het college:

    • a.

      samen met de ouders en de leerling de mogelijkheden voor het zelfstandig reizen van de leerling;

    • b.

      welke opties de ouders hebben om de leerling naar school te brengen en weer op te halen;

    • c.

      welke afspraken kunnen worden gemaakt over het gebruik van deze mogelijkheden en de rol van de ouders daarin.

  • 4.

    Bij gewijzigde omstandigheden kan het gesprek als bedoeld in het tweede lid opnieuw plaatsvinden.

  • 5.

    Wanneer de leerling de leeftijd van negen jaar bereikt, kan het college, in overleg met de ouders en desgewenst de leerling, gelet op het ontwikkelingsperspectief van de leerling, een persoonlijk vervoersontwikkelingsplan opstellen. Dit plan maakt onderdeel uit van het besluit.

  • 6.

    Na afloop van het onderzoek bevestigt het college schriftelijk de gemaakte afspraken met de ouders en neemt een besluit over de aanvraag voor de vervoersvoorziening.

Artikel 4 Inzet deskundige

  • 1.

    Het college betrekt een deskundige bij het onderzoek en verzoekt deze advies uit te brengen, ter beoordeling van de individuele situatie van de leerling, op het moment dat het college specifieke deskundigheid noodzakelijk acht.

  • 2.

    De ouders en de leerling verlenen medewerking aan het onderzoek van de deskundige.

  • 3.

    Indien de ouders of de leerling geen medewerking verlenen aan het onderzoek, kan de aanvraag voor een vervoersvoorziening, nadat de ouders of de leerling geen gebruik hebben gemaakt van de geboden hersteltermijn, buiten behandeling worden gesteld.

Artikel 5 Beslistermijn

  • 1.

    Het college besluit binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag voor een vervoersvoorziening.

  • 2.

    Het college kan de in het vorige lid bedoelde besluitvormingstermijn met ten hoogste vier weken verlengen. Het college stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis. De beslistermijn wordt dan opgeschort, waarbij de aanvrager de gelegenheid krijgt om binnen vier weken de ontbrekende informatie aan te vullen.

  • 3.

    Als binnen de gestelde termijn van vier weken geen volledig te beoordelen aanvraag is ontvangen, wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld, tenzij de ouder om meer tijd heeft verzocht. In dat geval wordt de aanvraag aangehouden voor een nader te bepalen termijn in overleg met de aanvrager.

  • 4.

    Het college besluit binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag voor een vervoersvoorziening.

  • 5.

    Het college kan de in het vorige lid bedoelde besluitvormingstermijn met ten hoogste vier weken verlengen. Het college stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 6 Ingangsdatum voorziening

Als een vervoersvoorziening wordt toegekend geldt deze:

  • a.

    wanneer het een vergoeding betreft, met ingang van de verzochte datum, waarbij de datum niet ligt vóór de datum van ontvangst van de aanvraag;

  • b.

    wanneer het aanbieding van aangepast vervoer betreft, met ingang van een datum die zo mogelijk aansluit bij de verzochte datum.

Artikel 7 Besluit

  • 1.

    Het college bepaalt bij de toekenning van de vervoersvoorziening de wijze en het tijdstip van de verstrekking, de uitbetaling, en de tijdsduur van de toegekende vervoersvoorziening.

  • 2.

    Het college kent, als zij dat noodzakelijk acht, een vervoerstraining toe en voegt als bijlage bij het besluit het vervoersontwikkelingsplan toe.

  • 3.

    Het college kan aan de toekenning van een vervoersvoorziening nadere voorwaarden verbinden.

Hoofdstuk 3 Beoordelingscriteria

Artikel 8 Algemene bepalingen

  • 1.

    De bepalingen in deze verordening laten onverlet de verantwoordelijkheid van de ouders voor het schoolbezoek van hun kinderen.

  • 2.

    Ten behoeve van het schoolbezoek van een leerling die zijn woning heeft in de gemeente, kent het college aan de ouders of de meerderjarige leerling op aanvraag een vervoersvoorziening toe met inachtneming van het bepaalde in deze verordening. Hierbij vormt de goedkoopst passende vervoersvoorziening het uitgangspunt.

  • 3.

    De verantwoordelijkheid om, als dat nodig is, te zorgen voor een begeleider berust bij ouders, tenzij naar het oordeel van het college voldoende is aangetoond dat begeleiding van de leerling door de ouders of anderen uit hun netwerk onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden.

  • 4.

    De verantwoordelijkheid voor het gedrag van de minderjarige leerling gedurende het verblijf van de leerling in het aangepast vervoer berust bij de ouders.

  • 5.

    Bij de keuze voor de te verstrekken vervoersvoorziening wordt achtereenvolgens beoordeeld of vervoer, al dan niet met begeleiding, mogelijk is:

    • a.

      per fiets;

    • b.

      per openbaar vervoer;

    • c.

      met eigen vervoer;

    • d.

      met aangepast vervoer.

Artikel 9 Afwijzingsgronden

  • 1.

    Geen vervoersvoorziening wordt toegekend als de afstand van de woning tot de dichtstbijzijnde toegankelijke school kleiner is dan 6 km. Deze grens geldt niet voor gehandicapte leerlingen.

  • 2.

    Geen vervoersvoorziening wordt toegekend voor het bezoeken van het voortgezet onderwijs, tenzij:

    • a.

      er sprake is van voortgezet speciaal onderwijs en de leerling door een handicap niet zelfstandig gebruik kan maken van het openbaar vervoer als bedoeld in artikel 4, vierde lid, van de Wet op de expertisecentra; of

    • b.

      de leerling door een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap niet zelfstandig gebruik kan maken van het openbaar vervoer als bedoeld in artikel 8.28, van de Wet voortgezet onderwijs 2020.

Artikel 10 Andere oplossing

  • 1.

    Als de leerling aanspraak kan maken op een passende voorziening of vergoeding voor de reiskosten op basis van een andere regeling, komt de leerling niet in aanmerking voor een vervoersvoorziening op grond van deze verordening.

  • 2.

    Als de leerling aanspraak kan maken op een gedeeltelijke vergoeding voor de reiskosten op basis van een andere regeling betrekt het college deze vergoeding bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding op grond van deze verordening of brengt hij dit bedrag als eigen bijdrage in rekening.

Artikel 11 Aanwijzing opstapplaats

  • 1.

    Het college kan bij het verstrekken van aangepast vervoer een opstapplaats aanwijzen van waaruit de leerling gebruik maakt van het aangepast vervoer.

  • 2.

    De opstapplaats bevindt zich op een veilige en beschutte locatie en op een redelijke loopafstand van de woning van de leerling en biedt voldoende ruimte voor een eventuele begeleider.

  • 3.

    De ouders dragen er zorg voor dat de leerling naar en op de opstapplaats wordt begeleid als dit noodzakelijk is.

  • 4.

    Het college wijst geen opstapplaats aan als naar het oordeel van het college voldoende is aangetoond dat begeleiding van de leerling door de ouders of anderen uit hun netwerk onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden.

Artikel 12 Vervoersvoorziening naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school

  • 1.

    een vervoersvoorziening wordt toegekend over de afstand tussen de woning dan wel de opstapplaats en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school, tenzij vervoer naar een verder weggelegen school voor de gemeente minder kosten met zich mee brengt en de ouders of de meerderjarige leerling als aanvrager met het vervoer naar die school schriftelijk instemt.

  • 2.

    Er wordt, overeenkomstig artikel 4, vijfde lid, aanhef en onder c en d, van de Wet op het primair onderwijs, eveneens een vervoersvoorziening verstrekt over de afstand tussen de woning of de opstapplaats en:

    • a.

      de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband van de basisschool waarvan de leerling afkomstig is, als ouders daar schriftelijk mee instemmen; of

    • b.

      een andere speciale school voor basisonderwijs in het onder a bedoelde samenwerkingsverband, als het vervoer naar die school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen dan het vervoer naar de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke speciale school voor basisonderwijs als bedoeld onder a. en ouders daar schriftelijk mee instemmen.

  • 3.

    Als de ouders of de meerderjarige leerling vanwege een specifieke onderwijskundige behoefte van de leerling een vervoersvoorziening aanvragen naar een school op een grotere afstand, dan de dichtstbijzijnde toegankelijke school van de onderwijssoort waarop de leerling is aangewezen, wordt deze slechts toegekend als is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      aan het college is door de ouders of de meerderjarige leerling naar het oordeel van het college voldoende aangetoond wat de specifieke en noodzakelijke onderwijskundige onderwijsbehoefte is van de leerling; en

    • b.

      aan het college is door de ouders of de meerderjarig leerling naar het oordeel van het college voldoende aangetoond dat de dichtstbijzijnde school van de onderwijssoort waarop de leerling is aangewezen niet toegankelijk is vanwege het niet kunnen bieden van het noodzakelijke specifieke onderwijsaanbod.

Artikel 13 Schooltijden en wachttijden

  • 1.

    Het aangepast vervoer vindt plaats op standaard schooldagen en schooltijden, zoals deze zijn opgenomen in de schoolgids van de school die de leerling bezoekt.

  • 2.

    Als er binnen een school sprake is van verschillende lesroosters binnen de vaste schooltijden, kan het college besluiten een wachttijd van één of meerdere uren in te stellen, om het aangepast vervoer zo efficiënt mogelijk in te zetten.

  • 3.

    Het aangepast vervoer op schooldagen en schooltijden die afwijken van de in de schoolgids genoemde dagen en tijden wordt niet georganiseerd, tenzij de ouders of de meerderjarige leerling als aanvrager naar het oordeel van het college toereikend bewijs overlegt waaruit blijkt dat de structurele handicap van een leerling de aansluiting op de standaard schooltijden onmogelijk maakt.

Artikel 14 Tijdelijk verblijf buiten de gemeente

  • 1.

    Het college kan een tijdelijke vervoersvoorziening voor een periode van maximaal zes weken toekennen aan de ouders van een leerling, die als gevolg van een crisissituatie tijdelijk buiten de gemeente verblijft, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      de leerling blijft zijn eigen school bezoeken;

    • b.

      in de periode, voorafgaand aan het tijdelijke verblijf buiten de gemeente, is een vervoersvoorziening toegekend op grond van deze verordening; en

    • c.

      de intentie bestaat dat de leerling terugkeert naar de oorspronkelijke gemeente.

  • 2.

    Het besluit waarin de vervoersvoorziening is toegekend voorafgaand aan een tijdelijke vervoersvoorziening wordt opgeschort met ingang van de datum van het tijdelijk verblijf buiten de gemeente en herleeft weer zodra de leerling terugkeert in de gemeente, tenzij de geldigheidsduur van dit besluit is verstreken.

  • 3.

    Als de vervoersvoorziening bestaat uit aangepast vervoer kan het college, in overleg met de gemeente waarin de leerling tijdelijk verblijft, besluiten dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van het tijdelijk verblijf het vervoer uitvoert.

Artikel 15 Vervoersvoorziening voor weekeinde en vakantie bij verblijf in pleeggezin of internaat

  • 1.

    Met inachtneming van de artikelen 8 en 10 kent het college op aanvraag een vervoersvergoeding voor het weekeinde en de schoolvakantie toe aan de in de gemeente wonende ouders van de leerling die, met het oog op het volgen van voor hem passend speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs in een internaat of pleeggezin verblijft.

  • 2.

    Het college kent aan de ouders een vervoersvergoeding toe voor het weekeindevervoer van de leerling voor de eenmaal per weekeinde gemaakte reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft, naar de woning van de ouders en terug, voor zover de weekenden niet vallen binnen de in het eerste lid genoemde schoolvakanties.

  • 3.

    Het college kent aan de ouders een vervoersvergoeding toe voor het vervoer van de leerling tijdens de schoolvakanties. De voorziening betreft de reis van het internaat of het adres van het pleeggezin naar de ouders eenmaal aan het begin van de vakantie en eenmaal aan het einde van de vakantie.

  • 4.

    Voor de toekenning is een vergoeding van de kosten van openbaar vervoer het uitgangspunt.

    Het college vergoedt ook de kosten van het openbaar vervoer voor een begeleider, als de leerling wegens zijn structurele handicap of leeftijd niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik te maken.

  • 5.

    Het college kan toestaan dat de ouders de leerling zelf vervoeren of laten vervoeren. De vergoeding is dan afhankelijk van de vervoersvoorziening waarop de ouders aanspraak zouden maken.

  • 6.

    Het college kan uitsluitend aangepast vervoer toekennen voor weekeinde en vakantievervoer wanneer:

    • a.

      openbaar vervoer geheel ontbreekt; of

    • b.

      het gaat om een leerling van het voortgezet speciaal onderwijs die verblijvend in een internaat of pleeggezin, wegens zijn structurele handicap niet zelfstandig, ook niet met een begeleider gebruik kan maken van het openbaar vervoer.

Artikel 16 Vervoersvoorziening naar stageadres

  • 1.

    Als er aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening naar school kan op verzoek een vervoersvoorziening worden toegekend voor het vervoer naar een stageadres. Hiervoor wordt een afzonderlijke aanvraag ingediend.

  • 2.

    De vervoersvoorziening naar een stageadres wordt, in aanvulling op de voorwaarden die gelden voor een vervoersvoorziening naar school, slechts toegekend als er wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de stage is onderdeel van het onderwijsprogramma zoals opgenomen in de schoolgids van de school of in het stagecontract;

    • b.

      de stage vindt plaats op één stageadres en de stagetijden sluiten zoveel mogelijk aan op de schooltijden;

    • c.

      het stageadres is gelegen op de route van de woning dan wel de opstapplaats naar de school. Als wordt aangetoond dat dit niet mogelijk is, dan moet het stageadres gelegen zijn binnen de regio.

  • 3.

    Een vervoersvoorziening wordt slechts toegekend over de afstand tussen de woning van de leerling dan wel de opstapplaats en het dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke stageadres.

Artikel 17 Vervoer tussen de buitenschoolse opvang en de school

  • 1.

    Als er al aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening van de woning of de opstapplaats naar een school en terug kan op verzoek een vervoersvoorziening worden toegekend voor het vervoer van de buitenschoolse opvang naar de school of terug, indien de buitenschoolse opvang niet in dat vervoer voorziet.

  • 2.

    De vervoersvoorziening van de buitenschoolse opvang naar de school of terug wordt alleen verstrekt als de kosten voor de gemeente vergelijkbaar zijn met de kosten voor het vervoer van de woning naar de school en terug.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid kan de vervoersvoorziening van de buitenschoolse opvang naar de school of terug ook worden toegekend als de ouders van de leerling de meerkosten zelf betalen.

Artikel 18 Vervoerstraining

  • 1.

    Het college kan, naast een vervoersvoorziening, ook een vervoerstraining inzetten ter versterking van de zelfredzaamheid van de leerling, waardoor deze na de training niet langer zal zijn aangewezen op een vervoersvoorziening, of door de training gebruik leert te maken van een goedkopere vervoersvoorziening.

  • 2.

    De training sluit aan op het persoonlijk vervoersontwikkelingsplan.

Artikel 19 Vervoersvergoeding voor de leerling

  • 1.

    Het college bepaalt de hoogte van de te verstrekken vervoersvoorziening in de vorm van een vervoersvergoeding op basis van de kosten van het openbaar vervoer en houdt daarbij rekening met de kortingen die voor de leerling binnen het systeem kunnen gelden.

  • 2.

    Als aanspraak bestaat op een vergoeding zoals bedoeld in het eerste lid en de leerling naar het oordeel van het college, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per fiets, verstrekt het college de ouders de vergoeding op basis van de kosten van het vervoer per fiets.

  • 3.

    De kilometervergoeding voor de fiets is gelijk aan de laatst bekende fietskilometervergoeding volgens het laatst bekende normbedrag voor fietskilometervergoeding genoemd door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten geldend voor het betreffende schooljaar, te vinden op de website van de VNG, onder basisnormbedragen leerlingenvervoer.

Artikel 20 Vervoersvergoeding voor de begeleider

  • 1.

    Het college verstrekt aan de ouders van de leerling, die een school bezoekt en daarvoor recht heeft op een vervoersvergoeding op grond van deze verordening, een vergoeding van de kosten van het openbaar vervoer of het vervoer per fiets van een begeleider van de leerling als:

    • a.

      de leerling op 1 augustus van het schooljaar waarop de vervoersvoorziening betrekking heeft jonger dan negen jaar is;

    • b.

      de leerling op 1 augustus van het schooljaar waarop de vervoersvoorziening betrekking heeft ouder dan negen jaar is en naar het oordeel van het college voldoende is aangetoond dat de leerling niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik te maken.

  • 2.

    Als een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, komen slechts de kosten van het vervoer ten behoeve van één begeleider voor vergoeding in aanmerking.

  • 3.

    Bij de vergoeding van de kosten van het openbaar vervoer houdt het college rekening met de kortingen die voor de begeleider binnen het systeem kunnen gelden.

  • 4.

    Artikel 19, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 21 Vervoersvergoeding op basis van de kosten van door de ouders georganiseerd vervoer

  • 1.

    Als aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening, kan het college de ouders vragen of op aanvraag toestaan één of meer leerlingen zelf te vervoeren of te laten vervoeren, als dit leidt tot een goedkoper vervoersalternatief.

  • 2.

    Ouders kunnen op basis van het eerste lid niet verplicht worden om één of meer leerlingen zelf te vervoeren.

  • 3.

    De vergoeding voor het door ouders zelf georganiseerde vervoer bestaat uit een kilometervergoeding voor de eigen auto op basis van het belastingvrije kilometerbedrag per kilometer, gebaseerd op twee retourreizen per dag.

  • 4.

    Als toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, vergoedt het college aan de ouders die meer dan één leerling tegelijk zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren, een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto voor de rit en niet per leerling.

  • 5.

    Aan de ouders die één of meer leerlingen laten vervoeren door andere ouders die voor het vervoer al een vergoeding van het college ontvangen, wordt door het college geen vergoeding verstrekt.

  • 6.

    Als ouders in samenwerking met andere ouders besluiten zelf een vervoersvoorziening te organiseren, kan het college, in afwijking van het tweede lid, een bijzonder kostendekkend tarief hanteren, als dit leidt tot een goedkoper vervoersalternatief.

Artikel 22 Aangepast vervoer

Het college verstrekt een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer als:

  • a.

    aanspraak bestaat op een vergoeding zoals bedoeld in artikel 19 en de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug, rekening houdend met wachttijden, overstaptijden en de duur van de reis met verschillende vormen van openbaar vervoer, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht;

  • b.

    aanspraak bestaat op een vergoeding zoals bedoeld in artikel 19 en openbaar vervoer ontbreekt;

  • c.

    aanspraak bestaat op een vergoeding op grond van artikel 20 en naar het oordeel van het college voldoende is aangetoond dat begeleiding van de leerling door de ouders of anderen uit hun netwerk onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden;

  • d.

    de leerling, naar het oordeel van het college, ook niet onder begeleiding in staat is van het openbaar vervoer gebruik te maken; of

  • e.

    dit leidt tot een goedkoper vervoersalternatief.

Artikel 23 Vergoeding andere passende vervoersvoorziening

Als aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening, kan het college na overleg met de ouders een vergoeding verstrekken voor een andere passende voorziening, die goedkoper is dan of gelijk is aan de kosten van het openbaar vervoer.

Hoofdstuk 4 Bijdrage in de kosten

Artikel 24 Drempelbedrag

  • 1.

    Bij de verstrekking van een vervoersvoorziening betalen de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, van wie het inkomen samen meer bedraagt dan het in artikel 4, zevende lid, van de Wet op het primair onderwijs genoemde bedrag van €17.700,00, de op de zone-indeling van het openbaar vervoer gebaseerde kosten over de in artikel 9 bepaalde afstand van 6 kilometer zelf. Dit bedrag wordt in mindering gebracht op de te verstrekken vervoersvergoeding of, bij de verstrekking van aangepast vervoer, bij de ouders in rekening gebracht.

  • 2.

    Het in het eerste lid genoemde inkomensbedrag wordt met ingang van 1 januari 1999 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van het voorgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 450,00.

  • 3.

    Op verzoek van ouders kan, bij een aantoonbare structurele inkomensdaling, in afwijking van het eerste lid, het actuele inkomen worden gehanteerd.

  • 4.

    Dit artikel is niet van toepassing op gehandicapte leerlingen.

Artikel 25 Draagkrachtafhankelijke bijdrage

  • 1.

    Bij de verstrekking van een vervoersvoorziening betalen de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt die als gevolg van een keuze van de ouders verder is gelegen dan 20 kilometer van de woning, overeenkomstig artikel 4, elfde lid, van de Wet op het primair onderwijs, een van de financiële draagkracht afhankelijke bijdrage tot ten hoogste het bedrag van de kosten van het vervoer.

  • 2.

    De hoogte van het bedrag wordt berekend per gezin en is afhankelijk van de hoogte van het inkomen van de ouders. De bedragen van de eigen bijdrage per gezin per jaar per inkomenscategorie bedragen:

    Schooljaar 2024/2025 VNG

    Inkomen in euro’s

    Eigen bijdragen in euro’s per gezin

    € 0,00 - € 39.500,00

    Nihil

    € 39.500,00 - € 46.500,00

    € 185,00

    € 46.500 - € 54.000,00

    € 815,00

    € 54.000 - € 60.500,00

    € 1.510,00

    € 60.500 - € 69.500,00

    € 2.215,00

    € 69.500 - € 76.000,00

    € 2.970,00

    € 76.000,00 en verder voor elke € 5.000,00 + € 710,00

    Voor elke extra € 5.000,00 erbij: € 655,00

  • 3.

    De inkomensbedragen, genoemd in het tweede lid, worden jaarlijks met ingang van 1 januari aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 500,00.

  • 4.

    De bedragen van de eigen bijdrage, bedoeld in het derde lid, worden jaarlijks met ingang van 1 januari aangepast aan de wijziging die het consumentenprijsindexcijfer van de reeks alle huishoudens op het onderdeel vervoersdiensten heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 5,00.

  • 5.

    Op verzoek van ouders kan, bij een aantoonbare structurele inkomensdaling, in afwijking van het tweede lid, het actuele inkomen worden gehanteerd.

  • 6.

    Het drempelbedrag genoemd in artikel 24 kan tegelijk met de draagkrachtafhankelijke eigen bijdrage genoemd in het eerste lid worden opgelegd aan het gezin.

  • 7.

    Dit artikel is niet van toepassing op gehandicapte leerlingen.

Hoofdstuk 5 Rechtmatigheid

Artikel 26 Doorgeven van wijzigingen

De ouders of de meerderjarige en handelingsbekwame leerling zijn verplicht wijzigingen, die van invloed kunnen zijn op de toegekende vervoersvoorziening, onder vermelding van de datum van wijziging, direct schriftelijk mede te delen aan het college.

Artikel 27 Beëindiging, opschorting, herziening, intrekking en terugvordering van de vervoersvoorziening

  • 1.

    Het college kan een besluit tot toekenning van een vervoersvoorziening beëindigen, opschorten, herzien, of intrekken, als het vaststelt dat:

    • a.

      niet of niet meer is of wordt voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen gesteld bij deze verordening;

    • b.

      beschikt is op grond van gegevens waarvan gebleken is dat die gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een ander besluit zou zijn genomen;

    • c.

      de verstrekte vervoersvoorziening naar het oordeel van het college niet meer de meest passende vervoersvoorziening is;

    • d.

      ouders weigeren het drempelbedrag bedoeld in artikel 24 te betalen of nalatig zijn in het betalen ervan;

    • e.

      ouders weigeren de draagkrachtafhankelijke eigen bijdrage bedoeld in artikel 25 te betalen of nalatig zijn in het betalen ervan;

    • f.

      sprake is van onaanvaardbaar gedrag door de leerling gedurende het verblijf in het aangepast vervoer; of

    • g.

      het vervoeren van de leerling leidt tot een onveilige situatie voor de leerling zelf, andere reisgenoten of de chauffeur in het aangepast vervoer.

  • 2.

    De kosten van een ten onrechte genoten vervoersvoorziening kunnen van de ouders of de meerderjarige en handelingsbekwame leerling worden teruggevorderd, of worden verrekend met een verstrekte maar nog niet uitbetaalde vervoersvergoeding.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 28 Beslissing in gevallen waarin de regeling niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van het leerlingenvervoer betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 29 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen, het vervoer voor onderwijs aangaande, ten gunste van de ouders of de meerderjarige leerling gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze verordening, zo nodig na advies te hebben gevraagd aan deskundigen.

Artikel 30 Intrekking oude regeling

De Verordening leerlingenvervoer gemeente Rheden 2014 wordt ingetrokken met ingang van de dag van inwerkingtreding van deze verordening met dien verstande dat deze van toepassing blijft op:

  • a.

    aanvragen die voor inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend tot het tijdstip waarop de beschikking op de aanvraag onherroepelijk is geworden;

  • b.

    een lopende voorziening verstrekt op basis van die verordening, totdat de voorziening afloopt dan wel het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt wordt ingetrokken, herzien of beëindigd.

Artikel 31 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking onder gelijktijdige intrekking van de verordening 2014.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening leerlingenvervoer gemeente Rheden 2025’.

Ondertekening

Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 28 januari 2025.

De Steeg, 28 januari 2025

De raad voornoemd,

voorzitter.

griffier.