Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR735221
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR735221/1
Verordening Parkeerbelastingen 2025
Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 01-05-2025
Intitulé
Verordening Parkeerbelastingen 2025De raad van de gemeente Alkmaar;
Gelet op
Het besluit van burgemeester en wethouders van 22 oktober 2024
Het advies van de commissie Ruimte 3 december 2024
Het bepaalde in:
- •
Artikel 156 Gemeentewet
- •
Artikel 225 Gemeentewet
- •
Parkeerverordening 2025
Besluit
Vast te stellen de Verordening Parkeerbelastingen 2025
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
centrale computer: computer van het bedrijf waarmee de gemeente Alkmaar een overeenkomst heeft afgesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een mobiele telefoon;
- b.
dag: een kalenderdag;
- c.
gehandicaptenparkeerkaart: hetgeen hieronder wordt verstaan in het RVV 1990;
- d.
gehandicaptenparkeerplaats: een parkeerplaats die is aangeduid met bord conform model E6 uit bijlage 1 van het RVV 1990;
- e.
houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens, met dien verstande dat tevens als houder wordt aangemerkt degene die middels een leaseovereenkomst of een verklaring van de werkgever kan aantonen dat hij de bestuurder is van het motorvoertuig dat tijdens het parkeren op naam van de leasemaatschappij respectievelijk de werkgever in het hiervoor bedoelde register was ingeschreven, en degene die, in het geval van een buitenlands kenteken, kan aantonen gerechtigd te zijn in Nederland met dit motorvoertuig te rijden, waarbij het college maximaal drie maanden vrijstelling kan verlenen van de eis om een bewijs te overleggen voor het mogen rijden met een buitenlands kenteken indien de aanvrager korter dan drie maanden in Nederland is ingeschreven;
- f.
kortparkeerplaats: een parkeerplaats waar de parkeerduur tijdens een bepaalde periode beperkt is;
- g.
motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;
- h.
parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
- i.
digitaal parkeerrecht GPK-systeem: het systeem waarmee de houder van een gehandicaptenparkeerkaart via een app of via een klantcontactcentrum een digitaal parkeerrecht kan aanmaken en beëindigen.
Artikel 2 Belastbaar feit
Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven:
- 1.
Een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;
- 2.
Een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende parkeervergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die parkeervergunning aangegeven plaats en wijze.
Artikel 3 Belastingplicht
-
1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, wordt geheven van degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.
-
2. Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:
- a.
degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;
- b.
zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat in geval:
- 1.
een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, deze huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;
- 2.
als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.
- 1.
- a.
-
3. De belasting bedoeld in artikel 2, lid 1, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, sub b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
-
4. De belasting bedoeld in artikel 2, lid 2, wordt geheven van degene die de parkeervergunning heeft aangevraagd.
Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak
De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel (zie bijlage I).
Artikel 5 Wijze van heffing
-
1. De belasting bedoeld in artikel 2, lid 1, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur c.q. het aanmelden van de parkeertransactie door het via een mobiele telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer, met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.
-
2. De belasting bedoeld in artikel 2, lid 2, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.
-
3. Bij de voldoening op aangifte moet het kenteken van het motorvoertuig waarmee wordt geparkeerd of waarvoor de parkeervergunning geldt, worden opgegeven.
Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld
-
1. De belasting bedoeld in artikel 2, lid 1, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een mobiele telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer.
-
2. De belasting bedoeld in artikel 2, lid 2, is verschuldigd op het tijdstip waarop de parkeervergunning wordt verleend.
Artikel 7 Termijnen van betaling
-
1. De belasting bedoeld in artikel 2, lid 1, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.
-
2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op een centrale computer.
-
3. De belasting bedoeld in artikel 2, lid 2, wordt geheven via een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waartoe ook wordt gerekend een nota of andere schriftuur, en moet worden betaald voorafgaand aan het tijdstip waarop de parkeervergunning wordt verleend.
-
4. Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.
Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen
De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2 lid 1, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders, voor zover de betreffende locaties zijn gelegen binnen het gebied zoals aangegeven op de Kaart gebiedsindeling parkeertarieven op straat in Bijlage II.
Artikel 9 Heffing naar tijdsgelang
-
1. Indien een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2 lid 2, in de loop van het vergunningjaar wordt verleend en de parkeervergunning geldig is tot het einde van het vergunningjaar, is de belasting verschuldigd voor het aantal resterende dagen van het vergunningjaar.
-
2. Indien een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2 lid 2, welke geldig is tot het einde van het vergunningjaar in de loop van het vergunningjaar wordt ingetrokken, bestaat aanspraak op restitutie voor het aantal resterende dagen van het vergunningjaar. Dit geldt voor de bewonersvergunning, de bedrijfsvergunning en de hulpverleningsvergunning als bedoeld in artikel 3 van de Parkeerverordening.
-
3. Het voorgaande lid is niet van toepassing als de parkeervergunning is ingetrokken op grond van artikel 9 van de Parkeerverordening.
Artikel 10 Kosten
De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van deze verordening bedragen € 80,00.
Artikel 11 Kwijtschelding
Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 12 Vrijstelling van het betalen van parkeerbelastingen
-
1. Vrijgesteld van het betalen van parkeerbelasting als bedoeld in artikel 2 van deze verordening zijn:
- a.
voertuigen die zijn voorzien van een geldige gehandicaptenparkeerkaart.
- b.
als zodanig herkenbare politievoertuigen;
- c.
als zodanig herkenbare brandweervoertuigen;
- d.
als zodanig herkenbare ambulances;
- e.
als zodanig herkenbare dierenambulances.
- a.
-
3. Het college bepaalt dat houders van een gehandicaptenparkeerkaart, naast het digitale systeem waarbij er wordt aangemeld in het digitaal parkeerrecht GPK-systeem ook hun papieren gehandicaptenparkeerkaart kunnen gebruiken om in aanmerking te komen voor vrijstelling van het betalen van parkeerbelasting. Het gebruik van de papieren gehandicaptenparkeerkaart vindt plaats in combinatie met een parkeerschijf, zoals bedoeld in de ‘Regeling gehandicaptenparkeerkaart’.
-
4. Het college draagt er zorg voor dat aanmelding in het digitaal parkeerrecht GPK-systeem op een digitaal inclusieve wijze geschiedt, die voldoet aan de standaarden voor toegang tot overheidsdienstverlening.
-
5. Hetgeen in lid 3 is vermeld over het digitaal parkeerrecht GPK-systeem, geldt niet voor gehandicaptenparkeerplaatsen aangegeven met verkeersbord E06. Voor die gehandicaptenparkeerplaatsen is de papieren gehandicaptenparkeerkaart het geldend bewijsmiddel.
-
6. De vrijstelling van lid 1 geldt voor wat betreft kort-parkeerplaatsen met inachtneming van de daarvoor geldende maximale parkeerduur.
Artikel 13 Experimenteerartikel
-
1. Het college van burgemeester en wethouders kan experimenteren met een tijdelijk ander parkeerregime op weggedeelten bestemd voor parkeren.
-
2. Het experiment dient aan de volgende eisen te voldoen:
- a.
Het experiment dient niet langer dan één jaar te duren;
- b.
Na maximaal één jaar dient een evaluatie plaats te vinden om te beoordelen of het experiment wordt omgezet in een definitief parkeerregime.
- a.
-
3. Voor het houden van een experiment dient vooraf een enquête onder de bewoners en bedrijven van het desbetreffende gebied te worden gehouden, waarbij:
- a.
een respons van tenminste 60% van de bevraagde bewoners en/of bedrijven ontvangen moet worden;
- b.
tenminste 60% van de respondenten positief dient te reageren op het experiment.
- a.
-
4. Voor het definitief invoeren van het experiment, dient een evaluatie in de vorm van een enquête onder bewoners en bedrijven van het desbetreffende gebied te worden gehouden, waarbij:
- a.
een respons van tenminste 60% van de bevraagde bewoners en/of bedrijven ontvangen moet worden;
- b.
tenminste 60% van de respondenten positief dient te reageren op het definitief in te stellen regime.
- a.
-
5. Een parkeervergunning verstrekt in het kader van een experiment zoals bedoeld in dit artikel wordt om niet verstrekt.
Artikel 14 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.
Artikel 15 Inwerkingtreding en citeertitel
-
1. De Verordening parkeerbelastingen 2024, vastgesteld bij raadsbesluit van 18 december 2023 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan;
-
2. Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2025;
-
3. De datum van ingang van de heffing is 1 mei 2025;
-
4. Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening parkeerbelastingen 2025’.
Ondertekening
De raad van Alkmaar, 12 december 2024
mw. drs. A.M.C.G. Schouten, burgemeester
mw. mr. V.H. Hornstra, griffier
BIJLAGE I: Tarieventabel, behorende bij artikel 4 Verordening parkeerbelastingen 2025
|
2025 |
|
1.1 |
Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2 lid 1, bedraagt in zone 1 als aangeduid in bijlage II: |
|
|
€ 4,32 |
|
|
€ 3,39 |
|
|
€ 26,90 |
|
1.2 |
Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2 lid 1, bedraagt zone 2 als aangeduid in bijlage II: |
|
|
€ 3,39 |
|
|
€ 26,90 |
|
1.3 |
Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2 lid 1, bedraagt in zone 3 als aangeduid in bijlage II: |
|
|
€ 1,66 |
|
|
€ 26,90 |
|
1.4 |
Het tarief voor het parkeren op kortparkeerplaatsen met een maximale parkeerduur van een ½ uur als aangeduid in bijlage II, bedraagt: |
|
|
€ 3,39 |
|
1.5 |
Het tarief voor het parkeren op kortparkeerplaatsen met een maximale parkeerduur van één uur als aangeduid in bijlage II, bedraagt: |
|
|
€ 3,39 |
|
|
€ 26,90 |
|
1.6 |
Het tarief voor het parkeren op kortparkeerplaatsen met een maximale parkeerduur van één uur als aangeduid in bijlage II, bedraagt: |
|
|
€ 3,39 |
|
|
€ 26,90 |
|
1.7 |
Het tarief voor het parkeren op kortparkeerplaatsen met een maximale parkeerduur van één uur als aangeduid in bijlage II, bedraagt: |
|
|
€ 3,39 |
|
1.8 |
Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2 lid 1, bedraagt in zone 4 als aangeduid in bijlage II: |
|
|
€ 0,94 |
|
1.9 |
Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2 lid 1, bedraagt in zone 5 als aangeduid in bijlage II: |
|
|
€ 26,90 |
|
2025 |
|
2.1 |
Het tarief voor het parkeren met een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2 lid 2 van deze verordening, bedraagt: |
|
|
€ 80,40 |
|
|
€ 132,00 |
|
|
||
|
€ 667,00 |
|
|
€ 325,00 |
|
|
€ 528,00 |
|
|
nihil |
|
|
€ 116,00 |
|
|
€ 70,00 |
|
|
€ 57,80 |
|
|
€ 40,20 |
|
|
€ 0,18 |
|
|
€ 3,39 |
|
|
€ 0,18 |
|
|
€ 9,40 |
|
|
€ 0,18 |
|
|
€ 0,18 |
|
|
€ 80,40 |
|
|
€ 80,40 |
|
|
€ 2,52 |
|
|
Nihil |
|
|
||
|
€ 108,00 |
|
|
€ 202,00 |
|
|
€ 1522,00 |
|
|
||
|
€ 3,85 |
|
|
€ 34,40 |
|
|
€ 343,00 |
|
2025 |
|
3.1 |
De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van deze verordening bedragen |
€ 80,00 |
BIJLAGE II: Kaart gebiedsindeling parkeertarieven op straat
Behorende bij de verordening parkeerbelasting 2025
Toelichting
De verordening parkeerbelastingen is de grondslag waarop de gemeente betaald parkeren in de vorm van parkeerbelastingen kan toepassen. Zij vindt haar grondslag in artikel 225 van de gemeentewet. Hierin is aangegeven dat een gemeente in het kader van parkeerregulering parkeerbelastingen kan heffen. In beginsel kunnen parkeerbelastingen worden geheven op de binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden Dit betekent dat de gemeente niet alleen op haar eigen grondgebied, maar ook op andere plaatsen die voor het openbaar verkeer openstaan, parkeerbelastingen kan heffen.
Uitzondering hierop zijn de plaatsen achter een (virtuele) barrière liggen. Krachtens artikel 3 van dat besluit worden Publiekrechtelijke lichamen als ondernemer aangemerkt. Over de parkeerinkomsten uit die betreffende plaatsen dient BTW gerekend te worden. In dat geval is het heffen van parkeerbelastingen niet mogelijk. Het betreft hier niet alleen de parkeergelden in de parkeergarages, maar bijvoorbeeld ook eventuele parkeergelden die worden gevraagd om in de afgesloten binnenstad te parkeren.
Voorts zijn de volgende artikelen uit de Gemeentewet relevant voor het toepassen van parkeerbelastingen.
- •
Artikel 149 bepaalt dat het de bevoegdheid is van de gemeenteraad om de verordening vast te stellen
- •
Artikel 156 bepaalt dat de gemeenteraad de bevoegdheid tot het heffen van parkeerbelastingen kan overdragen.
- •
Artikel 160 bepaalt dat het College bevoegd is tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de gemeente te besluiten
- •
Artikel 219 bepaalt dat gemeentelijke belastingen niet afhankelijk mag worden gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen
- •
Artikel 234 gaat over de heffing en invordering van parkeerbelastingen
Ten slotte is er ook nog het besluit gemeentelijke parkeerbelastingen. Dit gaat voor een belangrijk deel over de wielklem en het wegslepen van voertuigen van wanbetalers. In dit besluit is echter ook het cashless betalen geregeld. Dat de wetgever niet altijd actueel is blijkt wel uit het tweede lid van dit artikel daar staat het volgende te lezen. “In de situatie, bedoeld in het eerste lid, zal de belastingplichtige voor de voldoening op aangifte tenminste moeten kunnen kiezen tussen een rekening-gebonden chipkaart en een niet-rekening gebonden chipkaart met landelijke dekking. Voorts dienen in de lokale situatie voldoende oplaad- en verkooppunten beschikbaar te zijn.” Zoals u weet zijn prepaid chipbetalingen (i.c. de chipknip) sinds januari niet meer mogelijk.
Artikel 2Belastbaar feit
De in dit artikel genoemde belastbare feiten zijn overgenomen uit artikel 225 van de gemeentewet.
Artikel 3 Belastingplicht
Ook de tekst van dit artikel is overgenomen uit artikel 225 van de gemeentewet
Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak
Het staat de gemeente vrij om de maatstaf van heffing, het tarief en het tijdvak zelf te benoemen en vast te stellen. In tegenstelling tot de leges is zij volledig vrij in de tarieven die zij hanteert en de tijdvakken die daar bij hoort. Dit alles staat in de tabel. Dit heeft als voordeel dat deze verordening niet jaarlijks hoeft te worden vastgesteld. Het intrekken van de oude en het gelijktijdig vaststellen van de nieuwe tarieventabel door de Gemeenteraad volstaat.
Artikel 5 Wijze van heffing
Dit is de formele omschrijving dat de parkeerbelastingen op 2 manieren kan worden voldaan. Het betalen van de parkeervergunning, of, voor de niet-vergunninghouders, het betalen ‘aan de meter’. Dit laatste is een ruim begrip. Hieronder wordt bijvoorbeeld ook verstaan het betalen met de mobile telefoon. Het is aan het college om de betaalwijzen vast te leggen.
Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld
Dit artikel geeft aan vanaf wanneer er moet worden betaald.
Artikel 7 Wijze van heffing en termijnen van betaling
Dit artikel is eigenlijk een uitwerking van het vorige. Het geeft aan hoe de betaling daadwerkelijk moet worden uitgevoerd voor de verschillende producten (parkeervergunning, aan de meter of de naheffingsaanslag).
Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen
In dit artikel is bepaald dat het aanwijzen waar betaald parkeren van toepassing is geschiedt door het college. De reden dat het college bevoegd is om deze plaatsen aan te wijzen, ligt in de snelheid van handelen. Zij kan op deze wijze parkeerproblemen snel aanpakken door het toevoegen (of verwijderen) van straten aan het fiscale gebied. De gemeenteraad heeft deze (fysieke) ruimte waar het college deze bevoegdheid kan uitoefenen, beperkt door het vaststellen van het ‘uitbreidingskader’.
Artikel 9Heffing naar tijdsgelang
Met dit artikel is gereld dat een vergunninghouder alleen voor het aantal dagen betaalt dat hij de parkeervergunning in bezit heeft. Het tarief wordt berekend vanaf de eerste dag van vergunninghouder zijn tot en met de laatste dag van vergunninghouder zijn. Omdat er vooruit voor de parkeervergunning wordt betaald, krijgt men het ‘ongebruikte’ deel terug bij het inleveren van de parkeervergunning. Uitzondering hierop zijn de in het laatste lid van het artikel genoemde situaties. In dat geval is intrekken een uitvloeisel van de vergunningsvoorwaarden.
Artikel 10Kosten
Een naheffingsaanslag wordt opgelegd aan een voertuig waarvoor geen parkeerbelasting is voldaan.
Artikel 11Kwijtschelding
Parkeerbelastingen zijn een algemene, zakelijke belasting. Het gelijkheidsbeginsel staat centraal, daarnaast is er ook nog artikel 219 van de gemeentewet die het aanpassingen van de belasting op basis van inkomsten et cetera verbiedt. Als men de verplichting is aangegaan om te betalen, dan blijft men die verplichting houden.
Artikel 12 Vrijstelling van het betalen van parkeerbelastingen
Parkeerbelastingen zijn bedoeld om het parkeren te reguleren. Van een aantal doelgroepen is het niet gewenst om het parkeren te reguleren. Deze zijn benoemd in dit artikel.
Artikel 13Experimenteerartikel
De gemeenteraad heeft vastgesteld dat het college de bevoegdheid heeft om tijdelijk een ander parkeerregime in te stellen. Bij een tijdelijk parkeerregime kan gedacht kan worden aan vergunninghoudersparkeren, kortparkeren, etc.
Artikel 14 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Dit betreft praktische zaken, zoals de betalingsvoorwaarden of de wijze waarop parkeerapparatuur in werking moet worden gesteld.
Artikel 15 Inwerkingtreding en citeertitel
Evident
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl