Beleidsregels Kleinschalige windturbines gemeente Houten Januari 2025

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 07-02-2025

Intitulé

Beleidsregels Kleinschalige windturbines gemeente Houten Januari 2025

1. Aanleiding

Het klimaat verandert. Dit zien we mondiaal, maar zeker ook op lokaal niveau; zachtere winters en extremer weer. Daarom moet de uitstoot van CO2 teruggedrongen worden en is het gebruik van fossiele energiebronnen (en gas uit Groningen) eindig. De gemeente Houten heeft de ambitie in 2040 energieneutraal te zijn. Dan wordt er wordt er over het jaar gemiddeld net zoveel energie opgewerkt als er wordt gebruikt. Om dit te bereiken is het van belang het energieverbruik te verminderen en over te schakelen op hernieuwbare vormen van duurzame energie. Voor de opwekking van duurzame energie dienen zich steeds meer initiatieven aan. Een groeiend aantal inwoners en ondernemers legt zonnepanelen op het dak en in de gemeente Houten worden meerdere zonnevelden ontwikkeld en draait er een windpark van drie “grote” windturbines. Maar om daadwerkelijk energieneutraal te worden is dit niet genoeg en is het noodzakelijk op meerdere vormen van hernieuwbare energie in te zetten.

In het coalitieakkoord 2022–2026 is afgesproken om kleine windmolens op het (boeren)erf toe te staan. Dit betekent dat er ruimte wordt geboden aan de toepassing van kleinschalige windturbines bij (agrarische) bedrijven. Hier blijkt ook een groeiende behoefte aan bij enkele agrariërs wat heeft geresulteerd in een petitie die door Coöperatie Duurzaam Eiland in mei 2023 is ingediend over dit onderwerp. Daarnaast blijkt dat de bepalingen voor kleine windturbines in het tijdelijk omgevingsplan voor het gebied waar voorheen bestemmingsplan “Eiland van Schalkwijk” en ‘t Goy van toepassing waren, niet meer toereikend zijn voor de huidige generatie kleinschalige windturbines. Bijkomend voordeel is dat kleine windturbines een beter gebruiksprofiel hebben, er kan gedurende de dag op meerdere momenten stroom worden opgewekt en in combinatie met zonnepanelen is het ook beter voor het elektriciteitsnet. Voorliggend beleidsdocument biedt een toetsingskader voor de toepassing van kleinschalige windturbines bij (agrarische) bedrijven en woningen in het buitengebied en bij bedrijven op bedrijventerreinen in de gemeente Houten.

Om deze beleidsregels vorm te geven zijn verschillende partijen betrokken of bevraagd. Zoals de energiecoöperaties Duurzaam eiland en Opgewekt Houten, de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) en is zoveel mogelijk aangesloten bij de (bestaande en concept) regels voor kleine windturbines van de buurgemeenten Wijk bij Duurstede en Bunnik. Zodoende ontstaat binnen de gehele Kromme Rijnstreek zoveel mogelijk uniformiteit van beleid op dit punt.

2. Doelstelling

Met deze beleidsregels voor erfwindturbines geeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten regels op welke wijze omgevingsvergunningsaanvragen voor het plaatsen van kleine windturbines worden getoetst. Om te voorkomen dat ad hoc wordt besloten op nieuwe aanvragen en het landschap ontsierd raakt door een gebrek aan sturing, is de voorliggende beleidsnota opgesteld. Deze beleidsnota biedt een samenhangend afwegingskader, dat zowel de gemeente als initiatiefnemer(s) inzicht geeft in de ruimtelijke haalbaarheid van kleinschalige windturbines op het eigen erf. Hiermee wordt tevens invulling gegeven aan de vereisten vanuit de provinciale verordening.

Via randvoorwaarden en aandachtspunten in dit afwegingskader wordt vervolgens sturing gegeven aan de realisatie van kleinschalige windturbines en de wijze waarop deze in het landschap en op het perceel worden ingepast. Binnen de kaders van deze beleidsnota hanteert de gemeente in principe een positieve grondhouding. Echter, het blijft ook maatwerk. Er kunnen zich nog steeds specifieke omstandigheden en belangen voordoen, waardoor een specifieke ontwikkeling geen doorgang kan vinden. Het is dan ook wenselijk om als initiatiefnemer vroegtijdig met de gemeente in contact te treden.

Het doel is om op termijn de beleidsregels van kleinschalige windturbines te integreren in het Omgevingsplan. Zolang de mogelijkheid voor het plaatsen van een kleinschalige windturbine niet in het Omgevingsplan is geregeld, vormen deze beleidsregels het toetsingskader voor de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het realiseren van een kleinschalige windturbine.

Een vergunning voor een kleinschalige windturbine wordt dan verleend met toepassing van een Buitenplanse OmgevingsPlanActiviteit (BOPA), waarop de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing is.

Voor wie geldt dit beleidskader?

Dit beleidskader geldt voor initiatiefnemers in het buitengebied en op bedrijventerreinen. De initiatiefnemer is een lokale (agrarische) onderneming, een onderneming die actief is op een bedrijventerrein of een particulier woonachtig in een vrijstaande woning of een cluster van woningen in het buitengebied.

Het college van B&W geeft middels onderstaande beleidsregels duidelijkheid over:

  • In welke gebieden worden kleinschalige windmolens toegestaan en in welke locaties juist niet?

  • Welke voorwaarden gelden voor de kleinschalige windturbine, haar locatie en de daarbij behorende landschappelijke inpassing;

  • Hoe en op grond van welke informatie de gemeente een omgevingsvergunningsaanvraag voor plaatsing van een erfwindturbine zal beoordelen.

3. Begripsbepalingen

Agrarische bedrijf of agrarische onderneming

Een bedrijf dat geheel of overwegend is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van agrarische producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

Bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels van het bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten

Bedrijventerrein

Een bedrijventerrein, ook wel bedrijvenpark of industrieterrein genoemd, is een type vastgoedontwikkeling dat een reeks commerciële activiteiten omvat, zoals productie, kantoorruimte, opslag en industriële activiteiten.

BOPA

Buitenplanse omgevingsplan activiteit: Een activiteit inhoudende:

  • a.

    Een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het is verboden deze zonder omgevingsvergunning te verrichten en die in strijd is met het omgevingsplan, of

  • b.

    een andere activiteit die in strijd is met het omgevingsplan.

Buitengebied

Landelijk onbebouwd gebied buiten de kernen Houten, ‘t Goy, Tull en ‘t Waal en Schalkwijk.

College

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten.

Cluster van woningen

Een aantal woningen bij elkaar gelegen in het buitengebied.

Erf

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een omgevingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

Geluidsgevoelige gebouwen

Geluidgevoelige gebouwen zijn een gebouw of een gedeelte van een gebouw met een woonfunctie, een onderwijsfunctie, een gezondheidszorgfunctie met bedgebied of voor kinderopvang met bedgebied.

HAT

Horizontale as-turbine. Een kleinschalige windturbine waarbij de as evenwijdig aan de windrichting ligt, terwijl de wieken loodrecht op de richting van wind staan. Dit type ziet er uit als een “traditionele” grote windmolen.

Hoofdgebouw

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige functie van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die functie het belangrijkst is.

Initiatief

Een aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor de plaatsing van een erfwindturbine.

Initiatiefnemer

De persoon die indiener is van een omgevingsvergunningsaanvraag voor het plaatsen van een kleinschalige windturbine en daarvoor een vergunning wenst te krijgen.

Kleinschalige windturbine

Een windturbine met een ashoogte van 11 meter tot max 30 meter en een vermogen tot 80 KW.

Particulier

De aanvrager van de omgevingsvergunning die voor eigen gebruik de elektriciteit van windturbine gebruikt en eigenaar is van bijbehorende woning.

Participatie

Het actief betrekken en laten deelnemen van omwonenden of andere belanghebbenden bij het proces rond het tot stand komen van een kleinschalige windturbine.

Ruimtelijke inpassingen

(Ruimtelijke) maatregelen gericht op het zo goed mogelijk laten opgaan van een kleinschalige windturbine in de omgeving.

VAT

Verticale as-turbine: Een kleinschalige windturbine waarbij de as verticaal staat.

Voorgevelrooilijn

De lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel tot aan de perceelsgrenzen

4. Kleinschalige windturbines

4.1 Wat is een kleinschalige windturbine

Kleinschalige windturbines worden – zoals de naam al aangeeft - gebruikt voor kleinschalige opwekking van elektriciteit achter de meter. ‘Achter de meter’ betekent dat de opgewekte elektriciteit ter plekke wordt verbruikt, het eventuele overschot wordt geleverd aan het openbare net (op dit moment is vanwege netcongestie het vaak niet mogelijk om de stroom aan het openbare net terug te leveren). Ze hebben over het algemeen een vermogen van tussen de 10 en 80 kW en een opbrengst van 40.000 kWh – 100.000 kWh per jaar. Ze worden ingezet om windenergie te benutten op locaties waar dat met grote windturbines niet mogelijk of wenselijk is.

Voor de definitie van kleinschalige windturbines volgen we het provinciale omgevingsbeleid, waarin windturbines met een ashoogte tot maximaal 30 meter vallen onder de categorie ’kleine’. Deze turbines kunnen een vermogen hebben tot 80 KW.

Volgens de norm NEN-EN-IEC 61400-2, hebben kleinschalige windturbines een rotordiameter van ten hoogste 16 meter. En een rotoroppervlakte van ten hoogste 200 m2.

Windturbines met een rotordiameter van minder dan 2 meter vallen buiten het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en zijn geen kleinschalige windturbines, zoals genoemd in deze beleidsregels.

Er worden verschillende termen gebruikt om windturbines en onderdelen van windturbines mee aan te duiden. Hieronder worden deze termen uiteengezet en wordt ingegaan op de twee hoofdtypen windturbines; molens met een horizontale (HAT) en verticale as (VAT).

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: Links type HAT (horizontale as turbine) en rechts type VAT (verticale as turbine). Bronnen: www.joostdevree.nl en onderzoek toetsingskader kleine windmolens, Onze Joost.

4.2 Horizontale As-turbines

Bij turbines van het HAT-type ligt de as evenwijdig aan de richting van de wind terwijl de wieken loodrecht op de richting van de wind staan. In actieve stand staan deze turbines ‘met de neus’ in de wind. Bij een verandering van de windrichting zoekt de turbine opnieuw naar de optimale stand ten opzichte van de wind.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: voorbeeld windturbine van het type HAT

4.3 Verticale as-turbines

Bij turbines van het VAT‐type staat de as verticaal, terwijl de wieken evenwijdig aan de as zijn bevestigd. Deze turbines vangen de wind die loodrecht op de wieken komt, ongeacht de richting.

Turbines van het type VAT kunnen, afhankelijk van de vorm van de wieken, verdeeld worden in het Savonius‐type (“weerstandsmolen” met een dicht rotorblad) en het Darrieus‐type (met een open rotorblad, maakt gebruik van “lift” kracht).

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: voorbeelden windturbines van het type VAT

5. Toetsingskader

De gemeente hanteert een positieve grondhouding tegenover aanvragen voor de plaatsing van een erfwindturbine. Initiatiefnemers dienen een passend voorstel te presenteren. Het is dan ook aan te raden dat initiatiefnemer in een vooroverleg treedt met de gemeente om in een vroeg stadium de (concept)aanvraag te bespreken.

Het voorliggende toetsingskader biedt hiervoor de nodige handvatten, hierin staat op hoofdlijnen geschreven aan welke voorwaarden en wensen nieuwe initiatieven voor kleinschalige windturbines moeten voldoen.

Initiatiefnemers worden uitgenodigd plannen in te dienen op basis van dit toetsingskader. Met de voorwaarden en wensen in dit toetsingskader is beoogd sturing te geven aan initiatiefnemers om te komen tot een zorgvuldige inpassing van de windturbine.

5.1 Randvoorwaarden wet- en regelgeving

Op basis van de bestaande wet- en regelgeving moet een omgevingsvergunningsaanvraag voor een erfwindturbine aan de onderstaande randvoorwaarden voldoen:

  • a.

    De vereisten vanuit het Besluit bouwwerken en leefomgeving (Bbl);

  • b.

    De vereisten vanuit het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) op het gebied van de bescherming van flora en fauna (hoofdstuk 11);

  • c.

    De vereisten vanuit de omgevingsverordening Provincie Utrecht (hoofdstuk 6) ten aanzien van natuurgebieden (Afdeling 6.1);

  • d.

    Kleinschalige windturbines moeten voldoen aan de NEN‐EN‐IEC norm 61400‐2 dan wel de eisen uit de Handreiking miniwind en kleine windmolens van NedZero, branchevereniging windenergie;

  • e.

    De instructieregel kleine windturbines uit de Omgevingsverordening van de Provincie Utrecht (Artikel 5.3 (versie 2024)).

Externe veiligheid

  • f.

    Windturbines worden alleen toegestaan als er geen (zeer) kwetsbare gebouwen binnen de PR contour van 10-6 per jaar liggen. Dit sluit aan bij het Besluit Kwaliteit Leefomgeving (Bkl).

  • g.

    Windturbines worden alleen toegestaan als er geen beperkt kwetsbare gebouwen binnen de PR contour van 10-5 per jaar liggen (de PR contour wordt bepaald met de website www.save-w.nl). Dit sluit aan bij het Bkl.

  • h.

    Als er risicobronnen binnen het invloedsgebied liggen van de windturbine wordt een onderzoek uit gevoerd naar de risico’s.

  • i.

    De vereisten uit het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) met betrekking tot externe veiligheid

    (hoofdstuk 5.1.2 en bijlage VII);

Geluid

  • j.

    Er wordt rekening gehouden met de standaardwaarden 47 Lden en 41 Lnight voor het toelaatbare geluid door een windturbine op een geluidgevoelig gebouw. Hierbij wordt aangesloten bij het Ontwerp Besluit windturbines leefomgeving.

  • k.

    Het gestelde onder k. geldt ook voor tijdelijke woningen en woningen met een voormalige functionele binding met de windturbine.

Slagschaduw

  • l.

    In de verblijfsruimte van een slagschaduwgevoelig gebouw op een afstand van minder dan 12 maal de rotordiameter van de windturbine, mag maximaal gemiddeld zeventien dagen per jaar gedurende maximaal twintig minuten per dag slagschaduw door de windturbine optreden. Dit sluit aan bij de algemene instructieregels voor geluid en geur.

  • m.

    Het gestelde onder m. geldt ook voor tijdelijke woningen en woningen met een voormalige functionele binding met de windturbine.

Stilstandvoorziening

  • n.

    Woningen met een voormalige functionele binding met de windturbine dienen ook aan de norm van stilstandvoorziening te voldoen.

5.2 Algemene randvoorwaarden

Bij de bouw van een kleinschalige windturbine dient in ieder geval te worden voldaan aan de volgende algemene voorwaarden:

A.

  • De windmolen wordt geplaatst in het buitengebied en is eigendom van een lokale (agrarische) onderneming, een onderneming die actief is op een bedrijventerrein of een particulier woonachtig in een vrijstaande woning of een cluster van woningen in het buitengebied.

  • De windturbine wordt op het terrein van een agrariër of bedrijventerrein geplaatst dat in eigendom is van aanvrager.

  • De windturbine bevindt zich op een locatie die door de gemeente als passend is aangemerkt in een groen of oranje gebied (zie bijlage 1 stoplichtenkaart).

  • De initiatiefnemer heeft actief de mogelijkheden voor energieopwekking met zonnepanelen onderzocht en heeft aantoonbaar gemaakt dat deze mogelijkheden de initiatiefnemer niet of niet afdoende instaat stellen om volledig in haar eigen energiebehoefte te voorzien.

  • Er sprake is van slechts één kleinschalige windturbine op deze (agrarische) bedrijfs- of woonlocatie.

  • Er niet binnen 5 as-hoogtes een kleinschalige windturbine is geplaatst van een andere eigenaar. (Bij een windturbine van 20 meter is dit een lengte van 100 meter tot de volgende windturbine).

B. Het verlenen van de omgevingsvergunning mag niet leiden tot beperking van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Van belang daarbij kunnen zijn:

  • de bezonningsituatie;

  • lichttoetreding in nabijgelegen bebouwing;

  • zichtlijnen of visuele hinder;

  • het voorkomen van slagschaduw;

  • risico's voor gevoelige of kwetsbare objecten;

  • geluidshinder, voor een kleine windturbine met een rotordiameter van 2 meter of meer is een melding Bal verplicht inclusief een Omgevingsvergunning aanvraag, waarbij ook een akoestisch onderzoek nodig is;

  • de mogelijkheid tot voortzetting van een bestaand bedrijf;

  • de landschappelijke kwaliteit.

C. Er is sprake van een goede landschappelijke inpassing.

De provincie Utrecht heeft via Artikel 5.3 Instructieregel kleine windturbine, een aantal algemene voorwaarden aan initiatieven opgelegd:

  • -

    Kleinschalige windturbines moeten energie opwekken voor de eigen behoefte.

  • -

    Kleine windturbines met een ashoogte tot 20 meter zijn in het landelijk gebied op of in aansluiting op een bestaand bouwperceel mogelijk.

  • -

    Een windturbine met een ashoogte tot 30 meter is alleen toegestaan als blijkt dat de windturbine volledig of bijna volledig voorziet in eigen energiebehoefte van de bestaande bouwwerken. Met (bijna) volledig bedoeld de gemeente dat een grotere windturbine in ten minste 90% van de energiebehoefte voorziet.

5.3 Randvoorwaarden locatiekeuze

De gemeente Houten staat positief tegenover de realisatie van kleinschalige windturbines. Echter blijft het ook maatwerk. Er kunnen zich nog steeds locatie specifieke omstandigheden en belangen voordoen, waardoor het college van B&W geen toestemming kan geven om die de realisatie van een kleinschalige windturbine mogelijk te maken.

Gemeente Houten omvat gebieden die meer kansrijk zijn (groen), gebieden waar inpassing aan extra regels onderhevig is (oranje) en gebieden waar kleinschalige windturbines bij voorbaat uitgesloten zijn (rood). Dit is afgebeeld middels een “stoplichtenkaart” in bijlage 1 en worden hieronder verder toegelicht.

5.4 Kansrijke gebieden (kleur groen)

  • Dit zijn gebieden bij agrarische en niet-agrarische bedrijven in het buitengebied. Provincie Utrecht (instructieregel 5.3 Omgevingsverordening Provincie Utrecht) staat kleinschalige windturbines toe in het buitengebied binnen de agrarische en niet-agrarische bouwpercelen.

  • De gemeente ziet kansen op bedrijventerreinen binnen de bebouwde omgeving. Op bedrijventerreinen zijn kleine windturbines kansrijk, omdat ze beter inpasbaar zijn en er doorgaans minder woningen aanwezig zijn die hinder van de molens kunnen ondervinden.

  • Daarnaast ziet de gemeente kansen voor het verduurzamen van landelijke gelegen monumenten die op eigen perceel lokaal duurzame energie kunnen opwekken. Door het plaatsen van kleinschalige windturbines op direct naast het monument gelegen agrarische en niet agrarische bouwpercelen en de daar opgewekte windenergie te delen. Hiervoor gelden echter wel randvoorwaarden:

    Kleinschalige windturbines kunnen het zicht op Rijks- of gemeentelijke monumenten verstoren of ontsieren. Voor windturbines op minder dan 100 meter afstand van een Rijks- of gemeentelijk monument geldt daarom: ja, mits een advies van de Gemeentelijke Adviescommissie Erfgoed en Ruimtelijke Kwaliteit gemeente Houten is verkregen. Bij een rijksmonument is een (positief) advies nodig van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE).

  • De gemeente ziet kansen voor het plaatsen van kleinschalige windturbines bij woningen of clusters van woningen, in het buitengebied, die zelfvoorzienend willen zijn. Een kleinschalige windturbine is dan een mogelijke aanvulling op (al reeds gerealiseerde) zonnepanelen.

5.5 Minder kansrijke gebieden (kleur oranje)

Buitengebied

In het buitengebied van de het Eiland van Schalkwijk liggen gebieden die onderdeel uitmaken van de Hollandse Waterlinies (inclusief forten, gebouwen, etc) en als dusdanig zijn aangewezen als Unesco-werelderfgoed. Gemeente Houten ziet daar beperkt kansen voor het plaatsen van kleinschalige windmolen.

Over de Unesco werelderfgoed Hollandse Waterlinies gebied zegt artikel 7.3 Instructieregel instandhouding en versterking UNESCO Werelderfgoed Hollandse Waterlinies van de Omgevingsverordening Provincie Utrecht: ” Voor het UNESCO Werelderfgoed Hollandse Waterlinies geldt dat de uitzonderlijke universele waarde niet mag worden aangetast.”

Het Afwegingskader Energietransitie Hollandse Waterlinies van de provincie Utrecht geeft de mogelijkheid: “Voor kleine zonne- en wind initiatieven die in eigen behoefte van een fort/woning/agrarisch bedrijf voorzien is maatwerk nodig. Hiervoor dient een light versie HIA te worden uitgevoerd, waarbij specifieke deskundigheid van werelderfgoed noodzakelijk is.”

Voor de oranje gebieden in het buitengebied geldt dus dat een light Heritage Impact Assessment (HIA) vereist is, waaruit blijkt dat er geen negatief effect is op de Nieuwe Hollandse Waterlinie is.

Bedrijventerreinen

Op de bedrijventerreinen zijn kleinschalige windturbines toegestaan mits een goede inpassing op het bedrijventerrein kan worden gerealiseerd. Regels rond slagschaduw en geluidshinder zorgen ervoor dat er met extra randvoorwaarden rekening moet worden gehouden.

Houten Oost

In het gebied “Houten oost” zijn er plannen om woningen te realiseren. In dit gebied moet bij een aanvraag goed worden nagedacht of een kleinschalige windturbine wenselijk is gezien toekomstige woningbouw.

Toetsing is maatwerk, er wordt aangeraden in vroeg stadium contact op te nemen met de gemeente over een initiatief.

5.6 Niet kansrijk in woongebied in stads-en dorpskernen en NNN-gebieden (kleur rood)

Alhoewel de gemeente niet per se afkerig staat tegen kleinschalige windturbines binnen haar bebouwd gebied (woongebied in stads-en dorpskernen) maken wet- en regelgeving rondom ruimtelijke inpassing zoals geluidsoverlast, slagschaduw, afstand tot woning en andere kwetsbare objecten, in de praktijk de plaatsing van kleinschalige windturbines in woongebieden zo goed als onmogelijk.

Ditzelfde geldt voor Natuur Netwerk Nederland (NNN)-gebieden. Ondanks de positieve grondhouding van de gemeente, zijn in NNN gebieden op voorhand kleinschalige windturbines niet mogelijk is. Ter bescherming van de aanwezige natuurwaarden staat het bevoegd gezag (de provincie Utrecht) kleinschalige windturbines hier niet toe.

Dit geldt ook voor gebieden die behoren bij de “Groen Contour” aangewezen in de Provinciale Verordening. In het buitengebied is dit een gebied ter hoogte van de Lekdijk/Zuwedijk. In dit gebied zijn geen kleinschalige windturbines toegestaan.

Voor de kern-weidevogelgebieden De Kroon, Pothoek, Blokhoven West en Oost en De Hoon zijn kleinschalige windturbines ook niet mogelijk vanwege de bescherming van kwetsbare weidevogels.

6. Ruimtelijke randvoorwaarden

De koppeling van een kleinschalige windturbine aan een energieverbruikend element en/of bebouwing is van belang voor een goede landschappelijke inpassing. Ook draagt dit bij aan de leesbaarheid van het landschap. De aanvraag van een omgevingsvergunning voor een kleinschalige windturbine moet daarom aan de onderstaande ruimtelijke voorwaarden voldoen.

6.1 Algemeen

  • a.

    De energieopwekking van de kleinschalige windturbine is niet bestemd voor commerciële doeleinden maar uitsluitend ten behoeve van het verbruik van het (agrarische) bedrijf of woning op hetzelfde perceel. Het energieprofiel van de gebruiker is daarbij leidend.

  • b.

    De aanvraag voor een kleinschalige windturbine in het buitengebied gaat zo veel mogelijk vergezeld van een landschappelijke kwaliteitsverbetering. Een landschappelijk inpassingsplan is dan ook een vereiste. Hierbij dient rekening gehouden te worden met al bestaande uitbreidingswensen van bedrijf of woning. Een initiatief bevat in ieder geval een motivering waaruit in voldoende mate blijkt dat de beoogde windturbine op zorgvuldige wijze wordt ingepast op het erf en het omliggende landschap geprobeerd wordt te versterken door het toepassen van inheemse beplanting en/of de toevoeging van gebiedseigen landschapselementen. Bij de aanvraag dient een situatietekening te worden toegevoegd met maatvoeringen inclusief de hoogte van de gebouwen, alsmede een beplantingsplan (indien van toepassing).

  • c.

    Binnen een jaar nadat een kleinschalige windturbine definitief buiten gebruik is gesteld, moet de constructie met de bijbehorende voorzieningen worden verwijderd. Hieromtrent worden in de omgevingsvergunning voorwaarden gesteld.

6.2 De situering van de windturbine op het perceel

  • a.

    De windturbine wordt achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw en binnen of aansluitend aan het bouwvlak (maximale afstand: ashoogte +10%) gesitueerd. De afstand van de windturbine tot de op het perceel aanwezige dichtstbijzijnde (bedrijfs)bebouwing moet zo klein mogelijk zijn.

  • b.

    Bij de situering van de windturbine wordt de ecologische impact hoger gewogen dan de ruimtelijke inpassing zoals bedoeld in lid c.

  • c.

    De situering van de windturbine wordt afgestemd op de bestaande erf- en bebouwingsstructuur. Voor agrarische erven geldt dat er een samenhangend en evenwichtig beeld moet zijn tussen de bouwwerken en beplantingen op het erf en de beoogde windturbine.

    Een turbine dient altijd ‘rugdekking’ te hebben van opgaande elementen op het erf, zoals gebouwen, opstallen en/of erfbeplanting. Om dit te realiseren kunnen er aanvullende eisen aan de landschappelijke inpassing gesteld worden, zoals:

    • -

      versterking van herkenbaarheid van het erf, bijvoorbeeld door het toevoegen van erfbeplanting;

    • -

      het versterken van de ecologische waarde van de erfbeplanting;

    • -

      compenserende maatregelen om zichthinder en/of verrommeling van het erf tegen te gaan;

    • -

      maatregelen om de omgevingskwaliteit niet achter uit te laten gaan door bijvoorbeeld het toevoegen van versterkende landschapselementen of verwijderen van storende elementen.

    • -

      Wanneer in een bebouwingslint of op een bedrijventerrein al één of meerdere kleinschalige windturbines zijn geplaatst, geldt dat de situering op het perceel in samenhang met de reeds gerealiseerde kleinschalige windturbines in de omgeving wordt bezien.

6.3 Aan te houden afstanden bij een windturbine

  • a.

    De afstand van een windturbine tot woningen van derden of ander gebouwen van derden waar mensen permanent verblijven, bedraagt ten minste vier keer de ashoogte van de betreffende windturbine (dus 80 meter bij een windturbine van 20 meter).

  • b.

    De afstand van een windturbine tot een hogedruk aardgastransportleiding bedraagt ten minste 25 meter.

  • c.

    De afstand van een windturbine tot openbaar gebied is zodanig dat de wieken of de constructie van de kleinschalige windturbine niet overhangt boven openbaar gebied.

6.4 Kenmerken van de kleinschalige windturbine

  • a.

    De ashoogte van een kleinschalige windturbine bedraagt niet meer dan 30 meter, gemeten vanaf de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

  • b.

    De kleurstelling van de windturbine is ingetogen en afgestemd op het landschap

    • -

      wanneer de windturbine voornamelijk afsteekt tegen begroeiing (bosschages, houtsingels e.d.) of bebouwing heeft een donkere kleurstelling de voorkeur (groengrijs of (donker)groen); wanneer de windturbine voornamelijk tegen de lucht afsteekt is een lichte grijstoon wenselijk.

  • c.

    De verschijningsvorm en het materiaalgebruik van de windturbine worden afgestemd op het karakter van het (agrarisch) erf.

  • d.

    De vorm en maatvoering van de kleine windturbine voldoen aan de volgende regels:

    • -

      de kleinschalige windturbines zijn rank en hebben dezelfde hoofdvorm als overige kleinschalige windturbines in de gemeente Houten.

    • -

      de mast is dicht en heeft een ronde doorsnede, of bij benadering een ronde doorsnede.

  • e.

    De windturbine is geen drager van reclame-uitingen.

  • f.

    De verschijningsvorm en het materiaalgebruik van de kleinschalige windturbine wordt afgestemd op het karakter van het (agrarisch) erf. In het geval van een erf van een agrarisch bedrijf geldt voor de verschijningsvorm dat enkel erfwindturbines van het HAT-type passend worden geacht.

7. Lokale ruimtelijk inpassing in relatie tot soortenbescherming.

Omdat een kleinschalige windmolen ook (met name) op (boeren)erven worden gesitueerd zal de situering van de windturbine op het perceel cruciaal zijn voor de impact van de op de populaties vogels en vleermuizen. Plaatsing binnen het bouwblok is - vanuit soortenbescherming gezien - in veel gevallen niet de meest geschikte keuze.

Recent onderzoek heeft aangetoond dat vooral boerenerfvogels, en dan met name huiszwaluwen, boerenzwaluwen, spreeuwen, kerkuilen, ransuilen en torenvalken, en vleermuizen slachtoffer zijn van kleinschalige windturbines. Ook blijkt dat er vaak muizen zich vestigen onder de kleine windturbines. Dit trekt roofvogels aan die weer in aanraking komen met de windturbine. (bron: Monitoringsslachtoffers vogels en vleermuizen kleine windturbines, Jonge –Poerink et al 2023)

Daarom is in alle gevallen een ecologische quickscan vereist. Deze bepaalt of deze beschermde soorten aanwezig zijn, waarna aan de volgende ecologische randvoorwaarden voldaan moet worden:

  • 1.

    plaatsing van kleinschalige windturbine op in- en uitvliegroutes naar slaap- en fourageergebieden van vogels en vleermuizen moet vermeden worden;

  • 2.

    de kleinschalige windturbine niet in het verlengde van of nabij houtsingels plaatsen;

  • 3.

    vestiging van muizen onder de kleinschalige windturbine moet zo veel mogelijk worden voorkomen. Daarbij kan worden gedacht aan het planten van vegetatie dat minder aantrekkelijk is voor (veld)muizen of de “overhoekjes” voor muizen te stimuleren verder van de windturbine zodat muizen zich daar vestigen.

8. Draagvlak & participatie

De gemeente Houten hecht veel waarde aan het creëren van draagvlak en participatie. De ervaring leert dat een goede landschappelijke inpassing en vroege betrokkenheid van omwonenden en andere belanghebbenden van groot belang is voor het creëren van voldoende draagvlak voor kleinschalige windturbines.

Bij het plaatsen van één kleinschalige windturbines moet rekening worden gehouden met de maat, schaal en het karakter van de omgeving. Met een juiste situering op het erf en een goede kleurstelling is een zorgvuldige landschappelijke inpassing goed mogelijk. Door de wensen (en eventuele bezwaren) van omwonenden vroegtijdig te inventariseren en waar mogelijk te honoreren, wordt de betrokkenheid vergroot en de uiteindelijke kans op bezwaren verkleind.

Er geldt een inspanningsverplichting voor het creëren van draagvlak; dit dient aantoonbaar (en verifieerbaar) gemaakt te worden. De initiatiefnemer kan dit aantonen met (aan te leveren) verslagen van bewonersbijeenkomsten, door inzicht te geven in hoe het plan is verrijkt met de inbreng en wensen van de omgeving en/of door middel van handtekeningen van omwonenden onder een verklaring van geen bezwaar.

Onder omwonenden worden in ieder geval verstaan de eigenaren van percelen die direct zicht hebben op de windturbine. Draagvlak moet gezocht worden, maar het betreft nadrukkelijk geen resultaatverplichting. Als er geen of onvoldoende draagvlak is, maar het initiatief voldoet wel aan alle randvoorwaarden, dan kan er alsnog medewerking worden verleend. Informatie over participatie kan worden verkregen via de Leidraad Omgevingsinitiatieven en Participatie, via de weblink: Leidraad_Omgevingsinitiatieven_en_participatie_Gemeente_Houten_20220216.pdf

9. Aan te leveren informatie bij een omgevingsvergunning

In alle gevallen is voor het plaatsen van een kleinschalige windturbine een Omgevingsvergunningaanvraag vereist en een meldingsplicht Bal. Voor het indienen van de omgevingsvergunning voor de erfwindturbine is het van belang dat in ieder geval de volgende stukken compleet aangeleverd worden zodat het college voldoende in staat wordt gesteld om de aanvraag te beoordelen a.d.h.v. deze beleidsregels:

De in de “NWEA Afvinklijst Miniwind- en Kleinschalige windmolens” (nwea.nl) genoemde aspecten van de aanvraag, te weten:

  • Situatietekening erfwindturbine;

  • Constructieberekeningen erfwindturbine;

  • Constructieberekeningen fundering;

  • Grondonderzoek en de milieumelding;

  • Geluidsproductie informatie.

  • Een berekening van de PR 10-6 contour.

  • Toelichting waaruit blijkt dat de windturbine voorziet in de eigen energiebehoefte (energieverbruik voorgaande jaren en verwachte energieopbrengst windturbine).

  • Landschappelijk inpassingsplan voor windturbines in het buitengebied met een situatietekening waarin maatvoeringen en een beplantingsplan zijn opgenomen. Dit plan bevat in ieder geval een motivering waaruit in voldoende mate blijkt dat de beoogde erfwindturbine op zorgvuldige wijze wordt ingepast in het erfensemble en het omliggende landschap.

  • Bij een rotordiameter van meer dan 2 meter een akoestisch onderzoek.

  • Participatieverslag van de initiatiefnemer.

  • Quickscan ecologisch onderzoek

  • Eventueel andere voor de beoordeling van een BOPA-vergunningsaanvraag benodigde documenten. Graag verwijzen we u naar de BOPA-handleiding [link invoegen].

10. Evaluatie

Deze beleidsregels zullen worden geëvalueerd na het verlenen een omgevingsvergunning voor de plaatsing van 5 afzonderlijke kleinschalige windturbines of in ieder geval uiterlijk 2 jaar na de inwerkingtreding van deze beleidsregels. Er geldt een maximum van totaal 10 te plaatsen windturbines in de gemeente Houten. Na evaluatie kan dit aantal eventueel worden aangepast.

Ondertekening

afbeelding binnen de regeling