Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR735106
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR735106/1
Verordening maatregelen Participatiewet, IOAW, IOAZ en Wi2021 Son en Breugel 2025
Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 07-02-2025 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2025
Intitulé
Verordening maatregelen Participatiewet, IOAW, IOAZ en Wi2021 Son en Breugel 2025De raad van de gemeente Son en Breugel,
- •
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 november 2024;
- •
gelet op de artikelen 147 en 149 Gemeentewet;
BESLUIT:
- 1.
De Verordening Inburgering Son en Breugel 2022 met ingang van 1 januari 2025 in te trekken.
- 2.
De navolgende verordening vast te stellen:
Verordening maatregelen Participatiewet, IOAW, IOAZ en Wi2021 Son en Breugel 2025
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepalingen
- 1.
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), de Wet Inburgering 2021 (Wi2021) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
- 2.
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
de wet: de Participatiewet;
- b.
de inburgeringswet: de Wet inburgering 2021;
- c.
college: college van burgemeester en wethouders;
- d.
raad: de gemeenteraad;
- e.
uitkeringsnorm: toepasselijke bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5, onderdeel c van de wet of artikel 5 lid 4 IOAW/IOAZ en artikel 12 van de wet;
- f.
uitkering: algemene of bijzondere bijstand op grond van de wet of een uitkering op grond van de IOAW/IOAZ;
- g.
uitkeringsgerechtigde: de persoon die een uitkering ontvangt of recht heeft op grond van de wet, IOAW of IOAZ;
- h.
UWV: Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
- i.
boete: bestuurlijke boete op basis van artikelen 22 tot en met 27 van de inburgeringswet;
- j.
PIP: het Persoonlijk plan Inburgering en Participatie, als bedoeld in artikel 15 van de inburgeringswet;
- k.
MAP: de Module Arbeidsmarkt en Participatie, als bedoeld in artikel 6, eerste lid onder b van de inburgeringswet;
- l.
PVT: het Participatieverklaringstraject, als bedoeld in artikel 6, eerste lid onder a van de inburgeringswet.
Artikel 2. Het verlagen van de uitkering
- 1.
Het college legt een maatregel op in de volgende gevallen:
- a.
als belanghebbende verplichtingen uit de wet niet nakomt als bedoeld in artikel 18, lid 2 en lid 4 van de wet artikel 9a lid 12 van de wet, artikel 38 lid 12 van de IOAW, artikel 20 lid 2 van de IOAW, of artikel 20 lid 1 van de IOAZ, artikel 38 lid 12 van de IOAZ dan wel;
- b.
als belanghebbende tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft betoond voor de voorziening in de kosten van het bestaan dan wel;
- c.
als een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover personen en instanties die zijn belast met de uitvoering van de wet.
- 2.
Het opleggen van de maatregel is gebaseerd op het handelen of nalaten van belanghebbende en wordt ten uitvoer gelegd op de norm zoals die geldt voor de belanghebbende(n) en/of de bijzondere bijstand die wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de wet.
- 3.
Het college stemt de maatregel af op de ernst van de gedraging en de omstandigheden van de belanghebbende.
- 4.
Het college legt een bestuurlijke boete op als belanghebbende verplichtingen uit de inburgeringswet niet nakomt als bedoeld in artikel 22 tot en met 25 van de inburgeringswet.
Artikel 3. Horen van belanghebbende
- 1.
Voordat een maatregel of een boete wordt opgelegd wordt een belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.
- 2.
Het horen van een belanghebbende kan achterwege blijven als:
- a.
de vereiste spoed zich daartegen verzet;
- b.
belanghebbende al eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;
- c.
het college het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid, of
- d.
belanghebbende aangeeft hiervan geen gebruik te willen maken.
- 3.
Indien op grond van de Inburgeringswet een boete wordt opgelegd van meer dan € 340, geldt de hoorplicht zoals bedoeld in dit artikel.
- 4.
Indien op grond van de Inburgeringswet een boete wordt opgelegd van minder dan € 340, geldt geen hoorplicht.
Artikel 4. Ingangsdatum en tijdvak van een verlaging
- 1.
Een verlaging wordt toegepast op de uitkering vanaf de kalendermaand volgend op de maand waarin het besluit tot het opleggen van de verlaging aan een belanghebbende is bekendgemaakt. De geldende uitkeringsnorm heeft betrekking op de maand waarin het besluit wordt opgelegd.
- 2.
Een verlaging kan met terugwerkende kracht worden toegepast op de uitkering, als een verlaging overeenkomstig het eerste lid niet mogelijk is, omdat de uitkering is beëindigd of ingetrokken.
- 3.
Als een verlaging niet of niet geheel ten uitvoer kan worden gelegd als gevolg van de beëindiging of intrekking van de uitkering, wordt de verlaging of dat deel van de verlaging dat nog niet is uitgevoerd, alsnog opgelegd of verder ten uitvoer gelegd als belanghebbende binnen zes maanden na beëindiging of intrekking van de uitkering opnieuw een uitkering gaat ontvangen.
- 4.
De duur van de verlaging bedraagt de termijnen die in deze verordening worden vermeld.
Artikel 5. Het besluit tot opleggen van een maatregel
In het besluit tot het opleggen van een verlaging van de uitkering wordt in ieder geval vermeld:
- a.
de reden van de maatregel;
- b.
de duur van de maatregel;
- c.
het bedrag of percentage waarmee de uitkering wordt verlaagd; en
- d.
de reden van afwijken indien wordt afgeweken van de in deze verordening genoemde percentages en/of duur van de maatregel.
- e.
de voorwaarden voor inkeer of herziening van de maatregel.
Artikel 6. Afzien van de maatregel
- 1.
Het college ziet af van een maatregel als:
- a.
elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of
- b.
zij daarvoor dringende redenen aanwezig acht; of
- c.
de gedraging meer dan één jaar voor constatering daarvan door het college heeft plaatsgevonden; of
- d.
de gedraging meer dan één jaar geleden door het college is geconstateerd en naar aanleiding van deze gedraging nog geen besluit door het college heeft plaatsgevonden.
- 2.
Als het college afziet van een maatregel, wordt de belanghebbende hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.
Artikel 7. Waarschuwing
Bij een eerste maatregelwaardige gedraging kan het college besluiten een waarschuwing te geven. Deze waarschuwing telt mee bij de vaststelling van recidive. De mogelijkheid om te volstaan met het geven van een waarschuwing geldt niet bij schending van geüniformeerde verplichtingen als bedoeld in artikel 18, vierde lid de wet.
Artikel 8. Gedragingen Participatiewet (niet-geüniformeerde verplichtingen)
Gedragingen van een belanghebbende waardoor algemeen geaccepteerde arbeid niet wordt verkregen of een verplichting op grond van artikel 9, 9a, 17 en 55 van de wet niet of onvoldoende wordt nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
- 1.
eerste categorie: het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV;
- 2.
tweede categorie:
- a.
het niet of onvoldoende meewerken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a van de wet;
- b.
het onvoldoende nakomen van verplichtingen als bedoeld in de artikelen 9, eerste lid, of 55 van de wet, voor zover het gaat om een belanghebbende jonger dan 27 jaar, gedurende vier weken na een melding als bedoeld in artikel 43, vierde en vijfde lid van de wet, voor zover deze verplichtingen niet worden genoemd in artikel 18, vierde lid van de wet;
- c.
het uit houding en gedrag ondubbelzinnig laten blijken de verplichtingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b van de wet niet te willen nakomen, wat heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht voor een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 9a, eerste lid van de wet;
- d.
het niet of onvoldoende verrichten van een door het college opgedragen tegenprestatie naar vermogen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c van de wet;
- 3.
derde categorie: het niet naar vermogen proberen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen voor zover dit niet voortvloeit uit een gedraging als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de wet.
Artikel 9. Gedragingen IOAW en IOAZ
Gedragingen van een belanghebbende waardoor algemeen geaccepteerde arbeid niet wordt verkregen of een verplichting op grond van de artikelen 37 en 38 IOAW/IOAZ niet of onvoldoende wordt nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
- 1.
eerste categorie: het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV;
- 2.
tweede categorie:
- a.
het niet of onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;
- b.
het niet of onvoldoende gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening als bedoeld in de artikelen 36, eerste lid, en 37, eerste lid, sub e IOAW/IOAZ, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of voortijdige beëindiging van die voorziening;
- c.
het uit houding en gedrag ondubbelzinnig laten blijken de verplichtingen als bedoeld in artikel 37, eerste lid, sub e IOAW/IOAZ niet te willen nakomen, wat heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht voor een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 38, eerste lid IOAW/IOAZ;
- d.
het niet of onvoldoende verrichten van een door het college opgedragen tegenprestatie naar vermogen als bedoeld in artikel 37, eerste lid, sub f IOAW/IOAZ;
- 3.
derde categorie:
- a.
het niet of onvoldoende naar vermogen proberen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;
- b.
het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;
- c.
het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;
- d.
het niet of onvoldoende gebruik maken van een door het college aangeboden voorzieningen, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling en het niet of in onvoldoende mate mee werken aan onderzoeken naar zijn of haar mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.
Artikel 10. Hoogte en duur van de maatregel
De maatregel, bij gedragingen als bedoeld artikelen 8 en 9, wordt vastgesteld op:
- a.
5% van de uitkeringsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;
- b.
20% van de uitkeringsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;
- c.
100% van de uitkeringsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de derde categorie.
Hoofdstuk 3. Niet nakomen van de geüniformeerde verplichtingen met betrekking tot de arbeidsinschakeling
Artikel 11. Duur maatregel bij schending geüniformeerde arbeidsverplichting
Als een belanghebbende een verplichting als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de wet niet of onvoldoende nakomt, bedraagt de maatregel 100% van de bijstandsnorm gedurende één maand.
Artikel 12. Verrekenen maatregel
Het college kan de maatregel op grond van artikel 11 verrekenen over maximaal drie maanden, als bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen, waarbij over de eerste maand ten minste 1/3 van het bedrag van de maatregel wordt verrekend.
- 1.
Als sprake is van een maatregel op grond van artikel 18, vierde lid, onderdeel a, van de wet, vindt geen verrekening plaats.
- 2.
Het verzoek tot herziening op grond van artikel 18, elfde lid van de wet, dient door belanghebbende schriftelijk ingediend te worden bij het college en kan enkel in gevallen dat de duur van opgelegde maatregel langer dan één maand is.
- 3.
Herziening van de maatregel kan niet plaatsvinden met terugwerkende kracht.
Hoofdstuk 4. Overige gedraging die leiden tot een maatregel
Artikel 13. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
- 1.
Indien belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft getoond, wordt een maatregel van 40% van de norm opgelegd die wordt afgestemd op de periode dat belanghebbende als gevolg van zijn gedraging eerder of langer recht heeft op bijstand of uitkering.
- 2.
De maatregel wordt op de volgende wijze vastgesteld:
- a.
bij een periode van drie maanden of korter wordt de maatregel gedurende een maand opgelegd;
- b.
bij een periode van drie tot zes maanden wordt de maatregel gedurende twee maanden opgelegd;
- c.
bij een periode van zes maanden en langer wordt de maatregel gedurende drie maanden opgelegd;
- 3.
Bij een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid bij een aanvraag voor bijzondere bijstand wordt een maatregel opgelegd ter hoogte van de aangevraagde bijzondere bijstand.
Artikel 14. Zeer ernstige misdragingen
Als een belanghebbende of diens vertegenwoordiger zich zeer ernstig misdraagt tegenover personen en instanties die zijn belast met de uitvoering van de wet wordt een maatregel opgelegd gedurende twee maanden, ter hoogte van:
- a.
50% van de uitkeringsnorm bij verbaal geweld; en
- b.
100% van de uitkeringsnorm bij fysiek geweld (mens- of zaakgericht).
Artikel 15. Niet nakomen van overige verplichtingen
Als een belanghebbende een door het college opgelegde verplichting als bedoeld in artikel 55 van de wet niet of onvoldoende nakomt, wordt een maatregel van 40% van de norm opgelegd die wordt afgestemd op de periode dat belanghebbende als gevolg van zijn gedraging eerder of langer recht heeft op bijstand of uitkering. De maatregel wordt op de volgende wijze vastgesteld:
- a.
bij een periode van drie maanden of korter wordt de maatregel gedurende een maand opgelegd;
- b.
bij een periode van drie tot zes maanden wordt de maatregel gedurende twee maanden opgelegd; en
- c.
bij een periode van zes maanden en langer wordt de maatregel gedurende drie maanden opgelegd.
Hoofdstuk 5. Handhaving Wet Inburgering 2021
Artikel 16. Verrekening boete Wet Inburgering 2021 met uitkering Participatiewet
- 1.
Het college kan de bestuurlijke boete die het op grond van de inburgeringswet aan de inburgeringsplichtige heeft opgelegd, verrekenen met de algemene bijstand.
- 2.
Onder verrekenen wordt in dit artikel verstaan verrekenen zoals geregeld in artikel 4:93 van de Awb.
Artikel 17. Handhaving Wet Inburgering 2021
- 1.
De inburgeringsplichtige is verplicht om:
- a.
na de oproep te verschijnen bij de brede intake en hieraan mee te werken;
- b.
de afspraken in het PIP na te komen, waaronder deelname aan voortgangsgesprekken en aan activiteiten in het kader van de MAP en het PVT.
- 2.
De asielstatushouder is daarnaast ook verplicht deel te nemen aan de taallessen en andere activiteiten van de gevolgde leerroute.
Artikel 18. Handhaving verplichtingen bij de brede intake
- 1.
Wanneer de inburgeringsplichtige na de eerste oproep voor de brede intake niet verschijnt of onvoldoende meewerkt, geeft het college een schriftelijke waarschuwing. Het college wijst daarbij op de gevolgen voor de inburgeringsplichtige als hij of zij opnieuw niet verschijnt na een oproep of als hij of zij op een andere manier onvoldoende meewerkt aan de brede intake. Het college nodigt de inburgeringsplichtige opnieuw uit om te verschijnen binnen 8 weken.
- 2.
Wanneer de inburgeringsplichtige na deze volgende oproep niet verschijnt of onvoldoende meewerkt, legt het college de inburgeringsplichtige een boete op. De hoogte van de boete is vastgesteld in artikel 26 van de inburgeringswet.
- 3.
Het college legt geen boete op wanneer aannemelijk is dat iedere verwijtbaarheid ontbreekt.
- 4.
Het college legt een lagere boete op dan vastgesteld in artikel 26 van de inburgeringswet als op basis van de reactie van de inburgeringsplichtige aannemelijk is dat de boete vanwege bijzondere omstandigheden te hoog is.
- 5.
In de beschikking waarmee de boete wordt opgelegd, nodigt het college de inburgeringsplichtige opnieuw uit om binnen 8 weken alsnog te verschijnen of mee te werken. Wanneer de inburgeringsplichtige hieraan weer niet voldoet, legt het college opnieuw een boete op met inachtneming van artikel 26 van de inburgeringswet.
Artikel 19. Handhaving tijdens het inburgeringstraject
- 1.
Het college legt een boete op als de inburgeringsplichtige de afspraken in het PIP tijdens het inburgeringstraject verwijtbaar niet of onvoldoende nakomt.
- 2.
Het college legt de asielstatushouder een boete op als hij verwijtbaar niet of onvoldoende deelneemt aan de activiteiten van de gekozen leerroute.
- 3.
Voordat het college een boete oplegt, wordt onderzocht waarom de afspraken in het PIP of de afspraken over de activiteiten bij de gekozen leerroute niet zijn nagekomen. De inburgeringsplichtige krijgt in een gesprek hierover de gelegenheid een verklaring te geven.
- 4.
Wanneer de inburgeringsplichtige niet verschijnt bij dit gesprek, biedt het college hem of haar de gelegenheid zijn of haar zienswijze binnen 4 weken per brief of digitaal kenbaar te maken.
- 5.
Op basis van het gesprek met de inburgeringsplichtige dan wel zijn of haar schriftelijke zienswijze bepaalt het college de mate van verwijtbaarheid. Als er sprake is van opzet, van grove schuld, van normale verwijtbaarheid of van verminderde verwijtbaarheid stemt het college de hoogte van de boete daarop af met inachtneming van artikel 26 van de inburgeringswet.
- 6.
Het college legt geen boete op wanneer aannemelijk is dat iedere verwijtbaarheid ontbreekt.
Hoofdstuk 6. Samenloop en recidive
Artikel 20. Samenloop van gedragingen Participatiewet
- 1.
Als sprake is van één gedraging die een schending oplevert van meerdere in deze verordening of artikel 18, vierde lid, van de wet genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel wordt uitgegaan van de gedraging waarop de hoogste verlaging is gesteld.
- 2.
Als sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in deze verordening of artikel 18, vierde lid, van de wet genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit gelet op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de belanghebbende niet verantwoord is.
- 3.
Als sprake is van één gedraging die schending oplevert van zowel een in deze verordening of artikel 18, vierde lid, van de wet genoemde verplichting als een in artikel 17, eerste lid, van de wet genoemde verplichting, wordt geen maatregel opgelegd, voor zover voor die schending een bestuurlijke boete wordt opgelegd.
- 4.
Als sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van zowel een in deze verordening of artikel 18, vierde lid, van de wet genoemde verplichting als een in artikel 17, eerste lid, van de wet genoemde verplichting, waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd, tenzij dit gelet op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de belanghebbende niet verantwoord is.
Artikel 21. Samenloop van gedragingen Participatiewet en Wi2021
- 1.
Wanneer een inburgeringsplichtige een bijstandsuitkering op grond van de wet ontvangt en zich niet houdt aan verplichtingen en afspraken uit het PIP, waarin de nadruk ligt op het bevorderen van participatie en het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt, vindt bij voorkeur maatregel op de uitkering plaats op grond van artikel 18 van de wet en de verordening zoals bedoeld in artikel 8 eerste lid onder a van de wet. Het gaat hierbij om verplichtingen en afspraken anders dan in het aanbod in de MAP. Het college legt voor dezelfde gedraging dan geen bestuurlijke boete op grond van de inburgeringswet op.
- 2.
Wanneer een inburgeringsplichtige die een bijstandsuitkering ontvangt zich niet houdt aan verplichtingen en afspraken in het PIP, waarin de nadruk ligt op het vergroten van de taalbeheersing en aan overige afspraken en verplichtingen in het PIP, legt het college bij voorkeur een boete op grond van de inburgeringswet op.
- 3.
Bij de keuze tussen i) handhaving op grond van de wet door een maatregel op de uitkering en ii) handhaving op grond van de inburgeringswet via een boete weegt het college ook af welke wijze van handhaving, rekening houdend met de gevolgen hiervan voor de inburgeringsplichtige, naar haar oordeel het best bijdraagt aan het beoogde effect, te weten het succesvol voltooien van het inburgeringstraject.
- 4.
In de beschikking aan de inburgeringsplichtige vermeldt het college of er een boete op grond van de inburgeringswet wordt opgelegd of dat de uitkering wordt verlaagd op grond van de wet.
Hoofdstuk 7. Blijvende of tijdelijke weigering IOAW/IOAZ
Artikel 22. Samenloop bij weigeren uitkering IOAW/IOAZ
Als het college de uitkering op grond van artikel 20 eerste lid IOAW of artikel 20 tweede lid IOAZ blijvend of tijdelijk weigert en de gedraging die tot deze weigering heeft geleid tevens op grond van deze verordening tot een maatregel zou kunnen leiden, blijft een maatregel ter zake van die gedraging achterwege.
Artikel 23. Recidive
Als een belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarmee een maatregel:
- a.
op grond van deze verordening is opgelegd opnieuw schuldig maakt aan eenzelfde verwijtbare gedraging, wordt de duur van de oorspronkelijke maatregel verdubbeld.
- b.
is opgelegd als bedoeld in artikel 18, vijfde lid van de wet, opnieuw een verplichting als bedoeld in artikel 18, vierde lid van de wet niet nakomt, bedraagt de maatregel 100% van de uitkeringsnorm gedurende drie maanden.
Hoofdstuk 8. Slotbepalingen
Artikel 24. Hardheidsclausule
In bijzondere gevallen, wanneer onverkorte toepassing van deze verordening zou leiden tot onbillijke situaties, kan het college gemotiveerd beslissen om hiervan af te wijken.
Artikel 25. Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatregelen Participatiewet, IOAW, IOAZ en Wi2021 Son en Breugel 2025.
Artikel 26. Inwerkingtreding
- 1.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag waarop deze op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt en werkt terug tot en met 1 januari 2025.
- 2.
De Verordening maatregelen Pw, IOAW en IOAZ gemeente Son en Breugel 2020 wordt ingetrokken.
Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 30 januari 2025.
De raad voornoemd,
De griffier, Moniek Weerts
De voorzitter, Suzanne Otters-Bruijnen
Ondertekening
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl