Beleidsregels re-integratie Participatiewet gemeente Oldebroek 2025

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 06-02-2025

Intitulé

Beleidsregels re-integratie Participatiewet gemeente Oldebroek 2025

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldebroek:

gelet op:

  • De Participatiewet;

  • Artikel 4 lid 81 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • De beleidsregels Inkomensondersteuning gemeente Oldebroek 2023;

  • De Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Oldebroek 2023.

besluit vast te stellen:

Beleidsregels re-integratie Participatiewet gemeente Oldebroek 2025.

Inleiding

Deze beleidsregels zijn een uitwerking van de Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW, IOAZ gemeente Oldebroek 2023 en zijn bedoeld om de inwoner zo goed mogelijk te ondersteunen. Deze beleidsregels bevatten onder andere het instrumentenpakket voor werkgevers. Dit instrumentenpakket is in afstemming met de arbeidsmarktregio Zwolle tot stand gekomen. Voor de overige onderdelen wordt verwezen naar de Verordening en de Participatiewet.

  • 1.

    De beleidsregel re-integratie en loonkostensubsidie gemeente Oldebroek 2015 in te trekken.

  • 2.

    De beleidsregels re-integratie Participatiewet gemeente Oldebroek 2025 vast te stellen.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (Awb), Gemeentewet en de ‘Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW, IOAZ gemeente Oldebroek 2023’, tenzij hier uitdrukkelijk van wordt afgeweken.

  • 2. Begrippen die in bovenstaande niet worden genoemd:

    • a.

      Belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks is betrokken bij de uitvoering van dit beleid;

    • b.

      College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldebroek;

    • c.

      Mantelzorg: zorg ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep;

    • d.

      Niet-uitkeringsgerechtigde: de persoon zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 sub a van de Participatiewet;

    • e.

      Proefplaats: het verrichten van onbeloonde werkzaamheden bij een werkgever voor een beperkte duur gericht op arbeidsinschakeling bij die werkgever.

    • f.

      Uitkering: de door het college verleende bijstand in het kader van de Participatiewet, waaronder de bijstand voor de kosten van levensonderhoud op grond van het Bbz 2004 en de verleende inkomensvoorziening op grond van de IOAW en IOAZ;

    • g.

      Verordening: Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Oldebroek 2023;

    • h.

      Vrijwilligerswerk: werk dat in enig verband onverplicht en onbetaald wordt verricht, voor anderen of de samenleving.

    • i.

      Werkervaringsplaats: tijdelijke arbeidsplaats bij een bedrijf of instelling die wordt ingenomen door een persoon uit de doelgroep die, met behoud van uitkering, extra hulp nodig heeft om een plek op de arbeidsmarkt te verkrijgen.

  • 3. Begripsbepalingen die slechts voor een bepaald hoofdstuk of paragraaf relevant zijn of daar een andere betekenis hebben, zijn voor de leesbaarheid alleen bij dat onderdeel vermeld.

Hoofdstuk 2. Werk & participatie

Artikel 2. Concurrentieverhoudingen/verdringing op de arbeidsmarkt

  • 1. Verdringing op de arbeidsmarkt is van toepassing als voor de werkzaamheden binnen het afgelopen jaar nog werd betaald, of als de organisatie waarbij de werkzaamheden worden uitgevoerd, een vacature heeft openstaan voor dezelfde of bijna dezelfde werkzaamheden.

Artikel 3. Ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling

  • 1. De plicht tot arbeidsinschakeling valt ruwweg uiteen in twee onderdelen:

    • a.

      De sollicitatieplicht (algemeen geaccepteerde arbeid proberen te verkrijgen); en

    • b.

      De re-integratieplicht (meewerken aan een onderzoek voor mogelijkheden tot arbeidsinschakeling en gebruikmaken van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling).

  • 2. Het college verleent ontheffing van de verplichting tot arbeidsinschakeling, maar kijkt altijd naar de mogelijkheden voor algemene zelfredzaamheid, indien er sprake is van minstens één van de volgende situaties:

    • a.

      Ingeval een alleenstaande ouder zorgtaken heeft voor één of meer ten laste komende kinderen van jonger dan 5 jaar;

    • b.

      Wanneer het verrichten van mantelzorg niet te combineren is met het verrichten van arbeid en er geen vergoeding voor verleende zorg wordt ontvangen;

    • c.

      Ingeval het gezien de medische en/of sociale omstandigheden het voeren van arbeidsverplichtingen naar oordeel van het college tijdelijk niet bijdraagt aan de zelfredzaamheid van de inwoner;

    • d.

      Ingeval betrokkene deelneemt aan een traject richting arbeidsmarkt en de verplichtingen een belemmering zijn voor dit traject.

  • 3. De ontheffing kan geheel of gedeeltelijk zijn en is in beginsel altijd tijdelijk (maximaal 24 maanden).

Artikel 4. Algemene bepalingen over werk- en participatievoorzieningen

  • 1. Het bieden van maatwerk geldt als uitgangspunt bij de uitvoering van de Participatiewet. Het college stelt per belanghebbende de mogelijkheden en beperkingen vast. De ondersteuning is gericht op arbeidsinschakeling en het bevorderen van maatschappelijke participatie, hierin is sociale activering ook een optie.

  • 2. Ten behoeve van de re-integratie wordt een plan van aanpak gemaakt. Dit plan van aanpak beschrijft welke voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling worden ingezet c.q. aangeboden, alsmede de daaraan verbonden rechten en plichten van de belanghebbende. Ook wordt het beoogde einddoel in het plan van aanpak opgenomen, dit kan in overleg worden bijgesteld.

Artikel 5. Voorziening werkervaring

  • 1. In aanvulling op artikel 4 van de verordening wordt de toestemming voor een voorziening werkervaring door het college verleend voor zes maanden. Deze toestemming kan hoogstens eenmaal voor de duur van zes maanden worden verlengd, indien dit de arbeidsmarktkansen vergroot.

  • 2. Indien de voorziening werkervaring tegelijkertijd met scholing of opleiding wordt aangeboden, kunnen de activiteiten langer duren dan twaalf maanden, maar niet langer dan de scholing of opleiding.

  • 3. Bij trajecten gericht op arbeidsinschakeling vindt periodiek een evaluatiemoment plaats (iedere drie maanden).

  • 4. Er wordt onderscheid gemaakt tussen activiteiten gericht op arbeidsinschakeling en gericht op maatschappelijke participatie:

    • a.

      Arbeidsinschakeling: gedurende een half jaar, met mogelijkheid van verlenging tot een half jaar; of

    • b.

      Maatschappelijke participatie: geen beperking in duur.

Artikel 6. Maatschappelijke participatie

  • 1. In aanvulling op artikel 5 van de verordening is sociale activering het uitvoeren van onbeloonde maatschappelijke zinvolle activiteiten ter voorbereiding op een traject gericht op arbeidsinschakeling, zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 c van de Participatiewet. Indien arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is, richt het zich op zelfstandige maatschappelijke participatie en het voorkomen van sociaal isolement.

Artikel 7. Scholing

  • 1. In principe wordt uitgegaan van de kortste weg naar werk. Scholing wordt alleen aangeboden wanneer de scholing onmisbaar is om uit te stromen naar werk. Wanneer de belanghebbende gebruik maakt van een participatieplaats en niet over een startkwalificatie beschikt, kan aan deze belanghebbende scholing of een opleiding worden aangeboden.

  • 2. In aanvulling op artikel 7 van de verordening gelden de volgende voorwaarden voor scholing:

    • a.

      Bij de beoordeling van de noodzaak van de scholing weegt het college de volgende aspecten af:

      • i.

        De arbeidsmarktrelevantie van de scholing;

      • ii.

        De haalbaarheid van de scholing voor belanghebbende; en

      • iii.

        De duur van de scholing.

    • b.

      Scholing wordt zo veel als mogelijk ingezet in combinatie met een voorziening gericht op werk;

    • c.

      De maximale duur en het maximale bedrag van het scholingstraject wordt individueel afgestemd; en

    • d.

      Scholing wordt niet ingezet als een belanghebbende in de twee jaar voorafgaand aan het verzoek om scholing een beroepsgerichte opleiding met succes heeft afgrond.

  • 3. Bij toekenning wordt eerst gekeken naar het inzetten van een voorliggende voorziening.

  • 4. In bijzondere individuele omstandigheden kan het college van de voorwaarden in het tweede lid afwijken. Dit kan alleen in bijzondere omstandigheden als het voor de kansen op werk noodzakelijk wordt geacht.

Artikel 8. Participatievoorziening nieuw beschut werk

Het college biedt beschut werk aan bij belanghebbende die alleen in een aangepaste omgeving kunnen werken, zoals vermeld in artikel 9 van de verordening. Dit kan ook bij reguliere werkgevers voorkomen.

Artikel 9. Administratief proces loonkostensubsidie

  • 1. Het college stelt vast of belanghebbende behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie. Het college kan advies inwinnen over het oordeel of belanghebbende tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort.

  • 2. Loonkostensubsidie wordt op aanvraag verleend. Hiervan wordt afgeweken als in de wet is bepaald dat een loonkostensubsidie ambtshalve wordt verleend.

  • 3. Voor het vaststellen van de loonwaarde wordt een loonwaardemeting ingezet. Deze wordt uitgevoerd door een onafhankelijke loonwaarde-expert.

  • 4. Het college verleent loonkostensubsidie vanaf de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst of bij een belanghebbende als bedoeld in artikel 10d lid 2 van de Participatiewet vanaf de datum waarop hiervoor een aanvraag door de werkgever is ingediend.

Artikel 10. Persoonlijke ondersteuning bij werk

  • 1. In aanvulling op de artikelen 19 t/m 24 van de verordening, kan persoonlijke begeleiding worden geboden in de vorm van een jobcoach of een interne werkbegeleider. Een jobcoach of interne werkbegeleider heeft de volgende taken en verantwoordelijkheden:

    • a.

      Het gaat om persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van taken in de vorm van structurele begeleiding, als de belanghebbende zonder persoonlijke ondersteuning niet in staat is de opgedragen taken te verrichten;

    • b.

      De jobcoach of interne werkbegeleider zorgt dat de belanghebbende uiteindelijk zelfstandig(er) het werk uitvoert en/of breder inzetbaar is en/of een hogere loonwaarde heeft gerealiseerd;

    • c.

      De activiteiten die de jobcoach of interne werkbegeleider hiertoe inzet kenmerken zich door: vanuit een onderzoekende houding de belanghebbende te ondersteunen bij het vinden van antwoorden op vragen, het leren benutten van mogelijkheden, het optimaliseren van de zelfredzaamheid in het verrichten van arbeid, het aanleren van (werk)handelingen en in het ontwikkelen van kennis en vaardigheden;

    • d.

      Indien nodig stemt de jobcoach of interne werkbegeleider af met het ondersteunende sociale netwerk;

    • e.

      De jobcoach of interne werkbegeleider werkt in zijn ondersteuning toe naar een moment waarop de resterende begeleidingsbehoefte van de belanghebbende overgenomen kan worden door de werkgever.

  • 2. Een belanghebbende kan bij een andere werkgever opnieuw in aanmerking komen voor een jobcoach of interne werkbegeleider, indien het college dit noodzakelijk acht.

  • 3. In aanvulling op artikel 17 van de verordening kan een aanvraag voor een jobcoach of interne werkbegeleider worden ingediend door de werkgever of de belanghebbende. Bij een aanvraag dient een ingevuld aanvraagformulier te worden aangeleverd.

  • 4. Na afloop van iedere jobcoachperiode wordt binnen vier weken door de jobcoach of interne werkbegeleider een rapportage ingeleverd met de volgende gegevens:

    • a.

      een verantwoording over het coachingsplan, waaruit blijkt in welke mate de jobcoachingsdoelen zijn gehaald; en

    • b.

      een handtekening van de jobcoach of interne werkbegeleider, werkgever en belanghebbende.

  • 5. Als voor afloop van de toegekende periode een aanvraag voor een verlenging van de jobcoachperiode wordt ingediend, moet hierbij een tussentijdse verantwoording worden ingediend.

Artikel 11. Proefplaats

  • 1. Aanvullend op artikel 14 van de verordening kan de proefplaatsing worden ingezet als voorloper op een dienstverband. De proefplaatsing wordt ook gebruikt in de periode dat de loonwaarde moet worden bepaald in het geval er een beroep wordt gedaan op loonkostensubsidie.

  • 2. Aanvullend op artikel 14 lid 4 van de verordening zijn de volgende voorwaarden bij een proefplaatsing van toepassing:

    • a.

      Er worden alleen werkzaamheden verricht die passen binnen het doel en opzet van de proefplaats(ing);

    • b.

      In de schriftelijk overeenkomst wordt het volgende vastgelegd:

      • doel van de proefplaats(ing);

      • duur van de proefplaats(ing);

      • afspraken over werktijden en verlof;

      • de werkzaamheden die uitgevoerd worden; en

      • de wijze waarop de begeleiding wordt vormgegeven (optioneel).

  • 3. De duur van de proefplaats bedraagt 2 maanden, met mogelijke verlenging genoemd in de verordening artikel 14 lid 2. Tijdens de proefplaatsing behoudt de belanghebbende de huidige uitkering, maar ontvangt geen salaris.

  • 4. Voor niet-uitkeringsgerechtigde is een proefplaatsing niet mogelijk.

Artikel 12. Overige voorzieningen

  • 1. In aanvulling op artikel 25 t/m 28 van de verordening worden voor overige voorzieningen zoals bedoeld in artikel 8a lid 2 onder f van de Participatiewet de volgende voorwaarden gesteld:

    • a.

      Als er recht bestaat op een voorliggende voorziening, zoals verstrekking door het UWV dan wel vergoeding door de zorgverzekeraar, wordt daar eerst een beroep op gedaan;

    • b.

      De structurele functionele beperking waarvoor de voorziening wordt aangevraagd heeft naar verwachting een duur van minimaal een jaar;

    • c.

      Er vindt geen vergoeding plaats wanneer de voorziening al is aangeschaft op het moment dat een aanvraag voor de voorziening door het college wordt ontvangen;

    • d.

      Er is sprake van een contractduur van minimaal zes maanden met minimale arbeidsduur van 12 uur per week; en

    • e.

      Zaken die algemeen gebruikelijk zijn of die tot de standaarduitrusting van het bedrijf behoren, worden niet vergoed.

  • 2. Als tot toekenning wordt overgegaan, wordt gekozen voor de voordeligst passende voorziening.

  • 3. Om de noodzaak van een bepaalde werkplekaanpassing vast te stellen, kan het college een medisch dan wel arbeidsdeskundig advies inwinnen.

Artikel 13. Niet-uitkeringsgerechtigde

  • 1. Een niet-uitkeringsgerechtigde komt in aanmerking voor een arbeidsparticipatietraject indien de belanghebbende:

    • a.

      wil werken en daarbij ondersteuning nodig heeft;

    • b.

      inwoner van de gemeente Oldebroek is;

    • c.

      aan de voorwaarden voldoet van artikel 6 lid 1 sub a van de Participatiewet;

    • d.

      geen gebruik maakt van een voorliggende voorziening: als uitzondering geldt wanneer een voorziening buiten de schuld van de belanghebbende om, vroegtijdig is afgebroken;

    • e.

      zich toereikend beschikbaar stelt voor arbeid, met inachtneming van de arbeidsmarkt.

  • 2. Het college kan, voor belanghebbende die behoren tot de doelgroep zoals beschreven in lid 1, een activeringstraject op grond van de verordening aanbieden.

  • 3. Individueel wordt vastgesteld welk bedrag het college vergoed per belanghebbende die behoort tot de doelgroep zoals beschreven in lid 1.

  • 4. Wanneer het vermelde bedrag in lid 3 niet toereikend is voor de noodzakelijke ondersteuning bij participatie, kan het college in individuele gevallen tot een hoger bedrag besluiten.

Artikel 14 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere en dringende gevallen een artikel of artikelen van deze beleidsregels buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing ervan, gelet op het belang van de belanghebbende, leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 15 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking

  • 2. Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels re-integratie Participatiewet gemeente Oldebroek 2025’

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 28 januari 2025

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldebroek

de secretaris

P.H. Lensselink

burgemeester

T.H. Haseloop-Amsing