Nadere regels Wmo & Jeugd gemeente Waddinxveen

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 07-02-2025 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2025

Intitulé

Nadere regels Wmo & Jeugd gemeente Waddinxveen

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waddinxveen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 januari 2025;

gelet op de artikelen 2.1.3 en 2.1.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en gelet op artikelen 11, 20 en 22 van de Verordening Sociaal Domein Waddinxveen 2018; gelet op artikel 4.1.6 van de Jeugdwet

besluit vast te stellen: de Nadere regels Wmo & Jeugd gemeente Waddinxveen.

Artikel 1. Verplichtingen/voorwaarden aan het persoonsgebonden budget (pgb) begeleiding en hulp bij het huishouden

Bij het verlenen van een persoonsgebonden budget voor begeleiding en hulp bij het huishouden gelden de volgende verplichtingen:

  • 1.

    Bij het verstrekken van een persoonsgebonden budget voor begeleiding en hulp bij het huishouden gelden de voorwaarden die de Sociale Verzekeringsbank stelt aan de betaling van een pgb;

  • 2.

    De verantwoording bestaat in elk geval uit een overzicht van het aantal uitbetaalde uren, betalingsbewijzen (bankafschriften), het uurtarief, NAW-gegevens inclusief het burgerservicenummer van de zorgverlener;

  • 3.

    Het college kan van een aanbieder, niet zijnde een aanbieder die hulpmiddelen of woningaanpassingen levert, eisen dat deze in het bezit is van een verklaring omtrent gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens voor beroepskrachten en andere personen die beroepsmatig met zijn cliënten in contact kunnen komen, welke niet eerder is afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip waarop betrokkene voor de aanbieder ging werken. De zorgverlener dient een ingezetene van Nederland te zijn en te beschikken over een Burgerservicenummer;

  • 4.

    Het pgb voor jeugdhulp uitgevoerd door een persoon uit het sociale netwerk wordt indien nodig verhoogd met de kosten voor het aanvragen van een Verklaring omtrent het gedrag;

  • 5.

    de zorgverlener die als zelfstandige professional (ZZP’er) de zorg verleent, dient ingeschreven te staan bij de Kamer van Koophandel.

Artikel 2. Verplichtingen budget overige voorzieningen

Bij het verlenen van een persoonsgebonden budget voor overige voorzieningen gelden de volgende verplichtingen:

  • 1.

    de voorziening moet voldoen aan het programma van eisen dat is opgesteld door de gemeente en, indien van toepassing, aan het Kwaliteiten Bruikbaarheids Onderzoek van Hulpmiddelen keurmerk en/of komt voor op de lijsten van het TNO-keurmerk dan wel een gelijkwaardig keurmerk goedgekeurde hulpmiddelen;

  • 2.

    in geval van een rolstoel- of vervoersmiddel wordt de voorziening ingekocht bij een leverancier die erkend is volgens de Erkenningsregeling Revalidatietechnisch Bedrijf en voldoet deze aan de eisen van de Revakeur;

  • 3.

    de cliënt of budgethouder verantwoordt een voorziening waarvoor een eenmalige uitkering is verstrekt, binnen drie maanden na aanschaf van de voorziening, aan de hand van het bij de beschikking gevoegde verantwoordingsformulier.

Artikel 3. Bepalen kostprijs Wmo-hulpmiddelen

  • 1. Bij het bepalen van de kostprijs worden de kosten van aanpassing van de voorziening en accessoires meegerekend.

  • 2. Bij verstrekking van een tweedehandse voorziening, wordt de kostprijs bepaald door op de nieuwprijs van de voorziening - inclusief eventuele kosten van aanpassing en accessoires - een lineaire afschrijving toe te passen, uitgaand van de volgende gebruiksduur:

    • a.

      10 jaar, ingeval het een bruikleenauto, gesloten buitenwagen, trap- of plafondlift betreft;

    • b.

      7 jaar, ingeval het overige voorzieningen betreft die in bruikleen worden verstrekt.

Artikel 4. Bepalen kostprijs woningaanpassingen

  • 1. Het budget voor woningaanpassingen bedraagt maximaal 100% van de goedgekeurde offertekosten.

  • 2. Voor bouwkundige of woontechnische woonvoorzieningen worden de volgende kosten in aanmerking genomen:

    • a.

      de aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening;

    • b.

      de risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de Risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991;

    • c.

      het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in DNR 2005 (De Nieuwe Regeling 2005), voor zover het college het inschakelen van een architect noodzakelijk acht;

    • d.

      de kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;

    • e.

      leges, voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

    • f.

      de verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting;

    • g.

      het renteverlies, in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdragen is uitbetaald, voor zover dit verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen;

    • h.

      de prijs van bouwrijpe grond, indien noodzakelijk als niet binnen het oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden;

    • i.

      de door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn;

    • j.

      de kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en de adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing;

    • k.

      de kosten van aansluiting op een openbare nutsvoorziening.

  • 3. Indien de voorziening ziet op de uitbreiding van een ruimte of ruimten worden de volgende vierkante meters (maximaal) aangehouden, tenzij medische noodzaak een ander maximum vergt:

    • a.

      woonkamer: aanbouw 30; uitbreiding 6;

    • b.

      keuken: aanbouw 10; uitbreiding 4;

    • c.

      1 persoonsslaapkamer: aanbouw 10; uitbreiding 4;

    • d.

      2 persoonsslaapkamer: aanbouw 18; uitbreiding 4;

    • e.

      toiletruime: aanbouw 2; uitbreiding 1;

    • f.

      wastafelruimte: aanbouw 2; uitbreiding 1;

    • g.

      doucheruimte: aanbouw 3; uitbreiding 2;

    • h.

      entree/hal/gang: aanbouw 5; uitbreiding 2;

    • i.

      berging: aanbouw 6; uitbreiding 4;

  • 4. De oppervlakte verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor financiële tegemoetkoming in aanmerking komt, bedraagt 20 m².

Artikel 5. Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV)

  • 1. Het collectief vervoerssysteem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer bestaat uit het zogenaamde collectieve vraagafhankelijke vervoer Groene Hart Hopper.

  • 2. Aan de aanvrager die in aanmerking komt voor het CVV wordt een Wmo-pas verstrekt op vertoon waarvan rechthebbende gebruik kan maken van het CVV.

  • 3. Cliënt is een betaling verschuldigd voor het vervoer met de CVV conform het openbaar vervoerstarief. Het college draagt zorg voor de kenbaarheid van de laatstelijk geldende bedragen.

  • 4. De betaling van de cliënt wordt door de vervoerder in ontvangst genomen, in naam en voor rekening van de gemeente die het vervoer aanbiedt.

  • 5. Een cliënt kan zich door één sociaal begeleider laten vergezellen voor maximaal 20 ritten per jaar. Deze betaalt hetzelfde tarief als de cliënt zoals genoemd in lid 3.

Artikel 6. Waardering mantelzorgers

De jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat uit een lokale mantelzorgdag en een cadeaubon.

Artikel 7. Hulp bij het huishouden

De beleidsregels behorend bij de maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden zijn te vinden in bijlage 1.

Artikel 8. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze nadere regels treden in werking op 1 januari 2025 met terugwerkende kracht.

  • 2. Deze nadere regels worden aangehaald als ‘Nadere regels Wmo & jeugd gemeente Waddinxveen’.

  • 3. De nadere regels Wmo & Jeugd gemeente Waddinxveen 2020 worden ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 28 januari 2025,

Burgemeester en wethouders van de gemeente Waddinxveen,

De secretaris,

J.M. van Vugt

De burgemeester,

E.J. Nieuwenhuis

Bijlage 1: beleidsregels hulp bij het huishouden

Hulp bij het huishouden

Als ondersteuning bij het huishouden noodzakelijk blijkt, wordt een maatwerkvoorziening toegekend. Voor de onderbouwing van de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning, wordt gebruik gemaakt van het HHM Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2019 in de meest recente versie en met de laatste aanvullingen.

Een schoon en leefbaar huis houdt in dat het normaal bewoond en gebruikt kan worden.

Schoon betekent dat de basishygiëne geborgd is, waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s van bewoners worden voorkomen.

Leefbaar houdt in dat het huis opgeruimd en functioneel is, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.

De inwoner moet gebruik kunnen maken van een schone woonkamer, slaapvertrekken, keuken, sanitaire ruimtes en gang/trap/overloop. Een schoon huis wil niet zeggen dat alle vertrekken wekelijks schoongemaakt moeten worden. Het schoonmaken van de buitenruimte bij het huis (ramen, tuin, balkon, etc.) maakt geen onderdeel uit van Huishoudelijke Ondersteuning.

Het normenkader

In tabel 1 zijn de verschillende onderdelen van het normenkader weergegeven. Per resultaatgebied is uitgewerkt hoeveel professionele inzet nodig is voor de verschillende resultaten in de gemiddelde cliëntsituatie en wat het effect van verschillende factoren hierop is. Het besluit of en wat voor huishoudelijke ondersteuning nodig is, kan voor elke inwoner anders zijn. De normtijden zijn weergegeven als ‘uren per jaar’. Hiermee is tijdbesteding inzichtelijk voor de cliënt. Flexibele toepassing naar individuele cliëntsituaties is hierbij mogelijk.

Het normenkader betreft de voor de hulp beschikbare totale tijd. Er is geen sprake van ‘instructietijden’ per activiteit. In ieder huishouden, in iedere situatie, is sprake van net weer wat andere verdelingen van activiteiten en van de tijd die dit vergt per activiteit.

afbeelding binnen de regeling

Toepassing normenkader

De toegangsmedewerker van de gemeente doet naar aanleiding van de hulpvraag van een cliënt integraal

onderzoek. Daarbij onderzoekt de toegangsmedewerker welke ondersteuning de cliënt naar aard en omvang nodig heeft. Vervolgens onderzoekt deze wat de mogelijkheden zijn vanuit eigen kracht, netwerk of andere voorliggende opties/voorzieningen om invulling te geven aan deze ondersteuningsvraag. Pas wanneer de gebruikelijke hulp, de eigen mogelijkheden en algemene voorzieningen niet of onvoldoende van toepassing zijn, zal onderzocht worden in welke mate het gemeentelijk aanbod in ondersteuning kan voorzien.

De ondersteuningstijd in het normenkader voor de ‘gemiddelde cliëntsituatie’, betreft volledige professionele overname van alle activiteiten. De situatie van de cliënt wordt hier mee vergeleken. Dit leidt tot meer of minder inzet van ondersteuning dan in de gemiddelde cliëntsituatie het geval zou zijn. Het resultaat is dan ondersteuning op maat van de individuele cliënt, die wordt vastgelegd in de indicatie (beschikking).

De gemiddelde cliëntsituatie en invloedsfactoren

Onderstaande wordt verstaan onder de gemiddelde cliëntsituatie:

  • Een huishouden met 1 of 2 volwassenen zonder thuiswonende kinderen

  • Wonend in een zelfstandige huisvestingssituatie, gelijkvloers of met trap

  • Er zijn geen huisdieren aanwezig die extra inzet van ondersteuning vragen

  • De cliënt kan de woning dagelijks op orde houden (bijvoorbeeld aanrecht afnemen, algemeen opruimen zodat deze gereed is voor schoonmaak

  • De cliënt heeft geen mogelijkheden om zelf bij te dragen aan de activiteiten die moeten worden uitgevoerd

  • Er is geen ondersteuning vanuit mantelzorgers, netwerk en vrijwilligers bij activiteiten die moeten worden uitgevoerd

  • Er zijn geen beperkingen of belemmeringen aan de orde bij de cliënt die maken dat de woning extra vervuilt of dat de woning extra schoon moet zijn

  • De woning heeft geen uitzonderlijke inrichting en is niet extra bewerkelijk of omvangrijk.

Cliënten passen niet altijd in deze omschrijving van ‘de gemiddelde cliëntsituatie’. De volgende invloedfactoren maken dat inzet van meer of minder ondersteuningstijd mogelijk is:

  • De eigen mogelijkheden van de inwoner.

    De fysieke mogelijkheden van de cliënt om bij te dragen aan de uit te voeren activiteiten. Dit hangt af van het kunnen bewegen, lopen, bukken en omhoog reiken, het vol kunnen houden van activiteiten, het kunnen overzien wat moet gebeuren en daadwerkelijk tot actie kunnen komen. Ook speelt hier de trainbaarheid en leerbaarheid van de cliënt mee.

  • Ondersteuning vanuit mantelzorgers, netwerk en vrijwilligers.

    De hoeveelheid ondersteuning die wordt geboden vanuit mantelzorgers, het netwerk van de cliënt en eventuele vrijwilligers, waardoor minder professionele inzet vanuit de gemeente noodzakelijk is omdat een deel activiteiten door niet-professionals wordt gedaan.

  • Een medische aandoening van de inwoner die vraagt om intensievere en/of frequentere schoonmaakwerkzaamheden.

    Het kan nodig zijn extra vaak schoon te maken of te wassen, doordat meer vervuiling optreedt. Bijvoorbeeld als gevolg van rolstoelgebruik, ernstige incontinentie, overmatig zweten, (ernstige) tremors, besmet wasgoed (bijvoorbeeld bij chemokuur of Norovirus). Ook kan het nodig zijn de woning extra goed schoon te maken. Ter voorkoming van problemen bij de inwoner voortkomend uit bijvoorbeeld allergie, astma, longemfyseem, COPD.

  • De samenstelling van het huishouden

    Het gaat hierbij om het aantal personen en de leeftijd van leden in het huishouden. Als sprake is van een huishouden van twee personen, is niet persé extra inzet nodig. De aanwezigheid van een kind of kinderen kan leiden tot extra noodzaak van inzet van ondersteuning. Dit is mede afhankelijk van de leeftijd en leefstijl van de betreffende kinderen en van de bijdrage die het kind levert in de huishouding (leeftijdsafhankelijk, gebruikelijke hulp). Als er kinderen zijn, zijn er vaak ook meer ruimtes in gebruik. Een kind kan eventueel ook een bijdrage leveren in de vorm van mantelzorg en daarmee de benodigde extra inzet beperken of opheffen. Bij een kind kan ook sprake zijn van bijzonderheden (ziekte of beperking) die maken dat extra inzet van ondersteuning nodig is

  • De aard en inrichting van de woning (al leidt een grote woning niet automatisch tot een ruimere indicatie);

In het normenkader wordt er een onderscheid gemaakt tussen een extra kamer ‘in gebruik’ en ‘niet in gebruik’.

Met in gebruik wordt een ruimte bedoeld die dagelijks gebruikt wordt en essentieel (belangrijk) is voor het dagelijks leven. Dit gaat bijna altijd over een extra slaapkamer. Over het algemeen zijn het type en de grootte van de woning niet van invloed op de hoeveelheid te verstrekken hulp. Dit zijn keuzes waarop betrokkenen zelf invloed kunnen uitoefenen en keuzes in kunnen maken. Dit geldt ook voor de aanwezigheid en verzorging van huisdieren (niet zijnde hulphonden/dieren). De gevolgen hiervan op de omvang van de schoonmaaktaak en het zoeken van oplossingen daarvoor behoort in de eerste plaats tot de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager.

Let op dat de aanwezigheid van bepaalde kenmerken niet automatisch leidt tot meer inzet. Het is steeds de vraag aan de toegang of een kenmerk leidt tot extra vervuiling of vraagt om een extra niveau van schoon, waardoor meer inzet nodig is.