Nalevingsstrategie kwaliteit kinderopvang gemeente Rotterdam 2025

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 06-02-2025

Intitulé

Nalevingsstrategie kwaliteit kinderopvang gemeente Rotterdam 2025

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

gelezen het voorstel van de concerndirecteur Maatschappelijke Ontwikkeling van 28 januari 2025;

gelet op de artikelen 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, 1.46, vijfde, zesde en zevende lid, 1.47a, eerste lid, 1.61, eerste lid; 1.65, 1.66 en 1.72 van de Wet kinderopvang;

besluit:

Artikel 1

Het college stelt vast de Nalevingsstrategie kwaliteit kinderopvang gemeente Rotterdam 2025, inclusief afwegingskader, zoals opgenomen in de bijlagen bij dit besluit.

Artikel 2

Het besluit Nalevingsstrategie kwaliteit kinderopvang gemeente Rotterdam 2021 wordt ingetrokken

Artikel 3

Dit besluit wordt aangehaald als: Nalevingsstrategie kwaliteit kinderopvang gemeente Rotterdam 2025.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het gemeenteblad waarin het wordt geplaatst.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 28 januari 2025.

De secretaris,

G.J.D. Wigmans

De burgemeester,

C.J. Schouten

Nalevingsstrategie kwaliteit kinderopvang gemeente Rotterdam 2025

Vastgesteld door het college van B&W op 28 januari 2025

Begrippen

De belangrijkste begrippen en afkortingen die in deze Nalevingsstrategie worden gebruikt:

Afwegingsmodel: In het afwegingsmodel staat welke bestuurlijke handhavingsmiddel(en) het college doorgaans oplegt en welke afwegingen daarbij kunnen worden gemaakt. Per inspectiedomein staat de hersteltermijn waarbinnen overtredingen moeten zijn hersteld en de hoogte van financiële sancties.

College: Het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Rotterdam.

Gemeente: De gemeente Rotterdam.

GGD: De GGD Rotterdam-Rijnmond.

Herstelaanbod: Een (landelijke) werkwijze van de GGD gericht op het opheffen van de overtreding voordat de toezichthouder een inspectierapport en handhavingsadvies uitbrengt.

Houder: De aanbieder van kinderopvang. In de Wko is de wettelijke definitie opgenomen.

Inspectieonderzoek: Een onderzoek van de GGD als bedoeld in artikel 1.62, eerste lid van de Wko dat wordt afgerond met een inspectierapport aan de gemeente.

Kinderopvangvoorziening: Een in het LRK ingeschreven kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, voorziening voor gastouderopvang of gastouderbureau zoals bedoeld in de Wko.

Kwaliteitseisen: De eisen waaraan een houder van een kinderopvangvoorziening volgens de Wko moet voldoen.

LRK: Landelijk Register Kinderopvang.

Personenregister kinderopvang: In dit (landelijke) register worden gegevens verwerkt om te waarborgen dat alle personen werkzaam in de kinderopvang die op grond van de Wko over een verklaring omtrent het gedrag moeten beschikken, continu worden gescreend waardoor wordt bijgedragen aan het vergroten van de veiligheid van de opgevangen kinderen.

Toezichthouder: De door de gemeente aangewezen toezichthouder zijnde de GGD. De toezichthouder kinderopvang houdt toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang, onder andere door inspectieonderzoeken af te leggen, de bevindingen hiervan vast te leggen in een inspectierapport en de gemeente te adviseren over het vervolg.

Wko: De Wet kinderopvang.

Belangrijke begrippen en wat daaronder wordt verstaan zijn verder (ook) opgenomen in de Wko en onderliggende regelgeving.

1. Inleiding

1.1Visie

De regels en voorwaarden die op grond van de wet aan de kinderopvang worden gesteld en waarop de inzet van de nalevingsstrategie zich richt, zijn bedoeld om verantwoorde en kwalitatief goede kinderopvang te bieden. Daaronder wordt verstaan het in een veilige en gezonde omgeving bieden van emotionele veiligheid aan kinderen, het bevorderen van persoonlijke en sociale kwaliteiten van kinderen en de overdracht van algemeen aanvaarde waarden en normen. Kinderopvang stelt daarnaast ouders in staat om te werken.

Het college verwacht van houders in de kinderopvang dat zij verantwoorde en kwalitatief goede kinderopvang aanbieden en structurele maatregelen nemen om overtredingen van wet- en regelgeving op te heffen en te voorkomen. Daarnaast verwacht het college van houders met meerdere locaties dat zij bij overtredingen op locatieniveau zo nodig maatregelen op organisatieniveau doorvoeren. Daar waar dat nodig is grijpt het college in via handhaving. Ouders moeten er immers op kunnen vertrouwen dat het college adequate maatregelen neemt als de kwaliteit van de kinderopvang tekortschiet.

Bij handhavend optreden in de kinderopvang in Rotterdam zijn deze nalevingsstrategie en het afwegingskader (bijlage) het uitgangspunt om te bepalen wat per situatie het meest passende handhavingsmiddel is. De prioritering in het afwegingskader is afgestemd op de gevolgen van het niet naleven van een voorschrift voor de (emotionele) veiligheid, de gezondheid en de ontwikkelingsmogelijkheden van de kinderen die worden opgevangen.

Het college heeft de mogelijkheid om zowel herstellend als bestraffend te handhaven. Herstellende handhaving is erop gericht dat een begane overtreding hersteld wordt en structureel hersteld blijft. Bestraffende handhaving is gericht op het bestraffen van begane overtredingen, ongeacht of deze inmiddels hersteld zijn.

Het college heeft oog voor de omstandigheden - verzwarend of verzachtend - die een rol spelen bij het al dan niet naleven van een voorschrift en die zijn opgenomen in het inspectierapport of de zienswijze van de houder. Deze omstandigheden kunnen van invloed zijn op het al dan niet opleggen van een maatregel/inzetten van een handhavingsmiddel en op de aard van de te nemen maatregel. Het belang van het kind in de opvang staat in de afweging van het college altijd voorop.

De ervaring leert dat het overgrote deel van de houders in de kinderopvang in Rotterdam het belang van verantwoorde en kwalitatief goede kinderopvang onderkent en tijdig verbetermaatregelen neemt om een geconstateerde overtreding te beëindigen. Het college legt dan ook de nadruk op herstelgerichte maatregelen om houders te bewegen aan de voorschriften te gaan voldoen (zie hoofdstuk 4 Handhaving voor een nadere uitleg).

1.2Wettelijk kader

Om de kwaliteit in de kinderopvang te waarborgen heeft de rijksoverheid in de Wko kwaliteitseisen vastgesteld waaraan de houders van kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, voorzieningen voor gastouderopvang en gastouderbureaus moeten voldoen1. Deze eisen hebben betrekking op verschillende aspecten van de kinderopvang, ook wel domeinen genoemd, zoals het pedagogisch klimaat, personeel en groepen, veiligheid en gezondheid, de accommodatie en de omgang met ouders. Ook zijn er eisen gesteld aan de administratie van een kinderopvangvoorziening.

De Wko is verder uitgewerkt in nadere regelgeving:

  • Besluit kwaliteit kinderopvang;

  • Regeling Wet kinderopvang;

  • Besluit landelijk register kinderopvang, register buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang;

  • Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

  • Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang;

  • Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang.

De Wko bepaalt dat het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) verantwoordelijk is voor toezicht op en handhaving van de kwaliteitseisen kinderopvang. Daarnaast is het college op grond van de Wko verantwoordelijk voor het geven of intrekken van toestemming tot exploitatie en de registratie van kinderopvangvoorzieningen in de gemeente Rotterdam.

Het college heeft de directeur publieke gezondheid (DPG) van de GGD Rotterdam Rijnmond aangewezen als toezichthouder als bedoeld in artikel 1.61 van de Wko.

De handhaving en de registervoering zijn op basis van (onder)mandaatbesluiten belegd bij de afdeling Onderwijs van de directie Sport, Onderwijs en Cultuur.

1.3Doel en reikwijdte nalevingsstrategie

Deze nalevingsstrategie heeft de volgende uitgangspunten:

  • -

    Het bevorderen van kwalitatief goede kinderopvang;

  • -

    Het bevorderen van de rechtsgelijkheid door het vastleggen van eenduidige uitgangspunten voor de Rotterdamse wijze van handhaving, waarin voldoende ruimte is opgenomen voor het toepassen van maatwerk door het college;

  • -

    Het informeren van houders en andere belangstellenden over de bevoegdheden van het college in het kader van de Wko.

Deze nalevingsstrategie is van toepassing op de naleving van de voorschriften gesteld bij of krachtens de Wko door houders van kinderopvangvoorzieningen in de gemeente Rotterdam.

2.Gemeentelijke registertaak kinderopvang

2.1Inleiding

In het LRK staan alle organisaties die van de gemeenten toestemming hebben gekregen om kinderopvang aan te bieden. In het register staan de contactgegevens van de organisaties, de onderzoeksrapporten van de GGD en de eventuele handhavingsmiddelen die het college heeft genomen. De gemeente heeft als taak dit register juist, actueel en volledig te houden. Dit is van belang omdat deze gegevens worden gebruikt voor de toezichthoudende taak van de GGD en de handhavende taak van het college. Ook is het LRK een informatiebron voor ouders en instanties als de Belastingdienst. De belangrijkste wettelijke bevoegdheden in verband met de registervoering worden hieronder toegelicht.

2.2Aanvraag tot exploitatie

De aanvraag

Degene die een kinderopvangvoorziening in exploitatie wil nemen moet een aanvraag tot exploitatie indienen bij het college. Aan deze aanvraag zijn eisen verbonden, zoals het gebruik maken van een landelijk voorgeschreven formulier en de toevoeging van verplichte bijlagen.

Een verzoek tot overname van het houderschap, adreswijziging van een bestaande kinderopvangvoorziening en wijziging van de opvangvorm worden ook behandeld als een aanvraag tot exploitatie. De verhuizing van een gastouderbureau geldt als wijzigingsverzoek (zie daarvoor onder 2.3).

Het college verzoek de GGD om een onderzoek voor registeropname uit te voeren om te beoordelen of de houder voldoet/zal gaan voldoen aan de Wko en een advies uit te brengen over de aanvraag.

Streng aan de poort

Om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van een kinderopvangvoorziening vanaf de eerste dag van exploitatie zo veel mogelijk is gewaarborgd, voert de gemeente Rotterdam een ‘Streng aan de poort’-beleid. Dit houdt in dat de GGD een nog niet geregistreerde opvangvoorziening intensief onderzoekt (het onderzoek omvat alle voorschriften die vóór aanvang van de exploitatie beoordeeld kunnen worden) en daarbij ook de kwaliteit van eventuele andere kinderopvangvoorzieningen van dezelfde houder betrekt. Handhaving bij een andere voorziening van de houder kan aanleiding zijn om te besluiten dat een houder geen nieuwe opvangvoorziening mag starten totdat alle overtredingen bij de al geregistreerde voorziening zijn hersteld.

Naast aan de eisen vanuit de Wko dient een houder bij de aanvraag tot exploitatie ook aan andere wetgeving te voldoen die van belang is voor de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen. Zoals het voldoen aan alle relevante eisen met betrekking tot bouw en brandveiligheid. Daarnaast moet de kinderopvang ook passen in het bestemmingsplan.

Het besluit

Het college neemt een besluit over de aanvraag tot exploitatie.

  • -

    In een positief besluit verleent het college de gevraagde toestemming tot exploitatie en bepaalt zij de ingangsdatum van de exploitatie. De betreffende kinderopvangvoorziening wordt geregistreerd in het LRK.

  • -

    In een negatief besluit wijst het college de aanvraag om een kinderopvangvoorziening te mogen exploiteren af.

Bij de besluitvorming kan het college gemotiveerd afwijken van het advies van de GGD, bijvoorbeeld door minder kindplaatsen toe te staan dan is aangevraagd.

2.3Wijzigingsverzoek

Zodra de gegevens zoals geregistreerd in het LRK (gaan) wijzigen moet de houder een wijzigingsverzoek bij het college indienen. Ook voor een wijzigingsverzoek geldt dat gebruik moet worden gemaakt van een landelijk voorgeschreven formulier, met toevoeging van verplichte bijlagen.

Na ontvangst van een wijzigingsverzoek kan het college de GGD verzoeken een incidenteel onderzoek uit te voeren om te beoordelen of na doorvoering van de gewenste wijziging de wettelijke voorschriften nog steeds nageleefd kunnen worden. De GGD brengt daarover dan advies uit aan het college.

Wijziging van houder

Wettelijk gezien is een houderwijziging een aanvraag tot exploitatie door de nieuwe houder. De geregistreerde en de nieuwe houder moeten gezamenlijk een wijzigingsformulier met toevoeging van de verplichte bijlagen indienen met verzoek tot wijziging van de houder.

Verhuizing

Verhuizing van een kinderopvangvoorziening wordt beschouwd als het indienen van een nieuwe aanvraag. Bij een gastouderbureau kan sprake zijn van een verhuizing zonder dat een nieuwe aanvraag tot exploitatie nodig is. Verhuizing van een gastouderbureau binnen de gemeente kan daarom via een wijzigingsformulier worden doorgegeven.

Bij een verhuizing van een gastouderbureau naar een andere gemeente dient de houder een wijzigingsverzoek in tot wijziging van het vestigingsadres bij de gemeente waar hij in het LRK geregistreerd staat. Deze gemeente stemt vervolgens dit wijzigingsverzoek af met de gemeente waar het gastouderbureau zich wil gaan vestigen.

Het college neemt een besluit op het wijzigingsverzoek.

  • -

    Dit besluit kan zijn dat het college de houder toestemming verleent om de verzochte wijziging (gedeeltelijk) door te voeren. In het besluit bepaalt het college de ingangsdatum van de beoogde wijziging. Deze toestemming vormt een aanpassing van de eerder verleende toestemming tot exploitatie. De wijziging wordt verwerkt in het LRK.

  • -

    Dit besluit kan een afwijzing zijn. Er wordt dan geen toestemming verleend en de wijziging wordt niet doorgevoerd.

Bij de besluitvorming kan het college gemotiveerd afwijken van het eventuele advies van de GGD.

2.4Intrekken toestemming tot exploitatie

Het college kan om de volgende redenen besluiten de verleende toestemming tot exploitatie van een houder in te trekken:

  • -

    op verzoek van de houder;

  • -

    de houder exploiteert de kinderopvangvoorziening niet langer;

  • -

    uit een inspectierapport blijkt dat de houder niet voldoet aan de voorschriften of daar naar verwachting niet langer aan zal voldoen (zie ook hoofdstuk 4 onder 4.5);

  • -

    de opvang- of bemiddelingsactiviteiten van de kinderopvangvoorziening zijn drie maanden na de verleende toestemming tot exploitatie niet daadwerkelijk begonnen;

  • -

    om andere dan hierboven genoemde redenen.

In het besluit van het college wordt bepaald met ingang van welke datum de toestemming tot exploitatie wordt ingetrokken. De registratie van de kinderopvangvoorziening wordt per deze datum uit het LRK verwijderd. Per deze datum dient de exploitatie gestaakt te worden en gestaakt te blijven. Voortzetting of hervatting van de opvang is in strijd met de wet (zie verder onder 2.5).

2.5Kinderopvang zonder toestemming tot exploitatie

Het exploiteren van een kinderopvangvoorziening zonder de vereiste toestemming is in strijd met zowel de Wko als de Wet op de economische delicten. Indien het college een melding of signaal (meestal via de GGD) ontvangt van niet geregistreerde kinderopvang, kan zij de GGD verzoeken een (incidenteel) onderzoek te verrichten. Als na onderzoek door de GGD blijkt dat er sprake is van kinderopvang in de zin van de Wko zal het college in de regel de exploitant opdragen de opvang per direct te staken en gestaakt te houden.

Het college kan de exploitant daarnaast wijzen op de mogelijkheid alsnog de vereiste toestemming tot exploitatie te verkrijgen door een aanvraag daarvoor in te dienen.

Het college kan voor het exploiteren van een kinderopvangvoorziening zonder dat hier toestemming voor is gegeven ook een bestuurlijke boete opleggen (zie onder 2.6) of ten behoeve van strafrechtelijke vervolging in overleg treden met het Openbaar Ministerie2.

2.6Bijzondere bevoegdheden

Ambtshalve wijziging

Wanneer daar aanleiding toe is kan het college, zonder een daaraan voorafgaand verzoek van de houder, besluiten de gegevens van een kinderopvangvoorziening in het LRK te wijzigen, bijvoorbeeld als een houder een geregistreerde kinderopvangvoorziening niet meer exploiteert. De gemeente informeert de houder vooraf schriftelijk over het besluit om ambtshalve een wijziging in het LRK door te voeren.

Bestuurlijke boete

Indien een houder een registerbesluit en de daarbij komende verplichtingen zoals het tijdig doorgeven van een verhuizing niet of onvoldoende naleeft kan het college een bestuurlijke boete opleggen. Ook kan het college een boete opleggen indien een houder kinderopvang in de zin van de Wet aanbiedt, zonder dat het college daarvoor toestemming heeft verleend.

3.Toezicht

3.1Inleiding

De gemeente heeft de GGD Rotterdam Rijnmond aangewezen als toezichthouder op de kinderopvang. De GGD oefent het toezicht uit door bij kinderopvangvoorzieningen te onderzoeken of aan de voorschriften van de Wko en nadere regelgeving is voldaan en de resultaten van het onderzoek vast te leggen in een rapport. Het rapport van de GGD is de basis voor eventuele handhaving door het college.

Hieronder wordt kort toegelicht hoe het toezicht door de GGD is ingericht.

3.2De onderzoeken

De GGD onderzoekt of de exploitatie voldoet aan de voorschriften uit de Wko of onderliggende regelgeving en legt de resultaten vast in een inspectierapport (conform landelijk format).

Er zijn verschillende typen onderzoek:

  • -

    Onderzoek voor registratie (in het kader van aanvraag tot exploitatie)

  • -

    Onderzoek na registratie

  • -

    Jaarlijks onderzoek

  • -

    Incidenteel onderzoek

  • -

    Nader onderzoek (in het kader van handhaving)

De GGD hanteert voor deze onderzoeken een landelijk ontwikkeld toezichtkader.

3.3De werkwijze

De GGD neemt in het inspectierapport de bevindingen van het onderzoek en het handhavingsadvies aan het college op. De GGD stelt de houder in de gelegenheid van het conceptrapport kennis te nemen en tijdens een telefonisch “hoor en wederhoor” de inhoud van het rapport te bespreken en eventuele onjuistheden daarin aan te geven. Vervolgens krijgt de houder de gelegenheid een schriftelijke zienswijze op het rapport te geven die de GGD in het inspectierapport opneemt.

De Wko bepaalt dat bij een nader onderzoek de GGD geen conceptrapport naar de houder stuurt en geen gelegenheid biedt op de inhoud van het rapport een zienswijze te geven.

De GGD stuurt het definitieve rapport naar de houder en de gemeente en publiceert het in het LRK.

Herstelaanbod

Om te komen tot snel herstel van een tijdens de inspectie geconstateerde overtreding kan de GGD de houder ter plekke een herstelaanbod doen. De houder krijgt daarmee de gelegenheid om tijdens het onderzoek de overtreding te beëindigen. Het voorschrift dat niet werd nageleefd blijft zichtbaar in het inspectierapport evenals de resultaten van de herbeoordeling door de GGD. Op een aantal overtredingen doet de GGD geen herstelaanbod aan de houder.

Bij een nader onderzoek doet de GGD geen herstelaanbod. De houder heeft voorafgaand aan dit nader onderzoek in het kader van de handhaving door het college namelijk al een herstelmogelijkheid gehad.

Risicogestuurd toezicht

Voor het toezicht op kinderopvangvoorzieningen past de GGD het principe ‘minder toezicht waar mogelijk en meer toezicht waar nodig of gewenst’ toe. Om hier invulling aan te geven is voor de GGD onder meer de voorgeschiedenis met betrekking tot de naleving die blijkt uit de inspectierapporten relevant. Ook kunnen de gemeente en de GGD in overleg met elkaar bepalen dat meer toezicht nodig of wenselijk is bij bijvoorbeeld een wijziging van wet- en regelgeving.

Als de GGD tijdens een onderzoek daartoe aanleiding ziet kan zij het onderzoek uitbreiden.

Flexibel toezicht

De overheid biedt de gemeente en de GGD sinds 2022 meer ruimte bij de inrichting van het toezicht door de wettelijke mogelijkheid om kindercentra (gastouderopvang niet) flexibel te inspecteren. De GGD hoeft daardoor minder verplichte onderwerpen te beoordelen, zodat de inspecties meer op maat kunnen worden uitgevoerd.

De toezichthouder beoordeelt wel altijd de volgende onderwerpen:

  • de verklaring omtrent het gedrag (VOG) en de registratie in het personenregister kinderopvang;

  • de pedagogische kwaliteit en

  • (indien hiervan sprake is) de wettelijke eisen t.a.v. voorschoolse educatie (VE).

De gemeente kan jaarlijks bepalen of en welke speerpunten er in het flexibel toezicht zijn.

3.4Bijzondere bevoegdheden GGD

Schriftelijk bevel

Als de GGD tijdens een onderzoek van oordeel is dat de kwaliteit van de kinderopvangvoorziening zodanig tekortschiet dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden, kan zij direct een schriftelijk bevel geven. De houder moet de door de GGD in het bevel opgelegde maatregelen nemen binnen de in het bevel gestelde termijn. Als de situatie daar aanleiding toe geeft, kan de te nemen maatregel ook inhouden dat de opvang gestaakt moet worden.

Het bevel heeft een geldigheidsduur van 7 dagen. De GGD informeert het college over het bevel. Als de overtreding(en) niet of onvoldoende is/zijn hersteld, treedt het college verder op, bijvoorbeeld door het bevel te verlengen (zie onder 4.3).

Vorderen medewerking

De GGD is bevoegd een kinderopvangvoorziening te betreden en alle documenten in te zien of op te vragen die nodig zijn voor het onderzoek. De houder is verplicht daaraan medewerking te verlenen. Als de houder deze medewerking niet verleent, dan kan de GGD de medewerking vorderen. Geeft de houder geen gehoor aan de vordering van de GGD tot medewerking aan het onderzoek, dan neemt de GGD dit op in het inspectierapport. De gemeente kan de houder hiervoor een handhavingsmaatregel opleggen.

3.5 Signalen

De jaarlijkse inspectie is een momentopname. Er kunnen daarnaast zorgelijke situaties zijn die ouders, beroepskrachten of andere betrokkenen constateren. Het college roept iedereen op zorgen, misstanden of signalen over de kinderopvang te melden bij de GGD, team toezicht kinderopvang (GGD Rotterdam-Rijnmond | Toezicht kinderopvang (ggdrotterdamrijnmond.nl).

Ook informatie van de politie of de Belastingdienst kan voor de toezichthouder belangrijk zijn.

Na elk signaal wordt bepaald welke actie nodig is.

Daarnaast kan Bouw- en Woningtoezicht of de Brandweer bij de GGD of het college melding maken van een onveilige situatie. Zo nodig kunnen deze partijen samenwerken in een toezichts- of handhavingstraject.

4Handhaving

4.1Inleiding

Na afronding van het onderzoek biedt de GGD het rapport aan de gemeente aan. Uit het inspectierapport blijkt of de kwaliteit van de kinderopvang tekortschiet. De bevindingen van de GGD die hierin zijn opgenomen, zijn de grondslag voor het handhavend optreden door het college. In het inspectierapport neemt de GGD ook een advies op aan het college om al dan niet te handhaven. Het college is bevoegd gemotiveerd af te wijken van dit advies. Ook kan het college op basis van de beschrijving in het inspectierapport voorschriften die niet in het rapport zijn opgenomen betrekken bij de handhaving.

4.2Handhavingstrajecten en -middelen

Wanneer is geconstateerd dat een voorschrift uit de Wko of onderliggende regelgeving niet is nageleefd beschikt het college over de volgende handhavingsmiddelen (in oplopende ‘zwaarte’). Deze middelen worden in de navolgende paragrafen toegelicht.

Handhavingstraject

Handhavingsmiddel

Informeel herstellend

Gesprek (overleg en overreding door de gemeente)

Schriftelijke waarschuwing

Formeel herstellend

Verlenging van GGD-bevel

Aanwijzing

Last onder dwangsom

Last onder bestuursdwang

Exploitatieverbod

Formeel bestraffend

Bestuurlijke boete

Overig

Intrekken toestemming tot exploitatie

4.3Herstellend handhaven

In op herstel gerichte handhaving wordt onderscheid gemaakt tussen handhavingsmiddelen die geen rechtsgevolg in de vorm van een besluit hebben (informeel) en handhavingsmiddelen die wel een rechtsgevolg hebben, dit zijn besluiten met rechtsgevolg waartegen bezwaar mogelijk is (formeel).

Hersteltermijn

Bij een op herstel gericht handhavingsmiddel biedt het college de houder van een kinderopvangvoorziening een termijn om het overtreden voorschrift alsnog te gaan naleven. Deze hersteltermijn is afgestemd op een redelijke tijd die nodig is om de overtreding te beëindigen en herhaling te voorkomen. Bij de bepaling van de termijn wordt rekening gehouden met de aard en de ernst van de overtreding, waarbij het uitgangspunt is dat de overtreding zo spoedig als dat redelijkerwijs mogelijk is moet worden opgeheven. Overtredingen die direct invloed hebben op de kwaliteit van de opvang, bijvoorbeeld een onvoldoende (emotioneel) veilige en gezonde opvangomgeving, zullen over het algemeen een korte hersteltermijn toegekend krijgen. Zie het afwegingskader voor de hersteltermijnen en uitgangspunten daarbij (bijlage).

Schriftelijke waarschuwing of gesprek (overleg en overreding)

Het college kan een schriftelijke waarschuwing geven of overleg en overreding toepassen. In beide gevallen wordt de houder gewezen op een gedraging die in strijd is met een voorschrift gesteld bij of krachtens de Wko. Het doel is de houder de gelegenheid te geven de overtreding te beëindigen zonder dat een formeel handhavingstraject wordt gestart. Bij overleg en overreding treedt de gemeente in overleg met de houder en maakt afspraken over beëindiging van de overtreding. De gemeente zorgt voor schriftelijke vastlegging van de afspraken en stuurt deze aan de houder toe. Er volgt geen nader onderzoek door de GGD.

Verlenging schriftelijk GGD-bevel

Het schriftelijk bevel van de GGD heeft een geldigheidsduur van zeven dagen (zie onder 3.4). Als de GGD een schriftelijk bevel heeft opgelegd en de overtreding(en) is/zijn naar het oordeel van de GGD niet of onvoldoende hersteld, dan kan het college het bevel verlengen.

Aanwijzing

Een aanwijzing benoemt de geconstateerde overtreding(en) en geeft aan welke maatregel de houder binnen de geboden hersteltermijn moet nemen om de overtreding te beëindigen. Na afloop van de geboden hersteltermijn voert de GGD een nader onderzoek uit om te beoordelen of de overtreding daadwerkelijk is beëindigd. De hersteltermijnen zijn gerelateerd aan de ernst van de overtreding en de gestelde prioriteiten in het afwegingskader.

Last onder dwangsom

De last onder dwangsom benoemt evenals de aanwijzing de geconstateerde overtreding(en) en geeft aan welke herstelmaatregel (de last) de houder binnen de geboden hersteltermijn moet nemen om de overtreding van een voorschrift te beëindigen. Het verschil met de aanwijzing is dat per op te volgen last een dwangsom wordt vastgesteld. Als uit het nader onderzoek van de GGD blijkt dat de overtreding is opgeheven en/of niet wordt herhaald, hoeft de dwangsom niet te worden betaald.

Een dwangsom kan verschillende vormen hebben; een bedrag ineens, een bedrag per tijdseenheid dat de last niet is uitgevoerd of een bedrag per overtreding van de last.

Een last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd wanneer de GGD of de gemeente vaststelt dat gevaar dreigt dat een voorschrift wordt overtreden.

Wanneer binnen drie jaar nadat de last onder dwangsom is opgelegd geen overtreding van het betreffende voorschrift is geconstateerd, is de last onder dwangsom niet langer van kracht.

Het uitgangspunt voor de dwangsombedragen zijn de boetebedragen als opgenomen in de bijlage (het afwegingskader).

Daarnaast kan het college bij het bepalen van de hoogte van de dwangsommen de uitgangspunten onder 4.2 meewegen en andere omstandigheden die naar het oordeel van het college aanleiding geven tot verhoging of verlaging van het dwangsombedrag.

Last onder bestuursdwang

Een last onder bestuursdwang is een herstelmaatregel waarbij het college bevoegd is zelf een maatregel uit te voeren (door feitelijk handelen) wanneer de houder in gebreke blijft. De kosten van dit feitelijk handelen zijn voor de houder.

Tijdelijke sluiting van de kinderopvang: Exploitatieverbod

Bij een exploitatieverbod verbiedt het college de houder om de kinderopvangvoorziening in exploitatie te nemen of te houden.

Dit exploitatieverbod duurt voort totdat het college de houder toestemming geeft om de exploitatie te starten of te hervatten. Hiertoe moet de houder de opgelegde herstelmaatregelen opvolgen en het college daarover schriftelijk informeren. Daarop volgt in principe een nader onderzoek door de GGD waarbij de houder de gelegenheid krijgt om aan te tonen dat de overtredingen zijn beëindigd. Aan het uitvoeren van dit nader onderzoek kan het college voorwaarden voor de houder verbinden, bijvoorbeeld het voorafgaand aan dit onderzoek onderbouwd aangeven welke maatregelen er zijn genomen en/of het toezenden van documenten.

Als de houder na verloop van drie maanden nog niet heeft aangetoond dat de opgelegde herstelmaatregelen zijn genomen kan het college besluiten tot intrekken van de toestemming tot exploitatie. Wanneer de omstandigheden daar aanleiding toe geven kan het college eerder hiertoe overgaan.

4.4 Bestraffend handhaven

Naast de handhaving gericht op herstel kan het college ook bestraffend handhaven in de vorm van het opleggen van een bestuurlijke boete. Dit kan in de volgende situaties:

  • -

    bij overtreding van een voorschrift met directe gevolgen voor de veiligheid, gezondheid of pedagogisch welbevinden van de kinderen in de dagelijkse opvangpraktijk;

  • -

    een opgelegd handhavingsmiddel is niet of niet volledig opgevolgd;

  • -

    een exploitatieverbod is niet of onvoldoende nageleefd;

  • -

    een vordering tot medewerking van de GGD is niet (volledig) nagekomen;

  • -

    gelijke voorschriften of voorschriften van gelijke strekking zijn bij herhaling overtreden;

  • -

    het gastouderbureau draagt geen of onvoldoende zorg voor naleving van de wet door de gastouder;

  • -

    het gastouderbureau vervult de begeleidende en bemiddelende taken niet of onvoldoende;

  • -

    aan de registerverplichtingen (zie hoofdstuk 2) wordt niet of onvoldoende voldaan;

  • -

    het exploiteren van een kinderopvangvoorziening zonder de vereiste toestemming.

De boetebedragen en de factoren die kunnen leiden tot een verhoging of een verlaging van het boetebedrag staan in het afwegingskader (bijlage).

4.5 Overig

Sluiting van de kinderopvang: Intrekken toestemming tot exploitatie

Het intrekken van de toestemming tot exploitatie is een handhavingsmiddel dat in de regel wordt ingezet wanneer eerdere maatregelen zoals een aanwijzing, last onder dwangsom of een exploitatieverbod niet het beoogde (blijvende) herstellende effect hebben bewerkstelligd.

Wanneer de toestemming tot exploitatie is ingetrokken mag niet langer opvang worden geboden of bemiddeling plaatsvinden. De registratie van de kinderopvangvoorziening in het LRK wordt verwijderd. Voortzetting of hervatting van de exploitatie is illegale opvang en kan leiden tot een bestuurlijke boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op grond van overtreding van de Wet op de economische delicten.

Bij een gastouder kan het college sneller overgaan tot sluiting van de opvangvoorziening en intrekking van de toestemming. De kwaliteit van de opvang is namelijk onlosmakelijk verbonden aan de gastouder als enige professional en verbetering na herhaling van overtredingen is daarom soms niet mogelijk.

4.6 Zienswijze op voornemensbrief

Voorafgaand aan het opleggen van een last onder dwangsom, last onder bestuursdwang, (tijdelijke) sluiting van de kinderopvang en een bestuurlijke boete wordt de houder in de gelegenheid gesteld een zienswijze te geven op het voorgenomen besluit. Dit gebeurt middels een voornemensbrief.

4.7 Handhavingsbesluit

De volgende uitgangspunten en overwegingen zijn voor het college van belang voor het te nemen handhavingsbesluit:

  • -

    Wat is de aard en de ernst van de overtreding? Hoeveel overtredingen zijn er begaan? Wat zijn de omstandigheden waaronder de overtreding begaan is? Is dezelfde overtreding al eerder begaan?

  • -

    Het college kan handhaven op het overtreden van een voorschrift bij een kinderopvangvoorziening of op houderniveau als de houder dezelfde overtreding begaat bij verschillende van diens kinderopvangvoorzieningen.

  • -

    Het college kan gelijktijdig een op herstel gericht handhavingsmiddel en een bestraffend middel inzetten voor dezelfde overtreding.

  • -

    Het college kan besluiten om een of meerdere handhavingstrajecten over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen wanneer de aard van de overtreding en/of de omstandigheid hiertoe aanleiding geeft/geven.

  • -

    Het college kan bij een recidive3, bij een opeenvolging van (nieuwe) overtredingen bij dezelfde kinderopvangvoorziening, of als een voorschrift op meerdere kinderopvangvoorzieningen van dezelfde houder niet nageleefd wordt, een zwaarder handhavingsmiddel opleggen. Het college kijkt 3 jaar terug om te bepalen of sprake is van recidive.

  • -

    Wanneer een voorschrift niet in het bijgaande afwegingskader is opgenomen (bijvoorbeeld door een wijziging in de regelgeving), zoekt het college voor de handhaving aansluiting bij voorschriften (van dezelfde domeinen) die wel in het afwegingskader zijn opgenomen.

  • -

    Overige relevante omstandigheden zoals deze uit het inspectierapport en/of de daarin opgenomen zienswijze van de houder blijken.

  • -

    De zienswijze van de houder op een voornemensbrief.

4.8 Houderniveau

Het college voert handhaving in beginsel op locatieniveau uit, waarbij het college rekening kan houden met overtredingen bij andere locaties van de houder. Bij constateringen op één locatie verwacht het college van de houder dat die zo nodig organisatiebreed verbeteringen doorvoert. Het college heeft de mogelijkheid om een waarschuwing of bestuurlijke boete op houderniveau op te leggen indien geconstateerd wordt dat organisatiebrede verbeteringen achterwege blijven.

4.9Handhaving na herstelaanbod van de GGD

  • -

    Na herstelaanbod kan de GGD constateren dat de overtreding is beëindigd en om die reden een advies tot niet handhaven uitbrengen. Het college volgt doorgaans dit advies maar is bevoegd om daarvan af te wijken en een handhavingsmiddel op te leggen omdat de overtreding wel is geconstateerd.

  • -

    Als de overtreding van een voorschrift na herstelaanbod niet (volledig) is beëindigd, handhaaft het college in principe conform het handhavingsbeleid zoals vastgelegd in deze nalevingsstrategie.

  • -

    Het niet aannemen van een herstelaanbod geldt niet als verzwarende omstandigheid voor de handhaving.

4.10Handhaving bij een gastouderbureau gevestigd buiten onze gemeente

De toezichthouder kan bij een onderzoek bij een voorziening voor gastouderopvang binnen de gemeente een overtreding vaststellen, begaan door een gastouderbureau gevestigd buiten de gemeente. Aan gastouderbureaus gevestigd buiten de gemeente mag het college geen aanwijzing opleggen. Ook het opleggen van een last onder dwangsom is in dit geval geen geschikt handhavingsmiddel. Immers, het college is doorgaans niet zelf verantwoordelijk voor het toezicht op deze bureaus. Een last onder dwangsom is alleen een effectief handhavingsmiddel als deze ook wordt ingevorderd bij herhaling van een overtreding. Nu het college hierop buiten haar gemeentegrenzen geen toezicht kan houden, vervalt de effectiviteit van dit handhavingsmiddel. Het enige handhavingsmiddel dat geschikt en daarmee noodzakelijk is voor handhaving bij deze bureaus is het opleggen van een bestuurlijke boete.

4.11Handhaving en openbaarheid

Het college publiceert de in een besluit opgenomen handhavingsmiddelen zodra dit besluit onherroepelijk is. Een besluit is onherroepelijk zodra alle bezwaar- en beroepsprocedures tegen het besluit zijn afgerond. Publicatie gebeurt in het LRK en het besluit blijft drie jaar zichtbaar.

4.12De bezwaarprocedure

Tegen een besluit kan bezwaar worden aangetekend. In de brief met het betreffende besluit staat de bezwaarprocedure vermeld. Het indienen van een bezwaarschrift heeft geen uitstel van het besluit tot gevolg. Meer informatie over het indienen van bezwaar staat op de website van de gemeente: www.rotterdam.nl/bezwaar.

4.13Samenwerking met het Openbaar Ministerie

Een aantal overtredingen is strafrechtelijk vervolgbaar en kan daardoor aangemeld worden bij het Openbaar Ministerie (verder: OM). Voorbeelden hiervan zijn het niet naleven van een exploitatieverbod, het zonder toestemming exploiteren van een kinderopvangvoorziening en het niet verlenen van medewerking aan de toezichthouder (artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht en artikel 184 Wetboek van Strafrecht).

Ten behoeve van slagvaardige handhaving heeft het college met het OM afgesproken dat handhaving op deze overtredingen in beginsel door de gemeente zal plaatsvinden. Dat betekent dat de handhaving in plaats van in het strafrecht in het bestuursrecht zal plaatsvinden. In bijzondere situaties treedt het college in overleg met het OM in verband met een mogelijke strafrechtelijke vervolging. Als het OM niet overgaat tot vervolging kan het college alsnog zelf handhavend optreden.

Bijlage: Afwegingskader

Dit afwegingskader dient als leidraad voor het bepalen van de hersteltermijnen en de hoogte van boete- en dwangsombedragen.

In het onderstaande kader staat welke prioriteit het college toekent aan de voorschriften. De prioriteiten zijn daarin aangeduid met “Hoog”, “Midden” en “Laag”. Bij het toekennen ervan geldt als grondslag de bijdrage van het voorschrift aan het bieden van een veilige, gezonde en pedagogisch verantwoorde opvang: hoe hoger die bijdrage, hoe hoger de prioriteit. De boetebedragen in het schema zijn gerelateerd aan de prioriteitstelling.

In dit afwegingskader omvat de term kinderopvangvoorziening alle vormen van kinderopvang: kinderdagverblijf (dagopvang), buitenschoolse opvang, gastouderbureau en voorziening voor gastouderopvang (gastouder).

De in het kader per voorschrift benoemde hersteltermijnen en boetebedragen zijn van toepassing op alle kinderopvangvoorzieningen tenzij anders vermeld.

Wanneer het afwegingskader niet voorziet in een voorschrift wordt voor het bepalen van de hersteltermijn en het boete- of dwangsombedrag aansluiting gezocht bij voorschriften waarin het kader wel voorziet.

Hersteltermijn

Een toelichting op de hersteltermijnen staat in hoofdstuk 4 van de nalevingsstrategie.

Als uitgangspunt gelden de volgende termijnen:

  • a.

    Maximaal drie weken voor herstel van overtredingen met grote consequenties voor de kwaliteit van kinderopvang;

  • b.

    maximaal zes weken voor herstel van overtredingen met gemiddelde consequenties voor de kwaliteit van kinderopvang;

  • c.

    maximaal drie maanden voor herstel van overtredingen met lichte tot matige consequenties voor de kwaliteit van kinderopvang.

Met deze uitgangspunten wordt de hersteltermijn per situatie aan de hand van de specifieke omstandigheden bepaald.

  • -

    Bij meerdere overtredingen kunnen de hersteltermijnen afgestemd worden op het voorschrift met de kortste hersteltermijn.

  • -

    Als de omstandigheden hiertoe naar het oordeel van het college aanleiding geven kan worden besloten tot een langere hersteltermijn dan hierboven vermeld.

Bestuurlijke boete

In de nalevingsstrategie (hoofdstuk 4) staat toegelicht welke afwegingen kunnen worden gemaakt om de hoogte van een boetebedrag vast te stellen. Naast de prioriteit in het afwegingskader zijn de bedragen gerelateerd aan de omvang van de desbetreffende kinderopvangvoorziening.

De maatstaf voor het vaststellen van de omvang van een kinderopvangvoorziening is als volgt:

  • 1.

    Grote organisaties: meer dan 100 in de gemeente geregistreerde kindplaatsen/bemiddelde voorzieningen voor gastouderopvang (gastouders).

  • 2.

    Middelgrote organisaties: 51 tot en met 100 in de gemeente geregistreerde kindplaatsen/bemiddelde voorzieningen voor gastouderopvang.

  • 3.

    Kleine organisaties: minder dan 51 in de gemeente geregistreerde kindplaatsen/bemiddelde voorzieningen voor gastouderopvang.

  • 4.

    Voorzieningen voor gastouderopvang.

Ad 1.

Voor een grote organisatie geldt als richtlijn het volledige normbedrag zoals opgenomen in het afwegingskader (zie onderstaand).

Ad 2.

Voor een middelgrote organisatie is twee derde van het normbedrag de richtlijn.

Ad 3.

Voor een kleine organisatie is dat één derde deel van het normbedrag.

Ad 4.

Voor voorzieningen voor gastouderopvang is dat 10% van het normbedrag.

Dit geldt niet voor het onderdeel van het afwegingskader met de aanvullende regelgeving voor gastouders. Daar is de hoogte van het bedrag al afgestemd op deze opvangvorm.

Onderstaande factoren kunnen leiden tot een verhoging of een verlaging van het boetebedrag:

  • -

    herhaalde overtreding (recidive);

  • -

    de ernst van de overtreding;

  • -

    de mate van verwijtbaarheid;

  • -

    de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan;

  • -

    een al dan niet actieve houding gericht op beëindiging van de overtreding;

  • -

    een gedeeltelijke beëindiging van de overtreding;

  • -

    het genoten economische voordeel als gevolg van de overtreding.

Dwangsom: het uitgangspunt voor de hoogte hiervan is in principe het boetebedrag als opgenomen in onderstaand kader. Gelet op de aard en het doel van de dwangsom speelt de omvang van een kinderopvangvoorziening in beginsel geen rol bij vaststelling van dit bedrag. Het dwangsombedrag kan afhankelijk van omstandigheden zoals het herstelgedrag en de ernst van de overtreding worden verhoogd Zie ook de nalevingsstrategie, hoofdstuk 4.

Kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, gastouder

Registratie, wijzigingen en administratie

Hersteltermijn

Prioriteit

Boetebedrag

Een kinderopvangvoorziening wordt niet in exploitatie genomen voordat uit onderzoek is gebleken dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de voorschriften.

n.v.t.

hoog

21.000

De houder doet onverwijld mededeling aan het college van een wijziging in de aangewezen gegevens, nadat deze wijziging hem bekend is geworden.

n.v.t.

hoog

2.000

De administratie van de houder bevat alle verplichte documentatie.

a

hoog

1.500

De administratie is zodanig ingericht dat deze op verzoek van de toezichthouder tijdig wordt verstrekt.

a

hoog

2.000

Kinderopvang geschiedt op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.

a

hoog

1.000

Naleving handhaving

Hersteltermijn

Prioriteit

Boetebedrag

De houder komt een vordering tot medewerking van de toezichthouder na.

n.v.t.

hoog

5.000

De houder volgt een aanwijzing op.

a, b, c

hoog

4.000

De houder volgt een bevel op.

n.v.t.

hoog

7.000

De houder volgt een exploitatieverbod op.

n.v.t.

hoog

23.000

Pedagogisch beleid en uitvoering

Hersteltermijn

Prioriteit

Boetebedrag

De houder heeft een pedagogisch beleidsplan / pedagogisch beleidsplan voorschoolse educatie.

De houder draagt er zorg voor dat conform dit beleidsplan wordt gehandeld. 

a, b

hoog

3.000

Het pedagogisch beleidsplan / pedagogisch beleidsplan voorschoolse educatie omvat alle voorgeschreven onderwerpen.

a, b

midden

1.500

De houder evalueert jaarlijks de uitvoering van het pedagogisch beleidsplan voorschoolse educatie en stelt dit zo nodig bij.

c

midden

1.000

Voorschoolse educatie

Hersteltermijn

Prioriteit

Boetebedrag

Het aanbod voorschoolse educatie is zodanig ingericht dat een kind het wettelijk voorgeschreven aantal uren aan voorschoolse educatie kan ontvangen.

a, b

hoog

2.000

Voor de voorschoolse educatie wordt een gestructureerd en samenhangend ontwikkelingsprogramma gebruikt.

a, b

hoog

2.000

De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan voorschoolse educatie vast en geeft hieraan uitvoering.

De houder evalueert het plan jaarlijks en stelt dit zo nodig bij.

c

midden

1.000

Verklaring omtrent het gedrag (VOG) en personenregister kinderopvang

Hersteltermijn

Prioriteit

Boetebedrag

Een VOG-plichtige

  • *

    is ingeschreven in het personenregister;

  • *

    is in het personenregister gekoppeld aan de houder;

  • *

    vangt de werkzaamheden aan nadat deze koppeling in het personenregister is gelegd.

a

hoog

4.000

Een door de toezichthouder opgevraagde nieuwe VOG wordt binnen de gestelde termijn overlegd.

De houder verlangt dat een VOG-plichtige opnieuw een VOG overlegt binnen de daartoe gestelde termijn.

De houder overlegt een door de toezichthouder opgevraagde VOG binnen de daartoe gestelde termijn.

a

hoog

4.000

Beroepskwalificaties

Hersteltermijn

Prioriteit

Boetebedrag

De beroepskracht / beroepskracht meertalige opvang / beroepskracht voorschoolse educatie / pedagogisch beleidsmedewerker / gastouder beschikt over de wettelijk voorgeschreven kwalificaties.

a, b

hoog

4.000

Beroepskracht-kindratio en de inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiaires

Hersteltermijn

Prioriteit

Boetebedrag

De beroepskracht-kindratio voldoet aan de voorschriften.

a

hoog

4.000

De inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiairs geschiedt overeenkomstig de geldende cao.

De verhouding tussen het totaal minimaal aantal op het kindercentrum in te zetten beroepskrachten en de beroepskrachten in opleiding of stagiairs is conform de wet.

a

hoog

3.000

Als op basis van de beroepskracht-kindratio één beroepskracht aanwezig is, is er conform de voorschriften een calamiteitenachterwacht beschikbaar.

a

hoog

3.000

De houder toont met een overzicht van de ingezette beroepskrachten en presentielijsten van kinderen, inclusief een indicatie van de aankomst- en vertrektijden, aan dat dat hij voldoet aan de benodigde beroepskracht-kindratio en indien van toepassing de afwijking daarvan. 

a

hoog

3.000

Als door de geoorloofde afwijking van de beroepskracht-kindratio slechts één beroepskracht op het kindercentrum wordt ingezet, is ter ondersteuning ten minste één andere volwassene in het kindercentrum aanwezig.

a

hoog

3.000

Pedagogisch beleidsmedewerker

Hersteltermijn

Prioriteit

Boetebedrag

De houder stelt jaarlijks het aantal uren waarvoor hij pedagogisch beleidsmedewerkers inzet conform de voorgeschreven rekenregels vast.

b

hoog

2.000

De houder verdeelt jaarlijks de berekende inzet over alle kindercentra en legt dit schriftelijk vast.

De urenverdeling is zodanig dat iedere beroepskracht jaarlijks coaching ontvangt.

b

hoog

2.000

Stabiliteit van de opvang

Hersteltermijn

Prioriteit

Boetebedrag

De opvang vindt plaats in stamgroepen/basisgroepen.

Een kind wordt opgevangen in één stamgroep/basisgroep.

a

hoog

4.000

De maximale groepsgrootte voldoet aan de voorschriften.

a

hoog

4.000

De houder deelt de ouders en het kind mee tot welke stamgroep het kind behoort en welke beroepskracht(en) op welke dag aan deze stamgroep is (zijn) toegewezen.

b, c

midden

1.000

Aan een kind zijn conform de voorschriften vaste beroepskrachten toegewezen.

De vaste beroepskracht werkt op de stamgroep van het kind.

a

hoog

2.000

Een kind maakt gedurende de week gebruik van ten hoogste twee verschillende stamgroepruimtes.

a, b

midden

1.000

Met vooraf gegeven schriftelijke toestemming van de ouders kan een kind gedurende een overeengekomen periode worden opgevangen in één andere stamgroep/basisgroep dan de eigen stamgroep/basisgroep.

a, b

midden

1.000

Aan ieder kind is een mentor toegewezen.

De mentor bespreekt de ontwikkeling van het kind met de ouders en is aanspreekpunt.

a, b

midden

1.000

Voertaal

Hersteltermijn

Prioriteit

Boetebedrag

De voertaal is Nederlands.

a

hoog

3.000

De houder heeft een gedragscode vastgesteld waarnaar wordt gehandeld.

a, b

hoog

2.000

De meertalige opvang voldoet aan de gestelde eisen.

a, b

hoog

2.000

Beleid veiligheid en gezondheid en uitvoering

Hersteltermijn

Prioriteit

Boetebedrag

De houder heeft beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de kinderen zoveel mogelijk is gewaarborgd.

De houder draagt er zorg voor dat conform het beleid wordt gehandeld.

a

hoog

4.000

Het veiligheids- en gezondheidsbeleid is schriftelijk vastgesteld en is actueel.

a, b

hoog

3.000

Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat alle voorgeschreven onderwerpen en een plan van aanpak.

a, b

midden

1.500

Er is te allen tijde ten minste één volwassene aanwezig die in het bezit is van een geldige EHBO-kwalificatie.

a

hoog

2.000

Meldcode en meld-, overleg- en aangifteplicht

Hersteltermijn

Prioriteit

Boetebedrag

De houder heeft een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling vastgesteld waarin stapsgewijs is aangegeven hoe met signalen wordt omgegaan. De meldcode draagt er redelijkerwijs aan bij dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.

a, b

hoog

3.000

De meldcode omvat alle voorgeschreven onderwerpen.

a, b

midden

1.500

De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.

a, b

hoog

2.000

De houder voldoet aan de overleg- en aangifteplicht bij een (mogelijk) seksueel misdrijf of mishandeling van een opvangkind.

a

hoog

2.000

De houder bevordert de kennis en het gebruik van de te volgen handelwijze met betrekking tot seksuele misdrijven of mishandeling van opvangkinderen: meldplicht voor medewerkers, overlegmogelijkheid- en aangifteplicht voor medewerkers, overleg- en aangifteplicht voor de houder.

a, b

hoog

2.000

Accommodatie

Hersteltermijn

Prioriteit

Boetebedrag

Een stamgroep beschikt over een afzonderlijke vaste stamgroepruimte.

a, b

hoog

4.000

Per aanwezig kind is ten minste 3,5 m2 binnenspeelruimte beschikbaar.

a, b

hoog

4.000

Per aanwezig kind is ten minste 3 m2 aan vaste buitenspeelruimte beschikbaar.

a, b

hoog

4.000

De binnen- en buitenruimtes zijn veilig, toegankelijk en passend ingericht, in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de kinderen.

a, b

hoog

3.000

De buitenspeelruimte is aangrenzend (KDV) of gelegen in de directe nabijheid van het kindercentrum en voor kinderen toegankelijk en veilig bereikbaar (BSO).

a, b

midden

2.000

Het kindercentrum beschikt over een op het aantal aanwezige kinderen afgestemde afzonderlijke slaapruimte.

a, b

hoog

3.000

Ouderrecht en klachtrecht

Hersteltermijn

Prioriteit

Boetebedrag

De houder informeert de ouders en belangstellenden over het te voeren beleid als bedoeld in Afdeling 3, paragraaf 2 “Eisen” van de Wko.

b, c

midden

1.500

De houder informeert ouders en medewerkers conform de wet over het inspectierapport.

c

laag

750

De houder heeft een reglement voor de oudercommissie vastgesteld.

Het reglement voldoet aan de voorschriften.

b, c

midden

1.000

De houder heeft conform de voorschriften een oudercommissie ingesteld.

De houder spant zich voldoende in om een oudercommissie in te stellen.

b, c

midden

1.000

De houder betrekt de ouders voldoende bij de onderwerpen waarvoor het adviesrecht geldt.

De houder biedt de houder de ouders de gelegenheid deel te nemen aan een oudercommissie.

b, c

midden

1.000

De houder is aangesloten bij een erkende geschillencommissie.

De houder brengt de geschillencommissie op passende wijze onder de aandacht van de ouders.

b, c

midden

1.000

De houder heeft een klachtenregeling getroffen.

De klachtenregeling is compleet.

De houder brengt de klachtenregeling en wijzigingen daarvan op passende wijze onder de aandacht van de ouders en handelt overeenkomstig deze regeling.

b, c

hoog

2.000

De houder stelt conform de voorschriften een klachtenjaarverslag op en stuurt dit tijdig in.

c

laag

750

Gastouderbureau

Aanvullende regelgeving voor gastouderbureaus

Hersteltermijn

Prioriteit

Boetebedrag

De houder draagt zorg voor het tot stand brengen en begeleiden van gastouderopvang die bijdraagt aan een aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving.

Het beleid van de houder is zodanig dat dit leidt of redelijkerwijs moet leiden tot naleving door de gastouder van artikel 1.56b Wko.

a, b

hoog

4.000

De houder voert een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en de gezondheid van de opvangkinderen op het opvangadres door de gastouder zoveel mogelijk is gewaarborgd.

a, b

hoog

4.000

De houder draagt er zorg voor dat jaarlijks samen met de gastouder op het opvangadres de veiligheids- en gezondheidsrisico’s worden geïnventariseerd die de opvang van kinderen in alle voor hen toegankelijke ruimtes met zich brengt. Het bijbehorende plan van aanpak wordt samen met de gastouder opgesteld.

a, b

hoog

4.000

De houder draagt er zorg voor dat per voorziening voor gastouderopvang wordt beoordeeld hoeveel kinderen en van welke leeftijd opgevangen kunnen worden.

De houder draagt er zorg voor dat per voorziening voor gastouderopvang wordt beoordeeld of de samenstelling van de groep kinderen die wordt opgevangen verantwoord is.

a, b

hoog

4.000

De houder draagt er zorg voor dat ieder opvangadres minstens tweemaal per jaar wordt bezocht, waarbij het jaarlijkse voortgangsgesprek met de gastouder een onderdeel is van één van deze bezoeken.

a, b

hoog

4.000

De houder draagt er zorg voor dat jaarlijks de gastouderopvang mondeling met de vraagouders wordt geëvalueerd.

De evaluatie wordt schriftelijk vastgelegd.

b, c

midden

1.500

De houder draagt zorg voor de overige aspecten van de zorgplicht (artikel 11b Regeling kwaliteit gastouderbureaus).

b, c

midden

1.500

De houder toetst jaarlijks de naleving door gastouder van de eisen die aan de accommodatie van de opvanglocatie worden gesteld.

b, c

hoog

2.000

Het gastouderbureau draagt er zorg voor dat het goed bereikbaar is voor vraag- en gastouder.

b

midden

1.500

De houder draagt zorg voor doorgeleiding van de betalingen van ouders aan gastouders.

b

hoog

3.000

Gastouder

Aanvullende regelgeving voor gastouders

Hersteltermijn

Prioriteit

Boetebedrag

De gastouder biedt verantwoorde gastouderopvang aan waaronder wordt verstaan opvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving.

a, b

hoog

1.000

De gastouder beschikt over een zodanige deskundigheid, organiseert de gastouderopvang op zodanige wijze, voorziet de voorziening voor gastouderopvang zodanig van materieel en voert een zodanig pedagogisch beleid, dat een en ander leidt of redelijkerwijs moet leiden tot verantwoorde gastouderopvang..

a, b

hoog

1.000

De gastouder handelt overeenkomstig het pedagogisch beleidsplan van het gastouderbureau.

a, b

hoog

1.000

De gastouder

  • *

    neemt de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid in acht;

  • *

    draagt er zorg voor dat de maatregelen uit het plan van aanpak binnen de gestelde termijn zijn genomen;

  • *

    houdt de ongevallenlijst actueel.

a, b

hoog

1.000

De gastouder leeft de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling na.

a, b

hoog

1.000

De gastouder vangt ten hoogste 6 kinderen tegelijkertijd op.

a

hoog

1.000

De gastouder stemt de maximale groepsgrootte af op de leeftijdscategorieën van de kinderen.

a

hoog

1.000

De gastouder heeft adequate vervanging bij calamiteiten wanneer er meer dan drie kinderen aanwezig zijn.

Deze achterwachtregeling voldoet aan de voorschriften.

a

hoog

1.000

De voorziening voor gastouderopvang

  • *

    beschikt over voldoende speel- en slaapruimte;

  • *

    beschikt over voldoende buitenspeelmogelijkheden;

  • *

    is voorzien van rookmelders.

  • *

    is te allen tijde rookvrij.

a

hoog

1.000

De gastouder is telefonisch goed bereikbaar.

a

hoog

1.000

 

Dit gemeenteblad ligt ook ter inzage bij het Concern Informatiecentrum Rotterdam (CIC): 010-267 2514 of bir@rotterdam.nl


Noot
1

In deze nalevingsstrategie wordt verder voor al deze vormen van kinderopvang de term ‘kinderopvangvoorziening’ gebruikt.

Noot
2

Zie onder 4.4 Bestraffend handhaven en 4.13 Samenwerking met het Openbaar Ministerie.

Noot
3

Herhaalde overtreding van hetzelfde voorschrift of gelijksoortige overtreding op dezelfde opvangvoorziening of op meerdere opvangvoorzieningen van dezelfde houder.