Beleidsregels Lage inkomens en geldzorgen gemeente Venray

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 06-02-2025

Intitulé

Beleidsregels Lage inkomens en geldzorgen gemeente Venray

De gemeente van Burgemeester en wethouders van de gemeente Venray

Gelet op de Verordening sociaal domein 2025 gemeente Venray;

Besluit vast te stellen:

De Beleidsregels Lage inkomens en geldzorgen 2025 gemeente Venray.

Hoofdstuk 1. Inleiding

De gemeente Venray vindt het belangrijk dat inwoners actief mee kunnen doen in de samenleving en hun financiën op orde hebben. Ook is het belangrijk dat inwoners een eigen huishouden kunnen voeren en dat kinderen gezond en veilig opgroeien. Inwoners moeten in de eerst plaats daar zelf voor zorgen. Lukt dat niet, dan is het de taak van de gemeente om inwoners te helpen.

Op basis van de landelijke regels en de verordening Sociaal Domein 2025 van de gemeente Venray heeft de gemeente aanvullende beleidsregels opgesteld voor de toepassing binnen Venray. Het streven is hierbij dat wij uitgaan van de vragen van de inwoners maar ook van de eigen kracht van de inwoner en de omgeving. Deze beleidsregels geven aanvullend gemeentelijke regels over de volgende onderwerpen:

  • -

    Lage inkomens en geldzorgen (hoofdstuk 7 van de Verordening)

Bij het toepassen van de beleidsregels houdt de gemeente rekening met de doelen van de landelijke wetten. De gemeente zorgt ervoor dat het gevolg van een besluit past bij de bedoeling van die wetten. De gemeente gaat daarbij uit van de volgende kernwaarden:

Inwoners zijn in de eerste plaats (als het mogelijk is) zelf verantwoordelijk om hun eigen doelen te realiseren en zetten zich daar ook voor in.

De gemeente helpt waar dat nodig is en stimuleert inwoners om zelf oplossingen te vinden voor hun hulpvraag bijvoorbeeld met hulp van familie, vrienden en bekenden (de omgeving). De ondersteuning vanuit de gemeente is gericht op de intrinsieke motivatie van de inwoner en er wordt gehandeld vanuit vertrouwen.

Inwoners die hulp niet zelf kunnen regelen kan de gemeente extra ondersteunen om mee te doen aan de samenleving.

De gemeente Venray bevordert preventie, een sterke omgeving en een duurzame uitstroom en voorkomt instroom.

Gemeente Venray normaliseert de hulpvraag, versterkt de toegang tot ondersteuning en werkt samen met (zorg)aanbieders.

Gemeente Venray gaat voor maatwerk (hulp op maat voor wie dat echt nodig heeft).

Gemeente Venray zet in op vitale inwoners en een sterke omgeving.

Inwoners worden zoveel mogelijk thuis en in hun eigen wijk geholpen.

Deze kernwaarden geven richting aan de uitvoering van de regels in de Verordening maar ook van deze beleidsregels. Het zijn geen regels, maar principes en overtuigingen. Die vormen de basis van de regels.

Hoofdstuk 2. Algemene bijstand

Onderstaand artikel geldt voor Algemene Bijstand en is niet van toepassing voor bijzondere bijstand en overige voorzieningen voor lage inkomens.

Artikel 2.1 Giften en vergoedingen voor materiële en immateriële schade

  • 1. Giften zijn middelen als die het bestedingsniveau wezenlijk verhogen. Giften, zover het bedrag genoemd in lid 2 van dit artikel op jaarbasis niet wordt overstegen, hoeven niet gemeld te worden. De meldingsplicht geldt zodra de giften opgeteld het drempelbedrag bereiken. De inwoner dient hier desgevraagd een administratie van te kunnen overleggen.

  • 2. Giften tot het drempelbedrag van € 1.200 per kalenderjaar worden vrijgelaten. Dit wordt naar rato berekend als de bijstand gedurende het kalenderjaar begint.

  • 3. Giften zijn geen middelen voor de bijstand als de gift expliciet bedoeld is voor kosten waarvoor anders bijzondere bijstand verstrekt had moeten/kunnen worden.

  • 4. Vergoedingen voor materiële en immateriële schade als bedoeld in artikel 31 lid 2 sub m van de Participatiewet zijn geen middelen, tenzij het gaat om een vergoeding vanwege verlies van inkomsten.

  • 5. In het geval dat de gift is verstrekt in natura, wordt de waarde van deze gift vastgesteld aan de hand van de Nibud-richtlijnen. Als de gift hierin niet is opgenomen wordt de waarde in het economisch verkeer als uitgangspunt genomen.

Hoofdstuk 3. Bijzondere bijstand

Vanaf artikel 3.7 worden veelvoorkomende kostensoorten voor bijzondere bijstand beschreven. Deze zijn niet uitputtend.

Artikel 3.1 Verlening bijzondere bijstand

  • 1. Bij de beoordeling van een aanvraag bijzondere bijstand wordt door de gemeente de werkwijze van de Omgekeerde toets gehanteerd. Er wordt een afweging gemaakt aan de hand van het te bereiken effect, de grondwaarde van de Participatiewet, de kernwaarden van de gemeente en de juridische randvoorwaarden.

  • 2. Aan bijzondere bijstand kan de gemeente aanvullende verplichtingen aan de inwoner verbinden op basis van artikel 55 van de Participatiewet.

Artikel 3.2 Aanvraag bijzondere bijstand

  • 1. De aanvraag wordt schriftelijk of digitaal ingediend bij de gemeente Venray.

  • 2. De inwoner verstrekt bij de aanvraag relevante bewijsstukken.

  • 3. Een aanvraag bijzondere bijstand is tijdig, indien deze in afwijking van artikel 44 lid 1 Participatiewet binnen twee maanden na het ontstaan van de kosten is ingediend.

Artikel 3.3 Hoogte bijzondere bijstand en drempelbedrag

  • 1. Er wordt geen drempelbedrag gehanteerd.

  • 2. Voor de hoogte van de bijzondere bijstand en afschrijftermijnen wordt waar mogelijk aangesloten bij de Nibud-richtlijnen. Er wordt 50% van de Nibud-richtlijn gehanteerd als tweedehands aanschaf ook voldoet.

  • 3. De bijzondere bijstand wordt om niet of als leenbijstand verstrekt. Achteraf kan middels een steekproef gecontroleerd worden of de bijdragen zijn besteed aan het doel waarvoor deze bedoeld is. Op verzoek moeten er bewijsstukken van de aanschaf/de kosten overlegd kunnen worden. Bij onjuiste besteding kan de bijzondere bijstand teruggevorderd worden.

  • 4. De te verstrekken bijzondere bijstand richt zich op de goedkoopste adequate voorziening.

Artikel 3.4 Duur bijzondere bijstand

  • 1. Bijzondere bijstand kan eenmalig worden verstrekt of voor een bepaalde periode.

  • 2. De gemeente kan in de looptijd van de bijzondere bijstand controles uitvoeren om te bepalen of er nog recht bestaat op de bijzondere bijstand.

Artikel 3.5 Draagkracht

  • 1. Als het inkomen lager is dan 120% van de bijstandsnorm die voor de inwoner geldt, is er geen sprake van draagkracht. Het volledige inkomen boven 120% van de geldende bijstandsnorm is draagkracht.

  • 2. In afwijking van lid 1, geldt voor de kosten zoals genoemd in de artikelen 3.7 tot en met 3.13 een inkomensgrens van 100% van de bijstandsnorm. Het volledige inkomen boven 100% van de geldende bijstandsnorm is draagkracht.

  • 3. De draagkracht uit inkomen wordt vastgesteld op basis van het inkomen inclusief het vakantiegeld door:

    • a.

      bij een vast inkomen uit te gaan van het inkomen van de maand voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag is ingediend;

    • b.

      Bij een onregelmatig inkomen uit te gaan van het gemiddelde inkomen over de drie maanden voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag is ingediend.

  • 4. Als de inwoner een vermogen heeft dat hoger is dan het vermogen genoemd in artikel 34 van de Participatiewet, is het volledige vermogen boven de vermogensgrens draagkracht. De draagkracht uit vermogen wordt in mindering gebracht op de bijzondere bijstand.

  • 5. Als de inwoner een vermogen heeft dat lager is dan het vermogen genoemd in artikel 34 van de Participatiewet, wordt individueel beoordeeld of er draagkracht is.

  • 6. Als een inwoner in een wettelijk schuldtraject of in een minnelijk schuldtraject zit wordt voor de berekening van de draagkracht het feitelijk inkomen afgezet tegen het Vtlb. Is het Vtlb lager dan de voor de inwoner geldende norm wordt de norm aangehouden.

  • 7. De draagkracht wordt een keer per 12 maanden vastgesteld, tenzij de inwoner meldt dat het inkomen met minimaal 15% verminderd is in de draagkrachtperiode. Dit dient vastgesteld te worden aan de hand van bewijsstukken.

Artikel 3.6 Middelen

In afwijking van artikel 35 lid 1 van de Participatiewet, is artikel 31 lid 2 van de Participatiewet in beginsel ook van toepassing voor de bijzondere bijstand. Met uitzondering van artikel 31 lid 2 sub i en sub m van de Participatiewet.

Artikel 3.7 Gerechtelijke procedures

  • 1. De noodzaak voor bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage rechtsbijstand is aanwezig als de inwoner een toevoegingsbeschikking voor deze kosten van de Raad voor Rechtsbijstand overhandigt.

  • 2. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op de hoogte van de eigen bijdrage minus de korting op grond van een diagnosedocument van het Juridisch Loket, ongeacht of de inwoner een diagnosedocument wel of niet kan overleggen.

  • 3. Er wordt geen korting in mindering gebracht bij zaken, waar geen korting voor van toepassing is.

Artikel 3.8 Bewindvoering, curatele en mentorschap en griffiekosten

  • 1. De noodzaak voor bijzondere bijstand voor kosten van onderbewindstelling, mentorschap of onder curatele stelling is aanwezig als dit door de rechter is uitgesproken. De noodzaak voor bijzondere bijstand voor kosten waar de rechter een machtiging voor heeft afgegeven wordt aangenomen; voor PGB beheer is dit niet automatisch het geval en vindt individuele beoordeling plaats.

  • 2. Wanneer er sprake is van bewindvoering in verband met de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) wordt voor de bewindvoeringskosten geen bijzondere bijstand verstrekt, tenzij bij de slotuitdeling blijkt dat er onvoldoende saldo is voor het salaris van de bewindvoerder.

  • 3. Voor de hoogte en de ingangsdatum van de bijzondere bijstand wordt aangesloten bij de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren, tenzij in de uitspraak een afwijkend of expliciet bedrag of datum staat benoemd.

  • 4. In afwijking van artikel 3.4 lid 1 kan bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten voor onbepaalde periode worden verstrekt. De gemeente voert tijdens de looptijd controles uit of er nog recht bestaat op de bijzondere bijstand. Dit in aanvulling op de inlichtingenplicht van de inwoner zelf.

Artikel 3.9 Budgetbeheer

De kosten voor budgetbeheer komen in beginsel niet voor vergoeding in aanmerking, omdat de gemeentelijke schulddienstverlening als voorliggend wordt beschouwd. Hier kan van worden afgeweken als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a.

    De duur van budgetbeheer is naar verwachting van Schulddienstverlening langer dan 24 maanden en bewindvoering is een te zware maatregel; of

  • b.

    Budgetbeheer wordt opgestart in afwachting van een gerechtelijke uitspraak op een verzoek tot onderbewindstelling; en

  • c.

    De kosten voor budgetbeheer, die in aanmerking komen voor bijzondere bijstand, betreffen maximaal 75% van de kosten van standaard bewindvoering door een professionele bij de branchevereniging aangesloten bewindvoerder/mentor; en

  • d.

    Het budgetbeheer wordt uitgevoerd door een gecertificeerde budgetbeheerder. De budgetbeheerder beschikt over een AFM-vergunning.

Artikel 3.10 Aanvullende bijzondere bijstand voor levensonderhoud

  • 1. Een inwoner van 18, 19 of 20 jaar heeft recht op een aanvullende bijzondere bijstand voor levensonderhoud voor zover de noodzakelijke kosten van het bestaan van de inwoner uitgaan boven de toepasselijke bijstandsnorm (artikel 20 van de Participatiewet) en er voor deze kosten geen beroep gedaan kan worden op de ouders omdat:

    • a.

      de middelen van de ouders niet toereikend zijn; of

    • b.

      de inwoner redelijkerwijs het onderhoudsrecht ten aanzien van zijn ouders niet te gelde kan maken.

  • 2. De aanvullende bijzondere bijstand voor levensonderhoud bedraagt in beginsel:

    • a.

      Voor een alleenstaande van 18 tot 21 jaar: maximaal de HBO-norm voor levensonderhoud (Basisbeurs en aanvullende beurs) voor een uitwonende studerende op grond van de WSF 2000, zoals dat wordt genoemd in artikel 33, tweede lid, sub b van de Participatiewet;

    • b.

      Voor een alleenstaande ouder van 18 tot 21 jaar: maximaal de hoogte van de bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag, zoals die zou gelden voor een persoon van 21 jaar (artikel 21 van de Participatiewet).

Artikel 3.11 Bijzondere bijstand jongeren in inrichting

Voor de jongere van 18, 19 of 20 jaar in een inrichting verblijvend, die aan het genoemde onder artikel 3.10 lid 1 sub a of b voldoet wordt bijzondere bijstand voor levensonderhoud verstrekt voor kosten waarin de inrichting niet voorziet, overeenkomstig in beginsel maximaal de jongerennorm zoals genoemd in artikel 20 van de Participatiewet.

Artikel 3.12 Woonkostentoeslag

  • 1. In het geval van bewoning van een huurwoning, woonwagen of woonschip geldt:

    • a.

      Als de inwoner in een woning woont, waarvan de hoogte van de woonkosten (huurkosten en eventuele servicekosten), gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering vormt voor de toekenning van huurtoeslag, maar hij door omstandigheden buiten zijn schuld (nog) geen aanspraak kan maken op deze toeslag, wordt bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag verstrekt tot de datum waarop belanghebbende wel huurtoeslag ontvangt of redelijkerwijs had kunnen ontvangen, waarbij lid 4 en 5 van toepassing zijn.

    • b.

      De woonkostentoeslag bedraagt maximaal het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende op grond van de Wet op de huurtoeslag voor deze woonkosten per maand zou ontvangen.

    • c.

      Als de inwoner in een woning woont waarvan de woonkosten boven de maximale huurprijs zoals omschreven in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag zijn, dan kan bij wijze van uitzondering bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag worden verstrekt welke in overeenstemming met lid 1 onderdeel b van dit artikel wordt berekend. Als de woonkosten uitkomen boven de maximale rekenhuur komen deze meerkosten volledig voor bijzondere bijstand in aanmerking.

  • 2. Indien de inwoner met terugwerkende kracht door de Dienst Toeslagen huurtoeslag krijgt toegekend, kan de verstrekte woonkostentoeslag over die periode worden teruggevorderd tot de hoogte van de huurtoeslag per maand.

  • 3. In geval van bewoning van een eigen woning geldt:

    • a.

      Als de inwoner woont in een woning die hij in eigendom heeft en waarvan de hoogte van de woonkosten (netto hypotheekkosten en eventuele servicekosten) gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering zou vormen voor toekenning van een huurtoeslag, wordt bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag verstrekt.

    • b.

      De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende op grond van de Wet op de huurtoeslag voor deze woonkosten per maand zou ontvangen.

    • c.

      Er wordt slechts voor één woning woonkostentoeslag verstrekt, namelijk voor de woning waarin de inwoner het hoofdverblijf heeft. Er wordt geen woonkostentoeslag verstrekt voor woningen of andere panden die niet door de belanghebbende feitelijk worden bewoond.

    • d.

      Als de inwoner in een woning woont waarvan de woonkosten boven de maximale huurprijs zoals omschreven in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag zijn, dan kan bij wijze van uitzondering bijzondere bijstand worden verstrekt in de vorm van een woonkostentoeslag welke in overeenstemming met lid 3 onderdeel b van dit artikel wordt berekend. Als de woonkosten uitkomen boven de maximale rekenhuur komen deze meerkosten volledig voor bijzondere bijstand in aanmerking.

  • 4. De woonkostentoeslag wordt verstrekt voor de periode van maximaal 12 maanden.

  • 5. Bij verlening van woonkostentoeslag wordt met toepassing van artikel 55 van de Participatiewet de verplichting verbonden dat de inwoner:

    • a.

      Alles in het werk stelt om binnen 12 maanden na de datum van de toekenningsbeschikking te verhuizen naar een woning waarvoor wel huurtoeslag van toepassing is; en

    • b.

      Als het een eigen woning betreft, de woning binnen 6 maanden na de datum van de toekenningsbeschikking te koop aanbiedt en alles in het werk stelt om deze voor een marktconforme prijs te verkopen.

  • 6. De gemeente kan beoordelen of de inwoner de verplichtingen als bedoeld in lid 5 voldoende naleeft. Als dit niet het geval is kan de bijstandsverlening direct worden beëindigd. Als dit wel het geval is kan de woonkostentoeslag worden verlengd met maximaal 3 keer 6 maanden.

Artikel 3.13 Vergoedingen voor statushouders

  • 1. De volgende vergoedingen kunnen (op aanvraag) worden verstrekt aan de statushouder, die na toekenning van de verblijfsvergunning in de gemeente gehuisvest wordt en per direct recht heeft op algemene bijstand:

    • a.

      Een overbruggingsuitkering om niet

    • b.

      Inrichtingskosten als leenbijstand

  • 2. De bijstand wordt verleend aan de statushouder, die voor vestiging in de gemeente verbleef in een Nederlands Asielzoekerscentrum of hervestiger en direct op basis van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd door de IND wordt toegelaten tot Nederland.

  • 3. De overbruggingsuitkering wordt bij aanvang van de bijstandsuitkering verstrekt en is bedoeld om te kunnen voorzien in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, die direct samenhangen met de eerste vestiging in Venray.

  • 4. De overbruggingsuitkering bestaat uit de voor de inwoner van toepassing zijnde bijstandsnorm (voor één maand), exclusief de vakantietoeslag zoals genoemd in artikel 19, lid 3 van de Participatiewet. Van de overbruggingsuitkering wordt de eerste maand huur rechtstreeks doorbetaald aan de verhuurder.

  • 5. De overbruggingsuitkering wordt niet verstrekt bij gezinshereniging.

  • 6. De aflossing van de leenbijstand voor inrichtingskosten vindt plaats in 36 termijnen. Als er dan nog een restant overblijft, kan dit worden omgezet naar om niet. Voor de wijze van aflossing gelden de beleidsregels terug- en invordering van de gemeente Venray.

Hoofdstuk 4. Meedoenbudget

Artikel 4.1 Doel van het meedoenbudget

  • 1. Het meedoenbudget voorziet in een bijdrage voor maatschappelijke participatie, waaronder begrepen kosten voor deelname aan sociaal culturele, educatieve en sportieve activiteiten. De regeling dient ter bevordering van meedoen, maar ook ter bevordering van het doen van vrijwilligerswerk. Voor ouders met minderjarige kinderen voorziet het meedoenbudget in een bijdrage voor meerkosten waarmee ouders, vanwege hun financiële situatie zich ten behoeve van hun kinderen geconfronteerd zien.

  • 2. De hoogte van de bijdrage wordt bepaald aan de hand van de gevraagde vergoeding voor de kosten, maar bedraagt:

    • a.

      maximaal € 155,00 per kalenderjaar, per kind van 4 tot 18 jaar.

    • b.

      maximaal € 210,00 per kalenderjaar, per volwassene.

  • 3. De bedragen genoemd in lid 2 worden jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. De bedragen worden naar boven afgerond op vijf euro’s.

Artikel 4.2 Doelgroep

  • 1. Het meedoenbudget volwassenen zoals bedoeld in artikel 4.1 lid 2 sub b, is bedoeld voor een volwassen inwoner ingeschreven in de gemeente Venray met een laag inkomen en vermogen. Het inkomen en vermogen wordt vastgesteld op basis van artikel 31, 32, 33 en 34 van de Participatiewet en wordt ambtshalve of op aanvraag als bijzondere bijstand verleend.

  • 2. Het meedoenbudget kind zoals bedoeld in artikel 4.1 lid 2 sub a, wordt op aanvraag of ambtshalve verleend aan de alleenstaande ouder of gezin met kinderen van 4 tot 18 jaar.

  • 3. Een inwoner heeft een laag inkomen als het in aanmerking te nemen inkomen op de aanvraagdatum en gedurende de referteperiode niet hoger is dan 130% van de toepasselijke bijstandsnorm. Ook is er sprake van een laag inkomen als de inwoner een minnelijke schuldregeling heeft met een erkende schuldhulpverlenende instantie of de WSNP is over de inwoner uitgesproken.

  • 4. Een inwoner voldoet aan de vermogensvoorwaarde, indien het conform artikel 34 Participatiewet vastgestelde vermogen op de aanvraagdatum niet hoger is dan de in lid 3 van dat artikel genoemde vermogensgrenzen. Het vermogen in de eigen woning wordt volledig buiten beschouwing gelaten.

  • 5. Onder referteperiode wordt verstaan de periode van 3 maanden voorafgaand aan de aanvraagdatum.

  • 6. Studerenden (met recht op studiefinanciering) komen niet in aanmerking voor het meedoenbudget.

Artikel 4.3 Ambtshalve toekenning

  • 1. Huishoudens die voldoen aan de doelgroepomschrijving van artikel 4.2 en op 1 januari van ieder jaar:

    • a.

      algemene bijstand ontvangen; of

    • b.

      die toegelaten zijn tot de Wgs én een schuldenregeling hebben;

    ontvangen het meedoenbudget éénmaal per kalenderjaar ambtshalve. Zij hoeven géén aanvraag in te dienen.

Artikel 4.4 Aanvraag

  • 1. Een inwoner die niet in aanmerking komt voor een ambtshalve toekenning van het meedoenbudget kan jaarlijks een aanvraag indienen.

  • 2. De aanvraag wordt schriftelijk of digitaal ingediend bij de gemeente Venray.

  • 3. Bij de aanvraag moet worden aangegeven voor welke kosten in het kader van maatschappelijke participatie deze aanvraag wordt gedaan. De verstrekking vindt plaats als het aansluit bij het doel van maatschappelijke participatie volgens deze regeling.

  • 4. Uiterste indieningstermijn van de aanvraag is 31 december van het betreffende kalenderjaar.

Artikel 4.5 Controle

De kosten moeten gemaakt zijn in het jaar waar de toekenning betrekking op heeft en hiervan moeten achteraf op verzoek de bewijsstukken overlegd kunnen worden. Achteraf kan middels een steekproef gecontroleerd worden of de bijdragen zijn besteed aan het doel waarvoor deze bedoeld is. Bij onjuiste besteding kan het meedoenbudget teruggevorderd worden.

Hoofdstuk 5. Tegemoetkoming eigen risico zorgverzekering

Artikel 5.1 Doel van de tegemoetkoming eigen risico zorgverzekering

  • 1. De tegemoetkoming eigen risico zorgverzekering voorziet in een tegemoetkoming voor het leven met een handicap of chronische ziekte. Dit brengt namelijk extra kosten met zich mee zoals meerkosten voor zorg, vervoer, hulpmiddelen, aanpassingen en voorzieningen.

  • 2. De tegemoetkoming bedraagt € 150,00 per kalenderjaar per volwassene van 21 jaar of ouder.

Artikel 5.2 Doelgroep

  • 1. De tegemoetkoming van € 150,00 is bedoeld voor een volwassen inwoner van 21 jaar of ouder ingeschreven in de gemeente Venray met een laag inkomen als bedoeld in lid 3, met hoge zorgkosten als bedoeld in lid 4, en wordt op aanvraag als bijzondere bijstand verleend.

  • 2. Een inwoner heeft een laag inkomen als gedurende de 2 jaar voorafgaand aan de aanvraagdatum het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. Ook is er sprake van een laag inkomen als de inwoner een minnelijke schuldregeling heeft met een erkende schuldhulpverlenende instantie of de WSNP over de inwoner is uitgesproken.

  • 3. Een inwoner heeft hoge zorgkosten als gedurende de twee afgesloten kalenderjaren voorafgaand aan de aanvraagdatum het verplicht eigen risico op grond van artikel 19 van de Zorgverzekeringswet is opgemaakt.

  • 4. Voor toepassing van deze tegemoetkoming wordt het vermogen in het kader van de Participatiewet niet in aanmerking genomen.

Artikel 5.3 Aanvraag

  • 1. Een inwoner kan jaarlijks een aanvraag indienen.

  • 2. De aanvraag wordt schriftelijk of digitaal ingediend bij de gemeente Venray.

  • 3. De inwoner verstrekt bij de aanvraag de op het aanvraagformulier vermelde bewijsstukken.

  • 4. Uiterste indieningstermijn van de aanvraag is 31 december van het betreffende kalenderjaar.

Hoofdstuk 6. Studietoeslag

Artikel 6.1 Doel van de studietoeslag

  • 1. De studietoeslag is bedoeld voor studenten met een medische beperking die niet kunnen bijverdienen naast hun studie.

  • 2. De hoogte van de studietoeslag is gelijk aan de bedragen genoemd in artikel 7a van het Besluit loonkostensubsidie en minimumbedragen studietoeslag Participatiewet 2021.

  • 3. De hoogte van de studietoeslag in de maand waarin de inwoner jarig is, is gelijk aan het bedrag dat hoort bij de leeftijd die de inwoner op de verjaardag heeft bereikt.

Artikel 6.2 Doelgroep

Er bestaat recht op studietoeslag als:

  • 1.

    De inwoner studiefinanciering ontvangt op grond van de WSF of een tegemoetkoming krijgt op grond van de WTOS. Het levenlanglerenkrediet van de WSF valt hier niet onder.

  • 2.

    De inwoner vanwege een structurele medische beperking niet in staat is om naast de studie inkomsten te verwerven:

    • a.

      er is sprake van een aantoonbare medische beperking als het een fysieke en/of psychische beperking betreft die voortkomt uit een in de persoon gelegen ziekte of medisch gebrek die voldoende ernstig is dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen het gebrek en het structureel niet in staat zijn van het verdienen van inkomsten door de inwoner naast de studie.

    • b.

      er is sprake van een structurele beperking als er binnen een periode van 12 maanden na de aanvraag geen herstel of verbetering is te verwachten in de medische beperking, zodanig dat de inwoner wel in staat is om naast de studie te werken en daar inkomen mee te verdienen.

  • 3.

    De inwoner heeft geen recht op een uitkering op grond van de Wajong.

Artikel 6.3 Aanvraag en toekenning

  • 1. De aanvraag voor de studietoeslag wordt schriftelijk of digitaal ingediend bij de gemeente Venray.

  • 2. De inwoner verstrekt bij de aanvraag op het aanvraagformulier vermelde bewijsstukken.

  • 3. De studietoeslag wordt maandelijks uitbetaald vanaf de eerste dag van de maand waarop de aanvraag is toegekend, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de inwoner de aanvraag om studietoeslag heeft ingediend.

  • 4. In afwijking van lid 3 wordt studietoeslag met terugwerkende kracht ook toegekend over een periode die is gelegen voor de dag waarop de inwoner de aanvraag om studietoeslag heeft ingediend als:

    • a.

      de inwoner daarom verzoekt; en

    • b.

      de inwoner over deze periode voldoet aan de voorwaarden voor het recht op studietoeslag.

  • 3. In afwijking van lid 4 wordt studietoeslag niet met terugwerkende kracht toegekend over een periode die is gelegen:

    • a.

      voor 1 april 2022;

    • b.

      5 jaar voorafgaand aan de dag waarop de inwoner de aanvraag om studietoeslag heeft ingediend.

  • 4. De studietoeslag die met terugwerkende kracht wordt toegekend, wordt na toekenning als een bedrag ineens uitbetaald.

  • 5. De gemeente kan tijdens de looptijd controles uitvoeren of er nog recht bestaat op de studietoeslag. Dit in aanvulling op de inlichtingenplicht van de inwoner zelf.

Artikel 6.4 Medisch advies

  • 1. De gemeente is verplicht een medisch advies te vragen aan een onafhankelijke deskundige voor de beoordeling of er sprake is van een structurele medische beperking;

  • 2. De gemeente vraagt het medisch advies aan bij een door de gemeente aan te wijzen medisch adviesorgaan;

  • 3. In afwijking van lid 1 kan de gemeente alleen een medisch advies achterwege laten als:

    • a.

      direct duidelijk is dat er recht bestaat op studietoeslag gelet op de ernst/aard van de structurele medische beperking;

    • b.

      vaststaat dat de inwoner geen studiefinanciering op grond van de WSF of tegemoetkoming op grond van de WTOS wordt ontvangen;

    • c.

      de inwoner recht heeft op een Wajong uitkering;

    • d.

      de inwoner werkt naast de studie, niet zijnde een stage.

  • 4. Wanneer het medisch advies en/of de medische situatie daartoe aanleiding geeft, bepaalt de gemeente dat binnen een bepaalde periode een nieuw medisch advies zal worden gevraagd om te beoordelen of de inwoner nog steeds niet in staat is om naast de studie te werken.

Hoofdstuk 7. Geldzorgen en schulddienstverlening

Artikel 7.1 Doel en doelgroep schulddienstverlening

  • 1. Schulddienstverlening heeft tot doel de inwoner te ondersteunen bij het bereiken of behouden van financiële zelfredzaamheid.

  • 2. Alle inwoners van de gemeente Venray van 18 jaar en ouder kunnen zich tot de gemeente wenden voor schulddienstverlening, hieronder ook begrepen de zelfstandig ondernemers.

Artikel 7.2 Aanvraag en toekenning

  • 1. Een gesprek met Schulddienstverlening kan worden aangevraagd via www.venray.nl/hulp-bij-financien of door te bellen met 0478-52 33 33 optie 1.

  • 2. Er is sprake van een aanvraag schulddienstverlening als de inwoner tijdens een afspraak met een schuldhulpverlener vraagt om hulp bij het voorkomen of oplossen van geldproblemen, waaronder problematische schulden.

  • 3. De gemeente verleent aan de inwoner een schulddienstverleningstraject indien de gemeente dit noodzakelijk acht. De inwoner wordt hierover schriftelijk geïnformeerd middels een besluit en een plan van aanpak op hoofdlijnen.

  • 4. Het plan van aanpak wordt uitgevoerd door de inwoner samen met de gemeentelijke afdeling Schulddienstverlening of een door de gemeente gecontracteerde organisatie voor schulddienstverlening aan zelfstandig ondernemers.

Artikel 7.3 Plan van aanpak

  • 1. In het plan van aanpak wordt het traject uitgewerkt in concrete stappen en zijn de inlichtingen- en medewerkingsverplichtingen opgenomen. Factoren die bij het bepalen van het traject een rol kunnen spelen zijn:

    • a.

      de zwaarte en/of omvang van de schulden;

    • b.

      De financiële situatie van de inwoner;

    • c.

      Het niveau van de financiële zelfredzaamheid;

    • d.

      De oorzaak van de schulden;

    • e.

      De (psycho)sociale omstandigheden;

    • f.

      Houding en gedrag van de inwoner;

    • g.

      Recidive.

  • 2. Voor wat betreft de zwaarte en/of omvang van de schulden maken we onderscheid tussen problematische of niet-problematische schulden. Er is sprake van een problematische schuld als een inwoner redelijkerwijs niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, of wanneer hij heeft opgehouden te betalen. Hiervan is sprake als:

    • a.

      Het totale bedrag van rekeningen waarvan de betalingstermijn is verstreken niet binnen 3 jaar volledig kan worden ingelopen door het inzetten van de maandelijkse afloscapaciteit en/of;

    • b.

      Gebleken is dat er geen (reëel) uitzicht bestaat om de aanwezige schuldenlast volledig af te kunnen lossen als gevolg van een wijziging in de financiële omstandigheden die ten tijde van het aangaan van de financiële verplichtingen (bijv. een lening) redelijkerwijs niet was te voorzien.

Artikel 7.4 Traject schulddienstverlening

  • 1. Een traject schulddienstverlening kan bestaan uit één of meerdere van de onderstaande onderdelen:

    • a.

      Het geven van informatie en advies over het zelfstandig bereiken of behouden van financiële zelfredzaamheid en/of het zelfstandig oplossen van niet-problematische schulden;

    • b.

      Het ondersteunen bij het stabiel blijven of krijgen van de inkomsten van inkomsten en uitgaven en/of het bereiken van financiële zelfredzaamheid aan de hand van onder andere budgetbeheer en budgetcoaching;

    • c.

      Het ondersteunen bij het oplossen van niet problematische schulden: het treffen van betalingsregelingen of het regelen van herfinanciering of het overnemen van schulden en/of het afwenden van een (crisis)situatie die een bedreiging vormt ten aanzien van het op kunnen lossen van de betalingsachterstanden;

    • d.

      Het ondersteunen bij het oplossen van problematische schulden: er wordt gestreefd naar het oplossen van de problematische schulden met een saneringskrediet. Indien omstandigheden hier aanleiding voor geven is het inzetten van een schuldbemiddeling of het overnemen van schulden en/of het afgeven van een Wsnp-verklaring en/of het afwenden van een (crisis)situatie die een bedreiging vormt ten aanzien van het op kunnen lossen van de schuldenlast ook mogelijk.

  • 2. Nazorg wordt standaard ingezet na afloop van een traject schulddienstverlening en is gericht op het voorkomen van nieuwe schulden. Binnen 6 maanden na beëindiging van de dienstverlening wordt het initiatief genomen tot één of meer contactmomenten met de inwoner waarin wordt bekeken of er sprake is van een situatie waarin de inkomsten en uitgaven in evenwicht zijn.

  • 3. Bij de uitvoering van het plan van aanpak en het volgen van een traject worden de onderdelen opgevolgd zoals door de NVVK beschreven in modules. Indien die producten of trajecten niet toereikend blijken, kan gekeken worden naar de inzet van andere vormen van dienstverlening als dit naar het oordeel van de gemeente noodzakelijk is.

Artikel 7.5 Algemene verplichtingen

  • 1. Naast de algemene verplichtingen zoals bedoeld in artikel 6 en 7 van de Wgs geldt vanaf het moment dat de inwoner zich voor schulddienstverlening heeft gewend tot de gemeente dat de inwoner zich verplicht om maximale, aantoonbare inspanningen te verrichten om zijn inkomsten te vergroten ten behoeve van de schuldeisers.

  • 2. Vanaf het moment dat de aanvraag is ingediend geldt daarnaast de verplichting dat:

    • a.

      er geen nieuwe schulden meer ontstaan door toedoen van de inwoner;

    • b.

      de inwoner, indien dit noodzakelijk wordt geacht, over een basisbankrekening dient te beschikken.

Artikel 7.6 Bijzondere verplichtingen

  • 1. Naast de algemene verplichtingen vermeld in artikel 7.5 zijn, in ieder geval, de volgende bijzondere verplichtingen van toepassing bij een betalingsregeling, zoals bedoeld in artikel 7.4 lid 1 sub c, en saneringskrediet en schuldbemiddeling, zoals bedoeld in artikel 7.4 lid 1 sub d van deze beleidsregel:

    • a.

      inwoner verplicht zich mee te werken aan een door de gemeente aan te wijzen budgetbeheerder als dit naar het oordeel van de gemeente nodig is voor de schulddienstverlening in het kader van de Wgs of het actief deelnemen aan budgetcoaching of ander aanbod gericht op duurzame schuldenvrijheid;

    • a.

      de schuldbemiddeling wordt gedaan op basis van gelijkberechtiging van schuldeisers;

    • b.

      vorderingen waaraan zekerheden zijn verbonden worden als concurrente vorderingen erkend ná uitwinning van de zekerheid;

    • c.

      betaling aan schuldeisers geschiedt naar evenredigheid van hun vordering, met dien verstande, dat de schuldeisers met een wettelijke preferentie een twee keer zo hoog percentage als de concurrente schuldeisers ontvangen tot maximaal het beloop van hun vordering;

    • d.

      schuldbemiddeling wordt aangemeld bij de stichting Bureau Krediet Registratie te Tiel;

    • e.

      uitkeringen uit gemeentelijke en particuliere fondsen aan of ten behoeve van de schuldenaar in het kader van de schuldbemiddeling komen alle schuldeisers ten goede op basis van gelijkberechtiging;

    • f.

      de aflossingsverplichtingen worden correct en stipt nagekomen door de inwoner.

  • 2. De gemeente kan daarnaast overige, op individuele basis vast te stellen, voorwaarden en verplichtingen opleggen.

  • 3. Deze verplichtingen worden opgenomen in het besluit tot schuldbemiddeling of schuldenregeling en in het plan van aanpak.

Artikel 7.7 Beëindiging schulddienstverlening

  • 1. In navolgende situaties wordt de schulddienstverlening met onmiddellijke ingang beëindigd:

    • a.

      Misbruik en oneigenlijk gebruik;

    • b.

      Het schenden van de inlichtingenplicht zoals bedoeld in artikel 6 Wgs en dat geen financiële benadeling van de uitkering of inkomensvoorziening van de gemeente Venray tot gevolg heeft maar wel voor de schuldeisers;

    • c.

      Het niet of onvoldoende nakomen van de medewerkingsplicht zoals bedoeld in artikel 7 Wgs en artikel 7.5 van deze beleidsregel, nadat de inwoner in de gelegenheid is gesteld dit verzuim te herstellen binnen een redelijke termijn;

    • d.

      Als de inwoner zich zeer ernstig misdraagt tegenover personen en/of instanties die zijn belast met de uitvoering van de schulddienstverlening;

    • e.

      Als de inwoner niet langer inwoner is van de gemeente Venray en er nog geen minnelijke schuldbemiddeling tot stand is gekomen.

  • 2. Onverminderd overige bepalingen in deze beleidsregel wordt de schulddienstverlening beëindigd nadat:

    • a.

      de schulden volledig zijn gekweten dan wel finale kwijting is verleend door de schuldeisers;

    • b.

      de inwoner in staat is om zijn schulden zelf te regelen dan wel in staat is de schulden zelfstandig te beheren;

    • c.

      beëindigen die voortvloeien uit het plan van aanpak en/of de daaronder liggende contracten;

    • d.

      schuldeisers geen medewerking verlenen aan het minnelijk voorstel, dan staat alleen nog de mogelijkheid open voor een WSNP- traject. De gemeente maakt een afweging om een verzoek tot dwangakkoord bij de rechtbank in te dienen en informeert de inwoner hier schriftelijk over. Als de inwoner niet binnen 3 maanden na bekendmaking van het voornemen van genoemd verzoek, gebruik maakt van het recht om een WSNP aan te vragen, eindigt de gemeentelijke schulddienstverlening;

    • e.

      op schriftelijk verzoek van de inwoner;

    • f.

      de inwoner is komen te overlijden.

  • 3. Bij toepassing van dit artikel wordt de mate van verwijtbaarheid beoordeeld op basis van de individuele omstandigheden, alvorens over te gaan tot beëindiging van de schulddienstverlening. In situaties waarin minderjarige inwonende kinderen deel uitmaken van het gezin dat een beroep doet op schulddienstverlening, wordt onderzocht in hoeverre de beëindiging gevolgen heeft voor de minderjarige kinderen.

Artikel 7.8 Recidive

Ten aanzien van recidive en de gevolgen die daaraan vanuit oogpunt van schulddienstverlening zijn verbonden, wordt in de volgende situaties geen schulddienstverlening aangeboden:

  • 1.

    Binnen 2 jaar nadat tijdens de eerder aangeboden schulddienstverlening werd gestopt voorafgaande aan de start van het minnelijk traject. Uitzondering hierop is de situatie dat de inwoner eerder heeft voldaan aan de voorwaarden die ten tijde van de eerdere begeleiding zijn opgelegd en daarbij uitdrukkelijk is aangegeven dat het voldoen aan deze voorwaarden leidt tot het verkorten van de wachttijd van 2 jaar;

  • 2.

    Binnen 3 jaar na afsluiting van de eerdere begeleiding nadat de eerder aangeboden schulddienstverlening werd gestopt tijdens het minnelijke traject (na instemming door de schuldeisers) of na afloop van het minnelijk traject;

  • 3.

    Binnen 3 jaar na beëindiging van eerder geboden schulddienstverlening nadat deze werd gestopt als gevolg van fraude.

Hoofdstuk 8. Begrippenlijst

Deze beleidsregels verstaan onder:

Awb: algemene wet bestuursrecht

Besluit: besluit in het kader van schulddienstverlening

Gemeente: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Venray

Gift: elke financiële bevoordeling uit vrijgevigheid van derden (personen of instellingen) zonder dat hier iets tegenover staat. Er is geen sprake van een terugbetalingsverplichting en/of enige vorm van tegenprestatie of verplichtend karakter. Een gift kan zowel incidenteel als periodiek zijn.

NVVK: Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet, de branchevereniging voor schuldhulpverlening.

Plan van aanpak: plan van aanpak voor de schulddienstverlening zoals bedoeld in artikel 4a, eerste lid, onderdeel a, van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

Saneringskrediet: krediet voor het afkopen van problematische schulden.

Schulddienstverlening: het integrale hulp- en ondersteuningsaanbod voor natuurlijke personen met betaalachterstanden en schulden, preventief, curatief alsmede de nazorg.

Wajong: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;

Wgs: Wet gemeentelijke schuldhulpverlening

WSF: Wet studiefinanciering 2000;

Wsnp: Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen

WTOS: Hoofdstuk 4 Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en Schoolkosten.

Zelfstandig ondernemer: inwoner die eigenaar is van en Eenmanszaak of Vennootschap onder Firma.

Hoofdstuk 9. Van oud naar nieuw

Artikel 9.1 Afwijken van de beleidsregels (hardheidsclausule)

De gemeente kan afwijken van een bepaling uit deze beleidsregels. Dit kan als toepassing van die bepaling volgens de gemeente een onredelijke uitkomst heeft voor de inwoner of voor een ander die direct bij het besluit betrokken is.

Artikel 9.2 Ingangsdatum en naam

  • 1. Deze beleidsregels worden genoemd: Beleidsregels Lage inkomens en geldzorgen 2025 gemeente Venray.

  • 2. Deze beleidsregels treden in werking per 1 januari 2025 en zijn van toepassing op hierna te nemen besluiten.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 17 december 2024.

Het college van burgemeester en wethouders,

De burgemeester,

M.C. Uitdehaag

De gemeentesecretaris/directeur,

E. Voorn