Verordening jeugdhulp 2025 gemeente Koggenland

Geldend van 04-02-2025 t/m heden

Intitulé

Verordening jeugdhulp 2025 gemeente Koggenland

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende soorten voorzieningen:

    • a.

      algemene voorziening: voorziening die rechtstreeks toegankelijk is zonder toegangsbeoordeling of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling;

    • b.

      voorliggende voorziening; een adequate en toereikende voorziening die op basis van een andere wet voorliggend is op de inzet van een voorziening op basis van de Jeugdwet. Dit zijn voorzieningen waar eerst aanspraak op moet worden gemaakt.

    • c.

      individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening op grond van de Jeugdwet die door het college in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt op basis van een besluit.

  • 2. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verder verstaan onder:

    • a.

      aanvraag: een verzoek van een jeugdige en/of ouders aan het college om te besluiten op een hulpvraag;

    • b.

      arrangement: een combinatie van een ondersteuningsprofiel en intensiteit. Het arrangement is daarmee gekoppeld aan een bepaalde zwaarte van hulp/ondersteuning;

    • c.

      boven gebruikelijke hulp: hulp die de gebruikelijke hulp overstijgt;

    • d.

      budgethouder: de persoon die een individuele voorziening in de vorm van een pgb ontvangt waarmee hij zelf de hulp inkoopt bij een jeugdhulpaanbieder;

    • e.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Koggenland;

    • f.

      doel: een concrete actie hoe het resultaat behaald kan worden. Doelen worden opgesteld om toe te werken naar dat gewenste resultaat;

    • g.

      eigen kracht: het vermogen van een jeugdige en/of ouders om zelf een oplossing te vinden voor de hulpvraag binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen;

    • h.

      familiegroepsplan: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren;

    • i.

      formele hulp: ondersteuning door een professionele zorgverlener in uitoefening van een bedrijf;

    • j.

      gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders en/of andere verzorgers of opvoeders;

    • k.

      gemachtigde: een vertegenwoordiger die wordt aangesteld door de jeugdige of ouders en die namens de jeugdige of ouders zaken regelt. De gemachtigde wordt vastgelegd in de gemeentelijke systemen;

    • l.

      hoogspecialistische jeugdhulp: individuele voorzieningen zoals bedoeld in artikel 1.1 onder c zijnde voorzieningen voor jeugdhulp die een zeer intensieve aanpak en/of specifieke - vaak multidisciplinaire - expertise vragen;

    • m.

      hulpvraag: behoefte van een jeugdige of ouder(s) aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen;

    • n.

      informele hulp: ondersteuning door een persoon die tot het sociale netwerk van de aanvrager behoort;

    • o.

      intensiteit: de mate van ondersteuningsbehoefte en benodigde inzet die nodig is om het gewenste resultaat te bereiken. De intensiteiten zijn gekoppeld aan de ondersteuningsprofielen;

    • p.

      nadere regels: algemeen verbinden voorschriften ter uitwerking van onderdelen van de verordening;

    • q.

      onafhankelijke clientondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie en advies die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;

    • r.

      ondersteuningsprofiel: de aard van de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en/of ouders;

    • s.

      oplegger: verkort perspectiefplan waarin de doelen en resultaten zijn benoemd;

    • t.

      persoonsgebonden budget (pgb): het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of ouder, dat hem in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

    • u.

      perspectiefplan: een plan waarin de ondersteuningsbehoefte van de inwoner, jeugdige of gezin is vastgelegd samen met de gewenste resultaten en hoe deze te bereiken. Hierin wordt op verschillende leefgebieden de situatie in kaart gebracht om een effectieve ondersteuning voor de jeugdige of het gezin mogelijk te maken;

    • v.

      resultaat: de uitkomst van de ingezette hulp/ondersteuning welke staat omschreven in het perspectiefplan;

    • w.

      specialistische jeugdhulp: individuele voorziening zoals bedoeld in artikel 1.1 onder c zijnde voorzieningen voor jeugdhulp die een intensieve aanpak en/of hoge dan wel specifieke expertise vragen;

    • x.

      vertegenwoordiger: een door de rechter aangewezen wettelijk natuurlijk persoon (curator, bewindvoerder, mentor, voogd);

    • y.

      wet: de Jeugdwet;

    • z.

      Zorgteam Koggenland: de voorziening die de gemeente heeft ingericht om hulp/ondersteuning te bieden aan jeugdige of gezin en tevens de lokale toegang tot (hoog)specialistische jeugdhulp. De focus van het Zorgteam Koggenland ligt op het versterken van de eigen regie/kracht van de jeugdige/gezin en het vergroten van zelfredzaamheid.

  • 3. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet en de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen

Artikel 2. Lokale algemene voorzieningen

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een algemene voorziening. Een algemene voorziening voor jeugdhulp is vrij toegankelijk. De jeugdige kan vrij gebruik maken van de jeugdhulp en een besluit van het college is niet nodig.

  • 2. Onder algemene voorziening wordt alle dienstverlening (eerstelijns) verstaan die door het Zorgteam Koggenland kan worden geleverd. Hieronder valt in ieder geval de beschikbaarheid van:

    • o

      Bieden van informatie, advies en consultatie bij opgroei- en opvoedvragen;

    • o

      Lichte pedagogische hulpverlening;

    • o

      Casemanagement: het coördineren, afstemmen en volgen van de benodigde hulpverlening aan de jongere en/of zijn ouders, waarbij meerdere hulpverleners betrokken zijn;

    • o

      Algemeen maatschappelijk werk;

    • o

      Geven van advies en ondersteuning aan ouders/verzorgers en jeugdigen rondom de opvoeding en sociaal-emotionele ontwikkeling van de jeugdigen door middel van gesprekken, en is hierbij gericht op de schoolomgeving;

    • o

      Online hulpverlening;

    • o

      Versterking van de vrijwillige inzet en informele netwerken; hieronder valt bijvoorbeeld onafhankelijke clientondersteuning;

    • o

      Jongerencoaching en jongerenwerk.

  • 3. Daarnaast is er nog een voorziening die voor alle burgers vrij toegankelijk is, te weten Veilig Thuis. Veilig Thuis is het meldpunt waar iedereen (zowel inwoners als professionals) terecht kan voor het melden van zorgen over kinderen en/of hun ouders bij vermoedens van kindermishandeling of andere vormen van huiselijk geweld. Eén ieder kan hier ook terecht voor het inwinnen van advies. Veilig Thuis heeft de volgende wettelijke taken (art. 4.1.1. van de wet maatschappelijke ondersteuning):

    • o

      Het geven van advies en zo nodig het bieden van ondersteuning aan ieder die in verband met een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling om dit advies vraagt;

    • o

      Het fungeren als meldpunt voor gevallen of vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling;

    • o

      Het naar aanleiding van een melding onderzoeken of daadwerkelijk sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling;

    • o

      Het beoordelen van de vraag of - en zo ja tot welke stappen de melding aanleiding geeft;

    • o

      Het in kennis stellen van een instantie die passende professionele hulp kan verlenen, van de melding, indien het belang van de betrokkene of de ernst van de situatie daartoe aanleiding geeft;

    • o

      Het in kennis stellen van de politie of de raad voor de kinderbescherming van een melding van (een vermoeden van) huiselijk geweld of kindermishandeling indien het belang van de betrokkene of de ernst van het feit daar aanleiding toe geeft;

    • o

      Indien Veilig Thuis een verzoek tot onderzoek doet bij de raad voor de kinderbescherming, het in kennis stellen van het college van B&W;

    • o

      Het op de hoogte stellen van de melder van de stappen die naar aanleiding van zijn melding zijn ondernomen.

  • 4. Het college kan nadere regels vaststellen over welke algemene voorzieningen op basis van het eerste lid beschikbaar zijn.

Hoofdstuk 3 Individuele voorzieningen

Artikel 3. Soorten individuele voorzieningen

  • 1. Een individuele voorziening kan bestaan uit:

    • a.

      Specialistische jeugdhulp. Dit betreft alle ambulante jeugdhulp en jeugdhulp met (kortdurend) verblijf, niet zijnde dyslexiezorg bij ernstige dyslexie (ED), pleegzorg of hoogspecialistische jeugdhulp. Specialistische jeugdhulp wordt toegekend in de vorm van zorg in natura of pgb.

    • b.

      Ambulante jeugdhulp betreft jeugdhulp die op vaste of onregelmatige tijden plaats vindt bij de jeugdige thuis, op locatie van de aanbieder of elders (school, kinderdagverblijf e.d.).

    • c.

      Bij Jeugdhulp met (kortdurend) verblijf verblijft een jeugdige in een (open) instelling.

  • 2. De volgende vormen van specialistische jeugdhulp vallen niet binnen de regionaal vastgelegde arrangementen en kunnen apart toegekend worden:

    • a.

      dyslexiezorg bij ED: ondersteuning voor jeugdigen met (een vermoeden van) ED, in de vorm van dyslexieonderzoek en/of behandeling.

    • b.

      pleegzorg: ondersteuning waarbij pleegouders de jeugdige verblijf, verzorging en opvoeding bieden. De pleegzorgaanbieder zorgt voor professionele begeleiding van het pleegkind, de pleegouders en de biologische ouders.

  • 3. Hoogspecialistische jeugdhulp: dit betreft zeer complexe, intensieve specialistische jeugdhulp, waarbij een klinische achtervang en 24/7 beschikbaarheid noodzakelijk is. Er is sprake van meervoudige ernstige problematiek die vraagt om een multidisciplinaire aanpak uit meerdere jeugdhulpdisciplines.

Hoofdstuk 4 Toegang individuele voorzieningen

Artikel 4. Toegang tot jeugdhulp via de gemeente, aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een individuele voorziening wordt door de jeugdige en/of zijn ouder(s)/verzorger(s) schriftelijk ingediend bij het college door middel van een perspectiefplan.

  • 2. Het college wijst de jeugdige en/of zijn ouder(s)/verzorger(s) op de mogelijkheid gebruik te maken van onafhankelijke cliëntondersteuning.

  • 3. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende voorziening. Het college legt de beslissing omtrent de inzet van hulp in dat geval zo snel mogelijk vast in een beschikking.

  • 4. Het college stelt bij nadere regeling regels vast met betrekking tot de toegang tot de jeugdhulp, waarbij het genoemde in artikel 5, 6 en 7 in acht wordt genomen.

Artikel 5. Toegang naar dyslexie

De school heeft verwijsrecht naar een jeugdhulpaanbieder op het gebied van ernstige dyslexie (ED). Deze zorg wordt alleen verstrekt als en voor zover de betreffende jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat het gaat om ED volgens het landelijke protocol.

Artikel 6. Toegang jeugdhulp via een wettelijke verwijzer

  • 1. Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts bij een jeugdhulpaanbieder voor zover de jeugdhulpaanbieder door de gemeente gecontracteerd is.

  • 2. De jeugdhulpaanbieder stelt een perspectiefplan op. De jeugdhulpaanbieder kan daarin inbreng vanuit informatie van de verwijzer of vanuit eigen onderzoek en/of instrumenten toevoegen.

  • 3. Het college legt de inzet van de betreffende jeugdhulp door een jeugdhulpaanbieder na een verwijzing genoemd in lid 1 van dit artikel vast in een beschikking.

Artikel 7. Toegang jeugdhulp via gecertificeerde instelling

  • 1. Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van jeugdreclassering.

  • 2. De gecertificeerde instelling stelt een oplegger op waarin de doelen en resultaten worden vastgelegd. Over de oplegger vindt afstemming plaats tussen de gecertificeerde instelling en het Zorgteam Koggenland over de benodigde inzet en bij welke jeugdhulpaanbieder dit gewenst is.

Hoofdstuk 5 Aanvraag voor een individuele voorziening

Artikel 8. Het gesprek, de aanvraag en het perspectiefplan

  • 1. Het Zorgteam stelt namens het college, middels het stappenplan van de Centrale Raad van Beroep, in één of meer gesprek(ken) samen met de jeugdige en/of zijn ouders ten behoeve van de aanvraag vast:

    • a.

      wat de hulpvraag is en met welke beperkingen en kwaliteiten van de jeugdige en het gezin, op de verschillende leefgebieden, rekening gehouden moet worden om de hulpvraag te beantwoorden;

    • b.

      wat de jeugdige, zijn ouders en het sociale netwerk zelf kunnen doen om de hulpvraag te beantwoorden;

    • c.

      of en welke ondersteuning nodig is vanuit de algemene voorzieningen;

    • d.

      of en welke extra ondersteuning nodig is in de vorm van een individuele voorziening;

      • voor zover het onderzoek naar de nodige in te zetten individuele voorziening specifieke deskundigheid vereist, kan de lokale toegang externe deskundigen om advies vragen.

    • e.

      op welke wijze de ondersteuning bedoeld onder b, c en d wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

    • f.

      wat de doelen (beoogde resultaten) zijn van de ondersteuning.

  • 2. Wanneer de jeugdige en/of zijn ouders reeds een familiegroepsplan hebben opgesteld, vormt dit het uitgangspunt voor het gesprek zoals beschreven in het eerste lid.

  • 3. Het Zorgteam en de jeugdige en/of zijn ouders leggen de zaken genoemd in het eerste lid vast in een perspectiefplan dat door de jeugdige en/of zijn ouders wordt ondertekend.

  • 4. In het perspectiefplan worden afspraken opgenomen over het moment en de wijze waarop de resultaten van het perspectiefplan met de jeugdige en/of zijn ouders, de jeugdhulpaanbieder en het Zorgteam worden besproken.

  • 5. Het ondertekende perspectiefplan, dan wel de inhoud van een gespreksverslag, wordt door het Zorgteam opgeslagen in het registratiesysteem.

  • 6. Het Zorgteam kan, met instemming van de jeugdige en/of zijn ouders, informatie inwinnen bij andere instanties, zoals de huisarts, en met deze in gesprek gaan over de problemen en de meest aangewezen hulp.

  • 7. Het ondertekende perspectiefplan wordt, voor zover van toepassing voor een effectieve uitvoering van de individuele voorziening, door de jeugdige en/of zijn ouders, of in voorkomende gevallen door het Zorgteam, gedeeld met de betrokken jeugdhulpaanbieder met inachtneming van de geldende privacyregelgeving.

  • 8. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de inhoud van en de wijze waarop het gesprek zoals bedoeld in dit artikel wordt gevoerd.

Artikel 9. Aanspraak op een individuele voorziening

  • 1. Jeugdigen of ouders komen pas in aanmerking voor een individuele voorziening als zij zelf geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen (eigen kracht). Hieronder wordt in ieder geval verstaan:

    • gebruikelijke hulp van ouders en/of andere verzorgers of opvoeders

    • boven gebruikelijke hulp van ouders voor zover zij beschikbaar en in staat zijn de noodzakelijke hulp te bieden, dit geen (dreigende) overbelasting oplevert en door het bieden van de boven gebruikelijke hulp geen financiële problemen in het gezin ontstaan

    • de ondersteuning vanuit het sociale netwerk

    • het aanspreken van een aanvullende zorgverzekering die is afgesloten

  • 2. Als ouders een beroep kunnen doen op het sociale netwerk voor het bieden van ondersteuning bij de benodigde hulp aan de jeugdige wordt van hen verwacht dat ze hier gebruik van maken. De ondersteuning die het sociale netwerk biedt, valt onder de eigen kracht. Het college verstrekt hiervoor geen individuele voorziening tot jeugdhulp.

  • 3. Als de jeugdige en/of de ouders een aanvullende zorgverzekering hebben die de benodigde hulp (deels) vergoedt, wordt van ouders verwacht dat zij deze aanspreken. Het college verstrekt dan geen individuele voorziening tot jeugdhulp of alleen een aanvullende voorziening voor het gedeelte dat niet wordt vergoed.

  • 4. Als een individuele voorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.

  • 5. Het college verleent geen individuele voorziening als het hulpverleningstraject waarvoor de jeugdige en/of de ouders die voorziening vragen op het moment van de aanvraag als is afgerond.

  • 6. Indien de aanvraag betrekking heeft op kosten voor jeugdhulp die de jeugdige of ouder voorafgaand aan de aanvraag heeft gemaakt, kan het college hier slechts een voorziening voor verstrekken:

    • a.

      als op het moment van de aanvraag nog steeds sprake is van opgroei- of opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen waarvoor de hulp is ingezet, en;

    • b.

      voor zover het college de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.

  • 7. De voorziening als bedoeld in lid 6 kan slechts betrekking hebben op gemaakte kosten over een periode van maximaal 3 maanden vóór de aanvraag.

  • 8. Het college kan nadere regels stellen ter verdere uitwerking van de criteria, zoals genoemd in het eerste lid.

Artikel 10. Gebruikelijke hulp

  • 1. Gebruikelijke hulp is hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders en/of andere verzorgers of opvoeders. Zij zijn namelijk verplicht de tot hun gezin behorende minderjarige jeugdigen te verzorgen, op te voeden, te begeleiden en toezicht op hen te houden. Dit geldt ook als de jeugdige een ziekte, aandoening, beperking of andere problematiek heeft. Bij uitval van 1 van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke hulp over. Dit geldt ook bij gescheiden ouders. Er wordt dan ook rekening gehouden met de gebruikelijke hulp van de ouder waar de jeugdige niet woont.

  • 2. Om vast te stellen of sprake is van gebruikelijke hulp beoordeelt het college of de benodigde hulp uitgaat boven de hulp die een jeugdige van dezelfde leeftijd zonder ziekte, aandoening, beperking of andere problematiek nodig heeft. Het college houdt hierbij rekening met de volgende factoren:

    • de leeftijd van de jeugdige

    • de mate van zorg bij activiteiten en handelingen, de mate van toezicht en de mate van begeleiding/stimulans die een jeugdige van die leeftijd nodig heeft

    • de aard en de duur van de hulp en de benodigde ondersteuningsintensiteit van de jeugdige

    • de mate van planbaarheid van de hulp

    • de behoeften en mogelijkheden van de jeugdige|

  • 3. Als er sprake is van gebruikelijke hulp verstrekt het college geen individuele voorziening tot jeugdhulp. Hierop kan (tijdelijk) een uitzondering worden gemaakt als de ouders door (dreigende) overbelasting de gebruikelijke hulp niet kunnen bieden. Er moet dan wel een verband zijn tussen de (dreigende) overbelasting en de hulp aan de jeugdige.

  • 4. Het college kan nadere regels opstellen ter verdere uitwerking van de factoren zoals in het tweede lid.

Artikel 11 Boven gebruikelijke hulp

  • 1. Gaat het om hulp die de gebruikelijke hulp overstijgt, zijn de ouders in eerste instantie nog steeds verantwoordelijk voor het bieden van deze boven gebruikelijke hulp. Het college beoordeelt dan of van ouders verwacht mag worden dat ze deze hulp bieden, zoals in lid 1 staat weergegeven. Het college maakt hierbij onderscheid tussen kortdurende en langdurende situaties:

    • Kortdurend: er is uitzicht op herstel van de problematiek en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de jeugdige. Het gaat hierbij over een aaneengesloten éénmalige periode van maximaal drie maanden in één kalenderjaar.

    • Langdurend: het gaat om chronische situaties waarbij naar verwachting de jeugdhulp langer dan drie maanden nodig is of voor meerdere periodes van drie maanden in één kalenderjaar.

  • 2. Het college verwacht van ouders dat zij in kortdurende situaties de boven gebruikelijke hulp bieden, tenzij dit gelet op de aard van de hulp niet kan worden verwacht of de ouders door (dreigende) overbelasting de hulp niet kunnen bieden. Er moet dan wel een verband zijn tussen de (dreigende) overbelasting en de hulp aan de jeugdige.

  • 3. Bij de beoordeling in langdurige situaties houdt het college rekening met de volgende factoren:

    • de aard en de duur van de hulp en de benodigde ondersteuningsintensiteit van de jeugdige

    • de mate van planbaarheid van de hulp

    • het lichamelijk en geestelijk welzijn van de ouders

    • de manier van omgaan van ouders met de problemen van de jeugdige

    • vaardigheden van de ouders om zelf hulp te bieden

    • of er sprake is van problematiek bij de ouders

    • welke verplichtingen de ouders hebben

    • het belang van ouders om een inkomen uit arbeid te krijgen en het eventueel ontstaan van financiële problemen

    • de woonsituatie

    • de samenstelling van het gezin en de relatie tussen de gezinsleden

    • de mogelijkheden en de bereidheid van het sociaal netwerk om de jeugdige en/of zijn ouders te ondersteunen

    • overige individuele omstandigheden die door jeugdige en/of ouders worden ingebracht

  • 4. Als bovengenoemde factoren niet leiden tot problemen bij het kunnen verlenen van de hulp door de ouders, bij de beschikbaarheid van de ouders voor het verlenen van de hulp, bij de belasting van de ouders en bij de financiële situatie van de ouders wordt van hen verwacht dat zij de boven gebruikelijke hulp (eventueel deels) verlenen. Het college verstrekt dan geen individuele voorziening tot jeugdhulp.

Artikel 12. (Dreigende) overbelasting

Bij (dreigende) overbelasting geldt het volgende:

  • Er moet een verband zijn tussen de overbelasting en de zorg aan de jeugdige.

  • Als de overbelasting ziet op spanningen door het werk of door andere factoren buiten de zorg van de jeugdige om, moet de ouder eerst een oplossing zoeken in de oorzaak van die spanningen.

  • Bij een aanvraag voor een individuele voorziening tot jeugdhulp bekijkt het college wat wordt gedaan om die spanningen te verminderen.

  • Als de (dreigende) overbelasting kan worden verminderd door het herinrichten van het werk of andere sociale/maatschappelijke activiteiten wordt dit eerst van de ouder verwacht.

  • Het verlenen van hulp aan je kind gaat voor op sociale/maatschappelijke activiteiten.

  • Een pgb voor het verlenen van hulp aan een jeugdige door een ouder wordt beëindigd als er sprake is van (dreigende) overbelasting. Een andere zorgverlener moet het verlenen van hulp overnemen om de overbelasting te stoppen.

Artikel 13. Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking op een aanvraag wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      de dagtekening van de beschikking;

    • b.

      tot welke beslissing het college is gekomen;

    • c.

      krachtens welk wettelijk voorschrift de beslissing is genomen;

    • d.

      de motivering van beslissing;

    • e.

      binnen welke termijn en bij welk orgaan bezwaar kan worden gemaakt of beroep kan worden in gesteld.

  • 2. Bij het verstrekken van een individuele voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      dat het perspectiefplan onderdeel uitmaakt van de beschikking;

    • b.

      welke de te verstrekken individuele voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • c.

      wat de ingangsdatum en duur van de individuele voorziening is, tenzij het om een hersteltraject gaat;

    • d.

      indien van toepassing welke overige en/of andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3. Bij het verstrekken van een individuele voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval ook vastgelegd:

    • a.

      dat het perspectiefplan onderdeel uitmaakt van de beschikking, indien deze aanwezig is;

    • b.

      voor welk resultaat het pgb mag worden aangewend;

    • c.

      dat er kwaliteitseisen gelden voor de ingekochte jeugdhulp vanuit het pgb;

    • d.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • e.

      wat de ingangsdatum en duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld;

    • f.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

    • g.

      De jeugdige of zijn ouders moeten zich binnen 3 maanden na de besluitdatum hebben gemeld bij een jeugdhulpaanbieder, dan wel het pgb binnen 3 maanden hebben besteed aan het resultaat waarvoor het is verstrekt.

  • 4. Wijzigingen in de persoonlijke situatie waarvan jeugdige of zijn ouder(s) zich redelijkerwijs bewust moeten zijn dat deze van invloed kunnen zijn op de beoordeling van de ondersteuningsbehoefte moeten zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen twee weken, bij het Zorgteam worden doorgegeven.

Hoofdstuk 6 Persoonsgebonden budget

Artikel 14. Regels voor pgb

  • 1. Het college kan een individuele voorziening verstrekken in de vorm van een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet. Een pgb kan worden verstrekt indien:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders, al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, aantoonbaar in staat zijn de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders kunnen motiveren waarom zij de individuele voorziening die door een gecontracteerde aanbieder wordt geleverd, niet passend achten;

    • c.

      Het college kan nadere regels vaststellen over de aan het pgb verbonden voorwaarden en verplichtingen.

    • d.

      Naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die de jeugdige of zijn ouders willen betrekken van een professionele aanbieder of een persoon die behoort tot het sociale netwerk van goede kwaliteit is. Dit betekent onder meer dat de hulp veilig, doeltreffend en cliëntgericht wordt verleend.

  • 2. Het college verleent geen individuele voorziening als het hulpverleningstraject waarvoor de jeugdige en/of de ouders die voorziening vragen op het moment van de aanvraag al is afgerond.

  • 3. Indien de aanvraag betrekking heeft op kosten voor jeugdhulp die de jeugdige of ouder voorafgaand aan de aanvraag heeft gemaakt, kan het college hier slechts een pgb voor verstrekken:

    • a.

      als op het moment van de aanvraag nog steeds sprake is van opgroei- of opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen waarvoor de hulp is ingezet, en;

    • b.

      voor zover het college de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.

  • 4. Het pgb kan slechts betrekking hebben op gemaakte kosten over een periode van maximaal 3 maanden vóór de aanvraag.

  • 5. Het college kent geen persoonsgebonden budget toe als:

    • a.

      in de drie járen, voorafgaand aan de datum van het onderzoek, toepassing is gegeven aan artikel 8.1.4, lid 1 sub a, d, of e en lid 3 van de wet;

    • b.

      als de cliënt (en diens eventuele vertegenwoordiger) niet voldoende pgb vaardig is; de kwaliteit van de ondersteuning onvoldoende is geborgd;

    • c.

      de zorg die aangevraagd wordt, valt onder gebruikelijke hulp;

    • d.

      behandeling geboden wordt door een ouder of door personen waarbij sprake is van een persoonlijke band die de behandeling mogelijk in de weg staat.

  • 6. Het pgb mag niet worden besteed aan:

    • a.

      kosten voor bemiddeling, tussenpersonen of belangenbehartigers;

    • b.

      kosten voor het voeren van een pgb-administratie;

    • c.

      kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb;

    • d.

      kosten voor een feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering.

  • 7. Het college weigert in ieder geval een pgb indien zij verwacht dat de budgethouder of zijn vertegenwoordiger niet kan voldoen aan de taken verbonden aan het pgb. Het pgb kan in ieder geval geweigerd worden als:

    • a.

      De budgethouder of de voorgestelde vertegenwoordiger handelingsonbekwaam is.

    • b.

      De budgethouder of de voorgestelde vertegenwoordiger geen inzicht in zijn functionele beperkingen heeft.

    • c.

      De budgethouder of de voorgestelde vertegenwoordiger als gevolg van een verstandelijke handicap of ernstig psychische problemen onvoldoende inzicht heeft.

    • d.

      De budgethouder of de voorgestelde vertegenwoordiger als gevolg van vastgestelde, blijvende cognitieve stoornis onvoldoende inzicht heeft.

    • e.

      De budgethouder of de voorgestelde vertegenwoordiger als gevolg van het onvoldoende machtig zijn van de Nederlandse taal in woord en geschrift onvoldoende inzicht heeft.

    • f.

      Er sprake is van verslavingsproblematiek.

    • g.

      Er eerder misbruik is gemaakt van het pgb.

    • h.

      Er sprake is van fraude.

    • i.

      Er een schuld is bij de zorgverlener waar de voorziening wordt/zal worden ingekocht.

    • j.

      Het perspectiefplan als onvoldoende wordt beoordeeld door het college of het perspectiefplan niet of onvolledig wordt ingeleverd.

    • k.

      De in te kopen zorg onder een andere wet dan de Jeugdwet valt.

    • l.

      Indien aanwezig een wettelijke vertegenwoordiger niet expliciet instaat voor het uitvoeren van de taken die komen kijken bij een pgb.

    • m.

      De zorgaanbieder geregistreerd staat bij het informatie Knooppunt Zorgfraude of het waarschuwingsregister.

    • n.

      De vertegenwoordiger mag geen banden hebben met de in te zetten zorg, tenzij het de eigen ouders zijn.

      Bovenstaande opsomming is niet limitatief.

  • 8. Aanvullende regels voor pgb bij:

    De pgb-houder mag geen vaste maandlonen afspreken met hun zorgverlener(s). De zorgverlener wordt via een declaratie of factuur uitbetaald door de SVB.

Artikel 15. Wijze van berekenen van een pgb

  • 1. De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt vastgesteld op basis van onder andere het perspectiefplan;

    • b.

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede ondersteuning van derden te betrekken, en

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de desbetreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare individuele voorziening in natura mits daarmee passende jeugdhulp bij tenminste 1 zorgaanbieder kan worden ingekocht.

  • 2. Het college stelt bij nadere regels de hoogte van tarieven voor pgb's vast. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van ondersteuning (formele en informele ondersteuning) en voor zover van toepassing, de te bieden deskundigheid en/of de in de branche geldende kwaliteitseisen.

  • 3. Het tarief voor formele ondersteuning wordt gebaseerd op maximaal 100% van het zorg in natura tarief;

  • 4. Het tarief voor informele ondersteuning wordt gebaseerd op het maximum zoals genoemd in het eerste lid van artikel 5.22 van de regeling langdurige zorg en een maximum van € 45,- per etmaal indien er sprake is van logeren/verblijf.

  • 5. Als een persoon vanuit het eigen netwerk zorg verleent op basis van een pgb, maar ook professional is, gelden in principe de maximale bedragen die gelden voor informele ondersteuning zoals genoemd in lid 4.

  • 6. In nadere regels kunnen aanvullende voorwaarden worden vastgesteld.

Hoofdstuk 7 Afstemming met andere voorzieningen

Artikel 16. Afstemming met gezondheidszorg

  • 1. Het college maakt afspraken met de huisartsen, medisch specialisten, jeugdartsen en de zorgverzekeraars over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de verwijzing, als bedoeld in artikel 2.6 eerste lid, onderdeel g van de wet en artikel 6 lid 1 van deze verordening, plaatsvindt.

  • 2. Het college maakt afspraken met de zorgverzekeraars en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) hoe de continuïteit van zorg te garanderen voor jeugdigen die jeugdhulp ontvangen en de leeftijd van 18 jaar bereiken en daarmee onder de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg komen te vallen, en hoe te voorkomen dat jeugdigen tussen wal en schip vallen wanneer er discussie is over het wettelijke kader.

  • 3. Het college draagt zorg dat de jeugdige en/of zijn ouders ondersteund worden richting het CIZ, indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de jeugdige in aanmerking kan komen voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg.

Artikel 17. Afstemming met gecertificeerde instellingen

  • 1. Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over de aansluiting tussen de algemene voorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 2 en de gecertificeerde instellingen.

  • 2. Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over:

    • a.

      het overleg over de aangewezen jeugdhulp in het kader van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, zoals bedoeld in artikel 3.5 lid 1 van de wet,

    • b.

      het overleg over de eventueel gewenste jeugdhulp na beëindiging van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering;

    • c.

      de vorm en inhoud van het besluit tot inzet van jeugdhulp van de gecertificeerde instelling en hoe het college daarvan op de hoogte gesteld wordt,

    • d.

      wanneer en onder welke voorwaarden de gecertificeerde instelling budgethouder van een persoonsgebonden budget kan zijn namens de jeugdige en zijn ouders,

    • e.

      hoe te handelen wanneer de gecertificeerde instelling meent dat niet gecontracteerde jeugdhulp ingezet dient te worden.

  • 3. Het college en de gecertificeerde instelling leggen de afspraken als bedoeld in het tweede lid vast in een protocol als bedoeld in artikel 3.5 lid 3 lid van de wet.

Artikel 18 Afstemming met het justitiedomein

  • 1. Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen, de Raad voor de Kinderbescherming en Justitiële Jeugdinrichtingen over het overleg over de inzet van jeugdhulp bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing en jeugdreclassering als bedoeld in artikel 2.4 lid 2 onderdeel b van de wet.

  • 2. Het college en de betrokken instellingen nemen de afspraken zoals bedoeld in het eerste lid op in het protocol zoals bedoeld in artikel 3.1 lid 5 van de wet.

Artikel 19. Afstemming met voorschoolse voorzieningen, onderwijs en leerplicht

  • 1. Het college zorgt ervoor dat alle locaties voor kinderopvang, primair en voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs een contactpersoon hebben bij het Zorgteam van de gemeente.

  • 2. Het college draagt zorg voor een goede afstemming tussen de in lid 1 genoemde contactpersonen en de leerplichtambtenaren.

  • 3. Afspraken over de afstemming van jeugdhulpvoorzieningen, onderwijszorg en leerplichtzaken worden vastgelegd in het perspectiefplan van de jeugdige en/of zijn ouders.

Artikel 20. Afstemming met Veilig Thuis

Het college maakt afspraken met Veilig Thuis over de toegang naar algemene en individuele voorzieningen.

Artikel 21. Afstemming met Wmo‐voorzieningen

  • 1. Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze verordening en voorzieningen voor jeugdigen dan wel ouders op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2. Het college draagt zorg voor de continuïteit van zorg onder zijn verantwoordelijkheid wanneer de jeugdige de leeftijd van 18 jaar bereikt.

Artikel 22. Afstemming met voorzieningen werk en inkomen

Het college draagt zorg dat het Zorgteam, jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen financiële belemmeringen voor het slagen van preventie en jeugdhulp vroegtijdig signaleren en waar nodig jeugdigen en hun ouders helpen de juiste ondersteuning vanuit de gemeentelijke voorzieningen –zoals schuldhulpverlening, inkomensvoorzieningen, re-integratievoorzieningen en armoedevoorzieningen - te krijgen om deze belemmeringen weg te nemen.

Hoofdstuk 8 Prijs-kwaliteitverhouding

Artikel 23. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering (gecertificeerde instellingen)

  • 1. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • c.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • d.

      kosten voor bijscholing van het personeel;

    • e.

      de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie.

  • 2. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitsverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de marktprijs van de voorzieningen, en

    • b.

      de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd.

Hoofdstuk 9 Toezicht en Handhaving

Artikel 24. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen individuele voorzieningen en pgb's en misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet

  • 1. Het college informeert de jeugdige en zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele voorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2. Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen de jeugdige of zijn ouders aan het college of lokale toegang op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb.

  • 3. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige langer dan zes weken verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet, of

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden die zijn verbonden aan de individuele voorziening.

  • 4. Als het college een besluit op grond van het derde lid onderdeel a heeft herzien of ingetrokken, kan het college de geldswaarde vorderen van de teveel of ten onrechte genoten individuele voorziening of het teveel of ten onrechte genoten pgb.

  • 5. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen drie maanden na toekenning of uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 25. Onderzoek naar recht- en doelmatigheid individuele voorzieningen (waaronder ook pgb's)

  • 1. Het college wijst personen aan die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • 2. Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van individuele voorzieningen (waaronder pgb's) met het oog op de beoordeling van de kwaliteit van dienstverlening, recht- en doelmatigheid daarvan.

Hoofdstuk 10 Participatie

Artikel 26. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1. Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 3. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het eerste en tweede lid.

Hoofdstuk 11. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 27. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De ‘Verordening jeugdhulp 2021 gemeente Koggenland’ wordt ingetrokken.

  • 2. Een jeugdige of ouder houdt recht op een lopende voorziening, verstrekt op grond van de ‘Verordening jeugdhulp 2021 gemeente Koggenland’, tot de einddatum van de lopende voorziening.

  • 3. Aanvragen die zijn ingediend onder de ‘Verordening jeugdhulp 2025 gemeente Koggenland’ en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

Artikel 28. Indexering

  • 1. Het college kan ieder jaar besluiten om bedragen te indexeren op basis van het prijsindexcijfer zoals bekend gemaakt door het Centraal Bureau voor de Statistiek.

  • 2. Toegekende individuele voorzieningen in de vorm van een pgb worden gedurende de looptijd van de individuele voorziening niet geïndexeerd, tenzij niet is voldaan aan het landelijk geldend wettelijk minimumloon

Artikel 29. Bijzondere en onvoorziene nadelige gevolgen voor de jeugdige of zijn ouders

Het college kan indien er zeer dringende redenen zijn, ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot bijzondere en onvoorziene nadelige gevolgen leidt.

Artikel 30. Klachtenregeling

Het college behandelt klachten van jeugdigen of ouder(s) die betrekking hebben op de wijze van behandeling van aanvragen als bedoeld in deze verordening, overeenkomst de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 31. Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt voor afloop van het betreffende beleidsplan geëvalueerd.

Artikel 32. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De ‘Verordening jeugdhulp 2025 gemeente Koggenland’ treedt in werking op 1 januari 2025, onder gelijktijdige intrekking van de ‘Verordening jeugdhulp 2021 gemeente Koggenland’.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening Jeugdhulp 2025 gemeente Koggenland’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad

De raad van de gemeente Koggenland,

16 december 2024, agendapunt …

de griffier,

E.M.L. Marijnissen

de voorzitter,

mevrouw mr. M.M. Bonsen-Lemmers