Verordening maatschappelijke ondersteuning 2025 gemeente Koggenland

Geldend van 04-02-2025 t/m heden

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning 2025 gemeente Koggenland

Artikel 1. Begripsbepaling

  • 1. In de verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      Aanvraag: een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • b.

      Algemeen gebruikelijke voorziening:

      • i.

        niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking;

      • ii.

        daadwerkelijk beschikbaar is;

      • iii.

        een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt tot zelfredzaamheid of participatie in staat is, en;

      • iv.

        financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau en naar algemeen aanvaarde maatschappelijke opvattingen onder de gehele bevolking gangbaar is te achten.

    • c.

      Algemene voorziening: het aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning;

    • d.

      Andere (voorliggende) voorzieningen: voorzieningen anders dan in het kader van de wet maatschappelijke ondersteuning 2015 waar eerst aanspraak op wordt gemaakt;

    • e.

      Arrangement: een combinatie van een ondersteuningsprofiel en intensiteit. Het arrangement is daarmee gekoppeld aan een bepaalde zwaarte van hulp/ondersteuning;

    • f.

      Beleidsregels: Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Koggenland;

    • g.

      Bijdrage: bijdrage in de kosten als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid van de Wet;

    • h.

      Budgetplan: door cliënt en/of zijn vertegenwoordiger opgesteld plan waarin is opgenomen hoe het persoonsgebonden budget wordt besteed en met een concrete invulling van de te verlenen ondersteuning;

    • i.

      Budgetbeheerder: de vertegenwoordiger die ingesteld is door de budgethouder en het pgb beheert en toezicht houdt op de kwaliteit van de met een pgb ingekochte ondersteuning/hulp;

    • j.

      Budgethouder: degene die ondersteuning vanuit de Wmo krijgt en dit in de vorm van een pgb ontvangt en dit budget zelf beheert;

    • k.

      CAK: Centraal Administratie Kantoor genoemd in artikel 6.1.1, eerste lid, van de Wet langdurige zorg;

    • l.

      College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Koggenland;

    • m.

      Doel: een concrete actie hoe het resultaat behaald kan worden. Doelen worden opgesteld om toe te werken naar dat gewenste resultaat;

    • n.

      Eigen kracht: het vermogen van een cliënt zelf en/of zijn/haar sociale netwerk om tot een niveau van zelfredzaamheid of maatschappelijke participatie te komen;

    • o.

      Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een geïndiceerde maatwerkvoorziening bedoeld om deze aan te schaffen voor het te bereiken resultaat;

    • p.

      Gebruikelijke hulp of zorg: hulp of zorg die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de partner, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren;

    • q.

      Gemachtigde: een vertegenwoordiger die wordt aangesteld door de cliënt en die namens de cliënt zaken regelt. De gemachtigde wordt vastgelegd in de gemeentelijke systemen;

    • r.

      Gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid van de Wet;

    • s.

      Huisgenoten: partner, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten die tot de leefeenheid van de inwoner behoren;

    • t.

      Hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid van de Wet;

    • u.

      Ingezetene: cliënt die zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Koggenland;

    • v.

      Intensiteit: de mate van ondersteuningsbehoefte en benodigde inzet die nodig is om het gewenste resultaat te bereiken. De intensiteiten zijn gekoppeld aan het ondersteuningsprofiel;

    • w.

      Langdurig noodzakelijk: de voorziening of dienst moet noodzakelijk zijn ter compensatie van beperkingen. Onder ‘langdurig’ wordt over het algemeen verstaan dat het een blijvende situatie betreft, in ieder geval langer dan een half jaar noodzakelijk.

    • x.

      Leefeenheid: alle bewoners die een gemeenschappelijke woning bewonen met als doel een duurzaam huishouden te voeren;

    • y.

      Lokale toegang: Zorgteam Koggenland, loket dat het college heeft ingericht om informatie/hulp/ondersteuning te bieden aan een cliënt;

    • z.

      Maatschappelijke ondersteuning:

      • i.

        Bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld;

      • ii.

        Ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving;

      • iii.

        Bieden van beschermd wonen en opvang;

    • aa.

      Maatwerkvoorziening: na zorgvuldig onderzoek aan cliënt toegekend geheel van diensten, hulpmiddelen woningaanpassingen en andere maatregelen die op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon zijn afgestemd, beschikt door het college;

    • bb.

      Mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreek voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep;

    • cc.

      Mantelzorger: iemand die onbetaald mantelzorg verleent langer dan drie maanden en meer dan 8 uur per week;

    • dd.

      Melding: kenbaar maken van de hulpvraag aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid van de Wet;

    • ee.

      Nadere regels: algemeen verbinden voorschriften ter uitwerking van onderdelen van de verordening;

    • ff.

      Onafhankelijke cliëntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie en advies die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;

    • gg.

      Ondersteuningsprofiel: de aard van de ondersteuningsbehoefte van de cliënt;

    • hh.

      Ondersteuning sociaal netwerk: hulp die wordt geleverd door een persoon uit het sociale netwerk wat niet valt onder gebruikelijke hulp of hulp van een aanbieder;

    • ii.

      Participatie: deelname aan het maatschappelijk verkeer;

    • jj.

      Persoonsgebonden budget (pgb): bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken;

    • kk.

      Persoonlijk plan: plan waarin de cliënt de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2, vierde lid, onderdelen a tot en met g van de wet, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen;

    • ll.

      Perspectiefplan: ondersteuningsplan zoals bedoeld in de Wmo 2015, i.e. een document waarin de ondersteuningsbehoeften van de cliënt zijn vastgelegd samen met de resultaten en hoe deze te bereiken en waarin op verschillende leefgebieden de situatie in kaart is gebracht om een effectieve ondersteuning van de cliënt mogelijk te maken;

    • mm.

      Regionaal Toegangsteam (RT): de door de zeven Westfriese gemeenten gemandateerde indicatiesteller tot Wonen met Ondersteuning. Het RT wordt uitgevoerd door 1.Hoorn dat onder gemeente Hoorn valt;

    • nn.

      Resultaat: de uitkomst van de ingezette hulp/ondersteuning;

    • oo.

      Sociale netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt;

    • pp.

      Spoedeisende situatie: een onvoorziene situatie die geen uitstel verdraagt In deze gevallen treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek;

    • qq.

      Toezichthoudende ambtenaar: persoon, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift;

    • rr.

      Vertegenwoordiger: een door de rechter aangewezen wettelijk natuurlijk persoon (curator, bewindvoerder, mentor, voogd);

    • ss.

      Voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee een vergelijkbaar resultaat kan worden bereikt. Dit zijn voorzieningen waar eerst aanspraak op moet worden gemaakt.

    • tt.

      Voorziening: algemene voorziening of maatwerkvoorziening;

    • uu.

      Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • vv.

      Wonen met Ondersteuning: Wonen met Ondersteuning zijn maatwerkvoorzieningen met ondersteuning voor inwoners met psychische kwetsbaarheden die 24 uurs toezicht en ondersteuning op geplande en ongeplande momenten nodig hebben. We onderscheiden vijf voorzieningen binnen Wonen met Ondersteuning: Kortdurende Opvang, Ondersteund Wonen, Beschermd Wonen, Beschermd Thuis en Overbruggingszorg. Binnen Wonen met Ondersteuning zijn de voorzieningen Maatschappelijke Opvang en Beschermd Wonen ondergebracht.

    • ww.

      Zaak: Een tastbaar object, zoals een hulpmiddel of woningaanpassing;

    • xx.

      Zelfredzaam(heid): het vermogen van mensen om zichzelf te redden met zo min mogelijk professionele ondersteuning en zorg. Zelfredzame inwoners zijn in staat tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden.

    • yy.

      Zzp-er: een zelfstandig werkende hulpverlener die staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel waarbij de activiteiten blijkens deze inschrijving bestaan uit het verlenen van ondersteuning die past binnen de kaders van de verordening, die voldoet aan de basiseisen.

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de verordening en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Procedureregels toegang maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Het college bepaalt met inachtneming van de artikelen 2.3.1 tot en met 2.3.5 van de Wmo 2015 of een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen omtrent de procedure voor toegang tot maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 3. Melding

  • 1. Een hulpvraag kan wordt door of namens de cliënt bij het college worden gemeld.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van de melding schriftelijk en maakt zo spoedig mogelijk een afspraak voor een gesprek.

Artikel 4. Het onderzoek

  • 1. Het college stelt na zorgvuldig onderzoek ten minste vast:

    • a.

      wat de ondersteuningsvraag is;

    • b.

      welke problemen ondervonden worden bij de zelfredzaamheid, maatschappelijke participatie of het zich zelfstandig kunnen handhaven in de samenleving;

    • c.

      of en welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan deze ondersteuningsvraag;

    • d.

      of de voorziening langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en participatie op te heffen of te verminderen, behoudens hulp bij het huishouden of begeleiding;

    • e.

      hoe op eigen kracht in de ondersteuningsbehoefte kan worden voorzien. Het college neemt in het onderzoek de volgende elementen mee:

      • i.

        het hebben van huisgenoten (wie zijn zorgdragend en wie heeft behoefte aan zorg?);

      • ii.

        in hoeverre mantelzorg de nodige hulp en ondersteuning kan bieden;

      • iii.

        het hebben van een sociaal netwerk en de bereidheid van dit netwerk om te helpen;

      • iv.

        of sprake is van gebruikelijke hulp en hoe dit wordt vastgesteld;

      • v.

        vaardigheden en mogelijkheden om de hulp te bieden;

      • vi.

        beschikbaarheid om de hulp te bieden (bijvoorbeeld door werk);

      • vii.

        mate van planbaarheid van de benodigde zorg;

      • viii.

        het ontstaan van overbelasting;

      • ix.

        het relevante normenkader;

      • x.

        overige individuele omstandigheden die worden ingebracht.

    • f.

      hoe met algemeen gebruikelijke voorzieningen, gebruikelijke hulp, door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten of door gebruikmaking van andere (voorliggende) voorzieningen in de ondersteuningsbehoefte kan worden voorzien;

    • g.

      hoe door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, er tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening gekomen kan worden om de zelfredzaamheid van de cliënt te verbeteren;

    • h.

      of de voorziening niet noodzakelijk was geweest wanneer de cliënt rekening had gehouden met bestaande en bekende beperkingen en de te verwachten ontwikkelingen daarvan;

    • i.

      of de inwoner de ondersteuningsbehoefte redelijkerwijs kon voorzien en verwacht mocht worden dat de inwoner zijn handelen en nalaten hierop had aangepast waardoor geen maatwerkvoorziening nodig zou zijn geweest;

    • j.

      of een andere voorziening nodig is dan de voorziening waarom de cliënt vraagt;

    • k.

      in hoeverre het, om het onderzoek volledig en zorgvuldig uit te kunnen voeren, nodig wordt geacht om informatie in te winnen bij derden.

    • l.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt.

  • 2. Een gesprek maakt deel uit van het onderzoek. Het gesprek wordt gevoerd met de cliënt of zijn vertegenwoordiger, voor zover mogelijk zijn mantelzorger en voor zover nodig andere personen.

  • 3. De factoren genoemd in artikel 2.3.2 lid 4 van de Wmo 2015, maken in ieder geval deel uit van het onderzoek en vormen de basis van het gesprek.

  • 4. Tijdens het gesprek wordt aan de cliënt in begrijpelijke bewoordingen medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor een pgb en wat de gevolgen van die keuze zijn.

  • 5. Het college informeert de cliënt over de mogelijkheid om een aanvraag als bedoeld in artikel 7 in te dienen.

  • 6. Als dit nodig is voor het onderzoek, kan het college de cliënt, zijn mantelzorger of bij gebruikelijke hulp zijn huisgenoten oproepen voor een gesprek of een onderzoek door een daartoe aangewezen deskundige.

  • 7. Als dit nodig is voor het onderzoek, kan het college een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen.

  • 8. Het college geeft de cliënt een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek, waaronder een verslag van het gesprek.

Artikel 5. Advisering door deskundigen

  • 1. Het college kan om deskundigenadvies vragen als zij dat nodig vindt. Als de deskundige niet werkzaam is onder de verantwoordelijkheid van het college is artikel 3.9 van de Awb van toepassing. Dit betekent dat het college moet controleren dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen. Deze zorgvuldigheid heeft zowel betrekking op de totstandkoming, de vorm en de inhoud van het advies.

  • 2. Een advies is niet bindend. Het college blijft zelf eindverantwoordelijk voor het nemen van besluiten en de motivering daarvan. Afwijking van de conclusie(s) uit het advies wordt altijd gemotiveerd.

Artikel 6. Verslag van het onderzoek

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek in een perspectiefplan.

  • 2. Na het onderzoek verstrekt het college aan de cliënt de bevindingen van het onderzoek in het perspectiefplan.

  • 3. De cliënt en/of zijn vertegenwoordiger tekent het perspectiefplan voor akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen 10 werkdagen wordt geretourneerd aan het Zorgteam.

  • 4. Als de cliënt en/of zijn vertegenwoordiger het niet eens is met de inhoud van het onderzoeksverslag of de conclusie van het onderzoek, kan hij in zijn reactie op het perspectiefplan aangeven wat de reden is waarom hij is niet akkoord is.

Artikel 7. Aanvraag maatwerkvoorziening

  • 1. Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan pas worden gedaan nadat het onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen zes weken na ontvangst van de melding.

  • 2. Een cliënt of zijn gemachtigde of (wettelijk) vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een ondertekend perspectiefplan.

Artikel 8. Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1. Het college neemt in ieder geval de volgende documenten (indien aanwezig) mee in de beoordeling van de ondersteuningsbehoefte:

    • a.

      het persoonlijk plan.

    • b.

      het perspectiefplan

    • c.

      het gespreksverslag van het gesprek waarin de voor beoordeling van de ondersteuningsbehoefte relevante gegevens zijn opgenomen;

    • d.

      andere documenten die relevant zijn voor de beoordeling van de ondersteuningsbehoefte die door of namens de cliënt zijn ingebracht.

  • 2. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 4 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

  • 3. Een cliënt met psychische of psychosociale problemen en een cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 4 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan Wonen met Ondersteuning en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 4. Het college verstrekt geen maatwerkvoorziening

    • a.

      Als de cliënt de gevraagde voorziening voor de melding heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij er sprake is van een acute noodsituatie waardoor het voor de cliënt dringend noodzakelijk was de voorziening te treffen. Indien het college in het specifieke geval noodzakelijk acht om de gevraagde voorziening vóór de melding toe te kennen, gebeurt dit met maximaal 3 maanden vanaf datum melding.

    • b.

      Als de cliënt de gevraagde voorziening na de melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven of de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.

  • 5. Wonen met Ondersteuning wordt verstrekt volgens de vastgestelde Nadere regels Wonen met Ondersteuning van de centrumgemeente Hoorn

  • 6. Het college kan nadere regels stellen omtrent criteria voor een maatwerkvoorziening.

Artikel 9. Voorwaarden en weigeringsgronden voor maatwerkvoorzieningen

  • 1. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst compenserende voorziening.

  • 2. De maatwerkvoorziening wordt alleen verstrekt als deze gezien de beperkingen van de cliënt, veilig voor hemzelf en zijn omgeving is, geen gezondheidsrisico’s met zich meebrengt en niet anti-revaliderend werkt.

  • 3. Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      als voor de problematiek die aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een andere (voorliggende) voorziening op grond van een wettelijke bepaling bestaat;

    • b.

      als de cliënt de gevraagde voorziening voor de melding heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij er sprake is van een acute noodsituatie waardoor het voor de cliënt dringend noodzakelijk was de voorziening te treffen. Indien het college in het specifieke geval noodzakelijk acht om de gevraagde voorziening vóór de melding toe te kennen, gebeurt dit met maximaal 3 maanden vanaf datum melding.

    • c.

      als de cliënt de gevraagde voorziening na de melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven of de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.

    • d.

      als de gevraagde voorziening al eerder aan de cliënt is verstrekt op grond van enige wettelijke bepaling en de normale afschrijvingstermijn van die voorziening nog niet verstreken is, tenzij:

      • i.

        de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen, of;

      • ii.

        de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten.

    • e.

      als de gevraagde voorziening nodig is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven tenzij:

      • i.

        de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

      • ii.

        de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten, of;

      • iii.

        de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

    • f.

      als het college van oordeel is dat een cliënt zijn behoefte aan maatschappelijke ondersteuning redelijkerwijs van tevoren had kunnen voorzien en met zijn beslissing had kunnen voorkomen;

    • g.

      als de voorziening niet noodzakelijk was geweest wanneer de cliënt rekening had gehouden met bestaande en bekende beperkingen en de te verwachten ontwikkelingen daarvan;

    • h.

      voor zover de cliënt op eigen kracht, (waaronder gebruikelijke hulp), met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de beperkingen kan wegnemen;

    • i.

      voor zover de cliënt met gebruikmaking van algemene voorzieningen, het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten of algemeen gebruikelijke voorzieningen de beperkingen kan verminderen of wegnemen;

    • j.

      als deze niet hoofdzakelijk op het individu is gericht;

    • k.

      als de cliënt een indicatie heeft voor zorg met verblijf op grond van de Wet langdurige zorg of er redenen zijn om aan te nemen dat de cliënt daarvoor in aanmerking komt, maar weigert mee te werken aan het verkrijgen van een besluit hierover, tenzij artikel 8.6a van de wet van toepassing is;

    • l.

      als de voorziening voor een persoon als cliënt algemeen gebruikelijk is; Het beleid dat een hulpmiddel financieel kan worden gedragen met een minimuminkomen als de kosten daarvan binnen een termijn van 36 maanden kunnen worden terugbetaald bij een aflossing van 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, vond de rechtbank redelijk (ECLI:NL:RBDHA:2021:2084, ECLI:NL:RBDHA:2022:5272). Een tweedehands voorziening kan ook voldoen.

  • 4. Het college verstrekt geen maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie;

    • a.

      als deze niet langdurig noodzakelijk is, tenzij het gaat om hulp bij het huishouden of begeleiding;

    • b.

      als de cliënt geen ingezetene is van de gemeente Koggenland;

    • c.

      een uitzondering op bovengenoemde artikelen wordt gemaakt wanneer het een mantelzorger van de cliënt betreft. Een mantelzorger kan in een andere gemeente wonen dan de cliënt. De mantelzorger kan voor een voorziening in aanmerking komen wanneer dat nodig is om de cliënt die ingezetene is van de gemeente Koggenland te ondersteunen.

  • 5. Geen woonvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      als de beperkingen voortkomen uit de aard van de in de woning gebruikte materialen, de slechte staat van het onderhoud of de omstandigheid dat de woning niet voldoet aan de gelde wettelijke eisen;

    • b.

      Indien cliënt zijn hoofdverblijf niet heeft of niet zal hebben in de woning waaraan de voorziening wordt getroffen;

    • c.

      Ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen, recreatieverblijf, ADL-clusterwoningen en gehuurde kamers. Er kan dan wel een voorziening voor verhuizing en inrichting worden verstrekt;

    • d.

      Voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte. Er kan dan wel een voorziening voor verhuizing en inrichting worden verstrekt;

    • e.

      als de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is;

    • f.

      indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte beschikbare woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college.

    • g.

      als de voorziening in het geval van nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kan worden

    • h.

      ten behoeve van specifiek op personen met beperkingen en ouderen gerichte voorzieningen in woongebouwen als niet voldaan wordt aan de geldende vereisten voor een dergelijke woning;

    • i.

      indien de cliënt met behulp van een door het college te verstrekken verhuisvergoeding naar een geschikte woning kan verhuizen en dit een adequatere en goedkopere oplossing is.

  • 6. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt alleen rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving met een maximum van 1500 kilometer op jaarbasis.

Artikel 10. Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking op een aanvraag wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      de dagtekening van de beschikking;

    • b.

      tot welke beslissing het college is gekomen;

    • c.

      op grond van welk wettelijk voorschrift de beslissing is genomen;

    • d.

      wat de motivering van de beslissing is;

    • e.

      binnen welke termijn en bij welk orgaan bezwaar kan worden gemaakt of beroep kan worden ingesteld.

  • 2. In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening staat of deze voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt.

  • 3. Het perspectiefplan wordt in de beschikking expliciet benoemd als integraal onderdeel uitmakend van de beschikking en wordt meegestuurd.

  • 4. De beschikking vermeldt:

    • a.

      of een eigen bijdrage van toepassing is op de toegekende voorziening;

    • b.

      dat wijzigingen in de persoonlijke situatie waarvan cliënt of zijn vertegenwoordiger zich redelijkerwijs bewust moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op de beoordeling van de ondersteuningsbehoefte zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen twee weken, bij de lokale toegang moeten worden doorgegeven;

    • c.

      dat, als de beschikking voor maatschappelijke ondersteuning afloopt uiterlijk acht weken voor de einddatum er een nieuwe melding moet worden gedaan.

  • 5. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      wat het te verstrekken arrangement (profiel en intensiteit) of de te verstrekken maatwerkvoorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en einddatum van het arrangement of de maatwerkvoorziening is;

    • c.

      indien van toepassing hoe het arrangement of de maatwerkvoorziening wordt verstrekt;

    • d.

      welke andere (maatwerk)voorziening relevant (kunnen) zijn.

  • 6. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb mag worden aangewend;

    • b.

      dat er kwaliteitseisen van toepassing zijn;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de start- en einddatum van de maatwerkvoorziening of maatschappelijke ondersteuning is waarvoor het pgb is bedoeld;

    • e.

      hoe de besteding van het pgb verantwoord moet worden;

    • f.

      dat de maatwerkvoorziening binnen drie maanden geleverd of aangevangen dient te zijn.

  • 7. Het college van de gemeente Hoorn is door de Westfriese gemeenten gemandateerd om maatwerkvoorzieningen Wonen met Ondersteuning te beschikken en te leveren voor en eventueel binnen een andere Westfriese gemeente.

Artikel 11. Cliëntondersteuning

  • 1. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kosteloos een beroep kunnen doen op onafhankelijke cliëntondersteuning waarbij het belang van de cliënt het uitgangspunt is.

  • 2. Het college wijst de cliënt op de mogelijkheid om hiervan gebruik te maken.

Artikel 12. Regels voor een pgb

  • 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de Wmo 2015.

  • 2. Als een cliënt een pgb wenst, toetst het college of voldaan wordt aan de in 2.3.6. lid 2 van de Wmo 2015 opgenomen voorwaarden. De cliënt dient daarvoor een perspectiefplan in. In het perspectiefplan is in elk geval opgenomen:

    • a.

      hoe de cliënt zelf of met hulp van iemand uit het sociale netwerk of zijn vertegenwoordiger de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze gaat uitvoeren;

    • b.

      wat de motivatie is om de maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb te ontvangen;

    • c.

      welke voorziening de cliënt met het pgb zou willen inkopen en bij welke uitvoerder

    • d.

      op welke wijze de kwaliteit van de voorziening is gewaarborgd en duidelijk is dat de voorziening geschikt is voor het doel waarvoor het pgb wordt verstrekt;

    • e.

      de kosten van de voorziening, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief.

  • 3. Het college verstrekt geen pgb:

    • a.

      als de cliënt de gevraagde voorziening voor de melding heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij er sprake is van een acute noodsituatie waardoor het voor de cliënt dringend noodzakelijk was de voorziening te treffen. Tenzij het college in het specifieke geval noodzakelijk acht om de gevraagde voorziening vóór de melding toe te kennen, gebeurt dit met maximaal 3 maanden vanaf datum melding;

    • b.

      als de cliënt de gevraagde voorziening na de melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven of de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.

  • 4. Het college kent in ieder geval geen pgb toe als:

    • a.

      in de drie jaren, voorafgaand aan de datum van het onderzoek, toepassing is gegeven aan artikel 2.3.10, eerste lid, onderdeel a, d, en e van de Wmo 2015;

    • b.

      voor zover het pgb is bestemd voor besteding in het buitenland, tenzij voldaan is aan door het college te stellen nadere voorwaarden;

    • c.

      de kwaliteit van de ondersteuning onvoldoende is geborgd;

    • d.

      er opzettelijk foutieve informatie is geleverd door de cliënt, zijn (wettelijke) vertegenwoordiger of zorgaanbieder.

  • 5. Het pgb mag niet worden besteed aan:

    • a.

      kosten voor bemiddeling, tussenpersonen of belangenbehartigers;

    • b.

      kosten voor het uitvoeren van pgb-administratie;

    • c.

      kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb;

    • d.

      kosten voor een feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering.

  • 6. Het college weigert in ieder geval een pgb indien zij verwacht dat de budgethouder of zijn vertegenwoordiger niet kan voldoen aan de taken verbonden aan het pgb. Het pgb kan in ieder geval geweigerd worden als:

    • a.

      de budgethouder of de voorgestelde vertegenwoordiger handelingsonbekwaam is;

    • b.

      de budgethouder of de voorgestelde vertegenwoordiger geen inzicht in zijn functionele beperkingen heeft;

    • c.

      de budgethouder of de voorgestelde vertegenwoordiger als gevolg van een verstandelijke handicap of ernstig psychische problemen onvoldoende inzicht heeft;

    • d.

      de budgethouder of de voorgestelde vertegenwoordiger als gevolg van vastgestelde, blijvende cognitieve stoornis onvoldoende inzicht heeft;

    • e.

      de budgethouder of de voorgestelde vertegenwoordiger als gevolg van het onvoldoende machtig zijn van de Nederlandse taal in woord en geschrift onvoldoende inzicht heeft;

    • f.

      er sprake is van verslavingsproblematiek;

    • g.

      er eerder misbruik is gemaakt van het pgb;

    • h.

      er sprake is van fraude;

    • i.

      er een schuld is bij de zorgverlener waar de voorziening wordt/zal worden ingekocht;

    • j.

      het perspectiefplan als onvoldoende wordt beoordeeld door het college of het perspectief niet of onvolledig wordt ingeleverd;

    • k.

      de in te kopen zorg onder een andere wet dan de Wmo valt;

    • l.

      indien aanwezig een wettelijke vertegenwoordiger niet expliciet instaat voor het uitvoeren van de taken die komen kijken bij een pgb;

    • m.

      de zorgaanbieder geregistreerd staat bij het informatie Knooppunt Zorgfraude of het waarschuwingsregister;

    • n.

      de vertegenwoordiger mag geen banden hebben met de in te zetten zorg, tenzij het de eigen ouders zijn.

      Bovenstaande opsomming is niet limitatief.

  • 7. Aanvullende regels voor pgb bij:

    • a.

      de pgb-houder mag geen vaste maandlonen afspreken met hun zorgverlener(s). De zorgverlener wordt via een declaratie of factuur uitbetaald door de SVB.

Artikel 13. Wijze van berekenen van een pgb

  • 1. De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld perspectiefplan waarin is opgenomen hoe cliënt het pgb gaat besteden;

    • b.

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering;

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de desbetreffende situatie goedkoopst adequate in de regio beschikbare maatwerkvoorziening in natura. Tenzij voor dat geld bij niet ten minste één aanbieder ondersteuning kan worden ingekocht.

  • 2. De hoogte van een pgb voor een zaak wordt maximaal vastgesteld op basis van de kostprijs van de zaak die de cliënt zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt en rekening houdende met een reële termijn voor de technische afschrijvingen alsmede de onderhouds- en verzekeringskosten indien noodzakelijk:

    • a.

      als de natura verstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven;

    • b.

      als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting. Bij de bepaling moet tevens rekening gehouden worden met de kosten van onderhoud en verzekering.

  • 3. De hoogte van een pgb inclusief vakantietoeslag (v.t.) voor een resultaat gericht geïndiceerd arrangement is:

    • a.

      maximaal 100% van het toepasselijk tarief per arrangement indien uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon in dienst bij een zorgaanbieder, rekening houdend met de intensiteit van de ondersteuning en de aard van de beperkingen zoals ook het geval is bij de gecontracteerde aanbieders;

    • b.

      maximaal 100% van het toepasselijk tarief per arrangement indien uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon in dienst als ZZP’er, rekening houdend met de intensiteit van de ondersteuning en de aard van de beperkingen zoals ook het geval is bij de gecontracteerde aanbieders;

    • c.

      gelijk aan de hoogste periodiek in de betreffende CAO (VVT, FWG 15), inclusief vakantiebijslag en tegenwaarde van de verlofuren, indien uitgevoerd door iemand uit het sociale netwerk in het geval van huishoudelijke ondersteuning;

    • d.

      gelijk aan de hoogste periodiek in de betreffende CAO (VVT, FWG 30), inclusief vakantiebijslag en tegenwaarde van de verlofuren, indien uitgevoerd door iemand uit het sociale netwerk in het geval van individuele begeleiding;

    • e.

      indien met een pgb zorg wordt ingekocht waarbij er sprake is van een combinatie van zorg door een professionele zorgverlener en ondersteuning door iemand uit het sociaal netwerk (stapeling):

      • i.

        levert het college maatwerk met een passend tarief;

      • ii.

        wordt ervoor gekozen het gangbare tarief voor een persoon uit het sociaal netwerk te hanteren zoals genoemd onder lid 3 onder c of d.

  • 4. De hoogte van het pgb voor vervoer bedraagt de nettoprijs die de gemeente betaalt voor een gemiddelde reis van 20 kilometer per keer, waarbij het uitgangspunt geldt dat 1500 kilometer op jaarbasis binnen de eigen leef- en woonomgeving moet kunnen worden gereisd.

Artikel 14. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorziening

  • 1. Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening (waaronder een pgb), zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

  • 2. In die gevallen waarin het opleggen van een eigen bijdrage ertoe bijdraagt dat de cliënt zorg mijdt, kan het college in uitzonderlijke gevallen besluiten af te zien van het opleggen van een eigen bijdrage.

  • 3. Voor maatwerkvoorzieningen (waaronder pgb’s) bedraagt de hoogte van de bijdrage voor een of meerdere voorzieningen tezamen maximaal het genoemde bedrag in artikel 2.1.4a lid 4 Wmo 2015.

    • a.

      de hoogte van de bijdrage voor een hulpmiddel of woningaanpassing overstijgt niet de kostprijs van voorziening;

    • b.

      in afwijking van de bepalingen in dit artikel kan een cliënt op grond van hoofdstuk 3 van het uitvoeringsbesluit ook geen bijdrage verschuldigd zijn.

  • 4. De bijdragen, zoals bedoeld in lid 3, worden conform artikel 2.1.4.b lid 1 van de Wmo 2015 vastgesteld en geïnd door het CAK.

  • 5. Het college bepaalt bij nadere regeling Door welke andere instantie dan het CAK in de gevallen bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid, van de Wmo 2015 de bijdragen voor een maatwerkvoorziening worden vastgesteld en geïnd.

  • 6. De kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura is gelijk aan de kosten die het college voor de desbetreffende maatwerkvoorziening zelf maakt.

  • 7. De kostprijs van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

  • 8. De kostprijs van een algemene voorziening is gelijk aan de kosten die het college voor de betreffende voorziening per cliënt maakt.

  • 9. Startmoment eigen bijdrage

    • a.

      datum van beschikking vormt start eigen bijdrage bij pgb en financiële tegemoetkoming;

    • b.

      datum van levering ondersteuning door zorgaanbieder vormt start eigen bijdrage bij gecontracteerde zorgaanbieders;

    • c.

      datum van levering van het hulpmiddel, woningaanpassing of andere maatwerkvoorziening;

    • d.

      de eigen bijdrage wordt geheven vanaf de maand waarin het startmoment valt.

  • 10. Stopmoment eigen bijdrage:

    • a.

      datum van aflopen indicatie vormt het stopmoment van eigen bijdrage;

    • b.

      in afwijking van onderdeel a, stopt de bijdrage voor een hulpmiddel of woningaanpassing op het moment dat de kostprijs is bereikt;

    • c.

      de eigen bijdrage is verschuldigd tot en met de maand waarin het stopmoment valt.

Artikel 15. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Het college neemt in de contracten en subsidieafspraken met aanbieders op aan welke kwaliteitseisen de maatschappelijke ondersteuning moet voldoen. Hierbij sluit het college zoveel als mogelijk aan bij regels die in de desbetreffende branche gelden.

  • 2. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen door:

    • a.

      voorzieningen af te stemmen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      voorzieningen af te stemmen op andere vormen van zorg en ondersteuning;

    • c.

      inzet van de juiste deskundigheid;

    • d.

      ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de van toepassing zijnde erkende keurmerken voor de betreffende sector;

    • e.

      er bij het leveren van voorzieningen op toe te zien dat beroepskrachten handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen over verdere eisen aan de kwaliteit van voorzieningen, waaronder eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten.

  • 4. Als en voor zover geen kwaliteits- en deskundigheidseisen gedefinieerd en vastgesteld zijn stelt het college in aanvulling of afwijking daarvan nadere eisen vast met betrekking tot de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning. Hierbij neemt het college minimaal de volgende eisen mee:

    • a.

      de voorzieningen worden afgestemd op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      de voorzieningen worden afgestemd met andere vormen van zorg en welzijn;

    • c.

      beroepskrachten handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 5. Onverminderd de bestuursrechtelijke en civielrechtelijke toezicht en handhavingsbevoegdheden handhaaft het college deze nadere regels van lid 2 door periodieke overleggen met de aanbieder(s) en de cliëntenra(a)den, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

  • 6. Indien een zorgaanbieder diensten aanbiedt via een pgb, gelden dezelfde kwaliteitseisen als voor ingekochte zorg.

  • 7. Indien het een maatwerkvoorziening via een pgb betreft toetst het college aan de hand van het beoordelingsformulier kwaliteit bij pgb of de kwaliteit door de gewenste zorgaanbieder geboden kan worden.

  • 8. Het college kan nadere regels stellen omtrent kwaliteitseisen.

Artikel 16. Indexering

  • 1. Het college stelt jaarlijks nadere regels omtrent indexering van pgb-tarieven in een financieel besluit.

  • 2. Toegekende maatwerkvoorzieningen in de vorm van een pgb worden gedurende de looptijd van de individuele voorziening niet geïndexeerd, tenzij niet is voldaan aan het landelijk geldend wettelijk minimumloon.

Artikel 17. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1. Het college hanteert het Regionaal Calamiteitenprotocol Wmo Westfriesland 2024 voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2. Het college attendeert de aanbieder hierop en verwijst hierbij naar de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3. De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de Wmo 2015, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

  • 4. Zowel gecontracteerde aanbieders als aanbieders die vanuit een pgb zorg leveren doen onverwijld melding van calamiteiten en geweld bij de toezichthoudend ambtenaar. De verantwoordelijkheid van de aanbieder blijft om passende maatregelen te treffen ter zake van de melding en van het voorkomen van meldingen in de toekomst.

  • 5. Het college kan nadere regels stellen ter zake welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.

Artikel 18. Toezichthouder

  • 1. Het college wijst met inachtneming van artikel 6.1 van de Wmo 2015 personen aan die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet.

  • 2. Aanbieders verlenen alle medewerking aan de toezichthoudend ambtenaar, die hij redelijkerwijs kan vragen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

  • 3. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de door het college gecontracteerde aanbieders en aanbieders die via een pgb worden betaald.

  • 4. De toezichthoudend ambtenaar adviseert aan de colleges WF7, die gezamenlijk besluiten over vervolgacties.

  • 5. De toezichthoudend ambtenaar informeert het college via een jaarverslag.

  • 6. De toezichthoudend ambtenaar doet structureel onderzoek en onderzoek naar calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

Artikel 19. Voorkoming en bestrijding van ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015

  • 1. Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015.

  • 2. Onverminderd artikel 2.3.8 van de Wmo 2015 doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 3. Onverminderd artikel 2.3.10 van de Wmo 2015 kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de Wmo 2015 herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget is aangewezen, de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget niet meer toereikend is te achten;

    • c.

      de cliënt niet voldoet aan de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget verbonden voorwaarden;

    • d.

      de cliënt de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 4. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen drie maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5. Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 6. Als het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 7. Bij herhaalt en ernstig wangedrag bij het ontvangen van diensten dan wel herhaalde onzorgvuldige omgang met verstrekte voorzieningen, kan het college al dan niet tijdelijke maatregelen ten aanzien van de cliënt treffen ter bescherming van de medewerker van een aanbieder dan wel voorkomen van (verdere) schade.

  • 8. Het college kan periodiek onderzoek, al dan niet steekproefsgewijs, of:

    • a.

      de cliënt nog op de maatwerkvoorziening is aangewezen;

    • b.

      de maatwerkvoorziening of het daarmee samenhangende pgb nog toereikend is;

    • c.

      de cliënt nog voldoet aan de voorwaarden van de maatwerkvoorziening of het pgb;

    • d.

      de verstrekte voorzieningen worden gebruikt dan wel besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn.

  • 9. Het college kan nadere regels stellen omtrent kwaliteitseisen.

Artikel 20. Opschorting betaling uit het pgb

  • 1. Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb aan een zorgverlener voor ten hoogste een door het college vastgestelde periode, als er ten aanzien van een cliënt of zorgverlener een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de Wmo 2015.

  • 2. Het college stelt cliënt en zijn budgethouder schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het eerste lid.

Artikel 21. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

  • 1. Mantelzorgersontvangers kunnen door middel van een melding bij het college voor het ontvangen van een jaarlijkse blijk van waardering voor hun mantelzorgers in aanmerking komen.

  • 2. De melding van de mantelzorgontvanger wordt tussen de periode 1 oktober en 31 december van het betreffende jaar gedaan.

  • 3. De blijk van waardering bestaat uit maximaal een cadeaubon ter waarde van € 100,00 per mantelzorgontvanger.

Artikel 22. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen

Het college verstrekt in overeenstemming met het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.7 van de Wmo 2015, en de nader vastgestelde regeling aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.

Artikel 23. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorzieningen door derden

  • 1. Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de Wmo 2015 en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan overeenkomst met derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • i.

        een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de derde, en

      • ii.

        de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2. Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de Wmo 2015, en

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de Wmo 2015, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van loon binnen een overeenkomst;

    • f.

      Overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 4. Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

  • 5. Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in het eerste lid hij een overeenkomst aangaat.

  • 6. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitsverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de marktprijs van de voorziening; en

    • b.

      de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

      • i.

        aanmeten, levering en plaatsing van de voorziening;

      • ii.

        instructie over het gebruik van de voorziening;

      • iii.

        onderhoud van de voorziening; en

      • iv.

        verzekering van de voorziening.

  • 7. Het college kan nadere regels stellen ter zake en met inachtneming van het voorgaande.

Artikel 24. Klachtenregeling en medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Het college stelt een regeling vast voor afhandeling van klachten van cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

  • 2. Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 3. Aanbieders stellen een regeling vast voor de participatie en medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de cliënten van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 4. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klacht- en medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 25. Betrekken van ingezetenen bij beleid

  • 1. Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 26. Bijzondere en onvoorziene nadelige gevolgen voor de cliënt

Het college kan, indien er zeer dringende redenen zijn, ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot bijzondere en onvoorziene nadelige gevolgen leidt.

Artikel 27. Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt na afloop van het beleidsplan geëvalueerd.

Artikel 28. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2025.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning 2025 gemeente Koggenland.

  • 3. De Verordening Wmo Gemeente Koggenland 2021 wordt per gelijke datum ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad

De raad van de gemeente Koggenland,

16 december 2024, agendapunt …

de griffier,

E.M.L. Marijnissen

de voorzitter,

mevrouw mr. M.M. Bonsen-Lemmers