Regeling vervalt per 01-02-2026

Uitvoeringsprogramma 2025 uitvoerings- en handhavingsstrategie

Geldend van 01-02-2025 t/m 31-01-2026

Intitulé

Uitvoeringsprogramma 2025 uitvoerings- en handhavingsstrategie

Versie : 1.0

Vastgesteld door het college op:

Portefeuillehouder: wethouder K. Gommeren

Behandelend ambtenaar: C. Franken

Kenmerk: 2431814

1. Algemeen

1.1 Inleiding

Voor u ligt het uitvoeringsprogramma 2025 uitvoerings- en handhavingsstrategie van de Gemeente Steenbergen. In het uitvoeringsprogramma leest u hoe de gemeente Steenbergen in 2025 uitvoering zal geven aan vergunningverlening en de diverse handhavingstaken. Met het uitvoeringsprogramma beoogt de gemeente een duidelijk beeld te schetsen van de voorgenomen activiteiten en van de doelen en prioriteiten die voor 2025 zijn vastgesteld.

Het uitvoeringsprogramma heeft alleen betrekking op het omgevingsrecht en omgevingsvergunningen in relatie tot de APV.

Het budget voor de OMWB is ten opzichte van 2024 verhoogd (van € 669.000 naar € 752.000 in 2025). Alle activiteiten die de OMWB voor ons uitvoert in 2025, zijn opgenomen in het werkplan OMWB 2025, dat als bijlage I onderdeel uitmaakt van het uitvoeringsprogramma.

De provincie Noord-Brabant ziet er met Interbestuurlijk Toezicht (IBT) op toe dat lokale overheden hun maatschappelijke taken goed uitvoeren. De provincie heeft in 2024 de VTH-documenten van Steenbergen beoordeeld met ‘voldoet’ en hier een 91% score aan toegekend. Het uitvoeringsprogramma voldeed geheel en er zijn geen verbeterpunten aangegeven.

Dit uitvoeringsprogramma is vastgesteld door het college en bekendgemaakt middels toezending aan de gemeenteraad en aan de provincie Noord-Brabant en gepubliceerd. Tevens is het uitvoeringsprogramma ter afstemming voorgelegd aan team Veiligheid en de politie. Dit uitvoeringsprogramma loopt tot uiterlijk 1 februari 2026. Uiterlijk op 1 februari 2025 dient het uitvoeringsprogramma te zijn vastgesteld.

1.2 Doel van het uitvoeringsprogramma

Het VTH-beleidsplan werken wij jaarlijks voor 1 februari uit in een uitvoeringsprogramma voor zowel vergunningverlening, toezicht en handhaving. Het werkprogramma voor de OMWB maakt hier als bijlage deel van uit. In het uitvoeringsprogramma beschrijven we de prioriteiten, doelen, activiteiten en methoden uit dit beleid op operationeel niveau. Het uitvoeringsprogramma is dan ook een concreet actieplan voor het betreffende jaar. Daarbij geven wij in het uitvoeringsprogramma aan hoe de (financiële en personele) middelen in het betreffende jaar worden ingezet.

1.3 Relevante ontwikkelingen

Wet goed verhuurderschap ( Wgv )

Op 1 juli 2023 is de Wet goed verhuurderschap in werking getreden. Met de invoering van deze wet kregen gemeenten een belangrijke rol bij het bevorderen van goed verhuurderschap. Met de inwerkingtreding van de Wet betaalbare huur, Wet vaste huurcontracten en Wet maximering huurprijsverhoging geliberaliseerde huurovereenkomsten op 1 juli 2024 is deze rol uitgebreid.

De Wet goed verhuurderschap is een reactie op problemen die zich voordoen op de huurmarkt zoals discriminatie, intimidatie en bedreiging, excessief hoge huren, hoge servicekosten en onrechtmatige huurovereenkomsten. Het rijk komt met deze wet bovendien tegemoet aan de wens van veel gemeenten om op te kunnen treden bij misstanden op de lokale huurmarkt.

Het doel van de wet is het voorkomen en tegengaan van ongewenste verhuurpraktijken bij alle groepen huurders, waaronder arbeidsmigranten. Daarbij stelt de wet het gedrag van de verhuurder centraal en normeert dit gedrag. Gemeenten hebben een taak bij het handhaven van deze normen.

Hieronder vallen verhuurders van reguliere woonruimte (inclusief woningcorporaties), verhuurders van verblijfsruimten aan arbeidsmigranten en verhuurbemiddelaars.

De gemeente heeft een meldpunt ingericht waar huurders via de buiten beter app, de gemeente app en de website een melding kunnen indienen op basis van deze wet.

De gemeentelijk toezichthouder kan proactief (steekproefsgewijs) en op basis van meldingen controle uitvoeren op de naleving van de algemene regels van goed verhuurderschap. In dit uitvoeringsprogramma zijn uren opgenomen om deze controles uit te voeren.

Werkprogramma OMWB 2025

Binnen het werkprogramma spelen de volgende ontwikkelingen in 2025 een belangrijke rol:

  • Effecten Omgevingswet op vergunningverlening

  • Omzetting van Inrichting naar Milieu Belastende Activiteiten

  • Basisregistratie Ondergrond Milieukwaliteit

  • Circulaire economie

  • Stikstof

  • Verscherpte eisen Omgevingsverordening provincie Noord-Brabant

Veiligheidsmonitor gemeente Steenbergen

De Veiligheidsmonitor 2023 biedt een breed overzicht van de leefbaarheid en veiligheid binnen de gemeente Steenbergen en wordt tweejaarlijks uitgevoerd. Het onderzoek vergelijkt de resultaten van 2023 met die van 2021 om trends te identificeren. Het rapport toont aan dat fysieke voorzieningen, sociale cohesie en milieuoverlast aandachtspunten zijn die gezamenlijke aandacht vereisen van verschillende afdelingen binnen de gemeentelijke organisatie.

Binnen het team VTH gaan we in 2025 aan de slag om verbeteringen te bereiken op de volgende aandachtspunten:

  • Milieuoverlast: milieuoverlast, zoals geluidsoverlast en stankoverlast, is toegenomen en zijn significant gestegen sinds 2021. Zowel onze toezichthouders leefomgeving als de OMWB gaan aan de slag om deze problematiek aan te pakken.

  • Onderhoud van openbare ruimte: problemen zoals hondenpoep en rommel op straat blijven ook hoog op de lijst staan van klachten. Dit vraagt om een verbeterde aanpak van handhaving, maar ook van afdeling fysieke leefomgeving.

  • Evenementen: 38% van de inwoners die evenementen bezoeken, maakt zich zorgen over risico’s zoals drukte en vieze toiletten. Dit is relevant voor de afdeling die de vergunningen verstrekt, om mogelijk extra aandacht te besteden aan crowd control en hygiëne tijdens publieke evenementen.

2. Uitvoering

2.1 Inleiding

Er zal nooit capaciteit zijn om alle taken uitputtend uit te voeren. In het beleidsplan zijn daarom ook keuzes gemaakt in prioritering op basis van een risico-inschatting. De prioritering heeft gevolgen voor de diepgang van toetsing van een vergunningaanvraag en de mate van toezicht. In dit hoofdstuk wordt op basis van verwachte aanvragen, prioritering en kengetallen voor urenbesteding een inschatting gemaakt van de benodigde capaciteit.

De vth-activiteiten voor 2025 zijn in paragraaf 2.2 schematisch weergegeven. In hoofdstuk 3 leest u hoe de uitvoering, zoals in dit hoofdstuk wordt beschreven, onder andere qua personeelsformatie wordt geborgd.

2.2 Productenlijst / werkvoorraad

  • 2.2.1 Vergunningen

    Onderstaande tabel biedt inzicht in de verwachte hoeveelheid aanvragen/meldingen per activiteit.

Onderdeel

Aantal

Totaal

Omgevingsplanactiviteiten (omgevingsvergunningen)

 
 

Ruimtelijk

105

 

Kappen

8

 

In-uitrit

10

 

Werk of werkzaamheden uitvoeren

1

 

Monument wijzigen

1

 

Sloopvergunning

1

 
 
 

126

Buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) (omgevingsvergunning)

 
 

Kleine BOPA (kruimelgevallen regeling)

15

 

Grote BOPA

2

 
 
 

17

Vooroverleggen (informele verzoeken op wenselijkheid/haalbaarheid)

 
 

Principeverzoeken toets op wenselijkheid

10

 

Vooraanvraag toets aan Omgevingsplan en Welstand

60

 
 
 

70

Informatieverzoeken

 
 

Vergunning check, toets of vergunning nodig is

200

 

Algemene informatievraag over bouwregels en gebruiksvoorschriften

350

 
 
 

550

Wet Kwaliteitsborging (WKB)

 
 

Vergunningen

15

 

Meldingen

25

 
 
 

40

Meldingen

 
 

Slopen zonder asbest)

15

 

Slopen met asbest

50

 

Particuliere sloop (verwijdering asbest)

80

 

Brandveilig gebruik

3

 
 
 

150

  • 2.2.2. Toezicht en Handhaving

    Toelichting op de uitsplitsing van de handhavingsonderdelen

    Uit het uitvoeringsprogramma VTH 2024 is gebleken dat enkele belangrijke onderdelen niet voldoende gespecificeerd zijn. Een aantal handhavingsonderdelen die in 2024 eruit zijn gehaald komen voor 2025 weer terug. Deze onderdelen willen we het komende jaar beter in kaart gaan brengen. Het aantal onderdelen is uitgebreid van vier naar elf.

    Toezicht cijfers

    De cijfers voor toezicht van voorgaande jaren zijn bekend. Deze cijfers zullen als richtlijn dienen voor het jaar 2025. De tijd die aan elk handhavingsonderdeel wordt toegewezen, is afhankelijk van de prioriteit van dat onderdeel. De inzet van middelen en capaciteit wordt bepaald op basis van deze prioritering. Er zijn echter enkele uitzonderingen, waarbij een aantal onderdelen belangrijk gevonden worden, maar waar echter onvoldoende werkvoorraad beschikbaar is om deze volledig te kunnen vullen.

    Controle cijfers Handhaving

    Met de ingebruikname van de extra punten onder het handhavingsonderdeel zal hier in 2025 meer ingezet op worden. Daarbij willen we in 2025 een pilot uitvoeren voor een meer actieve handhaving, in plaats van een passieve (melding gericht). Vanwege de aard van actief toezichthouden kunnen de doelen in de loop van het jaar bijgesteld worden.

    afbeelding binnen de regeling

    Afbeelding 1 – geraamde controles 2025

    Brandveiligheid

    Het team VTH werkt samen met de Brandweer Midden- en West-Brabant aan het brandveilig gebruik van (zorg)instellingen. In overleg met de brandweer worden de controles uitgevoerd bij (zorg)instellingen, waar het niveau van zelfredzaamheid van de gebruikers laag is en waar de kans op brand en de frequentie van het gebruik een essentieel onderdeel is. De Brandweer Midden –en West-Brabant stelt zelf jaarlijks een basistakenpakket vast.

2.3 Uitvoeringsdoelstellingen

De doelstellingen die in dit uitvoeringsprogramma worden beschreven, zijn opgesteld op basis van de beleidsdoelstellingen die volgen uit het Beleidsplan VTH 2022-2025. Hierin heeft het college gemotiveerd aangegeven welke doelen en prioriteiten het zichzelf stelt bij de VTH-taken en welke activiteiten het daartoe zal uitvoeren.

Doelstellingen

Naast de primaire doelstelling, het bevorderen van naleving van wet- en regelgeving om een veilige, gezonde en schone fysieke leefomgeving te bereiken, hebben wij nog 8 doelstellingen voor de komende beleidsperiode opgesteld. Deze 8 doelstellingen geven invulling aan onze missie en visie. Om deze doelstellingen SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden) te maken, is bij iedere doelstelling aangegeven wat wij daarvoor gaan doen.

 

Doelstelling

Wat gaan wij daarvoor doen?

1.

Het VTH-beleidsplan vormt de basis voor besluitvorming.

  • De diepgang van toetsing van aanvragen sluit aan bij de prioriteit

2.

Het VTH-beleidsplan vormt de basis voor professionele vergunningverlening, toezicht en handhaving.

  • VTH-medewerkers passen VTH-strategieën correct toe

  • Er wordt voldaan aan de VTH-kwaliteitscriteria

3.

Het verkleinen van de kloof tussen beleid en uitvoering.

  • Vergunningverleners en toezichthouders:

    • Betrekken bij opstellen beleid

    • dragen het beleid zowel intern als extern uit

4.

Klachten en meldingen worden naar prioriteit afgehandeld. De risicoanalyse bepaalt de prioriteit.

  • Klachten en meldingen prioriteren

  • Afhandeling op basis van prioriteit

  • Capaciteit en middelen inzichtelijk maken

5.

Innovatie, maatwerk en dienstverlening vormen de kern van vergunningverlening, toezicht en handhaving.

  • In gesprek gaan met overtreder, informele aanpak gaat voor procedurele aanpak

  • Aanpak gericht op vermindering overlastmeldingen

  • meedenken in oplossingen

  • klant staat centraal. Ja, mits houding

  • snelle vergunningverlening, geen vergunningen van rechtswege verleend

6.

Er is sprake van een goede afstemming tussen vergunningverlening en toezicht/handhaving waarbij de scheiding tussen vergunningverlening en toezicht/handhaving gewaarborgd is.

  • Regelmatig VTH-overleg

  • Gebiedsgericht werken met afstemming V, T en H

7.

Versterken integrale samenwerking.

  • Tijdig betrekken interne en externe partners

  • Integrale controles

8.

Borgen van afspraken en processen, zowel intern als extern.

  • Opstellen procesbeschrijvingen

  • Volledigheid dossiers

  • VTH-applicatie

3. Borging van uitvoering en middelen

3.1 Middelen

In onderstaande tabel zijn de uren van de medewerkers van team VTH opgenomen, alsmede het uurtarief en de kosten. Deze kosten zijn opgenomen in de begroting 2025.

afbeelding binnen de regeling

3.2 Uitvoering

  • 3.2.1 Vastgelegde werkwijzen

    De voortgang van de afspraken en capaciteitsraming, zoals opgenomen in het teamplan, worden bewaakt door middel van de gesprekkencyclus. Per medewerker vindt er jaarlijks een evaluatie-/beoordelingsgesprek plaats. Tussentijds vinden individuele gesprekken plaats tussen medewerker en coördinator/concernmanager. Verder is er een beleidsagenda welke de planning bevat voor vaststelling van de (beleids)plannen die door de raad dan wel college moeten worden vastgesteld.

    Per planmatige actie wordt er een draaiboek opgesteld, zodat de werkafspraken vastliggen en er een zoveel mogelijk uniforme werkwijze ontstaat. Voorbeelden van planmatige acties zijn bijvoorbeeld controles op brandveiligheid binnen de horeca.

    Naast de sturing op operationeel niveau, vindt er gedurende het jaar ook sturing en afstemming plaats op strategisch niveau. De concernmanager heeft structureel overleg met de betrokken portefeuillehouders. De coördinator van het team VTH heeft eveneens structureel (wekelijks) overleg met de portefeuillehouder VTH om de lopende zaken te bespreken en de afstemming te hebben over de politiek gevoelige dossiers.

    Voor alle primaire processen rondom VTH zijn samen met de medewerkers werkbeschrijvingen opgesteld. Deze werkbeschrijvingen zijn bekend bij alle medewerkers. Nieuwe medewerkers worden ook bekend gemaakt met de werkbeschrijvingen. De actualiteit, opvolging en effectiviteit van alle werkwijzen worden gemonitord middels de interne audits en waar nodig aangepast.6.

    Nieuwe VTH-applicatie, Centric Leefomgeving (CLO)

    De veranderopgave vanuit de Omgevingswet is een omvangrijke en complexe zaak. Om ons daarin te ondersteunen en te helpen, is Centric Leefomgeving (CLO) ontwikkeld, waarin we in één oogopslag alle werkzaamheden rondom deze wet, inzichtelijk hebben en beheren. Denk aan visies, plannen voor toepasbare regels en de procesafhandeling rondom vergunningverleningen, mobiel toezicht en handhaving. Vanaf 1 januari 2024 is CLO in gebruik genomen voor vergunningverlening. De toezichtmodule is vanaf 1 augustus 2024 in werking.

  • 3.2.2 Klachten en Meldingen

    De klachten en meldingen worden sinds 1 november 2023 geregistreerd in een nieuw geautomatiseerd systeem, namelijk BinnenBeter. De BuitenBeter app, waarmee inwoners gemakkelijk alles kunnen melden wat er in hun leefomgeving gebeurd, is hierin geïntegreerd.

    De toezichthouders Leefomgeving behandelen klachten en meldingen die voor het team VTH binnenkomen. Als meldingen door meerdere instanties integraal moeten worden behandeld, zorgt een toezichthouder Leefomgeving voor de coördinatie. Het gaat hierbij primair om de klachten en meldingen gericht op het fysieke domein. Algemene APV klachten en meldingen lopen via de boa’s van het team Veiligheid.

3.3 Beleid- en begrotingscyclus

De gemeente kent een jaarlijkse beleid- en begrotingscyclus, waarvoor het collegeprogramma en de teamplannen leidend zijn. Jaarlijks wordt aan de raad, ten behoeve van de begrotingsbehandeling, een voorstel gebracht, gebaseerd op het collegeprogramma en de teamplannen. Met het vaststellen van de begroting worden de middelen voor de uitvoering van de activiteiten en taken die vermeld staan in dit uitvoeringsprogramma gewaarborgd. Gedurende het jaar wordt de raad gerapporteerd over de voortgang van de uitvoering van de doelen en daarmee gepaard gaande middelen van zowel het eigen uitvoeringsprogramma, als van dat van de OMWB. De OMWB levert hiervoor een tussenrapportage aan, op basis waarvan beoordeeld kan worden of de gestelde doelen bereikt worden. Financiële en personele middelen worden zo nodig aangevuld.

Tot slot rapporteert het college jaarlijks, middels het evaluatieverslag, over de in het VTH-beleidsplan en uitvoeringsprogramma gestelde doelen. Ook het uitvoeringsprogramma wordt openbaar gemaakt (via de openbare besluitenlijst van het college). Alle VTH-documenten worden ter informatie aangeboden aan de gemeenteraad en de Provincie.

3.4 Borging beschikbaarheid samenwerkingspartners

Een juiste afstemming met interne en externe partners is essentieel om het VTH-beleidsplan goed uit te kunnen voeren. Om die reden is ook voor de totstandkoming van dit uitvoeringsprogramma afstemming gezocht met diverse partners. Bij afstemming met interne partners kunt u denken aan team Veiligheid. Bij afstemming met externe partners kunt u denken aan de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB) en de Veiligheidsregio (brandweer).

Voor 2025 zijn in ieder geval de volgende specifieke afspraken gemaakt:

  • Er vindt wekelijks een VTH-overleg plaats;

  • er vindt wekelijks overleg met de bestuurders plaats;

  • Met de OMWB vinden verschillende structurele overleggen plaats.

  • Met de brandweer zijn voor 2025 ook afspraken gemaakt voor de controles op de zorginstellingen;

  • Voorzover van toepassing worden projecten ter beoordeling voorgelegd aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit. Deze commissie adviseert het college van burgemeester en wethouders of bouwplannen voldoen aan redelijke eisen van welstand;

  • Afhankelijk van de impact van het ontwerp adviseert de Rijksdienst Cultureel Erfgoed (RCE) over het behoud van het cultureel erfgoed;

  • Bij ruimtelijke afwegingen die vallen onder de uitgebreide procedure dient afstemming gezocht te worden met de Provincie Noord-Brabant;

  • Bij ruimtelijke afwegingen die vallen onder de uitgebreide procedure en die van invloed zijn op het oppervlaktewater of de wijze hoe omgegaan wordt met de afvoer naar het oppervlaktewater dient afstemming gezocht te worden met het Waterschap Brabantse Delta.

Van de hierboven genoemde overleggen wordt op hoofdlijnen een verslag gemaakt. Naar aanleiding van de afspraken gemaakt in deze overleggen, kan bijstelling van het uitvoeringsprogramma noodzakelijk zijn. Als dit in 2025 mocht spelen zal er een nieuwe versie van het uitvoeringsprogramma worden vastgesteld. Dit wordt inzichtelijk gemaakt door de versie aan te geven op het voorblad van het uitvoeringsprogramma.

3.5 Bereikbaarheid buiten kantooruren

De gemeente Steenbergen kent een crisisorganisatie. De crisisorganisatie wordt door de medewerker van Veiligheid georganiseerd. Deze medewerker draait ook AOV-piket en OvD-bz-piket. (AOV = Ambtenaar Openbare Veiligheid en OvD-bz = Officier van Dienst bevolkingszorg). Een aantal medewerkers draait piketdiensten om telefonisch bereikbaar te zijn voor meldingen vanuit dit AOV-piket.

Calamiteiten of spoedmeldingen dienen telefonisch te worden gemeld. Het algemene nummer van de gemeente is buiten kantoortijden doorgeschakeld naar de dienstdoende opzichter van de Buitendienst. Afhankelijk van het soort melding schakelt de dienstdoende opzichter de juiste personen in.

Milieuklachten kunnen buiten kantooruren worden gemeld bij de klachtenlijn van de OMWB.

Ondertekening

Bijlage Werkprogramma 2025

OMWB

Werkprogramma 2025

Gemeente Steenbergen

Inleiding

Voor u ligt het werkprogramma (WP) 2025 van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB) voor uw gemeente. Het jaar 2025 wordt weer een bijzonder jaar. Per 1 januari 2024 is de Omgevingswet ingevoerd, maar de daadwerkelijke effecten en impact ervan gaan we pas merken in 2025. Het is daarom nog niet duidelijk hoe deze nieuwe wet exact aangrijpt op alle producten, diensten en kengetallen in ons werkprogramma. Het werkprogramma van 2025 is nog niet helemaal Omgevingswet-proof, wij hebben met elkaar afgesproken hiervoor drie jaar de tijd te nemen. Een aantal basistaken ziet u in het onderhavige werkprogramma dus nog bij de niet basistaken staan.

Dit werkprogramma is tot stand gekomen naar aanleiding van diverse overleggen die we in 2024 met u gehad hebben. In de basis bestaat het WP 2025 uit dezelfde producten en diensten als de voorgaande werkprogramma’s. Na de inleiding hebben wij in hoofdstuk één de ontwikkelingen voor 2025 opgenomen. In hoofdstuk twee vindt u onze financiële prognoses voor uw gemeente, verdeeld over programma 1, 2 en 3. Voor het WP 2025 moeten we samen op zoek de optimale inzet van de financiële middelen binnen de afgesproken kaders waaronder de Midden-West-Brabant-norm + Level Playing Fields en de ontwikkelingen die op ons afkomen. De geraamde benodigde bedragen per taakveld zijn in de loop van het jaar bepaald, gebaseerd op de realisatie van de afgelopen jaren en uw ambities. Per taakveld wordt beknopt aangeven wat er voor het budget gedaan wordt. Voor een uitgebreidere uitleg per taakveld verwijzen wij naar de ProductenDienstenCatalogus (PDC). Als laatste hebben we rekening gehouden met uw wensen die u naar aanleiding van de begroting 2025 en de bespreking van het werkprogramma aan ons hebt doorgegeven.

1. Ontwikkelingen 2025

1.1 Effecten Omgevingswet op vergunningverlening

De Omgevingswet heeft een aantal ingrijpende gevolgen gehad voor vergunningverlening. Het jaar 2024 is een overbruggingsjaar geweest, waarin we met zowel oude als nieuwe wetgeving te maken hebben gehad. Eind 2023, net voor inwerkingtreding van de Omgevingswet, zijn nog een groot aantal aanvragen om een omgevingsvergunning ingediend.

Een andere grote wijziging onder de Omgevingswet is dat een bedrijf niet langer ervoor kan kiezen of aangeschreven kan worden op het indienen van een aanvraag om revisievergunning. Om vergunningen actueel te houden is hiertoe in het GUK een Actualisatieprogramma opgenomen. In 2025 wordt gestart met dit programma. Meer uitleg hierover geven we in hoofdstuk 3.2

Het is voor de OMWB op dit moment nog niet mogelijk om voor het verlenen van vergunningen onder de Omgevingswet goede ervaringscijfers op te leveren. Op de in 2024 doorlopen procedures was in de meeste gevallen het oude recht en het overgangsrecht van toepassing. Ook zijn de bestaande teksten en voorschriften die gebruikt worden voor het opstellen van vergunningen omgebouwd naar de Omgevingswet. Het jaar 2024 is ook het jaar dat medewerkers vertrouwd raakten met de Omgevingswet en kennis en kunde opbouwden met het werken met deze wet.

Tot op heden lijken er minder aanvragen om een omgevingsvergunning te worden ingediend. Het is momenteel echter nog te vroeg om hiervoor een oorzaak aan te wijzen. Dit kan veroorzaakt worden doordat er eind 2023 nog veel aanvragen zijn ingediend onder de oude wetgeving, maar het kan ook een direct gevolg zijn van de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Bijvoorbeeld door onduidelijkheid procedures, regels en het heffen van milieuleges.

1.2 Omzetting van Inrichting naar Milieu Belastende Activiteiten

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is het registreren van de MBA’s/controle van de geregistreerde MBA’s in het zaaksysteem geen aparte taak meer maar is dat onderdeel van de behandeling van een melding/aanvraag en de uitvoering van een toezichtstaak. Deze uren worden dan ook niet meer apart genoteerd. Een apart budget is om die reden ook niet langer noodzakelijk. Het bedrag van dit budget zal verdeeld worden over Vergunningverlening en Toezicht.

1.3 Basisregistratie Ondergrond Milieukwaliteit

Volgens de laatste informatie treedt op 1 juli 2025 de Basisregistratie Ondergrond (BRO), fase Milieukwaliteit in werking. Dit betekent dat vanaf dat moment alle bodemrapporten (in het kader van officiële procedures, maar ook voor grondtransacties of infrastructurele werken) van de gemeente niet alleen ingevoerd moeten worden in het eigen bodeminformatiesysteem maar ook moet worden aangeleverd aan het landelijke BRO-loket. De gemeente is bronhouder van deze gegevens en verantwoordelijk voor de aanlevering. Het aanleveren mag ook gemandateerd worden aan de OMWB. Ook de bestaande rapporten in het bodeminformatiesysteem moeten in een zogeheten datadump aangeleverd worden aan het BRO-loket. Het is momenteel nog niet bekend wat de impact van de BRO is op benodigde tijd en financiën. Eind 2024 wordt gekeken welke werkzaamheden door de OMWB en door de gemeenten zelf worden uitgevoerd. Zodra er meer duidelijk is over de wijze van aanleveren van gegevens voor de BRO, kan een inschatting van tijd en dus ook kosten worden gemaakt.

1.4 Circulaire economie

De rijksoverheid werkt samen met het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen en andere overheden (waaronder de OMWB) aan een duurzame economie voor de toekomst. In deze circulaire economie (CE) bestaat (idealiter) bijna geen afval en worden (secundaire) grondstoffen steeds opnieuw gebruikt. In het Nationale Programma Circulaire Economie staat wat nodig is om in 2050 in Nederland volledig circulair te zijn [bron: Nationaal Programma Circulaire Economie | Nederland circulair in 2050]. Een circulaire economie is gericht op het optimaal inzetten en hergebruiken van grondstoffen in de verschillende schakels van de productieketen: van de winning van grondstoffen tot consumptie. Grondstoffen dreigen schaars te worden door een groeiende bevolking en toenemende welvaart in de wereld. Hierdoor wordt het steeds belangrijker om de beschikbare grondstoffen zo efficiënt mogelijk te gebruiken. Dit geeft ook nieuwe kansen, maar ook bedreigingen voor bedrijven: nieuwe markten, meer samenwerking en minder grondstoffenverbruik, dat een groot effect gaat hebben op de bedrijven. De transitie naar een circulaire economie is volgens de Europese Commissie 'de gelegenheid om onze economie te transformeren en nieuwe en duurzame concurrentievoordelen voor Europa te genereren'. Daarnaast zorgt circulaire economie ook voor ongeveer 10% minder broeikasgassen, 20% waterbesparing en 25% minder import van primaire grondstoffen. De OMWB speelt een belangrijke rol in deze transitie. Deze bestaat uit het stimuleren van bedrijven door middel van het bijbrengen van bewustwording, maar ook toezicht en handhaving op nieuwe richtlijnen. De OMWB draait al een pilot in de gemeente Tilburg om te leren hoe we met deze transitie kunnen omgaan. Daarbij worden we gesteund door de provincie Noord-Brabant. Het is wenselijk om de kennis en ervaring met CE ook uit te breiden naar meer gemeenten en bedrijven om de awareness te vergroten en te zorgen van een reductie van grondstoffen en afvalstoffen. Hierbij merken we op dat we voor de provinciale bedrijven samen met de provincie Noord-Brabant een plan van aanpak aan het opstellen zijn hoe de CE handen en voeten kunnen geven. Veel daarvan zal zijn weerslag hebben op de VTH-opdracht van de provincie. Ook hiervoor zou het goed zijn als we in 2025 ook met de gemeenten afspraken over kunnen maken.

1.5 Stikstof

1.5.1 Vergunningverlening

Sinds november 2022 ligt de vergunningverlening voor aanvragen met stikstofeffecten op Natura 2000-gebieden grotendeels stil. Dit is deels door de onzekerheid over de werking van emissiearme stalsystemen (veehouderijen; landelijke jurisprudentie) en deels door het stilleggen van extern salderen door Gedeputeerde Staten (veehouderijen en industrie). Projecten waarvan zeker is dat er geen sprake is van (een toename van) stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden kunnen wel worden uitgevoerd. Voor de industrie is vooral het stilleggen van extern salderen van belang, de veehouderijen worstelen met de onzekerheid over de emissiearme stalsystemen. Via een passende beoordeling moeten zij voor het onderdeel natuur aantonen dat er met zekerheid geen toename van stikstofdepositie zal zijn. Dit is momenteel enkel nog mogelijk voor bedrijven die met luchtwassers werken, via het toepassen van de handreiking passende beoordeling luchtwassers van de provincie Noord-Brabant.

Onder de Omgevingswet is er geen juridische koppeling meer tussen de natuurwetgeving en de milieuwetgeving. Dat betekent dat het bevoegd gezag bij een aanvraag omgevingsvergunning, onderdeel milieu, niet meer hoeft te controleren of er ook een natuurvergunning nodig is, waardoor een omgevingsvergunningaanvraag milieu dan mogelijk komt stil te liggen. Een aanvrager mag beide trajecten afzonderlijk aanvragen en dat is wat we in de praktijk ook vaak zien gebeuren. Daardoor kan de omgevingsvergunning milieu vaak wel verleend worden. Nadeel is dat ondernemers beide toestemmingen nodig hebben om hun plannen te mogen uitvoeren en zonder natuurvergunning geen gebruik kunnen maken van de omgevingsvergunning milieu. Bovendien moet bij veel aanvragen vooraf een m.e.r.-beoordeling gedaan worden. Onderdeel daarvan is de beoordeling van de effecten op natuur. Zonder de zekerheid dat er geen negatieve effecten voor de Natura 2000-gebieden zullen zijn (meestal door stikstofdepositie) kan daarop niet positief beschikt worden. Daardoor liggen toch de nodige aanvragen stil.

Er is momenteel nog geen zicht op een verandering in deze situatie voor 2025. De toestand van de Brabantse Natura 2000-gebieden is meestal zo slecht dat er geen ruimte is om extern salderen opnieuw in te zetten. Voor de veehouderijen is nog weinig zicht op een goede passende beoordeling voor emissiearme stalsystemen anders dan luchtwassers. Wel moeten melkveehouders en kalverhouders met verouderde stallen vóór 1 januari 2026 een vergunningaanvraag indienen om aan de emissie-eisen uit de Omgevingsverordening Noord-Brabant te voldoen. Daarom verwachten we eind 2025 een piek in aanvragen van melkvee- en kalverhouders.

1.5.2 Toezicht

Stikstof is overal om ons heen. Het is een belangrijke voedingstof voor planten en van zichzelf niet schadelijk voor de mens. Stikstofverbindingen brengen wel schade toe aan onze gezondheid en aan de natuur. De uitstoot moet daarom omlaag.

Het stikstofvraagstuk is ingrijpend en complex en er zijn veel belangen mee gemoeid. Bij de stikstofcrisis van de laatste jaren draait het om twee stofjes: stikstof uit bronnen als verkeer en industrie (NOx) en stikstofverbindingen van de veehouderij, in de vorm van ammoniak (NH3). Deze slaan neer in de natuur waardoor bodem en water voedselrijker worden. Daardoor groeien sommige planten beter dan andere wat leidt tot een monocultuur. Belangrijker is echter de sterke verzuring van de bodem als direct effect van die hoge stikstofdepositie. Dat vormt een bedreiging voor de biodiversiteit. Stikstofverbindingen veroorzaken smog en fijnstof en zijn daardoor ook slecht voor de mens. Daardoor kunnen gezondheidsproblemen ontstaan, zoals astma. Tenslotte speelt stikstof in de vorm van nitraat een rol voor het behalen van de doelen uit de Kaderrichtlijn Water (KRW).

De Natuurdoelanalyses van de Natura 2000-gebieden in Noord-Brabant laten een verslechterd beeld zien van de natuur. De verplichte Europese natuurdoelen kunnen met de huidige maatregelen niet worden behaald. Dat heeft als gevolg dat aanvragen voor vergunningverlening met stikstofeffecten op Natura 2000-gebieden tijdelijk stil komen te liggen. De provincie heeft als onderdeel van de vernieuwing van de Brabantse Ontwikkelaanpak Stikstof een pakket met aanvullende bronmaatregelen opgesteld om de stikstofuitstoot fors terug te dringen.

Verder geeft de provincie Noord-Brabant in haar Beleidskader Milieu de ambitie weer om de WHOadvieswaarden voor fijnstof en stikstofdioxide in lucht te behalen in plaats van dat ze zich richt op het voldoen aan de minder strenge EU-grenswaarden. Gemeenten hebben stikstofreductiedoelen (vanwege volksgezondheid en natuurdoelstellingen) veelal nog niet opgenomen in hun omgevingsplannen. Voor de OMWB heeft stikstof met name invloed op de agrarische vergunningen en toezichtactiviteiten in relatie tot de stikstofneerslag in- en rondom natuurgebieden. In de industrie speelt stikstofdioxide een rol bij vergunningverlening.

1.6 Verscherpte eisen Omgevingsverordening provincie Noord-Brabant

Per 1 juli 2024 is de eerste termijn voor aanpassingen voor stallen onder de Omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant een feit. Vanaf 1 juli 2024 moeten de volgende sectoren voldoen aan de provinciale eisen met betrekking tot emissiereductie:

  • Varkens;

  • Pluimvee;

  • Geiten;

  • Konijnen.

In de ‘routekaart stalaanpassingen’ is aangegeven hoe men hier aan zou kunnen voldoen, in het kort komt dit neer op een keuze uit de volgende varianten:

  • De ammoniakemissies terug te brengen door een of meer huisvestingssystemen aan te passen;

  • Over te schakelen naar natuur inclusieve landbouw;

  • Over te schakelen naar biologische landbouw, indien van toepassing voor de betreffende diercategorie;

  • Gebruik te maken van de regeling uit artikel 3.101 Omgevingsverordening OV voor per 1 januari 2028 stoppende bedrijven;

  • Te voldoen aan de ammoniakemissie-eisen door middel van het houden van minder dieren op grond van artikel 3.98, derde lid van de Omgevingsverordening;

  • Gebruik te maken van de Landelijke Beëindigingsregeling Veehouderijlocaties (LBV) of LBV-plusregeling;

  • Het bedrijf voor 1 juli 2024 te beëindigen (voor de melkveesector en kalversector geldt de datum van 1 januari 2026).

De focus van de OMWB komt te liggen op die bedrijven die tot op heden nog niet aantoonbaar één van bovenstaande keuzes heeft gemaakt; betreffende controles worden namens de provincie uitgevoerd. Het maken van een dergelijke keuze zal inherent ook leiden tot een gemeentelijk proces (wijzigen bestemmingsplan, aanvraag voor een vergunning, ontwikkeling op locatie anders dan veehouderij, ondersteuning voor het bedrijf etc.).

Impact 2025

  • 1.

    Focus op stilzittende bedrijven;

  • 2.

    Te verwachten juridische procedures;

  • 3.

    Meerwerk binnen het juridische kader, vergunningverlening en Ruimtelijke Ordening.

2. Werkprogramma 2025

2.1 Programma 1

In de onderstaande tabel vindt u de opbouw van de verschillende taakvelden van Programma 1. In de kolommen vindt u de MWB-norm 2025 en het afgesproken definitieve budget voor 2025.

afbeelding binnen de regeling

2.1.1 Vergunningverlening grijs (basis)

Actualisatieprogramma vergunningverlening

In het GUK is opgenomen dat vanaf 2025 jaarlijks een Actualisatieprogramma gemaakt zal worden. In 2024 is een start gemaakt met het opstellen van het Actualisatieprogramma voor 2025. Hierbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

Leeftijd vergunning:

De doelstelling is om ieder jaar 10% van de oudste vergunningen te beoordelen. Op deze manier creëer je een cyclus waarmee alle vergunningen eenmaal in de 10 jaar worden beoordeeld op actualiteit. Omdat we nog geen kengetallen hebben voor het uitvoeren van een actualisatietoets en het uitvoeren van een actualisatie willen we in 2025 starten met het uitvoeren van 1 a 2 actualisatietoetsen en 1 a 2 actualisaties per gemeente. Met de gegevens die hieruit voortkomen kunnen wij een betere indicatie geven van de benodigde tijd/kosten.

IPPC/bodem:

Voor het aspect bodem zijn in vergunningen voor IPPC bedrijven geen bodemvoorschriften opgenomen voor de meeste activiteiten. Hierop waren de voorschriften uit het Activiteitenbesluit van toepassing. Het Activiteitenbesluit is echter vervallen. Het invoeringsbesluit van de Omgevingswet dekt niet alle activiteiten. Het is daarom belangrijk dat de vergunningen van IPPC-bedrijven geactualiseerd worden op het bodemaspect daar waar nodig. Hiervoor zal eerst een algemene inventarisatie plaats moeten vinden om de aantallen bedrijven per gemeente inzichtelijk te maken en moet onderzocht worden op welke activiteiten het invoeringsbesluit onvoldoende dekking van het bodemaspect geeft. Vervolgens zullen de vergunningen daar waar nodig worden aangepast.

Kader Richtlijn Water (KRW):

Ook in het kader van de uitvoering KRW is mogelijk actualisatie nodig. De komende maanden verwachten we dat dit inzichtelijk wordt. De verwachting is dat dit speerpunt in de uitvoering hoofdzakelijk bij toezicht zal liggen en op basis van de zorgplicht onder de Omgevingswet zal gebeuren.

Daar waar nodig zal echter actualisatie van vergunningen moeten plaatsvinden.

Voor het opstellen van een goed Actualisatieprogramma is het beschikbaar hebben van data essentieel. Hierbij kan worden gedacht aan data met betrekking tot verleende vergunningen, maar ook bijvoorbeeld voorgeschreven/toegepaste richtlijnen en best beschikbare technieken. De momenteel beschikbare data zijn beperkt. Onderdeel van het Actualisatieprogramma zal dan ook zijn het completer krijgen van data. Hiervoor wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het lopende project bij de OMWB met betrekking tot datagericht werken. Deze uren vallen buiten het budget voor Vergunningverlening (basis). Om het Actualisatieprogramma goed op te kunnen stellen en uit te kunnen voeren, zal ook inzet van de gemeenten als archiefhouder worden gevraagd. Deze uitvraag zal met name betrekking hebben op het aanleveren van basisdata, zoals data van verleende vergunningen (voor zover deze niet bij ons bekend zijn).

In de eerste periode van volgend jaar zal de prioriteit komen te liggen bij het verder op orde krijgen van de benodigde data en het starten met actualiseren van de vergunningen bij de IPPC bedrijven voor het aspect bodem. Daarnaast starten we ook met het uitvoeren van enkele actualisatietoetsen en actualisaties op basis van leeftijd van een vergunning.

Het actualiseren van vergunningen hoort bij het primaire werk van vergunningverlening. Omdat we met veel onzekerheden en aannames hebben te maken is ervoor gekozen om het budget voor Vergunningverlening basis met een klein bedrag (gemiddeld € 7.500 per gemeente) te verhogen (e.e.a. is afgestemd op de gemiddelde realisatie van de afgelopen 3 jaar en de MWB-norm). In de eerste termijnrapportage van 2025 willen we een terugkoppeling geven op het voor uw gemeente opgestelde Actualisatieprogramma en een inschatting geven of het beschikbaar gestelde budget voor Vergunningverlening (basis) hiervoor toereikend zal zijn. Op dit moment kunnen wij nog geen goede inschatting geven door de volgende redenen:

  • We hebben nog geen goede cijfers onder de Omgevingswet. Momenteel lijkt het erop dat we minder aanvragen ontvangen dan voorheen. Dit jaar zijn er echter ook nog veel Waboaanvragen behandeld die net voor de jaarwisseling zijn ontvangen. De tijd zal moeten uitwijzen of het aantal aanvragen lager blijft, of dat dit in de loop van de tijd terug naar het oude niveau zal gaan;

  • Ondernemers kunnen met ingang van de Omgevingswet niet meer aangeschreven worden een revisievergunning aan te vragen. Wel is er ruimte om het bevoegd gezag een revisievergunning te laten maken, waarin vergunningen worden samengepakt. Voor nu zijn er nog geen ervaringscijfers over de impact van deze maatregelen. En of dit een bruikbaar instrument is, aangezien de informatie van het bedrijf moet komen;

  • Het is vanwege het ontbreken van ervaringscijfers nog niet mogelijk om in te schatten hoeveel tijd er nodig is voor het screenen van vergunningen op actualiteit en het daadwerkelijke uitvoeren van actualisatie;

  • Voor wat betreft de IPPC-bedrijven en actualiseren op het aspect bodem, is het nog niet duidelijk op welke c.q. hoeveel aspecten vergunningen geactualiseerd moeten worden. Daarom is het moeilijk een inschatting te maken van het percentage vergunningen dat daadwerkelijk geactualiseerd moet worden;

  • Het actualiseren van IPPC vergunningen willen we in één keer doen. Hierdoor kunnen we zo efficiënt en effectief mogelijk werken. We hebben nog geen ervaringscijfers over hoe deze aanpak werkt en welke besparing dit oplevert.

Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS)

Omdat we voor provincie Noord-Brabant inmiddels een aanpak voor afvalverwerkers hebben ontwikkeld die ook door IPO en Omgevingsdienst NL wordt omarmd, rekenen we afvalverwerkers nu ook voor gemeenten volwaardig mee. De aanpak komt er in het kort op neer dat we na de initiële ZZS-inventarisaties bij afvalverwerkers op basis van Eural-codes (afvalstroomnummers) die in een rapport worden gekoppeld aan de aanwezigheid van bepaalde ZZS, we nu Vermijdings- en reductieprogramma’s (VRP’s) bij hen gaan opvragen en beoordelen. Bij het opstellen van een VRP zullen we de afvalverwerkers stimuleren de ZZS-inventarisaties waar nodig te verdiepen. Als een VRP door ons in orde is bevonden, moeten ze vervolgens de maatregelen welke in het VRP worden genoemd gaan doorvoeren.

Er zal op gestuurd worden dat we ook maximaal zeventien uur per afvalverwerker inzetten, opvragen van VRP’s is hier volstrekt nieuw en kan daarom al snel uitmonden in steeds meer te willen weten. De VRP’s zijn echter cyclisch van opzet en moeten elke vijf jaar opnieuw worden opgesteld om zo ZZS stapsgewijs steeds verder te vermijden en reduceren. Net zo lang tot men niet meer verder kan, dit zal veelal zijn wanneer men geen ZZS meer heeft. Dit traject zal zeker voor afvalverwerkers nog decennia in beslag nemen, voor zover het al haalbaar is. Ze nemen immers afval in van derden, waarbij ze maar een beperkte invloed hebben op de aanwezigheid van ZZS. Het zal dus veelal blijven bij het steeds verder reduceren van emissies van ZZS.

2.1.2 Toezicht grijs (basis)

Algemeen

De invoering van de Omgevingswet heeft gevolgen voor de manier waarop de OMWB haar taken ten aanzien van toezicht uitvoert. De afwegingsruimte wordt groter; doelvoorschriften hebben de voorkeur gekregen boven middelvoorschriften.

Voor al onze gemeenten voeren we milieutoezicht uit bij bedrijven. Het uitvoeringsprogramma, onderdeel van het werkprogramma, is daarin leidend. Preventief toezicht op milieubelastende activiteiten in de leefomgeving verkleint de kans op ongevallen, incidenten of zelfs rampen aanzienlijk.

Met het vaststellen van het nieuwe Gemeenschappelijke Uitvoering Kader (GUK) zijn de algemene uitgangspunten en de strategieën die door de OMWB worden gehanteerd bij de uitvoering van de VTH-milieutaak (vergunningverlening, toezicht en handhaving op milieugebied), voor de gemeenten in de regio Midden- en West-Brabant beschreven. Risicogericht werken en programmeren is hierbij het centrale uitgangspunt. Een onderdeel van het GUK is de risicoanalyse. In deze analyse zijn de risico’s in beeld gebracht die voortkomen uit bepaalde gedragingen en activiteiten. Deze activiteiten zijn onderverdeeld in herkenbare branches. De nieuwe VTH strategieën en programmering systematiek worden voor een belangrijk deel gebaseerd op de uitkomsten van deze risicoanalyse.

De OMWB kiest met de implementatie van haar nieuwe GUK voor een overgang waarbij ontwikkeling in kleine stappen centraal staat. In 2024 is gestart met het ontwikkelen van een nieuwe programmeringssystematiek. Deze systematiek beschrijft de manier waarop de OMWB haar preventieve toezicht vorm geeft voor de basistaakbedrijven in haar gebied. In 2025 geven we vervolg aan deze systematiek. Het uitgangspunt blijft daarbij om risicogericht toezicht, omgevingsbewust uit te voeren op een zo efficiënt en effectief mogelijke manier. Dit houdt in dat we inzetten op de bedrijven en branches waar de kans op een overtreding het grootst is en waar de effecten van niet naleving op de omgeving de grootste impact hebben. Dit doen we met een mix van de meest geschikte interventies en instrumenten. Met de programmeringssystematiek maken we de uitvoering van toezicht eenduidig en transparant in de keuzes en resultaten voor zowel de gemeenten als voor de burgers en bedrijven in onze omgeving.

De programmeringssystematiek bestaat uit drie hoofdonderdelen:

  • De meest belangrijke bedrijven in termen van risico’s en emissies (Risicorelevante bedrijven (RRB), IPPC bedrijven veehouderijen, );

  • De programmatische brancheaanpak;

  • De reguliere aanpak.

de meest belangrijke bedrijven in termen van risico’s en emissies (Risicorelevante bedrijven (RRB), IPPC bedrijven veehouderijen, );

De uitvoering van de branches Risicorelevante bedrijven (RRB), IPPC bedrijven industrieel en veehouderijen, ) worden separaat van de uitvoeringsprogramma uitgevoerd. Hiervoor wordt een regionaal uitvoeringsprogramma opgesteld. Deze is gemeente overstijgend. Hiervoor wordt er een vast bedrag van het budget P1 toezicht afgeroomd. Dit geeft een gezamenlijk budget voor alle deelnemers en hiervoor wordt een apart regionaal uitvoeringsprogramma opgesteld. De OMWB is bezig met inrichting hoe we dit apart vorm gaan geven. Wij infomeren u als hier meer over bekend is.

Programmatische brancheaanpak

Voor de branches die in de risicoanalyse een ‘groot’ en ‘zeer groot’ risico scoren, wordt de programmatische brancheaanpak toegepast. Hiervoor worden brancheplannen voor vier jaar opgesteld en gefaseerd ingevoerd; in het GUK is hiervoor een planning opgenomen. In de brancheplannen wordt bepaald op welke milieuthema’s wordt ingezet en welke instrumenten en interventies worden toegepast om de opgenomen doelstellingen te realiseren.

Reguliere aanpak

Bij het opstellen van het uitvoeringsprogramma voor de reguliere aanpak wordt de risicoanalyse als hulpmiddel gebruikt. Met de programmeringssystematiek voor de reguliere aanpak krijgt ieder individueel bedrijf een prioriteitenscore. Deze is gebaseerd op de risicoscore van de branche waarbinnen deze valt in combinatie met het naleefgedrag van de laatste controle. Daarbij wordt een opslag toegepast als er in het afgelopen programmajaar klachten of ongewone voorvallen zijn geweest.

Op basis van deze scores in combinatie met de voorgestelde frequentie vanuit de MWB-norm en de data van de laatste controle, stelt de OMWB een uitvoeringsprogramma op.

Ondergrondse- en bovengrondse tanks

Op grond van paragraaf 3.2.8, artikel 3.24 van het Bal (Besluit Activiteiten leefomgeving) worden opslagtanks voor vloeistoffen met een inhoud van meer dan 250 liter aangewezen als een milieubelastende activiteit. Dit geldt ook voor een tankcontainer of (IBC) verpakking die als opslagtank wordt gebruikt en een inhoud heeft van meer dan 250 liter. Het reinigen en saneren van opslagtanks valt onder de basistaken van de OMWB. Momenteel zijn wij bezig met het maken van procesafspraken met alle deelnemers en wij gaan in 2025 een Level Playing Field (LPF) voor deze taak opstellen.

2.1.3 Hercontroles grijs (basis)

Hieronder vallen het uitvoeren van hercontroles die voortvloeien uit de toezichtsbezoeken van het taakveld Toezicht Grijs (basis). In de MWB-norm is vastgelegd dat er een opslag van 28,6% van het toezichtsbudget nodig is voor de uitvoer van hercontroles.

2.1.4 Repressieve handhaving

Hieronder vallen de producten en activiteiten die worden geleverd in het kader van bestuurlijke en strafrechtelijke handhaving op alle taakvelden waarop de OMWB voor u werkzaamheden uitvoert. Het budget is een inschatting gebaseerd op de ervaringscijfers van de afgelopen drie jaar.

2.1.5 Bezwaar en beroep

De OMWB levert in het kader van bezwaar- en beroepszaken de benodigde en gewenste ondersteuning.

2.1.6 Klachten en bedrijfsmeldingen

De OMWB handelt binnen en buiten kantoortijd klachten en ongewone voorvallen af voor zowel basistaak- als niet-basistaakbedrijven. Over de werkwijze zijn regionale afspraken gemaakt.

2.1.7 Niet Inrichting Gebonden (NIG): asbest

Hieronder vallen werkzaamheden zoals het beoordelen van asbestsloopmeldingen, het uitvoeren van (vrije) veld-, administratief- en ketengericht milieutoezicht. Op uw verzoek of in overleg worden er adhoc-inspecties op asbestgebied opgepakt en zullen de niet de uitgevoerde saneringen worden bezocht.

2.1.8 Niet Inrichting Gebonden (NIG): besluit bodemkwaliteit (Bbk)

Het behandelen van alle meldingen en informatieplichten voor bodem (zoals het toepassen, opslaan en graven) vanuit de Omgevingswet worden voor uw gemeente uitgevoerd. Dit betreft ook alle handelingen rondom ter inzagelegging en het digitaal publiceren.

Voor de nieuwe taken onder de Omgevingswet is het budget nog gebaseerd op de ervaringen van de afgelopen jaren. Er is nog onvoldoende data beschikbaar om een goede inschatting te maken.

2.1.9 Niet Inrichting Gebonden (NIG): toezicht Wet bodembescherming (Wbb)

Toezicht op de Wet bodembescherming en op de bodemtaken wordt ingezet op de meest kritische momenten van de werkzaamheden, dit wordt per locatie bepaald in het toezichtplan. De werkzaamheden voor dit taakveld worden uitgevoerd via het regionaal afgesproken uitvoeringskader.

2.1.10 Niet Inrichting Gebonden (NIG): ketengericht milieutoezicht

Het Ketengericht Milieutoezicht wordt uitgevoerd conform een jaarlijks vastgesteld programma.

2.1.11 Niet Inrichting Gebonden (NIG): toezicht aanleg gesloten bodemenergiesystemen (gBes)

Hieronder valt het toezicht op het aanleggen en gebruik van gesloten bodemenergiesystemen. Hieronder valt tevens het toezicht op de meet- en registratieverplichting voor deze systemen. Bedrijven en organisaties met een gesloten bodemenergiesysteem zijn verplicht te meten en registreren (energie en temperatuur). Er is geen rapportageplicht. Doel van het toezicht is inzicht verschaffen in de mate waarin aan de meet- en registratieverplichting voldaan wordt en of de systemen naar behoren functioneren. De systemen mogen de bodem bijvoorbeeld niet opwarmen of overmatig afkoelen waardoor negatieve gevolgen voor nabijgelegen systemen kunnen ontstaan.

2.1.12 Niet Inrichting Gebonden (NIG): mobiel breken

Alle meldingen voor mobiel breken worden beoordeeld. Er wordt voor iedere locatie een voorcontrole uitgevoerd op de slooplocatie om te zien of het bouw- en sloopafval overeenkomt met wat er op de locatie gesloopt wordt. Tijdens het breekproces zelf wordt er risicogericht een controle uitgevoerd waarbij met name wordt gekeken naar het bedrijf dat breekt en de locatie waar wordt gebroken. Nadat het werk klaar is zal er een (administratieve) nacontrole plaatsvinden om te zien of het granulaat is toegepast of afgevoerd en of de locatie correct is achtergelaten.

2.1.13 Energie

Het budget voor energie wordt ingezet voor het informatie gestuurde toezicht op de naleving van de energiebesparingsplicht en de informatieplicht energiebesparing. Tevens wordt toegezien op de tijdige indiening van de verplichte onderzoeksrapportages en worden deze rapportages beoordeeld. Om deze taken verder te intensiveren wordt tevens aanvullend Specifieke Uitkering (SPUK) budget ingezet.

2.1.14 Toezicht CO2-reductie werkgebonden personenmobiliteit

Op 1 juli 2024 is de regeling CO2-reductie werkgebonden personenmobiliteit in werking getreden. Deze regeling verplicht bedrijven met meer dan 100 medewerkers om te rapporteren over het zakelijke verkeer en het woon-werkverkeer. Bedrijven moeten deze gegevens over 2024 uiterlijk op 30 juni 2025 indienen bij de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO).

Omgevingsdiensten moeten met ingang van 1 juli 2025 controleren of deze rapportages tijdig en volledig zijn ingediend en voldoen aan de gestelde normen. Deze taak is opgenomen in het basistakenpakket. In het werkprogramma (P1) is hiervoor een nieuw taakveld opgenomen. In 2025 ligt de nadruk op administratieve controles. Dit betekent dat we controleren of de bedrijven hun rapportages tijdig indienen. Ook controleren we of de rapportages opvallende afwijkingen bevatten. Bij afwijkingen zullen we de organisaties om extra informatie vragen. Tot 2026 is er (nog) geen normstelling. Wel kan handhaving plaatsvinden als een bedrijf geen rapportage of aanvullende gegevens heeft ingediend.

We ramen de kosten voor 2025 indicatief op € 250,- per bedrijf. Vanuit het ministerie is voor deze taak ongelabeld budget aan de gemeenten beschikbaar gesteld via de ‘tijdelijke regeling Capaciteit Decentrale Overheden voor Klimaat- en Energiebeleid’ (CDOKE). Deze tegemoetkoming bedraagt ongeveer € 100,- per bedrijf. Voor uw gemeente gaat het indicatief om 6 bedrijven.

2.2 Programma 2

2.2.1 Vergunningen

Onderstaande tabel biedt inzicht in de verwachte hoeveelheid aanvragen/meldingen per activiteit.

afbeelding binnen de regeling

Er wordt nadrukkelijk aangegeven dat het opnemen van budget niet inhoudt, dat de gemeente op de besteding van dat budget wordt afgerekend. De afrekening zal plaatsvinden op basis van de werkelijke afname van producten en diensten na afloop van het jaar.

2.2.1 Vergunningverlening bodem en grondwater (niet basis)

Het budget voor Vergunningverlening bodem en grondwater is opgebouwd uit bodemtaken onder de Omgevingswet en de behandeling van meldingen (en informatieplichten) voor de aanleg van gesloten Bodemenergiesystemen (gBes).

Bodem

Het behandelen van alle meldingen en informatieplichten voor de milieubelastende activiteiten voor bodem (zoals saneren en graven in sterk verontreinigde grond) vanuit de Omgevingswet worden voor uw gemeente uitgevoerd. Dit betreft ook alle handelingen rondom ter inzagelegging en het digitaal publiceren van de besluiten.

We zien landelijk en regionaal in 2024 vooralsnog een afname van het aantal aanvragen, meldingen en informatieplichten. Het is bekend dat het werkveld bodem vaak moet wennen aan nieuwe wetgeving en daardoor het aantal meldingen/informatieplichten achter kan blijven op de prognoses

Op landelijk niveau doet men hier onderzoek naar aangezien er wel ontwikkelingen met graafwerkzaamheden lijken plaats te vinden. Momenteel is er nog te weinig data opgebouwd om een realistisch budget op te nemen in het Werkprogramma 2025. In de loop van 2025 willen wij de gemaakte inschatting evalueren aan de hand van de werkelijke aantallen van de milieubelastende activiteiten en zo komen tot een betere inschatting van de benodigde middelen voor het resterende deel van 2025 en verder.

Gesloten bodemenergie systemen

De behandeling van meldingen gBes worden ook voor uw gemeente uitgevoerd. Verder voert de OMWB de registratie van de gegevens uit de melding in het Landelijk Grondwater Register (LGR) in.

Onder de Omgevingswet is voor de aanleg van gBes veel veranderd. De Omgevingsverordening van de provincie is namelijk van kracht. Dit betekent dat er dieptebeperkingen zijn en dat niet overal meer een gBes aangelegd mag worden. De verschillen per gebied zijn groot en wij hebben op basis van de cijfers van voorgaande jaren en 2024 voor uw gemeente een inschatting gemaakt voor het benodigde budget.

2.2.2 Vergunningverlening totaalsloop (niet basis)

Als een object of gebouw geheel of gedeeltelijk wordt gesloopt, dan spreekt men over ‘totaalsloop’. In de wet is geregeld welke rol de overheid daarin hoort te spelen. Een sloopmelding wordt door ons idealiter binnen twee weken (wettelijk vier weken) na indieningsdatum afgehandeld. De indiener van de melding ontvangt dan een beoordelingsbrief of de melding ‘voldoet’ of ‘niet voldoet’. Separaat wordt er een oordeel gegeven of voldaan is aan de informatieverplichtingen. Dit betekent dat regelmatig een hele nieuwe sloopmelding voor dezelfde locatie ingediend dient te worden. Het komt vaak voor dat het verwijderen van asbest wordt gecombineerd met het totaal slopen van een pand of object. In de totaalsloopmelding worden beide onderdelen dan aangevraagd en beoordeeld. Omdat bedrijfsmatige asbestverwijdering onder de basistaak -en dus een ander taakveld valt, vindt er driemaal per jaar een financiële correctie plaats met dit taakveld.

2.2.3 Vergunningverlening water (niet basis)

Dit betreft het beoordelen en behandelen van de meldingen lozen buiten inrichtingen. Dit betreft met name het lozen van grondwater op de riolering. U heeft er voor gekozen deze taak zelf uit te voeren.

2.2.4 Vergunningverlening bouw (niet basis)

Bestaat het voornemen om een bouwwerk op te richten, dan is in veel gevallen een omgevingsvergunning (voor de activiteit bouwen) noodzakelijk. Een bouwplantoetser neemt een dergelijk dossier in behandeling in nauwe samenwerking met een constructeur. Het bouwplan wordt dan onder andere getoetst aan de wettelijke randvoorwaarden op technische uitvoerbaarheid en ruimtelijke inpasbaarheid. Ook worden er dan vergunningsvoorschriften aan het bouwplan verbonden. Als de toetsingsfase is afgelopen en de vergunning verleend kan worden, dan wordt het dossier ‘warm’ overgedragen aan de toekomstige bouwtoezichthouder die toezicht gaat houden op het bouwproces. U heeft er voor gekozen deze taak zelf uit te voeren.

2.2.5 Toezicht grijs (niet basis)

Dit budget wordt ingezet voor het houden van toezicht op de niet-basistaak bedrijven.

De uitvoering van het toezicht voor de niet-basistaken valt niet onder het nieuwe GUK. Hierom is in het kader van het efficiëntie project “Van goed naar beter” onderzocht of voor het toezicht op de niet-basistaken een systematiek ontwikkeld kan worden zodat het toezicht op deze bedrijven efficiënter en effectiever kan. Deze systematiek heeft als pijler controles gebiedsgericht te programmeren en risicogericht toezicht te houden. Door controles op deze wijze te programmeren en uit te voeren is het mogelijk om meer controles uit te voeren met dezelfde middelen (capaciteit/budget) én kan de nadruk gelegd worden enkel op activiteiten die relevant zijn voor risicobeheersing of klachtensituaties. Buiten de reguliere methode van programmeren op basis van laatste controle, naleefgedrag en de voorgestelde frequentie wordt er voor de volgende vormen van toezicht gekozen:

  • Gebiedsgericht toezicht: Bij deze vorm van toezicht worden controles geclusterd in een gebied. Denk hierbij aan industrieterreinen of stadscentra met veel horeca. Maar ook bijvoorbeeld winkelcentra met veel diverse niet-basistaak bedrijven. Deze vorm van toezicht kan worden ingezet op bepaalde aspecten van het omgevingsplan;

  • Risicogericht toezicht: Hierbij wordt vooraf per branche bepaalt wat binnen deze bedrijven de activiteiten zijn met het hoogste risico. Het toezicht beperkt zich dan tot deze hoogst scorende risico’s. Deze manier van toezicht kan worden aangevuld met een branchegericht programma. Hierbij is geen vaste brancheplanning ontwikkeld zoals in het GUK. Dit kan vooraf wel met individuele opdrachtgevers als regionaal worden opgesteld;

  • Vrij toezicht: Een vrije manier van toezicht, zonder vooropgesteld programma, enerzijds bedrijven in beeld te brengen die niet bekend zijn in het bedrijvenbestand. En anderzijds risicovolle of illegale activiteiten bij bedrijven op te sporen en te beëindigen. Dit geeft de toezichthouders een vrije rol binnen een aangewezen gebied. Over de vorm van toezicht kunnen verdere afspraken gemaakt worden met betrekking tot capaciteit en beschikbare uren.

2.2.6 Hercontrole (niet basis)

Hieronder vallen het uitvoeren van hercontroles die voortvloeien uit de toezichtsbezoeken van het taakveld Toezicht Grijs (niet basis). We hebben een opslag van 28,6% van het toezichtsbudget nodig voor de uitvoer van hercontroles.

2.2.7 Toezicht water

Dit budget wordt ingezet voor (afvalwater)controles op basis van het Besluit activiteiten leefomgeving en het omgevingsplan.

2.2.8 Toezicht totaalsloop

Als een object of gebouw geheel of gedeeltelijk wordt gesloopt, dan spreekt men over ‘totaalsloop’. Bij toezicht op totaalsloop wordt risicogericht te werk gegaan: degene die de sloopmelding heeft behandeld bepaalt of een dossier voor toezicht in aanmerking komt of niet. Hierbij kan het een afweging zijn dat een sloop in een gebied plaatsvindt waar veel mensen aanwezig zijn, of dat er stabiliteitsproblemen kunnen optreden. Ook genieten bijzondere situaties, zoals monumenten of het mogelijk verstoren van beschermde dier- of plantensoorten onze bijzondere aandacht. Sloopmeldingen die door ons zijn gekwalificeerd als ‘voldoet niet’, worden eveneens als gewenst voor toezicht gezien.

2.2.9 Toezicht bouw

Als er wordt gebouwd of verbouwd, dient de start van de bouwwerkzaamheden gemeld te worden bij het bevoegd gezag. De toezichthouder controleert of de werkzaamheden worden uitgevoerd conform de verleende vergunning. Daarnaast controleert de toezichthouder met name op constructieve en brandveiligheidsaspecten en tevens op de bouwmethoden (zoals bijvoorbeeld veiligheid) van het bouwproject. In de meeste gevallen komt een bouwtoezichthouder meerdere keren op een bouwlocatie langs, afhankelijk van de fase waarin een bouwproject zich bevindt; risicogericht toezicht dus. U heeft er voor gekozen deze taak zelf uit te voeren.

2.2.10 Niet Inrichting Gebonden taken (niet basis)

Asbestsloop particulieren Wij behandelen particuliere asbestsloopmeldingen en houden toezicht op het verwijderen van asbest door particulieren. Particulieren mogen onder wettelijk bepaalde voorwaarden zelf asbest verwijderen. Wel moet er altijd een asbestsloopmelding ingediend worden voordat het asbest wordt verwijderd. Als de melding voldoet, kan de indiener het asbest verwijderen en met de beoordelingsbrief het asbesthoudend afval afvoeren naar de milieustraat. Het kan voorkomen dat een asbestsloopmelding niet wordt geaccepteerd. Dit is het geval wanneer:

  • Het asbest niet door een particulier zelf mag worden verwijderd, maar dit door een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf uitgevoerd moet worden;

  • Het asbest al is verwijderd voordat er een sloopmelding is ingediend.

Nadat een asbestsloopmelding akkoord is bevonden, dient aan het bevoegd gezag gemeld te worden wanneer het asbest wordt verwijderd. Het toezicht hierop wordt risicogericht uitgevoerd. Indien het asbest al is verwijderd voordat er een sloopmelding is ingediend, wordt er door de toezichthouder contact opgenomen met de indiener. Op basis van de bevindingen wordt een inschatting gemaakt met betrekking tot eventuele milieurisico’s. Het vervolg wordt aan de hand hiervan bepaald.

2.2.11 Advies beleid en leefomgeving

Het budget wordt ingezet om samen met gemeenten de bruidsschat en de milieuthema's in het kader van het omgevingsplan en de omgevingsvisie uit te werken. Naast de uitwerking van de Bruidsschat tot milieuregels zullen ook de ruimtelijke milieuthema's moeten worden uitgewerkt. Onder de Wro was dit slechts in beperkte/mindere mate aan de orde. Onder de Omgevingswet hebben gemeenten meer vrijheid en afwegingsruimte gekregen ten aanzien van een aantal milieuthema's. Deze uitwerking van de beleidskeuzes wordt gedeeltelijk vastgelegd in de Omgevingsvisie (kaders) en gedeeltelijk in het omgevingsplan (ruimtelijke afwegingsruimte en beleidsmotivering).

Omdat ook de ruimtelijke en beleidsmatige uitwerking van de milieuthema's van invloed zijn op de VTHKA-werkzaamheden van de OMWB en de daarvoor benodigde budgetten, wil de OMWB graag met haar gemeenten samen deze thema's uitwerken. In het kader van de collectieve taken wordt er door de OMWB voor al haar deelnemers gewerkt aan het uitwerken van een aantal milieuthema's. Voor het milieuthema geluid heeft dit in 2024 geresulteerd in het voorstel “gebiedsgericht milieubeleid". Deze uitwerking wordt in elk geval ook opgesteld voor de thema's geur en externe veiligheid. De benodigde budgetten voor de invulling van en uitwerking van deze documenten op gemeentelijk niveau is begroot in dit product “advies beleid leefomgeving”.

2.2.12 Advies ruimtelijke ordening

Dit budget wordt ingezet voor het toetsen van en adviseren bij omgevingsplannen, de Omgevingstafel, wijzigingsplannen en (Buitenplanse) Omgevingsplan Activiteiten. Het uitvoeren van ruimtelijk quickscans, het opstellen van milieuparagrafen en het beantwoorden van algemene en/of korte vragen op ruimtelijke Ordeningsgebied behoren ook tot dit taakveld.

2.2.13 Advies bodem

Het budget wordt ingezet voor het beoordelen en het geven van advies over bodemonderzoeken in het kader van ruimtelijke ordening, omgevingsvergunning onderdeel bouwen en omgevingsvergunning aspect milieu. Ook voor het geven van bodemadvies in het kader van de Omgevingswet. Verder voor het uitvoeren van en adviseren over bodemonderzoeken in het kader van gemeentelijke grondtransacties, herontwikkeling en civieltechnische werken, het milieukundig begeleiden en het coördineren van gemeentelijke bodemsaneringsprojecten en het beoordelen van plannen van aanpak en evaluatieverslagen van bodemsaneringen.

2.2.14 Advies water(kwaliteit)

Het budget wordt ingezet voor afvalwatermonitoring. De resultaten daarvan leveren veel informatie op en geven vaak aanleiding tot een vervolgtraject. Het opstellen van het afvalwatermonitoringprogramma en de vervolgtrajecten gebeuren in nauw overleg met uw gemeente. Hiervoor wordt gestart met het opstellen van een plan van aanpak. U heeft er voor gekozen deze taak zelf uit te voeren.

2.2.15 Advies geluid en trillingen

Het budget wordt ingezet voor advisering en metingen op het gebied van geluid en trillingen. Het budget advies geluid en trillingen valt uiteen in 3 verschillende taken.

  • Geluidmeting (opvolging klachten, e.d.);

  • Advisering RO;

  • Trillingsrapporten beoordelen.

2.2.16 Sanering verkeerslawaai

Het budget wordt ingezet om u verder te ondersteunen bij taakveld Sanering Verkeerslawaai. Verkeerslawaai is de grootste bron van geluidhinder in Nederland. Het beleid van de overheid is erop gericht om het ontstaan van geluidhinder zoveel mogelijk te voorkomen, maar ook om geluidhindersituaties die al langer bestaan op te lossen. Dit laatste staat bekend als de sanering verkeerslawaai. De OMWB heeft in het verleden voor u dit taakveld opgepakt. Het doel is voor u het restant van de saneringswoningen te regelen. Wij maken gebruik van- en werken samen met BSN (Bureau Sanering Verkeerslawaai). Voor de ene gemeente zal één project volstaan, voor andere zullen meerdere projecten nodig zijn. Hoe, wat en wanneer is nog helemaal niet duidelijk en betreft maatwerk. U heeft er voor gekozen deze taak zelf uit te voeren.

2.2.17 Advies luchtkwaliteit en geur

Het budget wordt ingezet voor advisering op het gebied van luchtkwaliteit en geur. Advies luchtkwaliteit en geur val uiteen in twee adviesstromen. Behalve de advisering op taakveld geur worden onder dit taakveld ook de stikstof (AERIUS) berekeningen opgenomen. De berekeningen van stikstof (AERIUS) worden door de OMWB getoetst voor uw gemeente. Deze werkzaamheden worden uitgevoerd voor ruimtelijke plannen, omgevingsvergunningen en vergunningen in het kader van de Omgevingswet.

Schone Lucht Akkoord (SLA)

Uw gemeente heeft opdracht aan ons gegeven om de inventarisatie van de industriële belasting te kwantificeren. Op basis van het aantal mogelijk relevante milieu belaste activiteiten/diffuse bronnen wordt een begroting gemaakt. Dit betreft onder andere een screening van vergunningen op actualiteit, beschikbaarheid van monitoringsplannen/beheersplannen, procesbeheersing MBA conform eisen uit de Ow, toetsen geschiktheid/bereikbaarheid meetpunten, stand van zaken toezicht en/of noodzaak tot intensiveren specialistisch toezicht lucht, etc. Hierna vormen we gezamenlijk het vervolgtraject op vergunningverlening en toezicht. Verdere uitwerking van SLA doelstellingen heeft dus invloed op meerdere taakvelden.

2.2.18 Advies licht en elektromagnetische straling

Het budget wordt ingezet voor het doen van onderzoek bij meldingen of klachten omtrent licht en elektromagnetische straling. U heeft er voor gekozen deze taak zelf uit te voeren.

2.2.19 Advies externe veiligheid

Hieronder vallen zowel gemeente-overstijgende taken als taken specifiek voor uw gemeente. De gemeente-overstijgende taken bevatten naast gezamenlijke verzoektaken ook algemene werkzaamheden zoals kennisopbouw en -deling, landelijke overleggen en de inzet naar collectieve taken die bijdragen aan een betere verankering in de Omgevingswet. Hierbij behoort ook het optimaliseren van het Register Externe Veiligheid (REV). Uw gemeente brengt specifieke opdrachten bij de OMWB in zoals advisering in het kader van ruimtelijke ordening of het toetsen van risicoberekeningen om de consequenties van ruimtelijke ontwikkelingen in kaart te brengen of het opstellen van Omgevingsveiligheidbeleid. Ook is het mogelijk om vragen te stellen en inhoudelijk te sparren.

Onlangs is door de OMWB in een bijeenkomst een aantal ambities op een rij gezet. Met deze ambities willen we het thema externe veiligheid toekomstbestendig maken. Om deze ambities waar te maken zijn werkzaamheden opgesteld die voor alle gemeenten uitgevoerd gaan worden (gezamenlijke werkzaamheden). In de bijeenkomst is besloten dat voor deze gezamenlijke werkzaamheden, waar alle gemeenten profijt van hebben, per gemeente zelf ook een bijdrage zal worden geleverd.

Voor de exacte inhoud van de gezamenlijke werkzaamheden wordt begin 2025 een EV-agenda opgesteld met een nadere uitwerking van de werkzaamheden. Ook wordt begin 2025 opnieuw een themabijeenkomst gehouden om de gezamenlijke werkzaamheden verder toe te lichten. Eind 2025 worden de resultaten (in een themabijeenkomst) gepresenteerd.

Mogelijk kan er weer aanspraak gemaakt worden op subsidies vanuit het rijk voor het KGL. Deze worden rechtstreeks aan de gemeenten overgemaakt via het gemeentefonds. Hier zal in 2025 meer duidelijkheid over komen.

2.2.20 Advies energie en duurzaamheid

Het budget wordt ingezet op de afronding van het toezicht op de energielabel C-verplichting bij kantoren. U heeft er voor gekozen deze taak zelf uit te voeren.

2.2.21 Advies gezondheid

Dit budget wordt ingezet voor de registratie en mutatie van natte koeltorens in de database van de atlas van de leefomgeving. Natte koeltorens zijn onderdeel van koelinstallaties die gebruikt worden voor het afvoeren van overtollige warmte uit productieprocessen en gebouwen. De warmte wordt door middel van het vernevelen van water in een open constructie afgevoerd.

Natte koeltorens staan bekend als belangrijke besmettingsbronnen van legionella. Binnen de OMWB worden natte koeltorens geregistreerd als deze worden aangetroffen bij bedrijven tijdens controles en worden dan ook direct gecontroleerd. In het verleden hebben er meerdere projecten gelopen om natte koeltorens te inventariseren binnen gemeenten. Aan de hand van deze gegevens kunnen specifiek natte koeltorens worden geselecteerd voor het toezichtprogramma 2025 bij bedrijven waar de OMWB vanuit milieuperspectief normaliter niet snel een controle zou uitvoeren. Zoals bijvoorbeeld grote kantoorgebouwen. Dit betreffen niet-basistaak bedrijven. Een aspectcontrole op het thema natte koeltoren kan voor alle deelnemers worden aangeboden.

2.2.22 Ondersteuning opdrachtgever

Het budget wordt ingezet voor korte vragen vanuit uw gemeente aan de OMWB, dit gaat over alle thema’s heen. Ook de extra inzet die wordt gevraagd door uw gemeente binnen de cyclus van werkprogramma tot en met verantwoorden is hierin opgenomen. Bijvoorbeeld BACKOFFICE werkzaamheden en OV-overstijgende zaken.

2.2.23 Informatieverstrekking: bodeminformatie verstrekken aan derden

De bodeminformatieverstrekking aan derden wordt online gedaan via een aparte module in Nazcai. Deze module is via internet voor iedereen te bereiken, er staat een link op de OMWB website. Het toont ook de digitale versies van de rapporten als deze bij de OMWB aanwezig zijn. Papieren en/of niet ingevoerde bodemrapporten moeten ten alle tijden bij de gemeente zelf opgevraagd worden, aangezien deze in het gemeentelijk (of regionaal) archief zitten. Het budget dat we bij dit taakveld opnemen is vooral bedoeld voor het beantwoorden van (korte) vragen naar aanleiding van de gekregen informatie uit de module.

2.2.24 Gegevensbeheer: beheer IPPC

De IPPC-applicatie is een digitaal informatiesysteem voor gemeenten, provincies en waterkwaliteitsbeheerders op grond van de Europese Richtlijn Industriële Emissies (IED of RIE). De RIE verplicht het bevoegd gezag om te rapporteren over de inhoud van de vergunningen van bedrijven die onder die richtlijn vallen. In de IPPC-applicatie is het verplicht een link (URL) op te geven van de locatie waar de vergunningsgegevens zijn in te zien. Dit kan een link per instantie zijn of per bedrijf. De OMWB voert deze werkzaamheden voor uw gemeente uit.

2.2.25 Gegevensbeheer: beheer register externe veiligheid (REV)

Bij nieuwe of gewijzigde vergunningen en meldingen van milieu belastende activiteiten wordt de informatie ingevoerd of geactualiseerd in het Register Externe Veiligheid en getoond op de risicokaart. Onder dit onderdeel valt het beheer van dit register.

2.2.26 Gegevensbeheer: abonnement bodeminformatiesysteem (BIS)

Voor uw gemeente beheert de OMWB het bodeminformatiesysteem (Nazca-i). In dit systeem wordt alle bij ons aangeleverde bodemdata geregistreerd. Dit onderdeel behelst het ‘abonnement’ op het bodeminformatiesysteem en bestaat uit de licentiekosten van de leverancier en beheerkosten van de OMWB.

2.2.27 Gegevensbeheer: invoer bodemrapporten

De OMWB voert alle aangeleverde bodemonderzoeken in het bodeminformatiesysteem voor uw gemeente in.

2.2.28 Gegevensbeheer: monitoring luchtkwaliteit

Het budget wordt ingezet voor monitoring luchtkwaliteit. De eerste stap in de monitoring is de inventarisatie, waarbij we kijken of aanpassing/aanvulling van het Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit (CIMLK) nodig is. Het geraamde bedrag in het werkprogramma is bedoeld voor deze eerste stap.

De tweede stap in de monitoring is – als de eerste stap daar aanleiding voor geeft - de aanpassing/aanvulling van het CIMLK. Voor stap twee vraagt de OMWB eerst toestemming en extra budget aan u.

2.3 Programma 3

Het budget voor de uitvoering van de collectieve taken (programma 3) bestaat voor 2025 uit drie onderdelen, die op verschillende wijzen door de deelnemers worden gefinancierd, te weten:

  • a.

    “Traditionele” collectieve taken op basis van een bij de oprichting van de OMWB in 2013 afgesproken verdeelsleutel;

  • b.

    Een voor alle deelnemers gelijke bijdrage voor het uitvoeren van de werkzaamheden in het kader van het project Samen Sterk in Brabant (SSiB);

  • c.

    Een bijdrage voor het beheer van het Inrichtingenbestand / Omgevingsdossier op basis van het aantal inrichtingen.

Het inhoudelijke programma inclusief financiële verdeling over de diverse onderwerpen wordt in het 4e kwartaal van 2024 vastgesteld.

afbeelding binnen de regeling

2.4 Totaaloverzicht

afbeelding binnen de regeling