Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR734897
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR734897/1
Beleidsregels bijzondere bijstand 2017
Geldend van 04-02-2025 t/m heden
Intitulé
Beleidsregels bijzondere bijstand 2017Het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren;
overwegende dat het wenselijk is kaders vast te stellen waarbinnen bijzondere bijstand kan worden verleend;
gelet op artikel 7, lid 1 onder b en 35 van de Participatiewet en artikel 4:81, lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht;
besluit vast te stellen de volgende:
Beleidsregels bijzondere bijstand 2017.
Hoofdstuk I. Algemene bepalingen
Afdeling 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepalingen
-
1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
- a.
de wet: Participatiewet;
- b.
woonkosten:
- –
Een huurwoning met een per maand geldende huurprijs als omschreven in artikel 1, onder d, Wet op de huurtoeslag.
- –
Een eigen woning met een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente, de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten.
- –
- c.
de bijstandsnorm: de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5 onderdeel c van de wet;
- a.
-
2. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Afdeling 2. Draagkracht
Artikel 2. Vermogen
Het volgens artikel 34 van de wet in aanmerking te nemen vermogen wordt geheel in beschouwing genomen.
- a.
Bij de toepassing van artikel 34 van de wet wordt ook het vermogen in de woning met bijbehorend erf in aanmerking genomen, voor zover tegeldemaking of (verdere) bezwaring hiervan in redelijkheid kan worden verlangd.
- b.
Onverminderd de overige beleidsregels bijzondere bijstand, wordt de bijzondere bijstand om niet verleend, indien tegeldemaking of (verdere) bezwaring van het in artikel 2, lid a bedoelde vermogen in redelijkheid niet kan worden verlangd.
Artikel 3. Inkomen
-
1. Bij het volgens artikel 32 en 33 van de wet in aanmerking te nemen inkomen geldt een vrijlating van 20% bovenop de van toepassing zijnde bijstandsnorm.
-
2. Voor de hierna te noemen kosten wordt 100% van het inkomen boven de bijstandsnorm als draagkracht aangemerkt:
- –
Woonkostentoeslag;
- –
De administratiekosten, waarborgsom en eerste maand huur voor een woning;
- –
Duurzame gebruiksgoederen en andere kosten waarvoor men moet reserveren;
- –
Aanvullende bijzondere bijstand voor levensonderhoud aan personen van 18 tot 21 jaar.
- –
-
3. Bij vaststelling van het inkomen wordt een op basis van artikel 36 van de wet verstrekte individuele inkomenstoeslag buiten beschouwing gelaten.
-
4. Bij vaststelling van het inkomen wordt een korting op basis van artikel 22a van de wet buiten beschouwing gelaten. Uitgegaan wordt van de reguliere bijstandsnorm.
-
5. Bij de vaststelling van het inkomen wordt uitgegaan van het periodieke inkomen van de belanghebbende(n) gedurende de maand waarin de aanvraag om bijzondere bijstand wordt ingediend. Als dit inkomen geen juist inzicht geeft in het te verwachten inkomen gedurende de draagkrachtperiode, wordt uitgegaan van het gemiddelde inkomen gedurende het aan de bedoelde maand voorafgaande vijf maanden, alsmede de maand van aanvraag.
Artikel 4. Draagkrachtperiode
-
1. De draagkracht wordt telkens voor de periode van 12 maanden vastgesteld, beginnende op de eerste dag van de maand waarin de aanvraag om bijzondere bijstand wordt ingediend.
-
2. De aanvangsdatum van de draagkrachtperiode kan op een andere dag bepaald worden, indien de omstandigheden dat vragen.
-
3. Als binnen de vastgestelde draagkrachtperiode een nieuwe aanvraag om bijzondere bijstand wordt ingediend, blijft ten opzichte daarvan de eerder vastgestelde draagkracht voor die periode gelden.
Artikel 5. Draagkrachtverrekening
-
1. De draagkracht wordt bij incidentele bijzondere bijstand in één keer met de bijzondere bijstand verrekend.
-
2. In afwijking van het eerste lid kan, in geval van periodieke bijzondere bijstand, de draagkracht verrekend worden naar rato van het aantal maanden van de periode waarop deze bijstand betrekking heeft.
Artikel 6. Wijziging draagkracht(periode)
Een vastgestelde draagkracht of draagkrachtperiode kan slechts gewijzigd worden, als er substantiële wijzigingen zijn in inkomsten, vermogen of persoonlijke omstandigheden, en het geen kosten betreft waarvoor een ander draagkrachtpercentage geldt, rekening gehouden met de reeds vastgestelde draagkracht.
Afdeling 3. Drempelbedrag
Artikel 7. Geen drempelbedrag
Van de in artikel 35, lid 2 van de wet opgenomen bevoegdheid bijzondere bijstand te weigeren, als de kosten binnen de twaalf maanden het in dat artikel genoemde bedrag niet te boven gaan, wordt geen gebruik gemaakt.
Afdeling 4. De aanvraag
Artikel 8. Moment van aanvraag
-
1. De aanvraag bijzondere bijstand moet worden ingediend voordat de kosten gemaakt zijn.
-
2. Van het bepaalde in het eerste lid kan worden afgeweken als:
- a.
de belanghebbende redelijkerwijs de aanvraag niet vooraf heeft kunnen indienen of;
- b.
er andere bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om voor de gemaakte kosten bijstand te verlenen.
- a.
Hoofdstuk II. Kostensoorten
Afdeling 5. Toeslagen voor levensonderhoud
Artikel 9. Toeslag voor jongeren van 18 tot en met 20 jaar
-
1. Een belanghebbende van 18, 19 of 20 jaar heeft slechts recht op bijzondere bijstand voor zover de noodzakelijke kosten van zijn bestaan uitgaan boven de toepasselijke bijstandsnorm en voor deze kosten geen beroep kan worden gedaan op de ouders, omdat:
- a.
de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn, of
- b.
de belanghebbende redelijkerwijs het onderhoudsrecht jegens de ouders niet te gelde kan maken.
- a.
-
2. Van noodzakelijke bestaanskosten, die de toepasselijke bijstandsnorm te boven gaan, kan uitsluitend sprake zijn ingeval de belanghebbende, als bedoeld in het eerste lid, zelfstandige huisvesting heeft en deze zelfstandige huisvesting noodzakelijk is. Zelfstandig wonen wordt in elk geval noodzakelijk geacht als aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- a.
De ouders van de jongere zijn overleden of wonen in het buitenland
- b.
De jongere is in het kader van de Jeugdwet buiten het gezin geplaatst
- c.
Er is sprake van een acute crisissituatie, waarin door de jongere zelf geen verandering kan worden gebracht. Hiertoe dient een indicatie te worden gegeven door een hulpverlenende instantie.
- a.
-
3. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld, rekening houdend met de individuele omstandigheden, maar maximaal op de ingevolge artikel 20 van de wet geldende norm voor een 21-jarige.
Afdeling 6. Medische kosten
Artikel 10. Voorliggende voorziening
Geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorzieningen als niet noodzakelijk worden aangemerkt.
Afdeling 7. Woonkosten
Artikel 12. Woonkosten
-
1. Wanneer de woonkosten de maximale rekenhuur op grond van de Wet op de huurtoeslag niet overschrijden, bestaat recht op bijzondere bijstand voor woonkosten, indien:
- a.
een huurwoning wordt bewoond, waarvoor recht bestaat op een huurtoeslag, maar deze is berekend met inachtneming van een basishuur, die hoger is dan de basishuur bij de laagste inkomensklasse;
- b.
een huurwoning, huurwoonwagen of huurwaterwoning wordt bewoond, waarvoor nog geen recht of geen recht meer bestaat op een huurtoeslag, omdat deze alleen wordt verstrekt wanneer gedurende de volledige maand huur is verschuldigd;
- c.
een eigen woning of woonwagen wordt bewoond.
- a.
-
2. De bijzondere bijstand, als bedoeld in het eerste lid, is gelijk aan de huurtoeslag, berekend in overeenstemming met de Wet op de huurtoeslag, maar met inachtneming van de basishuur bij de laagste inkomensklasse en van de periode waarover nog geen recht of geen recht meer bestaat op een huurtoeslag, en verminderd met de toegekende huurtoeslag of een daarmee vergelijkbare bijdrage in de woonkosten.
-
3. Wanneer de woonkosten de in het eerste lid bedoelde rekenhuur overschrijden, wordt de bijzondere bijstand in overeenstemming met het tweede lid van dit artikel berekend, met dien verstande dat de woonkosten die uitgaan boven de maximale rekenhuur volledig voor bijstand in aanmerking komen.
-
4. Aan de verstrekking van de in het derde lid bedoelde bijstand wordt de verplichting verbonden, dat de belanghebbende alles in het werk stelt om goedkopere woonruimte waarvoor aanspraak op huurtoeslag bestaat te krijgen. Dit betekent, dat het aanvaarden van woonruimte eveneens buiten de gemeente Wijdemeren kan plaatsvinden.
Afdeling 8. Duurzame gebruiksgoederen
Artikel 13. Duurzame gebruiksgoederen
-
1. Bijzondere bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen kan worden verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht (garantstelling), dan wel in de vorm van een bedrag om niet (artikel 51 lid van de wet)
-
2. Als bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening wordt de duur van de aflossing op 36 maanden gesteld en de aflossingsbedragen op 6% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, verhoogd met de maximale gemeentelijke toeslag.
-
3. bij de vaststelling van de aflossingscapaciteit kan mede rekening gehouden worden met de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende. Alsmede met het betoonde besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.
-
4. een vastgestelde aflossingsperiode en/of aflossingsbedrag kan worden herzien, als een wijziging in de omstandigheden, mogelijkheden of middelen van de belanghebbende daartoe aanleiding geeft.
-
5. Als bijstand wordt verleend in de vorm van borgtocht (garantstelling) als bedoeld in het eerste lid, stelt de gemeente zich garant voor de kosten van rente en aflossing van de met de kredietinstelling als genoemd in artikel 49 van de wet overeengekomen geldlening.
-
6. als de rente en aflossing, als bedoeld in het vijfde lid, hoger zijn dan de in het tweede lid bedoelde aflossingspercentage kan bijstand worden verleend voor het meerdere als het college van B&W de noodzaak van de aanschaf van de duurzame gebruiksgoederen heeft vastgesteld.
Afdeling 10. Reiskosten
Artikel 14 Reiskosten
-
1. Reiskosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en moeten worden voldaan uit de bijstandsnorm.
-
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan bijzondere bijstand worden verleend voor de kosten van bezoek aan
- –
een familielid in een ziekenhuis of verpleeginrichting
- –
een gedetineerd gezinslid
- –
een noodzakelijke scholing of opleiding (voor zover niet vergoed uit het Participatiebudget)
- –
uit huis geplaatste kinderen
- –
-
3. De kosten worden vergoed op basis van tarieven in het openbaar vervoer tweede klas. Als reizen met openbaar vervoer niet van belanghebbende kan worden gevraagd, wordt het gebruik van de auto vergoed. De vergoeding hiervoor is conform de fiscale regeling.
Hoofdstuk III. Categoriale bijzondere bijstand
Artikel 15 Collectieve Aanvullende Verzekering ziektekosten Wijdemeren
-
1. De alleenstaande (ouder) of de gehuwden van 18 jaar of ouder, van wie het inkomen niet meer bedraagt dan 130% van de bijstandsnorm, wordt voor 1 januari of zoveel eerder als in de Zorgverzekeringwet is bepaald, in de gelegenheid gesteld om deel te nemen aan de collectieve Optimaal Basis verzekering van Zilveren Kruis Achmea.
-
2. Het college verstrekt een bijdrage van € 12,25 per maand (bedrag 2012) aan de volwassen polishouder(s).
Artikel 16. Declaratiefonds Participatie 18+
-
1. Het college verstrekt € 250,00 per jaar per volwassene met een inkomen tot 130% van de bijstandsnorm voor maatschappelijke participatie
-
Dit bedrag kan op diverse manieren besteed worden:
- •
Cultuur: bioscoop, theater, concerten, musea (jaarkaart), bibliotheek of evenementen.
- •
Sport: Lidmaatschap, sportkleding, -schoeisel.
- •
Educatief: cursussen en cursusbenodigdheden.
- •
Sociaal: telefoonkosten, internetkosten, abonnement kabel-TV, aanschaf/reparatie computer, abonnement op krant(en)/tijdschrift(en), reparatie fiets.
- •
-
2. Volwassenenfonds Sport & Cultuur
Het college verstrekt het Volwassenenfonds Sport & Cultuur voor of zwemles en sportactiviteiten of zwemles en cultuureducatie. Vergoeding van kosten is onder voorbehoud van het te beschikking gestelde budget.
- a.
Zwemlessen:
Deelname aan een zwemcursus voor zwemdiploma A wordt, na aanmelding door een intermediair van het Volwassenenfonds Sport & Cultuur, met een maximum van € 250,- vergoed.
- b.
Langdurige structurele sportactiviteiten:
Deelname aan langdurige, structurele sportactiviteiten wordt, na aanmelding door een intermediair van het Volwassenenfonds Sport & Cultuur, met een maximum van € 250,- vergoed.
- c.
Langdurige structurele cultuureducatie:
Deelname aan langdurige structurele cultuureducatie wordt, na aanmelding door een intermediair van het Volwassenenfonds Sport & Cultuur, met een maximum van € 400,- vergoed.
- a.
-
3. Het college verstrekt een eenmalige extra computervergoeding van € 450,- aan te vragen in de jaren 2025-2026.
Artikel 17. Het Kindpakket
Het Kindpakket is een gemeentelijke minimaregeling om inwoners van Wijdemeren met kinderen en een laag inkomen te ondersteunen bij de kosten van maatschappelijke, sportieve en culturele activiteiten van hun kinderen, luiers, een babyuitzet, een identiteitskaart, schoolkosten, schoolkamp, cadeautjes voor verjaardagen, een fiets, computer en een zwemcursus voor het A-diploma. Langdurige hoge kosten voor muzieklessen worden na aanmelding door een intermediair vergoed door het Jeugdfonds Sport & Cultuur.
Inwoners die een inkomen hebben dat hoger is dan de inkomensgrens van 130 %, maar wel voldoen aan de voorwaarde dat ze ten laste komende kinderen hebben (art 18 van de kinderbijslag) en ondersteuning ontvangen op grond van de Wet op de gemeentelijke schuldhulpverlening, hebben recht op deelname aan het Kindpakket.
- 1.
Hoogte van de vergoeding er jaar (dat loopt van de periode 1 juli tot en met 30 juni) is:
-
€ 150,- per kind dat op de aanvraagdatum 0 t/m 3 jaar oud is
€ 275,- per kind dat op de aanvraagdatum 4 t/m 11 jaar oud is
€ 575,- per kind dat op de aanvraagdatum 12 t/m 17 jaar oud is
-
-
Aanvullende voorwaarden:
-
Aanvrager is 16 jaar of ouder en heeft één of meer ten laste komend€ kind(eren) of aanvrager draagt op grond van co-ouderschap bij in de kosten van verzorging en opvoeding van één of meer minderjarige kinderen.
-
-
Dit bedrag kan op de verschillende manieren besteed worden:
-
Deelname aan culturele, educatieve, recreatieve en sportieve activiteiten
Lidmaatschap van de bibliotheek of sportschool
NS-abonnement Dal Voordeel of ov-abonnement of -tegoed voor persoonlijke ov-chipkaart
Museumjaarkaart
Kosten van een identiteitskaart of paspoort
Luiers of een babyuitzet
Schoolkosten of -kamp
Cadeautjes voor verjaardagen
Een fiets, computer of laptop
-
-
Naast bovengenoemde vergoedingen zijn er nog een aantal voorzieningen voor kinderen:
- 2.
Fiets:
-
Voor kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 17 jaar bestaat naast bovengenoemde vergoedingen ook eenmaal per 4 jaar recht op een vergoeding voor een fiets van maximaal € 200,-
-
- 3.
Jeugdfonds Sport & Cultuur
-
Het college verstrekt het Jeugdfonds Sport & Cultuur voor of zwemles en sportactiviteiten of zwemles en cultuureducatie. Vergoeding van kosten is onder voorbehoud van het ter beschikking gestelde budget.
- a.
Zwemlessen:
Deelname aan een zwemcursus is kosteloos na aanmelding door een intermediair van het Jeugdfonds Sport & Cultuur
- b.
Langdurige structurele sportactiviteiten:
Deelname aan langdurige, structurele sportactiviteiten is kosteloos na aanmelding door een intermediair van het Jeugdfonds Sport & Cultuur.
- c.
Langdurige structurele cultuureducatie:
Deelname aan langdurige, structurele cultuureducatie is kosteloos na aanmelding door een intermediair van het Jeugdfonds Sport & Cultuur.
- a.
-
- 4.
Het college verstrekt een eenmalige extra computervergoeding van € 450,- aan te vragen in de jaren 2025-2026 voor kinderen vanaf groep 3 per gezin. Bij meer dan twee kinderen in de schoolgaande leeftijd kunt u twee keer een computervergoeding van € 450,- aanvragen in de jaren 2025-2026.
Artikel 18. Declaratiefonds huisraad
De alleenstaande (ouder) of de gehuwden van 18 jaar of ouder, van wie het inkomen voor drie jaar niet meer dan 130% van de bijstandsnorm heeft bedragen, kan of kunnen een financiële bijdrage krijgen voor de aanschaf van huisraad, bv. koelkast, matras, stofzuiger, maar ook fiets of computer van € 500,- per gebruiksgoed met als voorwaarde dat de aanvrager in de voorgaande 5 jaar geen bijzondere bijstand ontvangen heeft voor de vervanging van het betreffende gebruiksgoed. Hiervan kan afgeweken worden indien er redenen zijn om voortijdig te vervangen.
Hoofdstuk IV. Slotbepalingen
Artikel 19. Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen ten gunste van de belanghebbende op basis van artikel 4:84 Awb afwijken van de bepalingen van deze beleidsregels, als de toepassing hiervan leidt tot bijzonder onredelijke gevolgen.
Artikel 20. Nadere invulling van beleid
-
1. In gevallen, de uitvoering van deze beleidsregels betreffende, waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslissen burgemeester en wethouders.
-
2. Burgemeester en wethouders kunnen deze beleidsregels nader uitwerken in een beleidsnotitie.
Artikel 21. Inwerkingtreding
Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking in Wijdemeren Informeren.
Artikel 22. Citeertitel
Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels bijzondere bijstand 2017. Ondertekening.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de vergadering van 2 mei 2017
De secretaris,
drs.J. Visser
de burgemeester,
drs. M.E. Smit
Toelichting Beleidsregels bijzondere bijstand
Algemeen
De verlening van bijzondere bijstand is geregeld in hoofdstuk 4 van de Participatiewet.
In artikel 35 is bepaald dat bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de noodzakelijke kosten van het bestaan die als gevolg van bijzondere individuele omstandigheden niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, het persoonlijk minimabudget, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Niet de aard van de kosten is bepalend, maar de omstandigheden van belanghebbende. De beoordeling van deze bijzondere individuele omstandigheden is aan het college van burgemeester en wethouders. De landelijk geregelde bijstandsnorm en de eventueel daarop verleende toeslag zal in de regel toereikend zijn voor de noodzakelijke bestaanskosten.
De landelijk geldende wettelijke voorschriften beperken zich tot hoofdzaken en geven gemeenten veel ruimte tot het maken van eigen beleid. Deze beleidsregels schetsen de kaders waarbinnen bijzondere bijstand in de gemeente Wijdemeren wordt verleend.
Artikelsgewijs
Artikel 1 - Begripsbepalingen
De begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als de gelijkluidende begrippen in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht. Ter wille van de leesbaarheid van de beleidsregels zijn enkele begrippen alsnog omschreven.
Artikel 2 - Vermogen
Voor de vaststelling van de draagkracht wordt het in aanmerking te nemen vermogen geheel in beschouwing genomen. Artikel 34 van de Participatiewet geeft aan wat onder vermogen moet worden verstaan, de waardebepaling ervan en welke vermogensbestanddelen als vermogen in aanmerking genomen worden. Het vrij te laten bescheiden vermogen staat daarbij centraal.
Onder a
De Participatiewet schrijft voor dat de eigenaar/bewoner recht heeft op bijstand, dus ook bijzondere, voor zover tegeldemaking of (verdere) bezwaring van de woning in redelijkheid niet kan worden verlangd. Hiervan zal meestal sprake zijn als de eigen woning geen substantieel eigen vermogen vertegenwoordigt; in dat geval wordt het eventuele eigen vermogen in de woning dus niet in aanmerking genomen.
Bepalend voor de vraag of sprake is van een substantieel vermogen is of het vermogen in de woning hoger is dan (een bedrag ter hoogte van) de wettelijke vrijlating van artikel 34, lid 2 onder d Participatiewet. Als tegeldemaking of (verdere) bezwaring van de woning wel kan worden verlangd, zal het vermogen in de eigen woning in aanmerking worden genomen en in de regel geen bijzondere bijstand worden verleend.
Onder b
Wanneer tegeldemaking of (verdere) bezwaring van de woning in redelijkheid niet kan worden verlangd en recht op bijzondere bijstand bestaat, wordt de bijzondere bijstand in principe om niet verstrekt. De Participatiewet biedt geen grondslag voor een andere vorm van bijzondere bijstand. Hierop kan alleen een uitzondering worden gemaakt, indien uit de Participatiewet en deze beleidsregels volgt dat de bijzondere bijstand als geldlening kan worden verstrekt.
Artikel 3 - Inkomen
Voor de vaststelling van de draagkracht wordt het inkomen, voor zover dit meer bedraagt dan de ingevolge de Participatiewet van toepassing zijnde bijstandsnorm geheel of gedeeltelijk in beschouwing genomen.
Alle bepalingen van de Participatiewet, die van toepassing zijn op de middelen in het algemeen en het inkomen in het bijzonder, zijn hierbij van toepassing. Dit betekent onder meer dat in geval van bijzonder noodzakelijke kosten van ten laste van belanghebbende komende kinderen, ook de eventuele inkomsten (uit arbeid en werkloosheidsuitkeringen) van deze kinderen tot het in aanmerking te nemen inkomen behoren.
Lid 1
Het inkomen van de aanvrager wordt vergeleken met de op hem van toepassing zijnde bijstandsnorm, verhoogd met 20% van die norm.
Lid 2
De genoemde kosten vallen onder de noemer algemene bestaanskosten. Daarom passen we voor deze kosten een draagkrachtpercentage van 100 toe. De normvergelijking werkt als volgt: op de vastgestelde bijzondere bijstand bij een inkomen op bijstandsniveau, wordt het bedrag waarmee dit inkomen overschreden wordt in mindering gebracht.
Lid 3
Behoeft geen nadere toelichting.
Lid 4
Behoeft geen nadere toelichting
Lid 5
Behoeft geen nadere toelichting
Artikel 4 —Draagkrachtperiode
Lid 1
Behoeft geen nadere toelichting
Lid 2
Slechts wanneer de periode waarop de kosten betrekking hebben in belangrijke mate (naar boven of beneden) afwijkt van een jaar, kan hiervan afgeweken worden. Deze uitzonderingsclausule bevat echter geen verplichting hiertoe en zal alleen in bijzondere, zwaarwegende omstandigheden toegepast kunnen worden. Op deze wijze kan rekening gehouden worden met alle specifieke omstandigheden van belanghebbende.
Lid 3
Behoeft geen nadere toelichting
Artikel 5 - Draagkrachtverrekening
Lid 1
Behoeft geen nadere toelichting
Lid 2
Behoeft geen nadere toelichting
Artikel 6 – Wijziging draagkracht(periode)
Vanuit een oogpunt van rechtszekerheid is het onwenselijk eenmaal ingenomen standpunten
met betrekking tot draagkracht en draagkrachtperiode gedurende deze periode te wijzigen. De wijzigingen kunnen echter van dien aard zijn, dat consequent vasthouden aan dit uitgangspunt op gespannen voet met de uitgangspunten van bijstandsverlening komt te staan. Immers, het recht op algemene en bijzondere bijstand is afhankelijk van de persoonlijke en financiële omstandigheden van de belanghebbende. Wanneer deze omstandigheden veranderen, wijzigt ook het recht op bijstand.
Dit kan overigens zowel ten voordele als ten nadele van de belanghebbende strekken. Zo leiden bijvoorbeeld positieve wijzigingen in het inkomen van de belanghebbende direct tot een verhoging van de draagkracht. Het is aan het, individueel gerichte, oordeel van burgemeester en wethouders overgelaten op welk moment aanpassing van de bijstand aan de omstandigheden van de belanghebbende plaatsvindt.
Artikel 7 – Geen drempelbedrag
Op grond van artikel 35 lid 2 Van de Participatiewet hebben burgemeester en wethouders de bevoegdheid om geheel of gedeeltelijk geen bijstand te verlenen voor uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan, voor zover deze kosten een wettelijk bepaalde drempel niet te boven gaan. Van deze bevoegdheid wordt geen gebruik gemaakt.
Artikel 8 – Moment van aanvraag
lid 1
Behoeft geen nadere toelichting
Lid 2
Behoeft geen nadere toelichting
Artikel 9 – Toeslag voor jongeren van 18 tot en met 20 jaar
Lid 1
Onderdeel a heeft betrekking op de omstandigheid dat de financiële draagkracht van de ouder(s) ontoereikend is om te voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan van het kind. In de praktijk is van een dergelijke omstandigheid zelden of nooit sprake:
Is dit niet het geval dan is vaak sprake van een situatie als bedoeld onder b. Daarbij gaat het vooral om situaties waarin de onderlinge verhouding ernstig verstoord is. Met het begrip redelijkerwijs wordt tot uitdrukking gebracht dat van geval tot geval beoordeeld dient te worden of hiervan inderdaad in die mate sprake is dat de verlening van bijstand gerechtvaardigd is. Om geen afbreuk te doen aan de ouderlijke onderhoudsplicht, wordt in zo’n situatie de bijstand verhaald op de ouders.
Lid 2
Voordat er sprake kan zijn van bijzondere bijstand voor de noodzakelijke kosten van het bestaan van belanghebbenden van 18, 19 of 20 jaar, dient vastgesteld te worden dat deze kosten hoger zijn dan de toepasselijke landelijke bijstandsnorm. Bij deze vaststelling moet onder andere worden beoordeeld of voor de betrokken jongere zelfstandige huisvesting noodzakelijk is.
Dit heeft tot gevolg dat bijzondere bijstandsverlening niet mogelijk is, wanneer men zonder dringende redenen zelfstandig is gaan wonen. Dit geldt des te nadrukkelijker wanneer bekend is dat de middelen van de ouder(s) onvoldoende (zullen) zijn om in de kosten van het bestaan van betrokkene te voorzien.
Lid 3
Omdat de verlening van bijzondere bijstand aan belanghebbenden van 18, 19 en 20 jaar, zoals hierboven reeds aangegeven, uitsluitend bij wijze van hoge uitzondering zal plaatsvinden, wordt bepaald dat de hoogte van de te verstrekken bijstand wordt vastgesteld, rekening houdend met de individuele omstandigheden. De totale, algemene en bijzondere, bijstand kan echter nooit meer bedragen dan de bijstandsnorm voor een 21-jarige in dezelfde omstandigheden. Dit zijn de op grond van artikel 20 en 21 van de Participatiewet geldende landelijke normen. De bijzondere bijstand wordt verleend zolang de omstandigheden, die aanleiding voor bijstandsverlening zijn geweest, voortduren en wordt in ieder geval beëindigd op het moment dat de belanghebbende de leeftijd van 21 jaar bereikt.
Artikel 10 – Voorliggende voorziening
De beleidsregel medische kosten en bijzondere bijstand ziet toe op die kosten die binnen de werkingssfeer van de Zvw en de Wlz vallen. Voor zover niet door B&W anders is/wordt bepaald betekent dat er wel bijzondere bijstand mogelijk is voor medische kosten dan wel aan medische problemen gerelateerde kosten die buiten de werkingssfeer van Zvw en Wlz vallen. Te denken valt aan: -Dieetkosten en voedingssupplementen. Dieetkosten en de kosten van voedingssupplementen vallen buiten de reikwijdte van Zvw en WLZ.
Artikel 11 – Eigen bijdrage
Lid 1. Kosten waarvoor binnen de voorliggende voorziening Wlz of Zvw (basisverzekering) een vergoeding wordt verstrekt kunnen als noodzakelijk worden aangemerkt. Uitgangspunt is dat, als dit gepaard gaat met een eigen bijdrage voor de betreffende kosten er voor deze eigen bijdrage bijzondere bijstand mogelijk is
De eigen bijdrage dient echter onvermijdelijk te zijn. Dit is bij voorbeeld niet het geval als bij de aanschaf van een gehoortoestel wordt gekozen voor een duurder dan medisch noodzakelijk toestel.
Voor eigen bijdragen op grond van de basisverzekering volgens de zorgverzekeringswet en eigen bijdragen op grond van de Wlz is in beginsel bijzondere bijstand mogelijk.
Het gaat hierbij nadrukkelijk niet om eigen bijdragen die resteren na een bepaalde vergoeding via een aanvullende ziektekostenverzekering en waarvoor de basisverzekering geen vergoeding kent.
Lid 2. Het deel van een eigen bijdrage dat gebaseerd is op een besparing van reguliere kosten komt echter in beginsel niet voor bijstand in aanmerking. Een voorbeeld hiervan is de eigen bijdrage die moet worden voldaan bij de aanschaf van orthopedisch schoeisel. Aan deze eigen bijdrage ligt een besparing wegens het achterwege kunnen blijven van de aanschaf van normale schoenen ten grondslag.
Artikel 12 – Woonkosten
Lid 1, onder a, b en c
Het eerste lid betreft het recht op een woonkostentoeslag bij bewoning van een woning of woonwagen in huur, waarvoor in principe aanspraak op huurtoeslag bestaat. Reden van bijstandsverlening kan zijn dat dit recht op huurtoeslag niet of niet volledig tot uitbetaling komt, omdat deze is berekend aan de hand van een basishuur die hoger is dan de basishuur voor de laagste inkomensklasse in de Wet op de huurtoeslag. Omdat de belastingdienst met een geschat jaarinkomen moet werken en niet met het actuele inkomen per maand, kan de situatie ontstaan dat men op maandbasis een inkomen op bijstandsniveau heeft, maar geen huurtoeslag die is berekend aan de hand van de basishuur voor de laagste inkomensklasse.
Hiermee wordt het recht op bijzondere bijstand afgestemd op de werking van voorliggende voorziening. Hetzelfde is van toepassing op de tweede reden van bijstandsverlening: er bestaat geen recht op huurtoeslag wanneer sprake is van zogenoemde gebroken periodes. Alleen indien men gedurende de volledige maand huur is verschuldigd, heeft men immers mogelijk aanspraak op deze toeslag. Dergelijke korte periodes zonder huurtoeslag kunnen worden opgevangen door middel van een woonkostentoeslag.
Op dezelfde wijze bestaat ook recht op bijzondere bijstand voor woonkosten wanneer een eigen woning of woonwagen wordt bewoond, waarvan de kosten niet hoger zijn dan de maximale huurgrenzen van de Wet op de huurtoeslag, en de belanghebbende deze kosten niet uit eigen middelen kan bekostigen.
Lid 2
Het tweede lid regelt de hoogte van de woonkostentoeslag ten behoeve van de kosten van de in het eerste lid genoemde woningen, waarvan de kosten niet hoger zijn dan de maximale huurgrenzen van de Wet op de huurtoeslag. De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag, zoals dat berekend wordt op grond van de Wet op de huurtoeslag maar met inachtneming van de basishuur voor de laagste inkomenscategorie en van de periode waarover nog geen recht of geen recht meer bestaat op een huurtoeslag.
Dit heeft tot gevolg dat voor de hoogte van de woonkostentoeslag geen onderscheid wordt gemaakt tussen huurwoningen (of -wagens) en woningen (of wagens) in eigendom.
Uiteraard wordt hierop de feitelijk door de belastingdienst toegekende huurtoeslag in mindering gebracht. Als sprake is van een eigen woning wordt een met de huurtoeslag vergelijkbare bijdrage in de kosten van de eigen woning in aanmerking genomen bij de vaststelling van de woonkostentoeslag.
Lid 3
In het derde lid wordt de hoogte van de woonkostentoeslag geregeld voor woningen of woonwagens in huur of eigendom, waarvan de maandelijkse woonkosten hoger zijn dan de maximale huurgrenzen van de Wet op de huurtoeslag. Deze grenzen kunnen verschillen: voor huurders, die jonger dan 23 jaar zijn, is een lagere huurgrens van toepassing. De bijzondere bijstand wordt bij overschrijding van de maximale huurgrens op dezelfde wijze berekend als bij woonkosten gelijk aan of lager dan de maximale huurgrens, met dien verstande dat de woonkosten die uitgaan boven deze grens volledig voor bijstand in aanmerking komen. Een eventuele bijdrage uit andere bron in de kosten van de eigen woning wordt ook in dit geval op de woonkostentoeslag in mindering gebracht.
Lid 4
Volgens het vierde lid moet overschrijding van de maximale huurgrens in principe steeds leiden tot het opleggen van de verplichting om uit te zien naar andere huisvesting, die beter past bij de financiële situatie.
Binnen twaalf maanden na aanvang van de bijstandsverlening - in de regel is dit de datum van aanvraag – moet belanghebbende alles in het werk stellen om goedkopere woonruimte waarvoor aanspraak op huurtoeslag bestaat te krijgen. Dit betekent, dat het aanvaarden van woonruimte eveneens buiten de gemeente Wijdemeren kan plaatsvinden.
Op deze wijze worden de woonkosten aangepast aan het actuele inkomen. Het kan voorkomen dat het opleggen van deze verplichting of de daaraan verbonden termijn in bijzondere omstandigheden voor onoverkomelijke problemen zorgt. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan zelfstandigen, die tijdelijk een aanvullende uitkering voor algemene bijstand ontvangen op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Ook is het mogelijk dat een eigen woning niet binnen de periode van een jaar voor een (vanuit een oogpunt van bijstandsverlening) aanvaardbare prijs kan worden verkocht. In dergelijke of vergelijkbare, individueel te bepalen, omstandigheden mag afgeweken worden van de termijn van twaalf maanden.
Uit de aard van deze kosten en de werking van de voorliggende voorziening de Wet op de huurtoeslag vloeit voort dat het percentage van artikel 3 (120 %) hierbij niet van toepassing is en vervangen wordt door 100. Dit houdt in dat het volledige inkomen boven de bijstandsnorm in aanmerking wordt genomen bij het recht op bijzondere bijstand voor woonkosten.
Artikel 13 – Duurzame gebruiksgoederen
Lid 1
In artikel 51 van de wet is bepaald dat bijzondere bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen kan worden verleend in de vorm van een lening of borgtocht, dan wel in de vorm van een bedrag om niet. Omdat duurzame gebruiksgoederen tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten behoren wordt men geacht voor deze kosten te reserveren, dan wel deze te financieren door middel van een lening. Uitsluitend wanneer één en ander onmogelijk is, kan bij gebleken noodzaak van de kosten en wanneer de financiële draagkracht van de belanghebbende daartoe aanleiding geeft, bijstandsverlening aan de orde zijn. De bijstand moet in de vorm van borgtocht geschieden wanneer met behulp van borgstelling een lening kan worden bewerkstelligd. Indien dit niet mogelijk is, heeft eventuele bijstandsverlening in beginsel de vorm van een geldlening.
Lid 2
Behoeft geen nadere toelichting
Lid 3
Bij de vaststelling van de aflossingstermijn en -bedragen wordt mede acht geslagen op het door belanghebbende betoonde besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan. Op grond van onderhavige bepaling kan, naar aanleiding van een betoond onvoldoende besef van verantwoordelijkheid, worden besloten dat de geldlening volledig moet worden terugbetaald. Zonder deze bepaling zou, ingevolge het bepaalde in het eerste lid, ook in deze situatie sprake kunnen zijn van een gedeeltelijke aflossingsverplichting.
Overigens blijft de begrenzing van het periodieke aflossingsbedrag op grond van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering onverkort van toepassing.
Lid 4
Behoeft geen nadere toelichting
Lid 5
Behoeft geen nadere toelichting
Lid 6
Bij borgstelling voor een geldlening die is afgesloten voor de financiering van duurzame gebruiksgoederen kan het voorkomen dat de rente- en aflossingsverplichtingen de aflossingscapaciteit te boven gaan. In dat geval wordt bijzondere bijstand verleend tot het bedrag waarmee de maandelijkse rente- en aflossingsverplichting de op grond van artikel 14 lid 2 genormeerde aflossingscapaciteit overschrijdt. De combinatie van borgstelling en aanvullende bijstand voor de betreffende kosten wordt alleen toegepast wanneer de lening is afgesloten bij een kredietinstelling als genoemd in artikel 49 van de wet. Dit is een kredietinstelling die is ingeschreven in het register bedoeld in artikel 52, tweede lid, van de
Wet toezicht Kredietwezen 1992, indien de gemeente niet is aangesloten bij een gemeentelijke kredietbank dan wel daarmee geen relatie onderhoudt.
Artikel 14 Reiskosten
Behoeft geen nadere toelichting
Artikel 15 Collectieve Aanvullende Verzekering ziektekosten Wijdemeren
Personen met een inkomen tot maximaal 120% van de toepasselijke bijstandsnorm kunnen via de gemeente Wijdemeren de Optimaal verzekering afsluiten. Hiertoe is een overeenkomst gesloten met zorgverzekeraar Agis. Het aanbieden van een collectieve ziektekostenverzekering heeft het voordeel dat mensen met een laag inkomen beter verzekerd zijn. Voor de gemeente betekent het dat er minder aanvragen bijzondere bijstand worden ingediend, waardoor de uitvoeringslasten dalen. Omdat de gemeente bespaart op de uitvoeringskosten, krijgt de deelnemer een bijdrage van € 5,00 per maand per volwassen polishouder. Dit bedrag kan jaarlijks worden aangepast. De premie wordt voor de deelnemer met € 5,00 per maand verlaagd en de gemeente betaalt vervolgens de bijdrage rechtstreeks aan Agis.
Artikelen 16 t/m 18
Behoeven geen nadere toelichting
Artikelen 19 t/m 22
Behoeven geen nadere toelichting.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl