Rectificatie: Beleidsplan groenbeheer

Geldend van 31-01-2025 t/m heden

Intitulé

Rectificatie: Beleidsplan groenbeheer

[Deze publicatie betreft een rectificatie omdat de bijlagen eerder niet bekendgemaakt zijn. De oorspronkelijke publicatie is op 17 maart 2023 bekendgemaakt, beschikbaar via Gemeenteblad 2023, 113333.]

VOORWOORD

De gemeente Landsmeer is een prachtige gemeente te midden van groene, waterrijke polders. Een gemeente waarin het groen van ons allemaal is. Van het grootschalige groen in de polders en de bijzondere groengebieden in en rond de wijken waar wij ontspannen en tot rust komen, tot het kleinschalige buurtgroen waarin de kinderen volop kunnen spelen.

Groen is van ons allemaal en zo is ook dit Beleidsplan groenbeheer tot stand gekomen. Er zijn bijeenkomsten met inwoners, belangenverenigingen, experts en gemeenteraadsleden georganiseerd, waarbij met elkaar is gesproken over het groenbeleid. Graag wil ik iedereen hartelijk bedanken die heeft meegewerkt aan dit Beleidsplan groenbeheer. Hierbij is bijzondere dank op zijn plaats voor onze – op groen – betrokken inwoners en onze buitendienst voor hun waardevolle bijdragen.

Groen laat ons de seizoenen ervaren en heeft een positieve invloed op de kwaliteit van het leven. Het groen nodigt ons uit tot het maken van een ommetje en tot het ontmoeten van elkaar in de openbare ruimte. Als gemeente vinden we groen daarom belangrijk. Tegelijkertijd bevinden we ons organisatorisch en financieel gezien in onzekere tijden met diverse grote opgaven in het vooruitzicht. Denk daarbij aan de relatie tussen groen en klimaatadaptatie/duurzaamheid en biodiversiteit, maar ook diverse vervangingsopgaven die nodig zijn om ons groen vitaal en vooral veilig te houden, thema’s die actueel en urgent zijn.

Daarom kiezen wij ervoor om ons in dit Beleidsplan groenbeheer in eerste instantie te richten op het zo goed mogelijk behouden van het bestaande openbare groen en voorkomen van verdere achteruitgang. In tweede instantie kunnen we het groen verbeteren, de belevingswaarde vergroten om het groen beter te benutten voor mens en dier. Waar kansen zich voordoen om daar eerder mee aan de slag te gaan, pakken we die natuurlijk op.

Bij toekomstige vraagstukken zal het steeds weer nodig zijn om met elkaar een goede balans te vinden tussen enerzijds een prettige groene omgeving en anderzijds belangrijke ruimtelijke of economische ontwikkelingen. De heldere visie op het groen en de bijbehorende uitwerking zoals vastgelegd in dit Beleidsplan groenbeheer zijn bij dit soort ontwikkelingen als groene onderlegger onmisbaar.

Ik zet me de komende jaren graag in om de groenvisie stapsgewijs werkelijkheid te laten worden, doet u mee?

Mandy Elfferich

Wethouder Groenbeleid

afbeelding binnen de regeling

Groene uitvalsbasis Het Luijendijkje

UITGANGSPUNTEN EN BELEIDSLIJNEN

afbeelding binnen de regeling

Breekoever Landsmeer

Uitgangspunten

A.Het op orde brengen van het reguliere groenbeheer

  • Het meer planmatig werken op basis van een heldere financiële onderbouwing. Om dit te realiseren zullen de areaalgegevens eerst op orde moeten worden gebracht.

  • Areaaluitbreidingen in het groen kunnen alleen plaatsvinden als hier beheerbudget voor beschikbaar wordt gesteld.

B.Het groene (en blauwe) raamwerk beschermen, versterken en ontwikkelen

  • De groenstructuur in de kernen uitbouwen tot een stevig groen-blauw raamwerk dat verbindingen legt met grote groenzones, parken, water en buitengebied.

  • Zorgen voor meer groen in groenarme (delen van) het centrum en woonwijken waarbij de inrichtingskwaliteit en beheerdoelstellingen zich goed tot elkaar verhouden.

C.Biodiversiteit en klimaatadaptie vergroten

  • Bij inrichtingsplannen expliciet de groene mogelijkheden voor klimaatadaptatie meenemen (soortkeuze, schaduwwerking, waterberging en infiltratie).

  • Vergroten van biodiversiteit en ecologische waarden in openbaar groen in de wijken. Dit betekent meer diversiteit in de soorten en in de gelaagdheid van het groen.

  • Het gebiedsgewijs omschakelen naar natuurlijk beheer.

  • Stimuleren van vergroening en biodiversiteit in particuliere tuinen en op erven.

D.Belevingswaarde van groen vergroten

  • Variatie in groenvormen (hagen, solitaire struiken, bosplantsoen, bollen, eenjarigen, vaste planten, grassen) en sortiment vergroten.

  • Uitbreiden en stimuleren van beweegmogelijkheden in het groen in de wijken (wandel- en fietsroutes en natuurlijke speelplekken).

E.Betrokkenheid van inwoners en bedrijven bij groen vergroten

  • Afspraken maken om inwoners, verenigingen en bedrijven ruimte te geven om te participeren in het groen.

  • Stimuleren (faciliteren indien er budget is) van vergroeningsprojecten van particuliere tuinen en schoolpleinen.

Groene beleidslijnen

Onderstaand staan de beleidslijnen die richtinggevend zullen zijn voor de komende beheerperiode. Om deze beleidslijnen te kunnen realiseren zal eerst aan bepaalde voorwaarden moeten worden voldaan (zie verdere toelichting in deel III).

  • @1

    De groenstructuurkaart vaststellen als groene wensenkaart die dient als groene onderlegger voor projecten (nieuwe aanleg, renovaties, vervangingen e.d).

  • @2

    In geval wegens zwaarwegend maatschappelijk belang structuurgroen of -bomen moeten wijken, vindt compensatie plaats.

  • @3

    Het zoneren van onderhoudsniveaus en het sturen op beeldkwaliteit loslaten en te sturen op frequenties (gezien de huidige middelen van de gemeente). Hiermee ligt de verantwoording voor het resultaat bij de gemeente, maar kan wel gemakkelijker worden bijgestuurd op beschikbare middelen.

  • @4

    Het groenbeheer en het beheerbudget zijn gebaseerd op actuele data van te beheren de groen-arealen. Voor onbereikbare of illegaal in gebruik genomen percelen wordt na inventarisatie aanvullend beleid gemaakt hoe hier mee om te gaan.

  • @5

    Prioriteit heeft het duurzaam beheren van de bomen en het verbeteren van de kwaliteit van het gehele bomenbestand op onderhoudsniveau B (zie hoofdstuk 3).

  • @6

    Bomen (her)planten op locaties waar ze groot kunnen worden (juiste soort op de juiste plaats). Wanneer dit niet mogelijk is worden er of kleinere bomen of minder bomen of geen bomen geplant (zie bijlage IV voor de gewenste afstanden en maten). Zolang het Raadsbesluit1 van 5 november 2020 van kracht is vindt er geen herplant van gemeentelijke bomen en onderhoudsarm groen plaats, zie ook §.

  • @7

    Binnen ruimtelijke inrichtingsprojecten worden bestaande waardevolle bomen op duurzame wijze ingepast door middel van groenbeheertoets (zie bijlage V).

  • @8

    Overlast door bomen en groen wordt volgens vaste, eenduidige criteria beoordeeld en aldus geacteerd (zie paragraaf 8.4 en bijlage VIII).

  • @9

    Bescherming van zowel waardevolle bomen als structuurbomen is verankerd in de APV waarbij in principe herplant en compensatie plaatsvindt.

  • @10

    Waar dit zonder extra beheerbudget is te realiseren (of als er extra budget wordt vrijgemaakt), worden de op de groenstructuurkaart aangemerkte locaties ecologisch beheerd en bewoners worden hierover tijdig geïnformeerd (zie paragraaf 8.1.3).

  • @11

    In samenwerking met partners als IVN, Landschap Noord-Holland en Recreatieschap stimuleren van inwoners om op hun eigen terrein de biodiversiteit te vergroten.

  • @12

    Toetsen van ontwerpen en aanpassingen van het groen op opvang van water, zorgen voor verkoeling en terugdringen van verhardingen.

  • @13

    Groenvoorzieningen dragen bij aan het stimuleren van de beweegmogelijkheden voor vooral spelen, wandelen en fietsen.

  • @14

    Onder de noemer ‘meedoen in het groen’ worden de volgende mogelijkheden geboden (in hoofdstuk 8.3 worden de voorwaarden beschreven):

    • o

      Meedenken bij nieuwe plannen (projecten op straatniveau en groter) voor de inrichting van de buitenruimte zoals bij de wijk Havenzathe.

    • o

      Vergroenen van de leefomgeving door het creëren van geveltuinen in trottoirs, het beplanten van boomspiegels en het planten van bollen in openbaar groen.

    • o

      Adopteren van delen openbaar groen en (gedeeltelijk) onderhoud door bedrijven, instellingen, verenigingen georganiseerde inwonersgroepen.

  • @15

    De gemeente streeft naar onderbouwde, heldere en eenduidige beantwoording van verzoeken en meldingen van inwoners.

  • @16

    De gemeente streeft een transparante werkwijze van het groenonderhoud na. Van aankomende grootschalige werkzaamheden wordt vooraf bericht gedaan door deze te publiceren via lokale gemeentelijke media.

  • @17

    Voor plagen die de volksgezondheid in gevaar kunnen brengen en bij invasieve soorten wordt een beheersingsbeleid uitgewerkt.

  • @18

    Bij groenvoorzieningen wordt – net als bij weg- en rioolbeheer – geïnvesteerd in planmatige vervanging van het openbaar groen.

LEESWIJZER

Hieronder is aangegeven hoe het Beleidsplan groenbeheer is opgebouwd.

In het inleidende hoofdstuk is de opdracht geformuleerd evenals de toegepaste werkwijze en de wettelijke kaders. Vervolgens is het plan in drie delen opgebouwd.

Deel I: Terugblik, huidige situatie en aandachtspunten

In deel I worden de functies en waarden van het groen in Landsmeer toegelicht. Het bevat ook de areaalgegevens en kengetallen (hoofdstuk 2). Vervolgens wordt er een overzicht gegeven van het gevoerde beheer in de afgelopen beheerperiode en punten die de komende periode aandacht vragen (hoofdstuk 3).

Deel II: Ontwikkelingen, wensen en opgaven

Deel II bevat een overzicht van de ontwikkelingen die momenteel voorliggen en wat de impact ervan is op het groen. Het gaat om de thema’s biodiversiteit, duurzaamheid & klimaat en participatie in respectievelijk hoofdstuk 4, 5 en 6.

Deel III: Vooruitblik, ambities en gewenste situatie

Deel III geeft inzicht in de focus van de komende beheerperiode. In hoofdstuk 7 is de visie op het groen geformuleerd met de ambities als stippen op de horizon. In dit hoofdstuk is de groenvisie tevens vertaald naar de groenstructuurkaart/groene wensenkaart.

Hoofdstuk 8 geeft de bijbehorende kaders en het beleid waarmee de spelregels voor het planmatig groenbeheer zijn gelegd. Deze zijn in hoofdstuk 9 vertaald naar kosten voor het regulier onderhoud en vervangingen.

In hoofdstuk 10 worden tenslotte de vervolgacties om het groenbeleid en -beheer te kunnen realiseren uitgewerkt in de vorm van een uitvoeringsprogramma.

Bijlagendocument

In een separaat document zijn de bijlagen te vinden waarin onder andere de groenvisie per wijk is opgenomen als ook de uitwerking voor het omgaan met overlast door groen.

afbeelding binnen de regeling

Groene oever langs De Gouwe

1 INLEIDING

Groen is een belangrijke bouwsteen voor een prettige, duurzame en gezonde leefomgeving. Daarnaast behoort openbaar groen tot een van de ‘kapitaalgoederen met een maatschappelijk nut’ waar de gemeente conform het Burgerlijk wetboek verantwoordelijk voor is door deze zorgvuldig te beheren en vooral veilig te houden. Dit Beleidsplan groenbeheer legt vast hoe we als gemeente nu en in de toekomst met het groen omgaan. Het is in eerste instantie gericht op het beheren van dit groen. Daarnaast geeft het inzicht hoe andere opgaven daarin passen. Dit hoofdstuk gaat over de doelen, de afbakening en laat zien hoe we samen met inwoners en groene partners aan dit plan hebben gewerkt.

1.1 Aanleiding

Het Groenbeleidsplan Landsmeer 2009-2019, heeft al twee jaar geleden het einde van haar looptijd bereikt. Ook in de beheerorganisatie hebben diverse veranderingen plaatsgevonden met onder andere wisselingen van de beheerder en de beleidsmedewerker.

In de afgelopen 10 jaar stonden de budgetten van de gemeente regelmatig ter discussie en zijn er meerdere bezuinigingen doorgevoerd, zo ook op het groenbeheer. In 2020 is daarom gestart met het geheel herzien van het beleid en de werkwijze voor groenbeheer.

Omdat maatschappelijke thema’s zoals biodiversiteit, participatie, duurzaamheid, klimaatadaptatie en energietransitie een steeds belangrijkere rol spelen in het openbaar groen, is er gekeken hoe deze onderwerpen (binnen de financiële kaders) de aandacht kunnen krijgen die ze verdienen. Dit nieuwe Beleidsplan groenbeheer legt de visie op het groen vast voor komende 10 jaar en geeft richting aan de beheerorganisatie.

1.2 Doelen

Een belangrijk doel van dit nieuwe plan is om de achteruitgang van de kwaliteit van het gemeentelijk groen een halt toe te roepen, door in een periode van bezuinigingen duidelijke (beleids)keuzes te maken. Dit beleidsplan is een document dat vanuit de huidige realiteit van het groenbeheer, op basis van heldere keuzes toewerkt naar een situatie waarin ook in de praktijk aandacht kan worden besteed aan de actuele thema’s als biodiversiteit en klimaatadaptatie.

Het Beleidsplan groenbeheer kent de volgende centrale doelen in volgorde van belangrijkheid:

  • Het vastleggen van een toekomstgerichte visie op (openbaar) groen en bomen. Deze langetermijnvisie vormt de basis om zowel keuzes in het dagelijks beheer als voor de toekomst van het groen te maken.

  • Het vastleggen van de uitgangspunten voor inrichting, beheer en bescherming van openbaar groen en bomen.

  • Het weergeven van het belang en de betekenis van groen voor de plaatselijke leefomgeving.

  • Het verwoorden van de groene ambities en het bieden van handvatten voor uitwerking naar concrete projecten en acties inclusief effecten op de beheerbudgetten.

1.3 Afbakening

Het Beleidsplan groenbeheer heeft voor wat de groenvisie en ambities betreft betrekking op al het groen binnen de gemeente, dus zowel het openbaar groen als het particulier groen. Als het gaat om het beheer en concrete projecten en acties, richt het plan zich op het openbaar groen binnen de bebouwde kommen van de drie kernen van de gemeente: Purmerland, Den Ilp en Landsmeer.

Ten aanzien van het buitengebied beperkt de reikwijdte van het plan zich tot de grasbermen, bomen en beplantingen langs de gemeentelijke wegen. Het overige groen in het buitengebied is in beheer bij natuurbeherende organisaties, het hoogheemraadschap, het recreatieschap agrariërs en particulieren.

Het kabinet wil voor 2030 meer bos creëren (37.000 hectare). De provincie trekt dit voor Noord-Holland en wil dit deels met aanplant binnen en deels buiten het Natuurnetwerk Nederland en via boscompensatie realiseren. De provincie probeert hierbij meer doelen tegelijk te bereiken. Het verbeteren van de soortenrijkdom (biodiversiteit) gaat dan bijvoorbeeld hand in hand met het tegengaan van bodemdaling, de verlaging van de stikstofdepositie of het uitvoeren van de bossenstrategie. In de woonakkoorden maakt de provincie afspraken om woningbouw zoveel mogelijk natuur-inclusief te ontwikkelen, met daarnaast oog voor het landschap. De uitwerking van deze bossenstrategie gaat niet direct over het beheer van het openbaar groen van de gemeente. Het beleidsplan groenbeheer geeft wel kansen en richting voor aanplant van bomen en andere beplanting. De provincie werkt in de komende tijd, onder andere samen met de terreinbeheerders, concrete plannen uit.

1.4 Relatie met andere plannen

Het Beleidsplan groenbeheer verwoordt de gemeentelijke visie op de inrichting en het beheervan openbaar groen en bomen. De gemeente hanteert als centrale insteek om de inrichting en het beheer van het groen integraal op te pakken.

Het plan kan daarom niet losgezien worden van overkoepelende plannen zoals de Omgevingsvisie of het beleid van andere vakdisciplines zoals wegen, rioleringen en spelen. Zo zal de wens om hemelwater af te koppelen ook om een aangepaste inrichting van het groen vragen. Ook het streven naar een gezondere samenleving met meer sociale cohesie zal vragen om een passend groenontwerp dat uitnodigt tot bewegen en ontmoeten. De herinrichting van wijk Havenzathe is hier een mooi voorbeeld van.

Andersom werkt het net zo. Om groene kansen te realiseren is een actieve rol vanuit andere beleidsvelden onmisbaar. Zo is er voor de uitbreiding of versterking van de groenstructuur bijvoorbeeld een actieve rol vanuit projectontwikkeling nodig (denk aan het creëren van extra ondergrondse groeiruimte voor bestaande bomen of voor nieuwe bomen bij groot onderhoud van wegen).

1.5 Status van dit beleidsplan

Het Beleidsplan groenbeheer is sturend en mede richtinggevend voor het bestuurlijk handelen zonder juridisch dwingend te zijn. Met het vaststellen van de inhoud van dit beleidsplan ligt het beleid voor het openbaar groen vast. Het Beleidsplan groenbeheer wordt daarmee een uitgangspunt in toekomstige discussies over het groen en de basis voor het groen in nieuwe plannen.

Het Beleidsplan groenbeheer vormt bovenal de basis voor de berekening van de capaciteit en het budget voor het dagelijkse beheer en de meerjarenplannen. Hierbij is waar mogelijk reeds aangehaakt op opgaven vanuit actuele ontwikkelingen zoals klimaatadaptatie en biodiversiteit, maar dit zal de komende jaren nog verdere uitwerking vragen.

Voor zover onderdelen van het Beleidsplan groenbeheer worden uitgewerkt in gemeentelijke regelgeving (bv. APV) of bestemmingsplannen, zal er sprake zijn van rechtstreekse externe werking. Daarmee is het een plan dat richting geeft en ruimte biedt en geen plan met exacte antwoorden. Ofwel: het Beleidsplan groenbeheer gaat over het speelveld en de spelregels, niet over de uitkomst van het spel.

Om dit blijvend te kunnen doen, is een algehele actualisatie na in ieder geval 10 jaar op zijn plaats. Gezien de huidige financiële positie van de gemeente is een tussentijdse evaluatie na 2 jaar aan te raden. Bij deze evaluaties kan worden bekeken in hoeverre het verder realiseren van de ambities van dit plan mogelijk kan worden gemaakt.

1.6 Wettelijke kaders

Het beheer van openbaar groen vindt plaats binnen de volgende wettelijke kaders:

  • Burgerlijk wetboek

  • Wet natuurbescherming 2017

  • Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden

  • Omgevingswet (verwachte invoering juli 2022)

In de volgende kaders staat toegelicht wat daaruit de belangrijkste voorwaarden zijn.

Burgerlijk wetboek

In 2016 is door het kennisplatform CROW de Richtlijn Boomveiligheidsregistratie (BVR) opgesteld om invulling te geven aan wetgeving rond boomveiligheid. Deze richtlijn maakt voor boomeigenaren inzichtelijk wat minimaal geregistreerd moet zijn om aan hun zorgplicht te voldoen (een boomeigenaar is aansprakelijk voor schade als de zorg voor de boom onvoldoende is geweest).

Onder voldoende zorg het volgende verstaan wordt:

  • Er moet aantoonbaar regulier boomonderhoud worden uitgevoerd.

  • Er moet aantoonbare controle worden uitgevoerd op gebreken en de maatregelen die uit deze controle voortvloeien moeten worden uitgevoerd.

Om de controle op gebreken aantoonbaar te maken, wordt geadviseerd om de gegevensregistratie en een onderbouwing van de controlefrequentie op orde te hebben.

Wet natuurbescherming

Volgens de Wet natuurbescherming uit 2017 (voorheen de Natuurbeschermingswet, de Flora- en faunawet en de Boswet) mag er geen schade toegebracht worden aan beschermde dieren en planten. De provincies zien hier als bevoegd gezag op toe. De Wet natuurbescherming kent een algemene zorgplicht (artikel 1.11 Wnb) waarbij voorafgaand aan een ‘ingreep’ waarbij beschermde soorten in het geding zijn door een ecologisch deskundige is gekeken of aanwezige beschermde planten en dieren nadelig effect van de ingreep zullen ondervinden en hoe dit kan worden voorkomen of beperkt.

Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden

Door het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden is er met ingang van 31 maart 2016 een verbod op de professionele toepassing van gewasbeschermingsmiddelen op verhardingen en met ingang van 1 november 20172 voor overig openbaar groen. Op dat laatste verbod geldt een uitzondering voor sportvelden. Door middel van een Green Deal mogen daar nog tot 2022 bestrijdingsmiddelen gebruikt worden. Deze besluiten gelden niet voor land- en tuinbouwbedrijven en particulier gebruik.

Omgevingswet (verwachte invoering juli 2022)

De Omgevingswet bundelt en moderniseert de wetten voor de leefomgeving. Hierbij gaat het onder meer om wet- en regelgeving over bouwen, milieu, water, ruimtelijke ordening en natuur. De Omgevingswet staat voor een goed evenwicht tussen het benutten en beschermen van de leefomgeving. Het openbaar groen maakt daar nadrukkelijk deel van uit.

Wanneer in 2022 de Omgevingswet in werking treedt, zijn er bijvoorbeeld mogelijkheden om te sturen op natuur-inclusief bouwen. Bijvoorbeeld door een duidelijk ambitie voor biodiversiteit in de Omgevingsvisie op te nemen en te zorgen dat in de gemeentelijke omgevingsplannen natuur-inclusief bouwen als voorwaarde wordt opgenomen.

1.7 Proces van participatie

Voorafgaand aan het opstellen van het Beleidsplan groenbeheer en het formuleren van de ambities is ruimte geboden voor het meedenken door inwoners, belangenverenigingen, ambtenaren en de raadsleden. Er is gekozen voor participatievormen waarbij zoveel mogelijk inhoudelijke input werd verzameld.

Tijdens bijeenkomsten hebben de volgende personen en groeperingen bijgedragen:

  • De raadsleden tijdens een informele bijeenkomst op 2 maart 2020.

  • Buitendienstmedewerkers tijdens bijeenkomsten in november 2020 en maart 2021.

  • Inwoners en andere belanghebbenden namens diverse groene organisaties bij de online-bijeenkomst op 26 november en 2020 en of reageerden op conceptstukken:

    • o

      Staatsbosbeheer

    • o

      IVN Twiske

    • o

      Landschap Noord-Holland

    • o

      Recreatieschap Twiske-Waterland

    • o

      Recreatieschap Noord-Holland

    • o

      Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

    • o

      LTO-Noord

    • o

      Lokale organisaties zoals Landsmeer Schoon, Duurzaam Landsmeer en de Hengelsportvereniging

De uitkomsten van deze bijeenkomsten en de overige input zijn steeds per onderwerp in het betreffende hoofdstuk verwerkt.

Aan de participanten is ook een online enquête voorgelegd. Hierop zijn 22 reacties gekomen. In bijlage II zijn de samenvattende uitkomsten per vraag opgenomen en in de hoofdstukken zijn ook citaten uit deze enquête verwerkt. Alhoewel het geen representatieve toets van alle inwoners is, heeft het kwalitatief gezien zeer gericht bijdragen.

Een compacte projectgroep bestaande uit de groenbeleidsmedewerker en de teamleider uitvoering en beheer van de gemeente en de adviseurs van Eco Consult, heeft met de opgehaalde gegevens het Beleidsplan groenbeheer samengesteld.

DEEL I TERUGBLIK, HUIDIGE SITUATIE EN AANDACHTSPUNTEN

afbeelding binnen de regeling

Kenmerkend groenstructuren langs water (Kemphaanstraat)

2 GROEN IN LANDSMEER

Uit allerlei onderzoeken blijkt steeds weer: mensen vinden een groene woon- en leefomgeving heel erg belangrijk. Behalve groen vragen ook veel andere voorzieningen ruimte in het openbare gebied. Een gemeente weegt samen met haar inwoners en partners de verschillende belangen af en maakt vervolgens keuzes hierin. Hoe groen is de gemeente Landsmeer nu eigenlijk, welke keuzen liggen voor en welke kansen liggen daarin? Naast de beantwoording van bovenstaande vragen wordt in dit hoofdstuk het belang van groen en bomen in de bebouwde omgeving op een rij gezet.

2.1 Waarden en functies van groen

Door bevolkingsgroei, veranderende leefwijze, verandering van het klimaat is onze blik op groen veranderd. Buiten kunnen bewegen, elkaar ontmoeten, frisse lucht inademen, je gezond en prettig voelen, droge voeten houden en warmte of verkoeling kunnen opzoeken. Groen kan dit allemaal leveren en meer!

De waarden van groen kan in vier kernbegrippen worden ondergebracht:

  • Leefbaarheid: prettig ontmoeten, prettig wonen, ontspannen dichtbij en verder van huis, spelen en bewegen, beleven van levende natuur en verminderen van gevoel van onveiligheid. Daar waar groen is opgenomen in het stedenbouwkundig ontwerp draagt groen veel bij aan de identiteit van een buurt of stad.

  • Gezondheid van mensen: herstellen van stress, stimuleren tot bewegen, bevorderen van concentratie, vergemakkelijken sociaal contact, bijdragen aan geluidssanering, absorberen van fijnstof, opnemen van CO₂, NO₂ en ozon.

  • Economie: het maakt een gemeente aantrekkelijk voor wonen, toerisme, recreatie en werken. Een gezonde bevolking zorgt voor minder maatschappelijke kosten. Groen zorgt voor een meerwaarde van onroerend goed en opvang van water (retentie) leidt tot besparingen op rioolstelsels.

  • Natuur: verhoging van de biodiversiteit, specifieke stedelijke biotopen, beleven van natuur leidt tot draagvlak voor natuurbehoud en natuurontwikkeling.

Hieraan worden sinds een aantal jaar twee nieuwe kernbegrippen toegevoegd:

  • Klimaatadaptatie: door verdamping van vocht en schaduwwerking dempt het groen hoge temperaturen (‘hittestress’), groen bindt CO₂ en vangt fijnstof af, parken vormen zogeheten ‘coolspots’ in een stedelijke omgeving en groen heeft een natuurlijk waterbufferend vermogen.

  • Energiebesparing en -opwekking: groene gevels en daken besparen energie door de isolerende werking. Groenrestproducten kunnen worden ingezet voor energieopwekking.

Groen heeft dus uiteenlopende waarden voor mens, economie en natuur. Al deze functies kunnen weliswaar ook op andere wijze worden vervuld, maar groen doet dat echter tegelijkertijd.

Groen is een effectieve en efficiënte manier om in één keer vele maatschappelijk gewenste functies te vervullen.

2.2 Kengetallen gemeentelijk groen

De oppervlakte openbaar groen en bijbehorende voorzieningen die gemeente Landsmeer beheert, bedraagt in de bebouwde kommen van de kernen ruim 45 hectare en 4.600 bomen. Daarnaast is er grenzend aan en in de kernen veel oppervlaktewater en agrarische en natuurgebied dat bijdraagt aan het groene beeld.

De genoemde getallen betreffen een schatting gebaseerd op de gegevens uit het groenbeheersysteem van april 2021. Bij het verwerken van de data in dit plan bleken hier nog een aantal onjuistheden3 in voorkomen, die hier nog niet in zijn verwerkt.

Het openbaar groen in de bebouwde kommen bestaat onder meer uit de in tabel 2.2 genoemde beheertypen en arealen. Hierbij zijn tevens de arealen uit 2009 weergegeven. De verschillen komen voort uit de areaaluitbreidingen in Luijendijk-Zuid, aanpassingen van de beplantingen (o.a. rozenvakken) zodat deze zonder bestrijdingsmiddelen zijn te beheren en aanpassing van het beheersysteem waardoor de groenarealen zijn aangeduid volgens de huidige situatie en indeling van beheertypen. De hoeveelheden zijn nu voor circa 80-90% correct en actualisatie is dringend gewenst.

Tabel 2.2 – Hoeveelheden openbaar groen per beheertype

Beheergroep

Eenheid

Areaal 2009

Areaal2020

1. Bomen

Stuks

3.770

4.650

2. Bosplantsoen

M2

76.000

91.000

3. Sierheesters

M2

41.100

36.800

4. Hagen

M2

Zie heesters

9.700

5. Vaste planten

M2

-

800

6. Gazons incl. trapvelden

M2

91.270

97.000

7. Bloemrijk gras / ruig gras

M2

94.000

177.500

8. Sportveld gras

M2

44.370

28.900

9. Sportveld kunstgras

M2

-

14.650

10. Rietland4 en Ruigte5

M2

48.560

11.960

TOTAAL

M2

395.300

456.492 (excl. ruigte)

Om tot een objectieve vergelijking tussen het groen in de verschillende wijken in de gemeente te komen, is er in dit beleidsplan voor gekozen om voor het gemeentelijke kengetal uit te gaan van alleen het openbaar groenareaal in de woongebieden binnen de bebouwde kom (volgens de Wegen- en verkeerswet) en de gras- en kunstgrassportvelden niet mee te tellen (wel het overige groen langs de sportvelden). Ook het water, het Groengebied Purmerland6 en het groen buiten de kom Beekstraat en IJdoornlaan is buiten de berekening gehouden.

Groenareaal dicht bij de woning

Omgeslagen naar het aantal woningen betekent dit dat er per woning gemiddeld 64 m2 openbaar groen beschikbaar is, zie tabel 2.3. Het landelijke richtgetal bedraagt 75 m2 per woning. Bij het landelijk richtgetal wordt uitgegaan van toegankelijk groen in een straal van 300-500 meter van de woning. Ten opzichte van het gemeentelijk kengetal kennen de wijken Havenzathe en Noord-Oost meer groen en de wijk Luijendijk kent wat minder groen. Het Lint in Landsmeer, Den Ilp en Purmerland zijn minder met groen bedeeld, echter is dit kenmerkend voor het type dorp (lintdorp in een groene veenweide-omgeving). Omdat het buitengebied direct aan de woningen grenst, wordt wel voldaan aan groen in een straal van 300-500 meter om de woning. De toegankelijkheid van het buitengebied is soms wel beperkt.

Tabel 2.3 – Hoeveelheden openbaar groen per wijk/kern

CBS wijknaammet toelichting

Het Lint

Landsmeer centrum, Beekstraat, en begraafplaats

Noord-Oost

Plan centrum Noord

Havenzathe

Plan centrum Zuid incl wijkpark

Luijendijk

Plan centrum West incl sportpark

Den Ilp

Purmerland

(incl beplanting rondom sportveld

TOTAAL

Onderdeel

Totaal m2 groen

30.487

78.790

57.280

90.030

14.915

36.452

307.953

M2 groen per woning

39

66

87

57

37

228

64

M2 groen per inwoner

16

30

36

23

15

101

27

% natuurlijk groen

10%

40%

3%

8%

34%

21%

18%

% cultuurlijk groen

90%

60%

97%

92%

66%

79%

82%

Totaal aantal bomen

531

708

888

1687

132

362

4.308

Bomen per woning

0,7

0,6

1,3

1,1

0,3

2,3

0,9

Bomen per inwoner

0,3

0,3

0,6

0,4

0,1

1,0

0,4

Aantal inwoners

1.870

2.640

1.605

3.838

975

360

11.288

Aantal woningen

790

1185

660

1.575

405

160

4.7757

Voldoende bomen?

In september 2020 is door de Raad besloten8 om voorlopig geen bomen meer terug te planten wanneer gemeentelijke bomen uitvallen om daarmee het (beheer)budget te verkleinen. Het aantal bomen zal daarmee de komende jaren dalen.

Maar wat is op dit moment de status in Landsmeer ten aanzien van het aantal bomen? Hoe doet Landsmeer het vergeleken met andere gemeenten?

In tabel 2.3 is het aantal gemeentelijke bomen in het openbaar groen binnen de bebouwde kom weergegeven. Het kengetal voor bomen wordt uitgedrukt in het aantal bomen per inwoner en bedraagt in Landsmeer 0,4 boom per inwoner (1 boom per 2,6 inwoners). Dat is iets lager dan het landelijk gemiddelde van 0,5 boom per inwoner (1 boom per 2 inwoners). Voor minder stedelijke gemeenten ligt het aantal bomen per inwoner vaak hoger.

Het is goed om hierbij op te merken dat dit uitsluitend de individueel beheerde gemeentelijke bomen (solitaire en straat- en laanbomen) betreft. Naast deze bomen komen er ook bomen voor in singels, bospercelen en bosplantsoen, zijn er bomen in particuliere tuinen en bomen in beheer bij het Hoogheemraadschap, recreatieschap Het Twiske-Waterland, Landschap Noord-Holland en bij Rijkswaterstaat en de provincie, welke niet in de berekening zijn meegenomen. Het buitengebied kenmerkt zich door landschappelijke openheid en weidse uitzichten. Dit maakt dat het aandeel bomen hier logischerwijs lager is en veelal beperkt tot erven, enkele lijnvormige kavelgrensbeplantingen en verspreid staande solitaire bomen of korte bomenrijen.

De kengetallen krijgen in praktisch opzicht vooral betekenis wanneer per wijk of buurt wordt gekeken wat het aanwezige groen per woning of inwoner is. Op grond van de kengetallen kan in geval van ruimtelijke ontwikkelingen gekeken worden of uitbreiding van het groenareaal of het aantal bomen noodzakelijk of gewenst is en meegenomen kan worden.

2.3 Effect van groen op beleving, gebruik en identiteit

Een stad of dorp is nooit af en voortdurend in ontwikkeling. Er vindt uitbreiding of sloop plaats van woningen, bedrijven en voorzieningen, wegen worden verbreed of juist versmald, er wordt een nieuw fietspad aangelegd etc. Ook bewoners hebben zo hun vragen, wensen en belangen bij de inrichting. De openbare ruimte en het groen bewegen daarin mee.

Groen wordt vaak ontworpen en aangelegd met een bepaald ideaalbeeld in gedachte. Het dient aan te sluiten bij een bepaalde beleving, gebruik en identiteit. Zo is het groen in de wijken die in de jaren 60 en 70 werden gebouwd (zoals in de wijk Havenzathe) aangelegd met het thema van ‘wonen in een bos’. Het groen rondom de bebouwing aan het lint heeft weer zijn eigen identiteit doordat er weinig openbaar groen is, maar wel zicht op de uitgestrekte veenweidegebieden.

Naarmate een wijk en het groen in gebruik worden genomen komen er altijd verzoeken voor aanpassingen. Deze worden bijvoorbeeld ingegeven door de wens tot de vergroting van sociale veiligheid, meer robuustheid of lagere kosten. Ook het groen in Landsmeer is in de loop der jaren enigszins veranderd. Met name in Havenzathe was er vroeger veel meer bosplantsoen dan nu. Onder meer vanwege sociale veiligheid is dit vervangen door (lagere) sierheesters en kort gras.

In de huidige situatie kent het openbaar groen in Landsmeer – met name in de wijken – veel (kort) gras, heesterbeplantingen op leeftijd en volwassen bomen. Dit zorgt op sommige locaties voor een zeer groen beeld en de identiteit van het groen in Landsmeer.

De groene structuren (zie kader) die het groen vormt, zijn ook belangrijke buffers om de gevolgen van klimaatverandering op te vangen, dragen bij aan een gezonde leefomgeving en zijn een bron van biodiversiteit. Het is dan ook wenselijk om deze groenstructuren (zie paragraaf 7.5) te behouden, waar mogelijk uit te breiden en volledig tot hun recht te laten komen. Dit vraagt aandacht voor de kwaliteit van de inrichting van het groen en de hoeveelheid groen.

Groenstructuur 2009-2020

In de huidige situatie vormt het groen in de kernen nog onvoldoende een samenhangend geheel en kan nog niet gesproken worden van een ‘groen raamwerk’. In iedere wijk zijn er waardevolle groenelementen met een gebiedseigen karakter en liggen er kansen om ontbrekende schakels te realiseren, de bestaande groenstructuur uit te breiden en/of te versterken. Enkele voorbeelden van bestaande groenstructuren zijn:

  • Het groen aan de zuidzijde van de Gortesloot.

  • De groenzone langs wijk Noord-Oost ten zuiden van de hondenuitlaatplaats.

  • De waterpartijen langs de Reigerlaan en Scholeksterlaan.

  • De rietlanden in Luijendijk.

De groenstructuurkaart uit 2009 bevatte alleen de grotere groengebieden gekoppeld aan de doorgaande wegen die grofmazig (dikke stift) op kaart waren gemarkeerd. De kaart is daardoor onvoldoende specifiek om de meerwaarde en de samenhang van het groen te kunnen benadrukken en het groen daarmee te beschermen (risico dat groen wordt verkocht of anders wordt gebruikt).

Ontwikkelingen in het groen kunnen zowel negatieve als positieve effecten hebben. Zo zijn in een aantal wijken in het oorspronkelijk ontwerp veel bomen toepast om snel een groen effect te creëren. Deze bomen zijn inmiddels volwassen en zorgen nu in toenemende mate voor overlast (zie paragaaf 8.4). Ze staan dicht op woningen en zorgen voor schaduw op plaatsen waar dit niet altijd gewenst is. In de warme zomers van de afgelopen jaren zorgen ze echter ook voor verkoeling. Voor de beheerders is het vaak lastig om hier een goed afgewogen keuzes in te maken, want welk belang weegt het zwaarst?

Variatie aan groentypen, planten- en boomsoorten zorgt voor herkenbaarheid van wegen, buurten of straten en verhoogt de belevingswaarde. Ook zorgt variatie voor weerbaarheid van het groen tegen ziekten en plagen. Het is een nieuwe uitdaging om met voor mens en dier aantrekkelijke en een klimaatbestendige soorten ook op langere termijn te zorgen voor een balans tussen afwisseling en eenvormigheid.

Wat vinden onze inwoners, belangenorganisaties en raadsleden?

  • Doorbreek de eenvormigheid van plantsoenen, zorg voor meer variatie en kleur.

  • Reguleer het spanningsveld tussen biodiversiteit in natuurvriendelijke oevers enerzijds en recreatief gebruik (aanlegplaatsen boten) anderzijds.

  • Zet recreatieve routes op de kaart.

2.4 Terugblik op groenvisie 2009-2019

In het Groenbeleidsplan uit 2009-2019 luidde de groenvisie: “Het openbaar groen moet een bijdrage leveren aan een schone, veilige en aangename woonomgeving”.

Een schone en aangename woonomgeving biedt het groen nog steeds. Door diverse bezuinigingsronden in de afgelopen jaren is er echter al veel aan kwaliteit ingeleverd en is het voor de buitendienst inmiddels een flinke uitdaging geworden om het groen ook (op termijn) veilig te houden.

In het vorige plan waren een zestal beleidsdoelen genoemd. Onderstaand staan deze opgesomd waarbij onder ‘realiteit 2021’ is aangegeven in hoeverre deze zijn behaald en wat nog aandachtspunten zijn.

Nr.

Beleidsdoel 2009

Realiteit anno 2021

1.

Behoud en ontwikkeling van aantrekkelijk openbaar groen en openbare ruimte dat duurzaam bijdraagt aan een prettige woon- en werkomgeving.

Aan dit doel kan de laatste jaren steeds minder worden voldaan omdat veel beplantingen op leeftijd zijn en in de ‘aftakelingsfase’ raken.

2.

Het duurzaam in stand houden van openbaar groen om de ruimtelijke, esthetische, educatieve, recreatieve, ecologische en milieu-regulerende functies te waarborgen.

Dit betreft het in stand houden van vooral de groenstructuren van de groenkaart. Op de oude kaart waren hier onvoldoende structuren voor aangewezen.

3.

Naast het leveren van een bijdrage aan de structurerende, esthetische, recreatieve en ecologische waarden in de wijk is de inrichting van het nieuwe groen gericht op efficiënt en duurzaam onderhoud.

De afgelopen beheerperiode lag de focus op het efficiënt beheren van het groen en met name beplantingen; dit was ook een landelijke trend. Dit gaat vaak om een beperkt aantal soorten met veel groenblijvende lagere heesters. Sinds enkele jaren is er meer keuze voor nieuwe soorten bloeiende heesters en vaste planten die wel onderhoudsarm zijn.

4.

Het onderhoudsniveau van het groen is gekoppeld aan de functie, ligging en de gewenste kwaliteit van het groen.

De zonering in twee onderhoudsniveaus (A en B) is in de afgelopen beheerperiode redelijk goed toegepast. Door diverse bezuinigingen worden de verschillen wel steeds minder zichtbaar. Hoewel er niet is gemeten wordt het huidige onderhoudskwaliteitsniveau op gemiddeld B geschat9).   

5.

Het beheer en de inrichting van openbaar groen ondersteunt de sociale- en verkeersveiligheid.

Dit doel wordt continu bewaakt door zichthoeken extra te maaien of snoeien en onveilige plekken aan te passen.

6.

Bij het bestrijden van onkruid in plantvakken en op verhardingen is het streven gericht op het minimaliseren van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen.

Er geldt sinds 2016 een landelijk verbod op het toepassen van chemische bestrijdingsmiddelen in de openbare ruimte en dit wordt nageleefd.

Hoewel er geen metingen van de technische staat of de onderhoudskwaliteit plaatsvinden, wordt achteruitgang van het groen door de buitendienst en inwoners waargenomen. Inwoners ervaren vooral dat er veel zwerfafval in het groen ligt.

Wat vinden onze inwoners, belangenorganisaties en raadsleden?

  • Streef naar doorgaande groene linten door de woonkernen heen in aansluiting op het landschappelijke groen.

  • Benut kansen voor groene verbindingen tussen dorp en buitengebied; let op ecologische verbindingen tussen gebieden.

  • Behoud/accentueer landschappelijk waardevolle doorkijkjes vanuit de kom naar het buitengebied.

afbeelding binnen de regeling

Dr. M.L. Kingstraat

3 BEHEER & ONDERHOUDSKWALITEIT TOT 2021

In het groenbeheer zijn effectiviteit en efficiëntie belangrijk. Met andere woorden: doen we de juiste dingen en doen we deze op een goede manier? Deze twee aspecten worden in dit hoofdstuk behandeld. Het gaat in op de afgesproken onderhoudsresultaten, de huidige werkwijze en de knel- en aandachtspunten daarbij.

3.1 Afgesproken onderhoudskwaliteit 2009

Het groenbeheer in Landsmeer vindt sinds 2009 plaats op basis van een vooraf bepaalde onderhoudskwaliteit (overwegend B, zie kader). De gewenste kwaliteit (inrichting en onderhoud) is gekoppeld aan de aard, functie en ligging van het groen, zie bijlage III voor de kaart met de zonering uit het oude plan.

Landsmeer hanteert – gebaseerd op de zonering in het oude plan – de volgende zonering van onderhoudskwaliteiten:

  • Niveau A, (intensief beheer): centrum, maatschappelijke voorzieningen en begraafplaats.

  • Niveau B, (basis beheer): woonwijken, aan randen en parken.

  • Niveau C/D, (extensief beheer): groengebied Purmerland.

Onderhoudskwaliteit

Kennisplatform CROW heeft sinds 2007 landelijke standaarden voor de onderhoudskwaliteit van de openbarre gedefinieerd en past deze regelmatig aan. Zij onderscheidt 5 niveaus van onderhoud: A+, A, B, C en D. Waarbij A+ voor ‘zeer goed’ staat een nagenoeg ongeschonden situatie betreft. Niveau D is een ‘slechte staat’ en lokt kapitaalsvernietiging uit (nu niet afgebeeld).

Niveau B staat voor ‘voldoende’ waarbij de voorzieningen functioneel blijven. Het kwaliteitsniveau kan concreet worden gemaakt aan de hand van beeldmeetlatten voor de verschillende kwaliteitscriteria als onkruidbedekking, overhang en kale plekken. Onderstaande afbeelding geeft een voorbeeld van de beeldmeetlat voor onkruid in beplantingen. Voor niveau B betekent bijvoorbeeld dit dat er per 100m2 40% onkruid mag voorkomen waarvan er 20 stuks tot 30 cm hoog mogen worden.

CROW-kwaliteitsniveaus – Onkruid in beplanting

afbeelding binnen de regeling

Bron: CROW-kwaliteitscatalogus openbare ruimte 2018

3.2 Beheer bomen

Bomen zijn de meest beeldbepalende elementen in het openbaar groen. Zeker wanneer ze volgroeid zijn. Bomen werden van oudsher aangeplant om belangrijke routes te markeren, voor houtproductie of om voor schaduw te zorgen. Daarnaast zijn het, mede dankzij de bloemen en vruchten, leefgebieden voor vogels en vele andere planten en dieren.

In deze paragraaf worden de belangrijkste punten rondom het beheer van bomen genoemd waar in de komende beheerperiode aandacht voor nodig is. In deel III zijn hiervoor in paragraaf 7.6 de kaders geformuleerd.

Bescherming en kap van bomen

Bestaande bomen staan geregeld ter discussie bij nieuwbouw, aanleg van een weg, of parkeerplaats, het plaatsen van zonnepanelen of omdat ze overlast geven. De wens is dan om de bomen te kunnen verwijderen. Omdat bomen ook andere algemene belangen dienen, is het belangrijk om als gemeente over juridisch geborgd kader te beschikken.

Het vellen van bomen is in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV 2020, Afdeling 3, artikel 4.11) geregeld. Bomen die op de lijst van Waardevolle Bomen staan zijn vergunningsplichtig en kennen een herplantplicht. Alle andere bomen mogen zonder vergunning gekapt worden en herplant is niet verplicht.

Er bestaat een niet vastgestelde lijst met beeldbepalende gemeentelijke bomen uit 2019. Voor particuliere bomen is er ook een niet vastgestelde lijst. De lijst moet formeel worden vastgesteld om ook bindingskracht te hebben (zie § 7.7).

Wat vinden onze inwoners, belangenorganisaties en raadsleden?

  • Zoek naar ruimte voor aanplant van extra bomen, bij voorkeur aaneengesloten rijen en aandacht voor soorten die aantrekkelijk zijn voor fauna en insecten.

  • Schep duidelijkheid wanneer wel of niet wordt ingegaan op klachten over overlast en hoe die worden afgehandeld.

  • In de afgelopen (10) jaren wordt bij aanplant van bomen rekening gehouden met (toekomstige) zonnepanelen. Bomen worden niet gekapt voor zonnepanelen. Hier is nog geen beleid voor vastgesteld.

  • Opnemen waar we het zwaartepunt leggen voor wel/niet kappen (beslisboom o.i.d.), hoe te handelen bij vervanging; herplantplicht (kan dat ook op een andere locatie?)

Beeldbepalende, monumentale of waardevolle bomen

De gemeente beheert ongeveer 4.600 bomen waarvan er circa 15010 op de (niet vastgestelde) lijst Waardevolle Bomen staan. Binnen de gemeente Landsmeer zijn er geen bomen aangemeld bij het landelijk register van Monumentale bomen van de Bomenstichting.

Criteria die bij de inspectie van 2019 zijn gehanteerd voor het aanwijzen van waardevolle bomen zijn:

  • Leeftijd ouder dan 50 jaar.

  • Stamdiameter groter 60 cm.

  • Conditie ten minste redelijk of goed.

  • Toekomstverwachting meer dan 10 of 20 jaar.

Met deze criteria is het nog weinig specifiek welke waarden de boom vertegenwoordigt (bv beeldbepalend, cultuurhistorisch, bijzondere soort, zie ook de criteria voor landelijke monumentale bomen). Voor een functionerend vergunningsstelsel op basis van een actueel te houden lijst van gemeentelijke en particuliere waardevolle bomen is dit wel aan te raden.

Onderhoud van bomen

De werkzaamheden die de gemeente aan de bomen uitvoert om ze te begeleiden tot volwassen, veilige bomen die oud kunnen worden bestaan overwegend uit:

  • Controle op veiligheid en gebreken (uitbesteed)

  • Begeleidings- en onderhoudssnoei (uitbesteed)

  • Verwijderen van stam- en wortelopschot

  • Schoonhouden van boomspiegels

  • Vellen van onveilige bomen

De gemeente kent op dit moment in verhouding veel grote en oudere bomen die de komende jaren steeds meer aandacht vragen. Inwoners ervaren daarvan – al dan niet terecht – steeds meer overlast in de vorm van vooral schaduw of angst voor vallende takken.

Vervangen of herplanten van dode, zieke of anders gevelde bomen wordt momenteel niet meer gedaan, zie paragraaf 9.3. Om op termijn een gevarieerd bomenbestand te krijgen is het van belang om op termijn weer bomen te kunnen planten.

Boomveiligheidscontroles (BVC)

De aanwezigheid van bomen in de openbare ruimte kan leiden tot gevaarlijke situaties of ongelukken. De beheerder is dan ook wettelijk verplicht om met regelmaat het bomenbestand visueel te controleren, de boomveiligheidscontrole (BVC). De opname wordt in eerste instantie gedaan volgens de VTA-methode (Visual Tree Assessment (VTA)): systematisch, visueel en met gebruik van prikstok en klophamer. Bij (mogelijk) onveilige bomen wordt vervolgens nader onderzoek (groeiplaats, kroon, sterkte) gedaan.

De frequentie van controle hangt af van het type boom, de leeftijd van de boom, de omgeving en de gebruiksintensiteit van het gebied. Het is gebruikelijk om hierbij een onderscheid te maken tussen attentiebomen en risicobomen. In gebieden waar de kans op gevaarlijke situaties gering is, wordt een lagere controlefrequentie aangehouden dan in gebieden waar het gevaar hoog is.

In de gemeente Landsmeer controleren gecertificeerde Boomveiligheidscontroleurs volgens onderstaand schema de bomen. Belangrijk is dat de uitkomsten van elke controle worden geregistreerd zodat aantoonbaar is dat de gemeente aan de wettelijke zorgplicht voldoet.

In 2019 heeft er volledige Boomveiligheidscontrole (VTA) plaatsgevonden. Naar aanleiding daarvan zijn bij 80 bomen maatregelen getroffen. Sindsdien wordt het volgende schema aangehouden voor de boomveiligheidscontroles

Leeftijd of type boom

Frequentie

Jonge bomen

1x per 5 jaar

Halfwas bomen en volwassen bomen met lage gevaarzetting

1x per 3 jaar

Attentie- en risicobomen

Jaarlijks

3.3 Beheer beplantingen

Het openbaar groen in Landsmeer kent de volgende beplantingsvormen: bosplantsoen, heesters, hagen en vaste planten, zie onderstaande afbeelding voor de arealen (in m2) die de gemeente beheert. De eerste grafiek betreft het al groen inclusief het groen in het wijkpark, de begraafplaats, de sportcomplexen en groengebied Purmerland. De tweede grafiek is het groen zonder deze grote groengebieden.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Het beheer bestaat uit verzorgend en technisch onderhoud. Het verzorgend onderhoud betreft vooral beheersing van het onkruid en overhangende takken, het technisch onderhoud overwegend het snoeien. Hoewel conform het vorige beheerplan op beeldkwaliteit wordt gewerkt, wordt vanwege bezuinigingen het technisch onderhoud meer en meer op frequentiebasis uitgevoerd. Hagen worden bijvoorbeeld allemaal 1 of 2 keer per jaar op vaste momenten geschoren (frequentie) in plaats van op basis van de scheutlengte (beeld).

Omdat veel beplantingen inmiddels ouder dan 40 jaar zijn en aftakelen, ontstaan er steeds meer open plekken waar onkruid groeit dat steeds meer tijd kost om op beeld te krijgen en er dan nog steeds niet fraai uitziet. Ook zijn in het verleden soms boomsoorten geplant die achteraf meer groeiruimte nodig hadden en nu voor wortelopdruk in de verhardingen zorgen. Inboeten (inplanten van opengevallen gaten) en vervanging vindt momenteel vrijwel niet plaats omdat hier geen budget voor is geraamd.

Voor zaken die vanuit de APV verboden zijn, handhaven de gemeentelijke handhavers. Voor de overige meldingen wordt de buitendienst ingeschakeld. Deze kende tot voor kort geen toezichthoudende medewerkers. Enkele medewerkers worden hier nu voor opgeleid zodat toekomstige meldingen worden voorkomen of voorvallen onderbouwd kunnen worden teruggekoppeld.

Het vooraf aan inwoners duidelijk maken op welke wijze de gemeente het openbaar groen beheert, wat daarbij van inwoners wordt verwacht en hierop handhaven zal hier veel wederzijds ongenoegen en schade helpen te voorkomen, zie paragraaf 8.3.

Juiste aanleg en onderhoud van perken in beginfase essentieel voor de kwaliteit

De invulling van de beplantingen werd en wordt ook nu vooral door de beheerder/buitendienst bepaald. Voor de beheerder met een beperkt budget was en is efficiënt te beheren groen doorslaggevend en was er soms minder oog voor de groenstructuur, vormgeving en beleving van het geheel. Goede beheerbaarheid blijft uiteraard een randvoorwaarde om het groenonderhoud betaalbaar te houden. Functionaliteit, attractiviteit, duurzaamheid en beheerbaarheid van groen staat of valt met een goede aanleg. Voor een goede aanleg van het groen zijn momenteel in gemeente onvoldoende richtlijnen. Bij aanleg van nieuw groen door derden is het belangrijk dat de eerste 2 jaar11 aan onderhoud bij de opdracht is inbegrepen voordat het groen naar de gemeente wordt overgedragen. Bij de aanleg van het sportpark was hier geen rekening mee gehouden waardoor sommige plantenvakken niet goed zijn dichtgegroeid. Ook met de initiële inrichting van het groen in Havenzathe (volgens de Griffioenmethode12) is geen rekening gehouden met de benodigde 2 jaar intensiever onderhoud.

3.4 Beheer grasvelden

Het openbaar groen kent de volgende typen van grasvelden: gazons (kort of intensief beheerd gras), bermen (lang of extensief beheerd gras) en sportvelden zie onderstaande afbeelding voor de arealen (in m2) die de gemeente beheert. De eerste grafiek betreft al het gemeentelijk groen inclusief het groen in het wijkpark, de begraafplaats, de sportcomplexen en groengebied Purmerland. De tweede grafiek zonder de grote groengebieden.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Kort gras kenmerkt zich overwegen door grassen, in lang gras komen veel meer (bloeiende) kruidachtigen voor en kunnen aantrekkelijk zijn voor biodiversiteit. Wanneer de bodem beschadigd raakt of als gevolg van dumpingen van afval raken de grasvegetaties verstoord en zullen er snel brandnetels, distels en bramen groeien. Deze soorten zijn voor veel insecten en vogels erg aantrekkelijk als voedselbron of voortplantingslocatie maar kunnen ook voor overlast zorgen wanneer ze over verhardingen hangen. Het beheer van de grasvelden bestaat uit:

  • Maaien: gazons elke week of om de week en bermen 2x per jaar (klepelen13)14.

  • Graskanten langs verhardingen steken.

  • Grasherstel (kuilen vullen en inzaaien).

3.5 Ziekten en plagen in het groen

Net als bij mensen komen er in het groen ziekten en plagen voor. Meestal is dit een signaal dat de standplaats niet in overeenstemming is met de wensen van de boom, beplanting of grassen. Soms zijn het ook de weersomstandigheden die zorgen voor bijvoorbeeld schimmels. Veel voorkomende ziekten en plagen in het groen zijn:

  • Bladluizen.

  • Rupsen (waaronder eikenprocessierupsen).

  • Japanse duizendknopen, berenklauwen en andere invasieve exoten (ook in de watergangen).

In enkele gevallen ervaren inwoners ook allergische reacties als hooikoorts van stuifmeel van bepaalde bomen of planten. Dit is vrijwel nooit aan één bepaalde boom toe te wijzen.

In paragraaf 9.4 zijn per overlastvorm de kaders en criteria opgenomen hoe de gemeente met dergelijke overlast wil omgaan en wanneer er wordt ingegrepen.

3.6 Budgetten groenbeheer

In het groenbeleidsplan uit 2009 werd reeds een begrotingstekort van € 20.000 geconstateerd met de verwachting dat dit de komende jaren zou verdubbelen. Dit budget is indertijd niet toegekend en nadien zijn er diverse bezuinigingsronden geweest. Het meerdere keren schaven aan het budget zonder aanpassingen in het beleid, heeft zijn invloed op de kwaliteit van het groen (die onderstaand kader over de Kaasschaafmethode). Het moge duidelijk zijn dat het groenbudget inmiddels marginaal is geworden, dat dit buiten zichtbaar is geworden en leidt tot een toename van meldingen van inwoners. Verkleinen van het te beheren areaal of werkzaamheden afstoten zijn mogelijk nog de enige manier om met het beschikbaar budget te kunnen opereren.

Kaasschaafmethode werkt niet meer

Bij de zogenaamde kaasschaafmethode als manier om te kunnen bezuinigen op onderhoudsbudgetten wordt steeds overal een klein beetje weggehaald. Bij de eerste ronde(s) kan meestal alles gewoon doorgaan maar dan in een iets mindere mate. De gazons worden bijvoorbeeld een paar keer minder gemaaid en dan valt nog niet direct op. Wordt de kaasschaafmethode vaker toegepast dan wordt het risico steeds groter dat een onderdeel niet meer goed kan functioneren, bijvoorbeeld dat het gras te lang wordt en overlast gaat geven. Bij de kaasschaafmethode worden er dus geen daadwerkelijke keuzes gemaakt en zal op termijn kapitaalvernietiging optreden.

De komende 2-4 jaar is naar verwachting de financiële armslag van de gemeente beperkt en zal dit mogelijk opnieuw negatieve invloed hebben op het budget voor de groenvoorzieningen. In dit nieuwe Beleidsplan groenbeheer hebben we het benodigde beheerbudget onderbouwd en is uitgewerkt hoe het beheer kan worden uitgevoerd met het beschikbare budget voor groenonderhoud, zie 9.2. We kijken ook verder vooruit naar stippen op de horizon voor de komende 10 jaar en wat daar in de komende periode realistisch gezien van kan worden waar gemaakt.

Nieuwe plannen worden regelmatig zonder een formele toetsing vanuit groen en beheer (de zogenaamde groenbeheertoets) uitgevoerd. Hierdoor is er vooraf onvoldoende zicht op wat het effect is op het beheerbudget in de eerste jaren na aanleg en verdere toekomst en of het groen voldoet aan de gewenste kwaliteitseisen of noodzakelijke aanpassingen vanuit biodiversiteit, klimaatadaptatie of duurzaamheid.

Beheerkennis

Kennis van de ‘beheerhistorie’ is ook van belang bij het afhandelen van klachten en vragen van inwoners. Inwoners van nu zijn meer betrokken bij wat er buiten gebeurt en trekken aan de bel wanneer ze het ergens niet mee eens zijn. Ze ervaren ook vaker overlast van groen (bladeren, vruchten, schaduw). Voor het afhandelen van deze vragen en meldingen bestaan nu geen vastgelegde kaders om op terug te vallen. Dat maakt het voor de buitendienst lastig om meldingen goed af te handelen.

In dit verband is het ook van belang om over een actueel overzicht van het groenareaal te kunnen beschikken. Op dit moment is het groenbeheersysteem nog verouderd en niet compleet. Onder meer diverse percelen die alleen over water of via tuinen bereikbaar zijn, zijn niet in beeld en worden niet onderhouden. Mocht het daadwerkelijk om gemeentelijke gronden gaan, dan heeft de gemeente hier een ‘zorgplicht’.

De komende jaren vloeien een aantal medewerkers van de buitendienst af vanwege hun pensioengerechtigde leeftijd. Zij vertegenwoordigen een groot deel van de groene kennis in de gemeente. Voordat zij de gemeente verlaten is het belangrijk deze kennis te borgen zodat er continuïteit in het gevoerde beheer blijft. Deze medewerkers hebben meegedacht en meegelezen met het uitwerken van dit Beleidsplan groenbeheer, daarmee is er al een begin gemaakt met de kennisoverdracht.

Wat vinden onze inwoners, belangenorganisaties en raadsleden?

  • Stel regels op wanneer wel of niet op klachten over overlast wordt ingegaan en hoe deze klachten worden behandeld.

  • Stel de kwaliteit van het groen boven de kwantiteit.

  • Houd rekening met budget voor 2 jaar extern onderhoud na aanplant van perken.

DEEL II ONTWIKKELINGEN, TRENDS EN OPGAVEN

afbeelding binnen de regeling

Vlinderstruik Havenzathe , een ware insectenkroeg

4 BIODIVERSITEIT

Bij discussies over groen gaat het vaak over biodiversiteit: de diversiteit aan soorten planten en dieren. Maar al die soorten staan niet los van elkaar, ze zijn met elkaar verbonden en met hun omgeving, in een samenhangend systeem. Planten- en diersoorten horen bij ecosystemen die ons onophoudelijk producten en diensten leveren en daarom zijn ze onmisbaar voor de mens. Veel ecosysteemproducten zijn economisch uiterst relevant. Zonder bijen en insecten geen bestuiving van gewassen en daarmee geen vruchten. Natuurlijke vijanden onderdrukken plaaginsecten zoals lieveheersbeestjes die luizen eten en merels die (eikenprocessie)rupsen eten. En bovenal maakt biodiversiteit de buitenruimte en het groen aantrekkelijk om er te verblijven of te recreëren.

4.1 Wat verstaan we onder biodiversiteit

Verlies van biodiversiteit is meer dan alleen het verlies van zeldzame soorten. Hoe minder oorspronkelijke soorten, hoe instabieler een ecosysteem. Het is dus zaak om de biodiversiteit te beschermen en zo bijbehorende ecosystemen in stand te houden, want alleen op die manier kunnen we op de lange termijn blijven profiteren van de producten en diensten die ecosystemen ons leveren. Voorbeelden om ecosystemen in stand te houden zijn het toepassen van inheemse soorten, het aanbrengen van variatie in (natuurlijke) beplantingsvormen en uitvoeren van ecologisch groenbeheer.

4.2 Wat speelt er

Een groot deel van het grondgebied van de gemeente bestaat uit Europees beschermde natuur (Natura 2000). Dit zijn de natuurgebieden Ilperveld, Het Twiske en Oostzanerveld. Deze gebieden zijn het leefgebied en de genenbank voor veel in Nederland zeldzame en bijzondere soorten waaronder enkele kritische Rode Lijst-soorten.

Hier vind je bijzondere en zwaar beschermde soorten als Noordse woelmuis, bittervoorn, grote modderkruiper, meervleermuis, roerdomp en grutto. Deze soorten komen in gemeente Landsmeer vooral voor in het buitengebied. In de bebouwde kom komen deze soorten soms ook voor in de wat grotere en extensief beheerde groenstroken, zoals bijvoorbeeld de Noordse woelmuis op het Ratteneiland15.

In de grote door de gemeente beheerde groengebieden, Sportpark en Wijkpark, gaan biodiversiteit en natuurwaarden samen met (water-)recreatie, sport en spelen. Uit ontvangen verkennende flora en fauna-onderzoeken (wijkpark, sportpark, Gouwe en Havenzathe) blijkt dat er geen locaties met vaste verblijfplaatsen van zwaar beschermde soorten in het openbaar groen aanwezig of bekend zijn. Meer algemene soorten als bunzing, boommarter, wezel en vooral vogels worden wel waargenomen in het openbaar groen. Er wordt geen structureel onderzoek naar flora en fauna in het openbaar groen gedaan waardoor het niet duidelijk is of er bij het groenbeheer voldoende wordt voldaan aan de Wet natuurbescherming, zie bijlage I. Vanuit deze wet hebben gemeenten de taak om te zorgen voor de instandhouding en herstel van lokale populaties beschermde soorten. Deze taak zal op het niveau van de Omgevingsvisie haar invullingen krijgen.

Daar waar het landelijk gebied intensief wordt gebruikt is de bebouwde kom steeds vaker een plek waar bijzondere planten en dieren hun voedsel en rust- en voortplantingsplekken vinden. Denk aan vleermuizen en mussen die in gebouwen verblijven en vaak bomenrijen gebruiken om te navigeren. In de wijk Noordoost zijn voor deze soorten ook nestkasten aan huizen opgehangen.

Cultuurlijk groen zoals kort gemaaide gazons, groen zonder bloemen en bessen of niet-gelaagd bosplantsoen bestaat vaak uit enkele soorten en heeft daardoor een lagere biodiversiteit. Meer natuurlijk (beheerd) groen biedt meer kansen voor biodiversiteit.

Wat vinden onze inwoners, belangenorganisaties en raadsleden?

  • Er mag meer ecologisch worden beheerd, maar wel budgetneutraal.

  • Zorg voor meer diversiteit in beplantingen zonder dat het ‘ verrommel t .

  • Breng natuurlijke oevers aan door oever te verlagen of vooroevers aan te brengen.

  • Leg bloemenlinten aan met insecten hotels, dat aansluit op het bloemenlint van Amsterdam Noord.

  • Laat blad zoveel mogelijk laten liggen.

4.3 Betekenis voor het openbaar groen

Op dit moment wordt het groen overwegend traditioneel beheerd, er zijn geen specifieke opdrachten of doelstellingen om inheemse planten en dieren te beschermen of te stimuleren. Er liggen echter wel kansen (zie nieuwe groenstructuurkaart) en de overstap hoeft, mits er draagvlak bij inwoners en buitendienst is, niet pers se groot te zijn. Voorbeelden van kansen zijn:

  • Anders maaien van bermen en oevers kan bijvoorbeeld al zorgen voor meer bloeiende bermen en daarmee voedsel voor insecten.

  • Bij het beheer van bosplantsoen stimuleren van bloemen, bessen en een kruidlaag zodat er meer diversiteit in soorten en gelaagdheid ontstaat.

  • Locaties in de groenstructuur natuurlijker aanleggen en onderhouden en zorgen dat ze onderling verbonden blijven. Bijvoorbeeld de waterpartijen aan de Reigerlaan/ Scholeksterstraat en de Zultestraat.

  • Daarnaast kan de gemeente initiatieven van inwoners, ondernemers en organisaties stimuleren, ondersteunen of faciliteren om de biodiversiteit te vergroten. Belangrijk is om vooraf duidelijk te maken wie voor het onderhoud zorgt en wat de gevolgen zijn wanneer het onderhoud door inwoners stopt.

afbeelding binnen de regeling

Dorpsstraat ter hoogte van burgemeester Postweg

5 DUURZAAMHEID & KLIMAAT

Duurzaamheid is een breed begrip. Een duurzame inrichting van de openbare ruimte én het groen is bestand tegen veranderingen die de komende decennia te verwachten zijn. Inspelen op verwachte klimaatveranderingen en energietransitie zijn daar voorbeelden van.

Daarnaast behoort het openbaar groen tot de zogenaamde kapitaalgoederen van de gemeente, naast rioleringen, wegen en gebouwen. De gemeente heeft hiervoor een zorgplicht en ook de plicht om dit op een duurzame wijze te financieren, zodat er geen kapitaalvernietiging optreedt.

5.1 Wat verstaan we er onder

Groen wordt geplant om te kunnen groeien en tot wasdom te komen. Het beeld direct na aanleg is vaak totaal anders dan na 40 of 80 jaar. Beheer en onderhoud zijn er daarom in de eerste plaats op gericht om het groen duurzaam (langdurig) in stand te houden. De levensduur mag door activiteiten (bouwen van woningen, aanleggen van ander groen, beheerwerkzaamheden) niet worden verkleind. Voor leefomgevingsgroen gelden kortere omlooptijden dan voor groen in de groenstructuur. De levensduur zal in het structuurgroen bij voorkeur meer dan 40 jaar zijn; in het leefomgevingsgroen is 20-40 jaar meer de praktijk.

De Duurzaamheidsvisie 2018-2024 Landsmeer geeft de volgende visie op water en groen: “Voor de lange termijn zouden we niet alleen moeten kijken naar Groen en Water vanuit het perspectief en belang van de mens, maar ook vanuit het perspectief en belang van de natuur op zich.”

Vanuit dit oogpunt is het belangrijk dat wat groen is ook in de toekomst groen blijft, van een kwaliteit is die daarbij past en dat het beheer ervan betaalbaar blijft.

Inrichting van groen en water spelen ook een grote rol bij klimaatadaptatie. Groengebieden bieden goede mogelijkheden om pieken in hemelwaterafvoer op te vangen. Water zakt dan eerst in de bodem16 waarna het geleidelijk aan kan afstromen naar het oppervlakte- of grondwater. Zorgen dat hemelwater van verhardingen in het groen kan stromen of zorgen voor opvangbekkens in de vorm van laagtes of droge greppels zijn eenvoudige voorzieningen die vaak goed zijn in te passen in het groen (bij kwetsbare beplanting langs de weg, is het dan wel belangrijk om bij vorst met zand te strooien in plaats van zout). Daarnaast zorgt groen voor schaduw, beschutting en is daarmee een goed middel tegen hittestress. Vooral grote bomen leveren hierin een substantiële bijdrage.

In de Duurzaamheidvisie 2018-2024, zijn in de werkagenda Groen, Water en klimaat enkele doelstellingen opgenomen die aansluiten op dit Beleidsplan groenbeheer. Dit plan is in het voorjaar van 2020 ‘on hold’ gezet in verband met aankomende bezuinigingen. Onderstaand een overzicht van acties daarin zijn genoemd zijn en die raakvlakken met het openbaar groen hebben. Tevens is aangegeven hoe dit groenstructuurplan daarop anticipeert.

Nr.

Duurzaamheidsvisie 2018 - Werkagenda groen

Beleidsplan groenbeheer 2021

1.

Behoud en ontwikkeling van zowel kwaliteit als kwantiteit van het openbaar groen door te verkennen wat het openbaar groen kan worden verbeterd en uitgebreid.

De nieuwe groenstructuurkaart geeft daar al deels invullingen aan.

2.

Behouden en vergroten van de biodiversiteit door uitbreiden ecologisch bermbeheer en toepassen insectvriendelijke en besdragende beplantingen.

Ecologisch bermbeheer in de vorm van maaien afvoeren is momenteel 1,5-2x zo duur als het huidige klepelbeheer (gras kneuzen en laten liggen). Op de groenstructuurkaart zijn wel de kansrijke locaties aangewezen. Beplantingskeuzes worden indien passend gericht op meer biodiversiteit zoals in de plannen voor Havenzathe is gedaan.

3.

Vergroten betrokkenheid en (mede) verantwoordelijkheid van bewoners bij onderhoud en beheer van het groen door opzetten particulier beheer van openbaar groen.

Dit wordt als een van de mogelijkheden voor het passend maken van het beheerbudget genoemd.

4.

Minimaliseren van chemische onkruidbestrijding door onderzoek naar alternatieve middelen en methode.

Sinds 2016 is het verboden om chemische onkruidbestrijdingsmiddelen in het openbaar groen toe te passen.

5.

Verbeteren van waterberging en stimuleren van vasthouden van hemelwater in openbaar groen door aanleg van wadi’s en greppels.

Op de groenstructuurkaart zijn hier de kansrijke locaties aangewezen.

Een deel van de acties kunnen worden uitgewerkt door ze mee te nemen in nieuwe of lopende projecten, voor anderen zal eerst budget beschikbaar moeten worden gesteld en kunnen wellicht pas op termijn worden gerealiseerd.

5.2 Wat speelt er

De volgende knelpunten op het vlak van klimaatadaptatie hebben raakvlakken met het groenbeleid:

  • Het wordt natter. Er is sprake van wateroverlast bij woningen en bedrijfsgebouwen op verschillende locaties, maar het meest in de wijk Noordoost. Dit zijn bijvoorbeeld omgeving Raadhuisstraat, Reigerlaan en omgeving Riethalmweg Overal in de gemeente zijn ondergelopen kelders/hoog waterpeil regelmatig een probleem. Het is daarom van belang om in de groenstructuur voldoende ruimte voor groene buffers te verankeren of te zorgen dat (een deel van het) water van de straten in het groen kan aflopen door bijvoorbeeld trottoirbanden te verlagen.

  • Het wordt warmer. Risico’s zijn hittestress bij kwetsbare groepen en bij evenementen en meer ziekteverwekkers in het water en in de lucht. In Landsmeer is dit voornamelijk een aandachtspunt voor het centrumgebied, het oude dorp en een groot deel van Luijendijk17. Het zorgen voor meer groen (schaduw) op deze locaties is daarom belangrijk. Met name daar waar kwetsbare groepen verblijven en bij parkeervoorzieningen. Op de groenstructuurkaart zijn deze locaties ook benoemd als zijnde te behouden groen of als gewenst groen (zie ook paragraaf 5.3).

Kunnen inspelen op klimaatveranderingen maakt het areaal groen extra waardevol. Inzicht in en bewaken van het te beheren areaal en zorgvuldig omgaan van uitgifte van openbaar groen komen in dit verband dan ook in een ander licht te staan. Bij bijvoorbeeld het afstoten van (snipper)groen zal dus ook moeten worden getoetst op het belang van het betreffende groenperceel voor het opvangen van water of het zorgen voor verkoeling en op landelijke kengetallen, zie paragraaf 2.2.

Hierin ontstaat tegelijkertijd soms een dilemma. Vanuit de duurzaamheidsdoelstellingen voor CO₂-neutrale gemeente in 2030/2050 wordt het aanbrengen van zonnepanelen op daken gestimuleerd. Voor een optimaal rendement is een vrije zoninval van belang. Bomen kunnen deze zoninval op de daken belemmeren en daarmee het rendement verlagen. Tegelijkertijd zorgen bomen voor verkoeling en schaduw wat in warme zomers ook erg welkom is. Toepassen van effectieve maatregelen (grote positieve invloed) heeft de voorkeur, zie hiervoor Brochure Rioned18. Bijvoorbeeld het planten van bomen om hitteschade tegen te gaan of het verminderen van het oppervlak verharding en het zorgen voor ‘verlaging’ in het groen waarmee regenwaterschade kan worden beperkt.

De regel (het is nog geen beleid) is nu dat er geen bomen worden gekapt voor plaatsing of behoud of hoger rendement van zonnepanelen. In de afgelopen 10 jaar wordt bij aanplant van bomen al wel zoveel mogelijk rekening gehouden met (toekomstige) zonnepanelen op daken door te kijken naar de standplaats ten opzichte van de woningen en de grootte van de bomen.

Wat vinden onze inwoners, belangenorganisaties en raadsleden?

  • Bij plannen (nieuwbouw, vervanging e.d.) altijd een beheertoets laten maken, inclusief de gevolgen voor het beheerbudget, zodat het groen over 10 jaar ook nog te beheren is.

  • Stimuleer de aanleg van groene daken.

  • Geef de agrariër ook een functie als ‘landschapsbeheerder’ en laat hen zorgen voor landschappelijk-ecologische inrichting en beheer van de perceelsranden .

  • Stimuleer behoud van groene tuinen.

  • Ga enigszins flexibel om met groen (niet in beton gieten) maar stel er wel een goede groencompensatie tegenover.

  • Stel kwaliteit boven kwantiteit.

  • Vergroen het centrum (is nu versteend) en onderzoek het vergroenen van de ijsbaan.

  • Zoek aansluiting bij operatie Steenbreek.

5.3 Betekenis voor het openbaar groen

Uit de analyse19 van de effecten van klimaatveranderingen blijkt op de diverse locaties (zie vorige paragraaf) groen van belang is voor het opvangen van klimaatveranderingen; hier dient het openbaar groen extra aandacht (continuïteit in beheer) en bescherming te krijgen.

Op de groenstructuurkaart is bestaand groen dat (groen op klimaatkaart) van belang is voor het opvangen klimaatverandering als structuurgroen opgenomen. Met een symbool zijn de gebieden waar hittestress is te verwachten aangewezen, hier is extra groen gewenst.

Natte gebieden liggen voornamelijk in het noordoosten en ook in de achtertuinen. Afwateren naar groen in de buurt kan, mits het daar ook niet té nat wordt. Bijvoorbeeld richting de waterpartijen en het groen langs de Riethalmweg.

Daarnaast is het belangrijk om te zorgen voor een duurzame inrichting van het groen die lang mee kan en inspeelt op de verwachtte klimaataanpassingen. Hierbij zal steeds vaker gekozen moeten worden voor planten- en boomsoorten die tegen natte voeten, hitte en droogte kunnen. Bij bomen speelt dan vooral de standplaats een belangrijke rol om overlast van de boom wanneer deze volwassen is te kunnen voorkomen. Hiervoor zijn momenteel geen richtlijnen.

afbeelding binnen de regeling

Sportlaan, deel van het recent aangelegde bloemenlint

6 PARTICIPATIE

Bij de invoering van de Omgevingswet wordt het een wettelijke eis om inwoners mee te nemen in alle planontwikkelingen. Aanpassingen van de lokale Omgevingsvisie zijn alleen mogelijk wanneer betrokkenen zijn geraadpleegd. Ook gemeente Landsmeer is een voorstander van ‘Samen Doen’. Bij het beleid, de inrichting en het beheer van het openbaar groen is dat niet anders. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ontwikkelingen van de participatie rondom dit groen.

6.1 Wat verstaan we eronder

De inwoners van de gemeente Landsmeer staan bekend als actief en betrokken. Hun betrokkenheid bij sociale, maatschappelijke en economische kwesties is van groot belang bij het realiseren van de doelen die de gemeente Landsmeer stelt. Het gemeentebestuur heeft burgerparticipatie dan ook hoog in het vaandel staan. Naast een samenwerking met burgers staat ook samenwerking met beherende instanties en vrijwilligersorganisaties centraal.

Participatie kent vele vormen. In de navolgende figuur is een veel gehanteerde participatie ladder opgenomen om dit te illustreren.

afbeelding binnen de regeling

Participatietrap of -ladder

  • 1.

    Informeren, eenzijdige communicatie: De gemeente informeert burgers of burgers winnen informatie in.

  • 2.

    Raadplegen, vraag/antwoord: De gemeente raadpleegt de burgers of de burgers kaarten wensen aan bij de overheid.

  • 3.

    Adviseren, dialoog: De gemeente vraagt advies van de burgers of de burgers leggen een voorstel voor bij de overheid.

  • 4.

    Samendoen, corporatie: De gemeente vraagt burgers als gelijkwaardige partner bij een project. Samen wordt zowel het proces als de inhoud vormgegeven.

  • 5.

    Meebeslissen, samenwerking: De gemeente en burgers beslissen en werken samen.

6.2 Wat speelt er?

Initiatiefnemers kunnen bij de gemeente aankloppen met hun plan. Of dat ter uitvoering komt en samenwerking oplevert is een beslissing van dat moment. Er is geen beleid of regelgeving over het honoreren vaneen groen initiatief. Dat maakt dat het voor de buitendienst niet altijd helder is wie verantwoordelijk is voor de aanleg en het beheer ervan en welk budget er beschikbaar is.

Voorbeelden van recent uitgevoerde initiatieven op groengebied zijn:

  • Ontwerp en aanleg van het bloemenlint in Luijendijk, het onderhoud ligt bij de buitendienst.

  • Het uitgevoerde participatieproces bij de herinrichting van de wijk Havenzathe inclusief een eigen online-communicatie instrument (Buurbook).

  • Het verwijderen van zwerfafval in de bermen door Landsmeer Schoon.

Participatie kan ook worden uitgewerkt door percelen groen uit te geven voor gebruik, te verhuren of te verkopen. Er is een nota20 (maar geen beleid) over de werkwijze bij verkoop (snipper)groen waarbij percelen openbaar groen van geringe afmetingen en van ondergeschikte betekenis, niet deel uitmakend van de gemeentelijke infrastructuur of groenstructuur én die van geen of minimale betekenis zijn voor het straatbeeld en de gemeente niet wordt belemmerd in onderhoud/primaire taken, kunnen worden uitgegeven.

Bij de inwoners leven steeds meer wensen om meer te kunnen doen, zie kader:

Wat vinden onze inwoners, belangenorganisaties en raadsleden?

  • Geef overzicht van de mogelijkheden (vormen) van groene participatie en benoem de voorwaarden en consequenties.

  • Maak duidelijk hoe aanpassingen in inrichting en beheer worden opgepakt (denk aan ruig gebied bij sportpark waarover tegengestelde ideeën zijn bij burgers).

  • Biedt ruimte voor/stimuleer de aanleg van voedselbosjes, bloemenweide of kruidentuin door particulieren/omwonenden.

  • Stel het openbaar groen open voor adoptie voor particulieren en bedrijven.

6.3 Betekenis voor het openbaar groen

Participatie is een belangrijk middel om betrokkenheid (groenbewustzijn) bij het openbaar groen te vergroten. Groen is daarmee een middel om verbondenheid en ontmoetingen tussen inwoners te bevorderen.

Belangrijk is dat het voor iedereen duidelijk is op welke wijze een initiatief kan worden gehonoreerd en wat de gevolgen voor het groenbeheer zijn wanneer het initiatief na enige tijd stopt. Moet de gemeente het dan opruimen, terugbrengen in de oorspronkelijke staat en wie betaalt dat dan?

Afstoten van groen kan effecten hebben op het areaal openbaar toegankelijk groen en de effecten van klimaatveranderingen; dit moet nadrukkelijk in de afwegingen van het grondbeleid worden meegenomen.

DEEL III VOORUITBLIK, AMBITIES EN REALISATIE

afbeelding binnen de regeling

Zuiderzeelaan, waarbij de boomsoortenkeuze voldoet aan huidige eisen van gebruik en beheer

7 GROENVISIE EN AMBITIES

Dit hoofdstuk geeft samenvattend weer met welke groene opgaven we de komende beheerperiode rekening moeten houden. De groenvisie schetst de grondhouding van waaruit we het groen inrichten en beheren en welke stippen we daarbij op horizon voor ogen hebben (ambities). Het hoofdstuk geeft ook kaders waarbinnen wordt gewerkt zodat dit ook richting inwoners duidelijk kan worden gemaakt.

Met een @ is het vast te stellen (nieuwe) beleid gemarkeerd en met # nog uit te werken acties.

7.1 Groene opgaven

In deel I en II is geschetst hoe het groen zich in de afgelopen 10 jaar heeft ontwikkeld en welke ontwikkelingen er de komende jaren hun invloed op het openbaar groen zullen hebben. Samengevat leidt dit tot enkele opgaven waar in het openbaar groen de komende jaren aan zal (moeten) worden gewerkt. De beschikbare middelen en omvang van de buitendienst zullen het tempo grotendeels bepalen. De groene opgaven zijn:

  • Waarborgen van een realistisch groenbudget, zie paragraaf 9.2.

  • Vervanging van verouderd groen, zie paragraaf 9.3.

  • Zorgen voor behoud en herstel van biodiversiteit in het openbaar groen (en andere delen van de openbare ruimte en eventuele particulier groen, zie paragraaf 8.1

  • Klimaatbestendig maken van het groen (en andere delen van openbare ruimte), zie paragraaf 8.2.

  • Vergroten van de betrokkenheid van inwoners bij het groen, zie paragraaf 8.3.

  • Voorkomen en reguleren van overlast van groen, zie paragraaf 8.4.

Met deze opgaven op het netvlies is in de navolgende paragrafen een nieuwe visie op het groen in het algemeen en op het groenbeheer in het bijzonder geformuleerd. Ook zijn de ambities voor lange termijn uitgewerkt met de bijbehorende resultaten.

7.2 Groenvisie algemeen

Landsmeer wil een gemeente zijn waar de bomen langs wegen en paden, de groenzones langs watergangen, de grotere groenzones en de particuliere tuinen tezamen een aaneengesloten, samenhangend groen raamwerk vormen. Een groen raamwerk waarin de bebouwde omgeving en landschap nauw met elkaar zijn vervlochten.

De visie op de inrichting van het openbaar groen is:

  • Het creëren van een robuust en gevarieerd raamwerk van toegankelijk groen (de groenstructuur).

  • Het vervullen van een breed palet aan waarden (leefbaarheid, gezondheid, beweegmogelijkheden, welvaart, biodiversiteit, klimaat en participatie).

  • Het bijdragen aan het welzijn van inwoners, bezoekers en flora en fauna.

7.3 Visie groenbeheer

Uitgangspunt voor het groenbeheer is een planmatig en vakkundig beheer gebaseerd op methoden die de levensduur van het groen vergroten en het streven naar kringlopen in het groen (hergebruik van materialen en duurzaam inkopen). Om effectief en efficiënt te kunnen werken zal het groenbeheer op een planmatige wijze worden uitgevoerd. Dit houdt in dat inzicht nodig is in omvang en samenstelling van het groenareaal, duidelijk is wat de bijbehorende eindbeelden zijn, volgens welke beheermethodes wordt gewerkt en welke maatregelen concreet nodig zijn. Ook zal er helderheid moeten zijn over de gewenste omvang en samenstelling van het groenareaal en dient deze actief bewaakt te worden.

Daarnaast is het belangrijk dat vooral voor het zogenaamde technische onderhoud (snoeien, dunnen, maaien, planten) deskundige vakmensen worden ingezet (of medewerkers die door hen worden aangestuurd) om zowel de levensduur, veiligheid als correcte inzet van materieel te waarborgen. Bij verzorgende en ondersteunende werkzaamheden als onkruidbestrijding en verwijderen van zwerfafval is naast inzet van vakmensen ook inzet van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt of vrijwilligers een optie.

7.4 Ambities en resultaten op langere termijn

Wanneer we vooruitkijken (5 jaar en verder) is het de wens van de gemeente dat het groen er als volgt uitziet:

  • Er is een duidelijk herkenbare structuur aanwezig van bomen, grotere groenzones en waterpartijen en groene tuinen. Op de groenstructuurkaart is zichtbaar wat de gewenste groenstructuur is.

  • In eerste instantie wordt ingezet op het behouden en op beeld houden van de huidige groenstructuur en indien dit binnen de beschikbare middelen mogelijk is ook op versterking ervan.

  • Uitbreiding van de groenstructuur, zodat daadwerkelijk een vrijwel aaneengesloten groen netwerk ontstaat, is alleen mogelijk met extra inspanningen of wanneer het in andere projecten zoals rioolvervanging kan worden ingepast.

  • De kwaliteit van het groen is afgestemd op de locatie, haar gebruikers en de doelstellingen van het beheer.

  • Het groen biedt ruimte aan meer biodiversiteit, nodigt uit tot bewegen en recreëren en vervult op een aantal locaties een essentiële rol voor klimaatadaptatie.

7.5 Groene wensenkaart

De algemene groenvisie, ambities en opgaven zijn uitgewerkt in een nieuwe groenstructuurkaart. Deze kaart geeft de belangrijkste bestaande groenstructuren weer (gebieden, lijnen en waardevolle bomen), de ontbrekende schakels, gewenste uitbreidingen en het karakter van het groen. De groenstructuur zorgt hierdoor voor de ordening van de buitenruimte in de wijken.

afbeelding binnen de regeling

Bij het aanwijzen van de groenstructuur is steeds aangehaakt bij de landschappelijke en stedelijke ontwikkeling, de cultuurhistorie en de waarden van het groen. Het gaat om groenvoorzieningen die verbonden zijn met watergangen, plassen, fietsroutes, ontsluitingswegen, cultuurhistorisch waardevolle paden of wegen, landschappelijk waardevolle groenstroken, begraafplaatsen of andere waardevolle objecten of gebieden. Ook openbaar groen dat van belang is voor spelen21, ecologie, recreatief routenetwerk, verkoeling of infiltratie van water is opgenomen in de groenstructuurkaart. Op die locaties waar kansen liggen voor herstel, versterking of ontwikkeling van de groenstructuur is dit aangeduid als gewenste verbinding of uitbreiding van de groenstructuur.

Deze kansen kunnen worden gezien als ‘projecten op de plank’, die bij voorkeur bij andere projecten kunnen worden ingepast. De nieuwe groenstructuurkaart is daarmee vooral een groene wensenkaart. Deze wensen en kansen zijn nu alleen bekeken vanuit van het groene vakgebied. Bij het maken van plannen op deze locaties moet nog een afweging plaatsvinden met andere belangen.

Voorbeelden van gewenste groene verbindingen zijn:

  • Aalscholverstraat en Zultestraat: noord-zuid verbinding in de wijk Noord-Oost tussen groen aan de Zultestraat en De Gouwe.

  • Sportlaan: Verbinding tussen het groen in het Keernlaantje en het sportpark.

  • Overbruggen barrières in het Lint: Verbinding tussen het water van het Wijkpark en het water op de begraafplaats.

  • Gewenste boomstructuur Meervalweg.

afbeelding binnen de regeling

Structuurgroen

Het groen op de groenstructuurkaarten noemen we structureelgroen. Dit is de hoofdgroenstructuur. Daarnaast is er niet-structureel groen. Dit zijn de kleinere groene vakken en de overige bomen op buurt- en straatniveau. Dit noemen we woon- of leefomgevingsgroen. Zie bijlage I voor een toelichting op de legenda van de groenstructuurkaart.

Het belang van het vastleggen van de groenstructuur en benoemen van wensen en kansen is groot: de groenstructuur is medebepalend voor de groene identiteit en leefbaarheid van de kernen voor zowel mens als flora en fauna. Het laten verdwijnen, aantasten of niet realiseren van deze groenstructuren heeft hiervoor verstrekkende gevolgen.

In bijlage VI is per wijk/kern een korte beschrijving van de bestaande hoofdgroenstructuur uitgewerkt en worden de belangrijkste groene kansen en wensen benoemd. Soms is dit vanuit de huidige praktijk eenvoudiger te realiseren (bv. het aanvullen van een bestaande laanbeplanting, of het vervangen van verouderde beplanting). In andere gevallen zijn het ingrijpende voorstellen die alleen in breed verband opgepakt kunnen worden (bv. aanleg van nieuwe bomenstructuur of het vergroenen van een wijk). Tot slot kan het gaan om ‘droombeelden’ die wellicht pas in de ver(de)re toekomst mogelijk worden (bv. het realiseren van een nieuwe groen-blauwe verbinding tussen twee watergangen).

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 3.1 Uitsnede van de groenstructuurkaart met onder meer het structureel groen en de gewenste groene verbindingen

Woon- of leefomgevingsgroen

Naast de groenstructuur is er niet-structureel groen (lichtgroen op de kaart). Dit zijn de kleinere groene vakken en de overige bomen op buurt- en straatniveau. Dit groen is van belang voor de straat als geheel vanwege verkoeling, schaduw, afscherming (privacy, schutting) of beeldbepalendheid (groen draagt substantieel bij aan het groene straatbeeld). Het kent meestal een kortere omlooptijd en de betrokkenheid van inwoners bij dit groen is vaak groter. Hier wordt ook meer ruimte voor geboden, zie paragraaf 8.3.

Het doel van de groenstructuurkaart is behoud, versterking en ontwikkeling van een zoveel mogelijk samenhangend en robuust netwerk van groen en bomen, zodat de vele functies en waarden van het groen (oriëntatie, identiteit, biodiversiteit, groene verbindingen) het best tot uiting kunnen komen. Waar mogelijk worden groengebieden ‘aan elkaar geknoopt’. Dit kan door begeleidende (boom)beplantingen langs wegen en straten door te zetten waar dit landschappelijk en ruimtelijk gezien past, door ontbrekende schakels toe te voegen en aansluiting te zoeken met het landschap van het buitengebied.

Voor de komende beheerperiode worden de volgende afspraken gemaakt:

  • @1

    De groenstructuurkaart vaststellen als groene wensenkaart die dient als groene onderlegger voor projecten (nieuwe aanleg, renovaties, vervangingen e.d). (# Inpassen in werkprocessen RO en Beheer en structuurgroen in bestemmingsplannen22).

  • @2

    In geval wegens zwaarwegend maatschappelijk belang structuurgroen of -bomen moeten wijken, vindt compensatie plaats. (# Opstellen spelregels voor de wijze van compensatie en besteding van gelden bij financiële compensatie).

7.6 Gewenste beeld- en onderhoudskwaliteit

Het Groenbeleidsplan uit 2009 ging uit van een zonering in 3 onderhoudsniveau ’s zoals in die tijd zeer gebruikelijk was, zie paragraaf 3.1. Omdat dit ook andere kennis vraagt van de medewerkers en daar niet op is geïnvesteerd, is de zonering in de praktijk niet goed van de grond gekomen. Het is voor een vakman (hovenier) onlogisch om een vak slechts half of minder schoonmaken, terwijl dit wel de bedoeling kan zijn van het gewenste beeld. In de praktijk zijn de in het oog springende vakken meer op niveau A onderhouden en de minder opvallende stukken soms lager dan B.

Het is niet wenselijk om het kwaliteitsniveau van het onderhoud terug te brengen tot niveau C of D. Dit ondermijnt eerdere inspanningen en leidt tot kapitaalsvernietiging. Het leidt tevens tot een toename van meldingen en overlast.

Voor de komende beheerperiode worden de volgende afspraken gemaakt:

  • @3

    Het zoneren van onderhoudsniveaus en sturen op beeldkwaliteit loslaten en sturen op frequenties (gezien de huidige financiële middelen, zie hoofdstuk 9) Hiermee ligt de verantwoording voor het resultaat bij de gemeente, maar kan wel gemakkelijker worden bijgestuurd op beschikbare middelen. Het streefbeeld is onderhoudsniveau B. (# snoeicycli en fasering op wijkniveau).

  • @4

    Het groenbeheer en het beheerbudget zijn gebaseerd op actuele data van de te beheren groen-arealen. Voor onbereikbare of illegaal in gebruik genomen percelen wordt na inventarisatie aanvullend beleid gemaakt hoe hier mee om te gaan. (# aanwijzen groene databeheerder en uitvoeren controleslag).

7.7 Bomen van de toekomst

Voor bomen is de stedelijke omgeving verre van ideaal. Binnen de groeiplaats spelen vele andere belangen en functies. Gedurende de levensloop van een boom vinden veel en soms ingrijpende veranderingen plaats. Denk aan wegverbredingen, het leggen van kabels en leidingen, het oprichten van bouwwerken, het versneld afvoeren van regenwater of het structureel afvoeren van gevallen blad. Al deze zaken leiden ertoe dat een boom vaak niet goed groeit en al vroeg aftakelt.

Voor een langere levensduur en betere groei is het dan ook van belang om de natuurlijke groeiomstandigheden van bomen zoveel mogelijk te benaderen. Idealiter houdt dit in dat bomen vrijuit in de volle grond groeien met hieronder eventueel een halfopen of gesloten bodembedekkende beplanting en een strooisellaag waarin het gevallen blad kan verteren tot voor de boom belangrijke voedingsstoffen.

Als randvoorwaarde geldt dat bomen altijd en overal veilig en beheerbaar zijn conform de wettelijke zorgplicht. Bomen staan op de goede plek en worden zodanig onderhouden dat ze geen onaanvaardbaar risico of onaanvaardbare overlast opleveren voor de omgeving en duurzaam in stand zijn te houden.

Voor de komende beheerperiode worden de volgende afspraken gemaakt:

  • @5

    Prioriteit heeft het duurzaambeheren van de bomen en het verbeteren van de kwaliteit van het gehele bomenbestand. De huidige werkwijze, zie hoofdstuk 3, bevat daarvoor de minimale werkzaamheden gekoppeld aan onderhoudsniveau B (# Uitvoeren boomveiligheidscontroles en op basis daarvan bomen snoeien).

  • @6

    Bomen (her)planten op locaties waar ze groot kunnen worden (juiste soort op de juiste plaats). Wanneer dit niet mogelijk is worden er of kleinere bomen of minder bomen of geen bomen geplant. Zie bijlage IV voor de gewenste afstanden en maten. Inzet is het vergroten van het aantal bomen in boomarme wijken, zie paragraaf 8.2. Zolang het Raadsbesluit van 5 november van 2021 van kracht is, vindt er geen herplant van gemeentelijke bomen plaats23. (# toepassen matentabel bij nieuwe aanplant).

  • @7

    Binnen ruimtelijke inrichtingsprojecten worden bestaande waardevolle bomen op duurzame wijze ingepast door middel van een groenbeheertoets uitgewerkt, zie bijlage V. (# uitwerken format en protocol beheertoets).

  • @8

    Overlast door bomen en groen wordt volgens vaste, eenduidige criteria beoordeeld en aldus geacteerd, zie paragraaf 8.4 en bijlage VIII. Insteek daarbij is dat alleen bij ernstige overlast kap te overwegen is, in alle overige gevallen inzetten op een beheermaatregel of acceptatie. (# uitwerken maatregelen voor invasieve exoten en eikenprocessierupsen).

  • @9

    Bescherming van zowel waardevolle bomen als structuurbomen is verankerd in de APV waarbij in principe herplant en compensatie plaatsvindt. (# Opstellen criteria en actualiseren bomenlijst (lijst Waardevolle houtopstanden) en uitwerken compensatie).

afbeelding binnen de regeling

Violierweg, structuur met functie als spelen en klimaatbuffer (schaduw, verkoeling)

8 GROENE BELEIDSREGELS

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de invulling van de groene opgaven zoals genoemd in het voorgaande hoofdstuk en worden deze waar nodig vertaald naar beleidsregels. Het gaat ook in op hoe de gemeente omgaat met een aantal veel voorkomende vormen van overlast van groen en enkele ziekten en plagen in het groen. Doel van dit hoofdstuk is om zoveel mogelijke eenduidig en gemotiveerd verzoeken van inwoners voor het nemen van maatregelen te kunnen beantwoorden. 

Met een @ is het vast te stellen (nieuwe) beleid gemarkeerd en met # nog uit te werken acties.

8.1 Zorgen voor behoud en herstel van biodiversiteit

Het verhogen van biodiversiteit in het groen en de openbare ruimte betekent dat bij aanplant en vervanging wordt gezorgd voor of dat dit wordt gestimuleerd in lopende werkzaamheden. Mogelijkheden om dit te doen en aandachtspunten daarbij zijn:

  • Toepassen van inheemse soorten bij voorkeur van lokale herkomst en biologisch geteeld. Dit zijn in het algemeen soorten die goed kunnen gedijen en deze zorgen daarmee voor vitale beplantingen en bomen.

  • Zorgen voor variatie aan (natuurlijke) beplantingsvormen door te variëren in kleur, bloeitijden, vruchten, hoogten maar ook door afwisseling in dichte en open structuren zodat voor veel verschillende vogels, kleine zoogdieren, vleermuizen, vlinders, libellen, bijen en andere insecten er voedsel, een schuil-, rust- of voorplantingsplaats te vinden is.

  • Uitvoeren van natuurlijk (meer ecologisch) beheer waarbij wordt gestuurd op het zorgen voor diversiteit in beplantingsvormen en soorten en het zorgen voor voedselaanbod en schuil-, rust- en voortplantingsplaatsen. Vooral bij grasbermen, langs de oevers van de watergangen en in bosplantsoen liggen hier kansen. Daar waar drukke wegen deze zones kruisen is ook aandacht nodig voor veilige passages voor dieren (bv. faunatunnels). Ook is aandacht en afstemming nodig met gebruikers van de oevers als vissers en booteigenaren, zodat dit gebruik het ecologische beheer niet hindert of andersom.

  • Evenwichtige afstemming met de overige functies van het groen, wel kan altijd worden gekeken in hoeverre er mogelijkheden zijn om voortplantingsplaatsen (bv. nestkasten) kunnen worden ingepast of ingebouwd.

  • Gebiedsgewijs uitbreiden van het areaal aan ruigte en struweel voor meer variatie in hoogten en structuren in het groen. Veel diersoorten verblijven graag in bloeiende en vruchtdragende halfhoog en redelijk gesloten beplantingen. In de kernen van gemeente Landsmeer komen die nu relatief weinig voor. Dit kan ook tot stand komen door het invoeren van meer natuurlijk bermbeheer waarbij stroken gras blijven overstaan.

Voorgaande punten gelden ook voor inwoners zodat zij hier in hun tuinen en erven ook extra aandacht kunnen geven.

Belangrijk is ook dat bij de gemeentelijke buitendienst kennis over inheemse flora en fauna aanwezig is. Hierdoor kunnen zij tijdig zwaar beschermde soorten herkennen en de regels toepassen. De wettelijke zorgplicht uit de Wet natuurbescherming geldt daarnaast voor alle inheemse planten en dieren, zie bijlage I.

Voor de komende beheerperiode worden de volgende afspraken gemaakt:

  • @10

    Waar dit zonder extra beheerbudget is te realiseren (of als er extra budget wordt vrijgemaakt), worden de op de groenstructuurkaart aangemerkte locaties ecologisch beheerd24 (bv. groen rond waterpartij Roerdomplaan, oever Stoutenburg, noordkant Gortesloot25). Bewoners worden hierover tijdig geïnformeerd. (# uitbreiden kennis ecologisch beheer buitendienst en in gang zetten van soortenregistratie).

  • @11

    In samenwerking met partners als IVN, Landschap Noord-Holland en Recreatieschap stimuleren van inwoners om op hun eigen terrein de biodiversiteit te vergroten. (# vanuit de gemeentelijke klimaatstrategie te initiëren actie voor het faciliteren van bewonersinitiatieven en mogelijk op termijn vanuit groen).

8.2 Klimaatbestendig maken van het groen

Het Beleidsplan groenbeheer legt de focus al op onderwerpen als het creëren van een samenhangend groen raamwerk, het vergroenen van stenige gebieden, de aanplant van groen en bomen in groenarme buurten en het verbeteren van groeiplaatsen. Hiermee wordt als vanzelf een substantiële bijdrage geleverd aan het verder duurzaam inrichten, onderhoud en klimaatbestendig maken van de gemeente. Dit sluit naadloos aan op de onder meer maatregel 5.1 uit het gemeentelijke klimaatplan26: “Bestaande verharding terugdringen en water en groen in de openbare ruimte terugbrengen”.

Aanvullend zal bij renovatie, herinrichting of groot onderhoud van het groen altijd bekeken worden of en in hoeverre maatregelen voor het opvangen van hemelwater of het voorkomen van hittestress kunnen worden meegenomen. In de voorgaande hoofdstukken zijn hiervoor al locaties benoemd.

De recente planontwikkeling voor de wijk Havenzathe is mooi voorbeeld waarin alle aspecten van de openbare ruimte zijn meegenomen in het nieuwe ontwerp. Overwegingen vanuit het groen in relatie tot klimaatadaptatie (en biodiversiteit) bij de herinrichting waren daarbij onder meer:

  • Vergroenen van de stenige straatjes met garageboxen.

  • Behoud van grote bomen op locaties waar ze weinig overlast geven.

  • Meer diversiteit in beplantingsvormen en sortiment (tegen droogte, warmte en water kunnen).

De nadruk zal komende beheerperiode voornamelijk komt te liggen bij aanpassing van groen bij herinrichtingsprojecten en het actief meenemen van klimaatadaptatie-effecten bij vervanging van groen. Daarbij moet voorafgaand aan aanpassing van de inrichting of ontwikkeling van (nieuwe) buitenruimte een beheertoets aan het ontwerp en de besluitvorming over het plan worden toegevoegd. Daaruit blijkt tevens wat de effecten op het beheerbudget zijn.

  • @12

    Toetsen van ontwerpen voor en aanpassingen van het groen op extra kansen voor het opvangen van water, zorgen voor verkoeling, inclusief het terugdringen van het areaal verharding. (# uitwerken format en protocol groenbeheertoets).

8.3 Vergroten van betrokkenheid inwoners

Gemeente Landsmeer wil een vitale en sociaal sterke gemeente zijn, waar inwoners zich betrokken voelen èn betrokken zijn bij hun directe leefomgeving. Daarnaast kijkt de gemeente welke taken terug te leggen zijn in de samenleving. Deze grondhouding vertaalt zich ook door naar het groene vakgebied. Hier liggen mogelijkheden om de betrokkenheid van inwoners met hun omgeving handen en voeten te geven.

Belevingswaarde van het groen

Groen vervult tal van functies zoals in de voorgaande hoofdstukken al voorbij is gekomen. Inwoners zullen zich betrokken voelen bij het groen wanneer het groen ook uitnodigend is. Groen dat gebruikt kan worden om bijvoorbeeld te bewegen, wandelen, fietsen en spelen doet dit. Het groen in Landsmeer zal ook met het oog op deze functies worden ingericht en beheerd passend bij de groene identiteit van de wijk.

Vormen van meedoen

Het beheer en onderhoud van het openbaar groen is hoofdzakelijk een taak van de gemeente. Vooral wat het verzorgende onderhoud van het openbaar groen betreft kunnen inwoners, bedrijven of verenigingen een rol spelen. Dit kunnen individuele inwoners zijn die bijvoorbeeld de boomspiegel of het plantvak voor hun deur onderhouden en het daarmee eventueel naar een hoger onderhoudsniveau kunnen brengen. Of bijvoorbeeld scholen die een grasveld of plantsoen ‘adopteren’ en het onderhoud hiervan voor hun rekening nemen. Ook initiatieven om een moestuin, pluktuin of een andere groeninrichting in de buurt of straat aan te leggen en te onderhouden zouden in toekomst plek kunnen krijgen. Hier gelden voorwaarden (steun van de buurt, meewerken) zodat het initiatief ook op draagvlak en continuïteit kan rekenen.

Met het onderdeel ‘meedoen in het groen’ worden verschillende doelen nagestreefd. De belangrijkste hiervan zijn: vergroten van de betrokkenheid met de (groene) omgeving, verhogen van de onderhoudskwaliteit, versterken van de sociale cohesie, bijdragen aan vergroening en afstoten van snippergroen.

  • @13

    Groenvoorzieningen dragen bij aan het stimuleren van de beweegmogelijkheden voor vooral spelen, wandelen en fietsen. (# hierop toetsen in de groenbeheertoets).

  • @14

    Onder de noemer ‘meedoen in het groen’ worden – met behoud van het beheerbudget van buitendienst – van de volgende mogelijkheden geboden:

    • o

      Meedenken bij nieuwe plannen (projecten op straatniveau en groter) voor de inrichting van de buitenruimte zoals bij de wijk Havenzathe. (# uitwerken protocol vanuit het participatiebeleid).

    • o

      Vergroenen van de leefomgeving door het creëren van geveltuinen in trottoirs, het beplanten van boomspiegels en het planten van bollen27. (# uitwerken spelregels, inclusief hoe deze locaties registreren of markeren en het toezicht hierop).

    • o

      Adopteren van delen openbaar groen en voor de gemeente onderhouden door bedrijven, instellingen, verenigingen georganiseerde inwonersgroepen om het onderhoudsniveau op te plussen. (# uitwerken spelregels, inclusief deze locaties markeren en wat te doen als het stopt).

De uitgangspunten van bovenstaande vormen van meedoen zijn het verder vergroenen van de openbare buitenruimte en het voorkomen van een verarming ervan. De gemeente kan ervoor kiezen om initiatieven hiervoor incidenteel of structureel te faciliteren in de vorm van het beschikbaar stellen van budget, menskracht of plantmaterialen. Voor alle vormen van participatie geldt dat dit werkzaamheden voor de gemeente met zich meebrengt: regelen van overeenkomsten, registratie in beheersystemen of markeren28 en toezien op de naleving. Ook het bijbehorende budget blijft gehandhaafd in de begroting, zodat zodra het vrijwillig onderhoud onverhoopt stopt, de gemeente het direct weer in eigen onderhoud kan overnemen.

Communicatie bij beheer

Inwoners worden regelmatig geïnformeerd over aankomende grootschalige werkzaamheden aan het openbaar groen. De schaal en aard van de werkzaamheden bepaald hoe dit wordt gedaan. Wanneer de omvang toeneemt of de mate van overlast of impact voor omwonenden ingrijpend is worden zij rechtstreeks geïnformeerd via een bewonersbrief of via de gemeentelijke website en lokale (social) media. Vaak is groen ondergeschikt aan andere projecten en loopt het mee in die communicatie zoals dit is gedaan bij de herinrichting van Havenzathe.

Inwoners kunnen bij de gemeente ook melding doen van zaken waar zij aandacht voor wensen. Bijvoorbeeld een situatie die niet veilig meer is, groen waar al geruime tijd geen onderhoud meer is gepleegd, suggesties voor aanpassing van het groen. Dit kan via een formulier op de gemeentelijke website, vaak gebeurt het ook dat betrokken medewerkers of bestuurders worden aangesproken. Belangrijk is dat er vanuit de gemeente een eenduidig antwoord wordt gegeven, er geen willekeur ontstaat en het niet ten koste gaat van het planmatig onderhoud.

  • @15

    De gemeente streeft naar een onderbouwde, heldere en eenduidige beantwoording van verzoeken en meldingen van inwoners. (# uitwerken van een meer gestandaardiseerde werkwijze op basis standaardantwoorden die gepersonaliseerd worden).

  • @16

    De gemeente streeft een transparante werkwijze van het onderhoud na. Van aankomende grootschalige werkzaamheden wordt vooraf berichten gedaan door deze te publiceren via lokale gemeentelijke media. (# uitwerken planning en berichten voor technisch onderhoud en/of jaarkalender).

8.4 Omgaan met overlast door ziekten en plagen

Ondanks de brede maatschappelijke waarden kunnen bomen of andere groenvoorzieningen op gespannen voet (komen te) staan met andere activiteiten en vanuit deze optiek als overlast gevend worden beschouwd.

Er bestaat geen landelijk geldende definitie van overlast. Tot nu toe wordt in gemeente Landsmeer meestal per individueel geval beoordeeld of aanvullende beheermaatregelen worden getroffen om de overlast of hinder te voorkomen, te beperken of weg te nemen. De vele belangen en functies in de openbare ruimte en de persoonlijke beleving van bewoners maken het echter belangrijk om als eigenaar en beheerder van het gemeentelijke bomenbestand en groenareaal duidelijk te zijn wanneer hier wel of niet op ingegaan wordt. In de gemeente Landsmeer hanteren we daarom de begrippen uit tabel 8.1 om de mate van overlast te kunnen inschalen en op basis daarvan de inzet te bepalen.

In het algemeen kan worden gesteld dat de veiligheid van weggebruikers en/of voetgangers nooit ondergeschikt wordt gesteld aan het belang van behoud van een boom of groen. Als sprake is van acuut gevaar voor de veiligheid dan voorziet de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) in artikel 4.1.11 in dat directe kap mogelijk is. Het bepalen van de vorm en mate van overlast is dan niet van toepassing.

TABEL 8.1 – Gradaties in overlast

Mate van overlast

Criterium algemeen

Principe inzet gemeente

Ernstige overlast

Er is sprake van vrijwel permanente belemmering van de dagelijkse gang van zaken of gezondheid (veel hinder)

Treffen van (beheer)maatregelen of overwegen van kap boom of verwijderen groen

Matige overlast

Er is sprake van regelmatige belemmering van de dagelijkse gang van zaken of gezondheid (matige hinder)

Afwegen of door beheermaatregelen de overlast weg te nemen, te beperken of te voorkomen

Enige overlast

Er is sprake van een tijdelijke situatie die enige maar niet onoverkomelijke belemmering vormt voor de dagelijkse gang van zaken of gezondheid (enige hinder)

In principe niets doen

Geen overlast

Er wordt geen overlast ondervonden

Niets doen

In de volgende paragraaf en bijlage VIII worden de volgende vormen van overlast, ziekten en plagen inclusief de inschaling van de mate van overlast uitgewerkt:

  • Schaduw inclusief zonnepanelen

  • Overhangende en (vallende) dode takken

  • Bladluizen

  • Val van blad, vruchten en bloesem

  • Allergieën

  • Eikenprocessierupsen

  • Invasieve exoten

In bijlage VIII is per overlastvorm uitgewerkt het hoe en wat van de betreffende overlastvorm, de criteria voor het inschalen van de mate van overlast en welke inzet de gemeente (of inwoners) kan plegen.

Uitgangspunt is dat hierbij geen chemische bestrijdingsmiddelen worden ingezet. Sinds 1 januari 2020 is het voor alle sectoren die in de openbare ruimte werken wettelijk verboden om chemische middelen in te zetten. Er gelden slechts enkele uitzonderingen waar incidenteel en tijdelijk nog chemische middelen kunnen worden ingezet. Waar dit mogelijk is, is het in de betreffende paragraaf vermeld.

  • Zie @8

    In situaties van overlast handelen volgens de kaders uit bijlage VIII. (# plaatsen van de kaders voor het omgaan met overlast op de gemeentelijke website)

  • @17

    Voor plagen die de volksgezondheid in gevaar kunnen brengen en bij invasieve soorten wordt aanvullend beheersingsbeleid uitgewerkt (# uitwerken van beheersingsbeleid voor eikenprocessierupsen en invasieve soorten)

Samenvatting inschaling overlast

Navolgende tabel geeft een samenvattend overzicht van de te nemen maatregelen indien er sprake is van ernstige overlast.

Tabel 8.3 – Samenvatting maatregelen bij overlast

Nr

Overlastvorm

Ernstige overlast

1.

Schaduw en zonnepanelen; in geval van meer dan 4 uur schaduwoverlast in de woning

Indien mogelijk extra snoeien en bij ernstige overlast kap overwegen (niet voor zonnepanelen)

2.

Overhangende of dode takken of groen; in geval van schade of niet anderszins op te lossen zichtbeperking

Extra snoeien en in uiterste geval kap overwegen

3.

Bladluizen; in geval ernstige overlast gedurende een aangesloten periode van meer dan 3 weken

Locaties tijdelijk afsluiten of uitzetten van natuurlijke predatoren (o.a lieveheersbeestjes)

4.

Val van blad, bloesem en vruchten; in geval van extreem veel of gedurende langere periode

Lokaal extra vegen of bladruimen29 of plaatsen van bladkorven

5.

Allergieën;

In geval van aantoonbare overlast van een specifieke boom en bij ambrosia in het openbaar groen

Geen koppeling met individuele bomen te maken: geen maatregelen

Kap overwegen bij ernstige overlast

Ambrosia in openbaar groen verwijderen

6.

Eikenprocessierups

(nog nader uitwerken) Voorlopige insteek: waar mogelijk inzetten stimuleren van natuurlijke vijanden en bij hoog risicogebieden nesten verwijderen (actief)

7.

Invasieve exoten in openbaar gebied:

  • Aziatische duizendknopen

  • Reuzenberenklauw

(nog nader uitwerken) Voorlopige insteek: inzetten op beheersen van de locatie (niet verder laten uitbreiden)

afbeelding binnen de regeling

Fietspad langs sportpark Landsmeer, brug naar Roopkoper

9 KOSTEN GROENBEHEER

Dit hoofdstuk geeft inzicht in de algemene opbouw van de kosten van het structurele en incidentele onderhoud van het groen in de openbare ruimte. Het reguliere (dagelijkse) onderhoud van het groen is op onderdelen arbeidsintensief en vraagt inzet van specialistische machines en medewerkers. Gedegen inzicht in de kosten van het beheer en onderhoud is noodzakelijk om te onderbouwen wanneer extra middelen nodig zijn of om noodzakelijke bezuinigingen op te vangen. Ook is het belangrijk om binnen de financiële planning rekening te houden met het moment dat het groen toe is aan vervanging.

9.1 Kostenopbouw

De kosten van het groenbeheer zijn opgebouwd uit loon-, machine- en materiaalkosten. Deze worden ingezet voor het ‘regulier of dagelijks onderhoud’ en ‘vervanging en renovatie’.

Regulier onderhoud

Het reguliere onderhoud van het groen omvat de volgende typen werkzaamheden:

  • Verzorgend onderhoud zoals het verwijderen van onkruid en overhangend groen.

  • Technisch onderhoud om groen langdurig in stand te houden. Dit gaat om snoeien van bomen en dunnen van beplantingen.

  • Incidenteel inplanten van plekken waar de beplanting als gevolg van bijvoorbeeld ouderdom, ziekte of aantasting verloren is gegaan (vanaf 3 jaar na aanleg). Dit wordt momenteel slechts sporadisch gedaan.

De gemeente voert het merendeel van het groenonderhoud in eigen beheer uit. Voor het maaien van gras en snoeien van bomen worden via bestekken marktpartijen ingehuurd. Ook voor pieken in het overige groenonderhoud worden vaste lokale groenbedrijven ingehuurd.

Vervanging en renovatie

Dit betreft het planmatig en grootschalig ‘rooien en herplanten’ van bomen en groen die zich aan het einde van hun levenscyclus bevinden, waarbij nieuwe keuzes kunnen worden gemaakt voor wat betreft vormgeving en invulling. Bij omvormingen wordt het beheertype ook gewijzigd, bijvoorbeeld van heesters naar gazon.

9.2 Kosten regulier onderhoud

Het huidige groenbudget is bestemd voor regulier onderhoud. In de budgetten is vrijwel geen rekening gehouden met het kleinschalig vervangen van bomen en planten als gevolg van natuurlijke uitval door sterfte, aantastingen en kleine schades.

Voor het regulier onderhoud van het groenareaal op onderhoudsniveau B is berekend dat er afgerond een budget van € 530.000 nodig is inclusief de uren van de Buitendienst .

In de begroting van 2021 is een bedrag opgenomen van € 135.000, zie onderstaande tabel. Daarnaast zijn er 7 medewerkers van de Buitendienst (6,5 fte bruto) die worden ingezet. In de tabel zijn in de kolom ‘bedrag per jaar’ ook de aan derden uitbestede werkzaamheden verwerkt. De kolom ‘uren gemeente’ betreft alleen de inzet van de Buitendienst.

In onderstaande bedragen en uren is terugplanten of inboeten van bomen niet inbegrepen.

TABEL 9.1 – Benodigde en beschikbare middelen groenbeheer

Beheergroep

Uren gemeente

Bedrag per jaar

Waarvan uitbesteed

1. Bomen

250

€ 45.000

€ 35.000

2.Bosplantsoen

250

€ 15.000

0

3. Sierheesters, vaste planten en hagen

3.000

€ 195.000

€ 25.000

4. Gras extensief

0

€ 10.000

€ 10.000

5. Gazon

75

€ 45.000

€ 40.000

6. Sportveld (gras en kunstgras)

500

€ 60.000

€ 25.000

7. Begraven

850

€ 45.000

0

8. Gladheidsbestrijding (gemiddeld)*

100

€ 5.000

0

9. Overige taken Buitendienst**

2.000

€ 110.000

0

TOTAAL nodig

7.000

€ 530.000

€ 135.000

TOTAAL beschikbaar (netto uren)

7.000

 

€ 135.000

Verschil

0

0

0

  • *

    Gebaseerd op 5 keer per jaar inzet van een ploeg van 7 groenmedewerkers. Hiervoor wordt buiten de reguliere werktijden gewerkt. Compensatie vindt plaats op werkdagen wat ten koste gaat van het groen onderhoud. Hier is in de doorrekening rekening mee gehouden.

  • **

    Tot de overige taken van de Buitendienst zijn onder meer gerekend het toezicht houden, afhandelen van meldingen, inzet voor de Milieustraat en ondersteunende taken bij nationale herdenkingen en verkiezingen.

Uitgaande van een beheerareaal dat voor ongeveer 80% kloppend is geregistreerd, kan worden geconcludeerd dat de beschikbare mensen en middelen ternauwernood toereikend zijn om de groenvoorzieningen functioneel en veilig te houden. Het is daarom belangrijk om niet verder in te leveren op onderhoud omdat dan een dusdanig vervalt optreedt die alleen met volledige vervanging van groenvakken inclusief uitwisseling van grond kan worden opgelost.

De hoogte van het groenbudget wordt de komende jaren bepaald door de resultaten van onderstaande ontwikkelingen:

  • Personeelswijzigingen als gevolg van natuurlijke uitstroom.

  • De mate waarin areaaluitbreidingen en beheermutaties voorkomen.

  • De mate waarin storm- en droogteschade voorkomen en de wijze waarop deze worden gefinancierd. Dit wordt op dit moment deels uit het groenbudget betaald.

  • De mate waarop de gemeentelijke buitendienst kan worden ingezet bij het groenonderhoud (o.a. prioriteit voor andere taken en compensatie van overuren).

Aandachtspunten hierbij zijn:

  • Tijdig aantrekken van opvolgers van medewerkers die met pensioen gaan zodat overdracht van kennis kan plaatsvinden.

  • In de bestekken ook inboet en onderhoud voor de eerste 2-3 jaren na aanleg opnemen, zodat onderhoud van gesloten beplantingen wordt overdragen.

  • Toezicht houden op de uitvoering van bestekken. Er zijn in 2020 twee medewerkers in opleiding daarvoor gegaan.

9.3 Kosten vervanging en renovatie

De gemeentelijke groenbegroting voorziet momenteel niet in structurele gelden voor de vervanging van technisch afgeschreven groen. De gemiddelde levensduur van bijvoorbeeld bomen is 40-60 jaar, die van heesters en hagen 20-40 jaar en vaste planten 10 jaar. In tegenstelling tot bijvoorbeeld het weg- en rioolbeheer wordt voor de renovatie van groen – bijvoorbeeld door afschrijving op basis van de restlevensduurverwachting – geen structureel geld gereserveerd in de begroting. Het risico dat ontstaat nu is, dat gehele wijken min of meer gelijktijdig (niet gebudgetteerd) zijn afgeschreven en grote druk ontstaat op de incidentele vervanging. Op dit moment wordt vervanging van groen gekoppeld aan de vervanging van rioleringen, zoals nu in de wijk Havenzathe in uitvoering is.

Voor grootschalige renovatie van groen worden nu separate projectplannen opgesteld, waarbij er per project extra budget wordt aangevraagd.

Aandachtspunten bij de renovatie van groen zijn:

  • Bij bomen is het realistisch om te rekenen met een omlooptijd van 60 jaar, ervan uitgaande dat de bomen een goede groeiplaats hebben (volgens de matentabellen in bijlage IV). Op veel locaties vooral bij bomen in verharding met beperkte groeiplaatsen – waardoor ook wortelopdruk ontstaat – zal de levensduur beduidend lager zijn.

  • Bij het vervangen van beplanting is bij de hoeveelheid benodigd plantmateriaal uitgegaan van een verhoogde plantdichtheid met een grotere hoeveelheid plantmateriaal om een vak sneller sluitend te krijgen om onkruiden te voorkomen.

  • Het opnemen van een onderhoudsverplichting van 2 jaar na aanplant zodat de beplanting gesloten is bij overdracht, zie ook paragraaf 3.5.

In de groenstructuurkaart zijn voorstellen gedaan om de groenstructuur te versterken en het groenbeeld te verfraaien. Om de komende jaren deze plannen te realiseren is het voorstel om deze alleen op te pakken wanneer dit met bijvoorbeeld wegen of rioleringen kan meeliften.

De vervangingsopgaven concentreren zich de komende jaren vooral op de oudere bomen, heesters en hagen. Van 2020 tot 2028 wordt al voorzien in de vervanging van de beplantingen in de wijk Havenzathe. Belangrijk is om ook voor de andere wijken budgetten te reserveren al dan niet gekoppeld aan renovaties en groot onderhoud van de rioleringen en verhardingen. In tabel 9.2 is indicatief weergegeven wat de bedragen zijn die daarmee gemoeid zouden zijn.

Door niet te investeren in vervanging van groen zal de onderhoudskwaliteit verder teruglopen met de volgende risico’s als gevolg:

  • Meer overlast (overhangende takken, onkruid, te lang gras e.d.) en meldingen.

  • Meer onveilige situaties (verkeersveiligheid, dood hout, gladheid e.d.).

  • Kapitaalsvernietiging; verwaarloosd groen, vooral heestervakken, is niet meer terug te draaien binnen het regulier onderhoud. Het kwaliteitsniveau is dan alleen nog maar te verhogen door het gehele vak te rooien, de grond te vervangen en opnieuw inplanten. Waarbij jong plantmateriaal de eerste jaren extra zorg vraagt.

Renoveren van bosplantsoen en bermen is in de meeste gevallen niet nodig of zelfs niet gewenst vanwege de betekenis voor flora en fauna. Ook is hier met beheermaatregelen relatief eenvoudig een ander beeld te bereiken, bijvoorbeeld door anders te maaien.

TABEL 9.2 – Indicatie vervangingsinvesterin

Beheergroep

Werkzaamheden

Gebied

Areaal

Vervangings- termijn

Indicatie vervangingsbudget per jaar

Heesters en hagen

Renoveren siergroen (rooien, frezen en opnieuw planten)

Totaal

46.580 m2

40-60 jaar

€ 11.500

Havenzathe

14.145 m2

€ 3.500

Overig gebied

32.435 m2

€ 8.000

Bomen

Vervangen bomen (kappen boom, groeiplaats inrichten, planten en nazorg)

Totaal

4.645 st

40 jaar

€ 47.000

Havenzathe

507 st

€ 5.000

Overig gebied

4.138 st

€ 42.000

 

TOTAAL

 
 
 

€ 50.000

  • @18

    Bij groenvoorzieningen wordt – net als bij weg- en rioolbeheer – geïnvesteerd in planmatige vervanging van het openbaar groen (# Opnemen van een vervangingsinvestering voor groen van € 50.000 per jaar in de gemeentelijke begroting, zo mogelijk gekoppeld aan de planningen van het groot onderhoud van weg- of rioolbeheer).

afbeelding binnen de regeling

Vanaf brug Fuutstraat

10 UITWERKING en REALISATIE

Dit Beleidsplan groenbeheer brengt in de eerste plaats de belangrijkste groene structuren in beeld en geeft aan waar de kansen liggen om deze te versterken of uit te bouwen. Ook zijn vanuit de verschillende beleidsthema’s acties of thematische projecten benoemd. Om te zorgen dat het groenbeleid werkelijkheid wordt en echt gaat leven is meer nodig. Dit hoofdstuk besteedt daarom aandacht aan de beantwoording van twee vragen: ‘Wat gaan we doen?’ en ‘Hoe gaan we het betalen?’.

10.1 Uitvoeringsagenda

Het ten uitvoer brengen van de visie, ambities en groene opgaven vraagt erom het groen met een brede, integrale blik te benaderen. Samenwerking met inwoners, bedrijven, verenigingen en instellingen zoeken is belangrijk om samen tot creatieve oplossingen te komen. Groen – ongeacht of dit publiek of privaat groen betreft – vertegenwoordigt namelijk een overstijgend belang doordat de waarden ervan inspelen op (de gevolgen van) klimaatverandering en het versterken van de gezondheid, economie en biodiversiteit in de kernen.

Ook gaat het erover om in de gemeentelijke organisatie over de grenzen van vakgebieden heen te kijken en bij ruimtelijke ingrepen steeds te zoeken naar een ‘win-win’-aanpak. Dit vraagt om vernieuwende oplossingen en een ‘out of the box’-benadering bij de invulling van ruimtelijke (inbreidings)plannen. Uitvoering van de groenvisie vindt vanzelfsprekend primair plaats door vanuit groen geïnitieerde activiteiten en projecten. Wanneer mogelijk, verdient het echter de voorkeur om ‘mee te liften’ met andere projecten als weg- en rioolvervangingen en herinrichtingen. Er is dan vaak meer mogelijk en het kan leiden tot integrale oplossingen.

Omdat de tijd niet stilstaat en er altijd nieuwe ontwikkelingen zullen zijn, zal dit Beleidsplan groenbeheer regelmatig worden geëvalueerd en waar nodig worden bijgesteld of worden nieuwe beleidsonderwerpen toegevoegd. Een algehele actualisatie is in ieder geval na 10 jaar op zijn plaats. Daarnaast is het handig om elke 4 jaar te kijken naar onderstaande punten:

  • Hoe heeft het areaal groen zich ontwikkeld (m2 groen/woning)?

  • Is het groene raamwerk verbeterd en aangevuld volgens de groenstructuurkaart?

  • Is de bescherming van waardevolle houtopstanden toereikend?

  • Wordt voldoende groen- en natuurbewust gehandeld?

  • Zijn de spelregels voor het omgaan met overlast van bomen en groen toereikend?

  • Is het groen voldoende klimaatbestendig?

  • Hebben we beter zicht op onze natuurboekhouding (aanwezigheid van beschermde en bijzondere soorten/biodiversiteit)?

Daarnaast is het verstandig om (twee-)jaarlijks de actielijst uit het Beleidsplan groenbeheer na te lopen en op basis van actualiteit een voortgangsrapportage te houden zodat inzichtelijk blijft wat al is uitgevoerd, wat aangescherpt dient te worden, wat uitgevoerd gaat worden en wat nog op de plank ligt.

Tabel 10.1 laat zien welke acties en projecten nodig zijn om uitvoering te geven aan het groenbeleid. Ze vormen de ingrediënten voor het groenactieprogramma voor de komende jaren.

Per project is aangegeven welke prioriteit wij eraan wensen te geven:

  • +++

    Hoog: op korte termijn uit te voeren.

  • ++

    Middel: in de planning en begroting voor komende jaren opnemen.

  • +

    Laag: op de plank, oppakken zodra de gelegenheid zich voordoet.

Tabel 10.1 - uitvoeringsagenda

Nr.

Project of activiteit

Zie § en @

Prioriteit

1.

Inpassen groenstructuurkaart in werkprocessen RO en beheer

§ 7.5 @1

++

2.

Uitwerken groencompensatie groenstructuur

§ 7.5 @2

++

3.

Opstellen werkplanning op basis van werken op frequentie

§ 7.6 @3

+++

4.

Aanwijzen groene databeheerder en uitvoeren controle groenarealen

§ 7.6 @4

+++

5.

Uitvoeren boomveiligheidscontroles volgens cyclus in § en op basis daarvan snoeiplanning van bomen opzetten

§ 7.7 @5

+++

6.

Toepassen matentabel bij nieuwe aanplant

§ 7.7 @6

++

7.

Uitwerken format en protocol groenbeheertoets

§ 7.7 en 8.3 @7

++

8.

Plaatsen van kaders voor omgaan met overlast op gemeentelijke website 

§ 7.7, 8.4 @ 8

++

9.

Opstellen criteria en actualisatie lijst Waardevolle houtopstanden en uitwerken compensatie

§ 7.7 @9

+++

10.

Uitbreiden ecologische kennis buitendienst en opzetten soortenregistratie

§ 8.1 @10

++

11.

Stimuleren van bewonersinitiatieven voor vergroenen in het kader de klimaatstrategie

§ 8.1 @11

++

12.

(Her)inrichtingsplannen toetsen op kansen voor opvangen van water en zorgen voor verkoeling als onderdeel van de groenbeheertoets

§ 8.2 @12

++

13.

(Her)inrichtingsplannen toetsen op beweegmogelijkheden als onderdeel van de groenbeheertoets

§ 8.3 @13

+

14.

Uitwerken protocol participatiebeleid, spelregels voor vergroenen en adoptie van groen

§ 8.3 @14

++

15.

Uitwerken beantwoorden bewonersvragen (FAQ)

§ 8.3 @15

++

16.

Uitwerken planning en berichten technisch onderhoud

§ 8.3 @16

++

17.

Uitwerken beheersingsbeleid voor eikenprocessierups en invasieve soorten

§ 8.4,7.7 @17

+++

18.

Opnemen van vervangingsinvestering voor groen in de begroting

§ 10.3 @18

+++

19.

Evaluatie Beleidsplan groenbeheer (elke 4 jaar) en jaarlijkse voortgangsrapportage van de acties uit uitvoeringsagenda

§ 10.1

+

10.2 Financieringsmogelijkheden

Uitgangspunt is om de groene projecten en kansen uit dit Beleidsplan groenbeheer zo veel als mogelijk mee te nemen bij andere (uitvoerings)projecten. Het is daarnaast wenselijk dat het groene vakgebied ook zelf kan beschikken over financiële middelen om groene kansen te kunnen realiseren.

Voor de financiering bestaan onder meer de volgende mogelijkheden:

  • Reguliere beleidstaken: bij het opstellen van de jaarplannen bekijken welke wensen kunnen worden uitgevoerd binnen de reguliere beleidstaken of -budgetten.

  • Reguliere beheer- en uitvoeringstaken: jaarlijks nagaan welke ruimtelijke voorstellen vanuit het reguliere beheer of binnen (kleinschalige) renovatie- en omvormingsprojecten kunnen worden uitgevoerd. Bij de prioritering van renovatieprojecten hier rekening mee houden.

  • Aanmelding meerjarenbegroting: projectvoorstellen waarvoor kennis of capaciteit binnen de gemeente ontbreekt, aanmelden als nieuw beleid of als uitvoeringsproject ten behoeve van de Meerjarenbegroting.

  • Kostenverhaal grondexploitatie: de Wet op Ruimtelijke Ordening (art. 6.24) biedt de mogelijkheid om vanuit ruimtelijke ontwikkelingen derden mee te laten betalen aan specifieke voorstellen uit dit Beleidsplan groenbeheer. Dit geldt alleen voor de voorstellen die een duidelijke samenhang vertonen met betreffende ontwikkeling. Om hiervoor in aanmerking te komen is een door de gemeenteraad vastgestelde lijst nodig met voorstellen die voorzien zijn van een goede onderbouwing (profijt, toerekenbaarheid en proportionaliteit).

  • Groen- en natuurcompensatie: voor ruimtelijke ontwikkelingen die ten koste gaan van (structuur) groen of natuurwaarden dient gezocht te worden naar compensatiemogelijkheden. Dergelijke verplichtingen zijn – afhankelijk van de gestelde eisen – te combineren met projecten die voortvloeien uit het Beleidsplan groenbeheer.

  • Subsidieregelingen: aanplant van groen en bomen, aanleg van natuur maar ook participatieprojecten worden vanuit de landelijke en provinciale overheid gestimuleerd via wisselende subsidieregelingen. Het is wenselijk de mogelijkheden te (laten) onderzoeken om hiervan gebruik te maken. Zie kaders voor enkele mogelijkheden.

  • Publiek-private samenwerking: zoeken naar partners die bepaalde voorstellen mee willen financieren. Zo heeft bijvoorbeeld ook een woningbouwcorporatie belang bij een hoogwaardig groene woonomgeving of hechten bedrijven belang aan een fraai beplante entree van het bedrijventerrein.

Het verdient aanbeveling om financiering van projecten en ruimtelijke voorstellen in een meer gedetailleerd uitvoeringsprogramma uit te werken. Hierbij kan dan per project of (type) ruimtelijke voorstel worden aangegeven welke financieringsbron van toepassing is.

LITERATUURLIJST

  • APV 2019

  • Bijdrage HSV Landsmeer‐Den Ilp t.b.v. Omgevingsvisie Landsmeer

  • Bomenverordening 2010

  • Duurzaamheidsvisie 2018

  • Groenbeleidsplan Landsmeer 2009-2019

  • Naar een Landsmeers UITVOERINGSPLAN KLIMAATADAPTATIE 2021-2024

  • Gronduitgifte- en grondprijzenbeleidsnota snippergroen gemeente Landsmeer 2016

  • IVN Twiske, memo omgevingsvisie

  • Mobiliteitsvisie Landsmeer 2017

  • Waterplan gemeente Landsmeer

  • Welstandsnota 2012

afbeelding binnen de regeling

De Breek

Ondertekening

BIJLAGE I, Wetten en regels voor flora en fauna

  • 1.

    Vigerende wetgeving

  • Er is Europese en landelijke wetgeving voor behoud en herstel van onze biodiversiteit. Deze bepaalt dat het een ieders verantwoordelijkheid is om alle inheemse soorten in gunstige staat van instandhouding te houden.

  • Sinds 2017 is dit uitgewerkt in de Wet natuurbescherming. In deze wet zijn de Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet samengevoegd. Sindsdien bepalen de provincies voor hun gebied wat wel en niet mag in de natuur. Ook zorgen zij voor het verlenen van vergunningen voor werkzaamheden in beschermde gebieden en ontheffingen voor werkzaamheden die nadelig effect hebben op beschermde soorten. De provincies zijn het bevoegd gezag en treden op als handhaver van deze wet. De Rijksoverheid blijft verantwoordelijk voor het beleid van de grotere wateren. De wet geldt voor zowel overheden als particulieren.

  • Overtreding van de Wet natuurbescherming is een economisch delict waarbij op basis van ‘strafrecht’ boetes worden gegeven en/of vervolging optreedt. Personen worden individueel aansprakelijk gesteld en eventuele opdrachtgevers kunnen te maken krijgen met aansprakelijkheid en vervolgschade.

  • 2.

    Verboden uit de wet

  • De Wet natuurbescherming heeft invloed op alle activiteiten die een negatief effect kunnen hebben op de gunstige staat van instandhouding van inheemse – van nature in Nederland voorkomende – planten en dieren en hun rust- en voortplantingsplaatsen of leefgebied. Voor gemeenten betekent dit zij de ‘zorg’ (algemene zorgplicht) hebben om aanwezige beschermde soorten binnen hun grondgebied op ‘peil’ te houden. Voor het gemeentelijke groenbeheer betekent dit dat het volgende verboden is:

    • Specifiek beschermde dieren en vogels te doden, te vangen of te verstoren.

    • Rust- en voortplantingsplaatsen van specifiek beschermde dieren en vogels te beschadigen, te vernielen of weg te nemen.

    • Eieren te beschadigen, rapen of bezitten.

    • Specifiek beschermde planten te plukken, verzamelen, afsnijden, ontwortelen of vernielen.

  • 3.

    Voorkomende soorten

  • Op dit moment is het niet goed bekend welke beschermde soorten in Landsmeer (mogelijk) voorkomen EN waar in het groenbeheer rekening mee dient te worden gehouden. Soorten die de afgelopen periode in verkennende onderzoeken werden genoemd voor een aantal ruimtelijke ontwikkelingen zijn:

    • Huismussen kleine marterachtigen in het wijkpark30 .

    • Foerageergebied van jaarrond in gebruik zijnde nesten van Sperwer en Buizerd.

    • Kleine zoogdieren en marters in de rietstroken langs ‘De Gouwe’.

    • Wijkpark en Sportpark als (klein) onderdeel van een vliegroute door vleermuizen.

    • Verblijfplaatsen of essentieel leefgebied van Huismus, Ransuil en Boomvalk in Havenzathe31 .

  • Met het ingaan van de Wet natuurbescherming zijn veel zeldzame of bijzondere planten (meestal Rode Lijstsoorten) niet meer beschermd. Omdat met veel van deze soorten vaak wel jarenlang zorgvuldig is omgegaan, is het niet juist om deze soorten nu te vergeten. Gemeente kunnen er daarom voor kiezen om deze soorten te beheren alsof het beschermde soorten zijn.

    Rode lijsten

    Een Rode lijst is een overzicht van soorten die uit Nederland zijn verdwenen of dreigen te verdwijnen. Dit wordt bepaald op basis van zeldzaamheid en/of negatieve trend. De lijsten worden periodiek vastgesteld door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De Minister bevordert onderzoek en werkzaamheden die nodig zijn voor bescherming en beheer. Rode lijsten hebben geen juridische status. Bron: website Rijksoverheid 

  • 4.

    Instrumenten

  • Omdat niet altijd te voorkomen is dat er schade optreedt, kent de wet drie instrumenten voor het omgaan met deze verboden: ontheffing, vrijstelling en vrijstelling op basis van een gedragscode. Gemeente Landsmeer zou bij het beheren van het openbaar groen zoveel als mogelijk is volgens een door de minister goedgekeurde gedragscode kunnen werken. Vallen werkzaamheden niet onder het inzetbereik van de gedragscode dan zal een ontheffing bij de provincie moeten worden aangevraagd. Voor het groenbeheer zal dit eventueel nodig zijn bij:

    • Vellen van rijen bomen die vleermuizen gebruiken als essentiële migratieroute.

    • Het omvormen van percelen met verblijfplaatsen van Europees beschermde soorten (Habitatrichtlijn).

  • In de praktijk zal het werken met een gedragscode betekenen dat voorafgaand aan werkzaamheden gecontroleerd dient te worden of er beschermde soorten aanwezig zijn die nadelig effect van de werkzaamheden zullen gaan ondervinden. Welke aanpassingen worden gedaan wordt vastgelegd zodat het aantoonbaar is dat er zorgvuldig wordt gehandeld.

  • 5.

    Inventarisatie en monitoring

    Om rekening te kunnen houden met beschermde planten en dieren is het in de eerste plaats belangrijk om ze te kunnen herkennen, te weten waar ze voorkomen en in het bijzonder waar hun verblijf- of standplaatsen zich bevinden. Daarnaast is het relevant om te weten wat de trend in aantallen is ofwel is er sprake van een gunstige staat van instandhouding? Bij het groenbeheer is het nodig om daarvoor de volgende gegevens in beeld te brengen en actueel te houden.

    • Nesten van vogels die jaarrond gebruik maken van hun nest (o.a. van roofvogels en ransuilen) of in kolonies broeden (o.a. reiger).

    • Winter- en kraamverblijfplaatsen van boombewonende vleermuizen (massaverblijven).

    • Standplaatsen van beschermde planten (hotspots waar veel exemplaren bijeen staan).

    • Holen van marterachtigen en beschermde muizen.

    • Broeihopen van ringslangen.

    • Concentraties van standplaatsen van beschermde planten.

    • Waardplanten van vlinders en libellen.

  • Het zal een actie voor de komende jaren worden om hier invulling aan te geven en te zorgen dat de eigen medewerkers hier meer kennis van krijgen zodat hier mee oog voor komt.

  • Voor soorten die mobiel zijn of zich snel aanpassen is het belangrijk om voorafgaand aan werkzaamheden het te bewerken areaal te controleren op aanwezigheid van nesten of andere verblijfplaatsen of standplaatsen van beschermde dieren en planten. Indien deze worden aangetroffen worden de werkzaamheden zodanig aangepast dat zij geen nadelig effect op de soort hebben, door bijvoorbeeld ruim om het nest heen werken of op een ander tijdstip terugkomen. Belangrijk is dat aantoonbaar is dat een ‘ecologisch deskundige’ de aanwezigheid van soorten heeft aangetoond of juist niet. Ook in de uitvoering is basiskennis over het zorgvuldig handelen volgens de natuurwetgeving noodzakelijk en ook al aanwezig.

BIJLAGE II, Samenvatting resultaten enquête

Er is in november 2020 een enquête uitgezet onder de deelnemers van de expertgroep (22 personen). Dit zijn interne en externe bij groen betrokken partijen. (Onderzoekdoen.nl – Input voor het nieuwe beleidsplan groenbeheer gemeente Landsmeer). Het aantal respondenten bedroeg 16 personen. Onder de respondenten waren 7 inwoners, 5 medewerkers van de gemeente en 4 personen namens een terreinbeherende organisatie.

Onderstaand de resultaten op hoofdlijnen per inhoudelijke vraag.

  • 1.

    Thema groen en kwaliteit

  • Wat is voor u het belangrijkste dat in het nieuwe groenbeleidsplan meegenomen dient te worden?

    • Houden wat het nu is 3x

    • Meer groen en bomen 4x

    • Ander groen 4x

    • Andere reactie (medewerkers gemeente) 6x

      • -

        Duidelijk maken welk groen verkocht mag worden

      • -

        Balans in ambitie en beheersbaarheid

  • 2.

    Thema groen en kwaliteit

  • Worden de bomen en het groen (van gemeente, andere beheerders en inwoners) naar uw indruk voldoende beschermd?

    • Goede balans 6x

    • Te gemakkelijk weggehaald 4x

    • Alleen groenstructuur beschermen 0x

    • Onvoldoende inzicht 4x

  • 3.

    Thema groen en duurzaamheid

  • Welke kansen ziet u voor het verduurzamen van het openbaar groen / de openbare ruimte in gemeente Landsmeer?

    • Zorgen dat groen lang meekan 3x

    • Zorgen dat groen meer multifunctioneel wordt 13x

  • 4.

    Thema groen en duurzaamheid

  • Wat weegt zwaarder: de kwaliteit of de kwantiteit van bomen?

    • Liever minder bomen, dan veel bomen die niet op de juiste plaats staan of niet goed groeien 11x

    • Plant vooral zoveel bomen mogelijk aan, iedere boom telt. 2x

    • Veiligheid van bomen staat voorop. 2x

  • 5.

    Thema groen en duurzaamheid

  • Moeten bestaande bomen en groen worden ingepast als het gaat om nieuwe ontwikkelingen?

    • Ja, natuurlijk, mits ze van goede kwaliteit zijn. 11x

    • Nee, met een schone lei (en grond en groen) beginnen. 3x

  • 6.

    Thema groen en duurzaamheid

  • Gezien de aankomende bezuinigingen, waar ziet u kansen om met minder middelen het groen voor de langere termijn goed in te richten en te onderhouden?

    • Inwoners bij het groenonderhoud betrekken 5x

    • Extensiever onderhoud (minder maaien) 8x

  • 7.

    Thema groen en biodiversiteit

  • Is er voldoende variatie in beplantingsvormen? (denk aan vaste planten, bloemenweide, ruigte, hagen, sierstruiken, solitaire bomen, boomgroepen, bosjes etc.)

    • Ja, vooral zo laten als het nu is. 2x

    • Nee, het mag veel natuurlijker. 8x

    • Nee, het mag veel netter en strakker. 1x

    • Anders: dit weet ik niet 4x

    • Anders: meer balans 1x

  • 8.

    Thema groen en biodiversiteit

  • Met welke maatregelen kan de biodiversiteit in Landsmeer worden vergroot?

    • Het aanleggen van bloemen/vlinder/bijen/insectenlinten door de hele gemeente. 10x

    • Stimuleren van meer natuurlijke particuliere tuinen. 3x

    • Het omvormen van grote percelen openbaar groen naar meer natuurlijk groen. 1x

    • Anders: Er zijn voldoende recreatie en wandelmogelijkheden maar het bereiken daarvan kan een obstakel zijn. Er zijn veel onveilige situaties voor fietsers en voetgangers in Landsmeer. 1

    • Anders: Met alle drie kan dit, kijk wat er kan! 1

  • 9.

    Thema groen en gebruik

  • Nodigt het openbaar groen/ openbare ruimte voldoende uit:

    • Tot het maken van ommetjes vanuit de woning of wijk? 7x

    • Tot spelen, sporten en recreëren? 2x

    • Om te verblijven, te ontdekken? 2x

    • Anders: Alle genoemde opties zijn mijns inziens

    • voldoende gevarieerd aanwezig en dit lijkt mij ook belangrijk. 1x

    • Anders: Dat weet ik niet 2x

    • Anders: Nee, maar is ook moeilijk met polder in de buurt. 1x

  • 10.

    Thema groen en gebruik

  • Biedt de gemeente ruimte voor het participeren in het groen en het meedenken over groenplannen?

    • Ja, voldoende. 5x

    • Nee, ik zou graag meer willen. 8x

  • 11.

    Thema groen en gebruik

  • Is het een goed idee om adoptie van groen door bedrijven en inwoners te stimuleren?

    • Ja, altijd doen. 4 x

    • Ja, mits er heldere regels zijn. 11x

    • Nee, niet doen. 1x

  • 12.

    Thema groen en gebruik

  • Ziet u mogelijkheden om het groen binnen de bebouwde kommen van de gemeente meer te verbinden met het groen/landschap van het buitengebied? Het kan bijvoorbeeld gaan om het creëren van doorgaande groen- ecologische verbindingen, maar mogelijk ook verbindingen voor wandelen en fietsen. Hoe staat u hier tegenover?

    • Voor het verbeteren van biodiversiteit is dit wenselijk of nodig. 2x

    • Voor het verbeteren van de recreatieve mogelijkheden is dit wenselijk of nodig. 3x

    • Voor zowel de biodiversiteit als het verbeteren van de recreatieve mogelijkheden

    • is dit wenselijk of nodig. 4x

    • Maak geen nieuwe verbindingen het is goed zoals het is (graag toelichten). 2x

    • Anders: hier heb ik niet zoveel beeld bij. Wel lastig om de verbindingen te maken denk ik omdat er vele bijzondere bestemmingen aanwezig zijn in het buitengebied waar erg weinig mag 1x

  • 13.

    Thema groen en gebruik

  • Op welke manier zou u kunnen of willen bijdragen aan voorgenoemde verbinding?

    • Ik zie hier geen mogelijkheden voor. 5x

    • Meedenken/werken aan bijv initiatieven voor nieuwe wandel/fietsroutes? 8x

    • Anders: Adopteren bremstrook in mijn buurt 1x

    • Anders: bestemmingsplantechnisch en juridisch toetsen te doen 1x

    • Anders: Zelfbeheer 1x

  • 14.

    Thema groen en participatie

  • Op welke wijze zou u een bijdrage kunnen geven aan groen en kwaliteit & bescherming & duurzaamheid & biodiversiteit?

    • Meedenkend aan de voorkant 4x

    • Voorlichting en excursies 1x

    • Verkennen en plannen maken 3x

    • Berm- en agrarische beheren 2x

  • 15.

    Thema groen en participatie

  • Zou u behoefte hebben aan een structureel overleg ‘groen en landschap’ met alle partners die actief zijn in het groen van de gemeente?

    • Ja, een ‘groen en landschap’ structureel overleg op lijkt me zinvol. 4x

    • Nee, alleen overleggen wanneer dit nodig is. 9x

    • Anders: als ik hierbij een juridische bijdrage kan leveren is dit interessant voor mij 1x

    • Anders: Voor meedenken en overleggen sta ik altijd open maar ik moet dan wel iets toe kunnen voegen vanuit sociaal domein. Over duurzaamheid en biodiversiteit heb ik geen deskundigheid en daar voeg ik dus ook niets toe. 1x

  • 16.

    Tips voor de gemeente

  • Wat zou u de gemeente nog expliciet willen meegeven bij het opstellen van het nieuwe groenbeleidsplan?

  • Groen wordt een steeds belangrijker onderdeel van de openbare ruimte en voor het realiseren van klimaat en duurzaamheidsdoelen. Dit rechtvaardigt om te investeren in vakkennis om de juiste beslissingen te nemen voor de toekomst. Maak ruimte voor proefprojecten op tijdelijke braakliggende terreinen, waarbij medewerkers van groen en infra combinaties uitproberen met verhardingsmaterialen in combinatie met beplantingssoorten. Zorg voor structureel overleg met andere gemeenten met hetzelfde bodemprofiel.

  • Denk na over mogelijkheden om stenen tuinen te belasten en het geld dat daaruit voortvloeit in te zetten in groenonderhoud en aanplant.

  • Schakel hierbij ook woningbouwverenigingen in. Zoals er nu door een van de verenigingen aan allerlei woonblokken nestkastjes worden opgehangen, moet er voorlichting komen voor zowel de woningbouwcoöperatie als de huurders dat die kastjes alleen maar zin hebben als er voor de daarin broedende vogels en vleermuizen voldoende bomen, planten bloemen aanwezig zijn waar ze hun voedsel kunnen halen. Kortom: er moet voorlichting komen over/bewustwording van feit dat alles in het groen met elkaar samenhangt. Dat het groenbeheer daarop afgesteld moet zijn.

  • Betrek bewoners er direct bij.

  • Zorg ervoor dat het groen in de woonwijken er verzorgt uit blijft zien om het wooncomfort te behouden cq te verbeteren. Parken en natuurterreinen mogen meer het natuurlijke karakter krijgen waardoor minder onderhoudskosten.

  • Natuurvriendelijke oevers aanleggen in combinatie met waterberging (maar ja, de grond is duur....)

  • Betrek de burgers en het bestemmingsplan erbij om onwil en onmogelijkheden te voorkomen

  • Ik begreep dat de wegen op termijn ook van het hoogheemraadschap in het buitengebied naar de gemeente gaan, dan is een goede 1 afstemming met de agrariërs heel belangrijk.

  • Doe het samen met inwoners!

  • Denk niet alleen aan groene planten. Het water is ook "groen"

  • Participeren is een middel en niet een doel. Kijk hoe je dit zo efficiënt mogelijk kan inzetten maar laat het doel van het beleidsplan leidend zijn.

  • Als je groen plant in het kader van klimaatadaptatie zorg er dan voor dat het grondwerk ook in orde is.

  • Als je bewoners in Havenzathe oproept om hun tuinen en garageboxen te vergroenen, faciliteer hen dan ook bij het afvoeren van zand en stenen.

  • Zorg er bij bladoverlast voor dat je bladeren opzuigt in plaats van blaast. Blad blazen zorgt namelijk voor grote hoeveelheden fijnstof en is niet goed voor de gezondheid

  • Staar je bij het compenseren van bomen niet blind op compensatie door andere bomen. Dit moet je alleen doen als dit past in het geheel en de bomen ook voldoende ruimte en tijd hebben om tot wasdom te komen. Als dat niet mogelijk is, dan kan je beter overwegen om te compenseren met ander groen, of het groen in particuliere tuinen te stimuleren.

BIJLAGE III, Zondering onderhoudskwaliteit 2009

afbeelding binnen de regeling

BIJLAGE IV, Matentabel bomen

Toelichting bij de tabel

Deze matentabel geldt als vaste randvoorwaarde voor toepassing van bomen in de openbare ruimte in nieuwe situaties (stedelijke uit- en inbreidingen). Bij aanpassingen in bestaande situaties gelden de richtlijnen in de matentabel als ‘na te streven waarden’. Bestaande situaties kennen namelijk meer ruimtelijke beperkingen, waardoor maatwerk nodig is om – in afstemming met de andere vakdisciplines – te komen tot een integraal afgestemde inrichting van de openbare ruimte. Het doel is in alle gevallen om tot een voor de gehele openbare ruimte een duurzaam en efficiënt te onderhouden inrichting te komen. Gemeentelijk uitgangspunt is om alleen bomen aan te planten mits dit binnen het straatprofiel mogelijk is of op reële wijze mogelijk is te maken. Voorop staat dat de aan te planten bomen zowel ondergronds als bovengronds de ruimte krijgen die past bij de gewenste levensduur.

Vaktechnisch wordt er onderscheid gemaakt tussen ‘plantgat’ en ‘groeiplaats’. Plantgat is het gat dat je maakt om de boom te planten. De groeiplaats is het gehele vak/gebied dat bestemd is voor de boom.

Een groeiplaats kan door gebruik te maken van bijvoorbeeld bomenzand ook onder de verharding doorlopen zonder dat de boomwortels overlast te veroorzaken.

Een plantgat van circa 1x1x1m met goede bomengrond geeft gemiddelde groeiruimte voor kleine boomsoorten of hooguit 10-15 jaar. Door bij aanleg ook ruimte voor een ruimere ondergrondse groeiplaats te maken kan de levensduur in verhouding worden verlengd. De meest eenvoudige oplossing is het aanbrengen van bomenzand op plaatsen waar wortels mogen groeien. Dit zorgt bij aanleg slechts voor geringe meerkosten per boom.

Bomenzand is een mengsel van schoon, eentoppig zand en groencompost. Het heeft speciale eigenschappen waarin bomen goed kunnen wortelen. De grond kan worden verdicht en bestraat voor ‘lichte’ verhardingen (alleen bij voet- en fietspaden met elementverharding).

Bomengrond is een rijkere teelaarde voor het planten van bomen in open grond. Het verschil met teelaarde is het hogere percentage organische stof en een hoger gehalte aan voedingsstoffen.

MATENTABEL BOMEN

Onderwerp

1e grootte

2e grootte

3e grootte

Hoogte

>12 m1

6-12 m1

<6m1

Kroondiameter

>8 m1 

5-8 m1 

<5m1 

Verwachte minimale kroonprojectie

115 m2

65 m2

20 m2

Stamdoorsnede

0,50-1,20 m1 

0,40-0,60 m1 

0,20-0,50 m1 

Afstand hart stam tot gevel *1

>7 m1

>5 m1

>2,5 m1

Bewortelbare ondergrondse ruimte *2 

>30 m3

>20 m3 

>10m3 

Oppervlakte plantvak of – sleuf bij bomen in verharding

25 m2 of >3m1 

15 m2 of >2 m1 

10 m2 of > 1,5 m1 

Minimale plantmaat nieuwe boom

14-16

14-16

12-14

Afstand hart stam tot lichtmast *3

4 m1

4 m1

4 m1

Afstand hart stam tot trottoirband *4 

0,45-50 m1 

0,45-50 m1 

0,45-50 m1 

Vrije trottoirruimte (excl. boomspiegel)

0,90 m1

0,90 m1

0,90 m1

Afstand hart stam tot kabels/leidingen*5 

3 m1 

2 m1 

1 m1 

Vrije doorgangszone *6 

  • -

    wegen

  • -

    fietspaden

  • -

    voetpaden

  • -

    gras, gazon of beplanting

4,50 m1

3,5 m1

2,5 m1

-

4,50 m1

3,5 m1

2,5 m1

-

4,50 m1

3,5 m1

2,5 m1

-

*1  Dit is de benodigde groeiruimte voor tenminste 25 jaar; vuistregel 1-0,5-0,25 m3 groeiruimte per jaar voor respectievelijk 1e-2e-3e grootte. Gemiddeld genomen vindt eens in de 20-30 jaar aanpassing van de openbare ruimte plaats. Dit is dan tevens een natuurlijk moment om te bepalen of uitbreiding van de groeiplaats al dan niet nodig is.

*2  Hanteer als vuistregel 50% + 1 meter van de verwachte kroondiameter van de toe te passen boomsoort. Oppervlakte is ook afhankelijk van de hoogte van het grondwater.

*3 Afstand afhankelijk van het verlichtingsplan.

*4 Wettelijke afstand (5:42 BW) tot de erfgrens is 2 meter; voor openbare bomen is hierop uitzondering mogelijk.

*5 Afstand tot buitenkant buis of tracé; bij voorkeur buiten verwachte kroonprojectie projecteren. Kabelgoten toepassen indien kabels en leidingen binnen de voor de boom gereserveerde doorwortelbare ruimte worden gelegd.

*6  De takvrije zone van de stam is hoger dan genoemde hoogtematen, aangezien takken doorhangen. De eigenschappen van de specifiek toegepaste boomsoort bepalen wat de bijbehorende takvrije zone moet zijn in relatie tot de vrije doorgangszone.

BIJLAGE V, Groenbeheerparagraaf/beheertoets

Het is belangrijk dat direct bij de start van een ruimtelijk project32 de uitgangspunten, randvoorwaarden en eisen/wensen voor het nieuw aan te leggen en/of bestaande groen in kaart worden gebracht en vastgelegd. Hiervoor kan een gemeente gebruik maken van het instrument ‘groenparagraaf’. Dit document legt kort en bondig vast wat binnen het projectgebied de groene waarden zijn, welke juridische randvoorwaarden gelden en wat de beleidsambities zijn.

De groenparagraaf zorgt ervoor dat de discipline Groen vanaf de start op evenwichtige wijze meegenomen wordt in de ontwerp- en planfase en zodoende meeweegt bij te maken ruimtelijke en thematische keuzes. Hiermee komen consequenties voor het groen vroegtijdig in beeld en is tijdige bijsturing mogelijk. De groenparagraaf wordt aangevuld met een ‘beheerparagraaf’ zodra het ruimtelijke initiatief concreet uitgewerkt is naar een (concept)plan. De beheerparagraaf bevat een toets op zowel de beheerbaarheid als de beheerkosten van het nieuw aan te leggen openbaar groen en het eventueel in te passen bestaande groen.

Dit is het format en bij een nieuw project werk je het uit zodat in de besluitvorming de consequenties voor groen en beheer meewegen. Dit kun je ook breder als ‘Beheerparagraaf’ zien waarbij ook naar wegbeheer e.d. wordt gekeken.

Inhoud groenbeheerparagraaf/beheertoets (format)

  • Inleiding met doel van de groentoets/beheerparagraaf.

  • Beschrijving ruimtelijk initiatief/project.

  • Inventarisatie van bestaande groen en bomen en aanwezige beschermde soorten: wat is waardevol en beschermingswaardig en in te passen? Zowel tekstueel als visueel (kaart waar dit groen en de soorten ligt) vertalen naar het niveau van het plangebied en de directe omgeving.

  • Inventarisatie van beleid: wat zijn uitgangspunten en wensen vanuit het beleid (groenbeleidsplan, maar mogelijk ook provinciaal/landelijk beleid). Zowel tekstueel als visueel vertalen naar niveau plangebied.

  • Toetsing van de gewenste ruimtelijke en groeninrichting aan de eisen voor inrichting, aanleg en beheerbaarheid van openbare groenvoorzieningen (matentabellen).

  • Doorrekening van de beheerkosten aan de hand van kwaliteitsniveau, areaal en eenheidsprijzen.

  • Overige aandachtspunten voor het groen en beschermde soorten bij realisatie van het project.

Het uitwerken van een beheertoets/beheerparagraaf hoort thuis in het RO-proces voor ruimtelijke ontwikkelingen.

BIJLAGE VI, Legenda groenstructuurkaart

Symbool

Omschrijving

Toelichting

afbeelding binnen de regeling

Groenstructuur – bestaand

Groen (incl. bomen) met een structurerende betekenis op wijk-, kern- of gemeenteniveau

afbeelding binnen de regeling

Groenstructuur – derden

Groen in eigendom van natuurbeherende instanties, woningbouwvereniging of particulier

afbeelding binnen de regeling

Waterstructuur – bestaand

Water met een structurerende betekenis op wijk-, kern- of gemeenteniveau

afbeelding binnen de regeling

Woonomgevingsgroen

Groen (incl. bomen) met een ruimtelijke en/of functionele betekenis op straat- of buurtniveau

afbeelding binnen de regeling

Overige water

Overige waterstructuren niet zijnde hoofdstructuur

afbeelding binnen de regeling

Buitengebied

Agrarisch gebied

afbeelding binnen de regeling

Natura 2000 – gebied

Europees beschermde natuurgebieden

afbeelding binnen de regeling

Natuurnetwerk Nederland

Nationaal beschermde natuurgebieden

afbeelding binnen de regeling

Historische weg (lint)

Weg als onderdeel van het historische wegenpatroon, al dan niet met een verkeersontsluitende functie

afbeelding binnen de regeling

Verbinding groenstructuur – gewenst

Kans voor het versterken of ontwikkelen van een belangrijke schakel binnen de groenstructuur

afbeelding binnen de regeling

Verbinding waterstructuur – gewenst

Kans voor het versterken of ontwikkelen van een belangrijke schakel binnen de groenstructuur

afbeelding binnen de regeling

Groene buffer

Belangrijk groengebied van derden

afbeelding binnen de regeling

Hoofdstructuur bomen – bestaand

Laan of bomenrij met een structurerende betekenis op gemeente- of kernniveau

afbeelding binnen de regeling

Hoofdstructuur bomen – gewenst

Kans voor het versterken of ontwikkelen van een laan of bomenrij op gemeente- of kernniveau

afbeelding binnen de regeling

Recreatieve route of doorsteek – bestaand

Bestaande fiets- of wandelverbinding of groen ommetje

afbeelding binnen de regeling

Recreatieve route of doorsteek – gewenst

Gewenste fiets-/wandelverbinding of groen ommetje

afbeelding binnen de regeling

Bloemen/insectenlint – bestaand

Bestaande zone ingericht specifiek voor insecten (bijen)

afbeelding binnen de regeling

Bloemen/insectenlint – gewenst

Gewenste zone ingericht specifiek voor insecten (bijen)

afbeelding binnen de regeling

Zichtlijn

Open te houden doorkijk naar het buitengebied of object

afbeelding binnen de regeling

Uitzichtpunt

Locatie waarbij vanuit het groen fraai uitzicht is te beleven over de wijdere omgeving

afbeelding binnen de regeling

Markant object / landmark

Historisch beeldbepalend object als kerk of molen dat vaak een ensemble vormt met groen en/of via zichtlijnen visueel verbonden met de ruimere omgeving

afbeelding binnen de regeling

Boom – beeldbepalend 2015

Boom opgenomen in de bomenlijst van 2015 (niet vastgesteld)

afbeelding binnen de regeling

Boom – beeldbepalend 2019

Boom die is opgenomen op de lijst waardevolle bomen 2019 (niet vastgesteld)

afbeelding binnen de regeling

Boom - bestaand

Bestaande boom zonder specifieke status

afbeelding binnen de regeling

Klimaatgroen – bestaand

Locatie (bestaand groen) met een functie voor retentie en/of verkoeling

afbeelding binnen de regeling

Klimaatgroen - gewenst

Locatie (gewenst groen) met een functie voor retentie en/of verkoeling

afbeelding binnen de regeling

Natuurlijk/ecologisch groen

Groen of water met een natuurlijke/ecologische functie

afbeelding binnen de regeling

Biotoop beschermde flora en/of fauna

Essentieel leefgebied of migratieroute van lokale populaties beschermde dieren of planten (nu niet bekend)

afbeelding binnen de regeling

Cultuurlijk/parkachtig groen

Groen met een cultuurlijke/parkachtige uitstraling en stedelijke gebruiksfuncties

afbeelding binnen de regeling

Sport- en recreatiegroen

Sportvelden en recreatieterrein

afbeelding binnen de regeling

Speelgroen

Speelplek/water in een groene omgeving

afbeelding binnen de regeling

Gemeentegrens

 

BIJLAGE VII, Uitwerking groenvisie per wijk

Historische ontwikkeling

De eerste structuur (11e of 12e eeuw) in Landsmeer is voornamelijk gevormd door menselijke ingrepen. Door graverijen ontstonden waterloopjes met hiernaast de bebouwingen. Het water bepaalde de structuur. Vanaf de 15e eeuw vestigde men zich langs het huidige dorpslint. Van akkerbouw ging men over op veeteelt en turfwinning. Na een achteruitgang en verval van het dorp bloeide in de tweede helft van de 19e eeuw de pluimveehouderij op. Hierbij werden een groot aantal schuren en loodsen gebouwd. Een deel van deze bebouwing is nog aanwezig.

Na de oorlog breidde het dorp zich gestaag uit. Het oude dorp (jaren 50 en 60) groeide. In de jaren 70 werd de wijk Nieuwe Gouw opgezet. In de jaren 80 volgde Luijendijk. De structuur van het lint en de buitengebieden laten nog de oude waterlopen zien. In de naoorlogse bebouwing is nog maar weinig (water)structuur herkenbaar. Met het ontwerp van de laatste uitbreiding, Luijendijk-Zuid, is weer gekeken naar het verleden en heeft men rekening gehouden met de lijnenstructuur van de oude kavels en sloten. Waar voorheen Ilpendam nog bij Landsmeer hoorde is door een herverdeling in de jaren 80 Den Ilp en Purmerland bijgevoegd.

afbeelding binnen de regeling

  • 1.

    Ontstaansgeschiedenis

  • De gemeente Landsmeer is onderdeel van het grootschalige veenweidegebied Waterland. De kernen Landsmeer, Den Ilp en Purmerland, zijn ontginningsnederzettingen ontstaan langs een wegsloot. Deze weg liep van Kadoelen tot Purmerend. Dwars op de wegsloot werden sloten gegraven en op de smalle percelen werden boerderijen gebouwd. De dorpen Landsmeer, Den Ilp en Purmerland hebben zich tot 1850 ontwikkeld tot een langgerekte tweezijdig bebouwde nederzetting langs de wegsloot. Vandaar uit zijn in de loop der jaren in het dorp Landsmeer de volgende wijken ontwikkeld:

    • Noordoost (plan centrum noord)

    • Luijendijk (west)

    • Havenzathe

  • Per deelgebied en wijk volgt een toelichting bij de groenstructuurkaart.

  • 2.

    Het Lint

  • 2.1

    Omschrijving

  • Het lint (Noordeinde, Zuideinde inclusief het centrum en de begraafplaats) is de doorgaande weg tussen Amsterdam Noord en Purmerend ontstaan door de veenontginning van Waterland. Aan de oostkant van de weg aan weerszijden een smalle berm, ligt een zogeheten wegsloot. Aan beide zijden van de weg staan woningen op particuliere kavels met aan weerzijden sloten. Vanaf de weg (en vanuit de achterzijde van de woningen) is er overal een weidse blik naar het achterland het open veenweidegebied en de plassen. Het lint is in de loop der eeuwen door bebouwing verdicht en de bermsloot is deels gedempt.

    afbeelding binnen de regeling

  • Het groen in dit deelgebied wordt vooral bepaald door erfbeplantingen. (Lei-)bomen en kleurig beplante tuinen met grindpaden aan de voorzijde van de woningen en knotwilgen aan de randen van de kavels langs het water. Deze sfeer is op verschillende plekken langs het lint nog duidelijk zichtbaar. De omvang van de woningen (en vaak ook een bedrijf) is in de loop van jaren flink groter geworden en de inrichting van erven strakker en steniger. Door de verdichting is de oorspronkelijke verkaveling, met name in de dorpen, niet of nauwelijks meer zichtbaar.

  • Door het toenemende (vracht-) verkeer op deze smalle weg ontstaan er regelmatig knelpunten in de verkeersveiligheid. Aanpassingen van de weginrichting (profiel) om dit op te lossen gaan vaak ten koste van de ruimte voor groen.

  • 2.2

    Karakteristieke groene elementen

  • Smalle grasbermen aan weerszijde van de weg.

    • Solitaire bomen (ook leibomen) voor de woningen.

    • Knotbomen langs de watergangen haaks op de weg.

    • Overwegend groen ingerichte tuinen en erven (zie ook Ervenhandboek).

    • Doorzichten naar het achterland.

    • Groene monumentjes (herdenkingsplekken, o.a. Keernlaantje, Gruttolaantje)

  • 2.3

    Opgaven en nog op te pakken items

  • Behouden en versterken van een groen aanzicht door (aan beide zijden van de weg) door:

    • a.

      Het stimuleren van groene erfinrichtingen, natuurvriendelijke oevers en elzenbeplanting als natuurlijke beschoeiing.

    • b.

      Behouden en opnieuw creëren van doorzicht/zichtlijnen en wandelmogelijkheden (groene ommetjes) naar het achterland, hetzij over het water hetzij over de erven.

    • c.

      Planten van grote bomen als wilg, linde, abeel, e.d. op gemeentelijke grond waar voldoende ondergrondse groeiruimte aanwezig of te realiseren is.

    • d.

      Accentueren van entrees, monumenten en markante plekken (zie foto’s).

    • e.

      Vergroenen van stenige plekken (anti-hitte) zoals parkeerplaats achter supermarkt, evenemententerrein, nieuwbouw Breekoever en Raadhuisplein.

    • f.

      Verbinden van groene structuren om de wijk met bomenrijen door de wijk (Kerkstraat met Herculesstraat).

  • afbeelding binnen de regeling

    afbeelding binnen de regeling

    Zuideinde, entree van het dorp accentueren. Zichtbaar maken dat het Lint doorloopt middels groene/blauwe invulling (nu verkeerstechnisch opgelost)

    Vanuit de IJdoornlaan het lint benadrukken door het creëren van de sfeer van het lint langs de fietsstrook, of voor Zuideinde 83 en/of 114.

    afbeelding binnen de regeling

    afbeelding binnen de regeling

    Voorbeeld kavelinrichting 2, historisch inrichting kavel, met brede zichtlijn naar het achterliggende land

    Voorbeeld kavelinrichting 1, moderne inrichting kavel naar idee van oorspronkelijke erfbeplanting

    afbeelding binnen de regeling

    afbeelding binnen de regeling

    Voorbeeld groene inrichting (Dorpstraat/Beekstraat) markante plekken

    Gewenste groene inrichting (anti-hitte) bv met enkele grote bomen (achter supermarkt Burg. Postweg)     

       

  • 3.

    Noordoost

  • Onder de wijk Noordoost vallen de volgende gebieden:

    • Beekstraat.

    • Oude dorp (Raadhuisstraat e.o.)

    • Dorpsuitbreiding Oost

    • Dorpsuitbreiding Noord

  • afbeelding binnen de regeling

  • 3.1

    Omschrijving

  • De oudste straten zijn de van Beekstraat en de Raadhuisstraat, waartussen het oude dorp ontstaand. De Beekstraat is een oude weg met lintbebouwing, hier zonder wegsloot.

  • Oost is een uitbreidingswijk uit jaren 50 en 60. In Noord zijn de buurten in de decennia erna ontwikkeld met de jongste buurt in het uiterste noordoosten. In deze wijk zijn de oude verkavelingstructuren in de vorm van oost-west georiënteerde watergangen, nog goed herkenbaar in het stedenbouwkundig concept. Veel groen is gekoppeld aan dit water wat fraaie wijkparkjes heeft opgeleverd.

  • Ondanks dat dit gebied tijdens verschillende bouwstromen is ontstaan, heeft het een eenduidige sfeer van rijtjeswoningen binnen een helder stratenpatroon. Direct ten zuiden van de Gortesloot is sprake van een tuinwijk met waterpartijen en groen in een ruimere setting. Aan de noordkant van de Gortesloot is de verkaveling rechtlijniger en compacter van opzet. De bungalows langs de Lisstraat en De Gouwe belemmeren het doorzicht vanuit de openbare ruimte naar het landelijke gebied.

  • 3.2

    Karakteristieke groene elementen

    • Robuust groen gekoppeld aan watergangen.

    • Bomen en korte bomenrijen in groene vakken op de kopse kanten van woonblokken.

    • Overdadig groen in de woonstraten (van de woningen afgekeerd).

  • 3.3

    Opgaven en nog op te pakken items

  • Creëren van groene verbindingen door de wijk (oost-west en noord-zuid) waar mogelijk gekoppeld aan het water:

    • a.

      Langs de oude wegstructuren stimuleren van groene voortuinen en aanbrengen van groene accenten in de vorm van solitaire bomen.

    • b.

      Verbinden van solitaire gelegen waterpartijen in het midden van de wijk met de omringende buurten en het buitengebied (bv Reiger- Roerdomp en Scholeksterlaan of Aal-scholverstraat en Zultestraat (herinrichting gepland voor 2025)).

    • c.

      Oevers en groen langs water meer natuurvriendelijke inrichten en onderhouden, bv langs de Gortesloot en de Laansloot.

    • d.

      Zichtlijnen op het water en omgeving versterken en/of creëren, bv op De Gouw maar ook in het meest noordelijke deel van de wijk (veel verstopt achter gesloten huizenrijen).

    • e.

      Buitengebied rond de wijk (overwegend Natura 2000-gebied) toegankelijk maken vanuit de wijk voor wandelen bv met struinroutes door rietlanden (bv omgeving HUS).

  • 4.

    Luijendijk

  • Tot dit gebied behoren:

    • a.

      Luijendijk noord en zuid.

    • b.

      Sportvelden.

    • c.

      Volkstuinen.

    • d.

      Begraafplaats.

    • e.

      Bedrijventerreinen Scheepbouwersweg.

  • afbeelding binnen de regeling

  • 4.1

    Omschrijving

  • De wijk Luijendijk-noord is gebouwd in de periode 1977 tot 1981. De wijk is duidelijk gebouwd in de stijl van de jaren 80 met korte straten en woonerven met robuuste groenstroken aan de randen. Het groen tussen de huizenblokken bestaat uit kleinere en versnipperde groenvakken (deels verdwenen door parkeerdruk). Hierdoor oogt de wijk vrij stenig.

  • Luijendijk-zuid is de meest recent uitbreiding van Landsmeer uit de jaren 2000-2020, met de eerste hoogbouw (3-4 lagen) langs de Zuiderzeelaan. De voortuinen zijn voorzien van hagen en de bomen in de straat zijn zo geplaatst dat zij voor zonnepanelen op de daken zo min mogelijk een belemmering vormen maar wel voor schaduw in de straat zorgen.

  • Aan de zuidzijde van de wijk vormen de volkstuincomplexen en het buitengebied een bufferzone met de A10 en het stedelijke gebied van Amsterdam.

  • Er is veel water in de wijk aanwezig, die veelal refereren aan de oude verkavelingstructuren. Een deel van waterpartijen grenst aan de achtertuinen van de woningen en is daar door weinig zichtbaar en beleefbaar vanuit de openbare ruimte.

  • 4.2

    Karakteristieke groene elementen

    • Omgeven door robuust overwegend natuurlijk groen met recreatieve functies.

    • Groene (natuur)eilanden/parels tussen de buurten.

    • Bomenrijen (enkelzijdig) langs hoofdroutes voor auto’s en fietsers.

    • Zicht op water en buitengebied (bv de Breek).

  • 4.3.

    Opgaven en nog op te pakken items

  • De groene basis in deze wijk is goed, maar kan wel worden versterkt door de bestaande structuren completer en meer (bio)diverser te maken. Dit is ook nodig voor het inspelen op de gevolgen van het veranderende klimaat (water opvangen en zorgen voor schaduw en verkoeling). Soms zal dit alleen kunnen door medewerking of in samenwerking met inwoners of andere partijen.

    • a.

      Groenstructuren die om de wijk liggen door de wijken verbinden waar mogelijk via het water.

    • b.

      Versterken (aanvullen) bomenrijen aan de Meervalweg en de Speksnijderweg.

    • c.

      Versterken van de natuurbeleving, bijvoorbeeld door uitbreiden en vervolmaken van een bijenlint (ook noord-zuid) en natuurvriendelijke oevers.

    • d.

      Zichtlijnen op het water rond en de watergangen in de wijk versterken en/of creëren, bv bij Speksnijdersweg, Geijenbreek, Kerkebreek).

  • afbeelding binnen de regeling

    Zicht op water in de wijk en doorkijkje buitengebied (Speknijdersweg)

  • 5.

    Havenzathe

  • 5.1

    Omschrijving

  • Havenzathe is een groene woonwijk gebouwd eind jaren ‘60, een periode waarin het autobezit sterk in opkomst was en de auto volop werd gefaciliteerd in het stedenbouwkundige plan.

  • Havenzathe heeft de kenmerken van de in die tijd veelvuldig gebouwde bloemkoolwijken met een ontsluitingsweg en daaraan gelegen woonerven.

  • Het is een overwegend groene wijk met brede groenstroken langs de ontsluitingsweg (ML Kingstraat) en veel groen langs de fiets- en voetpaden en tussen de woonblokken. De straten met de parkeergarages zijn juist weer groenarm en erg stenig.

    afbeelding binnen de regeling

  • 5.2

    Karakteristieke groene elementen

    • Robuust groen en grote bomen langs de ontsluitingswegen.

    • Groene ‘inprikkers’ van waaruit het buitengebied beleefbaar is.

    • Groene ‘hofjes’ tussen de rijen woningen met veel functies (spelen, ontmoeten, samenleven).

  • 5.3

    Opgaven en nog op te pakken items

  • Behouden en versterken van een groen aanzicht door:

    • a.

      Het versterken van het groen langs de ontsluitingswegen (meer eenheid in aanbrengen).

    • b.

      Toevoegen (omvormen) van meer natuurlijk groen (inprikkers en langs de randen).

    • c.

      Het buitengebied meer beleefbaar en toegankelijk maken vanuit de openbare ruimte.

  • Zie ook het Masterplan 2020 voor de opgaven in meer detail.

  • 6.

    Den Ilp

  • 6.1

    Omschrijving

  • Den Ilp is onderdeel van de lange lintbebouwing tussen Amsterdam en Purmerend. Het ligt ingeklemd tussen de twee grote Natura 2000-gebieden Het Twiske en het Ilperveld. De dorpskern is een onderdeel van het lint en heeft één enkele parallelle woonstraat.

  • Het groen in dit deelgebied wordt vooral bepaald door erfbeplantingen langs het lint (doorgaande weg Noordeinde-Den Ilp). Bomen aan de voorzijde van de woningen, knotwilgen aan de zijden van de kavels langs het water en kleine voortuinen. Deze sfeer is op verschillende plekken langs het lint nog duidelijk zichtbaar. In de dorpskern is het lint meer verdicht en is het contact met het buitengebied minder aanwezig.

  • Er is weinig openbaar groen. Het meest opvallend zijn de groenstroken aan beide zijden van de verbindingsweg (Polderweg) naar het Twiske, en het groen rondom de OBS De Fuik.

    afbeelding binnen de regeling

  • 6.2

    Karakteristieke groene elementen

    • Bosschages langs de Polderweg.

    • Smalle grasbermen langs lint.

    • Overwegend groen ingerichte tuinen en erven langs het lint (zie ook Ervenhandboek) met leibomen, knotbomen en andere solitaire bomen

    • Doorzichten naar het achterland

    • Particuliere waardevolle bomen langs het lint? Nog uitzoeken

  • 6.3

    Opgaven en nog op te pakken items

  • Behouden en versterken van een groen aanzicht door:

    • a.

      Het behouden en stimuleren van groene voortuinen, erfinrichtingen en natuurvriendelijke oevers.

    • b.

      Behouden van doorzicht/zichtlijnen en wandelmogelijkheden (groene ommetjes) naar het achterland over het water of via de erven.

    • c.

      Accentueren van entrees van de dorpskern (vanuit zuidelijke en noordelijke richting) en de entree naar de Schoolstraat.

  • 7.

    Purmerland

  • 7.1

    Omschrijving

  • Purmerland is een kleine dorpskern in het noorden van de gemeente. Het groen rond de kerk en de begraafplaats, met daaromheen een aantal beeldbepalende bomen en de daar-achterliggende watergang zijn de belangrijke groene elementen in het dorp. Vanuit het dorp is de sfeer van het omringende waterland zichtbaar en voelbaar. Purmerland maakt eveneens onderdeel uit van het lint.

  • Het recreatieve Groengebied Purmerland in het uiterste noorden van de gemeente, fungeert als buffer tussen Purmerland en Purmerend.

  • 7.2

    Karakteristieke groene elementen

    • Kerk met begraafplaats en beeldbepalende bomen.

    • Waterpartij achter de begraafplaats met brede grasstrook.

    • Smalle grasbermen langs het lint.

    • Overwegend groen ingerichte tuinen en erven (zie ook Ervenhandboek) met leibomen, knotbomen en/of andere solitaire bomen.

    • Doorzichten naar het achterland.

  • 7.3

    Opgaven en nog op te pakken items

    • a.

      Behouden en versterken van een groen aanzicht door:

    • b.

      Het behouden en stimuleren van groene erfinrichtingen en natuurvriendelijke oevers.

    • c.

      Behouden van doorzicht/zichtlijnen en wandelmogelijkheden (groene ommetjes) naar het achterland, hetzij over het water hetzij over de erven.

    • d.

      Behouden van recreatieve groene mogelijkheden.

    • e.

      Accentueren van entrees (vanuit zuidelijke en noordelijke richting).

    • f.

      Extensiever/natuurlijker beheer van de waterpartij aan de Gerbrand Katstraat.

  • afbeelding binnen de regeling

    afbeelding binnen de regeling

    Gerbrand Katstraat. Watergang met brede groenstrook waar meer natuurlijker beheer mogelijk is.

    Beeldbepalende bomen voor en ook naast de kerk, in kern van het dorp

BIJLAGE VIII, Omgaan met overlast door ziekten en plagen

  • 1.1

    Inleiding

  • Ondanks de brede maatschappelijke waarden kunnen bomen of andere groenvoorzieningen op gespannen voet (komen te) staan met andere activiteiten en vanuit deze optiek als overlast gevend worden beschouwd.

  • Er bestaat geen landelijk geldende definitie van overlast. Tot nu toe wordt meestal per individueel geval beoordeeld of aanvullende beheermaatregelen worden getroffen om de overlast of hinder te voorkomen, te beperken of weg te nemen. De vele belangen en functies in de openbare ruimte en de persoonlijke beleving van bewoners maken het echter belangrijk om als eigenaar en beheerder van het gemeentelijke bomenbestand en groenareaal duidelijk te zijn wanneer hier wel of niet op ingegaan wordt. In de gemeente Landsmeer hanteren we daarom de begrippen uit tabel 8.1 om de mate van overlast te kunnen inschalen en op basis daarvan de inzet te bepalen.

  • In het algemeen kan worden gesteld dat de veiligheid van weggebruikers en/of voetgangers nooit ondergeschikt wordt gesteld aan het belang van behoud van een boom of groen. Als sprake is van acuut gevaar voor de veiligheid dan voorziet de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) in artikel 4.1.11 in dat directe kap mogelijk is. Het bepalen van de vorm en mate van overlast is dan niet van toepassing.

  • TABEL 8.1 – Gradaties in overlast

    Mate van overlast

    Criterium algemeen

    Principe inzet gemeente

    Ernstige overlast

    Er is sprake van vrijwel permanente belemmering van de dagelijkse gang van zaken of gezondheid (veel hinder)

    Treffen van (beheer)maatregelen of overwegen van kap boom of verwijderen groen

    Matige overlast

    Er is sprake van regelmatige belemmering van de dagelijkse gang van zaken of gezondheid (matige hinder)

    Afwegen of door beheermaatregelen de overlast weg te nemen, te beperken of te voorkomen

    Enige overlast

    Er is sprake van een tijdelijke situatie die enige maar niet onoverkomelijke belemmering vormt voor de dagelijkse gang van zaken of gezondheid (enige hinder)

    In principe niets doen

    Geen overlast

    Er wordt geen overlast ondervonden

    Niets doen

  • In de volgende paragrafen worden de volgende vormen van overlast, ziekten en plagen uitgewerkt:

    • Schaduw inclusief zonnepanelen.

    • Overhangende en (vallende) dode takken.

    • Val van blad, vruchten en bloesem.

    • Allergieën.

    • Eikenprocessierupsen.

    • Invasieve exoten.

  • Per paragraaf volgt een uitleg over het hoe en wat van de betreffende overlastvorm, de criteria voor het inschalen van de mate van overlast en welke inzet de gemeente (of inwoners) kan plegen.

  • Uitgangspunt is dat hierbij geen chemische bestrijdingsmiddelen worden ingezet. Sinds 1 januari 2020 is het voor alle sectoren die in de openbare ruimte werken wettelijk verboden om chemische middelen in te zetten. Er gelden slechts enkele uitzonderingen waar incidenteel en tijdelijk nog chemische middelen kunnen worden ingezet. Waar dit mogelijk is, is het in de betreffende paragraaf vermeld.

  • 1.2.

    Schaduw en zonnepanelen

  • Wat is het

  • Er wordt gesproken van overlast door schaduw als de door de boom veroorzaakte schaduw het noodzakelijk maakt overdag (in het groeiseizoen) kunstlicht te gebruiken voor alledaagse binnenshuisactiviteiten in de woonvertrekken van een (woon)huis.

  • De mate van overlast als gevolg van schaduw door een boom is afhankelijk van diverse factoren: de boomsoort, de afstand van de boom tot het huis, de standplaats ten opzichte van het huis (noord/zuid) en de indeling van de woning.

  • Een boom kan ook de effectiviteit van op het dak geplaatste zonnepanelen (beperkt) negatief beïnvloeden. Daarnaast zorgt de schaduw van (grote) bomen ook voor verkoeling in en rond de woning op warme dagen en kan hittestress in de straat verminderen. Dit geeft soms lastige dilemma’s.

  • Inschaling van overlast

  • De overlast van de schaduwwerking van een boom wordt alleen in beschouwing genomen als het de hoeveelheid licht in de woning beperkt. Schaduw als gevolg van bomen in de tuin of op erf valt in de categorie Geen overlast.

  • De categorie van overlast kan bepaald worden aan de hand van het aantal uren overlast per dag (tussen 08.00 uur en 18.00 uur). Er wordt gesproken van overlast door schaduw als de door de boom veroorzaakte schaduw het noodzakelijk maakt overdag (in het groeiseizoen) kunstlicht te gebruiken voor alledaagse binnenshuisactiviteiten in de woonvertrekken van een (woon)huis. Daarnaast wordt ook gekeken in hoeverre er door langdurige schaduw er schade aan de woning ontstaat door vocht e.d.

  • Categorie van overlast

    Aantal uren schaduw overlast

    Enige overlast

    < 4 uur per dag

    Matige overlast

    4-6 uur per dag

    Ernstige overlast

    > 6 uur per dag

  • In het geval van bestaande bomen, zal het aanbrengen van zonnepanelen op een dak geen aanleiding zijn om een boom te kappen. Bij het planten van nieuwe bomen houdt de gemeente zo veel mogelijk rekening met de (toekomstige) aanwezigheid van zonnepanelen. Hierbij vindt steeds een afweging plaats tussen enerzijds de belangen van energietransitie en anderzijds het belang van een groene straat dan wel groene gemeente, zie artikel.

  • Te nemen maatregelen

    • Kroonsnoei toepassen met behoud van een zoveel mogelijk natuurlijke kroonvorm. Bij ernstige overlast wordt zo snel mogelijk gesnoeid en in andere gevallen wordt het meegenomen bij het regulier onderhoud.

    • Vellen van de boom vindt alleen plaats in geval van ernstige overlast in combinatie met schade aan de woning.

  • 1.3

    Overhangende en (vallende) dode takken

  • Wat is het

  • Naast de in deze paragraaf genoemde vormen van overlast komt het voor dat inwoners vrezen voor het omwaaien van bomen of het uitvallen van zware takken. Om te voldoen aan haar plicht als beheerder hanteert de gemeente een vaste aanpak ten aanzien van boomveiligheid (zie hoofdstuk 3.3). In principe is hiermee – in combinatie met het reguliere bomen-beheer – de veiligheid van het gemeentelijke bomenbestand voldoende gewaarborgd bij gemiddelde weersomstandigheden.

  • Het snoeien van bomen is erop gericht om de boom een bij de soort passend natuurlijk boomkroon te creëren. In de jeugdfase worden hiervoor de basis gelegd waarbij er bij bomen in straten altijd een minimale vrije doorrijhoogte van 2,5m wordt aangehouden. Bij bomen die in parken of brede groenstroken is dit niet per se nodig en kan ook voor geen tak-vrije stam worden gekozen. Bij onder andere beuken is het belangrijk dat er geen direct zonlicht op de stam kan vallen omdat de stam dan verbrandt en de boom sterft.

  • Bij het regulier beheer van het snoeien van bomen en ander groen is meegenomen dat overhangende takken op openbare terreinen en over tuinen worden verwijderd.

  • Inschaling van overlast

  • De overlast van door overhangende takken van een boom wordt alleen in beschouwing genomen als het de hoeveelheid licht in de woning beperkt, zie paragraaf 8.4.1. Schaduw als gevolg van bomen in de tuin of op erf valt in de categorie Geen overlast.

  • Te nemen maatregelen

    • Kroonsnoei toepassen met behoud van een zoveel mogelijk natuurlijke kroonvorm. Bij ernstige overlast wordt zo snel mogelijk gesnoeid en in andere gevallen wordt het meegenomen bij het regulier onderhoud.

    • Vellen van de boom vindt alleen plaats in geval van ernstige overlast in combinatie met schade aan de woning.

  • 1.4

    Insecten

  • Omschrijving

  • Bomen trekken allerlei insecten aan, waaronder ook insecten die overlast (kunnen) veroorzaken als deze in grote hoeveelheden voorkomen. Wanneer insectenoverlast in de vorm van een plaag voorkomt, is op dat moment sprake van overlast. Wanneer dit incidenteel voorkomt, wordt dit niet gezien als een vorm van overlast (tijdelijk en incidenteel). Gaat het echter om jaarlijks terugkerende overlast voor kortere of langere periode dan is indeling in een categorie van overlast aan de orde.

  • In de praktijk gaat dan om overlast als gevolg van luisaantasting (honingdauw), diverse soorten rupsen of wespen. De periode en ernst van overlast in combinatie met ligging en gebruik van het aangrenzende terrein bepaalt de categorie van overlast.

  • Inschaling van overlast

  • Er is sprake van Ernstige overlast als deze geldt voor een aaneengesloten periode van 3 weken, waarbij de mate en vorm van overlast van insecten het normale gebruik van aangrenzende terrein onmogelijk maakt en er geen aanvaardbare alternatieven zijn (hetzij bestrijding insecten, hetzij gebruik tijdelijk verplaatsen). Als voorbeeld kan gedacht worden aan een jaarlijks terugkerende wespenplaag bij een perenboom op een schoolplein of een zware luisaantasting van een aantal linden op het enige parkeerterrein bij een drukbezocht winkelcentrum.

  • In alle andere gevallen is sprake van Matige overlast of Enige hinder, afhankelijk van de periode, ernst van overlast en mogelijke alternatieven; hier wordt geen maatregelen voor getroffen.

  • Mogelijke beheermaatregelen

    • (Luizen) omgeving tijdelijk niet gebruiken (elders parkeren).

    • (Luizen) autohoes gebruiken.

    • (Luizen) afspuiten met water.

    • (Luizen) uitzetten predatoren (lieveheersbeestje, oorworm).

    • (Luizen) toepassen knoflook of biologische extracten.

    • (Wespen) verwijderen wespennest.

  • 1.5

    Val van blad, vruchten en bloesem

  • Wat is het

  • Val van blad, bloesem, bessen, zaden, vruchten en pluizen hoort bij de natuurlijke jaarcyclus van bomen en groen. Het gaat om natuurlijke en seizoensgebonden verschijnselen die veelal hooguit enkele weken duren. Bij aanplant worden de plantlocatie en boomsoortkeuze zorgvuldig op elkaar afgestemd om hinder die zou kunnen ontstaan door (met name) vruchtval te voorkomen.

  • Inschaling mate van overlast

  • Reguliere val van blad, bloesem, bessen, zaden, vruchten en pluizen is een natuurlijk gegeven dat voor korte duur optreedt. Het regime van de reguliere gemeentelijke onderhoudstaken zoals vegen, kolken zuigen en verwijderen van blad en (zwerf)vuil is afgestemd op deze jaarcycli van bomen en groen. Om deze reden wordt het dan ook ingeschaald als Geen overlast.

  • Afhankelijk van de boomsoort, (mast)jaar, klimaat en individu kan de val van blad, bessen, zaden, vruchten of pluizen zich soms uitstrekken over een langere periode of in verhoogde hoeveelheid. In dit geval is bijvoorbeeld een verhoogde frequentie van bladruimen nodig. Dan is sprake van Enige overlast of Matige overlast.

  • Mogelijke maatregelen

    • Lokaal extra vegen of bladruimen.

  • 1.6

    Allergieën

  • Wat is het

  • Bloemen en zaden van bomen of groen kunnen van invloed zijn op de lichamelijke gesteldheid van omwonenden. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld allergie voor stuifmeel of vrijkomende stofdeeltjes van bepaalde boomsoorten (bv. berk of plataan). Bekend is ook de plant Ambrosia die veroorzaakt van eind augustus tot oktober flinke hooikoortsklachten. Ook is het een schadelijk onkruid in akkerbouwteelten.

  • Inschaling mate van overlast

  • Schade aan gezondheid wordt in principe ten hoogste ingeschaald als Enige overlast. Dit wordt niet zwaarder ingeschaald, aangezien deze en gelijksoortige klachten veel voorkomen, maar niet gebonden zijn aan een specifieke boom (immers de lucht is in bepaalde perioden vol van stuifmeel, kap van die ene boom doet hier niets aan af).

  • In uitzonderlijke gevallen kan schade aan gezondheid ingeschaald worden als Ernstige overlast. Dit is het geval als uit een doktersverklaring blijkt dat specifiek de betreffende boom of bomen overlast veroorzaken voor een aaneengesloten periode van langer dan 3 weken, waarbij geen aanvaardbare alternatieven zijn om de schade aan gezondheid te beperken of omdat een bepaalde soort door het ministerie is aangewezen. Dit geldt op dit moment voor de Ambrosia. De NVWA stimuleert het melden en het bestrijden van ambrosia in Nederland.

  • Bestrijding van ambrosia

    Ambrosia is een éénjarige plant waarvan alleen de zaden de winter overleven. Het is daarom belangrijk om zaadvorming te voorkomen, of de planten met zaden en al te vernietigen. De ambrosiaplanten zullen moeten worden afgevoerd naar een vuilverbrandingscentrale en niet worden gecomposteerd, tenzij dit met voldoende verhitting gepaard gaat.

    De meest effectieve methode om ambrosia te bestrijden is het met wortel en al verwijderen van de plant voordat hij in bloei of in ieder geval tot zaadzetting heeft kunnen komen. Als er een paar centimeter van de plant blijft staan, zal de plant snel uitlopen en binnen twee weken weer in bloei kunnen komen. Voorkom hierbij huidcontact met de plant en adem geen pollen in.

    Een ander wijze van bestrijden is om de twee weken maaien, omdat de plant steeds weer uitloopt en onder stress-omstandigheden snel weer in bloei kan komen waarbij de planten klein blijven.

    Naast het bestrijden van al aanwezige ambrosia, is het belangrijk om vestiging van nieuwe planten te verhinderen. Hierbij is onder andere voorlichting belangrijk. Mensen moeten weten wat ambrosia is en waarom de plant bestreden moet worden.

  • Mogelijke beheermaatregelen

  • Het treffen van beheermaatregelen is niet zinvol aangezien de ervaren overlast over het algemeen niet te koppelen is aan een individuele boom. Uitzondering hierop vormen de situaties waarin er sprake is van ernstige overlast, dan wordt gekeken op welke wijze de overlast kan worden beperkt of dat kap de overlast wegneemt, zie kader voor het omgaan met Ambrosiaplanten in het openbaar groen.

  • 1.7

    Eikenprocessierupsen

  • Wat is het

  • In de gemeente Landsmeer is de eikenprocessierups (epr) steeds vaker aanwezig en zorgt op een aantal locaties voor overlast. Er is tot nu toe nog geen overzicht van het aantal klachten en meldingen (stuks). Het aantal meldingen lijkt enigszins te stijgen, waarschijnlijk door de media-aandacht. Landelijk gezien is de eikenprocessierups vanuit het zuiden van het land zich richting het noorden aan het verspreiden. De noordelijke provincies – ook Noord-Holland – hebben er nog vrij recent mee te maken en moeten zich hier nog op stellen. Landelijk is er inmiddels al wel veel bekend over de wijze van aanpakken.

  • Er is geen bewezen meest effectieve methode om eikenprocessierupsen te beheersen of ze te voorkomen. Landelijk beleid of coördinatie is sinds 2020 in ontwikkeling. Vanuit het ministerie is er in 2019 een kennisplatform opgericht. Dit platform bundelt en verspreidt kennis, laat eventueel aanvullend onderzoek uitvoeren en geeft waar mogelijk richting aan de wijze van bestrijding.

  • De gedachte dat eikenprocessierupsen uit Nederland zal verdwijnen, is waarschijnlijk een niet-reële wensgedachte. Maar met een verbeterde aanpak kan de overlast wel worden ingeperkt. De plaagdruk kan worden verminderd door het verminderen van het aantal eiken of het stimuleren van natuurlijke vijanden, als vogels en insecten, door het aanbrengen van onder meer nestvoorzieningen en te zorgen voor bloeiende bermen en struiken. Dit is echter een proces van meerdere jaren.

  • Eigenaren van eiken hebben een zorgplicht tot het bestrijden van de overlast door eikenprocessierupsen vanwege het gevaar voor de volksgezondheid. Deze zorgplicht omvat adequate voorzorgsmaatregelen, door bestrijding op plekken van verhoogde gevaarzetting voor de volksgezondheid en door waarschuwende voorlichting aan burgers.

  • De gangbare bestrijdingstechnieken33 op dit moment zijn een combinatie van preventieve en curatieve bestrijding:

  • Preventieve bestrijding: Spuiten met behulp van bacteriepreparaten of nematoden in de periode half april tot eind mei rupsen (vlak na het uitkomen van de eitjes). Omdat de meeste middelen ook andere rupsen doden dit alleen toepassen in gebieden met veel kans op overlast, maar niet waar beschermde vlinders voorkomen.

  • Curatieve bestrijding: Wegzuigen van de rupsen en nesten in de periode mei – augustus. Hiervoor bestaat een scala aan apparatuur. Hierbij is gedocumenteerde afvoer en verwerking van rupsrestanten noodzakelijk.

  • Inschaling mate van overlast

  • Jaarlijks wordt op basis van een evaluatie en risicoanalyse bepaald wat de meest effectieve aanpak is. De risicoanalyse wordt gemaakt aan de hand van drie factoren:

    • Aanwezigheid van eikenbomen.

    • Aanwezigheid van mensen of dieren.

    • Aanwezigheid van de eikenprocessierups op basis van aantal en grootte van de nesten.

  • Op basis hiervan ontstaan 3 risicoprofielen, zie tabel, waarbij tevens is aangegeven wat het principe van de te treffen van maatregelen is. Jaarlijks wordt aangegeven waar welke maatregelen worden getroffen. De aanwezigheid en overlast van de eikenprocessierups kan jaarlijks erg verschillen. De aanpak wordt jaarlijks geëvalueerd op basis van ervaringen van voorgaande jaren en stellen indien nodig het plan bij.

  • Risicoprofielen met bijbehorende maatregelen

    Risico

    Hoe

    HOOG RISICO

    Gebieden waar veel mensen komen of verblijven:

    • Rond winkelcentra, scholen, kinderdagverblijven en openbare gebouwen

    • Op drukke fiets - en wandelroutes

    • Bij evenementen (bijvoorbeeld avondvierdaagse) 

    Actief nesten verwijderen (zuigen) op basis van locaties van voorgaand jaar en/of meldingen

    MATIG RISICO

    Gebieden waar mensen minder frequent verblijven en (landbouw)huisdieren risico lopen:

    • Bij boerderijen met (intensieve) beweiding

    • Bij maneges, kinderboerderijen

    • Hondenuitlaatroutes en hondentoiletten 

    Nesten verwijderen op basis van meldingen (zuigen)

    Waar mogelijk inzetten op insectvriendelijke bermen

    GERING RISICO

    Gebieden waar mensen snel aan voorbij gaan of waar weinig mensen komen

    Geen bestrijding alleen wanneer de overlast extreem dreigt te worden

    Waar mogelijk inzetten op insectvriendelijke wegbermen

  • Maatregelenoverzicht

  • Onderstaand worden de op dit moment veel toegepaste maatregelen toegelicht. Jaarlijks wordt bekeken welke het beste kunnen worden ingezet, afhankelijk van de plaagdruk.

    • Het spuiten van biologische bestrijdingsmiddelen als nematoden (aaltjes) en bacteriepreparaten (bv. Xentari) op hoog-risico-locaties. Bij het gebruik van deze bestrijdingsmiddelen moet rekening worden gehouden met het feit dat andere rupsen en vlinders ook gedood kunnen worden op het moment van spuiten. Op diverse locaties in de gemeente zijn veel van deze vlinders beschermd of worden ernstig bedreigd, zie beheerkaart Vlinderstichting.

    • Verwijderen van nesten met eikenprocessierupsen door deze weg te zuigen en af te voeren door hierin gespecialiseerde bedrijven.

    • Actief stimuleren van natuurlijke vijanden van de eikenprocessierups door het stimuleren van insectvriendelijke en bloemrijke bermen en beplantingen waar sluipwespen en gaasvliegen op afkomen of het planten van bollen van narcissen, krokussen, vroege tulpen en blauwe druif.

    • Inzet van chemische middelen is niet toegestaan, tenzij hier specifieke landelijke voorschriften voor worden uitgegeven.

  • 1.8

    Invasieve exoten

  • Wat is het

  • Planten, dieren of andere organismen die van nature niet in Nederland voorkomen, kunnen schadelijk zijn voor de natuur. Deze soorten kunnen zich soms zo snel vermeerderen dat zij de van nature wel voorkomende soorten verdringen. Dit zijn de zogenaamde invasieve exoten. De schade die invasieve exoten veroorzaken, is een Europees probleem. Om dit probleem zo effectief mogelijk aan te pakken is een Europese verordening ontwikkeld. Hierin staan een aantal geen verboden om schade in de Europese Unie zoveel mogelijk te voorkomen. Onderdeel van de verordening is de Unielijst. De provincies34 zijn verantwoordelijk voor de aanpak (eliminatie of beheersingsstrategie) van de soorten op deze lijst.

  • In gemeente Landsmeer komen de volgende invasieve soorten voor die invloed hebben op het beheer van het openbaar groen:

    • Reuzenberenklauw (zeker 3 locaties); deze soort staat op de Unielijst

    • Aziatische duizendknopen (2 locaties)

  • In Nederland komen drie soorten Aziatische duizendknopen algemeen voor: de Japanse duizendknoop, de Sachalinse duizendknoop en de Boheemse duizendknoop. Alle drie deze soorten zijn zeer invasief en veroorzaken schade aan natuur, infrastructuur, openbaar groen en bouwwerken. Verspreiding van duizendknopen in openbaar groen vindt ook plaats door maaiwerkzaamheden en grondverzet.

  • Aziatische duizendknopen zijn (nog) niet opgenomen op de Europese lijst van invasieve exoten (Unielijst). Actieve inzet op beheersing van deze soort is niet wettelijk voorgeschreven. Er is wel een Landelijk protocol voor het omgaan met Aziatische duizendknopen, zie de speciale website over duizendknopen.

  • Inschaling mate van overlast

  • Inschaling van overlast is bij duizendknopen niet aan de orde. Op locaties waar deze plant voorkomt in de openbare ruimte is bestrijding of inzetten van maatregelen om uitbreiding te voorkomen (beheersing) noodzakelijk. In gemeente Landsmeer gaat het om een 2 haarden met Japanse duizendknoop. Voor locaties op particulier terrein is de gemeente niet direct verantwoordelijk. In het licht van beheersing van deze soort is het wel verstandig om er voorlichting over te geven (denk ook aan grensgevallen).

  • Maatregelen

  • De Aziatische duizendknoop is door zijn groeikracht en relatieve ongevoeligheid voor bestrijdingsmiddelen moeilijk te bestrijden op plekken waar hij eenmaal goed gevestigd is. Er is geen bewezen meest effectieve methode om de Aziatische Duizendknoop te bestrijden. Bestrijding (lees beheersing) in Landsmeer is voorlopig gebaseerd op inzet van verschillende methoden om deels proefondervindelijk tot de lokaal meest effectieve en efficiënte methode te komen.

  • Zodra het aantal locaties of de kans op schades toeneemt wordt besloten hoe en waar bestrijding wordt ingezet. Landelijk veel toegepaste methoden zijn:

    • Frequent handmatig uittrekken. Dit wordt toegepast in het geval er sprake is van een kleine haard, die zich bevindt in andere beplanting. Afval afvoeren bij restafval.

    • Afgraven (grond zeven en wortelstokken afvoeren) en met schone grond aanvullen, inzaaien met graszaad en meerdere jaren (> 7 jaar) als gazon beheren. Door frequent te maaien35 worden eventuele uitlopers van achtergebleven wortelstokken uitgeput. Kan er niet worden gemaaid, dan handmatig nieuwe scheuten verwijderen.

    • Elektrocide36 waarbij elektrische lading door de stengel en de wortel van de plant wordt gestuurd. Door de warmte die daarbij ontstaat wordt de wortel van de plant gekookt. Hiermee kan zeer selectief worden gewerkt en is er geen risico op nevenschade aan omliggende groen.

  • De locaties die zijn behandeld registreren (op kaart) laten staan en deze blijven monitoren. Zie ook de beslisboom met factsheets uit het landelijke protocol.

  • 1.9

    Samenvatting inschaling overlast

  • Navolgende tabel geeft een samenvattend overzicht van de te nemen maatregelen indien er sprake is van ernstige overlast.

  • Samenvatting in te zetten maatregelen bij ernstige overlast

    Nr. Overlastvorm

    Maatregelen gemeente Landsmeer

    1.

    Schaduw en zonnepanelen; in geval van meer dan 4 uur schaduwoverlast in de woning

    Indien mogelijk extra snoeien en bij ernstige overlast kap overwegen (niet voor zonnepanelen)

    2.

    Overhangende of dode takken of groen; in geval van schade of niet anderszins op te lossen zichtbeperking

    Extra snoeien en in uiterste geval kap overwegen

    3.

    Bladluizen; in geval ernstige overlast gedurende een aangesloten periode van meer dan 3 weken

    Locaties tijdelijk afsluiten of uitzetten van natuurlijke predatoren (o.a lieveheersbeestjes)

    4.

    Val van blad, bloesem en vruchten; in geval van extreem veel of gedurende langere periode

    Lokaal extra vegen of bladruimen of plaatsen van bladkorven

    5.

    Allergieën;

    In geval van aantoonbare overlast van een specifieke boom en bij ambrosia in het openbaar groen

    Geen koppeling met individuele bomen te maken: geen maatregelen

    Kap overwegen bij aantoonbare ernstige overlast

    Ambrosia in openbaar groen verwijderen

    6.

    Eikenprocessierups

    • Hoog risicogebieden

    • Matig risicogebieden

    • Gering risicogebieden

    (nog nader uit te werken) Voorlopige insteek: waar mogelijk inzetten stimuleren van natuurlijke vijanden

    • Nesten verwijderen (actief)

    • Nesten verwijderen (op basis van meldingen)

    In principe geen bestrijding

    7.

    Invasieve exoten in openbaar gebied:

    • Aziatische duizendknopen

    • Reuzenberenklauw

    (nog nader uit te werken) Voorlopige insteek: inzetten op beheersen van de locatie (niet verder laten uitbreiden) door afgraven en grond zeven, inzaaien en/of maaien als gazon of uitrekken

Bijlage IX, Groenstructuurkaart 2021

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling


Noot
1

Hiermee wordt beoogd tijdelijk geen nieuw plantmateriaal te hoeven aanschaffen en binnen het verlaagde onderhoudsbudget te kunnen werken; zie https://ris2.ibabs.eu/Agenda/Details/landsmeer/f11b8720-b76f-4842-8388-72f23102b6b3

Noot
2

Eind 2020 deed het gerechtshof in Den Haag een uitspraak waarbij het verbod op toepassing van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen buiten de landbouw onderuit werd gehaald. De wettelijk onderbouwing is onvoldoende gebleken. Er was door twee brancheorganisaties van bestrijdingsmiddelenfabrikanten protest tegen het verbod uit 2016 aangetekend. Het ministerie is bezig om de wettelijk onderbouwing aanpassen en de wet te repareren, want opheffen van het verbod is strijdig met de Kaderrichtlijn Water.

Noot
3

Bijvoorbeeld een grasveld dat als kunstgras is aangeduid of een berm als sportveld. Alles is wel in beheer / eigendom van de gemeente maar heeft dus niet de juiste benaming.

Noot
4

Betreft de rietlanden in Luijendijk en in het sportpark. De eerste is vervallen de laatste valt nu onder bosplantsoen.

Noot
5

Ruigte betreft de groenzone ten oosten van de wijk Noord-Oost. In deze gebieden wordt zeer sporadisch onderhoud gepleegd, waardoor het niet wordt opgeteld bij het te beheren oppervlak.

Noot
6

Veenweidegebied ten noorden in Purmerland dat in eigendom is van de gemeente en waar nieuw bos in geplant.

Noot
7

In 2009 waren dit 4.200 woningen (huishoudens) exclusief 350 huishoudens in Luijendijk-Zuid.

Noot
9

Op basis van het terreinbezoek voor dit plan waardeert Eco Consult (dat landelijk in veel gemeenten de onderhoudskwaliteit meet) de onderhoudskwaliteit van groen in Landsmeer met gemiddeld een B. Een nulmeting is nodig om dit te kunnen onderbouwen. Met het uitvoeren van metingen zijn tijd of kosten gemoeid.

Noot
10

Onderzoek Pius Floris uit 2018 waarin ca 150 beeldbepalende bomen zijn aangewezen. Deze zijn op de nieuwe groenstructuurkaart opgenomen als ook de lijst uit 2016. De lijsten overlappen elkaar gedeeltelijk en zijn niet geheel actueel meer.

Noot
11

In de huidige werkafspraken wordt steeds een 0,5 tot 1 jaar aangehouden. Dit is onvoldoende voor het creëren van een sluitende beplanting.

Noot
12

Concept waarbij vaste planten relatief onderhoudsarm kunnen worden toegepast. Het onderhoud bestaat voornamelijk uit maaien

Noot
13

Maaimethode waarbij een klepelmaaier de vegetatie fijn hakselt. Meestal blijven de verhakselde plantenresten liggen om ter plaatse te composteren. Dit leidt tot een toename van de voedselrijkdom van de bodem, waardoor er uiteindelijk alleen nog plek is voor grassen en ruigteplanten als grote brandnetel en fluitenkruid.

Noot
14

Er zijn ook enkele grasvegetaties die 6x per jaar worden gemaaid, die zijn in de berekeningen verdeeld over gazon en berm.

Noot
15

IVN Twiske heeft voor het Ratteneilend een beheerplan en inventarisatierapport opgesteld

Noot
16

De bodem dient hiervoor een waterdoorlatende structuur te hebben zodat het als een spons kan werken.

Noot
17

Een deel van deze wijk is recent aangelegd (Zuiderzeestraat) en de bomen zijn nu nog klein. Wanneer ze groter zijn geworden zullen ze gedeeltelijk de hittestress wegnemen.

Noot
19

Op basis van klimaatatlassen die zijn gemaakt voor de risicodialoog in 2020

Noot
21

Speelplekken komen in Landsmeer vooral rond de woningen voor en minder in de grotere groenstructuren.

Noot
22

Binnen de bestemming groen is het mogelijk om o.a. fiets- en wandelpaden; parkeervoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen aan te leggen. Binnen de bestemming “verkeer” mag ook groen worden aangelegd. Het openbaar groen ten oosten van Het lint kent veelal in het betreffende bestemmingsplan de bestemming groen, Het Lint en ten westen ervan niet of alleen de grotere gebieden.

Noot
23

Hiermee wordt geoogd tijdelijk geen nieuw plantmateriaal te hoeven aanschaffen en binnen het verlaagde onderhoudsbudget te kunnen werken, zie ook https://ris2.ibabs.eu/Agenda/Details/landsmeer/f11b8720-b76f-4842-8388-72f23102b6b3 

Noot
24

Ecologisch groenbeheer is gericht op het ondersteunen van natuurlijke processen en het stimuleren van inheemse flora en fauna. Het is goed voor natuurwaarden en kan bijdragen aan de leefbaarheid en een gevarieerd beeld van het groen.

Noot
25

Is alleen mogelijk wanneer er afspraken gemaakt kunnen maken met de booteigenaren.

Noot
26

Uitvoeringsplan Klimaatadaptatie Landsmeer_v2.4

Noot
27

Initiatieven en locaties melden en registreren zodat er met andere werkzaamheden rekening mee kan worden gehouden.

Noot
28

Bijvoorbeeld met een geverfd sjabloon op een stoeptegel.

Noot
29

Bij voorkeur met bladzuigers in plaats van bladblazers in verband met fijnstof

Noot
30

Uit verkennend onderzoek ‘Toetsing in het kader van de natuurwetgeving van 4 deelgebiedjes voor nieuw jongerencentrum 2017’ van G&G‐advies QS2017‐127; Wijkpark, sportpark, De Gouwe, Scheepsbouwersweg.

Noot
31

Uit verkennende onderzoek wijk Havenzathe 2020 van G&G-adviesQS2020-002.

Noot
32

In deze paragraaf worden hieronder verstaan grootschalige ontwikkelingen als uitbreiding bedrijventerrein, inbreidingslocaties met meerdere woningen of nieuwbouw. Vergunningsaanvragen voor individuele woningen die de openbare ruimte/groen niet aantasten vallen hier niet onder. 

Noot
33

Gebaseerd op de voorgestelde werkwijze in de landelijke ’Leidraad beheersing eikenprocessierups, update 2019’

Noot
34

Op website van provincie niet genoemd; wel bij Landschap Noord-Holland

Noot
35

Waarbij erop gelet moet worden dat afgemaaide stukken plant niet alsnog worden verspreid!

Noot
36

Lees meer op bestrijdingduizendknoop.nl