Toezicht- en Handhavingsbeleid Kinderopvang Gemeente Nieuwkoop 2025-2028

Geldend van 01-02-2025 t/m heden

Intitulé

Toezicht- en Handhavingsbeleid Kinderopvang Gemeente Nieuwkoop 2025-2028

1 INLEIDING

De eerste jaren van een kind hebben grote invloed op de latere ontwikkeling. Daarom wil het college in de gemeente Nieuwkoop dat kinderen toegang hebben tot kwalitatief goede kinderopvang, waarin zij zich optimaal kunnen ontwikkelen. Kwalitatief goede kinderopvang draagt bij aan een goede start voor kinderen in de maatschappij en draagt bij aan een goede ontwikkeling en het welbevinden van kinderen.

Dit beleidsstuk beschrijft hoe het college in de meeste gevallen zijn bevoegdheid gebruikt. Dat neemt niet weg dat er altijd ruimte blijft voor maatwerk en het college hiervan kan afwijken. Dit beleidsstuk gaat over kinderopvang bij kinderdagverblijven met of zonder voorschoolse educatie, buitenschoolse opvang en gastouderopvang via gastouderbureaus.

Het vastleggen van dit beleid draagt bij aan:

  • -

    Een transparante werkwijze omdat houders, toezichthouder (GGD) en andere belanghebbenden vooraf geïnformeerd zijn over de mogelijkheden en bevoegdheden van de gemeente;

  • -

    Rechtsgelijkheid door het vastleggen van beleid wat voor iedereen van toepassing is;

  • -

    Het rechtszekerheidsbeginsel; want de overheid moet haar besluiten zo nemen dat de burger precies weet waar hij aan toe is of wat de overheid van hem verlangt. Bovendien moet de overheid de geldende regels juist en correct toepassen;

  • -

    Het stimuleren van kwalitatief goede kinderopvang.

Artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht vormt de grondslag voor het besluit tot vaststellen van de beleidsregels. De artikelen 161 lid 1, 165 lid 1 en 4, 166 en 172 lid 1 van de Wko vormen de grondslag voor de in deze beleidsregels genoemde bevoegdheden tot toezicht en handhaving.

1.1 KWALITEIT KINDEROPVANG

Het college is verantwoordelijk voor toezicht en handhaving op de kinderopvang en kan een handhavingsbesluit nemen indien is geconstateerd dat de kwaliteitseisen niet zijn nageleefd. Dit zal doorgaans blijken uit de inspectierapporten van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD). Het niet naleven van de kwaliteitseisen kan echter ook door de gemeente zelf worden geconstateerd. De gemeente heeft hierbij een beginselplicht tot handhaven.

In het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) staan alle organisaties die toestemming hebben gekregen om kinderopvang aan te bieden. In het register staan de contactgegevens van de organisaties, de onderzoeksrapporten van de toezichthouder en de handhavingsmaatregelen die het college heeft genomen.

1.2 JAARLIJKSE RAPPORTAGE KWALITEIT KINDEROPVANG

Het college brengt jaarlijks een rapportage toezicht en handhaving kinderopvang uit. Een belangrijk onderdeel in dit verslag is het aantal keer dat het college handhavingsinstrumenten, zoals een aanwijzing, boete, last onder dwangsom en exploitatieverbod inzet. Het college houdt zo zicht op de staat van de kwaliteit van de kinderopvang. Het college kan de jaarlijkse rapportage ook gebruiken om de doeltreffendheid van de werkwijze te monitoren en waar nodig aan te passen.

1.3 WETTELIJK KADER

Om de kwaliteit in de kinderopvang te waarborgen heeft de rijksoverheid kwaliteitseisen vastgesteld waar kinderopvangorganisaties zich aan moeten houden. Deze kwaliteitseisen zijn vastgelegd in de Wet kinderopvang. Daarnaast zijn deze kwaliteitseisen verder uitgewerkt in nadere regelgeving:

  • -

    Besluit kwaliteit kinderopvang;

  • -

    Regeling Wet kinderopvang;

  • -

    Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang;

  • -

    Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorziening voor gastouderopvang;

  • -

    Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

  • -

    Besluit landelijk register kinderopvang, register buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang.

Direct vanaf de start van een opvanglocatie moet aan deze kwaliteitseisen worden voldaan.

De GGD is de aangewezen toezichthouder voor kinderopvang. De toezichthouder doet onderzoek naar de kwaliteit en beoordeelt of kindercentra, gastouderbureaus, voorzieningen voor gastouderopvang, houders en gastouders aan de eisen voldoen. Het college is in beginsel verplicht te handhaven wanneer de toezichthouder een overtreding van kwaliteitseisen heeft vastgesteld.

1.4 LEESWIJZER

De volgende hoofdstukken komen aan bod:

  • -

    Hoofdstuk 2: Regels over het starten van een kinderopvangvoorziening

  • -

    Hoofdstuk 3: Regels over wijzigingen in de registratie van een kinderopvangvoorziening.

  • -

    Hoofdstuk 4: Beschrijft hoe de toezichthouder werkt.

  • -

    Hoofdstuk 5: Beschrijft hoe er wordt gehandhaafd.

  • -

    Hoofdstuk 6: Beschrijft de handhavingsmiddelen en hoe deze wanneer en waarbij worden toegepast.

  • -

    Bijlage: Afwegingsmodel bij het handhaven van de kwaliteitseisen

2 STARTEN VAN EEN KINDEROPVANGVOORZIENING

Het college vindt het van groot belang dat een kinderopvangvoorziening al bij de start voldoet aan de kwaliteitseisen vanuit de Wet kinderopvang. Ouders moeten erop kunnen vertrouwen dat kinderen vanaf de eerste dag van een kinderopvangvoorziening in een veilige, gezonde en verantwoorde omgeving worden opgevangen. Het college geeft dan ook alleen toestemming voor exploitatie als de toezichthouder van oordeel is dat een houder van een kinderopvangvoorziening vanaf de start kan voldoen aan de kwaliteitseisen en verantwoorde en kwalitatief goede opvang kan aanbieden. Deze werkwijze staat bekend als Streng aan de poort. Voor wijzigingen in de registratie kan aanvullende toestemming nodig zijn.

2.1 DE AANVRAAG VOOR TOESTEMMING TOT EXPLOITATIE

Een kinderopvangvoorziening mag pas starten met haar werkzaamheden als zij daarvoor toestemming heeft gekregen van het college. Het aanvragen hiervan kan met een door de Rijksoverheid vastgesteld aanvraagformulier. Deze is te vinden op rijksoverheid.nl en ook op landelijkregisterkinderopvang.nl.

2.2 TOESTEMMING VOOR EXPLOITATIE

Het college geeft alleen toestemming voor exploitatie als de toezichthouder van oordeel is dat een houder van een kinderopvangvoorziening vanaf de start kan voldoen aan de kwaliteitseisen en verantwoorde en kwalitatief goede opvang kan aanbieden. Voor een gastouderbureau geldt dat deze direct vanaf de start de werkzaamheden zo moet kunnen uitvoeren dat zowel het gastouderbureau als de gastouders die zij begeleid, aan de kwaliteitseisen voldoen.

Het college laat alle nieuwe aanvragen tot exploitatie uitgebreid toetsen door de toezichthouder. Daarbij beoordeelt de toezichthouder alle kwaliteitsaspecten vooraf, waaronder het beleid, de accommodatie en het personeel. De toezichthouder betrekt de organisatie-inrichting, het interne kwaliteitsbeleid en de bedrijfsvoering van een houder bij de beoordeling. Tenslotte neemt de toezichthouder ook de kwaliteit van andere kinderopvangvoorzieningen van dezelfde houder mee.

Goede kwaliteit bij andere voorzieningen van de houder kan ertoe leiden dat het college sneller een positief besluit neemt. Handhaving bij een andere voorziening van de houder, kan aanleiding zijn om te besluiten dat een houder geen nieuwe opvang mag starten totdat alle overtredingen zijn hersteld.

Het college kijkt, met de betrokken afdelingen, naast de beoordeling op de eisen vanuit de Wet kinderopvang bij een nieuwe aanvraag ook naar andere vergunningen die van belang zijn voor de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen. Zoals het voldoen aan alle relevante eisen met betrekking tot bouw, brandveiligheid en bestemmingen. Relevante stukken moeten aanwezig en in orde zijn.

Daarnaast moet de kinderopvang ook passen in het bestemmingsplan. Als dat niet het geval is, dan heeft dit gevolgen voor de beschikbaarheid van het gebouw en het gebruik van de binnen- en buitenruimtes.

2.3 TIJDIGE AANVRAAG VOOR EXPLOITATIE EN BESLISTERMIJN AANVRAAG

De aanvraag moet op tijd worden gedaan, want het college heeft 10 weken de tijd om een beslissing op de aanvraag te nemen. Deze termijn kan worden verlengd, dit kan conform de bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht. Als er toestemming is gegeven, registreert het college de voorziening ook gelijk in het Landelijk Register Kinderopvang.

2.4 NIET GEMELDE KINDEROPVANG

Als een kinderopvangvoorziening toch start zonder hiervoor schriftelijke toestemming te hebben gevraagd of verkregen, is sprake van niet gemelde oftewel illegale kinderopvang. Dit is een ernstige overtreding die het college niet wil. In dat geval kan het college niet zorgen voor verantwoorde en veilige opvang voor kinderen. Het college treedt hiertegen dan ook streng op. De locatie moet meteen sluiten en de houder kan een bestuurlijke boete krijgen. Ook kan het college aangifte doen bij het Openbaar Ministerie.

3 WIJZIGINGEN IN DE REGISTRATIE VAN EEN KINDEROPVANGVOORZIENING

Na het verkrijgen van de toestemming kunnen er wijzigingen in de geregistreerde gegevens plaatsvinden. Het is van belang elke wijziging direct door te geven aan het college. Het college kan dan bepalen of er voorafgaand aan het besluit op de gevraagde wijziging een onderzoek moet plaatsvinden door de toezichthouder. In dit hoofdstuk zijn de wijzigingen opgenomen die moeten worden gemeld.

3.1 WIJZIGINGEN REGISTRATIEGEGEVENS LRK

Er moet duidelijk zijn waar en hoeveel kinderen worden opgevangen, wie verantwoordelijk is voor deze opvang en hoe de opvang bereikbaar is. Het college kan een boete opleggen als een doorgevoerde wijziging niet of te laat is doorgegeven.

Het kan bij wijzigingen bijvoorbeeld gaan om:

  • -

    de toekenning van een KvK-vestigingsnummer;

  • -

    het (correspondentie)adres; bezoekadres en telefoonnummer, contactpersoon;

  • -

    de beëindiging van de exploitatie van de kinderopvangvoorziening.

3.2 WIJZIGING HOUDER OF RECHTSVORM

Als een andere houder een kinderopvangvoorziening wil overnemen moet deze nieuwe houder hiervoor vooraf toestemming vragen. Dit geldt ook als de houder een andere rechtsvorm krijgt, ook dit is een houderwijziging. Ook als de bestuurder hetzelfde blijft.

Een houderwijziging wordt behandeld als een nieuwe aanvraag. Het college bepaalt de inhoud van een onderzoek in deze gevallen. Het onderzoek wordt uitgevoerd door de toezichthouder.

3.3 WIJZIGING AANTAL KINDPLAATSEN

Bij de toestemming tot exploitatie is het maximumaantal kindplaatsen aangegeven. Dit maximumaantal kindplaatsen neemt de toezichthouder ook mee in de beoordeling of de houder redelijkerwijs aan de kwaliteitseisen voldoet, bijvoorbeeld met betrekking tot de eisen in het domein accommodatie en groepen.

Wanneer dit aantal later wijzigt is het van belang dat de houder dit als wijziging doorgeeft. Voor een verhoging van het aantal kindplaatsen is aanvullende toestemming van het college nodig. Om hierover een besluit te kunnen nemen is een advies van de toezichthouder nodig. Het college geeft toestemming voor de wijziging als de houder daarmee aan de kwaliteitseisen blijft voldoen.

3.4 WIJZIGING EXTRA BEMIDDELINGSRELATIE EN BEËINDIGING BEMIDDELINGSRELATIE

Als een gastouder zich wil aansluiten bij een extra gastouderbureau, dan moet dit gastouderbureau deze extra bemiddelingsrelatie aanvragen via een wijzigingsformulier. Ook het beëindigen van een bemiddelingsrelatie moet tijdig worden gemeld. Bij het toezicht op een gastouderbureau kijkt het college ook naar de aangesloten gastouders.

3.5 VERHUIZING

Verhuizing van een kinderopvangvoorziening is een nieuwe aanvraag.

Bij een gastouderbureau of ouderparticipatiecrèche kan sprake zijn van een verhuizing zonder dat een nieuwe aanvraag tot exploitatie nodig is. De verhuizing van een gastouderbureau of ouderparticipatiecrèche kan daarom via een wijzigingsformulier worden doorgegeven.

3.6 REGISTRATIE EN WIJZIGINGEN GASTOUDEROPVANG

Het gastouderbureau is verantwoordelijk voor registratie en wijzigingen in het personenregister kinderopvang. Hiervoor is het gastouderbureau afhankelijk van informatie van de gastouder. Het ligt op de weg van het gastouderbureau om ervoor te zorgen dat zij tijdig de juiste informatie van hun gastouders ontvangen.

3.7 WIJZIGINGSFORMULIER TIJDIG INDIENEN

Wijzigingen moeten worden ingediend met een wijzigingsformulier. Deze is te vinden op rijksoverheid.nl en ook op landelijkregisterkinderopvang.nl.

De houder moet het wijzigingsverzoek minimaal 8 weken voor de gewenste wijzigingsdatum indienen. Het college beoordeelt of er een onderzoek door de toezichthouder moet plaatsvinden. Het college besluit binnen 8 weken of de wijziging kan plaatsvinden en kan worden geregistreerd. Echter geldt voor een houderwijziging en wijziging in rechtsvorm een afhandelingstermijn van 10 weken.

Voor sommige wijzigingen (zoal het wijzigen van een telefoonnummer of correspondentieadres) wordt geen besluit afgegeven. Het college informeert de houder als de wijziging is opgenomen in het LRK. Een gastouder moet wijzigingen bij het gastouderbureau melden. Het gastouderbureau geeft wijzigingen voor gastouderopvang door aan de gemeente.

4 HOE WERKT DE TOEZICHTHOUDER?

Toezicht op de kwaliteitseisen waarborgt dat de kinderopvang voor alle kinderen verantwoord en veilig is. De toezichthouder is onafhankelijk en beoordeelt of een kinderopvangvoorziening voldoet aan de kwaliteitseisen. Vervolgens adviseert de toezichthouder het college op basis van de bevindingen. Een bezoek van de toezichthouder vindt doorgaans onaangekondigd plaats. In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe de toezichthouder werkt.

4.1 DIALOOGGERICHT WERKEN

Om een goed beeld van de organisatie te krijgen, gaat de toezichthouder in gesprek met de houder. Zij gaat daarbij in op de wijze waarop een houder zijn organisatie, met alles wat daarbij hoort, heeft ingericht om te kunnen nagaan of de kwaliteit van de geboden kinderopvang daadwerkelijk is gewaarborgd.

Daar waar nodig worden verbeterpunten besproken en zet de toezichthouder houders aan om de kwaliteit van hun opvang te verbeteren. Wanneer sprake blijkt van een tekortkoming is van belang om te weten wat de omstandigheden zijn en wat de inbreuk was op de geboden kwaliteit van opvang. Dit weegt de toezichthouder mee in zijn oordeel en advies aan het college.

4.2 RISICO GESTUURD

De toezichthouder houdt risico gestuurd toezicht op de geboden kwaliteit van kinderopvang en de naleving van de kwaliteitseisen. Dat betekent dat toezichthouders minder intensief inspecteren bij locaties waar geen zorgen over bestaan en intensiever bij locaties waar wel zorgen over zijn.

De toezichthouder stelt voor kindercentra en gastouderbureaus na elk jaarlijks onderzoek (en zo nodig vaker) een risicoprofiel op om de inspectielast te bepalen. Hiervoor gebruikt de toezichthouder een landelijk vastgesteld model, met verschillende indicatoren.

Overtredingen bij een of meerdere kindercentra van een houder kunnen ook leiden tot verscherpt toezicht bij andere kindercentra van dezelfde houder. Bij gastouders betrekt de toezichthouder het risicoprofiel van het gastouderbureau.

4.3 ONDERZOEKEN

De toezichthouder voert diverse onderzoeken uit, te weten:

  • -

    onderzoeken voor registratie

  • -

    onderzoeken na registratie

  • -

    reguliere jaarlijkse inspectieonderzoeken

  • -

    incidentele onderzoeken

  • -

    nader onderzoek (na geconstateerde overtreding(en))

Ook kan de toezichthouder thema-onderzoeken uitvoeren.

Minimaal 1 keer per jaar bezoekt de toezichthouder onaangekondigd ieder gastouderbureau, kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang. Daarnaast bezoekt de toezichthouder ook jaarlijks ten minste 50% van de geregistreerde voorzieningen voor gastouderopvang, waarbij iedere gastouderlocatie ten minste eens per 3 jaar bezocht wordt.

4.4 FLEXIBELE INSPECTIEACTIVITEIT

Door de invoering van de flexibele inspectieactiviteit kunnen inspecties meer op maat worden uitgevoerd. De toezichthouder beoordeelt altijd of de houder voldoet aan de eisen die betrekking hebben op:

  • -

    Verklaringen Omtrent het Gedrag;

  • -

    Registratie in het Personenregister kinderopvang;

  • -

    Pedagogische kwaliteit;

  • -

    Voorschoolse educatie (als daar op de locatie sprake van is).

Afhankelijk van onder andere het risicoprofiel en de bepaalde speerpunten onderzoekt de toezichthouder de overige eisen. Ook houdt de toezichthouder op locatieniveau rekening met locatiekenmerken, meldingen en signalen.

4.5 HERSTELAANBOD

Het herstelaanbod is een mogelijkheid die de toezichthouder inzet voor een snel herstel van een tekortkoming. Bij overtredingen biedt de toezichthouder, onder voorwaarden, de mogelijkheid om aan te tonen hoe de houder deze oplost. Dit moet worden opgelost tijdens de onderzoeksperiode, dus voordat het conceptrapport is opgesteld. Uitgangspunt van de toezichthouder daarvoor is altijd dat sprake is van structureel blijvend herstel.

Elke overtreding kan in aanmerking komen voor herstelaanbod, tenzij:

  • -

    aard en ernst van de overtreding zich niet leent voor het herstelaanbod;

  • -

    er te veel overtredingen zijn;

  • -

    de houder in de voorgaande 3 jaar al in de gelegenheid is gesteld om dezelfde of een vergelijkbare overtreding op te heffen;

  • -

    de toezichthouder direct gemeentelijk ingrijpen noodzakelijk acht;

  • -

    herstel niet mogelijk is binnen de onderzoeksperiode;

De afweging of een houder een herstelaanbod krijgt en welke termijn daarvoor geldt ligt bij de toezichthouder. Daarmee is een herstelaanbod ook geen vooraf vaststaand recht. De toezichthouder bespreekt verbetermaatregelen en legt de nodige afspraken vast. Na afloop van de afgesproken periode beoordeelt de toezichthouder of een overtreding structureel is opgeheven.

De toezichthouder beschrijft in het rapport de overtreding en of het herstelaanbod op tijd is nagekomen. Na afloop van de onderzoeksperiode geeft de toezichthouder een advies aan het college.

4.6 SCHRIFTELIJK BEVEL

Als de kwaliteit van de kinderopvang zo ernstig tekortschiet dat de (emotionele) veiligheid en gezondheid van de kinderen direct in het geding komt, heeft de toezichthouder de mogelijkheid om zelf in te grijpen. Dit gebeurt met een schriftelijk bevel. Dit doet de toezichthouder in ernstige gevallen, als het nemen van maatregelen geen uitstel kan lijden. Het bevel heeft een geldigheidsduur van 7 dagen. In het bevel geeft de toezichthouder aan wat de overtreding(en) is/zijn, welke actie de houder moet nemen en binnen welke termijn de houder dit moet doen.

Als de overtreding(en) niet of onvoldoende is/zijn hersteld, treedt het college verder op bijvoorbeeld door het bevel te verlengen.

4.7 SIGNALEN

Er kunnen ook signalen en situaties zijn die de toezichthouder in het toezicht niet direct constateert, maar ouders, beroepskrachten en andere betrokkenen wel. Zowel het college als de toezichthouder roepen iedereen die een zorg, melding of signaal heeft over de kinderopvang op deze met ons te delen.

De toezichthouder deelt ook zelf signalen met andere toezichthouders in de kinderopvang. Dit zijn bijvoorbeeld de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en gemeentelijk toezicht op het gebied van brandveiligheid. Ook kan de toezichthouder signalen delen met toezichthouders kinderopvang in een andere GGD-regio.

4.8 GASTOUDEROPVANG

De wettelijke kwaliteits- en toezichteisen van gastouderopvang wijken op enkele punten af van die voor kindercentra. Dit betreft bijvoorbeeld de kwalificatie-eis. Ook is er geen vierogenprincipe (eis dat de gastouder altijd gezien of gehoord moet kunnen worden door een andere volwassene er is) en dus minder zicht op de dagelijkse praktijk. Ook zijn de verantwoordelijkheden anders verdeeld: niet alleen de gastouder (de houder van de voorziening) is verantwoordelijk voor de kwaliteit, maar ook het gastouderbureau dat bemiddelt en begeleidt. In gemeente Nieuwkoop zijn ook gastouders actief die worden bemiddeld door een gastouderbureau buiten de GGD-regio.

De toezichthouder kan binnen het inspectieonderzoek bij een gastouderbureau contact opnemen met de aangesloten gastouders, ook als hun voorziening voor gastouderopvang is gevestigd buiten onze gemeente. Zoveel mogelijk van de inspecties bij gastouders en gastouderbureaus zijn onaangekondigd.

Wanneer de toezichthouder tijdens een inspectieonderzoek bij een gastouder een overtreding van het gastouderbureau vaststelt dan legt de toezichthouder deze overtreding ook vast in een inspectierapport. Daarnaast kan de toezichthouder zorgen over een gastouderbureau en signalen uit inspectieonderzoeken delen met de toezichthouder die toezicht houdt op het gastouderbureau. Signalen die GGD Hollands Midden ontvangt van andere toezichthouders over gastouderbureaus worden altijd onderzocht.

Gastouderbureaus dragen direct bij aan de kwaliteit van de gastouderopvang door goede begeleiding en bemiddeling. Zij zijn verplicht hun gastouders meerdere keren per jaar te bezoeken.

4.9 VOORSCHOOLSE EDUCATIE

Voor voorschoolse educatie gelden aanvullende wettelijke en gemeentelijke kwaliteitseisen, waar de toezichthouder toezicht op houdt. De toezichthouder heeft hierbij een signaalfunctie richting de Inspectie van het Onderwijs die toezicht houdt op de gehele voor- en vroegschoolse educatie (VVE).

De wettelijke kwaliteitseisen maken standaard onderdeel uit van het jaarlijks onderzoek. Dit zijn bijvoorbeeld eisen aan het minimaal aantal uur aanbod, de opleidingseisen van de beroepskrachten en het vastleggen van de werkwijze in het pedagogisch beleidsplan en de uitvoering van het beleid.

Meer informatie hierover is te vinden in het Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE)- beleid gemeente Nieuwkoop 2024-2026 en de Nadere regels Peuteropvang en Voorschoolse Educatie 2020.

5 HANDHAVING

Houders zijn primair verantwoordelijk voor de kwaliteit van hun aanbod. Of de kwaliteit van de kinderopvang tekortschiet blijkt doorgaans uit inspectierapporten van de toezichthouder. Het niet naleven van de kwaliteitseisen kan echter ook door het college zelf worden vastgesteld. Daar waar nodig is grijpt het college in via handhaving.

5.1 VISIE OP HANDHAVING

Het college verwacht van houders in de kinderopvang dat zij verantwoorde en kwalitatief goede kinderopvang aanbieden en structurele maatregelen nemen om incidentele overtredingen op te heffen en te voorkomen. Daarnaast verwacht het college van houders met meerdere locaties dat zij maatregelen op organisatieniveau doorvoeren.

Daar waar dat nodig is grijpt het college in via handhaving. Het college gebruikt daarbij verschillende handhavingsinstrumenten. Bij de keuze voor de best passende maatregel sluit de handhaver aan bij de uitgangspunten van dit beleidsstuk:

  • -

    vasthouden van kwalitatief goede kinderopvang;

  • -

    verbeteren van minder goede kinderopvang;

  • -

    snel structureel herstel daar waar de kwaliteit tekortschiet;

  • -

    sluiting van locaties waar de kwaliteit ernstig en/of structureel tekortschiet.

Het college weegt bij elke handhaving die hij inzet af welke maatregel geschikt, passend en noodzakelijk is. Daarmee is handhaving maatwerk. Het college streeft ernaar voor iedere situatie passende maatregelen te treffen die leiden tot een spoedig herstel van de overtreding(en).

5.2 PREVENTIEF HANDHAVEN

In het belang van kwalitatief goede kinderopvang, en om het naleven van kwaliteitseisen te stimuleren, is er regelmatig contact met kinderopvanghouders in de gemeente. Zij worden geïnformeerd over het beleid en de werkwijze van het college.

Gastouderbureaus die gevestigd zijn buiten gemeente Nieuwkoop, maar wel gastoudervoorzieningen bemiddelen binnen de gemeente, ontvangen een brief van het college over de beleidswijzigingen.

5.3 HANDHAVINGSAFWEGINGEN

Vanuit de eigen taak en verantwoordelijkheid besluit het college welke handhavingsmaatregel passend en geboden is. Dit wordt per overtreding, locatie en houder afgewogen.

Het college betrekt bij de voorbereiding van elk besluit alle feiten en weegt alle belangen af. Daarbij wordt afgewogen welke handhavingsmaatregel geschikt en noodzakelijk is om het beoogde doel te bereiken; kwalitatief goede kinderopvang. In iedere casus beoordeelt het college of evenredigheid bestaat tussen de ernst van een vastgestelde overtreding en de zwaarte van de op te leggen sanctie.

In beginsel beoordeelt het college iedere overtreding afzonderlijk en wordt handhaving per overtreding ingezet. Wanneer naar het oordeel van de toezichthouder blijkt dat een houder voldoende maatregelen heeft getroffen om een overtreding structureel te herstellen, kan het college besluiten om af te zien van handhaving gericht op herstel. Maar blijkt uit één inspectieonderzoek dat één voorschrift meerdere keren is overtreden dan weegt dit mee in de ernst van de overtreding. Dit uit zich in een kortere hersteltermijn of een hoger sanctiebedrag. Zodra een handhavingsbesluit wordt verstuurd is het college van oordeel dat het onderzoek van de toezichthouder zorgvuldig is uitgevoerd.

Bij de besluitvorming betrekt het college in elk geval:

  • -

    Het inspectierapport;

  • -

    Reacties van de houder aan het college;

  • -

    De handhavingsgeschiedenis op locatieniveau en organisatieniveau;

  • -

    De inspectiegeschiedenis op locatieniveau en organisatieniveau;

  • -

    Alle betrokken belangen waaronder het zwaarwegende belang van ouders en kinderen.

5.4 HERSTELLEND EN BESTRAFFEND HANDHAVEN

Het college heeft de mogelijkheid om zowel herstellend als bestraffend te handhaven.

Herstellende handhaving is erop gericht dat een begane overtreding hersteld wordt en structureel hersteld blijft. In beginsel handhaaft het college altijd herstellend. Het doel is de kwaliteit van opvang zo snel mogelijk te herstellen zodat de houder kwalitatief goede kinderopvang aanbiedt. En kinderen weer in een veilige en gezonde omgeving opgevangen worden en verantwoorde kinderopvang krijgen.

Bestraffende handhaving is gericht op het bestraffen van begane overtredingen, ongeacht of deze inmiddels hersteld zijn. Voor enkele overtredingen handhaaft het college altijd bestraffend, deze overtredingen zijn opgenomen in het afwegingsmodel. Voor de overige overtredingen geldt dat bestraffend gehandhaafd kan worden als het college dit nodig vindt.

5.5 HERHALING VAN EEN OVERTREDING

De houder is verantwoordelijk voor de naleving van de kwaliteitseisen. Elke herhaling van een overtreding van een voorschrift, waarvoor eerder een herstelaanbod is gedaan of handhaving is ingezet, is recidive. Bij recidive zet het college doorgaans direct een zwaarder handhavingsmiddel in.

Wanneer een houder een overtreding binnen 3 jaar na het opleggen van een aanwijzing herhaalt, dan legt het college voor nieuwe overtredingen een last onder dwangsom op. Wordt een overtreding herhaalt na het opleggen en invorderen van een last onder dwangsom of het opleggen van een bestuurlijke boete dat legt het college een hogere dwangsom of boete op. In beginsel wordt het bedrag uit het afwegingsmodel bij iedere herhaling van een overtreding met 50% verhoogd.

Wanneer binnen 3 jaar twee keer voor dezelfde overtreding een last onder dwangsom is opgelegd en ingevorderd, vervolgt het college de handhaving doorgaans met het exploitatieverbod. De houder voldoet immers langere tijd niet aan de minimale kwaliteitseisen; de kwaliteit van opvang schiet structureel tekort. Het belang van ouders en kinderen bij kwalitatief goede kinderopvang gaat voor het (financiële) belang van de houder en het personeel.

5.6 ORGANISATIENIVEAU

Het college voert handhaving in beginsel op locatieniveau uit, waarbij het college wel rekening houdt met overtredingen bij andere locaties van de houder. Het doel is om de houder te stimuleren zijn brede verantwoordelijkheid te nemen. Bij constateringen op één locatie verwacht het college van de houder dat die organisatie breed verbeteringen doorvoert. Tekortkomingen moeten voor de gehele organisatie worden hersteld en niet slechts op de locatie waar de overtreding is vastgesteld.

6 HANDHAVINGSMAATREGELEN

Bij de keuze van handhavingsinstrumenten kiest het college voor de instrumenten die het snelst en meest effect hebben. De handhavingsmiddelen waarvan het college gebruikt maakt worden in dit hoofdstuk verder toegelicht. Bij elk besluit weegt het college af welk handhavingsmiddel geschikt, noodzakelijk en proportioneel is.

6.1 INZET HANDHAVINGSMIDDELEN

Het college spreekt houders aan op de eigen verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van hun aanbod. Zodra de kwaliteit tekortschiet, spoort het college de houder aan om deze tekortkomingen snel en structureel te herstellen.

Het resultaat van bijvoorbeeld een herstelaanbod kan voor het college reden zijn om niet direct bestuurlijk te handhaven. Door kinderopvanghouders hiertoe in de gelegenheid te stellen, worden tekortkomingen eerder hersteld en kan het college onnodig handhaven voorkomen. Dat kan bijvoorbeeld passend zijn als overtredingen zijn hersteld of als uit het inspectierapport blijkt dat een overtreding redelijkerwijs binnen afzienbare periode is hersteld.

Een herstelaanbod bieden kan niet altijd worden toegepast. Meer hierover staat in hoofdstuk 4.5. Wanneer blijkt dat een herstelaanbod niet mogelijk is, dan zet het college alsnog bestuurlijke handhaving in om de naleving van de kwaliteitseisen af te dwingen.

Traject

Handhavingsmiddel

Informeel herstellend

Gesprek door de gemeente

Schriftelijke waarschuwing

Formeel herstellend

Verlenging van GGD-bevel

Aanwijzing

Last onder dwangsom

Last onder bestuursdwang

Exploitatieverbod

Formeel bestraffend

Bestuurlijke boete

Overig

Intrekking toestemming tot exploitatie

6.1.1 WAARSCHUWING

Als er sprake is van een lichte overtreding kan er een schriftelijke waarschuwing worden gegeven. De overtreder komt dan in de gelegenheid om de overtreding op te lossen. Bij een volgend (jaarlijks) onderzoek wordt dan onderzocht of dit daadwerkelijk is gebeurd.

6.1.2 DE AANWIJZING

In de aanwijzing staat welke maatregelen de houder, binnen welk termijn, moet nemen om de wettelijke voorwaarden na te leven. Een aanwijzing kan ook een concretisering van wettelijke regels bevatten voor de specifieke situatie.

De aanwijzing blijft geldig, ook nadat de overtreding is hersteld. Het college betrekt deze aanwijzing bij handhavingsbesluiten in de opvolgende 3 jaar.

Met de aanwijzing maakt het college aan een overtreder duidelijk dat die te allen tijde aan het opgenomen voorschrift moet voldoen. Daarmee is de aanwijzing een minder ingrijpende handhavingsmaatregel waarvan het college gebruik kan maken.

6.1.3 DE LAST ONDER DWANGSOM

Met een last onder dwangsom legt het college de houder de plicht op om maatregelen uit te voeren binnen een aangegeven termijn. Als een houder binnen de hersteltermijn de overtreding opheft en/of niet herhaalt, hoeft deze de dwangsom niet te betalen.

Als de aanwijzing niet tot structureel herstel van de overtreding heeft geleid, legt het college in principe een last onder dwangsom op. Het college kan ook direct een last onder dwangsom opleggen zonder dat eerst een aanwijzing is gegeven.

Is vastgesteld dat een overtreding niet is opgeheven of is herhaald, dan moet de houder de dwangsom betalen. Met een last onder dwangsom kan op meerdere herhalingen worden gehandhaafd. Een last onder dwangsom kent daarvoor een maximumbedrag.

Als er binnen 3 jaar, sinds de laatste opgelegde aanwijzing, een overtreding van dezelfde kwaliteitseis is vastgesteld legt het college doorgaans een last onder dwangsom op. Ook als de kwaliteitseis in de tussenliggende periode is beoordeeld en er geen overtreding is vastgesteld.

De last onder dwangsom is de best geschikte handhavingsmaatregel waarvan het college gebruik kan maken na de aanwijzing, als sluiting van de opvang (nog) niet proportioneel is. Wordt de overtreding na het opleggen van een last onder dwangsom toch herhaald, dan heeft dat financiële gevolgen zonder dat de bedrijfsvoering wordt onderbroken. Daarmee is de last onder dwangsom een handhavingsmaatregel met een gedoseerde financiële prikkel om de overtreding structureel op te heffen.

6.1.4 DE LAST ONDER BESTUURSDWANG

De manier waarop de houder de kinderopvang wil vormgeven is aan de houder. Bij een last onder bestuursdwang neemt het college bepaalde maatregelen om de overtreding van de kwaliteitseis op te heffen. Dat maakt dat de last onder bestuursdwang doorgaans geen geschikt handhavingsmiddel is. Dit handhavingsmiddel is bijvoorbeeld wel geschikt om een kinderopvangvoorziening te sluiten en gesloten te houden bij overtreding van een exploitatieverbod. Alle kosten die gemaakt worden bij de last onder bestuursdwang zijn voor rekening van de houder.

6.1.5 SLUITING VAN DE KINDEROPVANG: HET EXPLOITATIEVERBOD

Zodra uit een inspectieonderzoek blijkt dat geen sprake (meer) is van verantwoorde kinderopvang sluit het college de kinderopvang tijdelijk. Wat onder verantwoorde kinderopvang wordt verstaan is vastgelegd in artikel 1.49 van de Wet kinderopvang. Ook kan de kinderopvang gesloten worden zolang de houder een bevel van de toezichthouder of aanwijzing niet opvolgt.

Daarnaast gaat het college over tot tijdelijke sluiting bij locaties waar de kwaliteit structureel ondermaats is. Eerdere minder zware handhavingsmaatregelen hebben dan niet tot (structureel) herstel geleid. Pas als de houder aantoont dat de kwaliteit verbeterd is en blijft, mag de kinderopvang weer open. De toezichthouder beoordeelt dit tijdens een inspectieonderzoek.

Het sluiten van een locatie voor kinderopvang is een ingrijpende maatregel die niet alleen gevolgen heeft voor de houder maar ook voor diens personeel, ouders en kinderen. In de hiervoor beschreven situaties is sluiting van een locatie doorgaans noodzakelijk. Het belang van ouders en kinderen bij kwalitatief goede kinderopvang weegt altijd zwaarder dan het belang van continuïteit van opvang of een financieel belang. Met een gesloten locatie kan de houder zich samen met het personeel volledig richten op herstel van de kwaliteit van opvang zonder dat (emotionele) veiligheid en/ of gezondheid van de opgevangen kinderen nog langer in het geding is.

Als het college een kinderopvanglocatie sluit, moet de houder de ouders zelf op de hoogte stellen van deze sluiting. Als de houder dit niet doet, informeert het college of de toezichthouder ouders hierover. Dit gebeurt schriftelijk of mondeling.

6.1.6 INTREKKEN TOESTEMMING

Lukt het de houder na sluiting van een locatie niet om (binnen redelijke termijn) de overtredingen structureel op te heffen dan kan het college de toestemming tot exploitatie intrekken. Ook als een houder de kwaliteitseisen structureel niet naleeft, na verbetering opnieuw overtredingen begaat, veel en/of ernstige overtredingen of overtredingen die redelijkerwijs niet kunnen worden hersteld, sluit het college de kinderopvang permanent. Dit doet zij door de toestemming tot exploitatie in te trekken en de voorziening te verwijderen uit het LRK.

Het college kan de toestemming ook direct intrekken bijvoorbeeld als:

  • -

    niet langer wordt voldaan aan de definitie van kinderopvang, ouderparticipatiecrèche, gastouderopvang, gastouder of gastouderbureau;

  • -

    er sprake is van (een) overtreding(en) die, naar het oordeel van de toezichthouder, niet hersteld kan (kunnen) worden.

6.1.7 BESTUURLIJKE BOETE

Naast de handhaving gericht op herstel maakt het college ook gebruik van de mogelijkheid bestuurlijke boetes op te leggen. Bij een zware overtreding (bijvoorbeeld geen VOG, niet voldoen aan de beroepskracht-kind-ratio) wordt in beginsel altijd een boete gegeven. De boete is onvoorwaardelijk en moet altijd worden betaald. Naast de boete wordt er ook een verplichting opgelegd om de overtreding te herstellen. Elke overtreding beoordeelt en bestraft het college afzonderlijk ook als één kwaliteitseis meerdere keren is overtreden. Daarnaast legt het college een boete op als een houder na het opleggen van een aanwijzing geen maatregelen heeft genomen om herhaling of voortduren van een overtreding te voorkomen. Zodra één kwaliteitseis meerdere keren is overtreden, beoordeelt het college of het totale boetebedrag dat kan worden opgelegd evenredig is met de ernst van de overtredingen en de mate waarin de kwaliteit van opvang negatief werd beïnvloed. Een boete heeft altijd financiële gevolgen voor de overtreder. De draagkracht van een overtreder speelt geen rol bij het bepalen van de hoogte van een boete. Als de overtreder kan aantonen dat hij een boete niet in één keer kan betalen zonder dat de continuïteit van de opvang in gevaar komt, dan is dat in beginsel geen reden om een boete te matigen of van het opleggen van een boete af te zien. Wel kan dit reden zijn om een betalingsregeling toe te staan. Ook het (vrijwillig) sluiten van een locatie is geen reden om van het opleggen van een boete af te zien.

6.2 HANDHAVING OP DE GASTOUDEROPVANG

De eerder beschreven werkwijze is ook van toepassing op de gastouderopvang. Daarbij houdt het college wel rekening met de aard van de gastouderopvang.

Bij de handhaving op de gastouderopvang, zijn de volgende zaken van belang:

  • -

    Lagere boetes en dwangsommen voor de gastouder: door de beperkte omvang heeft een gastouder ook minder financiële draagkracht. Het college houdt hier rekening mee in de vaststelling van de bedragen voor boetes en dwangsommen.

  • -

    Boetes bij niet gemelde wijzigingen: het college legt direct boetes op bij het niet melden van een uitbreiding, het niet melden van de start of beëindiging van bemiddelingsrelaties en het niet melden van de beëindiging van de exploitatie van de voorziening. Boetes worden opgelegd aan het gastouderbureau, zij moeten wijzigingen tijdig melden.

  • -

    Snellere sluiting: bij een gastouder gaat het college sneller over tot sluiting (exploitatieverbod) van de opvangvoorziening en intrekking van de toestemming. De kwaliteit van de opvang is namelijk onlosmakelijk verbonden aan de gastouder en het college verwacht daarom geen verbetering na herhaling van overtredingen.

  • -

    Signaal naar andere gemeenten: als het college handhavingsmaatregelen inzet bij een gastouderbureau in een andere gemeente, informeert zij het betreffende college.

6.3 HANDHAVING BIJ EEN GASTOUDERBUREAU GEVESTIGD BUITEN ONZE GEMEENTE

De toezichthouder kan bij een onderzoek bij een voorziening voor gastouderopvang binnen onze gemeente een overtreding vaststellen, begaan door een gastouderbureau gevestigd buiten onze gemeente. Aan gastouderbureaus gevestigd buiten onze gemeente mag het college geen aanwijzing opleggen. Dit omdat het college buiten haar gemeentegrenzen geen toezicht kan houden. De eerste stap is overleggen met de andere gemeente. Het enige handhavingsmiddel wat anders ingezet kan worden is een bestuurlijke boete.

6.4 VERLENGEN VAN EEN BEVEL

Als de toezichthouder een schriftelijk bevel heeft opgelegd en de overtreding(en) zijn naar het oordeel van de toezichthouder niet of onvoldoende hersteld, dan verlengt het college het bevel met minimaal 7 dagen en zolang de houder nodig heeft om de overtreding(en), naar het oordeel van de toezichthouder, structureel te herstellen.

6.5 VOORSCHOOLSE EDUCATIE (VE)

Als sprake is van een overtreding van de wettelijke basisvoorwaarden voor voorschoolse educatie, informeert de toezichthouder de Inspectie van het Onderwijs. Deze gebruikt de informatie als signaal in het eigen toezicht. De toezichthouder kan ook voor de VE specifieke eisen een herstelaanbod doen.

Het college verstrekt subsidie aan kinderdagverblijven met voorschoolse educatie om een ander kwaliteitsniveau te realiseren. Als de toezichthouder een overtreding vaststelt van de wettelijke kwaliteitseisen voorschoolse educatie, zet het college de handhavingsmiddelen in die hiervoor zijn beschreven. Als een aanwijzing niet is opgevolgd, treedt het college eerst op binnen de subsidierelatie. Overtredingen kunnen grond zijn voor het weigeren van een subsidieaanvraag of leiden tot lagere subsidievaststelling.

6.6 PUBLICATIE VAN HANDHAVINGSBESLUITEN

Het college maakt handhavingsbesluiten openbaar in het Landelijk Register Kinderopvang zodra deze onherroepelijk zijn. Een handhavingsbesluit is onherroepelijk zodra alle bezwaar- en beroepsprocedures tegen het besluit zijn afgerond. In besluiten staat hoe in bezwaar en/of beroep gegaan kan worden.

Ondertekening

BIJLAGE 1 AFWEGINGSMODEL

1.1.HANDHAVING SAMENGEVAT

In dit afwegingsmodel geeft het college weer welke bestuurlijke handhavingsmaatregelen zij doorgaans zal opleggen. Dat neemt niet weg dat er altijd ruimte blijft voor maatwerk en het college hiervan kan afwijken.

De toezichthouder kan een houder van een kinderopvangvoorziening de gelegenheid bieden om geconstateerde overtredingen nog tijdens de onderzoeksperiode op te heffen (het herstelaanbod). Als de houder de overtreding al heeft hersteld of redelijkerwijs snel zal herstellen, kan het college besluiten af te zien van handhaving gericht op herstel.

Als er sprake is van een lichte overtreding kan er een schriftelijke waarschuwing worden gegeven. De overtreder komt dan in de gelegenheid om de overtreding op te lossen. Bij een volgend (jaarlijks) onderzoek wordt dan onderzocht of dit daadwerkelijk is gebeurd.

Het college kiest bij een zwaardere overtreding voor de aanwijzing, en geeft aan welke maatregelen moeten worden genomen om de overtreding te herstellen. Een aanwijzing kan ook een concretisering van wettelijke regels bevatten voor de specifieke situatie. Wanneer blijkt dat de aanwijzing niet tot herstel van de overtreding heeft geleid, legt het college een last onder dwangsom op.

Bij enkele ernstige overtredingen legt het college altijd een boete op. Voor andere overtredingen kan het college een boete opleggen via het niet opvolgen van een aanwijzing.

De hier opgenomen bedragen gelden per overtreding van een voorschrift. Het aantal overtredingen waarvoor het college een financiële sanctie oplegt is beperkt tot 4 overtredingen van hetzelfde voorschrift per inspectieonderzoek. In de tabel is het maximum sanctiebedrag bij een eerste overtreding van het voorschrift opgenomen. Bij recidive verdubbelt het college dit maximum.

Schematisch ziet het er als volgt uit:

Standaard: Kindercentrum, gastouderbureau, gastouder, voorziening voor gastouderopvang

  • -

    Overtreding → (bij een lichte overtreding) waarschuwing → (bij een zwaardere overtreding) aanwijzing → bij niet opvolgen: last onder dwangsom (bijlage A)

Beperkt: Kindercentrum, gastouderbureau, gastouder, voorziening voor gastouderopvang

  • -

    Overtreding → direct boete

  • Vervolg: aanwijzing gericht op herstel (bijlage B)

Als ook de last onder dwangsom en de invordering daarvan niet leiden tot structureel herstel sluit het college de locatie (tijdelijk) met een exploitatieverbod. Als een houder geen verantwoorde kinderopvang aanbiedt sluit het college een kinderopvanglocatie direct. Blijkt na (tijdelijke) sluiting de kwaliteit van opvang alsnog niet structureel hersteld dan trekt het college de toestemming in. Het college kan de toestemming ook direct intrekken.

1.2.HERSTELTERMIJNEN

Overtredingen met grote consequenties voor de kwaliteit van kinderopvang moeten in beginsel direct of binnen maximaal 7 dagen worden beëindigd.

Overtredingen met gemiddelde consequenties voor de kwaliteit van kinderopvang moeten in beginsel binnen maximaal 14 dagen worden hersteld.

Overtredingen met lichte tot matige consequenties voor de kwaliteit van kinderopvang moeten in beginsel binnen een gemiddelde termijn van maximaal 21 dagen worden hersteld.

Voor elke overtreding beoordeelt het college welk hersteltermijn passend en geboden is.

SCHEMA A - DWANGSOMMEN

De dwangsommen zijn verdeeld in 4 domeinen: dwangsommen kindercentrum, dwangsommen gastouderbureau, dwangsommen gastouder en dwangsommen ouderparticipatieopvang.

1. Dwangsommen Kindercentrum

Algemene voorwaarden kwaliteit en naleving

Administratie

Artikel 1.52, artikel 1.53 en 1.56 lid 4 Wko;

Artikel 11 van de Regeling Wko;

€ 3.000

Maatregelen aanpak A-ziekten*

* De houder houdt zich aan maatregelen die gelden wanneer de minister een regeling heeft opgesteld waarmee de houder tijdelijk wordt vrijgesteld van een of meer artikelen uit de wet, als sprake is van bijzondere omstandigheden die verband houden met de bestrijding van de epidemie van een infectieziekte behorend tot groep A1.

€ 3.000

Overtredingen in het domein Algemene voorwaarden kwaliteit en naleving hebben grote consequenties voor de kwaliteit van kinderopvang.

Pedagogisch klimaat

Pedagogisch beleid

Artikel 1.49, artikel 1.50 lid 1 en 2, artikel 1.50a en artikel 156b Wko;

Artikel 3, 11 en 12 besluit kwaliteit kinderopvang;

Artikel 12a Regeling kwaliteit gastouderbureau, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang;

Artikel 4a lid 1 en 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

€ 5.000

Pedagogisch praktijk

Artikel 2 Besluit kwaliteit kinderopvang

€ 2.000

Voorschoolse educatie

Artikel 1.50b Wko;

Artikelen 1, 2, 3, 4 en 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

Artikel 10c Regeling Wko

Artikel 11 lid 2a regeling Wko.

€ 3.000

Inzet pedagogisch beleidsmedewerker voorschoolse educatie

Artikel 1.50 lid 1 en 2 Wko;

Artikel 8 en artikel 17 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang.

€ 3.000

Overtredingen in het domein pedagogisch klimaat hebben grote consequenties voor de kwaliteit van kinderopvang.

Personeel en groepen

Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang

Artikel 1.49 lid 4, artikel 1.50 lid 3, 4, 6, 7 en 8, artikel 1.48d lid 2 en 3, artikel 1.56 lid 3, 1.56b lid 2, 3, 5 en 7 Wko;

Artikel 14 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang;

€ 4.000 per ontbrekende/oude VOG of per ontbrekende inschrijving € 2.000 per ontbrekende koppeling.

Opleidingseisen

Artikel 6 Besluit kwaliteit kinderopvang

€ 4.000

Aantal beroepskrachten

Artikel 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wko;

Artikel 3 lid 3 onder a, artikel 7, artikel 12 lid 3 onder a en artikel 16 Besluit kwaliteit kinderopvang;

Artikel 9c Regeling Wko.

€ 4.000

Eisen aan de inzet van beroepskrachten in opleiding en stagairs

Artikel 7 Besluit kwaliteit kinderopvang

Artikel 9a en 9b Besluit kwaliteit kinderopvang

€ 4.000

Inzet pedagogisch beleidsmedewerkers

Artikel 8 Besluit kwaliteit kinderopvang

€ 3.000

Stabiliteit van de opvang voor kinderen

Artikel 9 Besluit kinderopvang

€ 3.000

Voertaal

Artikel 1.55 en 1.56b lid 1 Wko.

€ 3.000

Overtredingen in het domein Personeel en groepen hebben grote consequenties voor de kwaliteit van kinderopvang.

Veiligheid en gezondheid

Veiligheids- en gezondheidsbeleid

Artikel 1.49 lid 1, 2 en 3, artikel 1.50 lid 3, artikel 1.51 en artikel 1.56b lid 1 en 2 Wko;

Artikel 4 artikel 7 lid 5 en 6 en artikel 13 Besluit kwaliteit kinderopvang;

Artikel 8 en artikel 9b Regeling Wko;

Artikel 12 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang;

Artikel 11 regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang.

€ 4.000

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Artikel 1.51a, artikel 1.51b en artikel 1.51c Wko;

Artikel 5, artikel 14 Besluit kwaliteit kinderopvang;

Artikel 8 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang.

€ 4.000

Meld- overleg- en aangifteplicht

Artikel 1.56 lid 7 Wko;

Artikel 11b Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang;

Artikel 11h Regeling Wko.

€ 4.000

Overtredingen in het domein Veiligheid en gezondheid hebben grote consequenties voor de kwaliteit van kinderopvang.

Accommodatie

Eisen aan ruimtes

Artikel 1.50 lid 1 en 2 Wko;

Artikel 10 en artikel 19, van het Besluit kwaliteit kinderopvang.

Artikel 1.56b lid 1 en 2 Wko;

Artikel 15 besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang;

Artikel 14 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang.

€ 2.000

Overtredingen in het domein Accommodatie hebben, bij het ontbreken van een acute situatie, gemiddelde consequenties voor de kwaliteit van kinderopvang. Bij acute situaties hebben overtredingen grote consequenties voor de kwaliteit van kinderopvang.

Ouderrecht

Informatie

Artikel 1.50 lid 2, artikelen 1.54, 1.54a en 156 lid 1, 2 en 6 onder c Wko;

Artikel 3 lid 4 en artikel 12 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang.

€ 2.000

Oudercommissie

Artikel 1.46 lid 2, artikel 1.58 en artikel 1.59 Wko.

€ 2.000

Klachten en geschillen

Artikel 1.57b en 1.57c Wko;

Artikel 5 lid 1 aanhef en onder f Besluit landelijk register kinderopvang, register buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang.

€ 2.000

Overtredingen in het domein Ouderrecht hebben lichte tot matige consequenties voor de kwaliteit van kinderopvang.

2. Dwangsommen Gastouderbureau

Personeel en groepen

Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang

Artikel 1.49 lid 4, artikel 1.50 lid 3, 4, 6, 7 en 8, artikel 1.48d lid 2 en 3, artikel 1.56 lid 3, 1.56b lid 2, 3, 5 en 7 Wko;

Artikel 14 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang;

€ 4.000 per ontbrekende/oude VOG of per ontbrekende inschrijving € 2.000 per ontbrekende koppeling.

Personeelsformatie per gastouder

€ 3.000

Overtredingen in het domein Personeel hebben grote consequenties voor de kwaliteit van opvang.

Veiligheid en gezondheid

Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid

€ 4.000

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Artikel 1.51a, artikel 1.51b en artikel 1.51c Wko;

Artikel 5, artikel 14 Besluit kwaliteit kinderopvang;

Artikel 8 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang.

€ 4.000

Meld- overleg- en aangifteplicht

Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang;

€ 4.000

Overtredingen in het domein Veiligheid en gezondheid hebben grote consequenties voor de kwaliteit van opvang.

Ouderrecht

Informatie

Artikel 1.50 lid 2, artikelen 1.54, 1.54a en 156 lid 1, 2 en 6 onder c Wko;

Artikel 3 lid 4 en artikel 12 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang.

€ 2.000

Oudercommissie

Artikel 1.46 lid 2, artikel 1.58 en artikel 1.59 Wko.

€ 2.000

Klachten en geschillen

Artikel 1.57b en 1.57c Wko;

Artikel 5 lid 1 aanhef en onder f Besluit landelijk register kinderopvang, register buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang.

€ 2.000

Overtredingen in het domein Ouderrecht hebben lichte tot matige consequenties voor de kwaliteit van opvang.

Kwaliteit gastouderbureau en zorgplicht

Kwaliteitscriteria

Paragraaf 3 artikelen 11-14 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

€ 3.000

Administratie gastouderbureau

Artikel 1.52, artikel 1.53 en 1.56 lid 4 Wko;

Artikel 11 van de Regeling Wko;

€ 2.000

Overtredingen in het domein Kwaliteit gastouderbureau en zorgplicht hebben grote consequenties voor de kwaliteit van opvang.

3. Dwangsommen Gastouder

Het maximum dwangsombedrag voor een voorziening voor gastouderopvang is gelijk aan het bedrag genoemd bij de eerste categorie artikel 23 lid 4 Wetboek van Strafrecht en bij recidive het dubbele daarvan.

4. Dwangsommen Ouderparticipatieopvang

Het maximum dwangsombedrag voor een ouderparticipatiecrèche is gelijk aan het bedrag genoemd bij de tweede categorie artikel 23 lid 4 Wetboek van Strafrecht en bij recidive het dubbele daarvan.

SCHEMA B – DIRECTE BOETE PER OVERTREDING VAN HET VOORSCHRIFT

Voor enkele overtredingen legt het college, naast een herstelsanctie, in beginsel altijd een boete op. Deze overtredingen staan in de tabel directe boete.

Bij het opleggen van een bestuurlijke boete stemt het college de hoogte van de boete altijd af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Daarbij houdt het college rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan. Om tot matiging over te gaan, verwacht het college een actieve houding van de overtreder. Het is belangrijk dat een houder niet alleen stelt dat bepaalde (bijzondere) omstandigheden zich hebben voorgedaan, maar dat de houder dit ook aantoont.

Als met 1 feitelijke gedraging 2 of meer overtredingen zijn begaan legt het college alleen een bestuurlijke boete op voor de overtreding met het hoogste boetebedrag. Daarnaast matigt het college een boete aan de hand van de omvang van de organisatie.

Directe boete voor kindercentrum, gastouderbureau, gastouder, voorziening voor gastouderopvang

Algemeen

Exploitatie zonder toestemming college

Artikel 1.66 lid 2 en artikel 1.72 Wko.

€ 20.000

Aanbieden kinderopvang zonder schriftelijke overeenkomst met ouder.

Artikel 1.52 Wko

€ 3.000

Schenden medewerkingsplicht

Artikel 5:20 lid 1 Awb en artikel 1.72 Wko.

€ 4.000

Niet opvolgen bevel

Artikel 1.65 en 1.72 lid 1 Wko

Bedrag per voorschrift

Overtreden exploitatieverbod

Artikel 1.66 en artikel 1.72 Wko.

€ 20.000

Niet (tijdig) melden wijzigingen (zie hoofdstuk 3):

  • -

    Gegevens van de bestaande houder

  • -

    Aanmelden nieuwe houder

  • -

    Gegevens kinderopvanglocatie

  • -

    Aantal kindplaatsen

  • -

    Uitschrijven locatie uit LRK

Artikel 1.47 Wko

€ 2.000

Personeel en groepen

Verklaring omtrent gedrag (VOG) en personenregister kinderopvang

Artikel 1.49 lid 4, artikel 1.50 lid 3, 4, 6, 7 en 8, artikel 1.48d lid 2 en 3, artikel 1.56 lid 3, 1.56b lid 2, 3, 5 en 7 Wko;

Artikel 14 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang;

Artikel 13 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang;

€ 4.000 per ontbrekende/oude VOG of per ontbrekende inschrijving.

€ 2.000 per ontbrekende koppeling.

Beroepskracht-kind-ratio (BKR)

Artikel 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wko;

Artikel 3 lid 3 onder a, artikel 7, artikel 12 lid 3 onder a en artikel 16 Besluit kwaliteit kinderopvang;

Artikel 9c Regeling Wko.

€ 4.000 per ontbrekende beroepskracht

Op de uren dat niet tenminste de helft van het conform de BKR benodigde aantal beroepskrachten is ingezet

Artikel 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wko;

Artikel 3 lid 3 onder a, artikel 7, artikel 12 lid 3 onder a en artikel 16 Besluit kwaliteit kinderopvang;

Artikel 9c Regeling Wko.

€ 2.000 per ontbrekende beroepskracht