Mandaatbesluit leerplicht en RMC Hart van Brabant Gemeente Loon op Zand

Het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester, ieder voor zover het de eigen bevoegdheid betreft;

Overwegende dat:

• -

  dat de gemeenten in de regio Hart van Brabant zich gezamenlijk verantwoordelijk achten voor een efficiënte en uniforme uitvoering van de uit de Leerplichtwet 1969 voortvloeiende taken en deze door samenwerking voortdurend verder willen professionaliseren en verbeteren;

• -

  de regio Hart van Brabant1 bestaat uit de gemeenten Dongen, Gilze en Rijen, Goirle, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Oisterwijk, Tilburg en Waalwijk;

• -

  er al sprake is van mandatering van bevoegdheden uit de leerplichtwet sinds april 2018 en er sprake is van regionale samenwerking op het gebied van leerplicht en RMC;

• -

  Het college de wens heeft de samenwerking voort te zetten en verder te optimaliseren;

Gelet op:

• -

  artikel 10:3, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;

• -

  de Leerplichtwet 1969;

• -

  de Wet van 6 december 2001 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met de invoering van de verplichting voor het bevoegd gezag tot het melden van voortijdige schoolverlaters die niet meer leerplichtig zijn, alsmede van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor het bestrijden van voortijdig schoolverlaten (regels inzake regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten);

BESLUIT:

• I.

  Mandaat te verlenen aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg ter uitvoering van de bevoegdheden uit de Leerplichtwet 1969, zoals genoemd in de artikelen 3a, 3b, 3c, 5, 5a, 6, 7, 11, 15, 16, 18 19, 21, 21a, 21b, 22, 23 en 25 en de uitvoeringstaken voortvloeiend uit de regels inzake Regionale Meld- en Coördinatiefunctie, met dien verstande dat het College van B&W van de gemeente Tilburg op haar beurt ondermandaat kan verlenen aan haar medewerkers.

• II.

  ten aanzien van de uitoefening van de bevoegdheid, de volgende voorschriften vast te stellen.