Nadere Regels Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2025 (versie 2)

Geldend van 30-01-2025 t/m heden

Intitulé

Nadere Regels Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2025 (versie 2)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brunssum,

Gelet op het bepaalde in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

Gelet op het bepaalde in titel 4:3 van de algemene wet bestuursrecht;

Gelet op de bepaalde in de Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2025;

Overwegende dat het noodzakelijk is om burgers te ondersteunen als zij dusdanig beperkingen ondervinden bij hun maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid dat zij niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met hulp van het sociale netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen hierin geheel of gedeeltelijk kunnen voorzien;

Overwegende dat het noodzakelijk is om uitvoeringsregels op te stellen tot de invulling van de plicht tot ondersteuning;

Overwegende dat het noodzakelijk is de huidige Nadere Regels Wet maatschappelijke ondersteuning 2025 te actualiseren en een nieuwere versie (2) vast te stellen.

besluit: Vast te stellen de “Nadere Regels Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2025 (versie 2)"

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze Nadere Regels wordt verstaan onder:

    • -

      aanvraag: de aanvraag voor een mantelzorgwaardering;

    • -

      bijdrage: bijdrage als bedoeld in de artikelen 2.1.4 en 2.1.4a van de wet;

    • -

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Brunssum;

    • -

      jonge mantelzorger: een mantelzorger die op het moment van aanvraag jonger is dan 18 jaar;

    • -

      mantelzorgwaardering: een jaarlijkse uiting van waardering van ons college aan mantelzorgers die ten minste 8 uur per week en gedurende ten minste drie maanden van het betreffende jaar zorg verlenen aan een zorgvrager;

    • -

      Verordening: de van toepassing zijnde vigerende Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum;

    • -

      VOG: verklaring omtrent het gedrag zoals bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;

    • -

      Wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • -

      zorgvrager (i.h.k.v. mantelzorgwaardering): persoon die zorgbehoevend is en hiervoor ondersteuning krijgt. De zorgvrager dient woonachtig te zijn in de gemeente Brunssum.

  • 2. De in deze Nadere Regels gebruikte begrippen die niet in lid 1 zijn gedefinieerd, hebben dezelfde betekenis als beschreven in de Wet, het uitvoeringsbesluit, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de van toepassing zijnde vigerende Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum.

Artikel 2. Toepassingsbereik

  • 1. De Nadere Regels zijn van toepassing op de maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in de Wet, voor zover deze betrekking heeft op de zelfredzaamheid en participatie van inwoners van de gemeente Brunssum.

  • 2. De Nadere Regels zijn van toepassing op voorzieningen met als startdatum 1 januari 2015 of later.

  • 3. De Nadere Regels in het kader van beschermd wonen en opvang zijn vastgelegd in de “Nadere Regels Wmo opvang en beschermd wonen gemeente Brunssum 2023”;

Hoofdstuk 1: Maatwerkvoorzieningen

Artikel 3. Aard en omvang maatwerkvoorziening

  • 1. De regels inzake de aard en omvang van de toe te kennen maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden vindt plaats op basis van het normenkader huishoudelijke ondersteuning 2025 zoals opgenomen in bijlage 1.

  • 2. De leidraad inzake het onderzoek naar en de eventuele toe te kennen maatwerkvoorziening begeleiding in de vorm van persoonsgebonden budget (hierna: PGB) vindt plaats op basis het ormenkader begeleiding (versie 2.0 van bureau HHM) zoals opgenomen in bijlage 3.

  • 3. Voor het bepalen van de aard en omvang van de toe te kennen maatwerkvoorziening doelgroepenvervoer geldt een maximumaantal zones van 590 per jaar.

  • 4. De omvang van kortdurend verblijf (respijtzorg) varieert van één etmaal per week tot maximaal drie etmalen per week.

Artikel 4. Invulling normenkader huishoudelijke ondersteuning 2025, bijlage 1

  • 1. Het normenkader huishoudelijke ondersteuning laat ruimte voor lokale keuzes aangaande a. de organisatie van boodschappen, b. organisatie van de wasverzorging, c. vanaf welke leeftijd een inwoner een volwaardige bijdrage kan leveren aan het onderhouden van het huishouden (gebruikelijke zorg) en d. frequentie overname zware huishoudelijke taken. Hieronder leest u welke invulling de gemeente Brunssum daaraan geeft:

    • a.

      In beginsel geldt dat eenieder die hiertoe in staat is, gebruik dient te maken van de boodschappenservices als algemene voorziening (deze is voor iedereen toegankelijk). Inwoners die problemen hebben met de organisatie van de boodschappen, kunnen extra tijd geïndiceerd krijgen om hierbij ondersteund te worden, zodat zij alsnog gebruik kunnen maken van de algemene voorziening.

    • b.

      De organisatie van de wasverzorging wordt op basis van maatwerk afgewogen en geïndiceerd, waarbij het principe geldt: wie het zelf kan, voert het ook zelf uit. Indien een inwoner niet in staat is om de organisatie van de was op zich te nemen, kan hiervoor extra tijd worden geïndiceerd.

      Daarnaast geldt in Brunssum dat voor inwoners met een noodzaak tot ondersteuning bij wassen en strijken, de was- en strijkservice voorliggend is.

    • c.

      In beginsel gaan we ervan uit dat iemand die 21 jaar of ouder is en behoort tot de samenstelling van de huishouden, op volwaardige wijze meegerekend kan worden bij het beoordelen van indicatie huishoudelijke ondersteuning. De specifieke situatie en omstandigheden worden in deze afweging in acht genomen en de mogelijkheden voor gebruikelijke zorg worden onderzocht, waarbij geldt dat de gemeente Brunssum het belangrijk vindt dat jeugdigen/jongvolwassenen zich voldoende kunnen richten op hun ontwikkeling.

    • d.

      Wanneer uit onderzoek blijkt dat enkel de zware huishoudelijke taken overgenomen dienen te worden, kan men er voor kiezen de zware huishoudelijke taken 1 keer in de 2 weken uit te laten voeren (mits de cliënt in staat is in de tussenliggende dagen de woning zelf bij te houden).

  • 2. Definitie van het resultaat: een huis is schoon en leefbaar indien het normaal bewoond en gebruikt kan worden en voldoet aan basale hygiëne-eisen.

    • -

      Schoon staat voor: een basishygiëne borgen, waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s van bewoners worden voorkomen.

    • -

      Leefbaar staat voor: opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.

  • 3. De ondersteuning die geboden kan worden via de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp kent de volgende afbakening: de inwoner moet gebruik kunnen maken van een schone woonkamer, slaapvertrekken, keuken, sanitaire ruimtes en gang/trap/overloop. Het schoonmaken van de buitenruimte bij het huis (ramen, tuin, balkon, etc.) maakt hier geen onderdeel van uit.

  • 4. Wanneer cliënten als gevolg van hun (medische) beperkingen onvoldoende ondersteund worden door de basisvoorziening schoon huis, kunnen aanvullende maatwerkmodules ingezet worden. Dit zijn bijvoorbeeld een hoger niveau van hygiëne of schoonhouden realiseren vanwege medische beperkingen, het klaarzetten van maaltijden en beschikken over schone kleding. Te allen tijde wordt rekening gehouden met de mogelijkheden van eigen kracht, gebruikelijke hulp en het sociale netwerk. Als sprake is van voorliggende voorzieningen/oplossingen, dan wordt hiervoor geen Wmo-maatwerkvoorziening inzet.

Artikel 5. Procedure bij woonvoorzieningen

  • 1. Indien een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening noodzakelijk is en die voorziening is geheel opgenomen in de ergolijst van Casadata B.V. behorende bij deze Nadere Regels, dan kan die voorziening tegen het in deze ergolijst van Casadata B.V. opgenomen maximale bedrag worden verstrekt zonder dat de aanvrager en/of woningeigenaar voorafgaand een offerte behoeft over te leggen.

  • 2. Indien een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening noodzakelijk is en die voorziening is niet of niet geheel opgenomen in de ergolijst van Casadata B.V. behorende bij deze Nadere Regels, dan dient de aanvrager en/of woningeigenaar of woning voorafgaand ten minste één offerte of meer aan het college te overleggen omtrent de goedkoopst passende oplossing.

  • 3. Lid 2 is niet van kracht als met een bepaalde woningcorporatie een convenant van kracht is. In dat geval gelden de afspraken en de procedure zoals overeengekomen in het convenant.

Artikel 6. Afschrijvingstermijnen

  • 1. Het college houdt bij het verstrekken of vervangen van een woonvoorziening rekening met de technische en/of economische afschrijvingstermijn conform de algemeen gebruikelijk geachte levensduur van een dergelijke voorziening.

  • 2. De afschrijvingstermijnen voor hulpmiddelen zijn de termijnen zoals opgenomen in de aanbesteding en dienovereenkomstig worden gehanteerd door de leveranciers Meyra en Kersten. De afschrijvingstermijn voor hulpmiddelen bedraagt in principe 7 jaar.

  • 3. Een uitzondering op het bepaalde in het derde lid is de afschrijvingstermijn voor een kinderhulpmiddel. De afschrijvingstermijn voor kinderhulpmiddelen bedraagt in principe 5 jaar.

  • 4. De afschrijvingstermijn voor een traplift bedraagt 15 jaar.

Artikel 7. Eigen bijdrage

  • 1. Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 23 lid 1 van de Verordening Wmo, wordt op een maatwerkvoorziening (in natura) en een PGB een eigen bijdrage door het CAK in rekening gebracht.

  • 2. De bijdrage is verschuldigd vanaf de maand volgend op het tijdstip waarop de ondersteuning feitelijk start tenzij de feitelijke startdatum op de eerste dag van de maand valt. In dat geval is de bijdrage verschuldigd met ingang van dat tijdstip. In het geval van het persoonsgebonden budget is de bijdrage verschuldigd met ingang van de maand waarin het persoonsgebonden budget is verleend (verleningsdatum in de beschikking).

  • 3. Het college kan beslissen dat een levering van een voorziening of dat een persoonsgebonden budget tijdelijk wordt opgeschort als door een bijzondere situatie, zoals een ziekenhuisopname, daarvan tijdelijk geen gebruik kan worden gemaakt. De bijdrage is voor de periode van de opgeschorte levering niet verschuldigd.

Hoofdstuk 2: Persoonsgebonden budget (Pgb)

Artikel 8. De hoogte van het persoonsgebonden budget

  • 1. Op basis van artikel 15 lid 1 en lid 2 van de Verordening wordt de hoogte van het PGB berekend. Voor het jaar 2025 gelden de volgende maximale PGB-tarieven:

    Zorgsoort

    PGB-uurtarief

    (max) 2025

     

     
     

    Professionele zorg

     
     

    Huishoudelijke hulp

    € 23,96

     

    Begeleiding individueel

    € 34,52

     

    Begeleiding groep zonder vervoer

    € 18,89

    € 75,57 per dagdeel

    Begeleiding groep met vervoer

    € 21,22

    € 84,86 per dagdeel

    Kortdurend verblijf

    € 256,85

    Per etmaal, max 3 etmalen per week

     
     

    Niet professionele zorg

     
     

    Huishoudelijke hulp

    € 20,69

     

    Begeleiding individueel

    € 27,87

     

    Bedrag PGB (per jaar)

    Taxivervoer

    € 1.516,70

    Rolstoeltaxivervoer

    € 2.275,07

  • 2. Er worden geen tarieven vastgesteld voor niet professionele zorg voor groepsbegeleiding, dagbesteding (met of zonder vervoer) en kortdurend verblijf- en respijtzorg omdat deze zorg niet geleverd wordt door een niet daartoe opgeleid persoon.

  • 3. De budgethouder mag een vast maandloon afspreken met de aanbieder.

  • 4. Het PGB voor de voorzieningen zoals vermeld in artikel 15 lid 2 sub a van de Verordening, worden aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald bij de verstrekking van een voorziening in natura. Hierbij wordt rekening gehouden met de eventuele tussen het college en de leverancier reeds overeengekomen korting voor een nieuwe voorziening. De vergoeding voor onderhoud en verzekering maken in het kader van de verschuldigd zijn van een eigen bijdrage (artikel 7) onderdeel uit van de kostprijs van de voorziening.

  • 5. Het door het college te verstrekken PGB voor de voorzieningen zoals vermeld in lid 5 wordt verstrekt voor een periode die gelijk is aan de door de leverancier in de offerte vastgestelde levensduur. Onder de levensduur wordt tevens verstaan de periode die resteert na aftrek van de in de betreffende branche gebruikelijke afschrijvingsperiode zoals genoemd in artikel 6.

Artikel 9. Geen herverstrekking

Het wederom verstrekken van een PGB voor een reeds eerder verstrekte soortgelijke voorziening en het wederom verstrekken van een voorziening in natura, kan slechts dan geschieden indien de technische afschrijvingstermijn, zoals deze geldt bij het verstrekken van een voorziening in natura, van de betreffende voorziening verstreken is én als de voorziening niet meer adequaat is.

Artikel 10. Afleggen verantwoording persoonsgebonden budget (hulpmiddelen / woonvoorziening)

  • 1. Degene aan wie een PGB als bedoeld in artikel 8 (voor hulpmiddelen en/of een niet bouwkundige woontechnische voorziening) is toegekend, verstrekt binnen 6 maanden na het verlenen van de voorziening de hierop betrekking hebbende originele factuur aan het college.

  • 2. Degene aan wie een PGB als bedoeld in artikel 8 voor een bouwkundig/woontechnische woningaanpassing is toegekend, dan wel de eigenaar van de woning, meldt binnen een termijn van 12 maanden nadat het PGB werd bepaald dat de woningaanpassing is gerealiseerd onder overlegging van de hierop betrekking hebbende originele facturen.

  • 3. Naar aanleiding van de ontvangst van het gereedmeldingsbericht (voor bouwkundige en niet bouwkundige (woon)voorzieningen) met bijbehorende facturen zal door het college worden getoetst of de aanpassing heeft plaatsgevonden conform het programma van eisen en het vastgestelde budget. Indien het toegekende persoonsgebonden budget niet geheel is besteed dan zal het teveel toegekende budget worden ingetrokken en teruggevorderd.

  • 4. Aan degene aan wie een PGB als bedoeld in artikel 8 voor een hulpmiddel is toegekend, betaalt het college het PGB uit nadat de originele factuur van de aanschaf van het hulpmiddel aan het college is verstrekt.

  • 5. In aanvulling op het bepaalde in lid 1 kan, voor de duur van het PGB, de factuur voor onderhoud en/of verzekering van het hulpmiddel worden ingediend bij het college. Het college betaalt de factuur voor onderhoud en/of verzekering uit nadat de originele factuur aan het college is verstrekt met het maximum van het in de beschikking vastgestelde persoonsgebonden budget.

Artikel 11. Controle persoonsgebonden budget

  • 1. Het college onderzoekt uit het oogpunt van de kwaliteit en rechtmatigheid van de geleverde zorg steekproefsgewijs de inzet van de PGB’s en/of de daarmee verstrekte ondersteuning.

  • 2. De inzet van de PGB’s van budgethouders, ten aanzien waarvan door de SVB bijzonderheden worden gesignaleerd, worden in elk geval gecontroleerd.

Hoofdstuk 3: Mantelzorgwaardering

Artikel 12. Doelgroep en uitvoerende instantie mantelzorgwaardering

  • 1. Voor mantelzorgwaardering komen in aanmerking:

    • a.

      (meerderjarige) mantelzorger(s) en

    • b.

      jonge mantelzorger(s);

  • 2. mantelzorg betreft de verzorging/ondersteuning is die wordt verleend voor meer dan 8 uren per week en langer dan 3 maanden duurt. Gebruikelijke zorg is de normale dagelijkse zorg van gezinsleden en/of huisgenoten voor elkaar.

  • 3. Het college is belast met de uitvoering van de mantelzorgwaardering.

Artikel 13. Mantelzorgwaardering in Brunssum

  • 1. De mantelzorgwaardering bestaat uit:

    • a.

      het mantelzorgcompliment ter hoogte van € 70,- in de vorm van cadeaubonnen en/of

    • b.

      een praktische ondersteuning van maximaal 10 uur per kalenderjaar via Betere Buren voor kleinere klussen in en rondom de woning zoals tuinwerkzaamheden, klein schilderwerk en het opruimen van garage/zolder of hulp bij het afvoeren van grofvuil en

    • c.

      een persoonlijke kaart voor alle ingeschreven mantelzorgers

  • 2. Per zorgvrager kan per kalenderjaar slechts één mantelzorgwaardering (compliment en/of praktische ondersteuning) voor de mantelzorger worden aangevraagd en toegekend.

  • 3. De zorgvrager die onder opgave van de mantelzorger een aanvraagformulier heeft ingevuld en die voldoet aan de criteria, ontvangt ten aanzien van de onder lid 1 sub a. en b. bedoelde waardering een toekenningsbrief met daarin opgenomen informatie over het ophalen van de cadeaubonnen en/of de werkwijze ten aanzien van de praktische waardering via Betere Buren.

  • 4. Hetgeen een mantelzorger ontvangt op grond van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.6. van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 is als blijk van waardering, wordt niet tot het inkomen gerekend en heeft daarmee geen gevolgen voor een eventuele uitkering, zorgtoeslag of huurtoeslag.

Artikel 14. Criteria voor de mantelzorgwaardering

  • 1. Om in aanmerking te komen voor mantelzorgwaardering dient:

    • a.

      de mantelzorger naar oordeel van de uitvoerende instantie te voldoen aan de doelgroep definitie als bedoeld in artikel 12 lid 1; en

    • b.

      het aanvraagformulier volledig en naar waarheid te zijn ingevuld en ondertekend door de zorgvrager en uiterlijk voor 31 december van het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft te zijn aangeleverd bij het college; en

    • c.

      de zorgvrager die een mantelzorgwaardering aanvraagt, woont in Brunssum. De mantelzorger die in aanmerking komt voor het compliment (€ 70,- in de vorm van cadeaubonnen) hoeft niet woonachtig te zijn in de gemeente Brunssum. In het geval van praktische ondersteuning door Betere buren, moet de mantelzorger wel in de gemeente Brunssum wonen; en

    • d.

      de mantelzorger op de datum van de aanvraag ingeschreven te staan bij het Steunpunt voor mantelzorg.

Artikel 15. Aanvraag mantelzorgwaardering

De mantelzorgwaardering moet jaarlijks door de zorgvrager worden aangevraagd onder opgave van de mantelzorger met behulp van een door het college beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

Artikel 16. Weigeringsgronden mantelzorgwaardering

Een aanvraag voor de mantelzorgwaardering wordt geweigerd indien niet voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 13 en 14 van deze regeling.

Hoofdstuk 4: Overige bepalingen

Artikel 17 Hoogte van de tegemoetkoming meerkosten voor personen met een beperking of chronische problemen

  • 1. De hoogte van een financiële tegemoetkoming bedraagt:

    • a)

      De financiële tegemoetkoming voor een sportvoorziening/rolstoel bedraagt maximaal € 3.000 (per 4 jaar) voor aanschaf, onderhoud, verzekering en reparatie.

Artikel 18 Hoogte van een financiële maatwerkvoorziening voor personen met een beperking of chronische problemen

  • 1. De hoogte van de financiële maatwerkvoorziening bedraagt:

    • a)

      De financiële maatwerkvoorziening voor het bezoekbaar maken van een woning bedraagt maximaal € 2.717,- (eenmalig). De tegemoetkoming kan worden toegekend voor het bezoekbaar maken voor maximaal één woning.

    • b)

      De financiële maatwerkvoorziening voor het bekostigen van een verhuizing bedraagt maximaal € 2627,-.

  • 2. De belangenafweging, om te bepalen of het verhuisprimaat conform lid 1b en conform artikel 12 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Brunssum 2025 van toepassing is, betreft onder andere:

    • a.

      Aanwezigheid van aangepaste of eenvoudig aan te passen woningen;

    • b.

      Kostenvergelijking tussen een woningaanpassing en verhuizen;

    • c.

      Volkshuisvestelijke factoren;

    • d.

      Woning moet binnen een medisch aanvaardbare termijn beschikbaar zijn;

    • e.

      Sociale omstandigheden;

    • f.

      Afstemming met andere voorzieningen;

    • g.

      Werksituatie;

    • h.

      Verandering in woonlasten;

    • i.

      Wooncomfort;

    • j.

      Is cliënt huurder of eigenaar van de woning;

    • k.

      De wil van de cliënt om te verhuizen;

    • l.

      Overige specifieke omstandigheden.

Artikel 19. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1. In aanvulling op artikel 25 van de Verordening zijn voor de verschillende maatwerkvoorzieningen die in natura worden verstrekt de in de aanbestedingsdocumenten opgenomen kwaliteitseisen voor aanbieders van toepassing.

  • 2. De kwaliteitseisen voor aanbieders, zowel vanuit de sociaal netwerk als daarbuiten, voor de verschillende maatwerkvoorzieningen die in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt zijn vastgelegd in artikel 14 van de Verordening.

Artikel 20. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1. Conform artikel 3.4 van de wet doet de zorgverlener bij de toezichthoudende ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1 van de wet, onverwijld melding van iedere calamiteit die bij de verstrekking van een Wmo-voorziening heeft plaatsgevonden en/of geweld bij de verstrekking van een Wmo-voorziening.

  • 2. Elke calamiteit, daad en/of uiting van agressie wordt vastgelegd op een daarvoor bestemd meldingsformulier (meldingsformulier calamiteiten en geweld). Het formulier wordt ondertekend en binnen veertien dagen na het incident ingeleverd bij de door het college aangewezen functionaris.

  • 3. De aangewezen functionaris brengt binnen veertien dagen na inlevering van het formulier advies uit aan het college. Het college neemt binnen veertien dagen na ontvangst van het advies een besluit over de te treffen maatregel.

  • 4. Meldingsformulieren met de naar aanleiding daarvan genomen besluiten worden centraal gearchiveerd.

  • 5. In geval van ernstig agressief of gewelddadig gedrag vindt, in overleg met de melder van het incident, binnen 24 uur aangifte plaats bij de politie.

Artikel 21. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Dit besluit treedt op de dag na publicatie in werking onder gelijktijdige intrekking van de “Nadere Regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2025”.

  • 2. Aanvragen die zijn ingediend onder de “Nadere Regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2024” en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze Nadere Regels, worden afgehandeld krachtens de in lid 1 genoemde Nadere Regels.

  • 3. Dit besluit wordt aangehaald als: “Nadere Regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2025 (versie 2)”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brunssum op 21-01-2025.

De burgemeester,

De secretaris,

Bijlage 1: Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2025

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2: Ergokostenwijzer

Ergolijst.

Richtprijzen en normen ergonomische woonvoorzieningen worden volgens de meest recente versie van de Casadata Ergokostenwijzer bepaald.

Bijlage 3: Normenkader Begeleiding 2.0

Inleiding

De gemeente Brunssum wil voor de indicatiestelling voor Wmo-persoonlijke begeleiding en voor dagbesteding gebruik kunnen maken van een normenkader. Een normenkader dat dient als hulpmiddel voor de (afweging tot) indicatiestelling om te komen tot een indicatie in uren/dagdelen. Op dit moment speelt dit alleen voor inwoners die hun indicatie met een persoonsgebonden budget (pgb) willen verzilveren. Voor de inwoners die gebruik maken van ondersteuning middels zorg in natura zijn met de aanbieders bekostigingsafspraken middels een lumpsum gemaakt.

Op grond van de eerste ervaringen met dit normenkader in de praktijk bij meerdere gemeenten, kunnen we stellen we dat dit een bruikbare basis biedt voor het indiceren van begeleiding. Met dit normenkader komen afgewogen en onderbouwde indicaties voor persoonlijke begeleiding en dagbesteding onder de Wmo 2015 tot stand.

Normenkader begeleiding, versie 2.0

Instrument voor het indiceren van Wmo-begeleiding

Versie 2.0, november 2024

Kenmerk MW/24/1850/nkbg

1 Algemeen

1.1Inleiding

Dit normenkader is ontwikkeld om gemeenten te helpen bij het bepalen van de ondersteuningsbehoefte van de cliënt en het afwegen en onderbouwen van de aard en omvang van indicaties voor Wmo-begeleiding.

Het Normenkader Begeleiding is als versie 1.0 in 2022 uitgewerkt op basis van voorgaande ontwikkel- en implementatie-trajecten door bureau HHM (Normenkader Begeleiding) en Factum Advies (FAQT-V) met en voor meerdere gemeenten. In de jaren 2022 - 2024 hebben beide bureaus het normenkader samen doorontwikkeld tot versie 2.0 van het Normenkader Begeleiding. In het separate Ontwikkelverslag Normenkader Begeleiding 2.0 (bureau HHM, Factum Advies, 2024) is de ontwikkelhistorie en validatie van het normenkader beschreven.

In geschillen rondom de Hulp bij het huishouden heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) aangegeven dat gemeenten voor de onderbouwing van indicaties gebruik mogen maken van een normenkader, mits dit normenkader tot stand is gekomen op basis van objectief, deskundig en onafhankelijk uitgevoerd onderzoek1.

Een goed onderzocht normenkader leunt daarbij op drie pijlers (triangulatie):

  • data-onderzoek in de praktijk

  • de oordelen van cliënten

  • expertopinies

afbeelding binnen de regeling

In het Ontwikkelverslag Normenkader Begeleiding 2.0 beschrijven wij hoe we vorm en invulling hebben gegeven aan deze drie pijlers bij de uitwerking van het Normenkader Begeleiding 2.0.

In deze handleiding de uitwerking: hoe kan het Normenkader Begeleiding worden toegepast door gemeentelijk consulenten.

1.2Doel Normenkader Begeleiding

Veel inwoners van de gemeente regelen alleen of samen met anderen de vraagstukken die zij tegenkomen in hun leven. Een deel van de inwoners heeft hierbij tijdelijk of langdurend ondersteuning nodig, bijvoorbeeld in de vorm van Wmo-begeleiding: individuele begeleiding en/of dagbesteding.

De Wmo 2015 kent als hoofddoel:

Inwoners van de gemeente zo nodig ondersteuning bieden ten aanzien van zelfredzaamheid en participatie.

Als een cliënt2 om ondersteuning vraagt, doet de gemeente hier onderzoek naar. De gemeente onderzoekt de gehele ondersteuningsbehoefte van de cliënt. Bepaalt daarna wat de mogelijkheden zijn om hierin te voorzien vanuit eigen kracht, het netwerk en overige voorliggende voorzieningen. Om tot slot te bepalen welke maatwerkvoorziening hierop aanvullend nodig is. Deze maatwerkvoorziening (ondersteuning op maat van het individu) wordt vastgelegd in een beschikking ofwel een indicatie. De cliënt ‘verzilvert’ de indicatie vervolgens ‘in natura’ en/of met een persoonsgebonden budget (pgb).

De cliënt wil daarbij weten “wat ga ik nu krijgen en waarom krijg ik dit?”, de gemeente moet dit ook inzichtelijk maken.

De Wmo-consulent3 van de gemeente heeft behoefte aan een kader om transparant en zo objectief mogelijk te kunnen bepalen welke ondersteuning de cliënt nodig heeft, binnen de lokale en wettelijke kaders.

De aanbieder wil weten welke inzet van ondersteuning van hen wordt verwacht.

Met dit normenkader helpen we de Wmo-consulent om diens professionele afweging - nog meer - transparant, afgewogen en eenduidig te maken. In de indicatie wordt de aard, omvang en duur van de te bieden ondersteuning vastgelegd, in overeenstemming met het juridisch kader zoals bepaald door de CRvB. Het is aan de gemeente om te bepalen hoe zij dit normenkader willen implementeren in hun eigen werkprocessen. Dit vraagt om situationeel maatwerk. Dit normenkader is algemeen van karakter en is daarmee voor alle gemeenten bedoeld.

N.B.: het indiceren van Wmo-begeleiding is geen ‘harde wetenschap’ met vaste uitkomsten op basis van harde ‘rekenregels’. Het indiceren van begeleiding vraagt om een professionele afweging, op basis van veel elementen, met als doel ondersteuning op maat te bieden voor de inwoner. Dit normenkader helpt dit transparant en afgewogen te doen, maar vereist wel een basisdeskundigheid van de Wmo-consulent om het te kunnen gebruiken.

N.B.: in het normenkader volgen we de lijn van het algemene werkproces van Wmo-indicatiestelling met als focus de aard, omvang en duur van de te indiceren ondersteuning. We beschrijven daarom niet het gehele werkproces in al zijn facetten.

Dit bevat meer stappen en elementen, zoals het wijzen op de mogelijkheid van onafhankelijke cliëntondersteuning, het kunnen kiezen tussen zorg in natura of pgb, hoe wordt omgegaan met het vastleggen van gegevens, de mogelijkheid van het aanreiken van een persoonlijk plan, de mogelijkheid tot het maken van bezwaar en dergelijke.

1.3 Disclaimer

Bureau HHM en Factum Advies spannen zich in om dit Normenkader Begeleiding juridisch houdbaar te laten zijn in geval van bezwaar en beroep. Wij kunnen succes bij juridische toetsing echter niet garanderen en aanvaarden geen aansprakelijkheid voor eventuele schade die hierdoor kan ontstaan.

Wij bevelen sterk aan om – voordat men met het normenkader gaat werken - een training te volgen over het werken met het Normenkader Begeleiding zodat het normenkader wordt gebruikt zoals het is bedoeld.

1.4 Leeswijzer

Na de algemene inleiding in hoofdstuk 1, schetsen we in hoofdstuk 2 het proces van indicatiestelling voor begeleiding.

In hoofdstuk 3 beschrijven we de start van het proces van indicatiestelling: het integrale onderzoek en het beschrijven van de ondersteuningsbehoefte van de cliënt (stappen 1, 2 en 3, conform de CRvB-uitspraak).

In hoofdstuk 4 beschrijven we stap 4 (conform de CRvB-uitspraak) van het proces, het onderzoeken van de eigen mogelijkheden van cliënt en netwerk en overige voorliggende oplossingen.

In hoofdstuk 5 beschrijven we de afsluitende stap 5 (conform de CRvB-uitspraak) van het proces: het vertalen van de nog in te vullen ondersteuningsbehoefte van de cliënt naar een Wmo-maatwerkvoorziening.

2 Proces indicatiestelling

De Centrale Raad van Beroep heeft in een uitspraak4 vastgelegd welke vijf stappen een gemeente moet doorlopen om op een zorgvuldige wijze tot een besluit te komen. Het proces om te komen tot een indicatie voor begeleiding hebben wij uitgewerkt in deze vijf stappen, zie figuur 1.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 1. Proces besluitvorming Wmo-begeleiding

Stap 1. Wat is de hulpvraag van de cliënt?

De cliënt meldt zich met een hulpvraag. De Wmo-consulent start het onderzoek en gaat met de cliënt in gesprek.

De cliënt heeft recht op onafhankelijke cliëntondersteuning en kan een persoonlijk plan uiterlijk binnen 7 dagen indienen.

Stap 2. Wat is het probleem?

Tijdens het onderzoek bevraagt de Wmo-consulent de cliënt, gerelateerd aan het gebruik van het Normenkader Begeleiding, op drie aspecten:

de problematiek bij de participatie en zelfredzaamheid (aandoeningen, stoornissen en beperkingen) van de cliënt;

inventarisatie van de aard en omvang van de ondersteuningsbehoefte per leefgebied;

inventarisatie van overige cliëntkenmerken.

Stap 3. Welke ondersteuning is naar aard en omvang nodig?

Vaststellen aard en omvang van de bruto ondersteuningsbehoefte van de cliënt bij participatie en/of zelfredzaamheid.

Stap 4. Afweging voorliggende oplossingen?

Vervolgens weegt de Wmo-consulent af welke andere oplossingen dan wel voorliggende oplossingen beschikbaar zijn voor de cliënt om tot oplossingen te komen voor diens ondersteuningsbehoefte:

onderzoek oplossingen door eigen kracht en/of netwerk;

onderzoek overige voorliggende voorzieningen5.

Stap 5. Maatwerkvoorziening?

Tot slot komt de Wmo-consulent in drie substappen tot de voor de cliënt benodigde maatwerkondersteuning op grond van de Wmo 2015 (netto):

definitief maken van de benodigde Wmo-maatwerkvoorziening(en);

kiezen van het best passende profiel, dat richting geeft aan het uiteindelijk te nemen besluit;

afweging op basis van alle verzamelde informatie: definitieve aard, omvang en duur van te indiceren ondersteuning.

3 Onderzoek

afbeelding binnen de regeling

Dit hoofdstuk omschrijft de eerste drie stappen uit het stappenplan van de Centrale Raad van Beroep:

  • 1.

    De cliënt meldt zich met een hulpvraag. De Wmo-consulent start het onderzoek in samenspraak met de cliënt en waar nodig met de mantelzorger(s) dan wel een vertegenwoordiger van de cliënt.

  • 2.

    De Wmo-consulent bespreekt met de cliënt diens problematiek ten aanzien van participatie en/of zelfredzaamheid (aandoeningen, stoornissen en beperkingen), inventariseert diens ondersteuningsbehoefte en de effecten hiervan op verschillende leefgebieden en inventariseert de situatie van de cliënt op een aantal specifieke kenmerken.

  • 3.

    Vaststellen aard en omvang van de (bruto) ondersteuningsbehoefte.

Stap 1. Cliënt meldt zich, start onderzoek

Wanneer de cliënt zich meldt, bespreekt de Wmo-consulent diens hulpvraag met de cliënt. De Wmo-consulent onderzoekt ook de leefsituatie van de cliënt (gezinssituatie et cetera). Cliënten hebben de mogelijkheid een persoonlijk plan aan te dragen, dat de Wmo-consulent vervolgens meeneemt in het proces.

Stap 2. Wat is het probleem?

Tijdens het onderzoek bevraagt de Wmo-consulent de cliënt, voor zover nodig en gerelateerd aan het gebruik van het Normenkader Begeleiding, op drie aspecten:

  • a.

    problematiek

  • b.

    leefgebieden

  • c.

    overige cliëntkenmerken

Ad a. De problematiek (aandoeningen, stoornissen en beperkingen) t.a.v. zelfredzaamheid en/of participatie van de cliënt

De Wmo-consulent brengt het functioneren van de cliënt in kaart aan de hand van de aandoeningen, stoornissen en beperkingen. De onderzoeksmethodiek ICD/ICF6 kan hierbij helpend zijn.

Ad b. Inventarisatie van de aard en omvang van de ondersteuningsbehoefte per leefgebied

De Wmo-consulent brengt de ondersteuningsbehoefte van de cliënt in kaart aan de hand van elf leefgebieden7. Per leefgebied wordt bekeken op welke manier de aandoeningen, stoornissen en beperkingen invloed hebben en leiden tot zelfredzaam-heids- of participatieproblemen.

Belangrijk is hierbij dat de Wmo-consulent per leefgebied beschrijft welke ondersteuning de cliënt nodig heeft. Ook als dit nu op een andere manier wordt opgelost of wanneer een cliënt geen ondersteuning op dit gebied wenst. Zo doe je het meest recht aan de feitelijke situatie van de cliënt en wordt de ‘bruto’ behoefte aan ondersteuning van de cliënt duidelijk. In stap 4 worden de voor de cliënt al beschikbare of andere nog in te zetten mogelijke oplossingen op deze leefgebieden geïnventariseerd, waardoor deze uiteindelijk niet meewegen in de toe te kennen ‘netto’ maatwerkvoorziening.

Let op: we bevelen aan ieder leefgebied aan de orde te stellen, waarbij alleen de voor het onderzoek relevante informatie wordt vastgelegd in de rapportage.

De elf leefgebieden beschrijven we op volgende pagina’s.

De elf leefgebieden:

Persoonlijk functioneren: dit leefgebied gaat over het zelfbeeld/zelfinzicht van de cliënt en de controle over het gedrag.

Kan de cliënt zelf een hulpvraag formuleren en kan de cliënt deze ook uitstellen? Dit omvat bijvoorbeeld ook het begrijpen van consequenties, omgaan met veranderingen, keuzes maken, emoties reguleren, eigen grenzen aangeven en agressie.

Sociaal functioneren: dit leefgebied gaat over het gedrag van cliënt in relatie tot anderen.

Is de cliënt beïnvloedbaar? Kan de cliënt rekening houden met anderen? Is de cliënt in staat om te functioneren binnen het gezin, de familie of binnen de vriendengroep? Kan de cliënt vriendschappen aangaan, deze behouden en onderhouden?

Gezondheid en zelfzorg: dit leefgebied gaat over de zelfzorg en het inzicht van de cliënt in gezondheidsrisico’s.

Denk hierbij aan problematiek gerelateerd aan slapen, evenwichtig dag- en nachtritme, volhouden van een gezond voedingspatroon, uiterlijke verzorging en tijdig medische professionals inschakelen wanneer er iets speelt.

Verplaatsen en vervoer: dit leefgebied richt zich op het zelfstandig verplaatsen buiten de woning.

Kan de cliënt gebruikmaken van een eigen vervoersmiddel (bijvoorbeeld een fiets of auto) of van het openbaar vervoer? Ook zaken als het bepalen van een route vallen onder dit leefgebied.

Wonen: dit leefgebied focust zich op problematiek rondom het onderhouden van de woning, zelfstandig kunnen wonen, het veroorzaken van dan wel omgaan met overlast en het contact met de eigenaar van de woning. Hieronder valt bijvoorbeeld ook het hebben van een veilige, passende woning en het veilig bewonen van de woning.

Regie bij het huishouden: dit leefgebied gaat over de problemen die de cliënt ervaart bij het organiseren van huishoudelijke taken. Het gaat dan om het doen van de was, zorgen voor een schoon en leefbaar huis en ook het doen van de boodschappen en het bereiden van de maaltijd.

Werk/school: dit leefgebied richt zich op problematiek ten aanzien van school of het werk van de cliënt.

Aandachtpunten hierbij zijn onder andere het hebben van een structuur, maken van keuzes voor de toekomst, aanwezigheid, op tijd komen of groepsgeschiktheid.

Vrije tijd: dit leefgebied gaat over eventuele begeleiding die de cliënt nodig heeft bij het invullen van zijn vrije tijd of participatie in de samenleving. Problemen hierbij kunnen bijvoorbeeld gaan over sport, deelnemen aan verenigingen of het hebben van een zinvolle invulling van de dag.

Financiën/administratie: dit leefgebied gaat over het om kunnen gaan met geld, het hebben en het oplossen van schulden en het hebben van een bron van inkomsten. Ook gaat dit leefgebied over het omgaan met post en de acties die hieruit voortkomen.

Justitie: dit leefgebied richt zich op de noodzaak voor begeleiding van de cliënt op het gebied van gedrag en/of risicobeperkingen waarbij mogelijk reeds sprake kan zijn van een overtreding, contact met de politie of een lopende justitiële maatregel.

Verslaving: dit leefgebied gaat over de invloed die een eventuele verslaving heeft op het dagelijks leven van de cliënt, zoals het meedoen in het gezin, school of werk.

Zie bijlage 3 voor een aanvullende lijst met aandachtspunten per leefgebied. Dit is een hulpmiddel wat kán helpen bij het concreet in kaart brengen van de specifieke problemen van de cliënt per leefgebied, zowel tijdens het huisbezoek als bij het uitwerken van het verslag.

In bijlage 4 zijn indicatieve beschrijvingen opgenomen die kunnen helpen om de zwaarte van de problematiek en de daaruit volgende ondersteuningsbehoefte per levensgebied te bepalen.

Per leefgebied wordt door de Wmo-consulent aangegeven (gescoord) of sprake is van:

0. Geen ondersteuningsbehoefte

De cliënt heeft op dit leefgebied geen problemen waarbij ondersteuning nodig is.

1. Lichte ondersteuningsbehoefte, er is toezien nodig

De cliënt heeft op dit leefgebied weinig problemen. De cliënt kan de activiteit zelf uitvoeren, maar een ander moet toezien, stimuleren en controleren. De cliënt kan zelf ondersteuning vragen en kan wachten op deze ondersteuning.

2. Matige ondersteuningsbehoefte, er is hulp nodig

De cliënt heeft op dit leefgebied meer problemen, waardoor de cliënt deze activiteit slechts met moeite kan. Een ander moet helpen, stimuleren, instrueren en controleren. De cliënt kan meestal zelf ondersteuning vragen en kan soms wel en soms niet goed wachten op deze ondersteuning.

3. Zware ondersteuningsbehoefte, er is overname nodig

De cliënt heeft op dit leefgebied grote problemen. De cliënt kan de activiteit niet zelf uitvoeren, een ander moet overnemen, aansturen, instrueren en controleren. De cliënt heeft moeite met ondersteuning vragen en meestal ook moeite met wachten op deze ondersteuning.

Let op: het gaat hier om de mate waarin ondersteuning nodig is naar het oordeel van de Wmo-consulent.

Ad c. Inventarisatie van overige kenmerken van de cliënt

Tot slot van stap 2 inventariseert de Wmo-consulent een aantal overige kenmerken van de cliënt (zie tabel 1).

Deze overige kenmerken worden in combinatie met de scores op de leefgebieden later in stap 5 gebruikt bij de definitieve bepaling van de aard, omvang en duur van de in te zetten ondersteuning.

 

Kenmerk

Score

1

Aard van de problematiek

Acuut

Fluctuerend/wisselend

Stabiel (continu aanwezig)

2

Zelfinzicht cliënt eigen handelen en mogelijkheden

Beperkend

Neutraal-gemiddeld

Bevorderend

3

Motivatie van de cliënt

Beperkend

Neutraal-gemiddeld

Bevorderend

4

Lerend vermogen van de cliënt

Beperkend

Neutraal-gemiddeld

Bevorderend

5

Belastbaarheid van de cliënt

Beperkend

Neutraal-gemiddeld

Bevorderend

6

Sociaal netwerk van de cliënt

Beperkend

Neutraal-gemiddeld

Bevorderend

7

Draagkracht netwerk van de cliënt

Hoog

Gemiddeld

Laag

8

Risico voor cliënt, netwerk of samenleving als geen of minder ondersteuning wordt geboden

Hoog

Gemiddeld

Laag

9

Complexiteit van de problematiek

Hoog

Gemiddeld

Laag

10

Verwachting ontwikkeling van de cliënt

Achteruitgang

Gelijkblijvend/stabiel

Verbetering

Tabel 1. Overige kenmerken van de cliënt

Toelichting overige cliëntkenmerken

  • 1.

    Aard van de problematiek:

  • Is de problematiek acuut van aard, fluctuerend/wisselend in de tijd of continu/stabiel?

  • 2.

    Zelfinzicht:

  • In hoeverre begrijpt de cliënt zijn aandeel in de situatie/in de problematiek? Indien de cliënt inzicht heeft in zijn eigen handelen en dit kan beïnvloeden, werkt dit bevorderend. Kan de cliënt dit niet, dan werkt dit beperkend.

  • 3.

    Motivatie:

  • Staat de cliënt open voor hulpverlening en wil deze ook zelf aan de slag gaan met zijn hulpvragen, dan is dit bevorderend.

  • 4.

    Lerend vermogen:

  • Is de cliënt in staat om nieuw gedrag aan te leren en dit toe te passen? Wat ook belangrijk is om mee te wegen, is in hoeverre de cliënt in staat is om dit geleerde gedrag te generaliseren naar andere situaties.

  • 5.

    Belastbaarheid cliënt:

  • De belastbaarheid van de cliënt kan beperkend werken wanneer de cliënt onvoldoende energie of mentale capaciteit heeft om met zijn begeleidingsdoelen aan de slag te gaan. Andersom kan dit ook juist bevorderend werken wanneer de belastbaarheid goed is.

  • 6.

    Sociaal netwerk:

  • Is het sociale netwerk van de cliënt helpend in de situatie of is het netwerk onderdeel van het probleem.

  • Als de cliënt geen netwerk heeft, scoor je dit als neutraal.

  • 7.

    Draagkracht van het netwerk:

  • De draagkracht van het netwerk is hoog/gemiddeld/laag.

  • In geval van overbelasting of afwezigheid van het netwerk is de draagkracht laag. Overbelasting of afwezigheid van het netwerk kán problematiserend zijn.

  • Bij een gemiddelde draagkracht kan het netwerk de cliënt op een reguliere wijze ondersteunen.

  • Als sprake is van een hoge draagkracht, dan helpt het netwerk nadrukkelijk om de problematiek van de cliënt op te lossen of te laten verminderen.

  • 8.

    Risico:

  • Het risico voor de cliënt zelf of diens omgeving op ernstig nadeel voor de cliënt zelf of diens omgeving, is in deze cliëntsituatie hoog/gemiddeld/laag.

  • 9.

    Complexiteit van de problematiek:

  • De complexiteit van de problematiek is over het geheel gezien hoog/gemiddeld/laag.

  • In de afweging ten aanzien van de complexiteit van de problematiek als geheel speelt een rol:

    • a.

      Problemen op enkele of meerdere levensgebieden?

    • b.

      Ondersteuningsvraag is meer of minder voorspelbaar?

    • c.

      Hoe gaat de omgeving om met de problematiek van de cliënt?

    • d.

      Kun je goed met de cliënt communiceren over de problematiek?

  • 10.

    Verwachting ontwikkeling situatie cliënt (wat is er mogelijk?):

  • De situatie van de cliënt richting de toekomst met inzet van ondersteuning: gaat achteruit/blijft stabiel/verbetert.

Beschrijving scoremogelijkheden op de overige cliëntkenmerken 2 tot en met 6

De Wmo-consulent scoort de mate van invloed van de kenmerken op de omvang en duur van de in te zetten begeleiding:

Beperkend:

Dit kenmerk heeft een belemmerende invloed op de te bieden begeleiding. Door dit kenmerk komt de cliënt minder snel of minder makkelijk tot een oplossing voor het ervaren probleem.

Neutraal/gemiddeld:

Dit kenmerk heeft bij deze cliënt geen specifiek beperkend en ook geen specifiek bevorderend effect ten aanzien van de intensiteit van de in te zetten begeleiding, dit komt overeen met wat cliënten voor begeleiding gemiddeld aankunnen.

Bevorderend:

Dit kenmerk is helpend op de te bieden begeleiding. Door dit kenmerk komt de cliënt sneller of makkelijker tot een oplossing voor het ervaren probleem.

Stap 3. Vaststellen aard en omvang ondersteuningsbehoefte

De Wmo-consulent bepaalt, zoveel als mogelijk in samenspraak met de cliënt en/of het netwerk, de te behalen aandachtspunten per leefgebied en de noodzakelijke ondersteuning hiervoor. Zodat duidelijk wordt wat de aard en omvang van de ondersteuningsbehoefte is van de cliënt en waar ook eventuele prioriteiten en keuzes van de cliënt liggen. Hierbij kan onder andere gebruik worden gemaakt van een zorginventarisatie, het persoonlijk plan of het ondersteuningsplan van de cliënt.

Stap 4. Afweging

afbeelding binnen de regeling

In stap 4 weegt de Wmo-consulent vervolgens af welke andere oplossingen dan op grond van de Wmo 2015 beschikbaar zijn voor de cliënt om diens ondersteuningsbehoefte in te vullen.

De Wmo-consulent bespreekt met de cliënt en onderzoekt de mogelijkheden van de cliënt zelf, van het cliëntsysteem en het netwerk van de cliënt om oplossingen te vinden voor de door de cliënt ervaren zelfredzaamheids- en/of participatieproblemen. Dit betreft naast de mogelijkheden van de cliënt persoonlijk ook mogelijkheden om gebruik te maken van andere regelingen dan de Wmo. Deze oplossingen kunnen onder andere zijn: algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen, laagdrempelige steunpunten, de Zorgverzekeringswet, de Participatiewet en/of de Wet langdurige zorg (Wlz¬).

Alle oplossingen die voorliggend zijn op een Wmo-maatwerkvoorziening worden als eerste benut. Hierover wordt de cliënt geadviseerd in het gespreksverslag. Daarbij is het conform de uitspraak van de CRvB van belang dat de Wmo-consulent nadrukkelijk onderzoekt of de voorliggende oplossing daadwerkelijk een oplossing biedt voor het probleem van de cliënt én ook voor de cliënt beschikbaar is. Het is ook mogelijk dat de ondersteuningsbehoefte van de cliënt wordt ingevuld door een combinatie van eigen kracht en/of voorliggende oplossingen met daarop aanvullend een maatwerkvoorziening.

Stap 5. Maatwerkvoorziening

afbeelding binnen de regeling

In de laatste stap van het indicatieproces volgen de substappen 5a, 5b en 5c:

  • 5a.

    Concreet maken benodigde Wmo-maatwerkvoorziening.

  • 5b.

    Kiezen van het best passende profiel, dat richting geeft aan het uiteindelijk te nemen besluit.

  • 5c.

    Afweging op basis van alle verzamelde informatie: definitieve aard, omvang en duur van de te indiceren ondersteuning.

5.1Stap 5a - Concreet maken benodigde Wmo-maatwerkvoorzieningen

Na de stappen 3 en 4 is duidelijk voor welke aandachtspunten op welke leefgebieden een Wmo-maatwerkvoorziening nodig is om de cliënt te helpen diens zelfredzaamheids- en/of participatieproblemen op te lossen.

De Wmo-consulent maakt in deze stap ook keuzes over:

  • a.

    of individuele begeleiding of dagbesteding (in groepsverband) nodig is of een combinatie hiervan;

  • b.

    of de ondersteuning ontwikkelgericht of behoudgericht moet zijn (primaire focus).

Ad b-1. Ontwikkelgerichte begeleiding

Primair doel van de begeleiding is het realiseren van een duidelijke ontwikkeling (leren, groeien, versterken) van de mogelijkheden van de cliënt om zich (meer) zelfstandig te redden in het leven. Hiervoor wordt een overzichtelijke periode bepaald, bijvoorbeeld een aantal maanden tot een jaar (eventueel twee jaar). Hierbij kan dus ook een secundair element van behouden aan de orde zijn.

Ad b-2. Behoudgerichte begeleiding

Primair doel van de begeleiding is het behouden of zoveel als mogelijk behouden van de mogelijkheden van de cliënt om zich zelfstandig te redden in het leven. Er kan ook sprake zijn van begeleiding bij achteruitgang. Hierbij kan dus ook een bijkomend element van ontwikkeling aan de orde zijn.

De keuze voor ontwikkelgericht dan wel behoudgericht heeft niet zozeer gevolgen voor de omvang van de te indiceren ondersteuning. Maar wel voor de opdracht die wordt meegegeven aan de aanbieder en voor de duur van de indicatie.

5.2Stap 5b - Profiel kiezen

Op basis van onderzoek in de uitvoeringspraktijk hebben we ‘profielen’ uitgewerkt. Zowel voor individuele begeleiding als voor dagbesteding en voor beide een ontwikkelgerichte en een behoudgerichte versie. Deze profielen geven een beschrijving van cliëntgroepen aan de hand van de mogelijke scores op de set met leefgebieden en overige cliëntkenmerken zoals hiervoor beschreven.

Aan ieder profiel is een omvang van de te indiceren ondersteuning gekoppeld. Deze omvang is richtinggevend en dus niet dwingend bepalend.

Want: het kiezen van een profiel gebeurt op basis van de inhoudelijke beschrijving van de ondersteuningsvraag van de cliënt. Maar: er zijn ook altijd cliënten waarbij zodanige bijzonderheden aan de orde zijn dat het nodig is buiten de bandbreedte van het profiel te indiceren. En dat kan dan uiteraard, op grond van twee stelregels: ‘Pas toe of leg uit’ en ‘Het enige doel dat je hebt, is ondersteuning op maat voor de cliënt indiceren’.

In stap 5b kiest de Wmo-consulent op basis van alle over de cliënt verzamelde informatie het voor deze cliënt best passende profiel. Dit doet de Wmo-consulent op basis van het totaalbeeld uit stap 2: de problemen van de cliënt, de scoring op de leefgebieden en de scoring op de overige cliëntkenmerken. Dit kunnen ook twee profielen zijn: één voor individuele begeleiding en één voor dagbesteding. Hierna geven we een nadere beschrijving van deze twee typen profielen.

I. Profielen individuele begeleiding

We onderscheiden vier profielen voor individuele begeleiding met een ontwikkelgericht respectievelijk behoudgericht karakter.

De ontwikkelgerichte individuele begeleiding wordt in het algemeen voor relatief korte duur geïndiceerd.

De behoudgerichte individuele begeleiding wordt in het algemeen voor lange duur geïndiceerd.

Per profiel is een bandbreedte gesteld van de gemiddelde tijd die een cliënt binnen dit profiel nodig heeft aan individuele begeleiding. De uren in het profiel zijn de direct cliëntgebonden uren. Dit betreft de uren die een begeleider direct besteedt aan het begeleiden van de cliënt (fysieke afspraken, telefonisch contact, digicontact et cetera). Alle andere uren die een begeleider besteedt aan een cliënt - denk hierbij bijvoorbeeld aan reistijd of rapportage - vallen niet binnen de uren in het normenkader.

Zie tabel 2 op de volgende bladzijde voor een samenvatting van de profielen.

In bijlage 1 zijn de profielen helemaal uitgeschreven.

 

ONTWIKKELGERICHT

BEHOUDGERICHT

Licht

Individuele Begeleiding Ontwikkelgericht 1 (IBO-1)Lichte problematiek, primair ontwikkelgericht

Maximaal één uur begeleiding per week

Individuele Begeleiding Behoudgericht 1 (IBB-1)Lichte problematiek, weinig mogelijkheden tot verbetering verwacht, primair behoudgericht

Maximaal één uur begeleiding per week

Matig

Individuele Begeleiding Ontwikkelgericht 2 (IBO-2)Matige problematiek, primair ontwikkelgericht

Eén tot drie uur begeleiding per week

Individuele Begeleiding Behoudgericht 2 (IBB-2)Matige problematiek, weinig mogelijkheden tot verbetering verwacht, primair behoudgericht

Eén tot drie uur begeleiding per week

Matig - zwaar

Individuele Begeleiding Ontwikkelgericht 3 (IBO-3)Matig tot zware problematiek, primair ontwikkelgericht

Drie tot vijf uur begeleiding per week

Individuele Begeleiding Behoudgericht 3 (IBB-3)Matig tot zware problematiek, weinig mogelijkheden tot verbetering verwacht, primair behoudgericht

Drie tot vijf uur begeleiding per week

Zwaar

Individuele Begeleiding Ontwikkelgericht 4 (IBO-4)Zware problematiek, kortdurende inzet, primair ontwikkelgericht

Vijf uur of meer begeleiding per week

Individuele Begeleiding Behoudgericht 4 (IBB-4)Zware problematiek, weinig mogelijkheden tot verbetering verwacht, primair behoudgericht

Vijf uur of meer begeleiding per week

 

 

Tabel 2. Profielen individuele begeleiding

Uit het door ons uitgevoerde data-onderzoek blijkt dat bij een ontwikkelgericht profiel, de volgende kenmerken naar voren komen:

De verwachte ontwikkeling van de cliënt: de situatie van de cliënt is in de toekomst verbeterd.

Lerend vermogen van de cliënt: het lerend vermogen van de cliënt is neutraal/gemiddeld of bevorderend.

Als sprake is van een behoudgericht profiel, komen de volgende kenmerken naar voren:

De verwachte ontwikkeling van de cliënt: de situatie van de cliënt is in de toekomst stabiel of gaat achteruit.

Lerend vermogen van de cliënt: het lerend vermogen van de cliënt is beperkend.

Op basis van data-onderzoek in het uitvoeringsveld hebben we nader inzicht gekregen welke leefgebieden en overige cliëntkenmerken welke mate van invloed hebben op de keuze van een profiel.

In figuur 2 hebben we dit zichtbaar gemaakt.

N.B.: het kiezen van het voor deze cliënt best passende profiel blijft een nadrukkelijke kwalitatieve component houden. Maar op basis van onderzoeksdata kunnen we wel aangeven wat de denkrichting is. En nogmaals: het gaat om het kiezen van het best passende profiel en dus niet om een 100% match met een profiel.

In figuur 2 is te zien dat:

  • 1.

    Er eerst volledig onderzoek wordt gedaan (stappen 1 – 2 – 3).

  • 2.

    Vervolgens worden eigen kracht en voorliggende oplossingen onderzocht (stap 4).

  • 3.

    Volgende vraag: ‘Wat is de verwachting van de ontwikkeling in de situatie van de cliënt?

  • 4.

    Daarna is de mate van complexiteit van de problematiek sterk bepalend of je bij de lagere of hogere profielen uitkomt.

  • 5.

    Bij IBO-1 en IBO-2 is daarna de motivatie van de cliënt heel bepalend. Bij IBO-3 en IBO-4 is vooral de mate van risico heel bepalend. Tot slot is het aantal leefgebieden en de zwaarte van de ondersteuningsbehoefte daarop heel bepalend.

  • 6.

    Bij de IBB-profielen zijn met name de aard van de problematiek en het risico bepalend. Wederom in combinatie met het aantal leefgebieden en de zwaarte van de ondersteuningsbehoefte daarop van de cliënt.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 2. Individuele begeleiding

De ‘totaalscore’ die in figuur 2 wordt benoemd = de optelling van de scores op alle leefgebieden. Zie de beschrijving van de profielen voor individuele begeleiding in bijlage 1 voor de bijbehorende getallen.

II. Profielen dagbesteding

We onderscheiden twee profielen voor dagbesteding met een ontwikkelgericht respectievelijk behoudgericht karakter.

De ontwikkelgerichte dagbesteding (begeleiding groep) wordt in het algemeen voor relatief kortere duur geïndiceerd.

De behoudgerichte dagbesteding (begeleiding groep) wordt in het algemeen voor lange duur geïndiceerd.

De profielen voor dagbesteding zijn gesplitst naar 1 t/m 4 dagdelen (1 of 2 dagen) versus 5 t/m 9 dagdelen (3, 4, of 4,5 dagen).

Zie tabel 3 voor een samenvatting van de profielen. In bijlage 2 zijn de profielen uitgeschreven.

 

ONTWIKKELGERICHT

BEHOUDGERICHT

1 t/m 4 dagdelen p/w

Dagbesteding Ontwikkelgericht 1 (DBO-1)

Doel:

Ontwikkelen van vaardigheden van de cliënt.

Eén tot maximaal vier dagdelen per week

Dagbesteding Behoudgericht 1 (DBB-1)

Doel:

Behouden van vaardigheden, ontlasting mantelzorg

Eén tot maximaal vier dagdelen per week

5 t/m 9 dagdelen p/w

Dagbesteding Ontwikkelgericht 2 (DBO-2)

Doel:

Ontwikkelen van vaardigheden van de cliënt

Vijf tot maximaal negen dagdelen per week

Dagbesteding Behoudgericht 2 (DBB-2)

Doel:

Behouden van vaardigheden, ontlasting mantelzorg

Vijf tot maximaal negen dagdelen per week

 
 

Tabel 3. Profielen dagbesteding

Als sprake is van een ontwikkelgericht profiel, komt het volgende kenmerk naar voren:

De verwachte ontwikkeling van de cliënt: de situatie van de cliënt is in de toekomst verbeterd.

Als sprake is van een behoudgericht profiel, komt het volgende kenmerk naar voren:

De verwachte ontwikkeling van de cliënt: de situatie van de cliënt is in de toekomst stabiel of gaat achteruit.

Een ander aspect dat bij de keuze voor een profiel voor dagbesteding heel bepalend is, is de hoofdvraag binnen de ondersteuningsbehoefte van de cliënt:

Primaire vraag van de cliënt = zinvolle daginvulling

Voor een deel van de cliënten is de primaire vraag het bieden van een zinvolle daginvulling, ter vervanging van werk of studie. Waarbij de cliënt ook wordt gesteund en gestimuleerd bij het persoonlijk functioneren. Bijkomend kan sprake zijn van het ontlasten van mantelzorg/netwerk.

Primaire vraag van de cliënt = ontlasten van mantelzorg/netwerk

Voor een deel van de cliënten is de primaire vraag gericht op het ontlasten van mantelzorgers of het netwerk. Zodat de cliënt samen of alleen zo lang mogelijk in een zelfstandige huisvestingssituatie kan verblijven.

Aan de cliënt zelf wordt een zinvolle daginvulling geboden en deze wordt gesteund en gestimuleerd bij het persoonlijk functioneren.

Het data-onderzoek in het uitvoeringsveld liet niet zien dat bepaalde leefgebieden of overige cliëntkenmerken een duidelijke statistisch te bepalen invloed hebben op de keuze van een dagbestedingsprofiel. De leefgebieden werk/school en vrije tijd zijn van belang voor de keuze óf inzet van dagbesteding zinvol is voor de cliënt. Op basis van aanvullend kwalitatief onderzoek werd duidelijk welke elementen belangrijk zijn in de keuze voor het aantal dagdelen dagbesteding. In figuur 3 hebben we dit zichtbaar gemaakt.

In figuur 3 is te zien dat:

  • 1.

    Er eerst volledig onderzoek wordt gedaan (stappen 1 – 2 – 3).

  • 2.

    Vervolgens worden eigen kracht en voorliggende oplossingen onderzocht (stap 4).

  • 3.

    Daarna is de vraag ‘Wat is de verwachting van de ontwikkeling in de situatie van de cliënt? leidend voor de keuze tussen een ontwikkelgericht of behoudgericht profiel.

  • 4.

    Vervolgens is de kernvraag in de keuze voor het aantal in te zetten dagdelen dagbesteding: ‘Kun je zelf(standig) de dag doorkomen?’

  • 5.

    Bij alle profielen zijn de belastbaarheid van de inwoner en de belastbaarheid van het netwerk sterk bepalend in de keuze voor het aantal dagdelen.

  • 6.

    Bij DBO-1 en DBO-2 zijn daarbij het lerend vermogen en de motivatie van de cliënt mede bepalend voor de omvang.

  • 7.

    Bij DBB-1 en DBB-2 zijn daarbij de behoefte van het netwerk en het risico mede bepalend voor de omvang.

  • 8.

    Bij alle profielen is tot slot van belang om de situatie van de cliënt op het persoonlijk functioneren, het sociaal functioneren en gezondheid en zelfzorg mee te wegen in de invulling van en de omvang van de ondersteuning middels dagbesteding die de cliënt nodig heeft.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 3. Afweging omvang dagbesteding

5.3Stap 5c - Laatste afweging, vaststellen definitieve indicatie

Het in stap 5b gekozen profiel geeft richting aan de te stellen indicatie: ‘dit is de aard en omvang van de indicatie die bij deze cliënt, gezien de ondersteuningsbehoefte en kenmerken van de cliënt, verwacht mag worden nodig te zijn’.

In stap 5c maakt de Wmo-consulent de definitieve afweging over de omvang en de duur van de te stellen indicatie.

Zo wordt gekomen tot een indicatie op maat voor deze cliënt.

Omvang ondersteuningstijd bepalen

In het gekozen profiel (individuele begeleiding en/of dagbesteding) is de mogelijke omvang van de benodigde ondersteuning indicatief in een bandbreedte aangegeven.

Op basis van de specifieke situatie van de cliënt weegt de Wmo-consulent af of er meer of minder omvang van de ondersteuning nodig is dan gemiddeld in het profiel staat.

In eerste instantie gebeurt dit binnen de aangegeven bandbreedte. Maar dit kan daar ook buiten zijn, als dit de daadwerkelijk benodigde ondersteuning voor de cliënt is.

Cliënten kunnen zo nodig voor individuele begeleiding en dagbesteding tegelijk een indicatie krijgen.

Bij het definitief afwegen, het finetunen van de omvang van de indicatie, maakt de Wmo-consulent gebruik van het totaalbeeld dat deze heeft van de cliënt en maakt een gemotiveerde inschatting of de cliënt, afgezet tegen de ‘gemiddelde cliënt in het profiel’, hoger of lager dan dit gemiddelde moet worden geïndiceerd.

Voor alle profielen kan het risico-aspect een doorslaggevende factor zijn voor de aard, omvang en duur van de ondersteuning. Als sprake is van een groot risico voor de cliënt of de omgeving, dan kan deze factor belangrijker zijn dan bijvoorbeeld leerbaarheid, motivatie of de draagkracht van het netwerk. Dan is afdoende ingrijpen belangrijker.

Bij individuele begeleiding gericht op het ontwikkelen van vaardigheden zijn vooral de leerbaarheid en motivatie van de cliënt leidend bij de beslissing of meer ondersteuning wordt geboden tijdens een kortere termijn. Of dat juist minder ondersteuning tegelijk wordt geboden, maar gedurende een langere termijn.

Bij individuele begeleiding gericht op het behouden van vaardigheden is vooral leidend wat minimaal nodig is om de situatie van de cliënt stabiel te houden.

Als de ondersteuningsvraag van de cliënt dagbesteding betreft die is gericht op het behoud van vaardigheden, speelt meestal de belastbaarheid van het netwerk een grote rol in het toekennen van het aantal dagdelen. Naast de belastbaarheid van de cliënt zelf. Soms moet een gebalanceerd evenwicht worden bereikt tussen deze twee.

Wanneer het gaat om ontwikkelgerichte dagbesteding dan is met name de belastbaarheid en het lerend vermogen van de cliënt zelf doorslaggevend. Is sprake van een positieve verwachting van het kunnen leren door of ontwikkelen van de cliënt, dan kan worden overwogen een groter aantal dagdelen in te zetten voor een kortere termijn. Als de leerbaarheid en belastbaarheid beperkt is, dan is een lagere omvang van de inzet gedurende een langere periode meer aangewezen.

Verder spelen bij alle profielen de ondersteuningsmogelijkheden van het netwerk van de cliënt een rol. Positief of negatief.

Is er geen netwerk: dan heeft dit geen extra invloed op het indicatiebesluit.

Heeft het netwerk enige of veel ondersteuningscapaciteit: dan is mogelijk minder inzet van ondersteuning nodig.

Het netwerk kan ook de oorzaak zijn van extra problemen: in dat geval is mogelijk juist meer ondersteuning nodig.

Duur van de ondersteuning bepalen

De Wmo-consulent bepaalt op cliëntniveau de best passende duur8 van de indicatie.

Bij de duur van een indicatie is vooral de verwachting van de snelheid van ontwikkeling of situatie van de cliënt bepalend.

Als snelle ontwikkeling wordt verwacht, is sprake van ontwikkelgerichte ondersteuning en is een indicatie voor korte duur passend. Zodat controle of herijking van het indicatiebesluit kan plaatsvinden.

Als geen snelle ontwikkeling of situatie van de cliënt wordt verwacht of sprake is van langdurig behoudgerichte ondersteuning, is een indicatie voor lange duur passend.

Bijlage 1.Profielen individuele begeleiding

Individuele Begeleiding Ontwikkelgericht (IBO-profielen)

Individuele Begeleiding Behoudgericht (IBB-profielen)

De verwachte ontwikkeling van de cliënt:

De situatie van de cliënt is in de toekomst verbeterd.

De verwachte ontwikkeling van de cliënt:

De situatie van de cliënt in de toekomst blijft stabiel of gaat achteruit.

Lerend vermogen van de cliënt:

Het lerend vermogen van de cliënt is neutraal/gemiddeld of bevorderend.

Lerend vermogen van de cliënt:

Het lerend vermogen van de cliënt is beperkend of neutraal/gemiddeld.

 

Individuele Begeleiding Ontwikkelgericht 1 (IBO-1)

Individuele Begeleiding Ontwikkelgericht 2 (IBO-2)

Individuele Begeleiding Ontwikkelgericht 3 (IBO-3)

Individuele Begeleiding

Ontwikkelgericht 4 (IBO-4)

Algemeen

Deze cliëntgroep heeft lichte problematiek, op een beperkt aantal leefgebieden, er is ruimte voor ontwikkeling.

De cliënt heeft behoefte aan toezien, stimuleren en aanleren.

De ondersteuning is planbaar.

Vaak is voor een beperkte periode nog net enige ondersteuning nodig.

Deze cliëntgroep heeft matige problematiek, op wat meer leefgebieden, er is ruimte voor ontwikkeling.

De cliënt heeft behoefte aan toezien, stimuleren en aanleren.

De ondersteuning is meestal planbaar.

De ondersteuning is voor een beperkte periode nodig.

Deze cliëntgroep heeft matige tot zware problematiek, op meer leefgebieden, er is ruimte voor ontwikkeling.

De cliënt heeft behoefte aan toezien, stimuleren en aanleren, soms ook aan overname.

De ondersteuning is vaak planbaar.

De ondersteuning is voor een beperkte periode nodig.

Deze cliëntgroep heeft zware problematiek, op veel leefgebieden, er is ruimte voor ontwikkeling, zij het met intensieve begeleiding.

De cliënt heeft behoefte aan toezien, stimuleren en aanleren, en vaak ook aan overname.

De ondersteuning is vaak niet planbaar.

Als de ondersteuning met deze intensiteit niet in een beperkte periode kan worden afgebouwd, dan kan een oplossing buiten de thuissituatie nodig zijn.

Zelfinzicht

Cliënt heeft zicht op eigen problematiek en herkent wanneer het nodig is hulp te vragen.

Cliënt heeft zicht op eigen problematiek maar herkent niet altijd wanneer het nodig is hulp te vragen.

Cliënt heeft beperkt tot geen inzicht in eigen problematiek en herkent vaak niet wanneer het nodig is hulp te vragen.

Cliënt heeft beperkt tot geen inzicht in eigen problematiek en herkent nauwelijks en soms niet wanneer het nodig is hulp te vragen.

Belastbaarheid

Cliënt is belastbaar.

Cliënt is wisselend tot beperkt belastbaar.

Cliënt is beperkt belastbaar.

Cliënt is voldoende belastbaar om intensieve begeleiding aan te kunnen.

Complexiteit van de problematiek

De complexiteit is laag of gemiddeld.

De complexiteit is laag of gemiddeld.

De complexiteit is hoog.

De complexiteit is hoog.

Motivatie

De motivatie van de cliënt is bevorderend.

De motivatie van de cliënt is neutraal/gemiddeld.

De motivatie van de cliënt is neutraal/gemiddeld.

De motivatie van de cliënt is neutraal/gemiddeld.

Risico

Het risico is laag.

Het risico is gemiddeld.

Het risico is gemiddeld.

Het risico is hoog.

Beoogde inzet

De indicatie is maximaal één uur per week

De indicatie is één tot drie uur, gemiddeld twee uur per week

De indicatie is drie tot vijf uur, gemiddeld vier uur per week

De indicatie is minimaal vijf uur,

gemiddeld acht uur per week

Zwaarte van de problematiek

Het aantal leefgebieden met geen (score = 0) en lichte (score = 1) problematiek neemt af naarmate het profiel hoger wordt.

Het aantal leefgebieden met matige (score = 2) en zware (score = 3) problematiek neemt toe naarmate het profiel hoger wordt.

De totaalscore van de leefgebieden neemt toe naarmate het profiel hoger wordt (kan van 0 tot maximaal 33 variëren).

 

Individuele Begeleiding Behoudgericht 1 (IBO-1)

Individuele Begeleiding

Behoudgericht 2 (IBO-2)

Individuele Begeleiding

Behoudgericht 3 (IBO-3)

Individuele Begeleiding

Behoudgericht 4 (IBO-4)

Algemeen

Deze cliëntgroep heeft lichte problematiek, op een beperkt aantal leefgebieden, weinig of geen verbetermogelijkheden.

De cliënt heeft behoefte aan begeleiding gericht op toezien, onderhouden en behouden.

De ondersteuning is meestal planbaar.

De ondersteuning is meestal langdurig nodig.

Deze cliëntgroep heeft matige problematiek, op wat meer leefgebieden, weinig of geen verbetermogelijkheden.

De cliënt heeft behoefte aan begeleiding gericht op toezien, onderhouden en behouden.

De ondersteuning is meestal planbaar.

De ondersteuning is meestal langdurig nodig.

Deze cliëntgroep heeft matige problematiek, op meer leefgebieden, weinig of geen verbetermogelijkheden.

De cliënt heeft behoefte aan begeleiding gericht op toezien, onderhouden en behouden, waarbij ook overname nodig kan zijn.

De ondersteuning is meestal planbaar, maar moet op afstand, maar wel makkelijk beschikbaar zijn.

De ondersteuning is meestal langdurig nodig.

Deze cliëntgroep heeft zware problematiek, op veel leefgebieden, weinig of geen verbetermogelijkheden.

De cliënt heeft behoefte aan toezien, stimuleren en behouden, vaak ook aan overname.

De ondersteuning is vaak niet planbaar, moet (vrij) nabij beschikbaar zijn.

Deze intensiteit van begeleiding in de thuissituatie is in principe tijdelijk.

Zelfinzicht

Cliënt heeft zicht op eigen problematiek en herkent wanneer het nodig is hulp te vragen.

Cliënt heeft zicht op eigen problematiek, maar herkent niet altijd wanneer het nodig is hulp te vragen.

Cliënt heeft beperkt tot geeninzicht in eigen problematiek en herkent vaak niet wanneer het nodig is hulp te vragen.

Cliënt heeft beperkt tot geen inzicht in eigen problematiek en herkent nauwelijks en soms niet wanneer het nodig is hulp te vragen.

Belastbaarheid

Cliënt is belastbaar

Cliënt is wisselend tot beperkt belastbaar

Cliënt is beperkt belastbaar

Cliënt is beperkt belastbaar.

Complexiteit van de problematiek

De complexiteit is laag of gemiddeld.

De complexiteit is laag of gemiddeld.

De complexiteit is hoog.

De complexiteit is hoog.

Aard van de problematiek

De problematiek is altijd aanwezig (stabiel).

De problematiek is altijd aanwezig (stabiel).

De problematiek is fluctuerend / er is acute problematiek.

De problematiek is fluctuerend / er is acute problematiek.

Risico

Het risico is laag of gemiddeld.

Het risico is laag of gemiddeld.

Het risico is hoog.

Het risico is hoog.

Beoogde inzet

De indicatie is maximaal één uur per week.

De indicatie is één tot drie uur, gemiddeld twee uur per week.

De indicatie is drie tot vijf uur, gemiddeld vier uur per week.

De indicatie is minimaal vijf uur, gemiddeld acht uur per week.

Zwaarte van de problematiek

Het aantal leefgebieden met geen (score = 0) en lichte (score = 1) problematiek neemt af naarmate het profiel hoger wordt.

Het aantal leefgebieden met matige (score = 2) en zware (score = 3) problematiek neemt toe naarmate het profiel hoger wordt.

De totaalscore van de leefgebieden neemt toe naarmate het profiel hoger wordt.

 

Individuele Begeleiding Behoudgericht 1 (IBO-1)

Individuele Begeleiding

Behoudgericht 2 (IBO-2)

Individuele Begeleiding

Behoudgericht 3 (IBO-3)

Individuele Begeleiding

Behoudgericht 4 (IBO-4)

Algemeen

Deze cliëntgroep heeft lichte problematiek, op een beperkt aantal leefgebieden, weinig of geen verbetermogelijkheden.

De cliënt heeft behoefte aan begeleiding gericht op toezien, onderhouden en behouden.

De ondersteuning is meestal planbaar.

De ondersteuning is meestal langdurig nodig.

Deze cliëntgroep heeft matige problematiek, op wat meer leefgebieden, weinig of geen verbetermogelijkheden.

De cliënt heeft behoefte aan begeleiding gericht op toezien, onderhouden en behouden.

De ondersteuning is meestal planbaar.

De ondersteuning is meestal langdurig nodig.

Deze cliëntgroep heeft matige problematiek, op meer leefgebieden, weinig of geen verbetermogelijkheden.

De cliënt heeft behoefte aan begeleiding gericht op toezien, onderhouden en behouden, waarbij ook overname nodig kan zijn.

De ondersteuning is meestal planbaar, maar moet op afstand, maar wel makkelijk beschikbaar zijn.

De ondersteuning is meestal langdurig nodig.

Deze cliëntgroep heeft zware problematiek, op veel leefgebieden, weinig of geen verbetermogelijkheden.

De cliënt heeft behoefte aan toezien, stimuleren en behouden, vaak ook aan overname.

De ondersteuning is vaak niet planbaar, moet (vrij) nabij beschikbaar zijn.

Deze intensiteit van begeleiding in de thuissituatie is in principe tijdelijk.

Zelfinzicht

Cliënt heeft zicht op eigen problematiek en herkent wanneer het nodig is hulp te vragen.

Cliënt heeft zicht op eigen problematiek, maar herkent niet altijd wanneer het nodig is hulp te vragen.

Cliënt heeft beperkt tot geeninzicht in eigen problematiek en herkent vaak niet wanneer het nodig is hulp te vragen.

Cliënt heeft beperkt tot geen inzicht in eigen problematiek en herkent nauwelijks en soms niet wanneer het nodig is hulp te vragen.

Belastbaarheid

Cliënt is belastbaar

Cliënt is wisselend tot beperkt belastbaar

Cliënt is beperkt belastbaar

Cliënt is beperkt belastbaar.

Complexiteit van de problematiek

De complexiteit is laag of gemiddeld.

De complexiteit is laag of gemiddeld.

De complexiteit is hoog.

De complexiteit is hoog.

Aard van de problematiek

De problematiek is altijd aanwezig (stabiel).

De problematiek is altijd aanwezig (stabiel).

De problematiek is fluctuerend / er is acute problematiek.

De problematiek is fluctuerend / er is acute problematiek.

Risico

Het risico is laag of gemiddeld.

Het risico is laag of gemiddeld.

Het risico is hoog.

Het risico is hoog.

Beoogde inzet

De indicatie is maximaal één uur per week.

De indicatie is één tot drie uur, gemiddeld twee uur per week.

De indicatie is drie tot vijf uur, gemiddeld vier uur per week.

De indicatie is minimaal vijf uur, gemiddeld acht uur per week.

Zwaarte van de problematiek

Het aantal leefgebieden met geen (score = 0) en lichte (score = 1) problematiek neemt af naarmate het profiel hoger wordt.

Het aantal leefgebieden met matige (score = 2) en zware (score = 3) problematiek neemt toe naarmate het profiel hoger wordt.

De totaalscore van de leefgebieden neemt toe naarmate het profiel hoger wordt.

Bijlage 2.Profielen dagbesteding

Afwegingen die gemaakt kunnen worden om te kiezen tussen ontwikkel- en behoudgerichte profielen bij dagbesteding:

Dagbesteding Ontwikkelgericht (DBO-profielen)

Dagbesteding Behoudgericht (DBB-profielen)

De verwachte ontwikkeling van de cliënt:

De situatie van de cliënt is in de toekomst verbeterd.

De verwachte ontwikkeling van de cliënt:

De situatie van de cliënt is in de toekomst blijft stabiel of gaat achteruit.

Lerend vermogen van de cliënt:

Het lerend vermogen van de cliënt is neutraal/gemiddeld of bevorderend.

Lerend vermogen van de cliënt:

Het lerend vermogen van de cliënt is beperkend.

 

Dagbesteding

Ontwikkelgericht 1 (DBO-1)

Dagbesteding

Ontwikkelgericht 2 (DBO-2)

Dagbesteding

Behoudgericht 1 (DBB-1)

Dagbesteding

Behoudgericht 2 (DBB-2)

Algemeen

Deze cliëntengroep heeft behoefte aan ontwikkelgerichte begeleiding. Er is vaak sprake van een arbeidsmatig karakter van de begeleiding.

De motivatie van de cliënt in combinatie met de belastbaarheid en de verdere invulling van de dagen bepaalt vooral de omvang van de dagbesteding.

De duur van de begeleiding kan beperkt zijn.

Bij deze cliëntengroep staat vulling van de dag(en), zo mogelijk behoud van vaardigheden en/of de ontlasting van mantelzorgers centraal. Er is geen sprake van ontwikkeling.

De belastbaarheid van de cliënt en de draagkracht van het netwerk bepalen vooral de omvang van de dagbesteding.

De duur van de begeleiding kan lang tot zeer lang zijn.

Complexiteit van de problematiek

De complexiteit van de problematiek is laag of gemiddeld.

De complexiteit van de problematiek is gemiddeld of hoog.

Beoogde inzet

De indicatie is minimaal één en maximaal vier dagdelen per week

De indicatie is minimaal vijf en maximaal negen dagdelen per week.

De indicatie is minimaal één en maximaal vier dagdelen per week

De indicatie is minimaal vijf en maximaal negen dagdelen per week.

Zwaarte van de problematiek

Het aantal leefgebieden met geen (score = 0) en lichte (score = 1) problematiek neemt af naarmate het profiel hoger wordt.

Het aantal leefgebieden met matige (score = 2) en zware problematiek (score = 3) neemt toe naarmate het profiel hoger wordt.

De totaalscore van de leefgebieden neemt toe naarmate het profiel hoger wordt.

Bijlage 3.Aandachtspunten per leefgebied

De navolgende tabellen kunnen als hulpmiddel dienen bij het concreet in kaart brengen van de specifieke problemen van de cliënt per leefgebied, zowel tijdens het huisbezoek als bij het uitwerken van het verslag. Bijlage 4 bevat een inhoudelijke beschrijving van de verschillende niveaus van problematiek die hierbij kunnen worden gebruikt.

Let op: deze tabellen zijn geen afvinklijsten, neem alleen de onderwerpen mee die voor het onderzoek relevant en nodig zijn.

PERSOONLIJK FUNCTIONEREN

Problematiek

geen

licht

matig

zwaar

Zelfbeeld

 
 
 
 

Zelfinzicht (o.a. inschatten gevaar voor zichzelf)

 
 
 
 

Omgaan met veranderingen

 
 
 
 

Begrijpen consequenties (korte/lange termijn)

 
 
 
 

Keuzes maken/besluiten nemen

 
 
 
 

Grenzen aangeven (eigen)

 
 
 
 

Hulpvraag formuleren

 
 
 
 

Impulsiviteit (sociale regels, geen risico zien)

 
 
 
 

Emotieregulatie (overspoelen, uitbarsten, driftbuien)

 
 
 
 

Angsten (inclusief spanning, zenuwen, nerveus, bang)

 
 
 
 

Stemmingsproblemen (somber, wisselingen, uitbundig)

 
 
 
 

Teruggetrokken/eenzaam/verdrietig

 
 
 
 

Agressie verbaal/fysiek (dreigen, vloeken, vechten)

 
 
 
 

Zelfbeschadigend gedrag/suïcide

 
 
 
 

Dwanghandelingen (herhaling van gedragingen)

 
 
 
 

Executieve functies (plannen, initiëren van taken, overzicht)

 
 
 
 

SOCIAAL FUNCTIONEREN

Problematiek

geen

licht

matig

zwaar

Beïnvloedbaar

 
 
 
 

Inleven in de ander

 
 
 
 

Grenzen aangeven (o.a., gevaar voor de ander)

 
 
 
 

Afspraken nakomen

 
 
 
 

Functioneren binnen gezin/familie

 
 
 
 

Duidelijkheid omtrent wel/geen contact met familie

 
 
 
 

Vrienden maken

 
 
 
 

Vriendschappen behouden

 
 
 
 

Contact met personen die schadelijk zijn

 
 
 
 

Verkering/relatie

 
 
 
 

Vangnet

 
 
 
 

Overlast

 
 
 
 

Groepsgeschiktheid

 
 
 
 

GEZONDHEID EN ZELFZORG

Problematiek

geen

licht

matig

zwaar

Eten (verantwoord eetpatroon, kan eten tot zich nemen)

 
 
 
 

Wassen (verzorgd uiterlijk, geur)

 
 
 
 

Aankleden (schone kleding)

 
 
 
 

Slapen (in- doorslapen, wakker worden, dag-nachtritme)

 
 
 
 

Voldoende beweging/sport

 
 
 
 

Voorkomen van ziekten

 
 
 
 

Beheer medicatie

 
 
 
 

Afspraken zorgprofessionals (huisarts, specialist, begeleider)

 
 
 
 

Seksuele gezondheid (inclusief veilig vrijen)

 
 
 
 

VERPLAATSEN EN VERVOER

Problematiek

geen

licht

matig

zwaar

Deelnemen aan het verkeer

 
 
 
 

Gebruikmaken eigen vervoermiddel (o.a. fiets, auto)

 
 
 
 

Route bepalen

 
 
 
 

Gebruikmaken van openbaar vervoer

 
 
 
 

WONEN

Problematiek

geen

licht

matig

zwaar

Onderhoud woning/tuin

 
 
 
 

Overlast (o.a. geluid, stank, spullen)

 
 
 
 

Veiligheid

 
 
 
 

Zelfstandigheid

 
 
 
 

Contact met eigenaar van de woning

 
 
 
 

REGIE BIJ HET HUISHOUDEN

Problematiek

geen

licht

matig

zwaar

Schoonmaken van de woning, wasverzorging, boodschappen en bereiden maaltijden

 
 
 
 

SCHOOL/WERK

Problematiek

geen

licht

matig

zwaar

Evenwichtig dag- en nachtritme

 
 
 
 

Structuur

 
 
 
 

Aansturing (zelfstandigheid, zelfactivering)

 
 
 
 

Zinvolle invulling

 
 
 
 

School/werk passend bij interesse

 
 
 
 

Maken van keuzes voor de toekomst/toekomstperspectief

 
 
 
 

Aanwezigheid

 
 
 
 

Op tijd komen

 
 
 
 

Accepteren autoriteit

 
 
 
 

Taalbeheersing

 
 
 
 

VRIJE TIJD

Problematiek

geen

licht

matig

zwaar

Zelfstandigheid/structuur/invulling

 
 
 
 

Interesses/hobby’s

 
 
 
 

Sport

 
 
 
 

FINANCIEN/ADMINISTRATIE

Problematiek

geen

licht

matig

zwaar

Omgaan met betaal- communicatiemiddelen

 
 
 
 

Formulieren invullen

 
 
 
 

Leefgeld/zakgeld/inkomen

 
 
 
 

Overzicht (financiën en administratie op orde)

 
 
 
 

Schulden

 
 
 
 

JUSTITIE

Problematiek

geen

licht

matig

zwaar

Stelen/vandalisme

 
 
 
 

Geweld

 
 
 
 

Heling/oplichting

 
 
 
 

Taakstraf

 
 
 
 

Boetes

 
 
 
 

VERSLAVING

Problematiek

geen

licht

matig

zwaar

Roken

 
 
 
 

Alcohol

 
 
 
 

Drugs (softdrug, harddrugs of anabolen)

 
 
 
 

Gamen

 
 
 
 

Telefoon/social media

 
 
 
 

Seks/porno

 
 
 
 

Gokken

 
 
 
 

Bijlage 4.Beschrijving problematiek per leefgebied

Beschrijving problematiek

Leefgebieden

Geen probleem

Lichte problemen (‘toezien’)

Matige problemen (‘helpen’)

Zware problemen (‘overnemen’)

Persoonlijk functioneren

afbeelding binnen de regeling

Geen

Cliënt heeft een beperkt zelfbeeld en heeft soms moeite om eigen gedrag te sturen of heeft beperkt inzicht hierin. Cliënt is in staat hulp te vragen en de hulpvraag uit te stellen.

Cliënt heeft een beperkt (soms negatief) zelfbeeld en/of beperkte controle over het eigen gedrag of heeft onvoldoende inzicht hierin. Cliënt is niet in staat uit zichzelf hulp te vragen. De hulpvraag kan niet altijd worden uitgesteld.

Cliënt heeft geen realistisch zelfbeeld en/of zeer weinig tot geen controle over het eigen gedrag of geen inzicht hierin. Cliënt kan niet om hulp vragen of kan de hulpvraag niet uitstellen.

Sociaal functioneren

afbeelding binnen de regeling

Geen

Cliënt is beperkt in staat tot het aangeven, bewaken of naleven van (inter)persoonlijke grenzen of het maken van keuzes. Begeleiding is nodig op het gebied van (persoonlijke en sociale) vaardigheden. Er is sprake van een onsuccesvolle manier van sociaal contact.

Cliënt loopt regelmatig vast in sociaal contact. Het aanleren en (tijdelijk) deels overnemen van (persoonlijke en sociale) vaardigheden is noodzakelijk. Er is sprake van een atypische of onsuccesvolle manier van sociaal contact.

Cliënt gedraagt zich inadequaat in sociaal contact. Cliënt beschadigt zichzelf en/of anderen en is niet in staat zichzelf hierin te reguleren. Het aanleren en (langdurig) overnemen van (persoonlijke en sociale) vaardigheden is noodzakelijk.

Gezondheid en zelfzorg

afbeelding binnen de regeling

Geen

Cliënt heeft moeite op het gebied van zelfzorg en heeft hierbij aansturing en/of motivatie nodig. Cliënt heeft beperkt inzicht in gezondheidsrisico’s. Daarnaast is controle op afspraken met zorgprofessionals nodig.

Cliënt heeft problemen op het gebied van zelfzorg en heeft hierbij hulp nodig. Cliënt heeft onvoldoende inzicht in gezondheidsrisico’s. Begeleiding bij afspraken met zorgprofessionals is nodig.

Cliënt heeft grote problemen op het gebied van zelfzorg. Cliënt heeft geen inzicht in gezondheidsrisico’s. Beheren van afspraken en begeleiding bij afspraken met zorgprofessionals is nodig.

Verplaatsen en vervoer

afbeelding binnen de regeling

Geen

Cliënt heeft ondersteuning (veelal instructie) nodig bij deelname aan het verkeer/OV.

Cliënt heeft (deels) begeleiding nodig bij deelname aan het verkeer/OV.

Cliënt heeft begeleiding nodig bij deelname aan het verkeer/OV.

Wonen

afbeelding binnen de regeling

Geen

Cliënt is in staat zelfstandig een woning te bewonen. Er is sprake van lichte problematiek ten aanzien van onderhoud en verzorging van de woning en/of veiligheid. Toezicht op gezette tijden is noodzakelijk.

Cliënt is beperkt in staat zelfstandig een woning te bewonen vanwege de eigen beperkingen. Er is sprake van problematiek bij onderhoud en verzorging van woning en/of veiligheid. Er moet toereikend en adequaat toezicht (op afroep) aanwezig

zijn.

Cliënt is niet in staat zelfstandig een woning te bewonen vanwege de eigen beperkingen. Er is sprake van ernstige problematiek met betrekking tot onderhoud en verzorging van de woning en/of veiligheid.

Regie bij huishouden

afbeelding binnen de regeling

Geen

Cliënt heeft lichte aansturing en/of motivatie nodig, maar is in staat om taken zelf uit te voeren.

Cliënt heeft begeleiding nodig om taken uit te voeren. Er wordt samen opgewerkt waarbij de cliënt dan ook zelfstandig taken uit kan voeren.

Cliënt heeft veel begeleiding nodig om de taken uit te voeren. Er wordt samen opgewerkt waarbij de cliënt niet volledig zelfstandig taken kan uitvoeren.

Werk/school

afbeelding binnen de regeling

Geen

Cliënt heeft aansturing en/of motivatie nodig op het vlak van werk en/of school. Cliënt heeft lichte beperkingen met betrekking tot deelname aan reguliere activiteiten voor invulling van de dag.

Cliënt heeft begeleiding nodig op het vlak van werk en/of school. Cliënt heeft beperkingen met betrekking tot deelname aan reguliere activiteiten voor invulling van de dag.

Cliënt heeft moeite op het vlak van werk en/of school. Het vermogen van cliënt om aan de leeftijd gerelateerde verwachtingen te voldoen is zeer beperkt. Cliënt heeft veel behoefte aan ondersteuning en structuur.

Vrije tijd 

afbeelding binnen de regeling

Geen

Cliënt heeft aansturing en/of motivatie nodig bij het invullen van zelfstandigheid, vrije tijd, of participatie in de samenleving. Cliënt heeft verminderde interesses.

Cliënt heeft begeleiding nodig bij het invullen van zelfstandigheid, vrije tijd of participatie in de samenleving. Cliënt heeft beperkte en/of afwijkende belangstelling of interesses.

Cliënt heeft overname nodig bij het invullen van zelfstandigheid, vrije tijd of participatie in de samenleving. Cliënt heeft geen of ernstig afwijkende belangstelling of interesses.

Financiën/administratie

afbeelding binnen de regeling

Geen

Er zijn lichte problemen met betrekking tot het onderhouden van de administratie en financiën. Meestal is geen sprake van problematische schulden. Cliënt kan zelf hulp vragen.

Er zijn meerdere problemen, waardoor sprake is van bijvoorbeeld schuldeisers of misbruik van vrienden en/of familie. Er zijn of dreigen problematische schulden.

Er zijn grote problemen waardoor sprake is van bijvoorbeeld schuldeisers of misbruik van vrienden en/of familie. Overname is nodig. Er is veelal sprake van problematische schulden.

Justitie

afbeelding binnen de regeling

Geen

Er is begeleiding nodig op het gebied van gedrag en/of risicobeperking. Cliënt heeft (mogelijk) schadelijke contacten.

Er is begeleiding nodig op het gebied van gedrag en/of risicobeperking. Er is sprake van een overtreding of straf. Cliënt heeft (mogelijk) schadelijke contacten.

Intensieve begeleiding is nodig op het gebied van gedrag en/of risico-beperking. Cliënt is in contact (geweest) met justitie. Er is risico op het (op)nieuw plegen van een delict.

Verslaving

afbeelding binnen de regeling

Geen

Het gebruik van middelen of overige verslavingsproblematiek interfereert met het meedoen binnen het gezin en het netwerk. Cliënt heeft moeite met het naleven van de afspraken rondom verslaving.

Het gebruik van middelen of overige verslavingsproblematiek belemmert het functioneren binnen het gezin en het netwerk. Cliënt heeft moeite met het begrijpen en/of het naleven van afspraken rondom verslaving.

Cliënt kan niet (goed) meer functioneren binnen het gezin en het netwerk door het gebruik van middelen of overige verslavingsproblematiek. Afspraken rondom verslaving worden niet begrepen of nageleefd.

TOELICHTING

Algemeen

Deze Nadere Regels geven aan hoe de Verordening maatschappelijke ontwikkeling gemeente Brunssum 2025 ten uitvoer zal worden gebracht. Bij een beperkt aantal artikelen in de Verordening is aangegeven dat het college Nadere Regels zal vaststellen. Deze betreffende artikelen zullen in deze Nadere Regels geëxpliciteerd worden.

In de Wmo 2015 wordt het adagium gehanteerd dat “de voorzieningen terecht moeten komen bij de burgers die het echt niet zelf kunnen regelen en betalen”. Van belang is het kunnen sturen op de eigen inzet van de burgers en zijn sociaal netwerk. Uitgangspunt van de Wmo 2015 is eerst eigen kracht, dan kracht van het sociaal netwerk, de mogelijke inzet van algemene voorzieningen, en dan pas een maatwerkvoorziening.

Artikelsgewijze toelichting

Ad Artikel 1. Begripsbepalingen

Het aantal definities is beperkt omdat in de wet, het uitvoeringsbesluit en de Verordening deze definities zijn opgenomen die tevens bindend zijn voor deze Nadere Regels. Voor een deel worden hier begripsbepalingen gehanteerd die ook in de Wet en/of in de Verordening Wmo gehanteerd worden.

Lid 2 borgt dat alle begrippen die in deze Nadere Regels worden gebruikt en niet nader of deels worden omschreven dezelfde betekenis hebben als in de wet, het uitvoeringsbesluit, de algemene wet bestuursrecht en de Verordening.

Ad Artikel 2.Toepassingsbereik

In de Wmo 2015 wordt het bieden van maatwerkvoorzieningen ter ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie, beschermd wonen en opvang aangehaald. De gemeente Heerlen is door de gemeente Brunssum gemandateerd voor de praktische uitvoering van beschermd wonen en opvang. Derhalve zijn twee regelingen opgesteld. Dat zijn: de Nadere Regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum en de Nadere Regels beschermd wonen en opvang gemeente Brunssum.

Deze Nadere Regels zijn uitsluitend van toepassing op een door het college genomen besluit voor een voorziening genomen na 1 januari 2015. Voor besluiten genomen voor 1 januari 2015 en waarvoor sindsdien nog geen nieuw besluit is genomen, zijn de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2020 van toepassing.

Ad Artikel 3. Aard en omvang maatwerkvoorziening

Lid 1: In het protocol worden de afwegingskaders en de normtijden beschreven om de aard en de omvang van de toe te kennen maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden vast te stellen.

Lid 2: dit lid behoeft geen nadere toelichting.

Lid 3: dit lid behoeft geen nadere toelichting.

Lid 4: dit lid behoeft geen nadere toelichting.

Lid 5: dit lid behoeft geen nadere toelichting.

Ad Artikel 4. Invulling normenkader huishoudelijke ondersteuning 2025

Geen verdere toelichting vereist.

Ad Artikel 5.Procedure bij woonvoorzieningen

In dit artikel is omschreven welke procedure geldt bij een reguliere en een verkorte procedure voor het aanvragen van een woonvoorziening. Bij de beoordeling wordt de laatste, meest actuele versie van de Ergolijst van Casadata BV gebruikt waarin de richtprijzen en normen voor ergonomische woonvoorzieningen zijn bepaald. Per kalenderjaar worden deze prijzen aangepast/geïndexeerd. De meest actuele ergolijst van Casadata BV is als bijlage opgenomen bij deze Nadere Regels.

Ad Artikel 6. Afschrijvingstermijnen

De genoemde afschrijvingstermijnen zijn richtlijnen. Dit betekent dat in individuele situaties voor een specifieke voorziening een afwijkende afschrijvingstermijn kan worden bepaald. Indien na de geldende afschrijvingstermijn uit een technische controle door de aanbieder blijkt dat de maatwerkvoorziening nog adequaat is, bestaat geen aanspraak op een vervangende voorziening.

Ad Artikel 7. Eigen Bijdrage

Bij een voorziening in natura of een PGB, welke aan de aanvrager zelf worden uitgekeerd, wordt gesproken over een eigen bijdrage. Een PGB wordt altijd bruto uitbetaald. Dit betekent dat de eigen bijdrage niet in het bedrag wordt verrekend. De eigen bijdrage moet belanghebbende uit eigen middelen voldoen.

De eigen bijdrage voor een voorziening die wordt verstrekt geldt voor de periode zolang als de voorziening wordt verstrekt en ten hoogste de kostprijs. Indien het een in bruikleen verstrekte voorziening betreft dan betaalt een klant voor het middel, onderhoud, reparatie en verzekering. Indien het een in bruikleen verstrekte voorziening betreft dan zijn de kosten voor onderhoud, reparatie en verzekering onderdeel van de kostprijs.

Een cliënt kan ook een bijdrage in de kosten gevraagd worden als hij gebruik maakt van een algemene voorziening zoals bepaald in artikel 23 lid 1 van de Verordening.

Een levering van een voorziening of van een persoonsgebonden budget kan door het college worden opgeschort in een bijzondere situatie, bijvoorbeeld een ziekenhuisopname, zoals bepaald in de Wet, artikel 2.3.10 1e lid, en toegelicht in de memorie van toelichting van de Wet. De richtlijn is dat die bijzondere situatie minimaal 1 maand duurt. De bijdrage is voor de periode van de opgeschorte levering niet verschuldigd. De verzoek tot opschorting geschiedt via een melding aan het college zoals bepaald in de Verordening. In het geval van het opschorten van de eigen bijdrage wordt de 1e kalenderdag van de eerstvolgende maand als ingangsdatum aangehouden.

Ad Artikel 8. Persoonsgebonden budget (PGB)

De voorwaarden om in aanmerking te komen voor een PGB zijn reeds in de Verordening geregeld. Dit artikel bepaalt slechts de maximale PGB tarieven voor het jaar 2025, alsmede enkele Nadere Regels.

Ad Artikel 9. Geen herverstrekking

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Ad Artikel 10. Afleggen verantwoording persoonsgebonden budget

In dit artikel wordt voor de maatwerkvoorzieningen in de vorm van een PGB bepaald op welke wijze en binnen welke termijn hierover verantwoording dient te worden afgelegd. Indien niet of onvoldoende wordt verantwoord, wordt dit gesanctioneerd. Hiervoor wordt verwezen naar het betreffende artikel in de Verordening.

Ad Artikel 11. Controle persoonsgebonden budget

In lid 1 wordt met steekproefgewijs bedoeld dat het college eenmaal per jaar een controle uitvoert met betrekking tot de inzet van de PGB’s en/of de daarmee verstrekte ondersteuning waarbij het college een selectie hanteert uit alle PGB’s en waarbij iedere PGB-houder dezelfde kans heeft om in de steekproef te worden opgenomen (aselecte steekproef).

Ad Artikel 12 Doelgroep en uitvoerende instantie mantelzorgwaardering

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Ad Artikel 13 Mantelzorgwaardering in Brunssum

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Ad Artikel 14 Criteria voor mantelzorgwaardering

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Ad Artikel 15 Aanvraag mantelzorgwaardering

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Ad Artikel 16 Weigeringsgronden mantelzorgwaardering

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Ad Artikel 17 Hoogte van de tegemoetkoming meerkosten voor personen met een beperking of chronische problemen

Lid 1a: Het college verstrekt een tegemoetkoming in de kosten voor een sportrolstoel/sportvoorziening met als doel dat de cliënt in aanvaardbare mate kan participeren. De financiële tegemoetkoming in de meerkosten hoeft echter niet kostendekkend te zijn, het is een bijdrage voor de cliënt in de kosten. De cliënt is hierover geen eigen bijdrage (abonnementstarief) verschuldigd.

Artikel 18 Hoogte van een financiële maatwerkvoorziening voor personen met een beperking of chronische problemen

Lid 1a: Het bedrag voor het bezoekbaar maken van een woning wordt jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de actuele Consumenten Prijs Index (CPI).

  • Wanneer de cliënt in een Wlz-instelling woont kan één woning waar hij of zij regelmatig op bezoek komt (bijvoorbeeld van de ouders) bezoekbaar worden gemaakt.

  • Bezoekbaar houdt in dat de cliënt toegang heeft tot de woning, één verblijfsruimte (bijvoorbeeld de woonkamer) en dat het toilet bruikbaar is.

  • Er worden geen aanpassingen vergoed om het logeren mogelijk te maken.

  • Bij gescheiden ouders wordt alleen de woning aangepast waar het kind het meest verblijft (hoofdverblijf).

Over het toegekende bedrag is de ondersteuningsbehoevende een eigen bijdrage verschuldigd.

Lid 1b: Over het toegekende bedrag is de ondersteuningsbehoevende een eigen bijdrage verschuldigd.

Lid 2 Bij de belangenafweging die de Wmo maatwerker maakt in samenspraak met de cliënt, om te bepalen of het primaat van verhuizen kan worden toegepast, worden factoren onderzocht zoals vermeld onder sub a. t/m l. In Artikel 12 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2025 is een grensbedrag opgenomen van € 5.000,-. Bij woningaanpassingen die duurder uitvallen, zal vooraf eerst getoetst worden op het primaat van verhuizen.

Ad Artikel 19. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

In de Verordening is geregeld aan welke kwaliteitseisen de aanbieder (uit het sociale netwerk of daarbuiten) moet voldoen. Met de zorgaanbieders van de verschillende Wmo-voorzieningen met betrekking tot zorg in natura zijn (middels de aanbestedingen) afspraken gemaakt over kwaliteitseisen van de betreffende voorzieningen.

Ad Artikel 20. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

In dit artikel is geregeld welke eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.

Onder een calamiteit wordt verstaan: een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van een Wmo-voorziening en die tot ernstig schadelijk gevolg voor of de dood van een cliënt heeft geleid.

Onder geweld wordt verstaan: het seksueel binnendringen van het lichaam of ontucht met een cliënt, alsmede lichamelijk en geestelijk geweld jegens een cliënt, door een zorgverlener dan wel door een andere cliënt met wie de cliënt gedurende het etmaal of dagdeel in een accommodatie van een aanbieder verblijft.

Agressie en geweld, verbaal en/of fysiek, is iedere vorm van gedrag en voorvallen in en

buiten werktijd waarbij een medewerker van een dienstverlener welke namens of in opdracht van de gemeente Brunssum handelt, psychisch en/of fysiek wordt lastig gevallen, bedreigd, of aangevallen en/of schade wordt toegebracht, onder omstandigheden, die rechtstreeks verband houden met de te vervullen functie van die medewerker.

Voorbeelden van verbale agressie zijn: beledigen, uitschelden, treiteren, pesten, vernederen, schreeuwen, discriminerende opmerkingen, uiten van beschuldigen, medewerker stelling dwingen te nemen tegen de gemeente.

Voorbeelden van fysieke agressie en geweld zijn: schoppen, slaan, knijpen, vastpakken, (gericht) gooien van voorwerpen, steken, spuwen, schade toebrengen aan eigendommen.

Ad artikel 21. Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.


Noot
1

ECLI:NL:CRVB:2016:1402

Noot
2

Op grond van de woordkeuze in de Wmo 2015 gebruiken we het woord ‘cliënt’ en niet ‘inwoner’.

Noot
3

Voor deze functie worden verschillende namen gebruikt. Voor ‘Wmo-consulent’ mag hier ook worden gelezen Wmo-klantmanager, toegangsmedewerker, etc.

Noot
4

ECLI:NL:CRVB:2018:819

Noot
5

Voorliggende voorzieningen zijn alle mogelijke oplossingen die ‘voorgaan’ op een Wmo-maatwerkvoorziening, zoals vanuit de Wlz of andere regelingen/wetten.

Noot
6

ICD/ICF: International Classification of Diseases and Health Related Problems/ International Classification of Functioning, Disability and Health

Noot
7

Zie het Ontwikkelverslag met uitleg over de keuze van deze 11 leefgebieden.

Noot
8

Op landelijk niveau wordt gewerkt aan nadere normering ten aanzien van het bepalen van de indicatieduur. Het leertraject Passend Beschikken (2024), onder andere uitgevoerd door de VNG, levert hier een bijdrage aan. Controle of herijking is vaak belastend voor cliënten omdat zij zich steeds opnieuw zorgen maken over het voortzetten van hun begeleiding.