Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR734668
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR734668/1
Beleidsregel Wet Bibob Waddeneilanden 2024
Geldend van 29-01-2025 t/m heden
Intitulé
Beleidsregel Wet Bibob Waddeneilanden 2024gemeenten:
Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog
Inleiding:
In het kader van de aanpak van Ondermijning is de toepassing van de Wet Bibob hét instrument binnen de bestuurlijke aanpak die nu landelijk wordt voorgestaan. Binnen dit kader is het van belang, dat de toepassing van de Wet Bibob wel meegroeit om deze breder en beter te kunnen inzetten op die plekken, op die specifieke casuïstiek, of binnen die branches waar dat wenselijk c.q. noodzakelijk is. Dat is voor de Waddeneilanden de uitdaging.
Het niet meegaan in deze ontwikkeling veroorzaakt dat de Waddeneilanden te aantrekkelijk gaan worden voor niet integere partijen die enkel uit zijn op het misbruiken van de overheid op de Waddeneilanden om er zelf op malafide wijze bestuurlijk, economisch, financieel beter van te worden. Dit is ondermijning ten top, hetgeen het besef heeft doen groeien dat de Waddeneilanden in deze aanpak samen een vuist moeten maken om dit tegen te gaan o.a. met gebruikmaking van de Wet Bibob.
Deze Beleidsregel Wet Bibob Waddeneilanden 2024 is derhalve opgemaakt in onderlinge samenspraak met de Waddeneilanden Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog teneinde te bewerkstelligen dat de genoemde eilanden willen voorkomen dat men zaken doet met niet integere partijen (doelstelling 1).
Waarom één beleidsregel?
De genoemde eilanden hebben ieder hun eigen specifieke karakter, dynamiek en verschillen in de problematiek rondom en aanpak van de integriteit van branches/ondernemingen, maar er zijn ook zeker overeenkomsten. Vandaar dat er voor gekozen is deze beleidsregel voor elk Waddeneiland gelijkluidend te laten zijn, waarbij ieder Waddeneiland aangeeft waar men de Wet Bibob (Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) in beginsel op van toepassing wil laten zijn en legt men daar zelf (intern) accenten onder die aansluiten op de specifieke wensen en mogelijkheden per Waddeneiland voor wat betreft de toepassing van de Wet Bibob.
Om te voorkomen dat niet integere partijen bij afwijzing op het ene Waddeneiland, niet in de verleiding komen om te rade te gaan bij één van de andere genoemde Waddeneilanden (doelstelling 2), is ook de reden dat deze beleidslijn eensluidend is opgemaakt om op alle Waddeneilanden bij alle onderdelen binnen de toepassing van de Wet Bibob de genoemde doelstellingen (1 en 2) te kunnen bereiken.
Hoe worden de doelstellingen van de Wet Bibob bereikt?
Dit gebeurt door een Bibob-toets uit te voeren.
Kern van de Bibob-toets is het onderzoek doen naar:
- -
de integriteit van de betrokkene;
- -
de integriteit van het zakelijk samenwerkingsverband
- -
de transparantie van de bedrijfsstructuur;
- -
de transparantie van de organisatiestructuur;
- -
de transparantie van de wijze van financiering.
Besluit
De Burgemeester en het College van Burgemeester en Wethouders van de Waddeneilanden (Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog), ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft,
- -
gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht wordt in deze Beleidsregel Bibob alle relevante bepalingen benoemd binnen de Wet Bibob in relatie tot de Alcoholwet, de Omgevingswet, de Huisvestingswet/verordening, de Algemene Plaatselijke Verordening (m.b.t. gemeentelijke vergunningen), de Kampeerverordening (Terschelling) de Subsidieverordening, de Aanbestedingswet 2012, de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, de Jeugdwet, de Wet Goed Verhuurderschap en het Burgerlijk Wetboek,
besluiten vast te stellen de “Beleidsregel Wet Bibob Waddeneilanden 2024”.
Paragraaf 1: Algemeen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
-
1. De definities in artikel 1.1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel, tenzij daarover in lid 2 anders is bepaald.
-
2. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
- a.
De gemeente c.q. het bestuursorgaan:
- -
hiermee worden de burgemeesters, onderscheidenlijk het college van burgemeesters en wethouders van de Waddeneiland-gemeenten te weten Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog bedoeld tenzij deze beleidsregel aanleiding geeft specifiek een/meerdere gemeente(n) apart te benoemen;
- -
hiermee worden de Waddeneilanden bedoeld, zowel het bestuursorgaan als - wanneer van toepassing - de rechtspersoon met een overheidstaak..
- -
- b.
Bibob-vragenformulier: een formulier gebaseerd op de regeling (januari 2024) als bedoeld in artikel 7a lid 5 van de Wet Bibob.
- c.
Rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente;
- d.
RIEC: het Regionaal informatie- en expertisecentrum, het regionaal samenwerkingsverband zoals bedoeld in artikel 28 lid 2 onder d van de Wet Bibob.
Texel: RIEC Noord Holland
Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog: RIEC Noord Nederland
- e.
Landelijk Bureau Bibob (LBB): het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur zoals bedoeld in artikel 8 van de Wet Bibob.
- f.
De Wet Bibob: de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).
- g.
Bibob-register: Landelijk systeem vallend onder het Ministerie van Veiligheid en Justitie, waarin zijn geregistreerd:
- -
alle adviezen van het LBB niet ouder dan 5 jaar;
- -
alle genomen besluiten en/of afgebroken Bibob-procedures niet ouder dan 5 jaar, genomen c.q. benoemd door bestuursorganen binnen de toepassing van de Wet Bibob.
- -
- h.
Zakelijk samenwerkingsverband:
Degene die in het eigen onderzoek is aangemerkt als:
- -
leidinggevende van betrokkene;
- -
zeggenschaphebbende over betrokkene;
- -
vermogensverschaffer van betrokkene;
- -
degene die als leidinggevende, beheerder, bedrijfsleider of vervoersmanager is of zal worden vermeld op de beschikking die is aangevraagd of is gegeven;
- -
degene die redelijkerwijs met betrokkene gelijk kan worden gesteld op grond van zijn feitelijke invloed op de betrokkene.
- -
- a.
Paragraaf 2 Publiekrechtelijke beschikkingen
Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen.
De toepassing van de Wet Bibob zal in beginsel door de gemeente op de hieronder aangeduide beschikkingen en reeds verleende beschikkingen (daar waar mogelijk) plaatsvinden:
- •
a. De artikelen 3, 27, 30a, 31 en 35 van de Alcoholwet;
- •
b. De artikelen 4.19b en 5.31 van de Omgevingswet;
- •
c. De Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van:
Texel:
Artikel 2:28 van de APV (exploitatievergunning openbare inrichting);
Artikel 3:3 van de APV (vergunning seks- en escortbedrijf);
Artikel 3:2 van de APV (eigenaar eenmanszaak niet zijnde de exploitant);
Artikel 2:25 van de APV (evenementenvergunning).
Vlieland:
Hoofdstuk 2, afdeling 8, 10 en Hoofdstuk 3 van de APV Vlieland 2011;
Terschelling:
Hoofdstuk 2, afdelingen 3, 4, 7 en 10 van de APV Terschelling 2021;
Hoofdstuk 3 van de APV Terschelling 2021.
Ameland:
De afdelingen 3, 7, 8, en 10 uit hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3 van de APV gemeente Ameland;
Schiermonnikoog: Hoofdstuk 2; afdeling 3, afdeling 5, afdeling 7, afdeling 8 en Hoofdstuk 3 van de APV Schiermonnikoog;
- •
d. Een aanvraag in relatie tot artikel 30b van de Wet op de Kansspelen;
- •
e. Een aanvraag binnen de Huisvestingsverordening;
- •
f. Een aanvraag binnen de Algemene Subsidieverordening;
- •
g. Een aanvraag als bedoeld in artikel 5.1, lid 2 onder a van de Omgevingswet 2024 (omgevingsvergunning bouwactiviteit);
- •
h. Een aanvraag als bedoeld in artikel 5.1 lid 2 onder b tot en met g van de Omgevingswet 2024;
- •
i. Een aanvraag als bedoeld in artikel 5.1 lid 1 onder a tot met g van de Omgevingswet 2024;
- •
j. Een aanvraag (evenementenvergunning) als bedoeld in:
Texel: artikel 2:25 van de APV Texel
Vlieland: in artikel 2:25 lid 1 van de APV Vlieland 2011
Terschelling: artikel 2.25 APV Terschelling 2021Ameland: artikel 2:25 van de APV
Schiermonnikoog: artikel 2.25 van de APV
die betrekking heeft op:
- -
aan vechtsport gerelateerde evenementen;
- -
aan Outlaw Motorcycle-Gangs (OMG’s) gerelateerde evenementen;
- -
evenementen die door of namens particuliere/commerciële partijen worden
- -
georganiseerd dan wel op een bedrijfsmatige wijze georganiseerd worden;
- -
de door de gemeente aangewezen c.q. nieuwe evenementen.
- -
- •
k. Een aanvraag in het kader van de Huisvestingswet als bedoeld in:
-
Texel: niet van toepassing
Vlieland: Huisvestingsverordening 2020
Terschelling: niet van toepassing Ameland: artikel 11 (onttrekkingsvergunning) en als bedoeld in artikel 15 (splitsingsvergunning) van de Huisvestingsverordening gemeente Ameland, als bedoeld in artikel 21 en 22 van de Huisvestingswet).
Schiermonnikoog: de Huisvestingsverordening Schiermonnikoog 2024-2028.
-
- •
l. Een aanvraag die betrekking heeft op artikel 2 van de Kampeerverordening gemeente Terschelling 2011
Artikel 2.2 Uitvoering eigen onderzoek
Uitvoering van het eigen onderzoek kan bij de onder artikel 2.1 genoemde aanvragen voor een beschikking plaatsvinden als er sprake is van:
- -
ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;
- -
informatie (tip) vanuit het Bureau Bibob als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob;
- -
informatie (tip) van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob;
- -
informatie (tip) van een ander bestuursorgaan wordt verstrekt als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob,
-
waarbij duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat ten aanzien van de betrokkene(n) en/ of derde(n) (zakelijke samenwerkingsverbanden) als bedoeld in artikel 3 lid 4 van de Wet Bibob, mogelijk sprake is van een ernstige dan wel mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.
Daarnaast zal de gemeente in beginsel ook eigen onderzoek doen bij:
- •
a. de aanvraag als bedoeld in artikel 30a Alcoholwet (Bijschrijving leidinggevende op Alcoholwetvergunning als zijnde een zakelijk samenwerkingsverband);
- •
b. artikel 30b van de Wet op de kansspelen (aanwezigheidsvergunning kansspelautomaat);
- •
c. de aanvraag als bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet, in het geval het een paracommerciële rechtspersoon betreft, als bedoeld in artikel 4 van de Alcoholwet (Alcoholwetvergunning paracommerciële rechtspersonen).
Artikel 2.3 Uitvoering eigen onderzoek buiten deze Beleidsregel Wet Bibob 2024.
Uitvoering van het eigen onderzoek kan bij overige aanvragen om een beschikking en/of bij het doen van een melding, wanneer deze niet genoemd zijn in deze beleidsregel, plaats vinden wanneer:
- -
ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;
- -
informatie (tip) vanuit het Bureau Bibob als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob;
- -
informatie (tip) van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob;
- -
informatie van een ander bestuursorgaan wordt verstrekt als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob,
waarbij duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat ten aanzien van de betrokkene(n) en/ of derde(n) (zakelijke samenwerkingsverbanden) als bedoeld in artikel 3 lid 4 van de Wet Bibob, mogelijk sprake is van een ernstige dan wel mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob:
Daarnaast zal een eigen onderzoek plaatsvinden als bij navraag door de gemeente binnen het landelijk Bibob-register (artikel 11a van de Wet Bibob) blijkt, dat tegen de aanvrager van een beschikking, in de afgelopen vijf jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het LBB, waarbij sprake is van een ernstige dan wel mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.
Deze beleidsregel heeft uitsluitend betrekking op de toepassing van de Wet Bibob door de rechtspersoon, de gemeente en diens bestuursorganen. De beleidsregel laat dus onverlet dat binnen de grenzen van de wet op andere wijze een integriteitstoets wordt uitgevoerd en dat de uitkomsten daarvan bij verdere besluitvorming (kunnen) worden betrokken.
Artikel 2.4 Geen uitvoering eigen onderzoek
Uitvoering van het eigen onderzoek blijft in beginsel achterwege (behalve als daartoe aanleiding bestaat) in het geval een aanvraag afkomstig is van overheidsinstanties, semi-overheidsinstanties of woning(bouw)corporaties (die op grond van de Woningwet zijn aangewezen als toegelaten instellingen voor de volkshuisvesting).
Artikel 2.5 Weigering volledig invullen Bibob-vragenformulieren
Bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, zullen bij aanvragen om een beschikking de daartoe gestelde regels van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast worden. Bij volharding zal de gevraagde beschikking buiten behandeling worden gesteld ingevolge artikel 4:5 van de Awb.
Bij verleende beschikkingen zal een weigering op grond van artikel 4 lid 1 van de Wet Bibob worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob. De verstrekte vergunning zal/ kan als gevolg daarvan worden ingetrokken.
Van deze weigering zal melding worden gemaakt in het landelijk Bibob-register.
Paragraaf 3: Privaatrechtelijke transacties
Artikel 3.1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties
De gemeente zal in beginsel de Wet Bibob toepassen bij vastgoedtransacties waarbij de gemeente civiele partij is. Bij de start van onderhandelingen daartoe, zal de gemeente de wederpartij ervan in kennis stellen dat een eigen onderzoek deel uitmaakt van de procedure.
In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst.
Artikel 3.1.1 Het eigen onderzoek bij vastgoedtransacties
Het eigen onderzoek door de gemeente vindt met name plaats indien:
- 1.
de vastgoedtransactie één of meerdere van onderstaande kenmerken heeft;
- -
hoge mate van financiële complexiteit;
- -
behorend tot een als zodanig door de gemeente benoemd risicocategorie en/ of risicogebied;
- -
hoge mate van complexiteit met betrekking tot de bedrijfsstructuur;
- -
exceptioneel financieel risico voor de gemeente;
- -
wanneer tevens sprake is van een aanvraag van een beschikking genoemd in artikel 2.1 van deze beleidsregel.
- -
- 2.
op grond van:
- -
eigen ambtelijke informatie en/of informatie verkregen van het LBB (artikel 11 en/ of 11a van de Wet Bibob);
- -
informatie verkregen vanuit het Openbaar Ministerie conform artikel 26 van de wet (OM-tip);
- -
informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC;
- -
informatie (tip) verkregen van andere bestuursorganen conform artikel 26 van de Wet Bibob;
- -
vragen ontstaan of bestaan over de integriteit van de betrokkene en/ of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/ of over de organisatiestructuur en/ of wijze van financiering.
- -
Artikel 3.2 Toepassingsbereik bij overheidsopdrachten
De gemeente kan de Wet Bibob in beginsel toepassen bij overheidsopdrachten zoals bedoeld in de Aanbestedingenwet.
In aanbestedingsdocumenten is opgenomen dat inschrijvende partijen er rekening mee moeten houden dat de gemeente alvorens tot gunning over te gaan, een eigen onderzoek zal starten, alsmede advies kan inwinnen als bedoeld in artikel 9 lid 2 van de Wet Bibob.
Artikel 3.2.2 Het eigen onderzoek bij overheidsopdrachten
De gemeente verricht eigen onderzoek ingeval:
- 1.
de activiteiten behoren tot een als zodanig door de gemeente benoemde risicocategorie en/ of risicogebied
- 2.
- -
op grond van eigen ambtelijke informatie en/of informatie verkregen van het Bureau (artikel 11 en/of 11a van de Wet Bibob);
- -
informatie verkregen vanuit het OM conform artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip);
- -
informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC;
- -
vragen ontstaan of bestaan over de integriteit van de betrokkene en/ of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/ of over de organisatiestructuur en/ of wijze van financiering.
- -
Artikel 3.3 Toepassingsbereik bij Zorginstellingen
- •
1. Het bepaalde in dit artikel is van toepassing op overeenkomsten tussen de gemeente en zorgpartijen en op beschikkingen van de gemeente en zorgpartijen en op beschikkingen van een bestuursorgaan waarbij een zorgpartij belanghebbende is, voor zover die overeenkomsten en beschikkingen zien op het door de zorgpartij of een door haar in te schakelen partij, die diensten verrichten of activiteiten uitvoeren op een van de volgende gebieden:
- -
ambulante WMO/dagbesteding (met inbegrip van dagbesteding ouderen);
- -
Jeugd GGZ.
- -
- •
2. De gemeente kan in een door haar te sluiten overeenkomst als bedoeld in artikel 5 van de Wet Bibob een beding opnemen, op grond waarvan zij de overeenkomst kan wijzigen of ontbinden indien uit een Bibob-onderzoek blijkt dat:
- -
de mogelijkheid bestaat dat de partij met wie de gemeente de overeenkomst sluit of een ondernemer, wordt gefinancierd met uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen;
- -
sprake is van gevaar of een mindere mate van gevaar dat de partij met wie de gemeente de overeenkomst sluit of een onderaannemer bij de uitvoering van de met de overeenkomst gegunde opdracht, strafbare feiten zal plegen.
- -
Artikel 3.3.1 Het eigen onderzoek bij Zorginstellingen
-
3. De gemeente verricht eigen onderzoek ingeval:
- -
vanuit eigen ambtelijke informatie en/of informatie verkregen van het Bureau (artikel 11 en/ of 11a van de Wet Bibob);
- -
informatie verkregen vanuit het OM conform artikel 26 van de wet (OM-tip);
- -
informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC of van de Nederlandse Zorgautoriteit;
- -
informatie (tip) verkregen van andere bestuursorganen conform artikel 26 van de Wet Bibob;
- -
vragen ontstaan of bestaan over de integriteit van de betrokkene en/ of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/ of over de organisatiestructuur en/ of wijze van financiering.
- -
-
4. Voordat de gemeente een beslissing neemt inzake de gunning van een overheidsopdracht aan een zorgpartij of het met een zorgpartij sluiten van de met een gunningsbeslissing beoogde overeenkomst, voert de gemeente een Bibob-onderzoek uit.
-
5. Het bestuursorgaan voert een Bibob-onderzoek uit bij de beslissing op een door een zorgpartij ingediende aanvraag voor een subsidie, voor zover het bestuursorgaan ten aanzien van die beschikking de bij of krachtens wettelijk voorschrift de in artikel 6 van de Wet Bibob bedoelde bevoegdheid tot weigering heeft gekregen.
-
6. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden kan het bestuursorgaan besluiten geen Bibob-onderzoek in te stellen bij de voorbereiding van beslissingen op maatwerkovereenkomsten tot 25 overeenkomsten per uitvoerder van de in lid 1 genoemde diensten en activiteiten.
Paragraaf 4: Slotbepalingen
Artikel 4.1 Overgangsrecht
Deze beleidsregels zijn van toepassing op aanvragen ontvangen vanaf de datum van inwerkingtreding en op de reeds verleende beschikkingen als bedoeld in art. 2.1 van deze beleidslijn.
Artikel 4.2 Invoeringsdatum
- •
1. Deze beleidsregel is vastgesteld door de burgemeester respectievelijk het college van burgemeester en wethouders op d.d. 7 januari 2025 en treedt een dag na publicatie in werking;
- •
2. Deze beleidsregel kan worden aangehaald als “Beleidsregel Wet Bibob Waddeneilanden 2024”.
- •
3. De beleidsregel Bibob 2017 komt te vervallen op het moment dat deze nieuwe beleidsregel in werking is getreden.
Ondertekening
Aldus vastgesteld op d.d. 7 januari 2025
Burgemeester
Burgemeester en wethouders
Secretaris
Toelichting:
Uitvoering van het eigen onderzoek door de gemeente.
Ten aanzien van het eigen onderzoek wordt opgemerkt dat de hierna genoemde stappen bedoeld zijn om het eigen onderzoek door de gemeente voor de betrokkene(n) en eventuele relevante Bibob-relaties inzichtelijk te maken. De gemeente behoudt zich het recht om het eigen onderzoek op een andere wijze uit te voeren, binnen de hiervoor gestelde wettelijke kaders en bevoegdheden.
Uiteindelijk zijn de bepalingen vanuit de Algemene wet bestuursrecht, de Wet Bibob, de Aanbestedingenwet en het Burgerlijk Wetboek (ten aanzien van de privaatrechtelijke overeenkomsten) van toepassing bij het uitvoeren van het eigen onderzoek.
Ten aanzien van de privaatrechtelijke overeenkomsten zijn de bepalingen opgenomen in het (algemene) Inkoopbeleid van de gemeente, (algemene) verkoopvoorwaarden van de gemeente en bepalingen in (voorgenomen) overeenkomsten leidend.
- •
Eigen onderzoek:
- 1.
In de in deze beleidsregel bepaalde gevallen, zal betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, de Bibob-vragenformulieren dienen in te vullen en in te leveren bij het de gemeente. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd, die in deze vragenformulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd. De Bibob-vragenformulieren bevatten in elk geval de in artikel 7a, tweede lid van de Wet Bibob genoemde vragen en daarnaast mogelijk aanvullende vragen, die de gemeente zo goed mogelijk in staat stelt om het eigen onderzoek te kunnen verrichten.
- 2.
In geval de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking, maken de Bibob-vragenformulieren onderdeel uit van de aanvraag om beschikking.
- 3.
Alvorens het eigen onderzoek naar het zich voordoen van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet wordt gestart, zal een aanvraag eerst beoordeeld worden conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van de desbetreffende aanvraag om beschikking.
- 1.
Het daarop aansluitende eigen onderzoek naar het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob bestaat uit een tweetal stappen:
Stap 1
- a.
Het onderzoek behelst in ieder geval:
- ▪
de controle en analyse van de door de betrokkene aangereikte informatie/documenten bij de Bibob-vragenformulier(en), inclusief bijlagen, en de door de betrokkene daarbij aangeleverde documenten;
- ▪
de controle en analyse van eventuele extra, op verzoek van de betrokken gemeente, door betrokkene overlegde documenten of informatie;
- ▪
open bronnen onderzoek (zoals Kamer van Koophandel, Kadaster, etc.) ten aanzien van de betrokkene en mogelijke relevante Bibob-relaties;
- ▪
het bevragen van politiegegevens ten aanzien van de betrokkene(n) op grond van artikel 4.3 onder l van het Besluit politiegegevens;
- ▪
het opvragen van Justitiële gegevens ten aanzien van de:
- ▪
de betrokkene, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;
- ▪
degene die direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene;
- ▪
degene die direct of indirect zeggenschap heeft of heeft gehad over betrokkene;
- ▪
degene die direct of indirect vermogen verschaft of heeft verschaft aan betrokkene;
- ▪
degene die als leidinggevende, beheerder, bedrijfsleider of vervoersmanager is of zal worden vermeld op de beschikking die is aangevraagd of is gegeven;
- ▪
degene die redelijkerwijs met betrokkene gelijk kan worden gesteld op grond van zijn feitelijke invloed op de betrokkene.
- ▪
het eventueel bevragen van de betrokkene bij het LBB zoals bedoeld in artikel 11a van de wet;
- ▪
- •
b.
- ▪︎
Ten aanzien van de financiering van het project/ activiteit geldt dat de financiering aannemelijk en transparant dient te zijn. Om de financiering aannemelijk en transparant te maken, gelden ten aanzien van de financiering nog de volgende bepalingen;
- ▪︎
bij financiering door middel van eigen vermogen dient de aanwezigheid en de herkomst van dit eigen vermogen aangetoond te worden;
- ▪︎
wanneer sprake is van financiering uit eigen vermogen door middel van contante gelden, dient de aanwezigheid en de herkomst van het contante geld aannemelijk en inzichtelijk te worden gemaakt door de betrokkene(n);
- ▪︎
bij financiering door middel van vreemd vermogen dient altijd een (in het Nederlands dan wel vertaalde) leningsovereenkomst overlegd te worden waaruit de financiering blijkt en onder welke voorwaarden deze financiering is verstrekt;
- ▪︎
bij financiering door middel van vreemd vermogen dient de identiteit van de vermogensverschaffer aangetoond te worden door middel van een geldig Identiteitsbewijs en actuele adres- en woonplaatsgegevens van de vermogensverschaffer. Bij financiering door rechtspersonen dienen de uiteindelijk natuurlijke personen (bestuurders en aandeelhouders) achter deze rechtspersonen inzichtelijk gemaakt te worden;
- ▪︎
wanneer financiering van vreemd vermogen plaatsvindt door middel van contante gelden dient de geldstroom van de vermogensverschaffer naar betrokkene(n) volledig inzichtelijk en aannemelijk te worden gemaakt;
- ▪︎
wanneer financiering van vreemd vermogen plaatsvindt door middel van crowdfunding dan wel vergelijkbare financiering, kan de gemeente het betreffende platform verplichten de identiteit van de uiteindelijke vermogensverschaffers kenbaar te maken aan de gemeente;
- ▪︎
- •
c.
- ▪︎
Wanneer het Bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld, dan wel de gegevens zoals genoemd onder b (financiering) niet volledig zijn verstrekt, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld, nadat aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door de gemeente gestelde termijn aan te vullen.
- ▪︎
Een weigering om gevraagde extra informatie aan te leveren dan wel onvolledig aan te leveren kan leiden tot het buiten behandeling stellen van de aanvraag dan wel de mogelijkheid tot het intrekken van de verleende vergunning;
- ▪︎
- •
d.
- ▪
In het geval van een (voorgenomen) overheidsopdracht gunt de gemeente een overheidsopdracht niet, indien de betrokkene heeft nagelaten:
- -
de op grond van artikel 7a van de Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door de gemeente gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;
- -
de wijze van financiering, zoals genoemd onder b van stap 1 (financiering) door de betrokkene(n) onvoldoende aannemelijk en inzichtelijk is gemaakt;
- -
de op grond van artikel 12 van de Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door het LBB zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door het LBB gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden.
- -
- ▪
- •
e.
- ▪
In het geval van een (voorgenomen) vastgoedtransactie zal geen overeenkomst tot stand komen, wanneer:
- ▪
betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 7a van de Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door de gemeente gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;
- ▪
de wijze van financiering, zoals genoemd onder b van stap 1 (financiering) door de betrokkene(n) onvoldoende aannemelijk en inzichtelijk is gemaakt;
- ▪
betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 12 Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door het Bureau zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door het Bureau gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;
- ▪
- ▪
- •
f.
- ▪︎
bij reeds aangegane overeenkomsten ten aanzien van vastgoedtransacties wordt bij overeenkomst voorzien.
- ▪︎
- •
g.
- ▪︎
Het Bibob-vragenformulier dient volledig en naar waarheid te worden ingevuld. Het opzettelijk verschaffen van onjuiste informatie is strafbaar, net als het opzettelijk weglaten van informatie (art. 227a en 227b, Wetboek van Strafrecht). De gemeente kan de vergunning in dat geval weigeren of intrekken. Indien er een vermoeden bestaat dat ter verkrijging van de aangevraagde vergunning valsheid in geschrifte is gepleegd kan de gemeente aangifte doen bij de politie.
- ▪︎
- •
h.
- ▪︎
Bij de uitvoering van het eigen onderzoek kan de informatiepositie van bestuursorganen versterkt worden vanuit het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC). Ook kan het bestuursorgaan of rechtspersoon met een overheidstaak desgewenst gebruik maken van de expertise van het RIEC bij het toepassen van de Wet Bibob;
- ▪︎
- •
i.
- ▪︎
Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een ernstige of mindere mate van gevaar als bedoeld in de Wet Bibob, kan het de gevraagde beschikking weigeren of de verleende beschikking intrekken.
- ▪︎
- •
j.
- ▪︎
Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een ernstige of mindere mate van gevaar als bedoeld in de Wet Bibob, kan dit aanleiding zijn om de (voorgenomen) overheidsopdracht of vastgoedtransactie niet aan te gaan, dan wel de overeenkomst te ontbinden of op te schorten.
- ▪︎
Stap 2
Aanvullend op eigen onderzoek kan een advies bij het LBB worden gevraagd indien:
- •
a. vragen ontstaan of bestaan over de integriteit van de betrokkene en/ of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob;
- •
b. na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking te verbinden onderneming(en);
- •
c. na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking te verbinden activiteiten;
- •
d. het LBB de gemeente adviseert om ten aanzien van een betrokkene advies aan te vragen, zoals bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob;
- •
e. de officier van justitie de gemeente adviseert om ten aanzien van een betrokkene advies aan te vragen, zoals bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob.
Een toetsing aan de Wet Bibob met behulp van een advies van het LBB geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokkene en diens relaties te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy zal de gemeente de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen. Deze eisen brengen mee dat de gemeente eerst gebruik zal maken van de eigen instrumenten of de weigerings- en intrekkingsgronden van de onderliggende regelgeving.
De adviesaanvraag bij het LBB is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open.
Ook de Wet Open Overheid (WOO) is niet van toepassing op het eigen onderzoek van de gemeente noch op het advies van het LBB.
De aanvrager van een vergunning kan te allen tijde de aanvraag in te trekken, echter wanneer dit naar de indruk van de gemeente gebeurt omdat er (vermeende) bezwaren uit naar voren zijn gekomen die een mindere of ernstige mate van gevaar (art 3 Wet Bibob) tot gevolg zou hebben gehad, zal de gemeente hiervan melding in het landelijk Bibob-register op grond van artikel 7a lid 8 van de Wet Bibob.
2.Informatieplicht
- •
1. De gemeente informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het LBB. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 31. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het LBB;
- •
2. In geval een van het LBB ontvangen advies ten grondslag wordt gelegd aan een motivering om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, of wanneer op basis van dit advies voorschriften worden verbonden aan de beschikking, wordt aan betrokkene een afschrift van het advies ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door de gemeente schriftelijk gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de Wet Bibob;
- •
3. Lid 2 is eveneens van toepassing op de in artikel 28 en 33 van de Wet Bibob bedoelde “derde” (zakelijk samenwerkingsverband), met dien verstande dat alleen die onderdelen uit het advies worden verstrekt wordt zover het op hem betrekking heeft.
3 Adviestermijn
- •
1. Indien de gemeente een advies aanvraagt bij het LBB, wordt op grond van artikel 31 van de Wet Bibob, de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het LBB in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15 lid 1 van de Wet Bibob.
- •
2. Indien het LBB het advies niet binnen de in lid 1 gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid van de Wet Bibob, de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de termijn, genoemd in artikel 15 lid 3 van de Wet Bibob.
- •
3. Het Bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het vorige lid.
- •
4. De verlenging van de adviestermijn van het LBB, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het LBB in gevallen als bedoeld in artikel 15 lid 2 van de Wet Bibob, leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.
4.Besluitvorming naar aanleiding van een Bibob-onderzoek:
4.1 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij beschikkingen
- •
1. De gemeente gaat in beginsel over tot een negatief besluit op de aanvraag op de beschikking, indien uit het eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het LBB blijkt, dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.
- •
2. Voor zover blijkt dat geen sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in het eerste lid, kan de gemeente bij mindere mate van gevaar aan de beschikking voorschriften verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.
- •
3. De gemeente kan een op grond van de in lid 2 bedoelde bepaling gegeven voorschrift wijzigen indien daar aanleiding voor is. Indien niet wordt voldaan aan een op grond van deze bepaling gegeven voorschrift, kan de gemeente de beschikking intrekken.
- •
4. De gemeente kan een advies van het LBB gedurende vijf jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.
- •
5. Bij constatering van een ernstig of mindere mate van gevaar, als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob, zal de gemeente daarvan melding doen in het landelijk Bibob-register.
4.2 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij vastgoedtransacties
- •
1. De gemeente zal in beginsel overgaan tot het afbreken van de onderhandelingen, indien uit het eigen onderzoek en/of een eventueel daarop afgegeven advies van het LBB blijkt dat ten minste één van de onderstaande situaties zich voordoet:
- a.
er is sprake van ten minste een mindere mate van gevaar dat de vastgoedtransactie mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten;
- b.
er is sprake van ten minste een mindere mate van gevaar dat in of met de onroerende zaak waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft, mede strafbare feiten zullen worden gepleegd;
- c.
er is sprake van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat betrokkene in relatie staat tot ernstige strafbare feiten die naar het oordeel van de gemeente een integriteitsrisico vormen (ongeacht de mate van gevaar);
- d.
er is sprake van feiten en omstandigheden die er op wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd;
- e.
In de gevolgen van een Bibob-onderzoek dat is gestart nadat de vastgoedtransactie is aangegaan, wordt bij overeenkomst voorzien.
- a.
- •
2. Bij constatering van een ernstig of mindere mate van gevaar, als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob, zal de gemeente daarvan melding doen in het landelijk Bibob-register.
4.3 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij overheidsopdrachten
- •
1. In geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, kan de informatie uit het Bibob-onderzoek dienen als onderbouwing van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2012.
2. Bij constatering van een ernstig of mindere mate van gevaar, als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob, zal de gemeente daarvan melding doen in het landelijk Bibob-register
4.4 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij WMO/Zorg (zorginstellingen)
- •
1. De gemeente zal in beginsel overgaan tot het afbreken van de contract-onderhandelingen, indien uit het eigen onderzoek en/of een eventueel daarop afgegeven advies van het LBB blijkt dat ten minste één van de onderstaande situaties zich voordoet:
- a.
er is sprake van ten minste een mindere mate van gevaar dat de gunning mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten;
- b.
er is sprake van ten minste een mindere mate van gevaar dat in of met de onroerende zaak waar de gunning betrekking op heeft, mede strafbare feiten zullen worden gepleegd;
- c.
er is sprake van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat betrokkene in relatie staat tot ernstige strafbare feiten die naar het oordeel van de gemeente een integriteitsrisico vormen (ongeacht de mate van gevaar);
- d.
er is sprake van feiten en omstandigheden die er op wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de gunning een strafbaar feit is gepleegd;
- e.
In de gevolgen van een Bibob-onderzoek dat is gestart nadat de gunning is aangegaan, wordt bij overeenkomst voorzien.
- a.
- •
2. Bij constatering van een ernstig of mindere mate van gevaar, als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob, zal de gemeente daarvan melding doen in het landelijk Bibob-register.
4.5 Gevolgen van een beëindigde relatie tussen de betrokkene en een derde
- •
1. Indien de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die, al dan niet vermoedelijk, gepleegd zijn door een derde als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob, dan kan het bestuursorgaan de feiten van die derde na het verbreken van de relatie tussen de betrokkene en de derde, gedurende drie jaren volledig betrekken bij de beoordeling van het gevaar.
- •
2. Voor het bepalen van het moment waarop de relatie tussen de betrokkene en de derde formeel en feitelijk is beëindigd, wordt bij de toepassing van het eerste lid uitgegaan van gegevens uit het handelsregister, en/of andere documentatie die naar het oordeel van het bestuursorgaan voldoende uitsluitsel geeft over de beëindiging van de relatie.
5. Kosten
- •
1. Nadat een besluit op de aanvraag is genomen worden de daarvoor verschuldigde leges in rekening gebracht;
- •
2. Indien de Wet BIBOB wordt toegepast bij een reeds verleende vergunning, welke kan leiden tot intrekking van de vergunning, worden geen leges in rekening gebracht.
6. Bewaartermijn
De Bibob-informatie wordt, conform de Algemene Verordening Gegevensbescherming, vijf jaren na het einde van de zaak vernietigd, tenzij er in het dossier informatie aanwezig is die op dat moment duidt of kan duiden op een ernstige of mindere mate van gevaar op grond van de Wet Bibob of een buiten behandeling stelling op grond van de Awb ingeval – in de daaropvolgende jaren – in het dossier voorkomende personen opnieuw betrokken zijn bij een (nieuwe) vergunningaanvraag of betrokken raken bij een lopende vergunning waardoor de vergunning niet zonder meer verleend kan worden of in stand kan blijven.
In dat geval wordt de informatie voor nog eens vijf jaren bewaard (in totaal tien jaar gelet op de bepalingen ingevolge de Archiefwet).
==================================
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl