Beheersverordening regionale investeringsagenda Holland Rijnland 2025

Geldend van 29-01-2025 t/m heden

Intitulé

Beheersverordening regionale investeringsagenda Holland Rijnland 2025

Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam Holland Rijnland, gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur d.d. 21 november 2024

Gelet op

Artikel 5, zesde lid, van de Gemeenschappelijke regeling Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland

Besluit vast te stellen de navolgende BEHEERSVERORDENING REGIONALE INVESTERINGSAGENDA HOLLAND RIJNLAND 2025

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1:1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    algemeen bestuur: het algemeen bestuur van Holland Rijnland;

  • b.

    colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten, bedoeld in artikel, 1 eerste lid, van de regeling;

  • c.

    commissie: een commissie, bestaande uit leden van de colleges, die het dagelijks bestuur adviseert rond de projecten;

  • d.

    dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van Holland Rijnland;

  • e.

    fasering: een project kan binnen de regionale investeringsagenda de volgende fasen in volgorde doorlopen, waarbij fasen kunnen worden overgeslagen: onderzoeksproject (P3), ontwikkelingsproject (P2) en investeringsproject (P1); iedere fase is een project op zich;

  • f.

    Holland Rijnland: het openbaar lichaam Regio Holland Rijnland, ingesteld krachtens artikel 2 van de regeling;

  • g.

    medeoverheden: het Rijk, een provincie, een waterschap of een niet aan de regeling deelnemende gemeente;

  • h.

    onderzoeksproject: een project waarbij onderzoek gedaan moet worden voorafgaand aan een eventuele verdere ontwikkeling;

  • i.

    ontwikkelingsproject: een project waarbij een onderzoeksproject wordt uitgewerkt om tot een uitvoerbaar investeringsproject te komen;

  • j.

    investeringsproject: een project waarbij een of meer colleges investeringen doen in een afgesproken project uit de projectenportefeuille.

  • k.

    projectgroep: de in artikel 3:10 bedoelde groep ambtenaren die ambtelijk verantwoordelijk is voor het (doen) uitvoeren van een project;

  • l.

    regeling: de Gemeenschappelijke regeling Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland;

  • m.

    regionale investerings- de regionale investeringsagenda zoals vastgesteld door het algemeen agenda: bestuur;

  • n.

    stuurgroep: de in artikel 3:9 bedoelde groep bestuurders die bestuurlijk verantwoordelijk zijn voor het (doen) uitvoeren van een project;

  • o.

    trekkende gemeente: de gemeente die in een plan van aanpak wordt aangewezen om een project te trekken en daarmee verantwoordelijk is voor het beheer en de financiële verantwoording, en

  • p.

    voorzitter: de voorzitter van Holland Rijnland.

Artikel 1:2 Samenwerkingsprincipes

Bij de samenwerking ten aanzien van de regionale investeringsagenda worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • a.

    de gemeentebesturen dragen geen publiekrechtelijke bevoegdheden over aan het bestuur van Holland Rijnland;

  • b.

    de aan een project deelnemende colleges zijn eigenaar van het betreffende project, tenzij de betrokken colleges, in overeenstemming met het dagelijks bestuur, anders beslissen;

  • c.

    de aan een project deelnemende colleges en Holland Rijnland dragen er zorg voor dat de trekkende gemeente tijdig over voldoende financiële middelen beschikt om het project te kunnen uitvoeren;

  • d.

    het bestuur van Holland Rijnland faciliteert de kaderstelling, prioritering, sturing, verantwoording en lobby ten aanzien van de projecten, en

  • e.

    de colleges en het dagelijks bestuur dragen er zorg voor dat zo veel als mogelijk gebruik wordt gemaakt van elkaars expertise, kwaliteiten en capaciteit.

Hoofdstuk 2: Algemene regels

Artikel 2:1 Inkomsten

  • 1. De inkomsten van Holland Rijnland ten behoeve van de regionale investeringsagenda bestaan uit:

    • a.

      bijdragen van de gemeenten, overeenkomstig artikel 30 van de regeling;

    • b.

      renteopbrengsten die aan de bij Holland Rijnland gereserveerde middelen voor de regionale investeringsagenda worden toegevoegd, en

    • c.

      bijdragen van derden.

  • 2. De inkomsten ten behoeve van de regionale investeringsagenda worden onderverdeeld in middelen voor:

    • a.

      onderzoeksprojecten en ontwikkelingsprojecten, en

    • b.

      het Regionaal Fonds Holland Rijnland.

  • 3. Het Regionaal Fonds Holland Rijnland bestaat uit de volgende thematische fondsen:

    • a.

      bereikbaar en verbonden;

    • b.

      duurzaam en energiezeker;

    • c.

      groen en klimaatbestendig, en

    • d.

      economisch sterk en innovatief.

  • 4. Het algemeen bestuur bepaalt bij de begroting van Holland Rijnland de bijdragen van de gemeenten voor de onderzoeksprojecten, ontwikkelingsprojecten en het Regionaal Fonds Holland Rijnland. Hierbij wordt ook de onderverdeling over de thematische fondsen en de onderzoeksprojecten en ontwikkelingsprojecten vastgesteld.

Artikel 2:2 Beheer middelen

  • 1. De middelen ten behoeve van de regionale investeringsagenda worden beheerd door het dagelijks bestuur.

  • 2. Voor de periode vanaf 2025 wordt een apart hoofdstuk ‘Regionale Investeringsagenda’ opgenomen in de begroting en jaarrekening van Holland Rijnland.

  • 3. De deelnemende gemeenten storten de in de begroting opgenomen gemeentelijke bijdrage ten behoeve van de regionale investeringsagenda voor 1 april van het betreffende kalenderjaar.

  • 4. Bij het geheel of gedeeltelijk verschuldigd blijven van tijdige betaling van de gemeentelijke bijdrage aan de regionale investeringsagenda, is over de periode van het verzuim wettelijke rente verschuldigd.

  • 5. De beheerskosten van de middelen voor de regionale investeringsagenda worden door Holland Rijnland ten laste van de middelen als bedoeld in artikel 2:1, eerste lid, gebracht aan de hand van het ‘algemene stelsel voor doorbelasting beheerskosten fondsen Holland Rijnland’.

Artikel 2:3 Uitgaven aan projecten

  • 1. Financiële bijdragen ten laste van de middelen van de regionale investeringsagenda kunnen worden verstrekt aan de deelnemende gemeenten, een samenwerkingsverband, waarin één of meerdere deelnemende gemeenten participeren, de door één of meerdere deelnemende gemeenten opgerichte en door het algemeen bestuur aangewezen rechtspersonen die verbonden zijn aan de uitvoering van in de regionale investeringsagenda opgenomen projectenportefeuille en aan medeoverheden.

  • 2. Financiële bijdragen ten laste van de middelen van de regionale investeringsagenda kunnen alleen worden verstrekt indien deze gekoppeld zijn aan in de projectenportefeuille opgenomen projecten.

  • 3. De uitgaven ten behoeve van de in de projectenportefeuille opgenomen onderzoeksprojecten en ontwikkelingsprojecten worden jaarlijks geraamd in de begroting van Holland Rijnland, overeenkomstig de kaders van de regionale investeringsagenda.

  • 4. Uitgaven ten behoeve van investeringsprojecten komen ten laste van de betrokken gemeenten, tenzij het algemeen bestuur anders heeft besloten.

  • 5. Uitgaven ten behoeve van een ontwikkelingsproject of een onderzoeksproject komen ten laste van Holland Rijnland, tenzij het algemeen bestuur anders heeft besloten. Indien de middelen van Holland Rijnland niet toereikend zijn wordt eerst een begrotingswijziging in procedure gebracht conform de bepalingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen en de regeling.

Artikel 2:4 Tussentijdse beëindiging van een project

  • 1. Een onderzoeksproject of een ontwikkelingsproject kan te allen tijde tussentijds beëindigd worden op voorstel van de stuurgroep. De stuurgroep moet hiertoe consensus bereiken. De stuurgroep dient schriftelijk en gemotiveerd een verzoek tot beëindiging in bij het dagelijks bestuur.

  • 2. De gemeentebesturen die een bijdrage uit het thematisch fonds hebben gevraagd kunnen te allen tijde tussentijds hun project beëindigen. De gemeentebesturen stellen het dagelijks bestuur schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte van de beëindiging.

  • 3. Het dagelijks bestuur brengt de eventuele financiële gevolgen van de beëindiging in kaart.

  • 4. De kosten voor beëindiging worden zoveel als mogelijk betaald uit de reeds ter beschikking gestelde budgetten. Een resterend bedrag valt terug aan Holland Rijnland ten behoeve van de regionale investeringsagenda. Bij een tekort zijn de betrokken gemeenten verplicht dit tekort voor hun rekening te nemen, overeenkomstig de daartoe gemaakte afspraken in het plan van aanpak onderscheidenlijk de projectovereenkomst.

  • 5. Het project is geëindigd indien alle kosten, bedoeld in het vierde lid, zijn voldaan.

Hoofdstuk 3: Projecten uit de projectenportefeuille

Artikel 3:1 Toepassing hoofdstuk

  • 1. De bepalingen in dit hoofdstuk zijn uitsluitend van toepassing op onderzoeksprojecten, ontwikkelingsprojecten en investeringsprojecten opgenomen in de projectenportefeuille.

  • 2. Het artikel 3:2 is niet van toepassing op de regionale investeringsagenda zoals die op 3 april 2024 door het algemeen bestuur is vastgesteld.

  • 3. Het artikel 3:6, lid 1 en de artikelen 3:7 tot en met 3:11 zijn niet van toepassing op onderzoeksprojecten of ontwikkelingsprojecten waarvan het plan van aanpak reeds voor 1 januari 2025 is vastgesteld door het dagelijks bestuur.

§ 3.1 Projectenportefeuille

Artikel 3:2 Vaststelling

  • 1. Het algemeen bestuur stelt in het kalenderjaar na reguliere gemeenteraadsverkiezingen een nieuwe projectenportefeuille vast. Projecten uit een eerdere periode kunnen daarbij gecontinueerd worden.

  • 2. Ter voorbereiding op het besluit, bedoeld in het eerste lid:

    • a.

      evalueert het dagelijks bestuur, op basis van in het plan van aanpak opgenomen criteria, de lopende projecten, welke evaluatie als zwaarwegend advies geldt voor de betrokken colleges, bij het continueren van een project;

    • b.

      stelt het dagelijks bestuur een ontwerp-projectenportefeuille op;

    • c.

      vraagt het dagelijks bestuur de colleges en de commissies ieder om zienswijzen over de ontwerp-projectenportefeuille;

    • d.

      verwerkt het dagelijks bestuur de zienswijzen, bedoeld onder c, en kan alleen schriftelijk gemotiveerd afwijken van die zienswijzen, en

    • e.

      zendt het dagelijks bestuur de motivering, bedoeld onder d, aan het algemeen bestuur, de colleges en de commissie.

  • 3. Het algemeen bestuur beslist niet tot vaststellen van een projectenportefeuille dan nadat de procedure in het tweede lid is afgerond. Artikel 7, tweede lid aanhef en onder a, van de regeling is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3:3 Tussentijds toevoegen projecten

  • 1. Ten minste drie colleges kunnen gezamenlijk een verzoek doen aan het dagelijks bestuur om tussentijds een nieuw project toe te voegen aan de projectenportefeuille.

  • 2. Het dagelijks bestuur beoordeelt het verzoek en doet een voorstel aan het algemeen bestuur. Artikel 3:2, tweede lid onder c, d en e, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het algemeen bestuur beslist omtrent het toevoegen van het project aan de projectenportefeuille. Het algemeen bestuur beslist niet tot het toevoegen aan de projectenportefeuille dan nadat de procedure in het tweede lid is afgerond. Artikel 7, tweede lid aanhef en onder a, van de gemeenschappelijke regeling is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3:4 Investeringsagenda

  • 1. Het algemeen bestuur stelt in het kalenderjaar na reguliere gemeenteraadsverkiezingen een herziene investeringsagenda vast. Artikel 7, tweede lid aanhef en onder a, van de regeling is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Het dagelijks bestuur evalueert de lopende investeringsagenda voorafgaand aan het besluit, bedoeld in het eerste lid en laat deze evaluatie leidend zijn bij het doen van voorstellen over herziening van de investeringsagenda.

  • 3. In de investeringsagenda wordt de projectenportefeuille voor de komende vier jaar opgenomen.

  • 4. Het dagelijks bestuur doet een voorstel tot wijziging van de investeringsagenda toekomen aan het algemeen bestuur, indien het tussentijds toevoegen van een project overeenkomstig artikel 3:3 daartoe aanleiding geeft.

Artikel 3:5 Verantwoording

  • 1. Het dagelijks bestuur monitort de voortgang van de uitvoering van de investeringsagenda en de daarin opgenomen projecten.

  • 2. Het dagelijks bestuur rapporteert eens per half jaar aan het algemeen bestuur en de commissies over de voortgang, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het dagelijks bestuur rapporteert eens per twee jaar aan het algemeen bestuur omtrent de maatschappelijke baten van de investeringsagenda.

  • 4. Het dagelijks bestuur ontwikkelt en beheert modellen of formats voor de door de colleges, de stuurgroepen en de projectgroepen op te stellen documenten.

Artikel 3:6 Uitgangspunten project

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt vooraf algemene voorwaarden en criteria vast waaraan de plannen van aanpak moeten voldoen.

  • 2. Het dagelijks bestuur zoekt in elk geval naar cofinanciering voor ontwikkelingsprojecten en investeringsprojecten, om zo een multipliereffect voor de investering te bereiken. Het dagelijks bestuur informeert het algemeen bestuur en de colleges uiterlijk aan het eind van een ontwikkelingsproject dan wel voor de start van een investeringsproject wanneer cofinanciering niet gevonden wordt voor een bepaald project.

§ 3.2 Projecten binnen de projectenportefeuille

Artikel 3:7 Systematiek

  • 1. Projecten in de projectenportefeuille worden gecategoriseerd in onderzoeksprojecten, ontwikkelingsprojecten en investeringsprojecten.

  • 2. De categorisering van projecten wordt opgenomen in de projectenportefeuille en daarover wordt door het dagelijks bestuur via de planning & controlcyclus gerapporteerd aan het algemeen bestuur en de colleges.

  • 3. De verdeling van financiële middelen over de projecten als bedoeld in artikel 2:1, tweede lid onder a, wordt opgenomen in de projectenportefeuille. Wijziging van de verdeling van financiële middelen vindt plaats op voorstel van het dagelijks bestuur via de periodieke planning & controlcyclus van Holland Rijnland.

  • 4. Projecten in de projectenportefeuille voldoen aan ten minste de volgende criteria:

    • a.

      het project is van regionale betekenis;

    • b.

      het project sluit aan op de doelen van de regionale investeringsagenda;

    • c.

      het project draagt bij aan provinciale, landelijke of Europese doelen of de doelen van derden, en

    • d.

      in het project werken ten minste twee deelnemende gemeenten samen.

Artikel 3:8 Opstarten project

  • 1. Eén van de colleges neemt het initiatief tot het opstarten van een project uit de projectenportefeuille op grond van de investeringsagenda. Aan alle colleges wordt gevraagd of zij willen participeren in het project. De colleges die besluiten tot deelneming aan een ontwikkelingsproject verplichten zich om dat project daadwerkelijk tot uitvoering te brengen, tenzij uit het ontwikkelingsproject komt dat uitvoering niet realiseerbaar is binnen de gestelde kaders of het ontwikkelingsproject vroegtijdig, overeenkomstig artikel 2:4 wordt beëindigd.

  • 2. De ambtelijke organisatie van Holland Rijnland ondersteunt de betreffende colleges bij het oppakken van een project uit de projectenportefeuille. De ambtelijke organisatie van Holland Rijnland jaagt daarbij het oppakken van het project inhoudelijk aan en coördineert het traject van projectblad tot eindresultaat. De stuurgroep kan in het plan van aanpak afwijken van dit lid.

  • 3. De betrokken colleges informeren hun raad binnen 10 werkdagen nadat zij besloten hebben tot het mogelijk starten van een project uit de projectenportefeuille over het beoogde opstarten van een project.

  • 4. Artikel 169, vierde lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing op de beslissing al dan niet te participeren in een project.

Artikel 3:9 Stuurgroep

  • 1. Alvorens een project wordt opgestart en plan van aanpak wordt opgesteld, wordt door de betrokken colleges een stuurgroep ingesteld.

  • 2. Ieder betrokken college wijst uit zijn midden een lid van de stuurgroep aan. Dit lid vertegenwoordigt de belangen van het betreffende college binnen de stuurgroep.

  • 3. Het dagelijks bestuur wijst uit zijn midden een lid van de stuurgroep aan. Dit lid vertegenwoordigt de belangen van Holland Rijnland binnen de stuurgroep. Het door het dagelijks bestuur aangewezen lid kan niet tevens op grond van het tweede lid door één van de colleges zijn aangewezen. Dit lid is niet van toepassing op de stuurgroep van een investeringsproject.

  • 4. De stuurgroep legt werkafspraken omtrent zijn werkwijze en werkzaamheden schriftelijk vast in het plan van aanpak.

  • 5. In het plan van aanpak kan een andere afspraak omtrent de samenstelling van de stuurgroep worden gemaakt. Daarbij worden de verantwoordingslijnen dan ook nadrukkelijk geregeld.

Artikel 3:10 Projectgroep

  • 1. Alvorens een project wordt opgestart, wordt door de betrokken colleges een projectgroep ingesteld.

  • 2. Het aantal leden wordt bij het instellen van de projectgroep door de colleges gezamenlijk bepaald.

  • 3. Ieder betrokken college wijst een van zijn medewerkers aan als lid van de projectgroep.

  • 4. Het dagelijks bestuur van Holland Rijnland wijst, binnen het aantal genoemd in het tweede lid, uit zijn eigen medewerkers leden van de projectgroep aan. Dit lid is niet van toepassing op de projectgroep van een investeringsproject.

  • 5. Uit de leden van de projectgroep wordt een projecttrekker aangewezen. De projecttrekker is zoveel als mogelijk afkomstig uit de leden aangewezen door de colleges. De gemeente van de projecttrekker geldt als trekkende gemeente. Komt de projecttrekker niet van een van de gemeenten, dan wordt in het plan van aanpak de trekkende gemeente aangewezen en geregeld hoe de projecttrekker zich verhoudt tot de trekkende gemeente.

  • 6. In het plan van aanpak kan een andere afspraak omtrent de samenstelling van de projectgroep worden gemaakt.

  • 7. De verantwoordelijkheid voor het voeren van de projectadministratie, de projectcontrol, het opstellen van voortgangsrapportages en de verantwoording en het bewaken van de subsidievoorwaarden berust bij de projecttrekker en de trekkende gemeente.

Artikel 3:11 Plan van aanpak

  • 1. De projectgroep stelt een ontwerpplan van aanpak op voor het betreffende project, overeenkomstig een door het dagelijks bestuur vast te stellen projectformat.

  • 2. Het plan van aanpak bevat een toelichting en onderbouwing waaruit blijkt dat aan de criteria, genoemd in artikel 3:7, vierde lid, wordt voldaan.

  • 3. In het plan van aanpak wordt een begroting van het project opgenomen voor de fase waarin deze in de projectenportefeuille is gecategoriseerd. Deze begroting bevat in ieder geval:

    • a.

      een specificatie van de geraamde kosten;

    • b.

      een verdeling van de extra bijdragen over de bij het project betrokken partijen, voor zover niet gedekt door de bijdrage vanuit Holland Rijnland;

    • c.

      de verwachte bijdragen van derden;

    • d.

      informatie over de financiële haalbaarheid van de uitvoering van het project voor de huidige en komende fasen;

    • e.

      informatie over de dekking van de uitvoeringskosten in de begrotingen van de betrokken gemeenten, voor zover het een ontwikkelingsproject betreft;

    • f.

      de naam van de gemeente die optreedt als trekkende gemeente namens de betrokken gemeenten en die de verantwoordelijkheid op zich neemt voor financiële en administratieve taken van het project zoals het voeren van de administratie, de control, het opstellen van de voortgangsrapportages en de verantwoording en de bewaking van subsidievoorwaarden;

    • g.

      de wijze waarop financiële risico’s over de betrokken partijen worden verdeeld en beheerst;

    • h.

      de planning van het project over de tijd en de verdeling van de financiële bijdragen over de looptijd, en

    • i.

      op welke wijze is voorzien in beheer en onderhoud bij investeringsprojecten en hoe de lasten daarvan zijn verdeeld over de deelnemende gemeenten en eventuele andere partijen.

  • 4. Voor een bijdrage van Holland Rijnland aan de begroting van een project gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      kosten voor onderzoeken, verkenningen, studies die noodzakelijk zijn voor het project komen in aanmerking voor een bijdrage;

    • b.

      de kosten van een projecttrekker en daarbij toe te rekenen overheadtoeslag komen in aanmerking voor een bijdrage en worden berekend tegen maximaal de tarieven in de Handleiding Overheidstarieven van de Rijksoverheid (HOT);

    • c.

      externe facilitaire kosten (buiten de gemeentelijk vastgoed) voor onder andere werkbijeenkomsten en overleg met derde bij het project betrokken partijen noodzakelijk voor het project komen in aanmerking voor een bijdrage;

    • d.

      kosten van de inzet van specifieke kennis en expertise buiten de werkgroep van deelnemende gemeenten komen in aanmerking voor een bijdrage, en

    • e.

      kosten van inzet van deelnemers van gemeenten aan de projectgroep komen niet in aanmerking voor een bijdrage, deze geschiedt om niet.

  • 5. Indien een of meerdere gemeenten de kosten genoemd onder het vierde lid reeds hebben voorgefinancierd, komt deze voorfinanciering eveneens in aanmerking voor een bijdrage van Holland Rijnland.

  • 6. De projectgroep legt binnen zes maanden na het starten van de projectgroep een ontwerpplan van aanpak ter vaststelling voor aan de stuurgroep. Indien de projectgroep niet tot een ontwerpplan van aanpak kan komen, doet het hiervan onverwijld kennisgeving aan de stuurgroep.

  • 7. De stuurgroep beraadslaagt over het ontwerpplan van aanpak, waarbij slechts bij consensus binnen de stuurgroep besloten kan worden.

  • 8. De stuurgroep geeft op de eerstvolgende regiodag nadat consensus is bereikt een toelichting op het ontwerpplan van aanpak aan de betreffende commissie. De commissie kan een advies geven omtrent het ontwerpplan van aanpak.

  • 9. Binnen drie maanden na het ontvangen van het advies van de commissie neemt de stuurgroep het definitieve ontwerpplan van aanpak aan. De stuurgroep zendt het vastgestelde ontwerpplan van aanpak binnen twee weken na aanneming aan het dagelijks bestuur. Indien de stuurgroep niet tijdig tot aanname van het ontwerpplan van aanpak kan komen, doet het hiervan onverwijld kennisgeving aan het dagelijks bestuur, met daarin een datum opgenomen waarvoor men wel tot aanneming kan overgaan.

  • 10. Het dagelijks bestuur besluit tot vaststelling van het plan van aanpak.

  • 11. Het dagelijks bestuur stelt na de vaststelling, bedoeld in het vorige lid, de benodigde financiële middelen ter beschikking. Voor zover nodig doet het dagelijks bestuur eerst een voorstel tot begrotingswijziging aan het algemeen bestuur.

  • 12. Het dagelijks bestuur informeert het algemeen bestuur, de colleges en de gemeenteraden over het vastgestelde plan van aanpak.

  • 13. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de aanvraag voor aanvullende middelen.

  • 14. In afwijking van het negende en tiende lid stelt de stuurgroep het plan van aanpak van een investeringsproject vast, en stuurt het dit ter kennisneming aan het dagelijks bestuur. Het elfde en twaalfde lid zijn niet van toepassing op een investeringsproject.

Artikel 3:12 Uitvoering project

  • 1. De projectgroep gaat, onder verantwoordelijkheid van de stuurgroep, aan de slag met de uitvoering van het vastgesteld plan van aanpak.

  • 2. De stuurgroep rapporteert actief eens per half jaar aan het dagelijks bestuur omtrent de voortgang van de uitvoering van het plan van aanpak. De voortgangsrapportage bevat ook de financiële stand van zaken van het project.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan inlichtingen vragen aan de stuurgroep omtrent de uitvoering van het plan van aanpak. De stuurgroep geeft de benodigde inlichtingen zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen 25 werkdagen. Indien de stuurgroep niet tijdig de inlichtingen kan verschaffen, doet het hiervan onverwijld kennisgeving aan het dagelijks bestuur, met daarin een datum opgenomen waarvoor men wel kan antwoorden.

  • 4. Tijdens regiodagen wordt de commissie bijgepraat omtrent de voortgang van de uitvoering van het plan van aanpak.

  • 5. Het dagelijks bestuur informeert het algemeen bestuur, de colleges en de gemeenteraden eens per half jaar omtrent de voortgang van de uitvoering van het plan van aanpak.

Artikel 3:13 Eindverantwoording over project

  • 1. De projectgroep stelt aan het einde van de looptijd van het plan van aanpak een eindverslag op met betrekking tot de resultaten van het project. Het eindverslag bevat in elk geval de financiële verantwoording van het project overeenkomstig de voorwaarden in artikel 3:11, derde lid.

  • 2. Wanneer een onderzoeksproject afgerond wordt volgt indien nodig een voorstel aan de commissie voor een vervolg. Daartoe wordt een nieuw plan van aanpak voor een ontwikkelingsproject of investeringsproject opgesteld. Dit ontwerpplan van aanpak is reeds gereed vóórdat besloten wordt omtrent het voortzetten van het vervolgproject.

  • 3. Wanneer een ontwikkelingsproject afgerond wordt volgt indien nodig een voorstel aan de commissie voor een vervolg. Daartoe wordt een nieuw plan van aanpak voor een investeringsproject opgesteld. Dit ontwerpplan van aanpak is reeds gereed vóórdat besloten wordt omtrent het voortzetten van een vervolgproject.

  • 4. De projectgroep legt het ontwerpeindverslag zo spoedig mogelijk, doch in elk geval voor het einde van de looptijd van het plan van aanpak, ter vaststelling voor aan de stuurgroep.

  • 5. De stuurgroep beraadslaagt over het ontwerpeindverslag, waarbij gestreefd wordt naar consensus binnen de stuurgroep.

  • 6. De stuurgroep vraagt de commissie advies te geven omtrent het ontwerpeindverslag.

  • 7. Binnen drie maanden na de behandeling in de commissie stelt de stuurgroep het definitieve eindverslag vast. De stuurgroep zendt het vastgestelde ontwerpeindverslag binnen twee weken aan het dagelijks bestuur en de betrokken colleges. Op dat moment is het project formeel afgerond. Indien de stuurgroep niet tijdig tot vaststelling kan overgaan, doet het hiervan onverwijld kennisgeving aan het dagelijks bestuur, met daarin een datum opgenomen waarvoor men wel tot vaststelling over kan gaan.

Artikel 3:14 Tekorten en overschotten

  • 1. Financiële risico’s van projecten uit de projectenportefeuille komen uitsluitend ten laste van bij het project betrokken en daaraan deelnemende gemeenten.

  • 2. Indien na afronding van een onderzoeksproject of een ontwikkelingsproject gelden overblijven, worden deze teruggestort aan Holland Rijnland. Bij investeringsprojecten komen eventuele overschotten geheel en al toe aan de betrokken gemeenten en, voor zover daarvan sprake is, betrokken derden.

Artikel 3:15 Samenwerking met medeoverheden

  • 1. Ten behoeve van de uitvoering van een onderzoeksproject of ontwikkelingsproject stellen het dagelijks bestuur en de betrokken medeoverheden gezamenlijk een projectovereenkomst op.

  • 2. De projectovereenkomst regelt de verstrekking van de financiële bijdrage van Holland Rijnland ten laste van de voor de regionale investeringsagenda beschikbare middelen conform artikel 2:1, tweede lid onder a, waaronder begrepen de wijze van berekening van de bijdrage, de maximaal te verstrekken bijdrage, de bevoorschotting, uitbetaling, verrekening en aan de verstrekking van financiële bijdragen voor de medeoverheid verbonden verantwoordingsverplichtingen.

  • 3. De projectovereenkomst legt de medeoverheid de verplichting op tot uitvoering van het regionaal project en beschrijft zo nauwkeurig mogelijk de activiteiten die in dat verband moeten worden uitgevoerd door de medeoverheid, de termijnen waarbinnen de activiteiten moeten zijn verricht en de gevolgen van overschrijding van die termijnen te allen tijde voor rekening van de betrokken medeoverheid blijven en nader te bepalen uitvoerende partijen.

  • 4. De projectovereenkomst bevat een bepaling over restitutie van de financiële bijdrage uit het fonds in het geval het regionaal project, ondanks de in het derde lid opgenomen verplichting, niet binnen de afgesproken termijn gerealiseerd wordt.

  • 5. De projectovereenkomst regelt de voorwaarden voor en de wijze van wijziging van de financiële bijdrage in verband met indexering van te maken kosten conform de bij het plan van aanpak opgestelde projectbegroting.

  • 6. De projectovereenkomst bevat bij ontwikkelingsprojecten de voorwaarde dat colleges van de betrokken gemeenten, alsmede de besturen van de medeoverheden, de intentie hebben uitgesproken het project ook daadwerkelijk tot uitvoering te brengen indien het naar een investeringsproject overgaat.

Hoofdstuk 4: Fondsprojecten

Artikel 4:1 Toepassing hoofdstuk

De bepalingen in dit hoofdstuk zijn uitsluitend van toepassing op gemeentelijke projecten, gefinancierd vanuit een van de thematische fondsen.

Artikel 4:2 Aanvragen uitkering uit fonds

  • 1. Ieder college kan een aanvraag doen voor financiering van een project al dan niet tezamen met andere colleges.

  • 2. Het aanvragende college is zelf verantwoordelijk voor het opstellen en indienen van de projectaanvraag bij het dagelijks bestuur, maar kan daarbij ambtelijke ondersteuning vanuit Holland Rijnland vragen.

  • 3. Waar nodig voeren de betrokken colleges onderling overleg en stemmen zij af omtrent de projectaanvraag. Holland Rijnland is hier niet bij betrokken, anders dan via de ondersteuning bedoeld in het tweede lid.

  • 4. Het dagelijks bestuur beslist omtrent de projectaanvraag en de financiering, nadat de betreffende commissie hieromtrent positief geadviseerd heeft. Artikel 28 Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing. Het dagelijks bestuur motiveert daarbij de hoogte van het toe te kennen bedrag, en streeft daarbij naar een evenredige spreiding van projecten over de regio.

  • 5. In de door het algemeen bestuur vast te stellen thematische programma’s worden criteria opgenomen waaraan een aanvraag, als bedoeld in het eerste lid, moet voldoen.

  • 6. In spoedeisende gevallen kan het dagelijks bestuur afwijken van hetgeen bepaald in vierde lid. Het dagelijks bestuur informeert de betreffende commissie over zijn besluit en motiveert daarbij de spoedeisendheid.

  • 7. De toekenning van financiering wordt geregeld via een projectovereenkomst tussen de betrokken gemeenten en Holland Rijnland.

Artikel 4:3 Uitvoering project

  • 1. Na het ondertekenen van de projectovereenkomst kan het project van start.

  • 2. De betrokken colleges zijn zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van het project.

  • 3. Tijdens de looptijd van een project wordt door de colleges ten minste eenmaal tussentijds gerapporteerd aan het dagelijks bestuur. In de projectovereenkomst kunnen nadere afspraken worden gemaakt over de frequentie van tussentijdse rapportages.

  • 4. Het dagelijks bestuur deelt de tussentijdse rapportage met de betrokken commissie.

  • 5. Indien uit de tussenrapportage blijkt dat de projectovereenkomst niet, niet geheel of niet tijdig wordt uitgevoerd, dan treden de betrokken colleges en het dagelijks bestuur in overleg om tot een tijdige en goede afronding van het project te komen.

Artikel 4:4 Eindverantwoording over project

  • 1. De betrokken colleges stellen aan het einde van de looptijd van de projectovereenkomst een eindverslag op met betrekking tot de resultaten van het project.

  • 2. De betrokken colleges leggen het ontwerpeindverslag zo spoedig mogelijk, doch in elk geval voor het einde van de looptijd van de projectovereenkomst, ter vaststelling voor aan het dagelijks bestuur.

Hoofdstuk 5: Slotbepalingen

Artikel 5:1 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2025.

Artikel 5:2 Evaluatie

Het dagelijks bestuur evalueert deze verordening steeds in het jaar van de gemeenteraadsverkiezingen en doet zo nodig uiterlijk in het jaar na de gemeenteraadsverkiezingen een voorstel aan het algemeen bestuur tot wijziging van deze verordening.

Artikel 5:3 Citeerwijze

Deze verordening wordt aangehaald als Beheersverordening regionale investeringsagenda Holland Rijnland 2025.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur d.d. 18 december 2024,

De voorzitter

De secretaris