Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR734603
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR734603/1
Beleidsregels jeugdhulp gemeente Coevorden 2025
Geldend van 28-01-2025 t/m heden
Intitulé
Beleidsregels jeugdhulp gemeente Coevorden 2025Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Coevorden
gelezen het voorstel van team Jeugd, d.d. 15 oktober 2024
Gelet op het bepaalde in de artikelen 2, 5, 6, 7 en 10 van de Verordening jeugdhulp gemeente Coevorden 2025
Besluit vast te stellen:
Beleidsregels jeugdhulp gemeente Coevorden 2025
1. Inleiding
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor preventie en jeugdhulp. Jeugdigen en hun ouders die advies, ondersteuning of jeugdhulp nodig hebben, moeten kunnen rekenen op een kwalitatief en kwantitatief toereikend preventie- en jeugdhulpaanbod. In de Jeugdwet zijn verschillende taken en verantwoordelijkheden opgenomen waaraan gemeenten moeten voldoen. Zo is het de gemeentelijke verantwoordelijkheid om de toegang en toeleiding tot jeugdhulp te regelen. Vanuit de Jeugdwet moeten gemeenten zorgen voor een laagdrempelige, herkenbare, integrale toegang voor jeugdhulp.
Voor de uitvoering van alle taken die onder de Jeugdwet vallen stelt de gemeenteraad van de gemeente Coevorden een verordening en een beleidsplan vast. Dit zijn respectievelijk de “Verordening jeugdhulp gemeente Coevorden 2025” (hierna: de Verordening) en het beleidsplan Jeugdvisie. Daarnaast wordt door het college beleidsregels voor de dagelijkse uitvoeringspraktijk vastgesteld. Hierin staat een uitleg over hoe het college bepaalde bepalingen uit de Verordening toepast.
2. Toegang tot jeugdhulp
2.1 De aanvraag
Jeugdigen en ouders kunnen op 2 manieren een aanvraag indienen voor jeugdhulp. Dit kan op de volgende manieren:
- •
Schriftelijk, door een brief of familiegroepsplan te sturen aan Gemeente Coevorden, afdeling Team Jeugd, Kasteel 1, Coevorden.
- •
Digitaal, via Jeugdhulp | Gemeente Coevorden.
Een schriftelijke aanvraag moet door 1 belanghebbende (1 ouder of een jeugdige 16 jaar of ouder) afhankelijk van de leeftijd) ondertekend zijn. De andere ouder met gezag wordt door de gemeente op de hoogte gesteld van de aanvraag en het onderzoek. De andere ouder wordt betrokken bij het onderzoek.
Team Jeugd voert het onderzoek uit voor de gemeente. Wanneer een medewerker van een voorliggende voorziening (GGD jeugdgezondheidzorg, Icare jeugdgezondheidszorg of Maatschappelijk Welzijn Coevorden) betrokken is bij een jeugdige en / of ouder(s), voeren zij het onderzoek uit. De uitkomst van het onderzoek wordt besproken in het KernTeamOverleg Jeugd, waarin besluitvorming over in te zetten jeugdhulp plaats vindt.
Daarnaast kunnen jeugdigen en ouders ook contact opnemen met de gemeente, als zij vragen hebben op het gebied van jeugdhulp. Dan kunnen ouders bellen naar de gemeente via 14 0524.
De datum waarop de aanvraag is ingediend geldt als aanvraagdatum. De jeugdige en/of ouders kan worden gevraagd de aanvraag aan te vullen. Wanneer het college een aanvraag ontvangt die door een ander bestuursorgaan behandeld moet worden, heeft het college doorzendplicht, gelet op artikel 2:3 Awb.
2.2 Vertrouwenspersoon en onafhankelijke cliëntondersteuning
De Jeugdwet biedt ouders en/of jeugdigen gebruik te maken van een onafhankelijk vertrouwenspersoon. Het college informeert de ouders en/of jeugdigen hierover. Ook stelt het college een vertrouwenspersoon in de gelegenheid zijn taken uit te voeren. .
De Wet maatschappelijk ondersteuning (Wmo) verplicht gemeenten tot het inrichten van de functie onafhankelijk cliëntondersteuner voor het gehele sociale domein, dus ook voor jeugdigen en ouders. De gemeente is verplicht om cliëntondersteuning aan te bieden als algemene voorziening.
Zowel cliëntondersteuners als vertrouwenspersonen kunnen informatie en advies geven aan jeugdigen en ouders die vragen hebben over de jeugdhulp. De cliëntondersteuner kan een jeugdige en/of ouder al bijstaan op het moment dat er wordt gezocht naar hulp. De cliëntondersteuner ondersteunt dan bij inhoudelijke/hulpverlenende gesprekken en kan ook voor de jeugdige en/of ouder op zoek gaan naar de hulp die hij of zij graag wil hebben. De vertrouwenspersoon doet dat niet.
De vertrouwenspersoon wordt meestal pas benaderd als er al hulp is en daar vragen, problemen of klachten over ontstaan. De vertrouwenspersoon ondersteunt een jeugdige en/of ouder bij vragen, problemen of klachten bij de gemeente, de jeugdhulpaanbieder, de Gecertificeerde Instelling (GI) of Veilig Thuis. Als dit is opgelost, dan stopt ook de ondersteuning van de vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon ondersteunt niet bij inhoudelijke hulpverleningsgesprekken, maar alleen bij vraag-/klachtgesprekken.
Jeugdstem, vertrouwenspersonen van Het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ) voert in opdracht van het Ministerie van VWS, het onafhankelijk vertrouwenswerk voor de Jeugdwet uit. De vertrouwenspersoon moet onafhankelijk van het college, de jeugdhulpaanbieder, de GI, of Veilig Thuis opereren. Het AKJ heeft geen cliëntondersteuners in dienst.
Een groot verschil tussen een vertrouwenspersoon en onafhankelijke cliëntondersteuning is bijvoorbeeld dat vertrouwenspersonen actief op bezoek gaan bij jongeren die in jeugdhulpinstellingen verblijven. Dat doen cliëntondersteuners niet.
2.3 Samenloop Wet langdurige zorg cliëntondersteuning
Jeugdigen met een indicatie op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) kunnen onafhankelijke cliëntondersteuning vanuit de Wlz krijgen. Het zorgkantoor is hiervoor verantwoordelijk. Een jeugdige met een Wlz indicatie kan zich bij een onafhankelijk cliëntondersteuner aanmelden, die gecontracteerd is door het zorgkantoor.
2.4 Familiegroepsplan
Voordat het onderzoek van start gaat, kan de jeugdige en/of ouders een familiegroepsplan overhandigen waarin zij samen met familieleden en andere direct betrokkenen een oplossing aandragen om de problemen van de jeugdige in eigen kring op te lossen. Het college brengt de jeugdige en/of ouders van deze mogelijkheid op de hoogte na ontvangst van de aanvraag. Indien gewenst kan daar professionele ondersteuning bij worden geboden door onafhankelijke cliëntondersteuning.
De gemeente heeft de taak om haar beleid zo vorm te geven dat het gericht is op het tot stand brengen en uitvoeren van familiegroepsplannen (artikel 2.1, onder g, van de wet). Het kan zijn dat het nodig is om enige vorm van ondersteuning te bieden bij het opstellen van een familiegroepsplan. Uiteraard kunnen de jeugdige of zijn ouders niet gedwongen worden om ondersteuning bij het opstellen van het familiegroepsplan te accepteren. Maar als het meerwaarde zou kunnen hebben, kan het college het wel aanraden en stimuleren. Welke vorm deze ondersteuning heeft, is aan het college, bovendien kan deze van geval tot geval verschillen.
Als jeugdige en/of ouders een familiegroepsplan willen opstellen, moet dat binnen een redelijke termijn. Deze termijn bedraagt maximaal 6 weken.
2.5 Spoedeisende gevallen
In spoedeisende gevallen gaat het college zonder uitstel over tot het tijdelijk verstrekken van een jeugdhulpvoorziening, in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek. De noodzaak om een tijdelijke jeugdhulpvoorziening te verstrekken, zal alleen in bijzondere situaties aanwezig zijn. De jeugdige en/of ouder moet dan in een situatie verkeren waarin uitstel van een individuele voorziening niet mogelijk is. Het niet tijdig – oftewel met uitstel – nemen van een beslissing tot verstrekking van een tijdelijke jeugdhulpvoorziening is een zogenoemde fictieve weigering, waartegen de jeugdige en/of ouder op grond van de Awb bezwaar (al dan niet in samenhang met een verzoek om een voorlopige voorziening) en beroep kan aantekenen.
We onderscheiden de spoedeisende zorg (interventiehulp) van de crisishulp (bedden). In feite vormt de spoedeisende zorg de toegang tot de crisishulp. Opvang van een cliënt in crisishulp zou maximaal vijf werkdagen moeten duren, daarna stroomt een jeugdige door naar een individuele jeugdhulpvoorziening, waarvoor een beschikking van de gemeente is vereist.
In gevallen waar onmiddellijke start van de hulp nodig is, in de gemeente Coevorden kan contact opgenomen worden met Team Jeugd via 14 0524 en kan buiten kantoortijden contact worden opgenomen met Spoed4jeugd Drenthe (www.s4jd.nl). Het telefoonnummer is: 0592-381530.
Criteria Urgentie: crisis en spoed
Het bepalen van de urgentie is van belang om vast te kunnen stellen hoe snel de voorziening moet worden gestart. Bij de bepaling van de urgentie zijn veiligheid van de jeugdige, het risico op kindermishandeling, de balans tussen draaglast en draagkracht en de escalatie van de problematiek essentieel. Er zijn vervolgens drie gradaties van urgentie met bijbehorende criteria te onderscheiden:
Crisis
Er is sprake van crisis bij een plotselinge, ernstige ontregeling (in de fysieke, sociale en psychische gesteldheid van de jeugdige of van de omgeving) met als gevolg het ontstaan van een acuut onhoudbare situatie in het thuismilieu of de woonsituatie van de jeugdige. Denk bijvoorbeeld aan: ernstige verwaarlozing, ernstig fysiek of seksueel misbruik, er moet direct in het gezag worden voorzien, ouder of jeugdige dreigt met suïcide, ouder of jeugdige heeft een psychose.
Spoed
Is een situatie waarbij een crisis dreigt doordat:
- •
problematiek ernstig, langdurig of complex is en/of
- •
de verhouding tussen draaglast/draagkracht uit balans is geraakt.
Regulier
enkelvoudige of meervoudige problematiek waarbij geen sprake is van een dreigende crisis.
2.6 Vaststelling identiteit
Het college stelt de identiteit vast van de personen aan wie de gemeente een dienst verleent. Dat geldt ook voor jeugdigen en/of ouders die zich melden met een hulpvraag. Daarom wordt aan jeugdigen en/of ouders gevraagd naar een geldig legitimatiebewijs, als bedoeld in Artikel 1 van de wet op identificatieplicht.
2.7 Het gesprek
Na ontvangst van een aanvraag maakt Team Jeugd zo spoedig mogelijk, tenminste binnen 5 werkdagen een afspraak voor een gesprek met de jeugdige en/of ouders. Als verdere vraagverheldering of verdieping nodig blijkt te zijn dan wordt er een tweede afspraak gepland of een huisbezoek afgelegd.
De jeugdige en/of gezaghebbende ouders ontvangen een verslag van het gesprek. De jeugdige en/of gezaghebbende ouders hebben de mogelijkheid om opmerkingen of aanvullingen aan het verslag toe te voegen. De opmerkingen komen niet in de plaats van het oorspronkelijke verslag, maar worden aan het oorspronkelijke verslag toegevoegd.
2.8 Het onderzoek
Na een aanvraag doet Team Jeugd zo snel mogelijk onderzoek. Bij het onderzoek naar de aanvraag volgt de gemeente het stappenplan dat grotendeels door de CRvB is geformuleerd (zie CRvB 01-05-2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1477).
Met de jeugdige en/of zijn ouders wordt op basis van onderstaand stappenplan het volgende in kaart gebracht:
- 1.
Wat de hulpvraag is.
- 2.
Onderzoeken of het college verantwoordelijk is op basis van het woonplaatsbeginsel.
- 3.
Of sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen. En zo ja, om welke problemen en/of stoornissen het gaat.
- 4.
Welke hulp naar aard en omvang nodig is om de jeugdige in staat te stellen om gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en/of voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren.
- 5.
Of de jeugdige en/of zijn ouders zelf (deels) in staat zijn om zelf de problemen op te lossen, eventueel met hulp van hun sociaal netwerk of gebruik kunnen maken van een andere of algemene voorziening.
Pas als er op basis van stap 5 geen of onvoldoende oplossingen zijn, is een individuele voorziening aan de orde.
Om te komen tot een individuele voorziening is een deskundige beoordeling nodig. De jeugdconsulent van de gemeente Coevorden kan als het nodig is deskundigheid inroepen. Het inroepen van deskundigheid kan bestaan uit het consulteren van een deskundige en/of het organiseren van een of meerdere gesprekken van en/of met de deskundige samen met de jeugdige of zijn ouders. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om diagnostiek om voor een psychiatrische behandeling in aanmerking te komen of voor een verblijf in 24-uursopvang. Dat zijn zwaarwegende beslissingen waaraan professioneel onderzoek en afweging aan ten grondslag ligt.
In sommige gevallen kan nog nader advies worden gevraagd aan een adviesinstantie voor sociaal/medisch advies.
Voor een zorgvuldig te nemen besluit is het van belang dat alle feiten en omstandigheden van de specifieke hulpvraag worden onderzocht. Daarbij is het van belang dat het onderzoek in samenspraak met de jeugdige en zijn ouders wordt verricht. Voor een zorgvuldig onderzoek is veelal persoonlijk contact nodig om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn ouders te krijgen. Hiervan kan alleen afgeweken worden met een onderbouwing vanuit ouders en/of jeugdige.
Team Jeugd verstrekt aan de jeugdige en/of ouders een verslag van de uitkomsten van het onderzoek. De invulling van de verslagplicht is vormvrij. Een goede weergave maakt het voor het college of de door de gemeente gemandateerde organisatie inzichtelijk om een juiste beslissing te nemen op een aanvraag en draagt bij aan een inzichtelijke communicatie met de jeugdige en/of ouders.
Medewerkingsplicht
Om jeugdhulp te kunnen krijgen, moet de jeugdige en zijn ouders de nodige medewerking verlenen. Het gaat dan om medewerking aan het onderzoek, zodat het college kan beoordelen welke jeugdhulp nodig is. Dit is een algemene medewerkingsplicht.
Als het noodzakelijk is voor het onderzoek om vast te stellen welke jeugdhulp nodig is, kunnen allerlei vormen van medewerking worden verwacht. Van jeugdigen en ouders kan bijvoorbeeld worden verwacht dat zij:
- •
meewerken aan het onderzoek om vast te stellen welke jeugdhulp nodig is
- •
met het college gesprekken voeren over de hulpvraag (dit kan dus ook betekenen dat met de jeugdige wordt gesproken)
- •
rapportages aanleveren die door derden zijn gemaakt
- •
toestemming geven voor het voeren van gesprekken met hulpverleners van de jeugdige
- •
toestemming geven de jeugdige (langdurig) te observeren.
Van de jeugdige en ouders mag dus worden verwacht dat zij toestemming geven tot inzicht in hun gezinsleven voor zover sprake is van informatie die nodig is voor het nemen van een beslissing op de aanvraag.
Als de jeugdige en/of ouder(s) onvoldoende meewerken, beoordeelt het college de aanvraag op grond van de informatie die wel aanwezig is. Het kan zijn dat door het ontbreken van informatie niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van een noodzaak tot jeugdhulp In dat geval wijst het college de aanvraag af. Het kan ook zijn dat op grond van de aanwezige informatie geoordeeld wordt dat een andere vorm van jeugdhulp nodig is dan die de jeugdige/ouders hebben gevraagd. In dat geval kent het college alleen die vorm van jeugdhulp toe en wijst de gevraagde jeugdhulp af. Het college zal, voordat er tot afwijzing wordt overgaan, voldoende concreet maken welke medewerking en/of informatie noodzakelijk is om vast te kunnen stellen welke jeugdhulp nodig is en biedt de ouders een redelijke hersteltermijn om alsnog de benodigde informatie te verstrekken en/of medewerking te verlenen.
Toestemming delen informatie
Het kan nodig zijn dat het college informatie opvraagt bij andere instanties, zoals de huisarts, de kinderopvang en dergelijke en met hen in gesprek gaat over de problemen van de jeugdige en de meest passende hulp daarbij. Het college heeft dan toestemming van de ouders met gezag (tot 12 jaar) of de jeugdige zelf (vanaf 12 jaar) nodig. Het college verstrekt hiervoor een toestemmingsformulier dat de ouders of jeugdige kunnen ondertekenen. Hierin staat welke informatie wordt gedeeld en voor welk doel. Het moet voor de ouders of jeugdige duidelijk zijn waarvoor zij toestemming geven. In het kader van hun medewerkingsplicht wordt van de ouders en de jeugdige verwacht dat zij deze toestemming geven.
2.9 Besluit
Besluiten om individuele voorzieningen toe te kennen, worden genomen door een SKJ geregistreerde jeugdconsulent. Wel kan bij de gemeente Coevorden een niet-geregistreerde jeugdconsulent (stagiaire, trainee of een consulent die de skj-registratie nog niet heeft) op voorspelbare, veilige casussen worden ingezet voor taken, zoals de probleemverkenning en het opstellen van een hulpverleningsplan. Daarbij wordt samengewerkt met een geregistreerde jeugdconsulent. Alle casuïstiek wordt 2-wekelijks besproken in het werkbegeleidingsgesprek met de geregistreerde professional.
Wanneer een jeugdconsulent van de gemeente Coevorden besluiten overweegt die betrekking hebben op de veiligheid van een jeugdige is een jeugdconsulent van de gemeente Coevorden verplicht om dit besluit door minimaal 2 SKJ geregistreerde professionals gezamenlijk te nemen of in overleg met een gedragsdeskundige dit besluit te nemen en vast te leggen. Het betreft in ieder geval besluiten om:
- •
wel of niet actie te ondernemen naar aanleiding van een signaal over een bedreiging van de veiligheid van een derde over een jeugdige of van een signaal van de jeugdige zelf;
- •
wel of niet professionele interventie(s) in te zetten om de bedreiging van de veiligheid van de jeugdige op te heffen;
- •
wel of niet een verzoek tot onderzoek in te dienen bij de Raad voor de Kinderbescherming, zodat de Raad indien nodig een kinderbeschermingsmaatregel kan verzoeken om de bedreiging af te wenden c.q. de noodzakelijke hulp te kunnen bieden;
- •
wel of niet de bemoeienis met de jeugdige en gezin te beëindigen.
De mogelijkheid bestaat dat de jeugdige en/of ouder(s) een andere voorziening aanvraagt, dan naar het oordeel van het college passend is. Het aanvraagformulier is een advies aan het college welk besluit te nemen, maar de aanvraag is niet leidend. Het is aan het college om te beslissen welke voorziening passend is en wordt toegekend. Het college moet dit besluit goed motiveren aan de hand van haar onderzoek.
Wanneer op basis van een brede integrale analyse de conclusie wordt getrokken dat een overige voorziening niet volstaat dan wordt de hulpvraag (indien nodig met toestemming van de ouders) aangemeld voor een casusoverleg binnen het Kern Team Overleg Jeugd (KTO Jeugd) of bij een expertteam, zoals bijvoorbeeld: MDA++7, RET8, of beschermtafel. Een jeugdconsulent of medewerker van een voorliggende voorziening bespreekt de hulpvraag en komt, in afstemming met de ouders, met een hulpverleningsvoorstel. Dit hulpverleningsvoorstel wordt vervolgens in een beschikking vastgelegd.
2.10 De beschikking
Het besluit van het college wordt vastgelegd in een beschikking. De jeugdige en/of ouders ontvangen de beschikking binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag. In de beschikking staat: de aanvraagdatum; de beslissing; de motivering van de beslissing en informatie over de uitvoering van het besluit.
De beslistermijn kan eenmalig worden verlengd met 8 weken. Daarna kan de beslistermijn verlengd worden in overleg met de aanvrager of in afwachting van aanvullende informatie die nodig is om op de aanvraag te beslissen. De jeugdige en/of ouders krijgen hiervan altijd schriftelijk bericht, waarin is aangegeven wanneer de beslissing kan worden verwacht.
2.11 Toegang via huisarts, jeugdarts en de medisch specialist
De gemeente draagt zorg voor de inzet van een individuele jeugdhulpvoorziening na een verwijzing door de huisarts, de medisch specialist en de jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder. De jeugdhulpaanbieder informeert de gemeente via ’verzoek om toewijzing’ over de verwijzing. De huisartsen en medisch specialisten kunnen geen pgb verstrekken. De gemeente informeert de (huis)artsen over de ingekochte jeugdhulpvoorzieningen en maakt afspraken over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de verwijzing plaatsvindt.
2.12 De Praktijkondersteuner Huisarts jeugd
Op grond van de jeugdwet hebben huisartsen de mogelijkheid om jeugdigen door te verwijzen naar (specialistische) jeugdhulp. Huisartsen hebben niet altijd de tijd/ruimte om tot een goede verduidelijking te komen over opvoed- en opgroeivragen. Daarom zet de gemeente op het gebied van dit soort vragen ter ondersteuning van de huisarts Praktijkondersteuner (POH) jeugd in. De POH Jeugd kan in afstemming met de ouders en/of jeugdige beslissen om:
- •
informele hulp in te schakelen;
- •
zelf de benodigde ondersteuning te verlenen;
- •
een collega vanuit het voorliggende veld de benodigde ondersteuning te laten verlenen;
- •
de huisarts voor te stellen de jeugdige te verwijzen naar een tweedelijnsvoorziening;
- •
de casus over te dragen aan Team Jeugd van de gemeente Coevorden.
2.13 Toegang via de gecertificeerde instelling, de strafrechter, het openbaar ministerie en de directeur of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting
Andere ingangen tot jeugdhulp zijn via de gecertificeerde instelling (GI), de strafrechter (bij het opleggen van een strafrechtelijke beslissing), het openbaar ministerie en de directeur of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting. De GI voert de kinderbeschermingsmaatregelen en de jeugdreclasseringsmaatregel uit die door de rechter zijn opgelegd. In dat kader kan de GI bepalen dat jeugdhulp nodig is. De GI is verplicht om bij de bepaling van de in te zetten jeugdhulp te overleggen met de gemeente. De gemeente moet vervolgens de jeugdhulp inzetten die deze partijen nodig achten ter uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregel of de jeugdreclassering. De gemeente en de GI maken afspraken over de wijze van samenwerking in het Samenwerkings- en verwijsprotocol gemeenten en GI.
2.14 Toeleiding naar jeugdhulp via Veilig Thuis Drenthe
Veilig Thuis Drenthe is er voor iedereen die te maken heeft met huiselijk geweld en/of kindermishandeling. Of als er vermoedens zijn dat iemand te maken heeft met huiselijk geweld en/of kindermishandeling. Veilig Thuis Drenthe is telefonisch te bereiken op: 0800-2000. Veilig Thuis Drenthe geeft advies over vermoedens en gevallen van huiselijk geweld en kindermishandeling, onderzoekt indien nodig op basis van een melding of er sprake is van huiselijk geweld en/of kindermishandeling. Als uit dit onderzoek blijkt dat er jeugdhulp nodig is, motiveert Veilig Thuis ouders tot accepteren van jeugdhulp en legt daartoe samen met ouders contacten met de vrij toegankelijke hulpverlening of Team Jeugd van de gemeente Coevorden.
2.15 Toeleiding naar jeugdhulp via familierechter
De familierechter oordeelt over familierechtelijke geschillen, zoals over het gezag, de omgang en het hoofdverblijf van een jeugdige. Soms oordeelt een familierechter dat de inzet van jeugdhulp (bijvoorbeeld begeleide omgang in een omgangshuis) noodzakelijk is in het belang van een jeugdige.
Wanneer de familierechter bepaalt dat jeugdhulp noodzakelijk is, bestaat er nog geen directe toegang tot jeugdhulp. De ouder(s) moeten hiervoor eerst een aanvraag tot jeugdhulp indienen bij het college. Het college onderzoekt vervolgens of de jeugdhulp noodzakelijk is en neemt hierover een besluit.
De beschermtafel kan worden ingezet als er zorgen zijn over het gezin (of de ontwikkeling van de jeugdigen) en deze zorgen zijn besproken, maar het is nog niet gelukt deze zorgen weg te nemen. team Jeugd kan dan aanmelding bij de beschermtafel overwegen. Het doel van de beschermtafel is dat de Raad voor de Kinderbescherming op basis van het verzoek (tot onderzoek) aan het einde van het gesprek een advies kan uitbrengen over het al dan niet instellen van een onderzoek naar een kinderbeschermingsmaatregel.
Op dezelfde manier kan ook een afschaaltafel worden ingezet. Afschaaltafels zijn bedoeld voor de situatie dat de GI weet dat de maatregel wordt beëindigd, maar er het vermoeden is dat de jeugdige of het gezin in de (nabije) toekomst opnieuw een beroep moet doen op ondersteuning. Om dit goed te begeleiden is een afschaaltafel gewenst, zodat er warm wordt overgedragen naar Team Jeugd.
3. Verstrekkingsvormen
3.1 Cliëntgebonden overeenkomst
De gemeente kan de benodigde individuele voorziening ook leveren op grond van een zogenoemde cliëntgebonden overeenkomst. In feite is er dan sprake van ZIN. Van een cliëntgebonden overeenkomst is sprake wanneer het college een PGB niet verstrekt en de benodigde individuele voorziening niet door een gecontracteerde partij kan worden verzorgd. In beginsel wordt de cliëntgebonden overeenkomst gebaseerd op de tarieven die volgen uit de Verordening jeugdhulp gemeente Coevorden.
3.2. Pgb-beheer
Als het beheer van het pgb en de hulpverlening op basis van het pgb in handen is van één en dezelfde persoon, dan kan het college besluiten om de aanvraag voor een pgb af te wijzen. In een dergelijk geval kan het college namelijk vinden dat de beheerstaken niet met voldoende afstand en kritisch worden vervuld (zie hierover ook CRvB 27-11-2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3761).
3.3 Bekwaamheid van de aanvrager van een pgb
Overwegende bezwaren zijn er als er een ernstig vermoeden is dat de jeugdige en/of ouder(s) problemen hebben met het omgaan met het pgb. De situaties waarbij het risico groot is dat het PGB niet besteed wordt aan het daarvoor bestemde doel zijn bijvoorbeeld:
- •
de jeugdige en/of ouder(s) handelingsonbekwaam is; als iemand onder bewind staat is het geen automatisme dat er geen pgb vertrekt kan worden. Vanzelfsprekend mag er pas een PGB-overeenkomst aangegaan worden met de onder bewind gestelde met toestemming van de bewindvoerder.
- •
de jeugdige en/of ouder(s) heeft als gevolg van een verstandelijke aandoening of stoornis of ernstige psychische problemen onvoldoende inzicht in de eigen situatie;
- •
er sprake van schuld- en/of verslavingsproblematiek is;
- •
er eerder misbruik gemaakt is van het pgb;
- •
eerder sprake is geweest van fraude.
Bovenstaande opsomming is niet limitatief. Er kunnen andere situaties denkbaar zijn waarin de gemeente van oordeel is dat het verstrekken van een pgb niet gewenst is. In deze situaties kan de een pgb worden geweigerd. Om een pgb af te wijzen op overwegende bezwaren, moet er enige feitelijke onderbouwing zijn op grond waarvan afgewezen kan worden. Dit kan een medische onderbouwing zijn, maar ook het aantonen van schulden of eerder misbruik.
Om vast te stellen of de aanvrager bekwaam is ten aanzien van het omgaan met het PGB vindt een PGB-vaardigheidstoets plaats. De jeugdige of zijn ouder(s) voldoet eventueel met hulp van een vertegenwoordiger aan de 10 punten voor pgb-vaardigheid:
- 1.
kunnen overzien van de situatie en een duidelijk beeld van de zorgvraag hebben;
- 2.
op de hoogte zijn van de regels en verplichtingen die horen bij het pgb of weten waar die zelf bij de desbetreffende instanties (online) te vinden;
- 3.
in staat om een overzichtelijke pgb-administratie bij te houden;
- 4.
kan voldoende communiceren met de gemeente, de SVB en zorgverleners;
- 5.
in staat om zelfstandig te handelen en onafhankelijk voor een zorgverlener te kiezen;
- 6.
in staat om afspraken te maken en vast te leggen, en om dit te verantwoorden;
- 7.
kunnen beoordelen en beargumenteren of de geleverde zorg passend en kwalitatief goed is;
- 8.
de inzet van zorgverleners kunnen coördineren, waardoor de zorg door kan gaan, ook bij verlof en ziekte;
- 9.
in staat om als werk- of opdrachtgever de zorgverleners aan te sturen en aan te spreken op hun functioneren;
- 10.
voldoende (juridische) kennis over het werk- of opdrachtgeverschap, of weet deze kennis te vinden.
4. Vervoer
4.1 Algemeen afwegingskader vervoer
Voorzieningen op het gebied van jeugdhulp omvatten voor zover noodzakelijk in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid, het vervoer van een jeugdige van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden. Vervoer van de jeugdige maakt in principe integraal onderdeel uit van specifieke modules en de daaraan gekoppelde tarieven (zie Handboek Jeugdhulp Zuid-Drenthe). Uitgangspunt is dat de aanbieder in het vervoer dient te voorzien, daar waar de ouders/verzorgers van de jeugdige daarin niet kunnen voorzien. Dit laat onverlet dat aanbieders een beroep mogen doen op de eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid van ouders/verzorgers. Bijvoorbeeld indien ouders/verzorgers in staat zijn de jeugdige naar de zorgboerderij te brengen, dienen zij dit zelf te organiseren. Daar waar het zelf organiserend vermogen van ouders/verzorgers wegens omstandigheden ontbreekt dient de aanbieder hier te voorzien. Daarbij mag ook verwacht worden dat ouders gelet op de extra kosten gebruik maken van de dichtstbijzijnde adequate voorziening. Dit betekent: In eerste instantie moeten ouders zelf het vervoer regelen. Lukt dat niet dan doen ze een beroep op het sociaal netwerk. Lukt dat niet, dan kan samen met Team Jeugd en eventueel de aanbieder in kwestie, worden gekeken naar een thuisnabij alternatief.
In die gevallen waar de ouders/verzorgers en de jeugdhulpaanbieder in kwestie samen geen oplossing vinden voor de vervoersbehoefte van de jeugdige, neemt de gemeente – na onderzoek door Team Jeugd – een besluit.
4.2 Vervoer bij daghulp
Bij een verzoek om daghulp maakt Team Jeugd altijd een beoordeling – conform het algemeen afwegingskader vervoer – over de vervoersvraag van de jeugdige, die verband houdt met het verzoek om daghulp, en brengt hierover advies uit aan het college. Dit geldt ook wanneer de jeugdige door de (huis)arts is verwezen naar daghulp. Als de gecertificeerde instelling heeft bepaald dat daghulp nodig is, kan de gecertificeerde instelling ook bepalen of hierbij vervoer nodig is. Conform de toelichting op hoofdstuk 3 van de Verordening jeugdhulp gemeente Coevorden kent de gemeente dan vervoer naar de daghulp toe.
5. Afbakening Onderwijs
Bij twijfel of de zorg geleverd moet worden door het (passend) onderwijs en/of de jeugdwet is een OPP (ondersteuningsperspectiefplan) een minimale onderlegger, die meegegeven kan worden aan ouders. Op deze manier kan er vanuit school ook actief contact gezocht worden met de (mogelijke) verwijzer om het overleg vanuit beide kanten (school – verwijzer | verwijzer – school) te stimuleren.
5.1 Huiswerkbegeleiding en/of school gerelateerde ondersteuning
Huiswerkbegeleiding en begeleiding bij leerproblemen of het leren plannen, vallen niet onder de verantwoordelijkheid van de gemeente (ook niet als er geen huiswerkinstituut beschikbaar is, of tijden van een huiswerkinstituut niet aansluiten op de lestijden), maar onder de verantwoordelijkheid van ouders en school. De kosten van huiswerkbegeleiding komen voor rekening van ouders zelf. Op grond van jurisprudentie vallen de volgende activiteiten wat dat betreft niet onder de uitvoering van de jeugdhulp:
- •
het helpen van de jeugdige met het plannen van zijn huiswerk;
- •
het structureren van het huiswerk van de jeugdige;
- •
het bijhouden van een agenda van de jeugdige;
- •
het aanbieden van leertechnieken aan de jeugdige;
- •
de jeugdige geconcentreerd en gericht te laten bezig zijn met zijn of haar huiswerk;
- •
het bekijken van de door de jeugdige behaalde cijfers;
- •
het onderhouden van contact met de ambulant begeleider en de mentor van de school van de jeugdige om de voortgang te bespreken;
- •
het geven van bijles.
Een kind dat vanwege een aandoening, een stoornis en beperkingen, gedrag heeft dat het leren bemoeilijkt, is voor de daarbij behorende begeleiding aangewezen op het onderwijs. Een concentratieprobleem of wegloopgedrag kan niet leiden tot een individuele voorziening Begeleiding tijdens het onderwijs.
Als er naast de gebruikelijke huiswerkbegeleiding (waaronder dus ook leren plannen valt), nog aanvullende begeleiding/persoonlijke verzorging nodig is voor een betere zelfredzaamheid en participatie in verband met de beperking van de jeugdige, kan er daarnaast begeleiding vanuit de jeugdwet worden ingezet. De grens tussen wat onder begeleiding valt die de school/het passend onderwijs moet bieden en wat onder begeleiding valt die onder de Jeugdwet valt, is niet altijd scherp te trekken. Dat vraagt ook om een goede afstemming tussen de gemeente (dat wil zeggen: Team Jeugd, het samenwerkingsverband en de school.
Of de begeleiding door de school of de gemeente geboden moet worden, zal afhangen van de individuele situatie van de jeugdige. De invulling van de begeleiding onder schooltijd is onderdeel van het overleg tussen gemeenten en samenwerkingsverbanden passend onderwijs. Het is mogelijk dat zowel school als gemeente deels verantwoordelijk zijn. De individuele situatie komt altijd aan bod tijdens een casusoverleg – in zo’n geval is het van belang dat de school en de gemeente overleggen over afstemming van de door hen geboden begeleiding. Om te bepalen welke ondersteuning onderwijs en/of jeugdhulp is zijn de doelen van deze ondersteuning leidend. Zijn de doelen gericht op onderwijs of op opvoeden en opgroeien (welke ook buiten de schoolsituatie van toepassing zijn)? Wanneer het beide is dan is zowel school als gemeente verantwoordelijk om integrale ondersteuning te organiseren.
6. Dyslexie
Dyslexiezorg (diagnostiek en behandeling) is (in Drenthe) beschikbaar voor kinderen tot en met 13 jaar. Dyslexiezorg wordt uitgevoerd conform het geldende Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling 3.0 van 1 januari 2022 . Een jeugdige (tot en met 13 jaar) komt in aanmerking wanneer er sprake is van Enkelvoudige Dyslexie (ED).
Diagnosestelling en behandeling van dyscalculie komen niet voor vergoeding in aanmerking.
7. Hulp na 18 jaar
Het is van belang dat een goede overdracht plaatsvindt zodra een jongere na zijn 18e levensjaar in een ander wettelijk kader terecht komt, met name voor de continuïteit van zorg en daarmee voor het welzijn van de jeugdige. Gemeenten hebben hier een belangrijke rol te vervullen. Het streven dient te zijn om de ondersteuning, hulp of zorg – indien gewenst – bij dezelfde aanbieder te verlenen, zodat de jongere hier niets van hoeft te merken.
Jongeren zijn meerderjarig als ze 18 jaar zijn. Van de ene op de andere dag moeten ze hun eigen zaken kunnen regelen. Niet alle jongeren zijn daartoe in staat. Sommige jongeren tussen de 16 en 27 jaar hebben moeite om op eigen kracht volwassen te worden. Het gaat bijvoorbeeld om jongeren zonder goed netwerk, jongeren met psychische problemen en jongeren met een (licht) verstandelijke beperking. Goede begeleiding kan voorkomen dat deze jongeren later veelvuldig gebruik maken van voorzieningen en/of in de criminaliteit belanden. De verschillende wetten maken het voor de jongere niet eenvoudiger.
Voor de jeugdhulp geldt dat deze in principe eindigt bij het bereiken van de 18-jarige leeftijd. Dit is in zekere zin nogal abrupt. Er moet in aanloop naar de afsluiting van het jeugdhulptraject en het bereiken van de 18-jarige leeftijd daarom goed gekeken worden naar de veerkracht van een jeugdige. Veerkracht kan worden gedefinieerd als de kwaliteit die sommige jongeren in staat stelt om verwezenlijking te vinden in hun leven, ondanks hun achtergronden, de problemen of tegenslagen die ze hebben ervaren of de druk die ze kunnen ervaren.
Het kan nodig zijn om de ondersteuning voor minder zelfredzame jongeren in zeker opzicht door te laten lopen, zodat ze zelfstandig worden. Het is daarom belangrijk dat betrokken professionals rondom een situatie een perspectiefplan opstellen voor iedere jeugdige die op zijn of haar 17e jeugdhulp ontvangt, vóórdat hij of zij 18 jaar wordt. Wanneer er sprake is van een maatregel kan een zogenoemde afschaaltafel worden georganiseerd. In dat laatste geval moet ermee rekening worden gehouden dat we eigenlijk niet van de jeugdige kunnen verwachten dat ze vóór hun achttiende al uit verblijf gaan, dat ze een stem moeten hebben in het besluitvormingsproces rondom de afschaling en beëindiging van het jeugdhulptraject, en dat ze goed moeten worden toegerust om een zelfstandig bestaan te leiden. Het is vooral van belang dat de ondersteuning vanuit één regisseur wordt geboden.
In het perspectiefplan wordt, gelet op het hierboven genoemde, in ieder geval aandacht besteed aan:
- •
Fysieke zelfredzaamheid
- •
Valt het binnen de mogelijkheden van de jeugdige om een startkwalificatie (Leerplichtwet) te halen, of zo nee, is er zicht op (arbeidsmatige) dagbesteding?
- •
Is er zicht op huisvesting?
- •
Is er zicht op het verwerven van inkomen
- •
Is het nodig om de financiële huishouding (tijdelijk) te borgen?
- •
Emotionele-sociale zelfredzaamheid
- •
Valt het binnen de mogelijkheden van de jeugdige om (zakelijke) relaties en (sociale) contacten aan te gaan en te behouden?
- •
Heeft de jeugdige na 18 nog hulp nodig en zo ja is de overgang van de noodzakelijke hulp naar een ander wettelijk kader geregeld
- •
Coördinatie van ondersteuning
- •
Hoe is de stem van de jeugdige (16+) gehoord en betrokken in het besluitvormingsproces rondom de afschaling en beëindiging van het jeugdhulptraject?
- •
Welke afspraken zijn vastgelegd over eventueel (dat wil zeggen: indien noodzakelijk) te hervatten bemoeienis door de jeugdhulpverlener, op welke wijze dan ook, wanneer er hiaten ontstaan in de (al dan niet gedeeltelijke) fysieke en emotionele zelfredzaamheid van de jongere, tot het moment dat deze jongere 27 jaar is?
De begeleiding die de jeugdige (16+) ter voorbereiding op het einde van het jeugdhulptraject ontvangt, is altijd gericht op:
- •
praktische vaardigheden, waaronder budgetteren, winkelen, koken en schoonmaken;
- •
vaardigheden op het gebied van zelfzorg, waaronder persoonlijke hygiëne, voeding en gezondheid, seksuele gezondheid, drugs en alcoholadvies;
- •
emotioneel en interpersoonlijke vaardigheden, waaronder persoonlijk welzijn, en onderhandelingsvaardigheden, zoals het beheren van relaties en ontmoetingen met (andere) ondersteuningsprofessionals, verhuurders en werkgevers.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 22 oktober 2024;
De secretaris (loco),
L.M. Brouwer,
de burgemeester,
R. Bergsma
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl