Beleidsregel Gemeentelijke taken uitvoering Wet kinderopvang Kapelle 2024 D24.310207

Geldend van 24-01-2025 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel Gemeentelijke taken uitvoering Wet kinderopvang Kapelle 2024 D24.310207

Zaaknummer Z24.020810

Documentnummer D24.310207

1. Besluit, toepassing, citeertitel beleidsregels en definities

1.1 Besluit

Burgemeester en wethouders van de gemeente Kapelle,

Gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op de artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1 en 4, 1.66 en 1.72 lid 1 Wet kinderopvang;

Gelet op de artikelen 1.45, 1.46, 1.47, 148d Wet kinderopvang

Besluiten:

Vast te stellen de Beleidsregel Gemeentelijke taken uitvoering Wet kinderopvang Kapelle 2024.

1.2 Toepassing

Deze beleidsregel beschrijft de invulling van de gemeentelijke taken en bevoegdheden bij

  • het houden van toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang;

  • het behandelen van aanvragen tot exploitatie en wijzigingsverzoeken voor kinderopvang;

  • het handhaven op het niet naleven van voorschriften van de bij of volgens de Wet kinderopvang gestelde regelgeving;

Deze beleidsregels zijn van toepassing op alle voorzieningen voor kinderopvang in de gemeente Kapelle.

1.3 Citeertitel beleidsregel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Beleidsregel Gemeentelijke taken uitvoering Wet kinderopvang Kapelle 2024’.

1.4 Definities

In onderstaand overzicht staan de definities van de belangrijkste in dit beleid voorkomende termen. Voor alle (overige) termen sluiten we aan bij de definities in de Wet kinderopvang en onderliggende regelgeving.

Definities (en afkortingen)

Afwegingsmodel

In het afwegingsmodel zijn per domein de kwaliteitseisen geclusterd weergegeven en voorzien van een hersteltermijn, de hoogte van de bestuurlijke boete en de last onder dwangsom. Het afwegingsmodel is een bijlage bij deze beleidsregels.

Awb

Algemene wet bestuursrecht

College

Het college van burgemeester en wethouders

Gastouderbureau

Een organisatie die gastouderopvang tot stand brengt en begeleidt

GGD

Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland (zie toezichthouder)

Herstelaanbod

Het aanbod van de toezichthouder kinderopvang aan de houder om binnen een gestelde termijn een tekortkoming te herstellen. Uit het inspectierapport blijkt of de houder gebruik heeft gemaakt van het herstelaanbod.

Houder

Degene met een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 die een kindercentrum of een gastouderbureau exploiteert.

Kindercentrum

Voorziening waar kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang.

Kinderopvang

Het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor de kinderen begint (artikel 1.1 Wko)

Kinderopvangvoorziening

Dagopvang en buitenschoolse opvang op een specifiek adres (als er sprake is van een gastouder), een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang.

Kwaliteitseisen

De voorschriften genoemd in de Wet kinderopvang en onderliggende regelgeving waar de opvang aan moet voldoen.

LRK

Landelijk Register Kinderopvang

Overtreding

Niet nagekomen verplichting als genoemd in artikel 1.72, eerste lid van de Wet kinderopvang. Zie het tweede lid van dit artikel.

De toezichthouder spreekt in de rapporten altijd van een overtreding

Tekortkoming

Niet nageleefde regels als genoemd in artikel 1.62, eerste tot en met vierde lid van de Wet kinderopvang. Zie het vijfde lid van dit artikel.

Toezichthouder

De inspecteur van de GGD belast met de controle op de naleving van de voorschriften

VE

Voorschoolse educatie

Wko

Wet kinderopvang

2. Inleiding

2.1 Waarom beleid

Dit beleidsstuk betreft het beleid dat wij hanteren bij de uitvoering van de gemeentelijke taken die voortvloeien uit de Wet kinderopvang. Het vastleggen van ons beleid draagt bij aan een transparante werkwijze omdat iedere belanghebbende zich kan informeren over het gemeentelijk beleid. Deze beleidsregels zijn voor iedereen van toepassing en verhogen daarmee de rechtsgelijkheid. De beleidsregels moeten ook bijdragen aan het stimuleren van kwalitatief goede kinderopvang.

2.2 Wat komt aan de orde

In hoofdstuk 3 beschrijven wij de visie op de handhaving op het gebied van de kinderopvang. In hoofdstuk 4 komt het toezicht aan de orde. Vooral de taakverdeling tussen enerzijds de GGD als toezichthouder en anderzijds het college als bevoegd orgaan. In hoofdstuk 5 gaan wij nader in op de administratieve processen die voortvloeien uit deze gemeentelijke taak, waaronder het proces dat volgt op nieuwe aanvragen voor het mogen exploiteren van een kindercentrum. In hoofdstuk 6 leggen wij uit welke overwegingen van belang zijn bij de besluitvorming. In hoofdstuk 7 komen de handhavingsmiddelen aan de orde, in zwaarte variërend van herstelaanbod tot het intrekken van de toestemming tot het exploiteren van een kindercentrum.

Aan het eind van het rapport vindt u de bijlagen:

  • 1.

    Het gemeentelijke afwegingsmodel, met onder andere de standaard voorgeschreven bestuurlijke boete en last onder dwangsom.

2.3 Landelijke en gemeentelijke ontwikkelingen

De Wet kinderopvang is sinds 2005 van toepassing. Sindsdien is het speelveld volop in beweging. Zo bestaan er sinds 2018 geen peuterspeelzalen meer. Ook is er in datzelfde jaar een personenregister kinderopvang ingevoerd om continue screening in de kinderopvang te versterken.

Daarnaast is in 2018 en 2019 de wetgeving dankzij de (wijzigings-) Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang behoorlijk aangepast. Met ingang van 2022 is het voor gemeenten en GGD ’en in de uitvoering van het toezicht op kindercentra en gastouderbureaus mogelijk om keuzes te maken in de per inspectie te onderzoeken onderwerpen (de flexibele inspectieactiviteit). Waar de toezichthouder eerder verplicht was om minimaal een vooraf landelijk bepaald aantal onderwerpen mee te nemen in het onderzoek, is er door de invoering van deze flexibele inspectieactiviteit meer ruimte voor de gemeente en de toezichthouder om variatie hierin aan te brengen. Vanaf 2024 is de flexibele inspectie een wettelijke verplichting.

3. Kader, visie, ambitie en speerpunten

3.1 Wettelijk kader

Om de kwaliteit in de kinderopvang te waarborgen heeft de rijksoverheid kwaliteitseisen vastgesteld waar kinderopvangorganisaties zich aan moeten houden. Bijvoorbeeld eisen aan het pedagogisch klimaat (ook in de voorschoolse educatie), personeel en groepen, veiligheid en gezondheid, accommodatie en inrichting en de omgang met ouders. Daarnaast zijn er eisen gesteld aan de administratie van een kinderopvangvoorziening.

Deze kwaliteitseisen zijn vastgelegd in de Wet kinderopvang. Daarnaast zijn deze kwaliteitseisen verder uitgewerkt in nadere regelgeving:

  • Besluit kwaliteit kinderopvang;

  • Regeling Wet kinderopvang;

  • Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang;

  • Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorziening voor gastouderopvang;

  • Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

  • Besluit landelijk register kinderopvang, register buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang.

De Wet kinderopvang maakt gemeenten verantwoordelijk voor het handhaven van de kwaliteitseisen in die wet. De GGD is de aangewezen toezichthouder die tijdens inspecties bij de voorzieningen controleert op de naleving van de kwaliteitseisen. Wij hebben de directeur publieke gezondheid van de GGD aangewezen als toezichthouder.

De Inspectie van het Onderwijs is de tweedelijns toezichthouder en controleert jaarlijks of de gemeenten hun wettelijke taken met betrekking tot de registervoering en de uitvoering van het toezicht goed uitvoeren. Het college legt jaarlijks verantwoording af aan de genoemde inspectie en de gemeenteraad.

3.2 Visie op handhaving

De inspecties kinderopvang worden uitgevoerd om vast te stellen of er sprake is van verantwoorde kinderopvang die bijdraagt aan een goede ontwikkeling van kinderen in een veilige en gezonde omgeving. Hierbij worden de kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en aanpalende regelgeving als toetsingskader gehanteerd. Wanneer blijkt dat niet voldaan wordt aan de voorgeschreven kwaliteitseisen zal een passende interventie worden ingezet. De gemeente kan ingrijpen met een handhavingsmaatregel. Feiten en omstandigheden waaronder de overtreding is begaan, worden daarbij meegewogen.

De gemeente zet in op samenwerking en een goede relatie met de houder. Het doel van handhaven is om in principe niet bestraffend op te treden. De gemeente streeft herstel na van de overtreding. Indien nodig treden we wel bestraffend op. De gemeente is mild waar mogelijk en streng waar nodig.

3.3 Ambitie

De gemeente Kapelle vindt kwalitatief goede kinderopvang zeer belangrijk. Toezicht en handhaving worden passend ingezet. De gemeente streeft een goede relatie met de houder na en werkt vanuit vertrouwen.

4. Toezicht

De toezichthouder van de GGD inspecteert jaarlijks alle kindercentra en een deel van de gastouderbureaus en toetst de kwaliteit van de opvang. De toezichthouder fungeert daarmee als de ogen en oren van een gemeente. De toezichthouder onderzoekt de naleving van de kwaliteitseisen en adviseert de gemeente over deze naleving. De toezichthouder kan tijdens de inspectie aan de houder toelichten welke kwaliteitseisen onderdeel uitmaken van een inspectie en waarom.

4.1 Onderzoeken

De toezichthouder van de GGD voert de volgende onderzoeken voor de gemeente Kapelle uit:

  • 1.

    onderzoeken voor registratie (Na een aanvraag tot exploitatie van een nieuwe voorziening, om antwoord te krijgen op de vraag of de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden volgens de voorschriften van de Wet kinderopvang en onderliggende regelgeving)

  • 2.

    onderzoeken na registratie ( Binnen drie maanden na registratie in het LRK (met uitzondering van voorzieningen voor gastouderopvang).

  • 3.

    reguliere jaarlijkse inspectieonderzoeken ( alle kindercentra en gastouderbureaus worden jaarlijkse onderzocht)

  • 4.

    onderzoek voorzieningen gastouderopvang ( 50% van de gastouders krijgt jaarlijks bezoek van de GGD, De GGD kijkt hierbij naar de datum van de laatste inspectie.

  • 5.

    incidentele onderzoeken ( Een onderzoek naar aanleiding van onder meer een incident, een signaal, een wijzigingsverzoek van een houder of bijvoorbeeld een thema-onderzoek passend bij de gemeentelijke speerpunten)

  • 6.

    nader onderzoek (naar aanleiding van eerder geconstateerde overtreding(en) en als er een handhavingsmaatregel is ingezet, onderzoekt de toezichthouder nadat de hersteltermijn is verstreken of de tekortkoming is hersteld)

De bevindingen tijdens een onderzoek en het oordeel van de toezichthouder worden in een inspectierapport vastgelegd. Deze inspectierapporten geven een beeld van de kwaliteit van de voorziening. De rapporten worden openbaar gemaakt in het LRK.

4.2 Risico gestuurd en onaangekondigd toezicht

Om een goed beeld te krijgen van de kwaliteit van een kindercentrum, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang, vinden de onderzoeken (met uitzondering van het onderzoek voor registratie) in principe onaangekondigd plaats. Het toezicht op kindercentra en gastouderbureaus die daarvoor in aanmerking komen, is risico gestuurd. Om hier invulling aan te geven, stelt de toezichthouder jaarlijks een risicoprofiel op aan de hand van zeven indicatoren binnen vier categorieën: inspectie-historie, externe informatie, interne factoren en nalevingsbereidheid. Hier komt een algemeen risicoprofiel uit, uitgedrukt in een kleur (groen, geel, oranje of rood – opbouwend naar de mate van risico op minder goede naleving van de wettelijke eisen). Het risicomodel is een instrument voor risico gestuurd toezicht: ‘meer toezicht waar nodig, minder waar het kan’. De kleur van het risicoprofiel geeft dus aan hoe intensief de toezichthouder de locatie moet inspecteren.

afbeelding binnen de regeling

4.3 Flexibele inspectieactiviteit

Door de invoering van de flexibele inspectieactiviteit kunnen inspecties meer op maat en meer variabel worden uitgevoerd. De toezichthouder beoordeelt altijd of de houder voldoet aan de eisen die betrekking hebben op:

  • Verklaringen Omtrent het Gedrag;

  • registratie in het Personenregister kinderopvang;

  • pedagogische kwaliteit

  • voorschoolse educatie (als daar op de locatie sprake van is).

Afhankelijk van onder andere het risicoprofiel en de bepaalde speerpunten onderzoekt de toezichthouder de overige eisen. Ook houdt de toezichthouder op locatieniveau rekening met locatiekenmerken, meldingen en signalen.

De gemeente maakt met de GGD Zeeland jaarlijks afspraken over het toezicht in het betreffende kalenderjaar. Daarin worden de inspectie uren en de te toetsen voorwaarden bij een risicoprofiel besproken voor dat jaar. Afhankelijk van landelijke en lokale ontwikkelingen en signalen vanuit het toezicht kunnen speerpunten worden bepaald.

4.4 Herstelaanbod

De gemeente Kapelle en de GGD werken met de werkwijze herstelaanbod. Het herstelaanbod is een mogelijkheid die de toezichthouder inzet voor een snel herstel van een tekortkoming. Een herstelaanbod is een aanbod van de toezichthouder dat de houder kan aanvaarden. Binnen de door de toezichthouder gestelde tijd moeten maatregelen worden genomen om een vastgestelde overtreding te herstellen. Dit gebeurt vóórdat het conceptrapport is opgesteld.

Elke overtreding kan in aanmerking komen voor herstelaanbod. De toezichthouder beoordeelt of de aard en omstandigheid zich leent voor herstelaanbod. De periode tot herstel is maximaal 4 weken. De toezichthouder schrijft in het inspectierapport het verloop van het aanbod. De houder is niet verplicht om van het aanbod gebruik te maken.

Een herstelaanbod is mogelijk bij alle voorzieningen, bij een onderzoek na registratie, bij een jaarlijks onderzoek en bij een incidenteel onderzoek. Bij een onderzoek voor registratie en bij een nader onderzoek staat de wet een herstelaanbod niet toe.

In opdracht van de gemeente Kapelle geeft de GGD ook geen herstelaanbod bij:

  • Recidive (Het binnen 2 jaar op dezelfde locatie van de houder - voorkomen van een overtreding vallend onder hetzelfde wettelijke artikel als de eerdere overtreding);

  • Het ontbreken van een geldige verklaring omtrent gedrag (VOG)

  • Te veel overtredingen op de locatie (naar inschatting van de toezichthouder);

  • Benodigde hersteltermijn langer dan 4 weken

  • Als er een andere overtreding is geconstateerd die dermate ernstig of spoedeisend is, dat hiervoor geen herstelaanbod mogelijk is;

  • Een bevel wordt afgegeven voor een andere overtreding.

De gemeente weegt de oorspronkelijke overtreding en de resultaten van herstelaanbod mee bij haar beslissing om wel of niet te handhaven. Meer informatie hierover staat in de paragraaf Handhaving na herstelaanbod.

4.5 Schriftelijk bevel

Als de kwaliteit van de kinderopvang zo ernstig tekortschiet dat de (emotionele) veiligheid en gezondheid van de kinderen direct in het geding komt, heeft de toezichthouder de mogelijkheid om zelf in te grijpen. Dit gebeurt met een schriftelijk bevel (artikel 1.65, derde lid WKo). Dit doet de toezichthouder in ernstige gevallen, als het nemen van maatregelen geen uitstel kan lijden. Het bevel heeft een geldigheidsduur van 7 dagen. In het bevel geeft de toezichthouder aan wat de overtreding(en) is/zijn, welke actie de houder moet nemen en binnen welke termijn de houder dit moet doen.

De toezichthouder informeert de gemeente over het opgelegde schriftelijk bevel. Hierdoor is de gemeente tijdig op de hoogte om eventueel vervolgstappen (zoals verlenging van het schriftelijk bevel) te nemen.

5. Aanvraag tot exploitatie

In de volgende gevallen spreken we wettelijk gezien van een aanvraag tot exploitatie:

  • Nieuwe voorziening;

  • Houderwijziging;

  • Verhuizing.

In tegenstelling tot een aanvraag voor een nieuwe voorziening en een verhuizing, dient voor een houderwijziging een wijzigingsverzoek ingediend te worden.

5.1 De aanvraag voor toestemming tot exploitatie

Een kinderopvangvoorziening mag pas starten met haar werkzaamheden als zij daarvoor toestemming heeft gekregen van het college. Deze toestemming staat in een brief (een besluit). Daarin staat ook de datum waarop de voorziening mag starten. Dit besluit heet: de toestemming tot exploitatie. Het aanvragen hiervan kan met een door de rijksoverheid vastgesteld aanvraagformulier. Deze is te vinden op rijksoverheid.nl en ook op landelijkregisterkinderopvang.nl.

De aanvraag moet op tijd worden gedaan, want het college heeft 10 weken de tijd om een beslissing op de aanvraag te nemen. Deze termijn kan worden verlengd . Als er toestemming is gegeven, registreert het college de voorziening ook gelijk in het Landelijk Register Kinderopvang.

Bij het indienen van een aanvraag voor een nieuwe kinderopvangvoorziening, worden leges in rekening gebracht. De hoogte van de leges staat opgenomen in de legesverordening van de gemeente Kapelle. De meest recente legesverordening staat op www.overheid.nl onder lokale regelgeving (postcode 4421).

5.1.1. Illegale kinderopvang

Zonder, of voorafgaand aan de schriftelijke toestemming tot exploitatie mag een kinderopvangvoorziening niet geëxploiteerd worden. Indien dit toch gebeurt, wordt dit ook wel aangeduid met illegale kinderopvang. De gemeente Kapelle treedt streng op tegen illegale opvang. Illegale opvang is op grond van de Wet Economische Delicten reden voor aangifte bij het Openbaar Ministerie of het opleggen van een bestuurlijke boete door de gemeente (het exploiteren van een kinderopvangvoorziening zonder toestemming van het college is strafbaar gesteld. Dit is een economisch delict (artikel 1 lid 2 Wet op de economische delicten).

Ook bij een kinderopvangvoorziening waarvan de toestemming tot exploitatie is ingetrokken en die desondanks in exploitatie blijft, is sprake van illegale opvang met dezelfde gevolgen als hiervoor beschreven.

5.1.2. Streng aan de Poort

Vanaf de start van de exploitatie moet een kindercentrum of een voorziening voor gastouderopvang verantwoorde en kwalitatief goede opvang bieden. Het gastouderbureau en de gastouders moeten aan de kwaliteitseisen voldoen.

De toezichthouder toetst bij het onderzoek voor registratie of er voldoende vertrouwen is dat er vanaf de start van exploitatie kwalitatief goede opvang of begeleiding zal zijn. Bij dit onderzoek komen (voor zover mogelijk) alle kwaliteitseisen aan de orde. Een gesprek met de houder kan duidelijkheid geven of men ‘redelijkerwijs’ aan de kwaliteitseisen zal voldoen. Op basis hiervan vormt de toezichthouder zich een oordeel over de aanvraag tot exploitatie.

Indien nodig betrekken wij bij de beoordeling van de aanvraag tot exploitatie de kwaliteit en handhavingshistorie van andere kinderopvangvoorzieningen van de houder. Voortdurende, ernstige en/of vele overtredingen op deze voorzieningen vormen een contra-indicatie voor de naleving van de kwaliteitseisen op een nieuwe voorziening. Signalen uit andere bronnen kunnen ook meewegen bij de beoordeling van de aanvraag.

Wij toetsen een nieuwe aanvraag voor het starten van een kindercentrum aan de hand van criteria (voorschriften) in de Wet kinderopvang. Vóór het inrichten van het kindercentrum moet de houder voldoen aan de eisen die andere wetten stellen, zoals bijvoorbeeld de bestemming, de bouwvoorschriften en brandveiligheidsvoorschriften. De houder is verantwoordelijk voor de aanvraag van de benodigde vergunningen.

5.1.3. Startdatum exploitatie

Op basis van het onderzoek voor registratie neemt de gemeente een beslissing op de aanvraag. In de beslissing op de aanvraag wordt aangegeven vanaf welke datum de exploitatie mag starten op grond van de wet kinderopvang.

5.1.4. Onderzoek na registratie

Binnen drie maanden na de registratiedatum beoordeelt de toezichthouder of de kinderopvangvoorziening (uitgezonderd gastouderopvang) in de praktijk aan de kwaliteitseisen voldoet. Hierbij wordt met name gekeken naar de uitvoeringspraktijk van het veiligheids-, gezondheids- en pedagogisch beleid, de inzet van het personeel en de wijze waarop de kinderen worden opgevangen.

5.1.5. Mogelijkheden na afwijzing aanvraag tot

Als een aanvraag tot exploitatie is afgewezen, kan de houder een nieuwe aanvraag indienen. Om met succes een nieuwe aanvraag in te dienen, moet er sprake zijn van nieuwe feiten en omstandigheden . Deze moeten door de houder bij een nieuwe aanvraag worden vermeld. Als de aanvraag geen nieuwe feiten of omstandigheden bevat, kunnen wij de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar de eerder afgegeven afwijzende beschikking.

5.2. Houderwijziging of rechtsvorm

Als een andere houder een kinderopvangvoorziening wil overnemen moet deze nieuwe houder hiervoor vooraf toestemming vragen. Dit geldt ook als de houder een andere rechtsvorm krijgt, ook dit is een houderwijziging. Ook als de bestuurder hetzelfde blijft.

Een kindercentrum of gastouderbureau dat wordt overgenomen, is veelal al in exploitatie en er worden kinderen opgevangen/bemiddeld. Het is voor de continuïteit daarom van groot belang dat de oude en nieuwe eigenaar samen een overname goed regelen. Een houderwijziging wordt ingediend conform het door de rijksoverheid vastgestelde wijzigingsformulier.

De gemeente Kapelle hanteert de volgende uitgangspunten bij een overname:

  • Een overname moet worden behandeld als een nieuwe aanvraag. Dat betekent dat ook bij een overname streng wordt getoetst. Naleving van de kwaliteitseisen bij andere kinderopvangvoorzieningen en de handhavingshistorie van de nieuwe houder wordt meegewogen.

  • Bij een overname worden leges in rekening gebracht, omdat de overname wordt behandeld als een nieuwe aanvraag, met bijbehorend onderzoek.

  • De nieuwe houder heeft redelijkerwijs tijd nodig om eventuele bestaande tekortkomingen op te heffen. Daar wordt rekening mee gehouden.

5.2.1 Wijziging aantal kindplaatsen

Bij de toestemming tot exploitatie is het maximumaantal kindplaatsen aangegeven. Dit maximumaantal kindplaatsen neemt de toezichthouder ook mee in de beoordeling of de houder redelijkerwijs aan de kwaliteitseisen voldoet, bijvoorbeeld met betrekking tot de eisen in het domein accommodatie en groepen.

Wanneer dit aantal later wijzigt is het van belang dat de houder dit als wijziging doorgeeft. Voor een verhoging van het aantal kindplaatsen is aanvullende toestemming van het college nodig. Om hierover een besluit te kunnen nemen is een advies van de toezichthouder nodig. Het college geeft toestemming voor de wijziging als de houder daarmee aan de kwaliteitseisen blijft voldoen.

5.2.2. Wijziging extra bemiddelingsrelatie en beëindiging bemiddelingsrelatie

Als een gastouder zich wil aansluiten bij een extra gastouderbureau, dan moet dit gastouderbureau deze extra bemiddelingsrelatie aanvragen via een wijzigingsformulier. Ook het beëindigen van een bemiddelingsrelatie moet tijdig worden gemeld. Bij het toezicht op een gastouderbureau kijkt het college ook naar de aangesloten gastouders.

5.2.3 Wijzigingsformulier tijdig indienen

Wijzigingen moeten worden ingediend met een wijzigingsformulier. Deze is te vinden op rijksoverheid.nl en ook op landelijkregisterkinderopvang.nl. Het college beoordeelt of er een onderzoek door de toezichthouder moet plaatsvinden. Het college besluit binnen 8 weken of de wijziging kan plaatsvinden en kan worden geregistreerd. Voor de houderwijziging en wijziging rechtsvorm geldt een termijn van 10 weken.

Voor sommige wijzigingen (zoal het wijzigen van een telefoonnummer of correspondentieadres) wordt geen besluit afgegeven. Het college informeert de houder als de wijziging is opgenomen in het LRK. Een gastouder moet wijzigingen bij het gastouderbureau melden. Het gastouderbureau geeft wijzigingen voor gastouderopvang door aan de gemeente.

5.3 Verhuizing

5.3.1. Verhuizing van een kindercentrum of voorziening voor gastouderopvang

Wanneer een kindercentrum of voorziening voor gastouderopvang verhuist moet dit in behandeling worden genomen als zijnde een nieuwe aanvraag.

Bij de gemeente wordt ingediend:

  • Voor de oude kinderopvangvoorziening een wijzigingsverzoek tot intrekken toestemming exploitatie (uitschrijving). Hierbij moet de aanvrager op het wijzigingsformulier vermelden dat het een verhuizing betreft.

  • Voor de nieuwe kinderopvangvoorziening een aanvraag tot exploitatie (inschrijving).

5.3.2. Verhuizing van een gastouderbureau

Wanneer een gastouderbureau (GOB) of ouderparticipatiecrèche verhuist, geldt een andere procedure. Wettelijk is vastgelegd dat een GOB geen nieuwe aanvraag tot exploitatie hoeft in te dienen wanneer het adres van een GOB wijzigt.

Bij de gemeente wordt ingediend: Een wijzigingsverzoek tot wijziging van het vestigingsadres.

Indien de verhuizing naar een andere gemeente is, moet het wijzigingsverzoek gestuurd worden naar de huidige gemeente van vestiging. Deze stuurt het verzoek door (na verwerking in het LRK), waarna de beoogde gemeente van vestiging een besluit zal nemen over het verzoek. Die gemeente kan de GGD vragen advies uit te brengen over het verzoek alvorens dat besluit te nemen.

6. Handhaving

Wij zijn verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de kwaliteitseisen en de handhaving conform ons gemeentelijk beleid. Handhaving vindt plaats op basis van de inspectierapporten van de toezichthouder. Als wij – onafhankelijk van de toezichthouder – signaleren dat er mogelijk sprake is van tekortkomingen, vragen wij de toezichthouder een onderzoek in te stellen.

De Wet kinderopvang verplicht gemeenten om na het onherroepelijk worden van een handhavingsbesluit dit besluit te publiceren in het LRK. Een handhavingsbesluit is onherroepelijk nadat de mogelijkheden van rechtsbescherming (bezwaar, beroep) zijn uitgeput door het verstrijken van de termijnen van bezwaar en beroep.

6.1. Preventie

De gemeente Kapelle vindt het van belang om het niet naleven van kwaliteitseisen (zoveel mogelijk) te voorkomen. Dit doet de gemeente door in overleg te blijven met houders.

Wij zetten de volgende preventieve middelen in:

  • informeren wij houders over ons toezicht en handhavingsbeleid.

  • de gemeente kan (eventueel samen met GGD) de houders informeren over actualiteiten, ontwikkelingen en aandachtspunten in toezicht en handhaving.

  • als de toezichthouder bij opeenvolgende inspecties tekortkomingen signaleert, kan dat een reden zijn de houder uit te nodigen voor een gesprek.

6.2. Maatwerk in handhaving

De gemeente heeft een beginselplicht tot handhaven. De wet en regelgeving is hiervoor de basis en in dit gemeentelijk beleid wordt hier invulling aan gegeven. Goed handhaven betekent echter ook dat het college oog heeft voor de specifieke situatie van het geval. Individuele omstandigheden - verzwarend of verzachtend – kunnen van invloed zijn op het wel of juist niet geven van een maatregel nadat geconstateerd is dat een kwaliteitseis niet is nageleefd. Dat doet recht aan het feit dat niet alle situaties ‘standaard’ zijn. Handhaven is maatwerk.

6.2.1. Herstellend en/of bestraffend handhaven

De gemeente Kapelle heeft de mogelijkheid om zowel herstellend als bestraffend te handhaven:

  • Herstellend betekent dat de gemeente de houder er toe aanzet de overtreding van een kwaliteitseis op te heffen en opgeheven te houden.

  • Bestraffend betekent dat de gemeente een bestuurlijke boete geeft voor bepaalde overtredingen.

Herstellend en bestraffend kan naast elkaar ingezet worden.

In hoofdstuk 3 van dit beleid is aangegeven dat de gemeente Kapelle de volgende visie heeft op handhaven:

Wanneer geconstateerd wordt dat een kwaliteitseis niet nageleefd wordt, grijpt de gemeente actief in met een handhavingsmaatregel. Feiten en omstandigheden waaronder de overtreding is begaan worden daarbij meegewogen.

De gemeente zet in op samenwerking en een goede relatie met de houder. Het doel van handhaven is om principe niet bestraffend op te treden. De gemeente streeft herstel na van de overtreding. Indien nodig treden we bestraffend op. De gemeente is mild waar mogelijk en streng waar nodig.

6.2.2. Escalatieladder

In beginsel start een herstellend handhavingstraject met een waarschuwing of met aanwijzing met een hersteltermijn. Na de hersteltermijn vindt een nader onderzoek plaats.

Blijkt uit het nader onderzoek dat de kwaliteitseis(en) nog niet of niet volledig worden nageleefd en/of is er vrees voor herhaling van de overtreding(en), dan zal er een afweging plaatsvinden over een vervolgstap in de handhaving. Dit is doorgaans het opleggen van een voornemen van een last onder dwangsom.

Leidt ook deze stap niet tot (volledige) naleving dan zal wederom een afweging over een vervolgstap plaatsvinden. In dat geval ligt een verhoogde last onder dwangsom of een exploitatieverbod voor de hand. Het uiterste middel binnen een herstellend traject is het intrekken van de toestemming tot exploitatie.

Naast een herstellend traject kan ook een bestraffend traject worden ingezet. Dit is een bestuurlijke boete. De boete kan opgelegd worden voor het overtreden van een bepaalde kwaliteitseis. Ook kan de boete opgelegd worden voor het niet opvolgen van een aanwijzing, een bevel of exploitatieverbod, het niet meewerken aan een vordering van de toezichthouder, illegale opvang of het niet tijdig doorgeven van een wijziging.

6.2.3. Handhavingsafwegingen

Om te komen tot de uiteindelijke beoordeling van de situatie en de in te zetten handhaving worden meerdere afwegingen gemaakt om te bepalen of en zo ja welke actie nodig is. Deze beoordeling van deze afwegingen kan leiden tot gemotiveerd afwijken van de reguliere escalatieladder.

Voor de herstellende handhaving zijn dit onder andere de volgende afwegingen:

  • Is er herstelaanbod geweest?

  • Wat is de aard van de overtreding?

  • Wat is de ernst van de overtreding?

  • Hoeveel overtredingen zijn er totaal?

  • Betreft het een herhaalde overtreding (recidive)?

  • Wat zijn de omstandigheden waaronder de overtreding begaan is?

  • Komt de overtreding voort uit economisch belang?

6.3 Hersteltermijn/begunstigingstermijn

De gemeente geeft de houder bij een op herstel gericht handhavingsmaatregel altijd een termijn om de overtreden kwaliteitseis alsnog na te leven. Dit heet de herstel- of de begunstigingstermijn. De hersteltermijn of begunstigingstermijn van een herstellende maatregel is afgestemd op een redelijke tijd die nodig is om de overtreding te beëindigen en herhaling te voorkomen. Bij de bepaling van de termijn wordt rekening gehouden met de aard en de ernst van de overtreding, waarbij het uitgangspunt is dat de overtreding zo spoedig mogelijk moet worden opgeheven. Zo zullen overtredingen die direct invloed hebben op de kwaliteit van de opvang en daarmee de veilige en gezonde omgeving, of die direct invloed hebben op de ontwikkeling van de kinderen, over het algemeen een korte hersteltermijn kennen.

Als uitgangspunt worden door de gemeente Kapelle de volgende termijnen gehanteerd:

  • a.

    In beginsel maximaal twee weken voor herstel van overtredingen met gevolgen voor de directe veiligheid, gezondheid of pedagogisch welbevinden van de kinderen in de dagelijkse opvangpraktijk;

  • b.

    In beginsel maximaal twee maanden voor herstel of wijziging van beleidsvoering en administratieve vereisten die redelijkerwijs moeten leiden tot verantwoorde kinderopvang;

  • c.

    In beginsel maximaal zes maanden voor herstel van andere overtredingen die geen directe gevolgen hebben voor de veilige en gezonde omgeving van de kinderen;

De hersteltermijn zal met deze uitgangspunten bij elk handhavingsbesluit aan de hand van de specifieke situatie worden bepaald.

6.4 Handhaving na herstelaanbod

Als de toezichthouder een herstelaanbod heeft gegeven, kan dit van invloed zijn op de handhaving wij inzetten op de geconstateerde tekortkomingen. Als de houder een aanbod niet heeft aangenomen, is dat op zich geen verzwarende omstandigheid. De houder is niet verplicht gebruik te maken van het aanbod. Als een herstelaanbod niet mogelijk is, komt dat alleen tot uitdrukking in de keuze voor de handhavingsmaatregel.

6.4.1 Herstelaanbod gedaan met positief resultaat

Als een tekortkoming na herstelaanbod is opgelost, is het niet nodig handhavend op te treden. De houder krijgt hiervan van ons wel een schriftelijke bevestiging, waarin één en ander is vastgelegd.

6.4.2 Herstelaanbod aangeboden maar geen (volledig) herstel

Als de tekortkoming na herstelaanbod niet (volledig) is opgelost, handhaven wij conform het reguliere handhavingsbeleid.

7. Handhavingsmiddelen

Wij beschikken over de volgende herstellende en bestraffende handhavingsmiddelen:

Traject

Handhavingsmiddel

Informeel herstellend

Overleg en overreding – mondeling en/of schriftelijk (herstelaanbod)

Schriftelijke waarschuwing

Formeel herstellend

Schriftelijke aanwijzing – artikel 1.65 Wet kinderopvang

Last onder dwangsom – artikel 5:32 Algemene wet bestuursrecht

Last onder bestuursdwang – artikel 5:21 Algemene wet bestuursrecht

Exploitatieverbod – artikel 1.66, eerste lid Wet kinderopvang

Intrekken toestemming exploitatie – artikel 1.66 Wet kinderopvang

Formeel bestraffend

Bestuurlijke boete – artikel 5:40 Algemene wet bestuursrecht

Niet ieder middel is in iedere situatie geschikt om in te zetten. Wij kiezen altijd het meest passende middel. Onderstaand volgt een toelichting op de diverse middelen die wij kunnen inzetten. Bij de keuze voor een handhavingsmiddel houden wij ook rekening met verzachtende en verzwarende omstandigheden. Dit kan ambtshalve, bijvoorbeeld op basis van landelijk bekende informatie, maar ook op basis van informatie die door de houder is verstrekt in de zienswijze of die op andere wijze bij ons bekend is geworden.

7.1 De (schriftelijke) waarschuwing

De gemeente Kapelle hanteert de (schriftelijke) waarschuwing als een ‘milde maatregel’. Een waarschuwing wordt gegeven bij overtredingen met een laag risico, die voor het eerst in twee jaar tijd voorkomen bij een houder. Het herstel van de overtreding wordt in dat geval in een eerstvolgend regulier onderzoek van de GGD gecontroleerd, er volgt geen apart/extra (nader) onderzoek. Dat is voor zowel de houder als voor de gemeente efficiënt en minder belastend.

7.2 De aanwijzing

De aanwijzing wordt door de gemeente Kapelle doorgaans ingezet als eerste stap in het handhavingstraject. In een aanwijzing wordt aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder genomen moeten worden. Daarvoor krijgt de houder een hersteltermijn. Afhankelijk van de ernst en/of de gevolgen van de overtreding en de tijd die nodig is om de overtreding te beëindigen, zal deze hersteltermijn korter of langer zijn.

Na afloop van de hersteltermijn kan de gemeente de GGD opdracht geven om een nader onderzoek uit te voeren om te beoordelen of de overtreding van de kwaliteitseis is beëindigd.

7.3 De last onder dwangsom

De last onder dwangsom is een herstelmaatregel die doorgaans wordt gegeven na het niet opvolgen van een aanwijzing. Of indien in het verleden al eerder een aanwijzing voor eenzelfde overtreding gegeven is. De last onder dwangsom is te vinden in paragraaf 5.3.2.van de Algemene wet bestuursrecht.

Met een last onder dwangsom krijgt een houder wederom de plicht (last) opgelegd om een overtreding van een kwaliteitseis te herstellen binnen een aangegeven (begunstigings-)termijn en daarna hersteld te houden.

Na afloop van de begunstigingstermijn geeft de gemeente de GGD opdracht om te controleren of de houder aan de last heeft voldaan. Wanneer de houder niet of niet op tijd herstelt verbeurt de dwangsom van rechtswege en moet de houder deze van rechtswege betalen.

De hoogte van de dwangsom is gelijk aan het bedrag dat in het afwegingsmodel staat genoemd als boete.

Een dwangsom kan worden opgelegd:

  • Als bedrag ineens.

  • In dat geval wordt er na de begunstigingstermijn eenmalig beoordeeld of wel of niet aan de opgelegde last is voldaan en of de dwangsom dus wel of niet is verbeurd.

  • Per constatering van een overtreding.

  • Hierbij wordt na de hersteltermijn de dwangsom verbeurt elke keer wanneer (door of namens de gemeente) geconstateerd wordt dat de houder de last overtreedt. Er wordt in dit geval wel een maximum bedrag aan gekoppeld, welke in het besluit is opgenomen.

  • Per periode dat de last wordt overtreden.

  • Hierbij wordt na de hersteltermijn per in het besluit aangegeven periode beoordeelt of wel of niet aan de last is voldaan en of deze derhalve is verbeurd of niet. Ook deze vorm is aan een maximum bedrag verbonden. Deze wordt ook in het besluit genoemd. Deze vorm van last onder dwangsom wordt bij zogenaamde voortdurende overtredingen opgelegd. Dat zijn overtredingen die onafgebroken gedurende een langere periode aanhouden, zoals dat bijvoorbeeld bij een beleidsdocument het geval kan zijn.

Het betalen van de dwangsom kan voorkomen worden door tijdig herstellen en hersteld houden van de overtreding.

De houder waaraan een last onder dwangsom is opgelegd, kan, indien een jaar nadat de last van kracht is geworden geen overtreding van de betreffende kwaliteitseis is geconstateerd, verzoeken om de last op te heffen.

7.4. Last onder bestuursdwang

Bij een last onder bestuursdwang neemt de gemeente bepaalde maatregelen om de overtreding van de kwaliteitseis op te heffen. De last onder bestuursdwang is te vinden in paragraaf 5.3.1. van de Algemene wet bestuursrecht. De kosten die wij hierbij maken, komen voor rekening van de houder.

7.5 Het exploitatieverbod

Bij een exploitatieverbod verbiedt de gemeente de houder om de voorziening in exploitatie te nemen of te houden. Dit is een zwaar handhavingsmiddel vanwege de verstrekkende gevolgen voor de houder, de ouders en de kinderen.

De gemeente Kapelle kan een houder in de volgende gevallen een exploitatie verbod op leggen:

  • -

    Zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt (en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is)

Bij het exploitatieverbod stelt de gemeente een maximale termijn. Dit is geen herstel/begunstigings termijn zoals eerder in paragraaf 6.3 beschreven.

Zodra de houder de maatregelen uit het exploitatieverbod of het eventueel daaraan voorafgaande bevel of de aanwijzing heeft opgevolgd, dient hij de gemeente daarover schriftelijk te berichten. De houder geeft in dat bericht een opsomming van de genomen maatregelen waaruit moet blijken dat hij aan de kwaliteitseisen zal gaan voldoen. De gemeente kan de GGD opdracht geven om naar aanleiding van deze melding op korte termijn te onderzoeken of de kinderopvangvoorziening voldoet aan de kwaliteitseisen van de Wko en onderliggende regelgeving. Hierna informeert de gemeente de houder of het verbod nog blijft gelden.

Indien bij het verstrijken van de gestelde termijn de kwaliteitseisen niet voldoende worden nageleefd, volgt het besluit tot intrekken van de toestemming tot exploitatie. De houder kan ook zelf verzoeken de gemeente de gegeven toestemming tot exploitatie in te trekken.

7.5.1 Intrekken toestemming tot exploitatie in vervolg op handhaving

Er zijn verschillende gronden waarop, in het kader van handhaving, de toestemming tot exploitatie kan worden ingetrokken:

  • -

    indien is gebleken dat de houder de kinderopvangvoorziening niet langer exploiteert;

  • -

    indien de feitelijke exploitatie van de voorziening drie maanden na de inschrijving in het LRK niet daadwerkelijk is aangevangen;

  • -

    indien uit een GGD-onderzoek of anderszins is gebleken dat de houder niet of niet langer zal voldoen aan de bij en krachtens hoofdstuk 1, afdeling 3, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften van de Wet kinderopvang.

Het intrekken van de toestemming tot exploitatie is een uiterste handhavingsmiddel. De gemeente zal in de basis een zo licht mogelijk handhavingsmiddel inzetten om het doel (herstel) te bereiken (subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel). Het intrekken van de toestemming tot exploitatie vanwege het niet of niet langer voldoen aan de wettelijke voorschriften wordt ingezet wanneer eerder ingezette handhavingsmiddelen zoals een aanwijzing, last onder dwangsom of een exploitatieverbod niet het beoogde (blijvende) herstellende effect hebben.

Wanneer de toestemming tot exploitatie is ingetrokken, wordt de voorziening uit het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) verwijderd. Dit betekent dat er geen sprake meer is van kinderopvang in de zin van de wet. Er mag geen opvang of bemiddeling meer plaatsvinden. Voortzetten van exploitatie leidt tot illegale opvang en tot een boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.

De gemeente publiceert het intrekken van de toestemming tot exploitatie en de uitschrijving uit het LRK in de gemeenteberichten (niet wanneer dit een voorziening voor gastouderopvang betreft).

7.6 De bestuurlijke boete (hierna: boete)

Een boete bestraft een overtreding die in het verleden begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. Een boete kan gelijktijdig opgelegd worden met een aanwijzing, een last onder dwangsom of een exploitatieverbod.

De visie van de gemeente Kapelle is om in principe niet bestraffend op te treden. De gemeente streeft herstel na van de overtreding. Indien nodig treden we bestraffend op. Per overtreding wordt hiervoor een afweging gemaakt.

Een boete is onvoorwaardelijk en moet altijd worden betaald. Het is, in tegenstelling tot de andere hierboven behandelde maatregelen, een punitieve (bestraffende) sanctie. De boete verschilt daarin van de dwangsom. Bij de dwangsom kan het betalen van het bedrag namelijk worden voorkomen door de overtreding tijdig te herstellen en hersteld te houden. Bij de boete is dat niet het geval.

Een boete kan door de gemeente Kapelle worden opgelegd bij:

  • -

    Het overtreden van de kwaliteitseisen uit de Wet kinderopvang en aanverwante regelgeving;

  • -

    Het niet opvolgen van een bevel of aanwijzing;

  • -

    Het niet meewerken aan een verzoek van een toezichthouder of het bewust verkeerd informeren van een toezichthouder;

  • -

    Het starten van de exploitatie, voor de datum van ingang van de toestemming tot exploitatie.

  • -

    Het overtreden van een exploitatieverbod.

Hoogte van een boete en grootte van de organisatie

De Wet kinderopvang geeft de gemeente de bevoegdheid om voor een overtreding / het niet naleven van een kwaliteitseis uit de Wko een boete op te leggen van maximaal € 45.000. Voor de hoogte van boetes zijn in het afwegingsoverzicht normbedragen opgesteld.

Proportionaliteit en een goede dosering zijn een belangrijk uitgangspunt bij handhaving. Gemeente Kapelle hanteert daarom vier categorieën waar de boetebedragen op worden afgestemd:

Wij onderscheiden vier soorten organisaties, afhankelijk van het aantal kinderen dat de houder opvangt:

  • 1.

    Grote organisaties: een totale capaciteit van meer dan 150 kindplaatsen / bemiddelde voorzieningen voor gastouderopvang.

  • 2.

    Middelgrote organisaties: een totale capaciteit van 51 tot en met 150 kindplaatsen / bemiddelde voorzieningen voor gastouderopvang.

  • 3.

    Kleine organisaties: een totale capaciteit van minder dan 51 kindplaatsen / bemiddelde voorzieningen voor gastouderopvang.

  • 4.

    Voorzieningen voor gastouderopvang.

Ad 1. Voor een grote organisatie geldt het volledige normbedrag zoals opgenomen in het afwegingsmodel handhaving (zie bijlage).

Ad 2. Voor een middelgrote organisatie is twee derde van het normbedrag de richtlijn.

Ad 3. Voor een kleine organisatie is dat één derde deel.

Ad 4. Voor voorzieningen voor gastouderopvang is dat één vijfde deel van het normbedrag. Dit geldt niét voor die voorwaarden in het afwegingsmodel waar specifiek gastouder staat vermeld. Daar is de hoogte van de som al afgestemd op deze voorziening.

Bij de bepaling van de grootte van de organisatie is de registratie in het LRK op het moment van begaan van de overtreding het uitgangspunt. Hierbij wordt over gemeentegrenzen heen gekeken.

Na bepaling van de categorie en het bijbehorende normbedrag kan er een verlaging of verhoging van het bedrag van toepassing zijn, afhankelijk de ernst van het feit de verwijtbaarheid of de omstandigheden van het geval, de eventuele verzachtende of verzwarende omstandigheden.

Bijzondere omstandigheden

De gemeente Kapelle verlaagt de boete indien bijzondere omstandigheden hier aanleiding toe geven. Per overtreding maakt de gemeente hiervoor een afweging. Wanneer er meerdere overtredingen zijn waar een boete voor wordt opgelegd, worden de bedragen bij elkaar opgeteld tot één bedrag.

7.6.1 Handhaving bij een gastouderbureau gevestigd buiten onze gemeente

De toezichthouder kan bij een onderzoek bij een voorziening voor gastouderopvang binnen onze gemeente een overtreding vaststellen, begaan door een gastouderbureau gevestigd buiten onze gemeente. Aan gastouderbureaus gevestigd buiten onze gemeente mag het college geen aanwijzing opleggen. Ook het opleggen van een last onder dwangsom is in dit geval geen geschikt handhavingsmiddel. Immers, het college is doorgaans niet zelf verantwoordelijk voor het toezicht op deze bureaus. Een last onder dwangsom is alleen een effectief handhavingsmiddel als deze ook wordt ingevorderd bij herhaling van een overtreding. Nu het college hierop buiten haar gemeentegrenzen geen toezicht kan houden, vervalt de effectiviteit van dit handhavingsmiddel. Het enige handhavingsmiddel dat geschikt en daarmee noodzakelijk voor handhaving bij deze bureaus is het opleggen van een bestuurlijke boete.

8. Slotbepalingen

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregel gemeentelijke taken uitvoering Wet kinderopvang gemeente Kapelle 2024’ en treden in werking op de dag na bekendmaking in de gemeente Kapelle.

De Beleidsregel ‘Beleidsregels gemeentelijke taken uitvoering Wet kinderopvang gemeente Kapelle 2020’ wordt ingetrokken.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van 7 januari 2025

Burgemeester en wethouders van de gemeente Kapelle,

de secretaris,

F.W. Leijnse

de burgemeester,

C.G. Jansen op de Haar

BIJLAGE 1 : Afwegingsmodel

Diversen m.b.t. naleving, registratie en wijzigingen

Wettelijke bepaling / kwaliteitseis

Maximale hersteltermijn

Maximale bestuurlijke boete

Last onder dwangsom per constatering 1

Niet voldoen aan de definitie van kinderopvang, gastouderopvang, gastouder of gastouderbureau.

n.v.t. intrekken toestemming exploitatie is aan de orde

n.v.t.

n.v.t.

Start exploitatie voor ontvangst toestemming college2 of voor de datum waarop college bepaald heeft dat exploitatie mag aanvangen.

n.v.t.

Gelijk aan bedrag boete van de 4e categorie3

€ 20.750 ,-- 4

Houder geeft wijziging van in het LRK opgenomen gegevens later door / niet door terwijl dit zou moeten gebeuren zodra de houder bekend is met deze wijziging.

2 maanden

€ 2.000,--

€ 2.000,--

Niet nakomen van een vordering tot medewerking van de toezichthouder.

n.v.t.

Gelijk aan bedrag boete van de 2e categorie

Gelijk aan bedrag boete van de 2e categorie

Niet opvolgen van een aanwijzing / bevel.

2 weken

€ 4.000,--

n.v.t.

Niet opvolgen van exploitatieverbod gegeven opgelegd op grond van art. 1.66 Wko

n.v.t.

€ 20.750 ,--

n.v.t.

Niet nakomen van een afspraak zoals genoemd in 1.67 Wet op het primair onderwijs.

n.v.t.

€ 4.000,--

n.v.t.

Praktijk / uitvoering

Wettelijke bepaling / kwaliteitseis

Maximale hersteltermijn

Maximale bestuurlijke boete

Last onder dwangsom per constatering1

De houder biedt geen verantwoorde opvang.

2 weken

€ 8.000,--

GO: € 2.000

€ 8.000,--

GO: € 2.000

Het gastouderbureau voldoet niet aan zijn

zorgplicht

2 weken

€ 4.000,--

€ 4.000,--

De houder voldoet niet aan zijn informatieplicht.

2 maanden

€ 1.000,--

€ 1.000,--

De houder zorgt er niet voor dat conform het beleid gehandeld wordt

weken

€ 2.000,--

€ 2.000,--

De houder voldoet niet aan de eisen gesteld aan veilige en gezonde kinderopvang 5

2 weken

€ 3.000,--

GO: € 500,--

€ 3.000,--

GO: € 500,--

De houder voldoet niet aan de eisen m.b.t. formatie en/of kwalificatie.

2 weken

€ 5.000,--

GO: € 200

€ 5.000,--

GO: € 200

De houder voldoet niet aan de eisen m.b.t. stabiliteit (GO: groepsgrootte)

2 weken

€ 3.000,--

GO: € 300

€ 3000,--

GO:€ 300

De houder voldoet niet aan de eisen m.b.t. de VOG’s en het personenregister kinderopvang

2 weken

€ 3.000,--

GO: € 500

€ 3.000,--

GO: € 500

De houder voldoet niet aan de eis m.b.t. de voertaal, taaleis VE en de taaleis BSO.

2 weken

€ 3.000,--(voertaal)

€ 1.500 ,--(overige)

GO: € 200

€ 2.000,--

GO: € 200

De binnen- en buitenspeelruimtes voldoen niet aan de eisen.

De VGO voldoet niet aan de eisen.

2 weken

€ 2.000,--

GO: € 200

€ 2.000,--

GO: € 200

De houder voldoet niet aan het ouderadviesrecht / klachtrecht.

2 maanden (OC)

6 maanden ( klachtrecht)

€ 1.000,--

€ 1.000,--

De houder van het gastouderbureau voert aantoonbaar de kassiersfunctie en de verplicht gestelde gesprekken niet uit.

2 weken

€ 3.000,--

€ 3.000,--

De houder gebruikt geen VE programma dat voldoet aan de eisen/uren

2 maanden

€ 1.000.--

€ 1.000,--

Documenten

Wettelijke bepaling / kwaliteitseis

Maximale hersteltermijn

Maximale bestuurlijke boete

Last onder dwangsom per constatering1

De houder heeft actuele beleidsdocumenten die onvolledig zijn en/of niet alle verplicht te beschrijven onderwerpen bevatten.

2 maanden

€ 3.000,-- voor ontbreken van het document

€ 750,-- voor iedere (sub)eis waaraan niet is voldaan

€ 3.000,-- voor ontbreken van het document

€ 750,-- voor iedere (sub)eis waaraan niet is voldaan

De administratie van de houder bevat niet alle verplicht op te nemen documenten en is op verzoek van de toezichthouder onverwijld te raadplegen.

2 maanden

€ 3.000,-- per ontbrekend document

€ 3.000,-- per ontbrekend document


Noot
1

Voor alle op te leggen lasten onder dwangsom geldt dat we de uiteindelijk hoogte van het bedrag berekenen conform het handhavingsbeleid.

Noot
2

Overtreding van de artikelen 1.45 en 1.66 van de Wet kinderopvang is een economisch delict op grond van artikel 1, tweede lid van de Wet op de economische delicten. Het college doet eerst aangifte bij het Openbaar Ministerie (OM). Als het OM besluit geen vervolging in te stellen en de bestraffing aan het college over te laten, leggen we een bestuurlijke boete op dit maximaal gelijk is aan de bestuurlijke boete als genoemd in de Wet op de economische delicten.

Noot
3

Bij het vaststellen van de maximale bestuurlijke boete sluiten wij aan bij artikel 23, vierde lid van het Wetboek van Strafrecht.

Noot
4

Betreft een preventieve last onder dwangsom.

Noot
5

Met uitzondering van het niet handelen conform beleid, dat valt onder “houder zorgt er niet voor dat conform het beleid gehandeld wordt”.