Huisbezoekenprotocol gemeente Waddinxveen

Geldend van 24-01-2025 t/m heden

Intitulé

Huisbezoekenprotocol gemeente Waddinxveen

1 Inleiding

In het kader van handhaving van de Participatiewet en andere gemeentelijke sociale zekerheidsregelingen wordt onder andere het huisbezoek als middel gebruikt. Om hiervan een succes te maken, is het van belang de juiste (wettelijke) kaders voor een huisbezoek te schetsen en een beschrijving te geven van de eisen waaraan een huisbezoek moet voldoen.

Voor het binnentreden van de woning moet toestemming op basis van ‘informed consent’ verleend zijn. Dit houdt in dat de toestemming gebaseerd moet zijn op:

  • 1.

    volledige en juiste informatie over de reden en doel van het huisbezoek;

  • 2.

    kennis van de gevolgen van weigering mee te werken.

De Participatiewet kent de bepaling dat uitsluitend als er een concrete aanleiding is om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de Participatiewet-uitkering, het weigeren van toestemming voor het huisbezoek gevolgen kan hebben voor de uitkering. Dit geldt overigens zowel voor Participatiewet-aanvragen als voor lopende Participatiewet-uitkeringen.

De in dit protocol beschreven werkwijze is van toepassing op alle huisbezoeken die in het kader van handhaving van de Participatiewet en andere gemeentelijke sociale zekerheidsregelingen (zoals de IOAW, IOAZ en BBZ) worden afgelegd door medewerkers van het sociaal team.

In het protocol wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de diverse soorten huisbezoek. In het derde hoofdstuk wordt het juridisch kader voor het huisbezoek weergegeven. Er wordt onder andere ingegaan op de toestemming voor een huisbezoek, het zogenaamde 'informed consent', de aanleiding voor een huisbezoek en de consequenties als de belanghebbende toestemming tot binnentreden van de woning weigert. Vervolgens wordt in het vierde hoofdstuk ingegaan op de uitgangspunten bij huisbezoeken en wordt aandacht besteed aan de veiligheid van medewerkers tijdens een huisbezoek. In een bijlage zijn de belangrijkste wettelijke bepalingen opgenomen.

2 Soorten huisbezoek

Huisbezoeken kunnen om diverse redenen worden afgelegd. Hieronder wordt kort beschreven welke soorten huisbezoeken we kennen.

2.1 Huisbezoek in kader van dienstverlening

Er zijn huisbezoeken in het kader van de dienstverlening. Hierbij kan gedacht worden aan huisbezoeken bij de belanghebbende die door fysieke- of gezondheidsproblemen niet de mogelijkheid heeft om de gemeente Waddinxveen te bezoeken. In dergelijke gevallen zal het huisbezoek niet het doel hebben om een woon- en leefsituatie te verifiëren of op fraude te controleren.

De Algemene wet op het binnentreden (Awbi) is wel van toepassing, waardoor legitimatie, mededelen van het doel en toestemming (informed consent) voorafgaand aan het betreden van de woning een vereiste is. Het huisbezoek in het kader van dienstverlening wordt niet nader toegelicht in dit protocol.

2.2 Huisbezoek bij vermoeden van fraude

Indien er een redelijk vermoeden van fraude is ontstaan geeft artikel 53a van de Participatiewet de mogelijkheid om de door de belanghebbende verstrekte inlichtingen m.b.t. zijn woon- en leefsituatie te controleren d.m.v. een huisbezoek.

De belanghebbende heeft volgens artikel 17 lid 2 van de Participatiewet een ‘medewerkingsplicht’. Het niet meewerken aan een huisbezoek bij een redelijk vermoeden van fraude leidt tot het afwijzen van een aanvraag Participatiewet of het intrekken van het recht op bijstand.

2.3 Huisbezoek ter verificatie van de rechtmatigheid uitkering

De ‘Wet Huisbezoeken’ (verwoord in artikel 53a lid 2 tm 5 Pw) richt zich specifiek op het huisbezoek ter verificatie van door de belanghebbende verstrekte inlichtingen, waarbij geen vermoeden van fraude aanwezig is.

De ‘Wet Huisbezoeken’ geeft gemeenten in dat geval meer mogelijkheden doordat er gevolgen zijn voor de uitkering als door weigering van huisbezoek de woon- en leefsituatie van belanghebbende en daarmee de rechtmatigheid van de verstrekking van een uitkering of de hoogte daarvan niet vast te stellen is. Artikel 53a lid 2 van de Participatiewet geeft het college van B&W de bevoegdheid om de belanghebbende te verzoeken om aan te tonen dat:

  • de feitelijke situatie van het kunnen delen van kosten overeenkomt met de opgegeven leefvorm;

  • hij/zij feitelijk verblijft op het aangegeven adres.

3 Het juridisch kader

Het gaat om de wetten uit het sociaal domein, waarbij de woonsituatie en leefvorm en het aantal kostendelers relevant is voor het recht op of de hoogte van de uitkering. Het afleggen van een huisbezoek wordt aangemerkt als een ingrijpende inbreuk op de privacy van de belanghebbende. In verdragen en verschillende wetten zijn daarom diverse bepalingen opgenomen ter bescherming van die privacy van de belanghebbende. Dit betreft onder andere het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), de Grondwet, en de Algemene wet op het Binnentreden, de Algemene wet bestuursrecht en Jurisprudentie over het middel ‘huisbezoek’.

Uit vaste jurisprudentie van de CRvB blijkt dat een huisbezoek ter vaststelling of er recht op uitkering bestaat een inbreuk vormt op de persoonlijke levenssfeer als bedoeld in artikel 8 EVRM en artikel 10 lid 1 van de Grondwet. Indien de bijzondere omstandigheden van het geval dit noodzakelijk maken, kan deze inbreuk echter gerechtvaardigd zijn. Voorwaarde is onder meer wel dat er een legitiem doel (EVRM) gediend wordt met het huisbezoek en dat het voor de vaststelling van het recht op uitkering noodzakelijk is.

Artikel 53a van de Participatiewet bepaalt dat het college bevoegd is om onderzoek in te stellen naar de door de belanghebbende overgelegde gegevens en/of inlichtingen. Op grond van artikel 17 lid 2 van de Participatiewet is de belanghebbende de verplichting opgelegd desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijze nodig is voor de uitvoering van de Participatiewet. De beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit spelen een belangrijke rol in de bescherming van de privacy van de belanghebbende. Volledigheidshalve wordt vermeld dat de belanghebbende zelf bepaalt of deze medewerking verleent aan het huisbezoek en dus toestemming geeft om zijn woning binnen te treden. De belanghebbende blijft het recht behouden om toegang tot zijn woning te weigeren. De weigering kan wel nadelige consequenties hebben voor de belanghebbende.

De Algemene wet op het binnentreden (Awbi) schrijft voor dat voldaan moet worden aan de legitimatieplicht en dat het binnentreden van een woning toegestaan is in aanwezigheid en met toestemming van de bewoner op basis van volledige informatie (doel).

3.1 Het subsidiariteitsbeginsel

Als het beoogde doel door inzet van een ander middel dat minder ingrijpend is, gerealiseerd kan worden dient voor dat middel gekozen te worden. De gemeente Waddinxveen verifieert altijd eerst de verstrekte inlichtingen aan de hand van de voor haar beschikbare authentieke bronbestanden. Zoals gezegd heeft belanghebbende het recht huisbezoek te weigeren. Indien er geen sprake is van een vermoeden van fraude heeft de belanghebbende ook het recht om het verifiëren van de verstrekte inlichtingen door middel van een minder ingrijpend middel te laten plaatsvinden. Belanghebbende dient dan zijn leefsituatie op een andere wijze dan door huisbezoek aan te tonen.

3.2 Het proportionaliteitsbeginsel

Voor al het overheidshandelen geldt dat het evenredig moet zijn in relatie tot de gestelde doelen.

Het ingezette middel en met name de wijze waarop moet in verhouding staan tot het beoogde doel (= het verkrijgen van volledige en de juiste informatie om het recht op bijstand vast te stellen).

3.3 Het informed consent

Informed consent wil zeggen dat de toestemming tot binnentreden van belanghebbende berust op volledige en juiste informatie over reden en doel van het huisbezoek en de gevolgen in geval van weigering.

Onder volledige informatie wordt verstaan:

  • De plicht tot mededeling aan de belanghebbende omtrent het doel/reden van het huisbezoek;

  • De plicht tot mededeling van de eventuele gevolgen van het weigeren van het huisbezoek;

Over de vraag of de belanghebbende al dan niet toestemming verleent mag geen twijfel bestaan.

De bewijslast van de toestemming tot het binnentreden van de woning nadat de belanghebbende volledig is geïnformeerd, ligt bij de gemeente.

Om deze reden is het aan te bevelen om belanghebbende een schriftelijke ‘verklaring van informed consent’ te laten ondertekenen (voor akkoord of voor gezien).

3.4 Het aanbod van een huisbezoek ter verificatie

Het verifiëren van de leefsituatie kan onder meer via een huisbezoek.

Door het huisbezoek is het mogelijk voor de gemeente om de woonsituatie en het aantal kostendelers ‘achter de voordeur’ vast te stellen.

De ‘Wet Huisbezoeken’ heeft betrekking op de volgende situaties:

Wat betreft de leefvorm gaat het er om dat de gemeente de belanghebbende kan verzoeken zijn leefvorm aan te tonen en hem kan aanbieden in dat kader een huisbezoek af te leggen. Onder aantonen van de leefvorm wordt verstaan: aantonen dat deze alleenstaand is (de woning wordt niet gedeeld met andere meerderjarige personen) of dat de kostendelersnorm van artikel 22a van de Pw niet op hem van toepassing is (de woning wordt wel gedeeld met andere meerderjarige personen, maar er is bijvoorbeeld sprake van een zakelijke relatie) dan wel dat er niet meer dan het opgegeven aantal meerderjarige personen hoofdverblijf heeft in dezelfde woning.

Wat betreft de woonsituatie gaat het er om dat de gemeente de belanghebbende kan verzoeken aan te tonen waar hij woont en hem kan aanbieden in dat kader een huisbezoek af te leggen. Wanneer de gemeente na administratieve verificatie vaststelt dat de verstrekte gegevens kloppen, maar onvoldoende duidelijkheid geven over de leefsituatie kan zij het aanbod doen om de leefsituatie aan te tonen d.m.v. een huisbezoek. Dit aanbod gebeurt voorafgaand aan het verzoek tot daadwerkelijke binnentreding van de woning.

Het aanbod om de leefsituatie aan te tonen d.m.v. een huisbezoek wordt in het algemeen gedaan bij de voordeur, maar kan ook gedaan worden in het gemeentehuis. In beide situaties moet de gemeente de belanghebbende meedelen dat deze het recht heeft om de verstrekte inlichtingen door de gemeente te laten verifiëren met behulp van een minder ingrijpend middel dan het huisbezoek. Tevens deelt de gemeente mee wat hierboven bij ‘informed consent’ al is beschreven.

De bewijsplicht dat dit zorgvuldig is gebeurd ligt bij de gemeente Waddinxveen.

3.5 Afzien van huisbezoek i.v.m. dringende redenen c.q. belangenafweging

Het kan zich voordoen dat de belanghebbende te kennen geeft een zeer dringende reden te hebben voor de weigering van het huisbezoek of voor de weigering tijdens het huisbezoek om bepaalde zaken te laten zien.

Er kan sprake zijn van zeer dringende redenen om de onmiddellijke uitvoering van een huisbezoek te weigeren. Hiervan zal, gezien de gebruikte beoordelingsnorm ‘zeer dringende redenen’ slechts zeer zelden sprake van kunnen zijn.

Als voorbeeld zou kunnen gelden een afspraak van belanghebbende bij de dokter/met het ziekenhuis.

Indien belanghebbende zich hierop beroept is het aan te bevelen om deze afspraak in diens bijzijn direct telefonisch te controleren of de belanghebbende dit te laten tonen d.m.v. een afsprakenlijst.

3.6 Intrekken toestemming

Natuurlijk kan de bewoner zijn eenmaal gegeven toestemming op elk moment intrekken. Vanaf dat moment bevindt men zich zonder toestemming van de bewoner in de woning en zal men de woning dienen te verlaten. Wordt dit niet gedaan dan verblijft men wederrechtelijk in de woning en pleegt men een ambtsmisdrijf (ambtelijke huisvredebreuk) in de zin van artikel 370 Wetboek van Strafrecht.

De belanghebbende dient duidelijk te zijn gemaakt dat weigering om medewerking te verlenen aan voortzetting van het huisbezoek gevolgen heeft voor het recht op bijstand, dan wel op de hoogte van de bijstand.

3.7 Weigeren huisbezoek

Als een belanghebbende (uitkeringsgerechtigde of de aanvrager van een uitkering) niet meewerkt aan een huisbezoek heeft dit gevolgen voor de uitkering.

Geen vermoeden van fraude:

Artikel 53 lid 2 tm 5 Pw regelt de rechtsgevolgen van het weigeren van een huisbezoek ter verificatie.

Wanneer iemand een huisbezoek ter verificatie van de verstrekte inlichtingen weigert en niet op andere wijze zijn leefsituatie aantoont zijn de gevolgen:

  • Indien belanghebbende niet aantoont dat hij feitelijk woont op het opgegeven adres, wordt de betaling van de uitkering opgeschort met het verzoek binnen de gestelde termijn alsnog op andere wijze aan te tonen aldaar feitelijk te verblijven. Indien belanghebbende dit nalaat wordt het recht ingetrokken vanaf datum opschorting.

  • Indien betrokkene niet aantoont wat zijn leefvorm is, wordt de uitkering vastgesteld op 30% van de norm als bedoeld in artikel 22a lid 1 Pw.

Vermoeden van fraude:

Eerder is vermeld dat de rechtsgevolgen van het weigeren mee te werken aan een huisbezoek na een vermoeden van fraude (ter controle) het afwijzen van een bijstandsaanvraag dan wel het intrekken van de bijstand tot gevolg kan hebben.

4 Algemene richtlijnen huisbezoek

Bij het afleggen van huisbezoeken worden de volgende richtlijnen gehanteerd:

  • Voordat een huisbezoek wordt afgelegd wordt de door belanghebbende opgegeven leefsituatie geverifieerd met behulp van de authentieke bronbestanden waarover de gemeente Waddinxveen de beschikking heeft.

  • Bij voorkeur vindt huisbezoek overdag plaats binnen de kantooruren (08.00 – 16.30 uur). Afwijking hiervan is mogelijk indien daartoe specifiek aanleiding aanwezig is.

  • Het huisbezoek wordt ALTIJD door 2 personen afgelegd om redenen van veiligheid en betere- respectievelijk sterkere oordeel- en bewijsvorming.

  • Voordat de woning betreden wordt, legitimeren de medewerkers van de gemeente zich middels het door de gemeente Waddinxveen verstrekte en geldige legitimatiebewijs.

  • Uit privacy overwegingen wordt het gesprek over de leefsituatie niet bij de voordeur van de woning gevoerd maar in de woning van de belanghebbende of een andere daartoe geschikte ruimte naar keuze van de belanghebbende. Let wel: Voordat men de woning binnen gaat, dient aan de eerder vermelde voorwaarden te zijn voldaan (informed consent).

  • Vraag altijd naar de reden van de weigering aan het huisbezoek, dit i.v.m. de mogelijkheid die de belanghebbende heeft op grond van dringende redenen.

  • Start het huisbezoek in 1e instantie in de huiskamer van de woning.

  • Een rondleiding door de woning van de belanghebbende is alleen toegestaan met de uitdrukkelijke toestemming van de belanghebbende en in diens aanwezigheid.

  • Bij het betreden van de diverse woonruimten loopt de belanghebbende steeds voorop.

  • Kasten en/of deuren worden desgevraagd geopend door de belanghebbende.

  • Tijdens het huisbezoek moet er objectief worden waargenomen. Details kunnen belangrijk zijn!

  • Er mogen alleen vragen worden gesteld, die noodzakelijk zijn voor het vaststellen van het doel dat voorafgaand aan het binnentreden aan de belanghebbende is meegedeeld.

  • Het stellen van confronterende vragen in de woning van de belanghebbende is juridisch toegestaan. Om onnodige agressie en discussie te voorkomen wordt in specifieke gevallen aangeraden om de belanghebbende hiervoor op een later tijdstip uit te nodigen.

  • Als tijdens het huisbezoek in de woning overige feiten of omstandigheden gesignaleerd worden, die niet in relatie staan tot het doel/reden die aan de belanghebbende is meegedeeld, dan wordt opnieuw toestemming gevraagd voor het huisbezoek.

  • De ambtenaar stelt zich tegenover de belanghebbende correct (niet provocerend), zakelijk, respectvol, transparant en zorgvuldig op.

  • Na afloop van het huisbezoek leggen de medewerkers de vervolgprocedure uit aan de belanghebbende.

  • De belanghebbende wordt indien noodzakelijk zo spoedig mogelijk voor een vervolggesprek uitgenodigd.

  • Geef de belanghebbende na afloop van het huisbezoek de ruimte om vragen te stellen en vraag tenslotte of alles duidelijk is.

  • Indien de belanghebbende zijn eenmaal gegeven toestemming intrekt moet het huisbezoek worden gestopt en dient men de woning te verlaten.

  • Tijdens het vervolggesprek in het gemeentehuis wordt de belanghebbende gelegenheid gegeven om de onderzoeksgegevens in te zien. Belanghebbende moet de gelegenheid krijgen tot het lezen van het verslag van het huisbezoek en in staat te stellen correcties/aanvullingen voor te stellen.

  • Belanghebbende moet het verslag van het huisbezoek te laten ondertekenen of voor akkoord, of voor gezien.

  • Aan belanghebbende wordt een kopie van het getekende verslag van het huisbezoek meegegeven.

  • Indien op basis van het huisbezoek duidelijkheid is ontstaan over de leefsituatie dan wordt de belanghebbende hiervan in kennis gesteld, waarbij hem tevens wordt meegedeeld over de aard van het advies m.b.t. het te nemen besluit.

  • Belanghebbende wordt meegedeeld dat het besluit van het college in de vorm van een beschikking wordt toegestuurd.

Specifieke richtlijnen bij kamerbewoning:

Indien de belanghebbende een kamer van een woning bewoont en de hoofdbewoner/verhuurder bezwaar heeft m.b.t. het betreden van de woning, dan wordt afgezien van het binnentreden van de woning.

Als ten gevolge van deze weigering de rechtmatigheid van de uitkering niet kan worden vastgesteld, heeft dit consequenties voor de uitkering van de belanghebbende.

Een door de belanghebbende gehuurde kamer mag alleen betreden worden in aanwezigheid- en met toestemming van de belanghebbende.

4.1 Veiligheid

De gezondheid en de veiligheid van de uitvoerders van het huisbezoek is een belangrijke voorwaarde bij het afleggen van een huisbezoek.

Waar dat mogelijk is, moet voorkomen worden dat er een onveilige situatie ontstaat voor de uitvoerders van het huisbezoek en voor de belanghebbende.

Belangrijke aanbevelingen zijn:

  • Bij de voorbereiding van het huisbezoek dient aandacht te worden geschonken aan mogelijke onveilige situaties die zich al eerder in het contact met de belanghebbende of diens directe omgeving hebben voorgedaan.

  • Bespreek vooraf de indicaties die erop wijzen dat de kans van een onveilige situatie zich kan voordoen (bijvoorbeeld is belanghebbende in het kader van het agressieprotocol de toegang tot de gemeente Waddinxveen ontzegd).

  • Bij een sterke aanwijzing van onveiligheid dan overleg plegen met leidinggevenden en zo mogelijk met de sociale recherche.

  • Huisbezoeken worden altijd door twee personen afgelegd.

  • Zorg voor telefonische bereikbaarheid in de vorm van een door de werkgever beschikbaar gestelde mobiele telefoon.

  • Indien er een gevoel van onveiligheid ontstaat tijdens het onderzoek dient de woning zo snel mogelijk te worden verlaten.

  • Tijdens het huisbezoek zijn de medewerkers altijd in dezelfde ruimte, dus nooit 1 van de 2 alleen bij de belanghebbende.

  • Zorg ervoor dat naaste collega’s weten bij wie, waar, met welk doel en wanneer u op huisbezoek bent en op welke telefoonnummer jij bereikbaar bent.

  • Vraag de beveiliging jou te bellen, in geval je niet op de afgesproken tijd terug bent op kantoor.

4.2 Verslag van het huisbezoek

Van ieder huisbezoek dient een schriftelijk verslag opgemaakt te worden. Het verslag bevat in ieder geval de volgende gegevens:

  • Naam van de ambtenaren;

  • De onderbouwing dat het huisbezoek een redelijk middel is om tot het uiteindelijke doel te komen en dat er geen minder ingrijpend middel voorhanden was;

  • Plaats, adres, dag, datum en tijdstip (begin en einde) van het huisbezoek;

  • Dat belanghebbende volledige informatie is verstrekt (informed consent);

  • Dat de belanghebbende toestemming heeft gegeven voor het binnentreden van de woning (informed consent);

  • Dat de belanghebbende aanwezig is geweest tijdens het huisbezoek;

  • De verschillende ruimten in de woning welke betreden zijn;

  • Een zo goed mogelijke beschrijving van de woning (extern/intern);

  • De zakelijke en objectieve feiten die relevant zijn voor het onderzoek en het doel; alleen hierop worden conclusies gebaseerd. Geen sfeerverslag door veronderstellingen;

  • Dagtekening en ondertekening van het verslag door beide ambtenaren;

  • Opmerkingen/aanvullingen van de belanghebbende ;

  • Handtekening belanghebbende;

  • Indien mogelijk een ambtseed of ambtsbelofte op;

  • Vermelding dat het verslag beschikbaar is gesteld aan de belanghebbende.

4.3 Bespreking huisbezoek met de belanghebbende

Het past bij zorgvuldig behoorlijk handelen dat de belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld om op de uitkomst van het huisbezoek te reageren alvorens te besluiten, als er nog vraagtekens zijn na afloop van het huisbezoek.

Dit brengt mee dat:

  • de belanghebbende in de gelegenheid gesteld moet worden zijn zienswijze kenbaar te maken, in het bijzonder wanneer het voornemen bestaat een voor de belanghebbende nadelig besluit te nemen;

  • De op grond daarvan getrokken conclusies ten aanzien van het recht op bijstand aan belanghebbende kenbaar worden gemaakt;

  • de belanghebbende indien noodzakelijk zo spoedig mogelijk (zo mogelijk de dag na het huisbezoek) in het gemeentehuis wordt uitgenodigd.

  • De zienswijze van belanghebbende met betrekking tot de conclusies in het rapport wordt vastgelegd en in de beoordeling wordt meegewogen. Dit wordt ook in de motivering van het besluit opgenomen. Het besluit mag voor de belanghebbende niet ‘vanuit het niets’ komen.

Bijlage 1: wettelijke bepalingen

Artikel 8 EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden)(Recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven)

  • 1.

    Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.

  • 2.

    Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

Artikel 10 Grondwet (‘recht op privacy en regels stellen m.b.t. privacy’)

  • 1.

    Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer.

  • 2.

    De wet stelt regels ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met het vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens.

  • 3.

    De wet stelt regels inzake de aanspraken van personen op kennisneming van over hen vastgelegde gegevens en van het gebruik dat daarvan wordt gemaakt, alsmede op verbetering van zodanige gegevens.

Artikel 12 Grondwet (‘huisrecht’)

  • 1.

    Het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is alleen geoorloofd in de gevallen bij of krachtens de wet bepaald, door hen die daartoe bij of krachtens de wet zijn aangewezen.

  • 2.

    Voor het binnentreden overeenkomstig het eerste lid zijn voorafgaande legitimatie en mededeling van het doel van het binnentreden vereist, behoudens bij de wet gestelde uitzonderingen.

  • 3.

    Aan de bewoner wordt zo spoedig mogelijk een schriftelijk verslag van het binnentreden verstrekt. Indien het binnentreden in het belang van de nationale veiligheid of dat van de strafvordering heeft plaatsgevonden, kan volgens bij de wet te stellen regels de verstrekking van het verslag worden uitgesteld. In de bij de wet te bepalen gevallen kan de verstrekking achterwege worden gelaten, indien het belang van de nationale veiligheid zich tegen verstrekking blijvend verzet.

Artikel 1 Algemene wet op het binnentreden (Awbi)

  • 1.

    Degene die bij of krachtens de wet belast is met de opsporing van strafbare feiten of enig ander onderzoek, met de uitvoering van een wettelijk voorschrift of met het toezicht op de naleving daarvan, dan wel een bevoegdheid tot vrijheidsbeneming uitoefent, en uit dien hoofde in een woning binnentreedt, is verplicht zich voorafgaand te legitimeren en mededeling te doen van het doel van het binnentreden. Indien twee of meer personen voor hetzelfde doel in een woning binnentreden, rusten deze verplichtingen slechts op degene die bij het binnentreden de leiding heeft.

  • 2.

    Indien de naleving van de in het eerste lid bedoelde verplichtingen naar redelijke verwachting ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van personen of goederen, feitelijk onmogelijk is dan wel naar redelijke verwachting de strafvordering schaadt ten aanzien van misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, gelden deze verplichtingen slechts voor zover de naleving daarvan in die omstandigheden kan worden gevergd.

  • 3.

    Een persoon in dienst van een bestuursorgaan die zich ingevolge het eerste lid legitimeert, toont een legitimatiebewijs dat is uitgegeven door of in opdracht van dat bestuursorgaan. Het legitimatiebewijs bevat een foto van de houder en vermeldt diens naam en hoedanigheid. Indien de veiligheid van de houder van het legitimatiebewijs vordert dat zijn identiteit verborgen blijft, kan in plaats van zijn naam zijn nummer worden vermeld.

  • 4.

    De persoon, bedoeld in het eerste lid, die met toestemming van de bewoner wenst binnen te treden, vraagt voorafgaand aan het binnentreden diens toestemming. De toestemming moet blijken aan degene die wenst binnen te treden.

Artikel 370 Wetboek van Strafrecht (‘ambtelijke huisvredebreuk’)

  • 1.

    De ambtenaar die, met overschrijding van zijn bevoegdheid of zonder inachtneming van de bij de wet bepaalde vormen, in de woning of het besloten lokaal of erf, bij een ander in gebruik, diens ondanks binnentreedt of, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.

  • 2.

    Met gelijke straf wordt gestraft de ambtenaar die ter gelegenheid van het doorzoeken van plaatsen met overschrijding van zijn bevoegdheid of zonder inachtneming van de bij de wet bepaalde vormen, geschriften, boeken of andere papieren onderzoekt of in beslag neemt.

Artikel 17 Participatiewet (Inlichtingen- en medewerkingsplicht)

  • 1.

    De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.

  • 2.

    De belanghebbende verleent het college desgevraagd de medewerking die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.

  • 3.

    Het college stelt bij de uitvoering van deze wet de identiteit van de belanghebbende vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1º tot en met 3º, van de Wet op de identificatieplicht.

  • 4.

    Een ieder is verplicht aan het college desgevraagd een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht terstond ter inzage te verstrekken, voorzover dit redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.

Artikel 53a Participatiewet (‘Verstrekking en onderzoek gegevens’)

  • 1.

    Onverminderd 30c, tweede, vierde en vijfde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, bepaalt het college welke gegevens ten behoeve van de verlening van bijstand dan wel de voortzetting daarvan en de arbeidsinschakeling door de belanghebbende in ieder geval worden verstrekt en welke bewijsstukken worden overgelegd, alsmede de wijze en het tijdstip waarop de verstrekking van gegevens plaatsvindt. De gegevens en bewijsstukken worden door het college niet verkregen van de belanghebbende voor zover ze zijn verkregen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen dan wel voor zover zij verkregen kunnen worden uit de polisadministratie, bedoeld in artikel 33 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, de verzekerdenadministratie, bedoeld in artikel 35 van die wet, alsmede uit de basisregistratie personen, tenzij hierdoor een goede vervulling van de taak van het college op grond van dit artikel wordt belet of bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen andere administraties worden aangewezen waarvoor de tweede zin van toepassing is, worden regels gesteld over de gegevens die het betreft en kunnen administraties worden aangewezen waarvoor de tweede zin tijdelijk niet van toepassing is. Indien het authentieke gegevens uit andere basisregistraties betreft, is dit lid van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid kan het college de belanghebbende verzoeken aan te tonen dat:

  • Teneinde hem daartoe in de gelegenheid te stellen kan het college bij die verzoeken de belanghebbende aanbieden met diens toestemming zijn woning binnen te treden.

  • 3.

    Indien de belanghebbende niet desgevraagd aantoont dat hij een belanghebbende is als bedoeld in artikel 20, eerste lid, aanhef en onderdeel a, of artikel 20, tweede lid, aanhef en onderdeel a, of artikel 21, aanhef en onderdeel a, of artikel 22, aanhef en onderdeel a, of dat artikel 22a niet op hem van toepassing is, dan wel dat hij niet aantoont dat er niet meer dan het door hem gestelde aantal kostendelende medebewoners als bedoeld in artikel 19a in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft:

    • a.

      kent het college, onverminderd de toepassing van artikel 27, de uitkering toe respectievelijk herziet het de uitkering naar 30% van de in artikel 22a, eerste lid, bedoelde norm;

    • b.

      wordt de belanghebbende voor de toepassing van de artikelen 9, vierde lid, en 9a niet als alleenstaande ouder aangemerkt.

  • 4.

    Indien de belanghebbende niet desgevraagd de woonsituatie, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, aantoont op de wijze bedoeld in de laatste zin van dat lid, schort het college de betaling van de bijstand op, niet dan nadat het college aan belanghebbende gelegenheid heeft gegeven op andere wijze aan te tonen dat het feitelijke woonadres overeenkomt met het verstrekte adres, indien daartoe niet eerder aan belanghebbende gelegenheid is geboden.

  • 5.

    Het college doet schriftelijke mededeling van de opschorting aan de belanghebbende en stelt hem daarbij in de gelegenheid om aan te tonen dat het feitelijke woonadres overeenstemt met het verstrekte adres. Artikel 40, derde lid, aanhef en onderdeel c, en vijfde lid, tweede zin, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 6.

    Het college is bevoegd onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en zonodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van bijstand. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft kan het college besluiten tot herziening of intrekking van de bijstand.

  • 7.

    De voordracht voor een krachtens het eerste lid, derde zin, vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan twee weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 54 Participatiewet. Onjuiste gegevens en onvoldoende medewerking

  • 1.

    Indien de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt, dan wel indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent, kan het college het recht op bijstand voor de duur van ten hoogste acht weken opschorten:

    • a.

      vanaf de eerste dag van de periode waarop het verzuim betrekking heeft, of

    • b.

      vanaf de dag van het verzuim indien niet kan worden bepaald op welke periode dit verzuim betrekking heeft.

  • 2.

    Het college doet mededeling van de opschorting aan de belanghebbende en nodigt hem uit binnen een door hen te stellen termijn het verzuim te herstellen.

  • 3.

    Het college herziet een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand kan het college een besluit tot toekenning van bijstand herzien of intrekken, indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.

  • 4.

    Als de belanghebbende in het geval bedoeld in het eerste lid het verzuim niet herstelt binnen de daarvoor gestelde termijn, kan het college na het verstrijken van deze termijn het besluit tot toekenning van bijstand intrekken met ingang van de eerste dag waarover het recht op bijstand is opgeschort.

Artikel 13 IOAW/IOAZ (Inlichtingen- en medewerkingsplicht)

  • 1.

    De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling en het recht op uitkering, de hoogte of de duur van de uitkering, of op het bedrag van de uitkering dat aan hem wordt betaald. De verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door burgemeester en wethouders kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.

  • 2.

    De belanghebbende is verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.

  • 3.

    Het college stelt bij de uitvoering van deze wet de identiteit van de belanghebbende vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1º tot en met 3º, van de Wet op de identificatieplicht.

  • 4.

    Een ieder is verplicht aan het college desgevraagd een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht terstond ter inzage te verstrekken, voorzover dit redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.

Artikel 14 IOAW/IOAZ (Onderzoek en heronderzoek)

  • 1.

    Onverminderd artikel 30c, tweede, vierde en vijfde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, bepaalt het college welke gegevens ten behoeve van de verlening van de uitkering dan wel de voortzetting daarvan door de belanghebbende in ieder geval worden verstrekt en welke bewijsstukken worden overgelegd, alsmede de wijze en het tijdstip waarop de verstrekking van gegevens plaatsvindt. De gegevens en bewijsstukken worden door het college niet verkregen van de belanghebbende voor zover ze zijn verkregen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen dan wel voor zover zij verkregen kunnen worden uit de polisadministratie, bedoeld in artikel 33 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, de verzekerdenadministratie, bedoeld in artikel 35 van die wet, alsmede uit de basisregistratie personen, tenzij hierdoor een goede vervulling van de taak van het college op grond van dit artikel wordt belet of bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen andere administraties worden aangewezen waarvoor de tweede zin van toepassing is, worden regels gesteld over de gegevens die het betreft en kunnen administraties worden aangewezen waarvoor de tweede zin tijdelijk niet van toepassing is. Indien het authentieke gegevens uit andere basisregistraties betreft, is dit lid van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid kan het college de belanghebbende verzoeken aan te tonen dat:

    • a.

      hij een werkloze werknemer is als bedoeld in artikel 5, vierde lid;

    • b.

      de feitelijke woonsituatie van hemzelf, van zijn echtgenoot of van een kind in overeenstemming is met het door hem verstrekte adres van hemzelf, zijn echtgenoot of van een kind.

  • Teneinde hem daartoe in de gelegenheid te stellen kan het college bij die verzoeken de belanghebbende aanbieden met diens toestemming zijn woning binnen te treden.

  • 3.

    Indien de belanghebbende niet desgevraagd aantoont dat hij een werkloze werknemer is als bedoeld in artikel 5, vierde lid:

  • 4.

    Indien de belanghebbende niet desgevraagd de woonsituatie, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, aantoont op de wijze bedoeld in de laatste zin van dat lid, schort het college de betaling van de uitkering op, niet dan nadat het college aan belanghebbende gelegenheid heeft gegeven op andere wijze aan te tonen dat het feitelijke woonadres overeenkomt met het verstrekte adres, indien daartoe niet eerder aan belanghebbende gelegenheid is geboden.

  • 5.

    Het college doet schriftelijke mededeling van de opschorting aan de belanghebbende en stelt hem daarbij in de gelegenheid om aan te tonen dat het feitelijke woonadres overeenstemt met het verstrekte adres. Artikel 17a, vierde lid, tweede zin, is van overeenkomstige toepassing.

  • 6.

    Het college is bevoegd onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en zonodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van het recht op uitkering. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft kan het college besluiten tot herziening van de uitkering.

  • 7.

    De voordracht voor een krachtens het eerste lid, derde zin, vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan twee weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.