Subsidieregeling reguliere en VVE peuteropvang gemeente Borne 2025

Geldend van 30-01-2025 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling reguliere en VVE peuteropvang gemeente Borne 2025

Het college van burgemeester en wethouders van Borne; gelet op;

  • de Wet kinderopvang

  • het Besluit specifieke uitkeringen gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid

  • het besluit kwaliteit kinderopvang

  • artikel 3 van de Algemene Subsidieverordening gemeente Borne 2025

besluit vast te stellen de Subsidieregeling kinderopvang gemeente Borne 2025:

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      Aanvraag: een door een houder ingediende aanvraag voor subsidie voor kinderopvang op grond van reguliere peuteropvang of peuteropvang met voor− en vroegschoolse educatie;

    • b.

      College: College van burgemeester en wethouders van de gemeente Borne;

    • c.

      Doelgroeppeuter: kind dat op basis van de door het college nader vastgestelde criteria in aanmerking komt voor een peuterplaats met VVE;

    • d.

      Doorgaande (leer− en ontwikkel) lijn: Van een doorgaande leer− en ontwikkellijn in het kader van VVE is sprake, indien een kind in de voorschoolse voorziening voorschoolse educatie volgt en daarna vroegschoolse educatie op de basisschool;

    • e.

      Houder: De rechtspersoon aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort, waarbij onder ‘onderneming’ wordt begrepen een locatie die in het LRK is opgenomen als kinderdagverblijf met in het geval van peuterwerk met VVE een VVE− registratie;

    • f.

      Inkomensverklaring: de Verklaring Geregistreerd Inkomen (VGI). Dit is een officiële verklaring van de Belastingdienst met inkomensgegevens over een bepaald belastingjaar;

    • g.

      Kind: een in de gemeente Borne woonachtig kind in de leeftijd van 0 tot de middelbare schoolleeftijd;

    • h.

      Kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van de opvang van kinderen tot het tijdstip waarop die kinderen kunnen deelnemen aan het basisonderwijs;

    • i.

      KOT: kinderopvangtoeslag: een tegemoetkoming in de kosten voor in het LRK geregistreerde kinderopvang, uitgekeerd via de Belastingdienst aan ouders/verzorgers, als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang;

    • j.

      LRK: Landelijk register kinderopvang waarin kinderopvangvoorzieningen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke eisen;

    • k.

      Maximum uurtarief: het jaarlijks door de Belastingdienst vastgestelde landelijk maximum uurtarief per opvangsoort, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit Kinderopvangtoeslag;

    • l.

      Maximum uurprijs: het maximum bedrag dat door de gemeente gesubsidieerd wordt. Dit bedrag is gebaseerd op het maximum uurtarief zoals omschreven in artikel 1, lid 1 k van deze regeling.

    • m.

      NJI: Nederlands Jeugdinstituut

    • n.

      Ouderbijdrage: het bedrag dat als vaste eigen bijdrage door de ouder betaald moet worden voor kinderopvang zoals vastgesteld in de adviestabel ouderbijdrage van de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten en als bijlage toegevoegd bij deze regeling;

    • o.

      Peuter: een in de gemeente Borne woonachtig kind in de leeftijd van 2,5 tot de leeftijd waarop het kind kan deelnemen aan het basisonderwijs;

    • p.

      Peuterplaats regulier gesubsidieerd: opvang van een peuter in een LRK geregistreerd kindercentrum voor twee dagdelen per week en maximaal 40 weken per kalenderjaar. Reguliere gesubsidieerde peuterplaatsen zijn bestemd voor peuters, woonachtig in gemeente Borne, waarvan de ouders aantoonbaar, geen aanspraak hebben op kinderopvangtoeslag;

    • q.

      Peuterplaats met VVE gesubsidieerd: opvang van een peuter in een LRK geregistreerd kindercentrum met VVE−registratie, waarin aan de hand van een NJI erkend VVE−programma op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en de sociaal−emotionele ontwikkeling;

    • r.

      Prijs per uur of uurprijs voor een peuterplaats: het bedrag dat door de houder per uur in rekening wordt gebracht bij de ouder voor een peuterplaats;

    • s.

      VVE−indicatie: een door de jeugdarts van het consultatiebureau afgegeven indicatie waarbij wordt aangegeven dat het kind extra ondersteuning nodig heeft op het gebied van taalontwikkeling;

    • t.

      VVE−jaarbedrag; een vergoeding in de vorm van een jaarbedrag aan de houder voor de extra werkzaamheden en materialen voor een bezette VVE−peuterplaats.

Voor zover niet anders bepaald, hebben begrippen in deze subsidieregeling dezelfde betekenis als in de Wet kinderopvang.

Artikel 2. Doel subsidie

  • 1. Zoveel mogelijk kinderen uit de gemeente Borne krijgen een aanbod voor een gesubsidieerde reguliere peuterplaats en zoveel mogelijk geïndiceerde doelgroepkinderen kunnen een voorschoolse voorziening met een VVE−peuterprogramma van minstens 16 uur per week, verdeeld over 4 of 5 dagdelen bezoeken;

  • 2. Ouders hebben zoveel mogelijk keuzevrijheid in de afname van het aanbod VVE en peuterwerk;

  • 3. Het realiseren van een kwalitatief en kwantitatief volwaardig aanbod VVE en regulier peuterwerk samen met partners.

Artikel 3. Subsidiabele activiteiten

Subsidie wordt uitsluitend verleend per bezette reguliere peuterplaats en bezette VVE peuterplaatsen van een LRK geregistreerde kinderopvang uit Borne die voldoen aan de wettelijke eisen als de Wet Kinderopvang, Besluit kwaliteit kinderopvang en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit kinderopvang en voldoen aan de voorwaarden van deze subsidieregeling.

  • a)

    Reguliere peuterplaatsen zijn bestemd voor peuters, woonachtig in gemeente Borne, waarvan de ouders aantoonbaar, geen aanspraak hebben op kinderopvangtoeslag. Een reguliere peuterplaats bestaat uit 8 uren per week verdeeld over 2 dagdelen gedurende 40 weken per jaar.

  • b)

    VVE peuterplaatsen zijn bestemd voor peuters woonachtig in Borne, die een VVE indicatie hebben gekregen van de JGZ. Een VVE peuterplaats bestaat uit 16 uren per week, verdeeld over 4 of 5 dagdelen per week, gedurende 40 weken per jaar. Het totale aanbod voor een VVE peuterplaats bedraagt 960 uren gedurende de 1,5 jaar/ 60 weken dat een peuter deelneemt.

  • c)

    Uren VVE pedagogische beleidsmedewerker/coach voor het vergroten en het cyclisch evalueren van de pedagogische kwaliteit intern, 10 uren per kind.

  • d)

    Algemeen VVE jaar bedrag voor doorgaande lijn overleggen, deskundigheidsbevordering, VVE programma(’s) en materialen.

Artikel 4. Berekening van de subsidie

Reguliere peuterplaats subsidie

  • 1.

    Het college subsidieert de aanbieder ten behoeve van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag:

    • a.

      per bezette peuterplaats maximaal 8 uren per week, maal maximaal 40 weken per jaar, maal het vastgestelde uurtarief minus de in rekening gebrachte ouderbijdrage.

VVE peuterplaats subsidie

  • 2.

    Het college subsidieert de aanbieder ten behoeve van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag maximaal voor:

    • 8 uren per week, maal maximaal 40 weken per jaar, maal de maximale uurprijs minus de in rekening gebrachte ouderbijdrage EN 8 uren per week, maal maximaal 40 weken per jaar, maal de maximale uurprijs.

  • 3.

    Het college subsidieert de aanbieder ten behoeve van ouders die recht hebben op kinderopvangtoeslag maximaal voor:

    • 8 uren per week maal maximaal 40 weken per jaar, maal de maximale uurprijs.

  • 4.

    Het college subsidieert de aanbieder een vergoeding voor 10 uren van de pedagogische beleidsmedewerker/VE coach. Hiervoor geldt schaal 9, de één na laatste trede van de CAO kinderopvang plus werkgeverslasten. Voor de berekening van de werkgeverslasten wordt het uurloon vermenigvuldigt met 1,5.

  • 5.

    Naast de genoemde subsidiebedragen per VVE peuterplaats uit dit artikel, stelt het college voor doelgroeppeuters een VVE−jaarbedrag beschikbaar. Deze subsidie wordt verstrekt ongeacht of de ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. De toeslag wordt indien een peuter niet het gehele jaar deelneemt, naar rato verstrekt.

Artikel 5. Subsidieplafond

  • 1. Burgemeester en wethouders nemen jaarlijks een besluit om de bedragen en aantallen van de subsidiabele activiteiten te bepalen, met daarin;

    • a.

      het subsidieplafond;

    • b.

      de maximale uurprijs voor een reguliere peuterplaats en een VVE peuterplaats;

    • c.

      de inkomensafhankelijke ouderbijdrage. Deze is gebaseerd op de adviestabel ouderbijdrage van de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten;

    • d.

      het maximaal aantal reguliere peuterplaatsen en het maximaal aantal VVE peuterplaatsen;

    • e.

      het uurtarief van de VVE pedagogische beleidsmedewerker/coach volgens de CAO kinderopvang;

    • f.

      het VVE jaarbedrag. Deze wordt jaarlijks geïndexeerd.

Artikel 6. Rangschikking

  • 1. Op basis van het subsidieplafond wordt de subsidieverlening voor reguliere peuterplaatsen zonder KOT en peuterplaatsen met VVE verdeeld op basis van de volgende rangschikking;

    • 1.

      Aanvragen van houders die aan de voorwaarden voor kwaliteit uit deze regeling en het protocol doorgaande lijn voldoen;

    • 2.

      Aanvragen van houders voor een locatie die in het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar subsidie heeft ontvangen, voor maximaal het totaal aantal peuters dat op 1 juli in het voorafgaande jaar geplaatst was.

    • 3.

      Aanvragen van houders voor een locatie die in het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar geen subsidie heeft ontvangen;

    • 4.

      Aanvragen van houders die niet aan de kwaliteitsvoorwaarden van de gemeente Borne voldoen, maar wel aan de wettelijke vereisten;

  • 2. Indien aanvragen een gelijke prioriteit krijgen maar niet binnen het subsidieplafond passen, wordt het resterende budget gelijk verdeeld over de betreffende aanvragen.

Artikel 7. Aanvraag

  • 1. De subsidie voor peuterplaatsen en/of peuterplaatsen met VVE moet uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 2. De aanvraag gebeurt via een door het College vastgesteld aanvraagformulier. De aanvraag dient in ieder geval een reële inschatting te bevatten van het aantal uren te leveren regulier peuterwerk zonder KOT en/of VVE peuterwerk per locatie, verdeeld over de volgende categorieën:

    • a.

      peuters waarvan de ouders kinderopvangtoeslag ontvangen;

    • b.

      peuters met een VVE−indicatie waarvan de ouders kinderopvangtoeslag ontvangen;

    • c.

      peuters waarvan de ouders geen kinderopvangtoeslag ontvangen;

    • d.

      peuters met een VVE−indicatie waarvan de ouders geen kinderopvangtoeslag ontvangen.

    • e.

      verwachte percentage KOT en Niet−KOT van het aantal VVE peuters van de totale organisatie en de gemiddelde te verwachten ouderbijdrage voor regulier zonder KOT en voor VVE.

  • 3. De houder overlegt tevens:

    • a.

      een onderbouwde berekening van de aan te vragen subsidie, het uurtarief en de gemiddelde te verwachten ouderbijdrage per categorie;

    • b.

      een (VVE) pedagogisch beleidsplan of VVE pedagogisch beleidsplan met daarin aandacht voor omvang en samenstelling gesubsidieerde groepen, wijze waarop ontwikkeling kind wordt gevolgd, warme overdracht en doorgaande lijn overleggen, ouderbetrokkenheid en evaluatie en bijstelling;

    • c.

      een opleidingsplan;

    • d.

      het LRK nummer.

  • 4. Een beschrijving van verdeling van de uren die aangeboden worden binnen de subsidie.

  • 5. Bij een éérste subsidieaanvraag wordt ook overlegd:

    • a.

      de statuten of het reglement van de instelling;

    • b.

      de laatste jaarrekening en het laatste verslag van de activiteiten;

    • c.

      een uittreksel van de Kamer van Koophandel.

  • 6. Houders die gedurende het boekjaar aan de kwaliteitsvoorwaarden van deze regeling voldoen en voor een éérste maal een subsidieaanvraag willen indienen kunnen lopende het kalenderjaar een subsidieaanvraag indienen.

Artikel 8. Beslistermijn

Het college neemt voor 1 januari van het kalenderjaar waarvoor de subsidie is aangevraagd een besluit over de subsidieverlening.

Artikel 9. Aanvullende weigeringsgronden

Onverminderd de weigeringsgronden van de Algemene Subsidieverordening gemeente Borne kan de aanvraag om verlening van subsidie worden geweigerd als:

  • a.

    het bruto uurtarief voor ouders met en zonder kinderopvangtoeslag niet aan elkaar gelijk is.

Artikel 10. Kwartaalrapportage over de bezetting

De houder rapporteert per kwartaal, uiterlijk voor 15 april, 15 juni, 15 oktober en 15 januari aan het college met een door het college vastgesteld formulier per locatie over:

  • a.

    het aantal peuters dat gebruik maakt van een peuterplaats en waarvan de ouders kinderopvangtoeslag ontvangen;

  • b.

    het aantal peuters dat gebruik maakt van een gesubsidieerde peuterplaats met VVE en waarvan de ouders kinderopvangtoeslag ontvangen;

  • c.

    het aantal reguliere peuters dat gebruik maakt van een gesubsidieerde peuterplaats en

  • d.

    het aantal peuters dat gebruik maakt van een gesubsidieerde peuterplaats met VVE en waarvan de ouders geen kinderopvangtoeslag ontvangen.

Artikel 11. Administratie houder

  • 1. De houder richt een administratie in waarin de volgende gegevens worden bijgehouden:

    • a.

      ondertekende overeenkomst tussen de ouders/verzorgers en de houder;

    • b.

      inkomensverklaringen van de ouder(s)/verzorgers en overige documenten op basis waarvan de toets niet−recht op kinderopvangtoeslag is uitgevoerd en de inschaling van de ouderbijdrage heeft plaatsgevonden;

    • c.

      naam, geboortedatum, woonplaats van het kind;

    • d.

      de startdatum en verwachtte einddatum van de peuterplaats of peuterplaats met VVE;

    • e.

      indien van toepassing de indicatiestelling van de peuter (op naam) door de GGD−JGZ

    • f.

      het aantal uren dat een peuter gebruikt heeft gemaakt van de peuterplaats of peuterplaats met VVE per maand;

    • g.

      het uurtarief en de ouderbijdrage;

    • h.

      bevestiging van de opzegging van ouders met datum en handtekening.

  • 2. Op de te verlenen subsidie per peuterplaats en peuterplaats met VVE wordt een ouderbijdrage in mindering gebracht door de houders. Zij zijn verantwoordelijk voor het innen van deze betalingen conform de vastgestelde ouderbijdragentabel.

Artikel 12. Procedurele en randvoorwaardelijke verplichtingen

  • 1. De houder voldoet aan alle relevante wettelijke voorschriften die van toepassing zijn.

  • 2. De houder werkt mee aan de uitvoering van het gemeentelijk beleid met betrekking tot de ontwikkeling van jonge kinderen. De houder werkt ook mee aan het gemeentelijke Jonge Kind overleg.

  • 3. Houder verschaft op verzoek informatie aan de gemeente, de GGD Twente, de Inspectie van het Onderwijs, het Ministerie van Onderwijs of aan andere door het college aangewezen instanties.

  • 4. Houder zet zich in om bij plaatsing van een peuter op een beschikbaar gekomen plek, doelgroeppeuters voorrang te geven.

  • 5. De houder spant zich in om wachtlijstvorming te voorkomen en zoekt bij (dreigende) wachtlijsten samen met ouders, andere houders en de gemeente naar een plek op een van de andere peutergroepen.

  • 6. De houder zet zich in om segregatie te voorkomen. Doelgroeppeuters zitten zoveel als mogelijk in vaste horizontale groepen. Het aandeel doelgroeppeuters per groep mag niet groter zijn dan maximaal 8 peuters bij een maximale groepsgrootte van 16 peuters, of 50 % van het totaal aantal peuters.

  • 7. De kinderopvangaanbieder spant zich in om VVE geïndiceerde peuters daadwerkelijk 960 uur te laten deelnemen. Indien een kind in een half jaar meer dan 25% van de aangeboden uren niet aanwezig is geweest volgt een gesprek tussen kinderopvangorganisatie en ouders, waarin de reden hiervan achterhaald wordt. Mocht hieruit blijken dat het minder laten deelnemen een keuze is van ouders die geen dringende reden heeft, vervalt het recht op een VVE−gesubsidieerde plek. Kinderopvang organisaties nemen dit op in hun voorwaarden richting de ouders.

  • 8. In de subsidieaanvraag geeft de houder aan hoe zij de reguliere en VVE peuterplaatsuren aanbieden. Het is hierbij toegestaan de ouders een keuzemogelijkheid voor de invulling van de uren te bieden.

Artikel 13. Inhoudelijke en kwaliteitsverplichtingen

  • 1. De houder voldoet aan het op dat moment geldende protocol doorgaande lijn van de gemeente Borne. Dit protocol wordt in afstemming met alle houders, vroegscholen, JGZ en de gemeente jaarlijks aangepast als dat nodig is. Het overleg daarover wordt gevoerd in het Overleg jonge kind.

  • 2. De pedagogisch beleidsmedewerker/coach wordt boven formatief ingezet. De pedagogisch beleidsmedewerker/coach adviseert, coacht en ondersteunt pedagogisch medewerkers op inhoud, kwaliteit en VVE uitvoering, gevraagd en ongevraagd. Zij/hij signaleert hiaten en knelpunten in de pedagogisch−educatieve kwaliteit van individuele medewerkers alsook op locatie/organisatieniveau.

  • 3. De houder voorziet in een warme overdracht van peuters met een VVE−indicatie wanneer zij naar de basisschool gaan. De warme overdrachten worden anoniem en op groepsniveau besproken in de doorgaande lijn overleggen met de vroegscholen volgens het protocol doorgaande lijn. Het doel hiervan is de kwaliteit van VVE peuteropvang te handhaven en te verbeteren. Dit gebeurt door cyclisch te evalueren en het bijstellen van activiteiten binnen de doorgaande lijn. De houder heeft een initiërende rol voor de doorgaande lijn overleggen.

  • 4. De houder heeft in haar beleidsplan, beleid met betrekking tot ouderparticipatie/ouderbetrokkenheid vastgelegd. Er worden met de ouders/verzorgers afspraken gemaakt over wat er van hen verwacht wordt aan inzet en betrokkenheid. Ouders/verzorgers worden periodiek op de hoogte gehouden over de ontwikkeling van hun kind. Het ouderparticipatiebeleid wordt 2 jaarlijks geëvalueerd met ouders of de oudercommissie.

  • 5. De houder werkt met een kind−volgsysteem/observatiesysteem, wat aansluit bij de SLO−doelen van het primair onderwijs. De observaties en ervaringen worden periodiek met de ouders besproken. De gegevens worden gebruikt voor monitoring op de resultaatafspraken (p0 en p1) conform het protocol Doorgaande lijn en geanonimiseerd en op groepsniveau besproken in de doorgaande lijn overleggen met de vroegscholen.

  • 6. De houder werkt mee aan de monitoring van het bereik van de VVE in samen werking met de JGZ.

  • 7. De houder werkt volgens de zorgstructuur van de 1−zorgroute.

  • 8. De houder zoekt proactief samenwerking met relevante partners, zoals de gemeente (beleidsmedewerker, consulenten en orthopedagoog), collega kinderopvanginstellingen, de JGZ, het primair onderwijs, het primair onderwijs samenwerkingsverband, bibliotheek, buurtsportcoaches, en verenigingen.

Artikel 14. Verantwoording en vaststelling

  • 1. Het College stelt de subsidie vast op basis van de gerealiseerde uren regulier peuterwerk en VVE peuterwerk verminderd met de ouderbijdrage.

  • 2. De houder dient vóór 1 maart de aanvraag tot vaststelling van de subsidie voor het voorgaande kalenderjaar in. Dit moet ingevuld worden aan de hand van een door het college vastgesteld formulier.

  • 3. De houder levert, onverminderd het bepaalde in de ASV, de volgende gegevens per locatie aan ter vaststelling van de subsidie:

    • a.

      het totaal overzicht van de per kwartaal aangeleverde gegevens per locatie;

    • b.

      een inhoudelijke verantwoording die ten minste een evaluatie bevat van:

      • I.

        de uitvoering en resultaten van het peuterwerk (met VVE);

      • II.

        de toeleiding van de peuters met een VVE−indicatie;

      • III.

        de warme overdracht van peuters naar de basisschool;

      • IV.

        de wijze waarop invulling is gegeven aan de randvoorwaardelijke en procedurele verplichtingen (artikel 11) en de inhoudelijke verplichtingen (artikel 12);

    • c.

      een financiële verantwoording.

  • 5. Bij een structurele subsidieverlening van meer dan € 50.000,− kan de houder een aanvraag doen voor een egalisatiereserve bij het college conform artikel 12a van de Algemene Subsidieverordening gemeente Borne.

  • 6. Bij een subsidieverlening van meer dan €75.000,− levert de houder in aanvulling op artikel 10, lid 3, een accountantsverklaring in.

  • 7. Het College stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling de subsidie vast.

Artikel 15. Bevoorschotting en betaling

  • 1. Een subsidie van meer dan € 25.000,− wordt per kwartaal in gelijke delen bevoorschot aan de houder. Subsidies onder € 25.000,− worden in twee gelijke delen bevoorschot aan de houder.

  • 2. Het college kan de bevoorschotting van de subsidie verlagen naar 80% of 90 % in het jaarlijks te nemen besluit (artikel 5). In dit geval wordt bij de vaststelling van de subsidie bepaald of er nog een betaling of een terugvordering plaatsvindt.

  • 3. Indien er meer aan voorschotten betaald is dan de vastgestelde subsidie bedraagt, is de subsidieontvanger verplicht, het te veel ontvangen bedrag binnen een termijn van vier weken terug te betalen.

Artikel 16. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze nadere regels, als toepassing van deze nadere regels tot onbillijkheden leidt.

Artikel 17. Intrekking oude subsidieregeling en overgangsrecht

  • 1. De “Uitvoeringsregels subsidieverstrekking peuterplaatsen regulier en VVE” wordt ingetrokken.

  • 2. De “Uitvoeringsregels subsidieverstrekking peuterplaatsen regulier en VVE” blijft van kracht voor subsidies die op basis van die subsidieregeling zijn aangevraagd en verantwoord worden.

Artikel 18. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze subsidieregeling treedt in werking op de dag na bekendmaking onder gelijktijdige intrekking van ‘Uitvoeringsregels subsidieverstrekking peuterplaatsen regulier en VVE’.

  • 2. Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling reguliere en VVE peuteropvang gemeente Borne 2025.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders in de vergadering van 14 januari 2025.

Burgemeester en wethouders van Borne,

de secretaris,

J. Meijerink

de burgemeester,

drs. J. H. R. Pierik

Toelichting algemeen

De gemeente Borne wil de voorschoolse educatie zo toegankelijk mogelijk maken voor ouders om een zo groot mogelijk bereik te realiseren binnen het beschikbare budget vanuit het Rijk en het budget wat de gemeente beschikbaar stelt voor reguliere peuterplaatsen voor ouders die geen kinderopvangtoeslag ontvangen. De gemeente Borne komt daarom ouders financieel tegemoet door een subsidie te verstrekken aan kinderopvangorganisaties voor reguliere peuterplaatsen zonder KOT en voor VVE peuterplaatsen. Ze laat ouders zelf kiezen voor een kinderopvanglocatie waar zij een peuterplaats of peuterplaats met VVE willen afnemen, mits de houders voldoen aan de wettelijke regelgeving en de kwaliteitsvoorwaarden van de gemeente Borne.

Toelichting artikelsgewijs

De artikelen die uitleg nodig hebben, worden hieronder toegelicht.

Artikel 3. Subsidiabele activiteiten

In dit artikel wordt beschreven voor welke activiteiten van de kinderopvang subsidie verstrekt kan worden.

Lid a) geen toelichting.

Lid b) De VVE indicatie wordt gesteld door de GGD−JGZ.

Een peuter kan in aanmerking komen voor een VVE−indicatie als het kind tussen de 2,5 en 4 jaar oud is en er tenminste aan één van de onderstaande criteria wordt voldaan:

  • a.

    het opleidingsniveau van beide ouders/verzorgers is maximaal LBO/VBO, praktijkonderwijs of VMBO basis− of kaderberoepsgerichte leerweg;

  • b.

    er is sprake van een geconstateerde taalachterstand in het Nederlands; Lid c) geen toelichting.

Lid d) Doorgaande lijn overleggen zijn overleggen tussen de kinderopvang en de basisschool waar de meeste kinderen naar doorstromen. De overleggen gaan over de resultaten en de kwaliteit van de volledige VVE trajecten en het op elkaar afstemmen van het VVE aanbod.

Artikel 4. De berekening van de subsidie

In dit artikel staat beschreven hoe de berekening van de subsidiabele activiteiten wordt gedaan door de gemeente.

  • 1.

    Voor de toetsing van het recht op subsidie en/of omvang ouderbijdrage door de houder gelden de volgende afspraken;

  • 2.

    Voor het toetsen of een peuter in aanmerking komt voor een gesubsidieerde peuterplek dient de houder vast te stellen of ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. Dit doet de houder aan de hand van de ondertekende Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag, in combinatie met een Inkomensverklaring (VGI) van (bei)de ouder(s).

  • 3.

    Ouder(s) van peuters die tussen 1 januari en 30 juni worden geplaatst, overleggen de laatst beschikbare Inkomensverklaring (2 jaar oud) aan de houder. Voor peuters die tussen 1 juli en 31 december geplaatst zijn, die van het voorafgaande jaar.

  • 4.

    Indien het verwachte verzamelinkomen voor de maand van plaatsing niet overeenkomt met het verzamelinkomen dat op de VGI staat moet de VGI aangevuld worden met documenten waaruit de hoogte van het verwachte verzamelinkomen blijkt. Dit zijn bijvoorbeeld: salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering en dergelijke.

  • 5.

    Als ouders niet willen verklaren geen recht te hebben op kinderopvangtoeslag, komt de peuter niet in aanmerking voor een gesubsidieerde peuterplek. Als de ouder geen inzicht wil verschaffen in de hoogte van het inkomen door het afgeven van een VGI of overige documenten valt de ouder automatisch in de hoogste inkomenscategorie.

  • 6.

    Ouders zijn verplicht een wijziging in het inkomen te melden aan de kinderopvangorganisatie. In het geval dat een ouder in aanmerking komt voor KOT, vervalt het recht op de gesubsidieerde peuterplek. In het geval dat het inkomen zo is gedaald dat de ouder in een lagere inkomenscategorie van de ouderbijdrage tabel valt kan bij de houder een aanvraag tot herziening van de ouderbijdrage worden gedaan.

Artikel 5. Subsidieplafond

Het college neemt jaarlijks een besluit om de bedragen en aantallen van de subsidiabele activiteiten te bepalen. Het GOA budget vanuit het Rijk wordt ingezet voor de VVE peuterplaatsen subsidie en een budget vanuit de gemeente wordt ingezet voor de reguliere peuterplaatsen zonder KOT.

Dit besluit over de bedragen en het aantal plaatsen wordt normaliter voor oktober bekendgemaakt aan de mogelijke aanvragers voor het volgende jaar.

Artikel 6. Rangschikking

Bij de rangschikking worden de aanvragen beoordeeld op een aantal criteria en worden voor deze criteria door burgemeester en wethouders punten toegekend. De criteria waarop de aanvragen beoordeeld worden staan in dit artikel. Voor criteria 1 worden 4 punten toegekend. Voor criterium 2 worden 3 punten toegekend. Voor criteria 3, 2 punten. En voor criteria 4, 1 punt. De puntentoekenning weerspiegelt de mate waarin aan de criteria tegemoet wordt gekomen.

Als het budget niet toereikend is, wordt lid 2 toegepast.

Artikel 12

Lid 8. Dit kan zowel voor kinderopvanguren in combinatie met reguliere peuterplaatsuren zonder KOT als ook voor kinderopvanguren in combinatie met VVE peuterplaatsuren. Voor VVE uren geldt ook dan een aanbod op 4 a 5 dagdelen met alle VVE verplichtingen uit deze regeling en wetgeving.

Artikel 13. Inhoudelijke en kwaliteitsverplichtingen

Lid 1. Het protocol doorgaande lijn richt zich op een doorgaande lijn van voorschool naar vroegschool voor alle kinderen van 2,5 tot 6 jaren in de gemeente Borne, maar is speciaal gericht op kinderen die risico lopen op een achterstand in hun ontwikkeling op het gebied van taal, rekenen, sociaal emotionele ontwikkeling en motorische ontwikkeling. Dit protocol heeft als doel duidelijkheid te geven aan alle organisaties en hun medewerkers over de doorgaande lijn van de voorschool naar de vroegschool en over de gewenste stappen die de verschillende partners zetten. Kortom duidelijkheid te geven wie, wat, wanneer doet.

In artikel 160 Wet Primair Onderwijs staat de wettelijke basis van dit protocol: Burgemeester en wethouders voeren jaarlijks overleg en maken afspraken met de schoolbesturen en houders van kinderopvang over de doelgroepdefinitie, toeleiding, doorgaande lijn en resultaten van vroegschoolse educatie. De afspraken hierover staan in het protocol. In het onderzoekskader 2023 van de onderwijsinspectie is nader uitgewerkt waar invulling aan gegeven moet worden;

Artikel 15. Bevoorschotting en betaling

Lid 2. Dit lid is toegevoegd omdat er afgelopen jaren (onder de “Uitvoeringsregels subsidieverstrekking peuterplaatsen regulier en VVE”) structureel meer bevoorschot wordt, dan uiteindelijk vastgesteld wordt aan subsidie. In de jaren na invoering van deze regeling wordt opnieuw bekeken, of de bevoorschotting op 100% blijft of dat deze verlaagd wordt.

Artikel 17. Intrekking oude subsidieregeling en overgangsrecht

De “Uitvoeringsregels subsidieverstrekking peuterplaatsen regulier en VVE wordt ingetrokken, maar blijft van kracht voor subsidies die op basis van die subsidieregeling zijn aangevraagd.