Beleidsregel hondenbijtincidenten 's-Hertogenbosch 2025

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 23-01-2025

Intitulé

Beleidsregel hondenbijtincidenten 's-Hertogenbosch 2025

De burgemeester van de gemeente 's-Hertogenbosch;

Overwegende:

  • -

    dat er in de gemeente bijtincidenten met honden plaatsvinden;

  • -

    dat het gewenst is om beleid vast te stellen over de uitleg van artikel 2:23 van de Algemene Plaatselijke Verordening;

Gelet op:

  • -

    de Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikelen 1:3, vierde lid, 4:81, eerste lid en 4:83 en titel 5.3 (herstelsancties);

  • -

    de Gemeentewet (Gemw), artikelen 125 en 172;

  • -

    de Algemene Plaatselijke Verordening ’s-Hertogenbosch 2016 (APV), artikel 2:23;

Besluit:

de Beleidsregel hondenbijtincidenten 's-Hertogenbosch 2025 vast te stellen.

Beleidsregel hondenbijtincidenten 's-Hertogenbosch 2025

Artikel 1 Begripsbepalingen

Licht bijtincident

Van een licht bijtincident is sprake wanneer een hond een mens of een ander dier bijt, maar daarbij geen sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen.

Ernstig bijtincident

Van een ernstig bijtincident is sprake wanneer:

  • a.

    een hond ernstig letsel toebrengt aan een persoon, hond of ander dier;

  • b.

    het bijtincident ernstige gevolgen heeft, doordat een persoon, hond of ander dier overlijdt als direct gevolg van het bijtincident;

  • c.

    meer dan één keer binnen een periode van twee jaar een licht bijtincident plaatsvindt, of;

  • d.

    in ieder ander geval dat door de burgemeester als ernstig wordt aangemerkt mede gelet op de ernstige gevolgen van het bijtincident.

Ernstig letsel

Van ernstig letsel is sprake als bij een persoon, hond of ander dier medische behandeling noodzakelijk is als gevolg van het bijtincident, waaronder begrepen psychosociale behandeling.

Ernstige gevolgen

Van ernstige gevolgen is sprake als een persoon, hond of een ander dier overlijdt als gevolg van een bijtincident of als er sprake is van blijvende invaliditeit of blijvende beperktheid van lichaamsfuncties.

Hinderlijke hond

Een hond, die een licht bijtincident heeft veroorzaakt.

Gevaarlijke hond

Een hond, die vanwege zijn gedrag een hoog risico vormt op het ontstaan van een bijtincident dan wel een ernstig bijtincident heeft begaan.

Aanlijngebod

Aanlijnen van een hond met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, die niet langer is dan 1,50 meter.

Muilkorfgebod

Een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van een mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

Artikel 2 Hinderlijke hond

  • 1.

    De burgemeester acht een hond hinderlijk, in de zin van artikel 2:23 APV, als er sprake is van een licht bijtincident. De burgemeester maakt dit aan de eigenaar of houder van de hond bekend en geeft de eigenaar of houder van de hond een waarschuwing.

  • 2.

    De waarschuwing geldt zolang de hond in leven is en zal bij een herhaling van een bijtincident binnen een periode van twee jaar, leiden tot het gevaarlijk verklaren van de hond.

  • 3.

    De burgemeester kan naast de waarschuwing een aanlijngebod opleggen of een andere passende maatregel voor het houden van de hond.

  • 4.

    Het aanlijngebod geldt zolang de hond in leven is, met uitzondering van artikel 5.

  • 5.

    De eigenaar of houder van de hond kan worden gevraagd maatregelen te treffen om incidenten te voorkomen. Hierbij valt te denken aan een goede afscheiding tussen openbaar terrein en privégebied of een waarschuwingsbord plaatsen bij het perceel.

Artikel 3 Gevaarlijke hond

  • 1.

    De burgemeester acht een hond gevaarlijk, in de zin van artikel 2:23 APV, als er sprake is van een ernstig bijtincident. Afhankelijk van de ernst van het incident, kan worden overgegaan tot het opleggen van een aanlijngebod en/of een aanlijn- en muilkorfgebod.

  • 2.

    Het aanlijn- en muilkorfgebod geldt zolang de hond in leven is, met uitzondering van artikel 5, derde lid.

Artikel 4 Overtreding aanlijn- en muilkorfgebod

Overtreding van het opgelegde aanlijn- en/of muilkorfgebod in artikelen 2 en 3 wordt op grond van artikel 2:23 APV in samenhang bezien met artikel 6:1 APV, bestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 5 Gedragstest

  • 1.

    In opdracht van de eigenaar of houder kan bij de hond een gedragstest worden afgenomen om aan te tonen dat de hond niet hinderlijk of gevaarlijk is. Dit zogenaamde risico-assessment dient altijd te worden afgenomen door een door de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied benoemde gedragskeurmeester dan wel door een andere erkende en door de gemeente goedgekeurde onderzoeker of faculteit.

  • 2.

    De kosten voor het laten uitvoeren van een risico-assessment zijn voor rekening van de eigenaar/ houder van de hond.

  • 3.

    De burgemeester kan op schriftelijk verzoek van de eigenaar/houder van de hond de opgelegde maatregel(en) opheffen, wanneer de eigenaar/ houder van de hond door middel van de in het eerste lid genoemde gedragstest aannemelijk heeft gemaakt dat de hond niet meer hinderlijk of gevaarlijk is.

Artikel 6 Afstand doen of inbeslagname van een gevaarlijke hond

  • 1.

    Als de eigenaar of houder van een hond, welke op grond van artikel 3 van dit beleid door de burgemeester is aangewezen als gevaarlijk, in strijd met de bepalingen in artikel 2:23 APV handelt en vervolgens de hond een nieuw bijtincident veroorzaakt, wordt de eigenaar of houder gevraagd om vrijwillig afstand te doen van zijn hond.

  • 2.

    Wanneer de eigenaar niet vrijwillig afstand doet van zijn hond, kan de burgemeester besluiten tot onvrijwillige inbeslagname van een hond op grond van artikel 5:31 Awb als de in het eerste lid genoemde situatie zich heeft voorgedaan.

  • 3.

    De burgemeester kan ook overgaan tot inbeslagname van de hond wanneer herhaaldelijk het aanlijn- en/of muilkorfgebod niet wordt nageleefd, en sprake is van een ernstige vrees voor het ontstaan van een ernstig bijtincident.

  • 4.

    Bij het in het tweede en derde lid omschreven onvrijwillig in beslag nemen van de hond geeft de burgemeester opdracht de hond te laten onderwerpen aan een gedragstest, conform hetgeen is bepaald onder artikel 5 van deze beleidsregels.

  • 5.

    Wanneer uit de gedragstest, als bedoeld in het vierde lid, blijkt dat de hond niet kan worden teruggeplaatst, resocialiseerbaar, elders herplaatsbaar, of anderszins het risico op bijtincidenten kan worden voorkomen of weggenomen, kan door de burgemeester worden besloten de betreffende hond te (doen laten) laten inslapen door een daartoe bevoegde dierenarts.

  • 6.

    De kosten van vervoer, opvang/verblijf, (medische) verzorging, gedragstest, eventuele overige noodzakelijke kosten na inbeslagname en eventueel de kosten voor het laten inslapen komen volledig voor rekening van de eigenaar/houder van de hond en worden op hem/haar verhaald.

Artikel 7 Inbeslagname bij verstoring openbare orde

De burgemeester is op grond van artikel 172, derde lid Gemeentewet bevoegd om een hond is beslag te nemen bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan.

Artikel 8 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als ‘Beleidsregel hondenbijtincidenten ‘s-Hertogenbosch 2025’.

  • 2.

    De burgemeester kan, in gevallen waarbij toepassing van deze beleidsregel gelet op het te beschermen belang leidt tot onevenredige gevolgen voor belanghebbenden, afwijken van hetgeen in deze beleidsregels is bepaald.

  • 3.

    Dit beleid treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 22 januari 2025

De burgemeester van ’s-Hertogenbosch,

drs. J.M.L.N. Mikkers

Procedure hondenbijtincidenten

  • 1.

    Bijtincidenten worden geregistreerd bij de politie

Inwoners van de gemeente ‘s-Hertogenbosch kunnen bij de politie melding of aangifte doen van een bijtincident. De politie registreert de melding of aangifte en geeft deze door aan de gemeente. Wanneer een aangifte wordt opgenomen, wordt door de politie beoordeeld of strafvervolging mogelijk is.

Elk bijtincident wordt geregistreerd. In de registratie dient minimaal worden vastgelegd:

  • personalia eigenaar/houder;

  • personalia benadeelde partij;

  • personalia eventuele getuige(n);

  • gegevens van bijtende hond inclusief vermelding van ras, chipnummer, roepnaam hond, kopie van paspoort en/of stamboomgegevens;

  • indien van toepassing

    • gegevens slachtoffer;

    • gegevens van gebeten hond, inclusief vermelding van ras, chipnummer, roepnaam hond, kopie paspoort en/of stamboomgegevens;

  • aard en omvang van letsel en schade (indien mogelijk medische gegevens/dossier van (dieren)arts);

  • omstandigheden en aanleiding waaronder de hond heeft gebeten;

  • of de hond mee naar huis is of in beslag is genomen en op welke grond (straf- of bestuursrecht);

  • of er andere of ‘oudere’ meldingen (tot vijf jaar terug) over desbetreffende hond in het systeem aanwezig zijn.

Deze melding wordt vanuit de politie aan de afdeling Openbare Orde en Veiligheid (OOV) van de gemeente doorgegeven.

Soms worden meldingen van bijtincidenten bij de gemeente gedaan. De gemeente zorgt dat meldingen van bijtincidenten voor registratie zo volledig mogelijk worden doorgestuurd naar de politie. De gemeente doet zelf de registratie van de bestuurlijke maatregelen die de burgemeester oplegt. Wanneer de gemeente een verzoek om een aanlijn- en/of muilkorfgebod voor de hond krijgt van een burger, voor de hond van een andere burger, dan vindt er altijd afstemming met de politie plaats.

  • 2.

    Beoordeling bijtincident

Na het verzamelen van de gegevens wordt het incident beoordeeld en gekwalificeerd. Hierbij worden alle feiten en omstandigheden van het bijtincident gewogen om te bepalen of het incident als licht of ernstig moet worden aangemerkt. Dit omvat een beoordeling van het gedrag van de bijtende hond, de eigenaar/houder van de hond en het slachtoffer. Hierbij wordt ook gekeken of de gebeten hond het bijtgedrag heeft uitgelokt, door bijvoorbeeld los te lopen in de directe nabijheid van de bijtende hond of door ander gedrag te vertonen dat het natuurlijke bijtgedrag kan aanwakkeren. Op basis van deze evaluatie legt de burgemeester een passende maatregel op, afgestemd op de ernst van het incident.

2.1 Licht bijtincident

Een licht bijtincident verwijst naar een situatie waarin een hond een persoon of dier bijt, met als gevolg geen of slechts gering letsel, en/of kortdurende pijn, waarvoor geen medische behandeling nodig is (behalve een tetanusprik of andere geadviseerde medicatie).

Bij een licht bijtincident gaat het om oppervlakkige verwondingen, zoals kneuzingen of kleine bijtwondjes in de huid of kleding. Bij een tweede melding van een licht bijtincident binnen twee jaar, wordt het incident geclassificeerd als ernstig. In dat geval kan de hond als gevaarlijk worden beschouwd, wat kan leiden tot het opleggen van een aanlijn- en/of muilkorfgebod.

2.2 Ernstig bijtincident

Een ernstig bijtincident verwijst naar een situatie waarin:

  • a.

    een hond ernstig letsel toebrengt aan een persoon of dier. Van ernstig letsel is sprake wanneer medische behandeling noodzakelijk is als gevolg van het bijtincident. Het gaat bijvoorbeeld om open wonden, inwendig letsel, chirurgisch letsel of letsel waardoor het slachtoffer niet in staat is om te werken of de normale dagelijkse activiteiten uit te voeren;

  • b.

    een persoon of dier overlijdt als direct gevolg van het bijtincident;

  • c.

    een hond meer dan één licht bijtincident veroorzaakt binnen een periode van twee jaar, of;

  • d.

    in elk ander geval waarin de burgemeester het incident als ernstig beoordeelt.

  • 3.

    Maatregelen

3.1 Licht bijtincident

Indien sprake is van een licht bijtincident, dan wordt een waarschuwingsbrief verzonden aan de eigenaar/houder van de hond. Hierin staat dat het vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid onacceptabel is dat een persoon of dier gebeten wordt. Voorts wordt in de waarschuwingsbrief aan de eigenaar/houder van de hond verlangd dat deze alle maatregelen treft om herhaling van een nieuw incident te voorkomen. De burgemeester kan in voorkomende gevallen ook besluiten om een aanlijngebod op te leggen. Tegen een waarschuwingsbrief staat geen bezwaar en beroep open, omdat een waarschuwing geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb.

3.2 Ernstig bijtincident (of twee lichte bijtincidenten binnen twee jaar)

Bij een ernstig bijtincident is het uitgangspunt dat de burgemeester de hond als gevaarlijk verklaart op grond van artikel 2:23 van de Algemene plaatselijke verordening (APV). Dit leidt tot het opleggen van een aanlijn- en muilkorfgebod. De eigenaar of houder ontvangt een voornemen besluit tot gevaarlijkverklaring, waarin de aanleiding wordt beschreven en de voorgenomen maatregelen worden vermeld. Bij een ernstig bijtincident kan de burgemeester ook besluiten tot nader onderzoek, zoals het laten uitvoeren van een gedragstest.

3.3 Zienswijze

De eigenaar of houder van de hond kan binnen twee weken een zienswijze indienen tegen het voorgenomen besluit. Deze termijn kan worden verkort als de burgemeester dit noodzakelijk acht op basis van de feiten en omstandigheden. Wanneer de eigenaar of houder instemt met het voorgenomen besluit, zal de burgemeester het aanlijn- en muilkorfgebod opleggen. Indien de eigenaar of houder het niet eens is, kan hij op eigen kosten een gedragstest laten uitvoeren bij een bevoegde instantie om aan te tonen dat zijn hond niet gevaarlijk is. Het rapport moet rechtstreeks door de toetsende instantie naar de gemeente worden gestuurd. Een risico-assessment moet altijd worden uitgevoerd door een gedragskeurmeester die is benoemd door de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied, of een andere erkende en door de gemeente goedgekeurde onderzoeker of faculteit.

De burgemeester blijft bevoegd om een besluit te nemen tot het opleggen van een aanlijn- en muilkorfgebod, ook wanneer dit besluit afwijkt van het advies van de gedragsdeskundige.

3.4 Besluit tot opleggen van geboden of verboden

Een kort aanlijn- en/of muilkorfgebod wordt in beginsel opgelegd voor onbepaalde tijd. Zodra dit besluit is genomen, moet de hond worden aangelijnd en, indien van toepassing, een muilkorf dragen. Een dergelijk besluit valt onder artikel 1:3 van de Awb, waartegen bezwaar en beroep mogelijk is.

3.5 Bezwaar tegen besluit

De eigenaar/houder kan binnen zes weken, nadat het besluit aan de eigenaar/houder bekend is gemaakt, bezwaar maken tegen het besluit.

  • 4.

    Handhaving

4.1 Boete

Indien een hond als gevaarlijk of hinderlijk is aangemerkt op grond van artikel 2:23 APV, zal toegezien worden op het naleven van het opgelegde aanlijn- en muilkorfgebod. Het overtreden van het aanlijn- en muilkorfgebod is strafbaar gesteld in de APV. Dit betekent dat zowel politieambtenaren als gemeentelijke opsporingsambtenaren een strafbeschikking mogen uitschrijven. Met het beboeten kan directe handhaving plaatsvinden en bestraffen we de overtreder. Tevens wordt hiermee een prikkel afgegeven om normconform gedrag te vertonen.

4.2 Last onder bestuursdwang

Er zijn situaties denkbaar dat het - herhaaldelijk - uitschrijven van een boete niet leidt tot het naleven van artikel 2:23 APV. De hond blijft dan los of zonder muilkorf rondlopen. In dat geval kan de burgemeester overgaan tot het opleggen van een last onder bestuursdwang.

Het opleggen van een last onder bestuursdwang betreft het herstellen in een normale toestand door het ongedaan maken, beëindigen of voorkomen van de overtreding. Bij het opleggen van een last onder bestuursdwang wordt een termijn gegeven waarbinnen de overtreder de hond alsnog dient aan te lijnen en te muilkorven. De termijn is gesteld op 48 uur. Indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, dan zal worden overgegaan tot feitelijk handelen door de hond in beslag te nemen. Daarmee wordt de overtreding effectief beëindigd en nadere overtredingen voorkomen. Tussen het constateren van de overtreding en het daadwerkelijk ingrijpen kan enige tijd zitten nu de eisen van zorgvuldigheid bij het toepassen van bestuursdwang in acht genomen moeten worden.

4.3 Inbeslagname door spoedeisende bestuursdwang

Er kan zich een situatie voordoen dat de situatie dermate spoedeisend is dat de burgemeester de beslissing tot toepassing van bestuursdwang niet tevoren op schrift kan stellen en dit dus achteraf plaatsvindt. De burgemeester is op grond van artikel 5:31, tweede lid Awb bevoegd overtredingen van wettelijke voorschriften met spoed te beletten of te beëindigen. De burgemeester kan overgaan tot inbeslagname van de hond door middel van spoedeisende bestuursdwang als:

  • de eigenaar/houder van een hond die door de burgemeester als gevaarlijke hond is aangewezen, in strijd met artikel 2:23 APV handelt en vervolgens;

  • de hond een nieuw bijtincident veroorzaakt, waarbij sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen en direct optreden wordt verwacht; en

  • de eigenaar/houder van de hond niet vrijwillig afstand doet van de hond.

4.4 Kostenverhaal

In de situatie dat de burgemeester bestuursdwang toepast, zullen de daarmee gepaard gaande kosten verhaald worden op de eigenaar/houder van de hond. Hierbij kan gedacht worden aan de kosten van transport, opslag, noodzakelijke verzorging (voedsel) en het uitvoeren van de gedragstest.

4.5 Inbeslagname bij verstoring van de openbare orde

De burgemeester is op grond van artikel 172, derde lid Gemeentewet bevoegd bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de bevelen te geven die noodzakelijk te achten zijn voor de handhaving van de openbare orde.

De burgemeester is niet bevoegd om de in artikel 172, derde lid Gemeentewet neergelegde bevoegdheid te gebruiken in situaties waarin artikel 2:23 APV voorziet. Het gaat om situaties waarin geen overtreding van wettelijke voorschriften ter bewaring van de openbare orde plaatsvindt, terwijl sprake is van een zodanige inbreuk op orde en rust dat niet meer van een aanvaardbaar niveau kan worden gesproken.

Wanneer de burgemeester besluit tot inbeslagname van de hond op grond van artikel 172, derde lid Gemeentewet, geldt het volgende:

  • 1.

    er sprake is van een verstoring van de openbare orde of van ernstige vrees daarvoor en de inbeslagname is noodzakelijk voor de handhaving van de openbare orde. Er zijn gevoelens van onrust in de omgeving van de hond. Dit kan blijken uit de ingewonnen informatie, bestuurlijke rapportages of uit processenverbaal.

  • Ook het gedrag van de eigenaar/houder van de hond kan hiertoe aanleiding geven. Bijvoorbeeld wanneer de eigenaar/houder van de hond het incident bagatelliseert. Hierdoor ontstaat een gerechtvaardigde vrees voor herhaling. Daardoor blijkt ook dat het probleem niet alleen bij de hond ligt;

  • 2.

    de inbeslagname is strikt noodzakelijk (proportionaliteit) en minder ingrijpende bevoegdheden zouden te kort schieten (subsidiariteit);

  • 3.

    de toepassing moet voortvarend plaatsvinden.

4.6 Kostenverhaal inbeslagname

De kosten die gepaard gaan met de inbeslagname op grond van artikel 172, derde lid Gemeentewet kunnen niet verhaald worden.

4.7 Heroverweging van het aanlijn- en muilkorfgebod

Een aanlijn- en muilkorfgebod wordt in beginsel opgelegd voor onbepaalde tijd. De eigenaar/houder van een hond, die een aanlijn- en muilkorfgebod opgelegd heeft gekregen, kan handelingen verrichten waardoor de burgemeester het besluit heroverweegt. De eigenaar/houder van de hond kan de hond zelf laten onderzoeken door een daartoe gecertificeerde instelling. Dit gebeurt op kosten van de eigenaar/houder. Indien uit het onderzoek blijkt dat de hond geen gevaar meer vormt, of indien de eigenaar/houder en/of hond (een) cursus(sen) heeft/hebben gevolgd, die door de onderzoeker wordt voorgesteld en uit het onderzoek vervolgens blijkt dat de hond geen gevaar meer vormt, kan de burgemeester het besluit tot het opleggen van een aanlijn- en muilkorfgebod van de hond heroverwegen.

De eigenaar/houder van de hond kan een schriftelijk verzoek indienen met het verzoek het besluit te heroverwegen met toevoeging van een schriftelijke rapportage van het onderzoek.

De burgemeester zal het resultaat van het onderzoek meenemen in de heroverweging van het besluit. Mocht de burgemeester bij de heroverweging afwijken van het advies van de onderzoeker, dan zal dit in het besluit worden gemotiveerd.

4.8 Afwijken van beleidsregels

In de beleidsregels is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met bijtincidenten. Deze incidenten zijn afhankelijk van de situatie. In bepaalde gevallen is het voor de burgemeester mogelijk om af te wijken van de beleidsregels, zowel met lichtere maatregelen (bijvoorbeeld alleen een aanlijngebod en geen muilkorfgebod) als met verzwarende maatregelen. Dit betekent dat stappen kunnen worden overgeslagen, dan wel dat een lichtere vorm kan worden gekozen bij het afhandelen van een melding.

Redenen voor lichtere maatregelen kunnen zijn:

  • het gevolgd hebben van een cursus;

  • maatregelen treffen, zoals de hond altijd aangelijnd uitlaten;

  • de reden voor het bijtincident is gelegen in zelfverdediging van de hond.

Redenen voor verzwarende maatregelen kunnen zijn:

  • als de eigenaar/houder het incident bagatelliseert;

  • als de eigenaar/houder de hond heeft aangezet tot bijten.

Wanneer er wordt afgeweken van dit beleid, wordt dit gemotiveerd. Deze mogelijkheid om van het beleid af te wijken is van groot belang, juist omdat een goede afhandeling van een bijtincident afhankelijk is van de specifieke aard en omvang van het incident.

  • 5.

    Strafrechtelijk traject

5.1 Strafrechtelijke inbeslagname van de hond

Wanneer er sprake is van het door de eigenaar/houder aanhitsen tot agressief gedrag of het niet terughouden van een hond, die een mens aanvalt (artikel 425 Wetboek van Strafrecht), kan de politie aangifte opnemen en in een heterdaad situatie (al dan niet in overleg met de officier van justitie) overgaan tot (strafrechtelijke) inbeslagname van de hond. De politie dient altijd te vragen of de eigenaar/houder afstand wil doen van de hond.

5.2 Strafrechtelijke overtreding van een kort aanlijn- en/of muilkorfgebod

Bij overtreding van het aanlijn- en muilkorfgebod in combinatie met een nieuw bijtincident kan de officier van justitie onttrekking van de hond aan het verkeer vorderen. In het uitzonderlijke geval dat tot inbeslagname is overgegaan, gaat het Openbaar Ministerie over tot vervreemden van de hond en zal in het uiterste geval overgaan tot het laten inslapen van de gevaarlijke hond. Het laten inslapen van de gevaarlijke hond gebeurt onder toezicht (direct en op kosten) van verdachte/betrokkene.

  • 6.

    Civielrechtelijk traject

6.1 Civielrechtelijk

Het is mogelijk dat slechts sprake is van een civielrechtelijk schade-incident. De politie wijst de dader en het slachtoffer van het bijtincident op rechten en plichten en adviseert partijen om de schade onderling te regelen.