Beleidsregels gemeentelijke uitvaarten gemeente Urk 2024

Geldend van 17-01-2025 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels gemeentelijke uitvaarten gemeente Urk 2024

1. Inleiding

De wet op de lijkbezorging (hierna aangeduid als Wlb) stelt regels voor wat er moet en mag gebeuren met het lichaam van een overleden persoon. Zo zijn er regels voor de lijkschouwing en identificatie, de voorwaarden waaraan begraving of crematie moet voldoen en de termijn waarbinnen begraving of crematie moet plaatsvinden. Dat is niet eerder dan 36 uur na het overlijden en uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden.

In de Wlb is ook vastgelegd dat als niemand maatregelen neemt om de lijkbezorging te realiseren, de burgemeester van de gemeente waar het lichaam van de overledene zich bevindt daarvoor verantwoordelijk is. De daarna verbonden kosten komen voor rekening van de gemeente. Dat is geregeld in de artikelen 21 en 22 van de Wlb.

In de Wlb zelf is maar weinig geregeld voor de invulling van het werkproces rondom de lijkbezorging. Het is aan de gemeente om keuzes te maken voor wat betreft:

  • De inspanningen die worden gedaan om nabestaanden op te sporen

  • Op welke wijze de uitvaart wordt uitgevoerd

  • Welke maatregelen de gemeente treft om de kosten van de uitvaart te verhalen.

Het is daarom is goed om beleidsregels voor de uitvoering van deze lijkbezorging vast te leggen. Hierbij wordt rekening gehouden met het bewerkstelligen van een sobere maar respectvolle uitvaart en de wettelijke kaders van de Wlb en het erfrecht.

In deze beleidsnotitie zijn de beleidskeuzes benoemd en nader toegelicht. Waar in dit stuk gemeente staat vermeld, betreft het een bevoegdheid van de burgemeester en anders is het college met name genoemd.

1.1 Uitgangspunten uitvaarten door de gemeente

Het uitgangspunt van de Wlb is dat lijkbezorging primair geen taak is van de overheid. Het is een taak van burgers om die zorg te dragen voor elkaar. Daarom zijn de nabestaanden van de overleden in eerste instantie verantwoordelijk voor het (laten) verzorgen van een uitvaart. Deze nabestaanden kunnen ook vrienden, kennissen of buren zijn. Om die reden is in de Wlb nadrukkelijk niet voor gekozen om een specifieke persoon aan te wijzen, die aansprakelijk is voor de lijkbezorging.

Pas als werkelijk niemand in de lijkbezorging voorziet, moet de burgemeester daar zorg voor dragen. De Wlb is dan ook primair bedoeld om de lijkbezorging te regelen van mensen zonder nabestaanden. Zijn er wel nabestaanden, dan moet nagegaan worden of deze bereid zijn opdracht te geven voor de lijkbezorging. Wanneer dit niet het geval is dan is de burgemeester verantwoordelijk. (artikel 21 lid 1 Wlb). De kosten komen dan voor rekening van de gemeente, die het wettelijk recht heeft om deze kosten te verhalen op de nalatenschap en de nabestaanden. Leidend principe van de Wlb is dat de gemeente in het belang van de volksgezondheid en openbare orde zorg draagt voor de lijkbezorging en dat de nabestaanden de kosten voor hun rekening nemen en deze niet afwentelen op de belastingbetaler. Naast een financiële plicht rust er op nabestaanden ook een morele plicht om de uitvaart te verzorgen. Er is voor nabestaanden geen wettelijke verplichting om een uitvaart te verzorgen, maar wel om de kosten daarvan te betalen.

De gemeente heeft de plicht om de akte van overlijden op te maken. De aangifte van overlijden vindt in het algemeen plaats door een uitvaartverzorger. De uitvaartverzorger dient ook al vindt de uitvaart plaats op last van de burgemeester, verlof te vragen van de ambtenaar van de burgerlijke stand (artikel 11 Wlb). Indien er sprake is van een misdrijf wordt het schriftelijk verlof afgegeven door de officier van justitie. Zonder schriftelijk verlof mag niet overgegaan worden tot de lijkbezorging.

1.2 Welke gemeente is verplicht de uitvaart te regelen

Uitgangspunt van de Wlb is dat de burgemeester van de gemeente waar de overledene zicht bevindt op het moment van overlijden en niemand opdracht geeft voor het verzorgen van de uitvaart, de verantwoordelijkheid heeft voor de lijkbezorging. Dan kan dus een andere gemeente zijn dan de gemeente waar de overledene staat ingeschreven. Als er sprake is van een gevonden stoffelijk overschot, dan is de burgemeester van de gemeente waar het stoffelijk overschot wordt gevonden of aan land wordt gebracht verantwoordelijk voor de lijkbezorging.

Voor de uitvoering heeft dit wel gevolgen. Vooral als een bezoek aan de woonruimte van de overleden nodig wordt geacht om te achterhalen of er nabestaanden zijn of het veilig stellen van waardevolle spullen, dan wel het nemen van beheersmaatregelen. Voor het binnentreden van de woning moet een machtiging worden verleend door de burgemeester van de gemeente waar de overledene woonachtig was.

2. Proces

Hoe verloopt het proces van de lijkbezorging, wie start het proces, welke stappen moet de gemeente zetten en welke keuzes moeten worden gemaakt?

Formeel gezien is de burgemeester verantwoordelijk voor de uitvoering van de artikelen 20 tot met 22a Wlb. In de mandaatregeling van de gemeente Urk is dit gemandateerd aan de manager Sociaal domein, met onder mandaat aan de medewerkers van het sociaal domein. De uitvoering van het proces wordt verder belegd bij het team werk en inkomen. De beleidsadviseur en bij diens afwezigheid de kwaliteitsmedewerker/coördinator is verantwoordelijk voor het opstarten van het proces. Team burgerzaken kan een rol spelen als het gaat om het vinden van nabestaanden.

Het proces gaat van start met een melding dat er een overledene is waarover niemand zich ontfermt. Deze melding komt in Urk meestal van de begrafenisvereniging “Draagt elkanders lasten”. De melding kan ook afkomstig zijn van hulpverleners, zoals de huisarts, het verpleeghuis of een woonzorgcentrum, ziekenhuis, politie en dergelijke. Volgens artikel 20 Wlb moet de melding uiterlijk op de derde dag na overlijden worden gedaan. Hierna volgen de volgende stappen:

  • Vaststellen identiteit van de overledene (2.1);

  • Overbrengen overleden naar het mortuarium (2.2);

  • Onderzoek naar de nabestaanden (2.4);

  • Onderzoek naar testament of codicil (2.5);

  • Nabestaanden verzoeken de uitvaart te regelen (2.6);

  • Eventuele beheersmaatregelen (4.2).

Beleidsregel1:De opdracht voor de uitvaart wordt uiterlijk op de vierde werkdag na overlijden gegeven.

Na het overlijden moet de lijkbezorging uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden plaatsvinden. (artikel 16 Wlb). Binnen deze termijn moeten bovengenoemde werkzaamheden plaats vinden. Onder bijzondere omstandigheden is het mogelijk om daarvan af te wijken. De burgemeester heeft de bevoegdheid om een andere termijn te stellen na het raadplegen van een arts. Deze situatie kan aan de orde komen als er een vermoeden is van een niet-natuurlijke dood of als de identiteit van de overledene niet bekend is. Deze mogelijkheid is niet bedoeld voor gevallen waarbij het onderzoek naar de nabestaanden nog niet is afgerond.

2.1 Vaststellen identiteit van de overledene

In de meeste gevallen is de identiteit van de overledene bekend. Stel dat dit niet het geval is, dan wordt dit onderzocht. Aanwijzingen kunnen worden gevonden in documenten of papieren die de overledene bij zich heeft, getuigenverklaringen, vermissingsberichten etc.

Wanneer na een globaal onderzoek nog niet is achterhaald wat de identiteit van de overledene is, dan wordt er celmateriaal afgenomen (artikel 21 lid 3 Wlb). De gemeente blijft verantwoordelijk voor de lijkbezorging ook al kan de identiteit niet worden vastgesteld. In dit geval wordt de overledene op grond van artikel 21 lid 6 begraven.

2.2 Overbrengen overledene naar het mortuarium

Het is ongewenst om een overledene langere tijd op de plek van overlijden te laten liggen.

Beleidsregel 2: Als na melding van overlijden niet snel duidelijk is of en wie opdracht geeft tot lijkbezorging, geeft de gemeente de uitvaartverzorger een verplaatsingsopdracht.

De verplaatsingsopdracht omvat alleen de verplaatsing van de overledene naar het mortuarium en de noodzakelijke eerste verzorging. De verplaatsing wordt uitgevoerd door de uitvaartverzorger Draagt elkanders lasten in Urk. Dit geeft tijd en ruimte voor onderzoek naar eventuele nabestaanden en overleg met hen over de lijkbezorging.

2.3 Binnentreden woning

Het is mogelijk dat de burgemeester wordt gehinderd om uitvoering te geven aan de lijkbezorging, omdat de overledene zich in een afgesloten ruimte bevindt waar geen toegang toe bestaat. Daarin wordt voorzien door artikel 21 Wlb, waar is bepaald dat de burgemeester (of een ambtenaar van de politie) zich zonder toestemming van de bewoner toegang kan verschaffen.

De formulering van artikel 21, lid 2 Wlb is in overeenstemming met de Algemene wet op het binnentreden. De weigering om een stoffelijk overschot af te geven is strafbaar. Dat geldt ook voor het verhinderen of belemmeren van een lijkschouwing.

2.4 Onderzoek naar nabestaanden

Uitgangspunt van de Wlb is dat nabestaanden zorg dragen voor de uitvaart. De Wlb is alleen bedoeld als vangnet voor het geval er geen opdracht wordt gegeven tot lijkbezorging of omdat er geen nabestaanden zijn, of dat deze weigeren de uitvaart te regelen. De gemeente heeft als taak om na te gaan of er nabestaanden zijn die zorg willen dragen voor de lijkbezorging en de bijbehorende kosten.

De afdeling sociaal domein zal het onderzoek uitvoeren met gebruik van de Basisregistratie personen (BRP) en contact zoeken met eventuele nabestaanden. Daarnaast wordt er onderzocht of de overledene een uitkering ontvangt van de gemeente of andere voorzieningen heeft. Ook kan er contact opgenomen worden met een aantal bronnen, zoals politie, maatschappelijk werk, centraal testamentenregister, andere uitkeringsinstanties, werkgevers, buren etc. Nabestaanden zullen zoveel mogelijk telefonisch benaderd worden met het verzoek om zorg te dragen voor de uitvaart.

Voor het bepalen welke nabestaanden het eerst in beeld komen, wordt aangesloten bij het erfrecht (zie artikel 4:10-12 van het Burgerlijk Wetboek).

Beleidsregel 3: Het onderzoek naar nabestaanden strekt zich bij de gemeente Urk niet verder uit dan tot en met de tweede graad van bloed- en of aanverwanten, tenzij er naar het oordeel van de gemeente een bijzondere aanleiding is.

Nabestaanden tot en met de tweede graad zijn:

  • Ouders (1e graad)

  • Kinderen (1e graad)

  • Grootouders (2e graad)

  • Kleinkinderen (2e graad)

  • Broers en zussen (2e graad).

Dit onderzoek kan een tijdrovende klus zijn. Per geval wordt bepaald welke inspanningen daarvoor geleverd worden en binnen welk tijdsbestek dat wordt gerealiseerd. Daarbij wordt als uitgangspunt genomen dat de opdracht voor de lijkbezorging uiterlijk de vierde werkdag na overlijden moet worden gegeven.

Voor het opsporen en benaderen van nabestaanden zijn geen wettelijke voorschriften vastgelegd. Zoals bij iedere wettelijke taak geldt ook in dit geval dat de gemeente zich moet gedragen als een redelijk handelende overheid en zich aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur moet houden, in deze situatie met name het zorgvuldigheidsbeginsel.

Beleidsregel 4: De gemeente Urk verricht uitgebreide en zorgvuldige maar geen bovenmatige inspanningen om nabestaanden op te sporen.

Blijkt uit inspanningen van de gemeente en het onderzoek na de melding dat er vermoedelijk geen opdracht gegeven zal worden door een nabestaande, dan geeft de gemeente opdracht in het kader van de Wlb. De inspanningen die worden geleverd voor het opsporen en benaderen van nabestaanden worden geregistreerd in het dossier. Op deze manier is het mogelijk achteraf verantwoording af te leggen over de geleverde inspanningen aan bijvoorbeeld nabestaanden die zich alsnog melden.

2.5 Onderzoek testament of codicil

Uit een testament kunnen nabestaanden naar voren komen. Ook kan blijken dat er bepaalde vermogensbestanddelen of verplichtingen zijn die van belang zijn voor de afwikkeling van de nalatenschap. Bovendien kan uit het testament blijken op welke wijze de uitvaart plaats moet vinden.

Beleidsregel 5: De gemeente onderzoekt of er sprake is van een testament.

Bij het Centraal Testamentenregister (CTR) in Den Haag kan gratis worden nagegaan of de overledene een testament heeft laten opmaken. Deze informatie wordt vervolgens schriftelijk bevestigd door het CTR.

2.6 Inschakelen notaris of Rijksvastgoedbedrijf Ministerie BZK onbeheerde nalatenschappen.

De gemeente schakelt:

  • a.

    Een notaris in als er sprake is van en testament. De notaris is belast met de uitvoering van het testament. Het kan zo zijn dat de notaris dan de uitvaart verzorgt en zorg draagt voor de afwikkeling van de nalatenschap. Kosten die door de gemeente zijn gemaakt worden bij de notaris ingediend. Een notaris wordt ook ingeschakeld wanneer er sprake is van een vermogen vanaf € 10.000 of een eigen woning en er geen testament aanwezig is. In overleg met de notaris kan er worden besloten om hem te belasten met de afwikkeling van de nalatenschap en/of uitvaart.

  • b.

    Het Rijksvastgoedbedrijf kan ingeschakeld worden wanneer er geen testament is of wanneer dit niet bekend en er een onbeheerde nalatenschap is. Er wordt eerst onderzocht op de nalatenschap werkelijke onbeheerd is. Dat betekent dat er geen erfgenamen zijn, dat zij niet bekend zijn of niet bereid de nalatenschap op zich te nemen. Als er erfgenamen gevonden worden, dan wordt de afhandeling overgelaten aan de erfgenamen of hun vertegenwoordigers. Als er geen erfgenamen gevonden worden dan kan het Rijksvastgoedbedrijf de erfenis afwikkelen. De kosten die de gemeente heeft gemaakt kunnen daar dan ingediend worden.

Beleidsregel 6: De gemeente schakelt een notaris in als er sprake is van een testament of het Rijksvastgoedbedrijf als er sprake is van een onbeheerde nalatenschap.

2.7 Nabestaanden verzoeken de uitvaart te regelen.

Als er uit het onderzoek naar voren komt dat er wel nabestaanden zijn, worden zij verzocht om de uitvaart te verzorgen. De gemeente tracht nabestaanden tot de 2e graad van bloedverwantschap bij voorkeur telefonisch dan wel schriftelijk te benaderen. Ondanks dat de nabestaanden niet verplicht zijn om de uitvaart te verzorgen, is dit wel het uitgangspunt van de Wlb. Nabestaanden zullen hierop worden gewezen en met klem verzocht om de verantwoordelijkheid op zich te nemen.

Beleidsregel 7: Als er nabestaanden bekend zijn tot en met de 2e graad bloedverwantschap, dan verzoekt de gemeente de nabestaanden de uitvaart te verzorgen.

Nabestaanden die vanwege het financiële aspect twijfelen om de uitvaart te verzorgen, kunnen een beroep doen op de bijzondere bijstand. Het is per gemeente verschillend of men in aanmerking komt voor bijzondere bijstand.

Wanneer nabestaanden gedetineerd zijn, of in het buitenland wonen, worden zij niet benaderd. Dat gebeurt alleen als de burgemeester of de gemandateerde ambtenaar oordeelt dat daar een bijzondere aanleiding voor bestaat. Het is in principe niet realistisch om deze persoon te verzoeken om de uitvaart te regelen.

Beleidsregel 8: In afwijking van beleidsregel 7 worden nabestaanden in detentie of wonend in het buitenland (in principe) niet benaderd.

Daarnaast moeten nabestaanden zo snel mogelijk beslissen of ze de uitvaart willen verzorgen. De reactie moet uiterlijk binnen twee dagen worden bevestigd, het liefst schriftelijk of per email. Deze korte termijn wordt gesteld omdat de overledene op de zesde werkdag na overlijden begraven of gecremeerd moet worden. Zodra de nabestaanden aangeven niet de verantwoordelijkheid te willen nemen, dan neemt de gemeente die over.

Er is een mogelijkheid om de kosten op de nabestaanden te verhalen. Bij onderdeel 4.1 wordt dit verder uit gelegd.

2.8 Huisbezoek

Als bureauonderzoek geen of onvoldoende aanknopingspunten biedt, dan kan de gemeente besluiten om de woning van de overledene te doorzoeken. Over een huisbezoek zijn geen regels in de Wlb opgenomen. Er dient altijd eerst een belangenafweging gemaakt te worden tussen de openbare orde en de verantwoordelijkheid voor een correcte lijkbezorging en het respect voor wensen van de overledene.

Het binnentreden van de woning van een overledene waarvan geen nabestaande(n) bekend zijn en de gemeente de uitvaart moet verzorgen kan noodzakelijk zijn en behoort tot de uitvoering van een wettelijke taak. De grondslag hiervoor is artikel 21 (en in een latere fase ook artikel 22) van de Wlb, in combinatie met artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden. In artikel 5:27 lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht is het binnentreden ook benoemd. De burgemeester kan een machtiging afgeven voor het betreden van een woning om een huisbezoek af te leggen.

Beleidsregel 9: De gemeente kan een huisbezoek afleggen als er geen opdracht voor de uitvaart wordt gegeven door nabestaanden.

De Algemene wet op het binnentreden blijft onverkort van toepassing. In die wet zijn de vormvoorschriften geregeld die in acht moeten worden genomen bij het binnentreden van een woonruimte. Dit betekent onder andere dat:

  • Een schriftelijke machtiging door de burgemeester moet zijn afgegeven.

  • Terstond in de woning moet worden binnengetreden.

  • Enkel kan worden binnengetreden door personen die bevoegd zijn.

  • Binnentreden gebeurt met inachtneming van de overige geldende regels, zoals de legitimatieplicht en de verplichting van het binnentreden een verslag op te maken.

Beleidsregel 10: De woonruimte van een overledene wordt alleen betreden voor onderzoek naar informatie, door twee daartoe gemachtigde, ambtenaren van de gemeente, in overleg met de eventuele verhuurder. .

Tijdens het huisbezoek wordt zorgvuldig te werk gegaan. De woonruimte wordt alleen betreden in het bijzijn van een collega, één en ander in overleg met de eventuele verhuurder (voor de sleutel). De bevindingen van het huisbezoek worden direct daarna vastgelegd in een rapportage, eventueel voorzien van foto’s.

2.9 Beheersmaatregelen

Het beheer beperkt zich bij het huisbezoek tot het veiligstellen van bezittingen waaruit de uitvaart kan worden bekostigd, zoals:

  • Belangrijke documenten uit de administratie (uitvaartverzekering, bankafschriften verzekeringspolissen, e.d.)

  • Waardepapieren

  • Sieraden

  • Kostbare verzamelingen (postzegels, munten e.d.)

  • Antiek

  • Contant geld

  • Alles van enige waarde

Geld en waardepapieren worden door de ambtenaren meegenomen en opgeslagen in de kluis van Burgerzaken. Er wordt rapport opgemaakt van de zaken die in de kluis opgeborgen zijn. Persoonlijke bezittingen met een vermoedelijke waarde van meer dan € 1.500 of die te groot zijn om in de kluis te bewaren worden in bewaring genomen op de gemeentewerf of in een te huren ruimte.

Beleidsregel 11: De gemeente beperkt de beheersmaatregelen tot het veiligstellen van bezittingen, waaruit de uitvaart kan worden bekostigd.

Eventuele huisdieren worden naar een veilige plek gebracht. Tot slot worden bederfelijke waren uit de woning verwijderd.

3. De uitvaart

Tot op dit moment heeft niemand opdracht gegeven voor de uitvaart en besluit de gemeente om zorg te dragen voor de uitvaart. De gemeente kan gezien de kosten onderhands aanbesteden bij de keuze voor een uitvaartondernemer. Begrafenisvereniging “Draagt elkanders lasten” is gevestigd op Urk, heeft een rouwcentrum en koeling. De meeste inwoners hebben een naturaverzekering bij deze begrafenisvereniging. De begrafenisvereniging heeft geen mogelijkheid voor crematie. In dat geval wordt een andere uitvaartondernemer in de regio verzocht de crematie uit te voeren.

Beleidsregel 12: De gemeente besteedt de uitvaart onderhands aan bij begrafenisvereniging “Draagt elkanders laten” uit Urk.

3.1 Uitvaartverzekering

De uitvaartondernemer onderzoekt eerst of er sprake is van een verzekering. Het is de taak van de uitvaartondernemer om de kosten van uitvaart eerst uit deze verzekering te vergoeden of de uitvaart te verzorgen uit de naturaverzekering.

Dit doet overigens niets af aan de toepasselijkheid van de Wlb en de mogelijkheid om de kosten te verhalen.

Beleidsregel 13: De gemeente geeft de uitvaartondernemer opdracht te onderzoeken of er sprake is van een verzekering en, indien van toepassing, deze gelden te innen en te verrekenen met de uitvaartfactuur.

3.2 De vorm van de uitvaart

In artikel 18, lid 1 van de Wlb is bepaald dat de lijkbezorging geschiedt overeenkomstig de wens of de vermoedelijke wens van de overledene, tenzij dat redelijkerwijs niet gevergd kan worden. De burgemeester is verantwoordelijk voor de lijkbezorging en dient de wens van de overledene te respecteren voor wat betreft de wijze waarop dit plaatsvindt. Door middel van een codicil, testament of andere bronnen kan een overledene aangeven welke vorm van lijkbezorging moet worden gekozen. De gemeente houdt alleen rekening met de wens van de overleden voor zover dit begraven, cremeren of ter beschikking stellen van de wetenschap betreft. Andere vormen van lijkbezorging zijn wettelijk (artikel 1 Wlb) gezien niet mogelijk.

Binnen de gemeenschap Urk heeft begraven op grond van de geloofsovertuiging de voorkeur van de meeste inwoners. Door te kiezen voor begraven, blijft het voor nabestaanden altijd bovendien mogelijk het lichaam op een andere begraafplaats te laten begraven of te laten cremeren. Crematie is onherroepelijk.

Ter beschikking stellen van de wetenschap kan alleen als de overledene dit uitdrukkelijk heeft vastgelegd (artikel 21 lid 1 Wlb). Afhankelijk van de regelgeving met betrekking tot het accepteren van het lichaam door de wetenschap, kan het zijn dat de wens van de overleden niet gevolgd kan worden. In deze situatie wordt gekozen voor begraven op begraafplaats “De Vormt” in Urk.

Hoewel crematie binnen de gemeente Urk niet gebruikelijk is, moet ook in dit geval rekening gehouden worden met de eventuele wens van de overledene. Wanneer er conform de wens van de overledene gekozen wordt voor cremeren, dient het crematorium de asbus minimaal een maand te bewaren (artikel 59 lid 1 Wlb). Vanwege onderzoek en afhandeling van de uitvaart wordt de asbus 6 maanden bewaard in het crematorium. Wanneer zich geen nabestaanden melden binnen 6 maanden na crematie dan wordt de in overleg met het crematorium uitgestrooid. De asbus wordt alleen aan nabestaanden ter beschikking gesteld, als zij de kosten van de crematie volledig betaald hebben.

Beleidsregel 14: De gemeente gaat bij het ontbreken van concrete aanwijzingen over de wens van de overledene over tot begraven in een algemeen graf op de gemeentelijke begraafplaats “De Vormt”.

De gemeente blijft de rechthebbende van het graf. De grafrust is in onze gemeente15 jaar. Er is geen mogelijkheid tot het plaatsen van een grafmonument. Er worden meerdere mensen die geen familie van elkaar zijn in één graf begraven. Wanneer nabestaanden of derden alsnog een grafmonument of ander gedenkteken op het graf willen plaatsen dan zullen zij rechthebbende op het graf moeten worden. Zij moeten dan eerst de volledige kosten van de uitvaart voldoen. Als er verhaal heeft plaats gevonden gaat het om het nog resterende deel van de kosten. Dit kan uiteraard alleen als er nog geen anderen in het graf begraven zijn.

Wanneer er al een eigen graf van de familie is waarin de overleden begraven kan worden, dan kan van deze beleidsregel worden afgeweken. De opvattingen van de nabestaanden waar iemand begraven zou moeten worden, zijn daarbij niet doorslaggevend.

Bij een begrafenis of crematie in opdracht van de gemeente hebben nabestaanden in principe geen rechten met betrekking tot de wijze waarop de uitvaart plaatsvindt. Het wordt nabestaanden of andere belangstellenden wel toegestaan om bij de uitvaart aanwezig te zijn en om afscheid te nemen in het uitvaartcentrum. Voor nabestaanden is er geen onderhandeling mogelijk voor diensten aanvullend op het dienstenpakket van de uitvaartonderneming.

Beleidsregel 15: De gemeente hanteert het uitgangspunt van de Wet op de lijkbezorging op het gebied van een sobere maar respectvolle uitvaart.

De geloofsgemeenschap waartoe de overledene behoorde of anderen mogen een uitvaartdienst regelen. Deze kan in de eigen kerk of in het rouwcentrum plaats vinden. De gemeente vergoedt eventuele kosten hiervan niet.

Beleidsregel 16: De gemeente vergoedt de volgende kosten:

  • Overbrengen van de overledene van plaats van overlijden naar het rouwcentrum

  • Bespreken, regelen, vervullen wettelijke formaliteiten en algehele begeleiding door de uitvaartleider

  • Opbaren van de overleden

  • Aanschaf van een eenvoudige kist

  • Condoleance of gebruik huiskamer, zonder catering

  • Rouwadvertentie in de plaatselijke krant als algemene kennisgeving

  • Gebruik rouwauto

  • Drager bij begrafenis

  • Begraven in een algemeen graf zonder grafmonument

  • Bij crematie: bewaren as in asbus gedurende zes maanden en verstrooiing op het

Namens de gemeente is de begraafplaatsbeheerder bij de uitvaart aanwezig.

4. Na de uitvaart

De laatste fase van de lijkbezorging kenmerkt zich door het vaststellen van de kosten, het verder onderzoek naar verhaalsmogelijkheden op de nalatenschap en de nabestaanden en eventuele verdere beheersmaatregelen.

4.1. Verhaal van kosten

Het verhalen van kosten is geen verplichting maar een bevoegdheid van het college. Verhaal gebeurt in eerste instantie op de bij de over overledene aangetroffen gelden en goederen, tenzij duidelijk is dat deze aan anderen toebehoren. Hiervoor kan een huisbezoek nodig zijn. Zie hiervoor ook paragraaf 2.8 en 2.9

Beleidsregel 17: De gemeente maakt gebruik van de mogelijkheid om de kosten van de uitvaart te verhalen eerst op de nalatenschap en vervolgens op de nabestaanden.

De kosten worden verhaald op geld en goederen bij de overledene. De kosten kunnen ook verhaald worden op de nalatenschap en de nabestaanden. De verhaalparagraaf 6.5 in de Participatiewet is bij het verhaal van overeenkomstige toepassing.

4.2 Welke kosten kunnen worden verhaald

Over de vraag welke kosten exact op grond van artikel 22 Wlb verhaald kunnen worden, zijn vrijwel geen aanknopingspunten beschikbaar in de wetsgeschiedenis of jurisprudentie.

Vanuit het beginsel dat de lijkbezorging in eerste instantie een particuliere verantwoordelijkheid is, wordt er in het algemeen van uitgegaan dat allerlei bijkomende kosten verhaald kunnen worden, voor zover deze redelijkerwijs gemaakt kunnen worden. Daaronder kunnen ook allerlei regelkosten en/of administratieve kosten worden gebracht, zoals kosten om nabestaanden te vinden, om de woning van de overledene te betreden, kosten van opslag van persoonlijke bezittingen etc.

Uitvoeringskosten worden niet in rekening gebracht. Dit zijn immers kosten die samenhangen met de uitvoering van een wettelijke taak, waarvoor de gemeente gecompenseerd wordt via een algemene uitkering uit het gemeentefonds.

Beleidsregel 18: De gemeente verhaalt de kosten die gemaakt worden voor het veiligstellen van de bezittingen op de nalatenschap en/of de nabestaanden.

Het betreft kosten die redelijkerwijs gemaakt zijn tot een redelijk bedrag .

4.3 Verhaal op goederen en geld bij de overledene

Goederen en geld die bij de overledene zijn aangetroffen na het overlijden, worden benut voor het bekostigen van de lijkbezorging, tenzij blijkt of aangenomen kan worden dat ze aan een ander toebehoren. Het kan gaan om contanten in een portemonnee, waardepapieren, sieraden of persoonlijke bezittingen, die bij een eventueel huisbezoek zijn aangetroffen (zie beleidsregel 11 en paragraaf 2.9).

4.4 Verhaal op de nalatenschap

Onder nalatenschap wordt verstaan het geheel van bezittingen en schulden dat de overledene nalaat. Onder bezittingen allen ook uitkeringen die nog worden verstrekt na het overlijden. De schulden die de overledene nalaat, vallen in beginsel in de nalatenschap (zoals belastingschulden en vorderingen van de gemeente door teveel ontvangen bijstand). Deze schulden moeten als eerste, naar gelang van hun preferentie uit de nalatenschap worden voldaan. Vervolgens worden de kosten van de uitvaart uit de resterende nalatenschap betaald ( zie artikel 4:7 eerste lid Burgerlijk wetboek). De nalatenschap vormt zolang deze niet is aanvaard , een van de erfgenamen afgescheiden vermogen.

Beleidsregel 19: De gemeente verhaalt de kosten van de uitvaart op de nalatenschap als de gelden en bezittingen van de overledene een onvoldoende waarde vertegenwoordigen.

Na zuivere aanvaarding vloeit de nalatenschap, inclusief de schulden, samen met het vermogen van de betreffende erfgenaam. Het is denkbaar dat de nalatenschap in dat geval beneficiair wordt aanvaard of wordt verworpen. Daarnaast kan er sprake zijn van een onbeheerde nalatenschap. Of hier sprake van is, kan worden nagevraagd bij de griffie van de rechtbank. Een beneficiair aanvaarde nalatenschap brengt met zich mee dat de erfgenamen niet persoonlijk aansprakelijk zijn voor de schulden van de overledene als blijkt dat de nalatenschap onvoldoende is om deze schulden te voldoen.

Is een nalatenschap beneficiair aanvaard of is er een onbeheerde nalatenschap dan wordt vaak een vereffenaar benoemd. Deze is verantwoordelijk voor het voldoen van de schulden, waaronder ook de kosten van de uitvaart. Bij een (beneficiair) aanvaarde nalatenschap wordt deze taak uitgevoerd door een executeur testamentair (als er een testament is) of een erfgenaam.

Van een onbeheerde nalatenschap is sprake als er na het overlijden

  • Geen erfgenamen zijn, of

  • Als niet bekend is of er erfgenamen zijn, of

  • Als de wel bekende erfgenamen de nalatenschap onbeheerd laten en een executeur ontbreekt.

4.3.1 Verhaal op een aanvaarde nalatenschap

Is de nalatenschap (eventueel beneficiair) aanvaard, dan worden de kosten van de uitvaart in rekening gebracht bij de betreffende erfgena(a)m(en) of bij de executeur of bij de notaris. Als er een vereffenaar is benoemd dan kunnen de kosten bij hem worden ingediend. Deze kosten zijn schulden van de nalatenschap die daaruit met voorrang moeten worden voldaan (conform artikel 4:7 en 4:184 BW). Bezittingen die door de gemeente in beheer zijn genomen (bijv. sieraden of waardepapieren) moeten aan de erfgenamen/notaris/vereffenaar overhandigd worden.

Het zuiver aanvaarden van een erfenis kan gebeuren met een notariële akte, maar kan ook stilzwijgend, bijvoorbeeld door het gebruik van goederen van de nalatenschap. Beneficiaire aanvaarding (aanvaarding onder voorrecht boedelbeschrijving) en verwerping van de nalatenschap moeten door een schriftelijke verklaring bij de rechtbank plaatsvinden.

Gedurende drie maanden na het overlijden kan op goederen van de nalatenschap, die (nog) niet zuiver is aanvaard, geen verhaal worden genomen (artikel 4:185 eerste lid BW).

Bij beneficiaire aanvaarding en verwerping (door alle erfgenamen) kunnen de schulden van de nalatenschap slechts worden voldaan door een executeur testamentair (als er een testament is) of een vereffenaar, die door de rechtbank is benoemd (artikel 4:203 en 204 BW).

Voor verhaal op de nalatenschap is paragraaf 6.5 Participatiewet, “voor zover mogelijk” van overeenkomstige toepassing. Er wordt schriftelijk een verhaalsbeschikking opgesteld, met daarin een kostenopgaaf, die wordt verstuurd naar de nabestaanden. Is iemand anders vereffenaar of executeur of is de afwikkeling in handen van een notaris gesteld, dan kan de factuur worden aan diegene worden verzonden met het verzoek toe uitbetaling over te gaan. Evenals voor verhaal van bijstand, geldt dat de verhaalsbeslissing niet geëxecuteerd kan worden, tenzij de rechtbank de verhaalsvordering heeft vastgesteld. In de Wlb is geen bijzonder voorrecht of titel vastgelegd ten aanzien van verhaal van kosten van lijkbezorging. De toepassing van paragraaf 6:5 Participatiewet “voor zover mogelijk” brengt onder andere met zich mee dat artikel 62g lid 2 van toepassing af. De gemeente gaat over tot verhaald in rechte, als de vordering bestreden wordt. Artikel 62h dat de verzoekschriftprocedure regelt is dan eveneens van toepassing.

4.3.2 Een onbeheerde nalatenschap

Als er sprake is van een onbeheerde nalatenschap, dat gaat de gemeente Urk zelf over tot verhaal van de kosten van lijkbezorging. Ook het Rijksvastgoedbedrijf kan hier een rol in spelen. Vooral in meer complexe situaties zoals erfgenamen die in het buitenland wonen is het aan te raden om de afdeling “Onbeheerde nalatenschappen”.

Formeel gesproken kan de gemeente de kosten van lijkbezorging niet zelf invorderen of verhalen op de nalatenschap door bezittingen van de overledene te gelde te maken (verkoop bezittingen) of door uitgaven te verrekenen met inkomsten of vermogen (bijv. banksaldi of uitkeringen) of door banken en verzekeringsmaatschappijen te verplichten tegoeden over te maken op rekening van de gemeente. De gemeente is immers niet benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap en een executoriale titel ontbreekt. Toch is de praktijk dat veel gemeenten dit wel doen vanuit het perspectief dat de nalatenschap vaak onbeheerd zal blijven. Het te gelde maken van bezittingen is een effectieve kostenverrekening en het risico van een dergelijke handelwijze is beperkt. De gemeente Urk conformeert zich aan deze gedragslijn.

Beleidsregel 20: De gemeente verrekent voor zover mogelijk zelf de kosten van de uitvaart met inkomsten of tegoeden bij banken en verzekeringsmaatschappijen van de overledene.

Banksaldi worden opgevraagd en verzocht wordt aanwezige positieve saldi over te boeken. Soms vindt nog nabetaling van uitkeringen plaats, bijvoorbeeld de laatste uitkering, opgebouwde vakantietoeslag of bijzondere bijstand. Als de gemeente zelf de uitkeringsverstrekker is vindt verrekening plaats. Gaat het om een andere instantie, dan wordt verzocht om uitkeringen naar de gemeente over te boeken. Verzekeringspolissen waarbij de overledene de begunstigde is, kunnen soms te gelden worden gemaakt etc.

4.6 Verhaal op de nabestaanden

Als er na verhaal op de nalatenschap nog kosten voor lijkbezorging voor rekening van de gemeente blijven, dan worden deze kosten verhaald op bloed- en aanverwanten tot in de tweede graad. Het gaat om nabestaanden die volgens de artikelen 1:393, 1:394 tot en met 396 van het Burgerlijk Wetboek tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest. Paragraaf 6:5 Participatiewet is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing. Niet van belang is dat de nalatenschap (eventueel beneficiair) aanvaard is of verworpen.

Bloed- en aanverwanten zijn volgens artikel 1:392 BW:

  • De ouders

  • De kinderen

  • Behuwd kinderen, schoonouders en stiefouders

Bloedverwanten uit de 2e graad zijn niet verplicht tot het verstrekken van levensonderhoud, maar kunnen omdat zij erfrecht hebben, wel worden aangeschreven om de gemaakte kosten te verhalen.

De gemeente kan de kosten van lijkbezorging, volgens de jurisprudentie, verhalen op bloed- en aanverwanten naar de mate van hun erfrechtelijk aandeel. Dat betekent dat als er drie kinderen zijn, ieder kind voor een derde deel aansprakelijk is.

Voor dat deel kan ook bijzondere bijstand worden aangevraagd als de erfgenaam over onvoldoende middelen beschikt.

Beleidsregel 21: De gemeente Urk maakt geen gebruik van de bevoegdheid om te verhalen op behuwd kinderen, schoonouders en stiefouders.

De gemeente beschouwt deze familieleden niet als direct nabestaanden en ziet het dan ook niet als hun burgerplicht, zoals verwoord in de Wlb om de kosten van de uitvaart te betalen.

De beleidsvrijheid om al dan niet, de kosten van de uitvaart en/of de kosten om bezittingen veilig te stellen te verhalen, brengt mee dat onder bijzondere omstandigheden kan worden besloten om niet te gaan verhalen. Uitgangspunt is dat de kosten worden verhaald.

Bijzondere omstandigheden zijn bijvoorbeeld situaties, waarin verhaal op de nabestaanden een ernstige inbreuk zijn op de levenssfeer door verstoorde familierelatie, onvermogen bij de persoon waarop verhaald zou kunnen worden of te hoge kosten in relatie met de opbrengsten. De algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn van toepassing.

Beleidsregel 22: De gemeente verhaalt de kosten niet als het verhaal een ernstige inbreuk op de levenssfeer betekent voor die nabestaande.

4.7 Afronding beheersmaatregelen

Bij de afwikkeling van de nalatenschap worden ook de beheersmaatregelen afgerond. Bezittingen, die veilig zijn gesteld worden verkocht.

5. Beslissingsbevoegdheid

Als zich een situatie voordoet waardoor afgeweken moet worden, of als er verschil van mening is over de uitleg, van een beleidsregel, beslist de burgemeester, of als het haar bevoegdheid betreft het college van burgemeester en wethouders.

6. Bijlagen

De bijlagen maken onverkort deel uit van deze beleidsregels

Bijlage 1: Alle beleidsregels op een rij

Bijlage 2: Relevante wetsartikelen Wlb en Participatiewet

7. Citeertitel en Inwerkingtreding

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: “Beleidsregels uitvoeringen uitvaart op kosten van de gemeente Urk en treden in werking de dag na bekendmaking.

Ondertekening

Bijlage 1: Alle beleidsregels op een rij

  • 1.

    De opdracht voor de uitvaart wordt uiterlijk op de vierde werkdag na overlijden gegeven.

  • 2.

    Als na melding van overlijden niet snel duidelijk is of en wie opdracht geeft tot lijkbezorging, geeft de gemeente de uitvaartverzorger opdracht voor het verplaatsen van de overledene en de eerste verzorging, maar nog niet voor de hele uitvaart..

  • 3.

    Het onderzoek naar nabestaanden strekt zich bij de gemeente Urk niet verder uit dan tot en met de tweede graad van bloed- en of aanverwanten, tenzij er naar het oordeel van de gemeente een bijzondere aanleiding is.

  • 4.

    De gemeente Urk verricht uitgebreide en zorgvuldige maar geen bovenmatige inspanningen om nabestaanden op te sporen.

  • 5.

    De gemeente onderzoekt of er sprake is van een testament.

  • 6.

    De gemeente schakelt een notaris in als er sprake is van een testament of het Rijksvastgoedbedrijf als er sprake is van een onbeheerde nalatenschap.

  • 7.

    Als er nabestaanden bekend zijn tot en met de 2e graad bloedverwantschap, dan verzoekt de gemeente de nabestaanden de uitvaart te verzorgen.

  • 8.

    In afwijking van beleidsregel 7 worden nabestaanden in detentie of wonend in het buitenland (in principe) niet benaderd.

  • 9.

    De gemeente kan een huisbezoek afleggen als er geen opdracht gegeven is voor de uitvaart door de nabestaanden

  • 10.

    De woonruimte van een overledene wordt alleen betreden voor onderzoek naar informatie door twee daartoe gemachtigde, ambtenaren van de gemeente, in overleg met de eventuele verhuurder.

  • 11.

    De gemeente beperkt de beheersmaatregelen tot het veiligstellen van bezittingen, waaruit de uitvaart kan worden bekostigd.

  • 12.

    De gemeente besteedt de uitvaart onderhands aan bij begrafenisvereniging “Draagt elkanders laten” uit Urk.

  • 13.

    De gemeente geeft de uitvaarondernemer de opdracht te onderzoeken of er sprake is van een begrafenisverzekering en deze gelden te innen en te verrekenen met de factuur voor de uitvaart.

  • 14.

    De gemeente gaat bij het ontbreken van concrete aanwijzingen over de wens van de overledene over tot begraven in een algemeen graf op de gemeentelijke begraafplaats “De Vormt”.

  • 15.

    De gemeente hanteert het uitgangspunt van de Wet op de lijkbezorging op het gebied van een sobere maar respectvolle lijkbezorging.

  • 16.

    De gemeente vergoedt de volgende kosten:

    • Overbrengen van de overledene van plaats van overlijden naar het rouwcentrum

    • Bespreken, regelen, vervullen wettelijke formaliteiten en algehele begeleiding door de uitvaartleider

    • Opbaren van de overleden

    • Aanschaf van een eenvoudige kist

    • Condoleance of gebruik huiskamer, zonder catering

    • Rouwadvertentie in de plaatselijke krant als algemene kennisgeving

    • Gebruik rouwauto

    • Drager bij begrafenis

    • Begraven in een algemeen graf zonder grafmonument

    • Bij crematie: bewaren as in asbus gedurende zes maanden en verstrooiing op het terrein van het crematorium.

  • 17.

    De gemeente maakt gebruik van de mogelijkheid om de kosten van de uitvaart te verhalen eerst op de nalatenschap en vervolgens op de nabestaanden.

  • 18.

    De gemeente verhaalt de kosten die gemaakt worden oor het veiligstellen van de bezittingen op de nalatenschap en/of de nabestaanden.

  • 19.

    De gemeente verhaalt de kosten van de uitvaart op de nalatenschap als de gelden en bezittingen van de overledene een onvoldoende waarde vertegenwoordigen.

  • 20.

    De gemeente verrekent voor zover mogelijk zelf de kosten van de uitvaart met inkomsten of tegoeden bij banken en verzekeringsmaatschappijen van de overledene.

  • 21.

    De gemeente ziet af van verhaal op de nabestaanden, als het verhalen een ernstige inbreuk op de levenssfeer van die nabestaande veroorzaakt.

  • 22.

    De gemeente Urk maakt geen gebruik van de bevoegdheid om te verhalen op behuwd kinderen, schoonouders en stiefouders.

Bijlage 2: Relevante wetsartikelen Wlb en Participatiewet

Artikel 11 Wlb

Geen begraving of crematie van een lijk geschiedt zonder schriftelijk verlof van de ambtenaar van de burgerlijke stand, dat kosteloos wordt afgegeven. Het formulier voor dit verlof wordt door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vastgesteld.

Artikel 16 Wlb

Begraving of crematie geschiedt niet eerder dan 36 uren na het overlijden en uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden.

Artikel 20 Wlb

Ingeval niemand maatregelen neemt tot lijkschouwing of lijkbezorging in overeenstemming met de wet, waarschuwt degene, die het lijk onder zijn berusting heeft, de burgemeester en wel uiterlijk op de derde dag na het overlijden.

Artikel 21 Wlb

  • 1.

    Indien niemand voorziet in de lijkschouwing en lijkbezorging in overeenstemming met de wet, draagt de burgemeester daarvoor zorg. Aan hoofdstuk V wordt in dat geval geen toepassing gegeven, tenzij de overledene zijn lijk uitdrukkelijk tot ontleding heeft bestemd.

  • 2.

    Indien de toepassing van het voorgaand lid wordt verhinderd, doordat het lijk zich in een woning bevindt en de afgifte van het lijk of de toegang tot de woning wordt geweigerd, heeft de burgemeester of een ambtenaar van politie toegang tot die woning zonder toestemming van de bewoner, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.

  • 3.

    Indien de identiteit van het lijk niet kan worden vastgesteld, draagt de burgemeester er, uitsluitend ten behoeve van de identificatie en opsporing van vermiste personen, zorg voor dat door of onder verantwoordelijkheid van een arts daarvan lichaamsmateriaal wordt afgenomen.

  • 4.

    Zo nodig kan tevens door of onder verantwoordelijkheid van een arts onderzoek in het lichaam worden verricht of een gebitsstatus worden opgemaakt of kunnen door een daartoe bevoegde ambtenaar van politie afdrukken van lichaamsdelen worden afgenomen.

  • 5.

    Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing indien het de burgemeester bekend is dat daarin genoemde handelingen al in opdracht van de officier van justitie hebben plaatsgevonden.

  • 6.

    Een lijk als bedoeld in het derde lid wordt begraven.

Artikel 22 Wlb

De kosten, verbonden aan de bezorging van lijken waarvoor de burgemeester zorg draagt, daaronder begrepen lijken die uit zee worden aangebracht, komen ten laste van de gemeente. Voor zover zij door de bij de lijken gevonden, niet klaarblijkelijk aan anderen toebehorende goederen of gelden niet kunnen worden gedekt, kan de gemeente die kosten verhalen op de nalatenschap en, bij ongenoegzaamheid van deze, op de bloed- en aanverwanten, die krachtens de artikelen 392-396 van Boek I van het Burgerlijk Wetboek tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest, dan wel de reder indien en voor zover kosten van de lijkbezorging op grond van artikel 416 Wetboek van Koophandel voor diens rekening komen. Paragraaf 6.5 van de Wet werk en bijstand is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 22a Wlb

  • 1.

    Indien een lijk is besmet met een infectueus of giftig agens of een infectueuze of giftig stof, of een gegrond vermoeden daarvan bestaat, waardoor een ernstig gevaar voor de volksgezondheid kan ontstaan, kan de burgemeester, na advies van de gemeentelijke gezondheidsdienst, bedoeld in artikel 17 van de Wet publieke gezondheid, maatregelen treffen om dit gevaar af te wenden.

  • 2.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde in het eerste lid zijn belast de ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.

Artikel 59 lid 1 Wlb

De houder van het crematorium draagt zorg voor de bewaring van een asbus gedurende minimaal een maand na het bergen van de as in de bus.

Artikel 80 lid 8 Wlb

Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft: het verhinderen of belemmeren van een lijkschouwing dan wel een poging daartoe.

Artikel 81 lid 2 Wlb

Met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie wordt gestraft: de weigering tot afgifte van een lijk als bedoeld in artikel 21, tweede lid.