Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR734207
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR734207/1
Verordening Jeugdhulp gemeente Opmeer 2025
Geldend van 16-01-2025 t/m heden
Intitulé
Verordening Jeugdhulp gemeente Opmeer 2025De gemeenteraad van de gemeente Opmeer;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Opmeer;
gelet op artikel 108, tweede lid en artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet;
gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet;
besluit vast te stellen de:
Verordening Jeugdhulp gemeente Opmeer 2025
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
-
1. In deze verordening wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende soorten voorzieningen:
- a.
algemene voorziening: voorziening op grond van de Jeugdwet die rechtstreeks toegankelijk is zonder toegangsbeoordeling of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling.
- b.
andere voorziening: voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, niet vallend onder de Jeugdwet.
- c.
individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening die door het college in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt op basis van een besluit.
- d.
overige voorziening: overige jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 2 Lokale algemene voorzieningen.
- e.
gebruikelijke hulp: de hulp en zorg die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de partner, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten die tot de leefeenheid van de inwoner behoren.
- f.
eigen kracht: het vermogen van een inwoner om zelf of met zijn of haar netwerk tot een niveau van zelfredzaamheid of maatschappelijke participatie te komen.
- a.
-
2. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verder verstaan onder:
- a.
arrangement: een combinatie van een ondersteuningsprofiel en intensiteit. Het arrangement is daarmee gekoppeld aan een bepaalde zwaarte van hulp/ondersteuning en aan een daarvoor realistisch tarief;
- b.
doel: een concrete actie hoe het resultaat behaald kan worden. Doelen worden opgesteld om toe te werken naar dat gewenste resultaat;
- c.
familiegroepsplan: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren;
- d.
intensiteit: de mate van ondersteuningsbehoefte en benodigde inzet die nodig is om het gewenste resultaat te bereiken. De intensiteiten zijn gekoppeld aan de ondersteuningsprofielen;
- e.
specialistische jeugdhulp: individuele voorziening zoals bedoeld in artikel 1 onder c zijnde voorzieningen voor jeugdhulp die een intensieve aanpak en/of hoge dan wel specifieke expertise vragen;
- f.
Hoog-specialistische jeugdhulp: individuele voorzieningen zoals bedoeld in artikel 1 onder c zijnde voorzieningen voor jeugdhulp die een zeer intensieve aanpak en/of zeer hoge dan wel specifieke - vaak multidisciplinaire - expertise vragen;
- g.
lokale toegang: de voorziening die een gemeente heeft ingericht om hulp/ondersteuning te bieden aan jeugdige of gezin en tevens de lokale toegang tot (hoog)specialistische jeugdhulp.
- h.
ondersteuningsprofiel: de aard van de ondersteuningsbehoefte van de inwoner gecategoriseerd in verschillende profielen.
- i.
perspectiefplan: een plan waarin de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige of het gezin is vastgelegd samen met de resultaten en hoe deze te bereiken. Hierin wordt op verschillende leefgebieden de situatie in kaart gebracht om een effectieve ondersteuning voor de jeugdige of het gezin mogelijk te maken;
- j.
persoonsgebonden budget (pgb): bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten en andere maatregelen die behoren tot een individuele voorziening, en die een jeugdige en/of zijn ouder(s) van een derde heeft betrokken.
- k.
resultaat: de uitkomst van de ingezette hulp/ondersteuning welke staat omschreven in een perspectiefplan;
- l.
wet: Jeugdwet
- a.
-
3. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de Regeling jeugdwet en de Algemene wet bestuursrecht.
Hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen/overige voorzieningen
Artikel 2. Lokale algemene voorzieningen/ overige voorzieningen
-
1. Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een algemene voorziening.
-
2. De volgende vormen van algemene voorzieningen zijn beschikbaar:
- a.
ondersteuning vanuit het wijkteam
- b.
algemeen- en schoolmaatschappelijk werk
- c.
jongerenwerk
- d.
opvoed- en opgroei ondersteuning
- e.
voorlichting, vrij toegankelijke cursussen en trainingen
- a.
-
3. Jeugdigen en ouders kunnen een beroep doen op onafhankelijk cliëntondersteuning
Hoofdstuk 3 Individuele voorzieningen
Artikel 3. Lokale Soorten individuele voorzieningen
-
1. In aanvulling op de algemene voorzieningen draagt het college zorg voor de beschikbaarheid van de volgende vormen van een individuele voorziening:
- a.
Specialistische jeugdhulp: dit betreft alle ambulante jeugdhulp en jeugdhulp met (kortdurend) verblijf, niet zijnde dyslexiezorg, pleegzorg of hoog-specialistische jeugdhulp. Specialistische jeugdhulp wordt toegekend in de vorm van een arrangement of pgb.
- b.
Ambulante jeugdhulp betreft jeugdhulp die op vaste of onregelmatige tijden plaats vindt bij de jeugdige thuis, op locatie van de aanbieder of elders (school, kinderdagverblijf e.d.).
- c.
Bij Jeugdhulp met (kortdurend) verblijf verblijft een jeugdige in een (open) instelling.
- a.
-
2. De volgende drie vormen van specialistische jeugdhulp vallen niet binnen bovengenoemde arrangementen en kunnen apart toegekend worden.
- a.
Dyslexiezorg: ondersteuning voor jeugdigen met (een vermoeden van) ernstig enkelvoudige dyslexie (EED), in de vorm van dyslexieonderzoek en/of behandeling.
- b.
Pleegzorg: ondersteuning waarbij pleegouders de jeugdige verblijf, verzorging en opvoeding bieden in combinatie met professionele begeleiding van het pleegkind, de pleegouders en de biologische ouders door een pleegzorgaanbieder.
- c.
Hoog-specialistische jeugdhulp: dit betreft zeer complexe, intensieve specialistische jeugdhulp, waarbij een klinische achtervang noodzakelijk en 24/7 beschikbaar is. Er is sprake van meervoudige ernstige problematiek, die vraagt om een multidisciplinaire aanpak uit meerdere vormen van jeugdhulp.
- a.
-
3. De ondersteuningsprofielen en intensiteiten worden nader toegelicht in de door het college vast te stellen nadere regels.
Hoofdstuk 4 Toegang individuele voorzieningen
Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag
Het college stelt bij nadere regeling regels vast met betrekking tot de toegang tot de jeugdhulp, waarbij het genoemde in artikel 5, 6 en 7 in acht wordt genomen.
Artikel 5. Toegang jeugdhulp via een wettige verwijzer
-
1. Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder.
-
2. De jeugdhulpaanbieder stelt, in samenspraak met de jeugdige en/of zijn ouders een perspectiefplan op. De jeugdhulpaanbieder kan daarin inbreng vanuit de informatie vanuit de verwijzer of vanuit eigen onderzoek en/of instrumenten toevoegen. Het perspectiefplan wordt beoordeeld door de lokale toegang.
-
3. Als de jeugdige en/of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 13.
Artikel 6. Toegang ernstige enkelvoudige dyslexie (EED) via het onderwijs
-
1. Het college draagt zorg voor de inzet van ernstige enkelvoudige dyslexie (EED) na een verwijzing door de school. Deze zorg wordt alleen verstrekt als en voor zover de betreffende jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat het gaat om EED volgens landelijk protocol voor de kwaliteitseisen van het Nederlands Kwaliteitsinstituut Dyslexie. Het college kan in nadere regels voorwaarden stellen voor de inzet van EED
-
2. Als de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 13.
Artikel 7. Toegang jeugdhulp via rechter of gecertificeerde instelling
-
1. Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van jeugdreclassering.
-
2. De gecertificeerde instelling stelt in samenspraak met de jeugdige en/of zijn ouder(s), een perspectiefplan op. De gecertificeerde instelling kan daarin inbreng vanuit informatie van eigen onderzoek en/of instrumenten toevoegen. Het perspectiefplan wordt beoordeeld door de lokale toegang.
-
3. Als de jeugdige en/of zijn ouder(s) hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 13.
Artikel 8. Toegang tot Hoogspecialistische Jeugdhulp
Toegang tot hoog-specialistische jeugdhulp kan alleen worden toegekend wanneer specialistische jeugdhulp niet mogelijk of toereikend is. Voor de beoordeling is er een positief advies van het regionaal adviesteam HS nodig.
Hoofdstuk 5. Behandeling aanvraag criteria voor een individuele voorziening
Artikel 9. Het gesprek, de aanvraag en het perspectiefplan
-
1. Het college stelt, middels het stappenplan van de Centrale Raad van Beroep, in één of meer gesprek(ken) samen met de jeugdige en/of zijn ouders ten behoeve van de aanvraag vast:
- a.
wat de hulpvraag is en met welke beperkingen en kwaliteiten van de jeugdige en het gezin, op de verschillende leefgebieden, rekening gehouden moet worden om de hulpvraag te beantwoorden;
- b.
wat de jeugdige, zijn ouders en het sociale netwerk zelf kunnen doen om de hulpvraag te beantwoorden;
- c.
of en welke ondersteuning nodig is vanuit de algemene voorzieningen;
- d.
of en welke extra ondersteuning nodig is in de vorm van een individuele voorziening;
- •
voor zover het onderzoek naar de nodige in te zetten individuele voorziening specifieke deskundigheid vereist, kan de lokale toegang externe deskundigen om advies vragen.
- •
- e.
op welke wijze de ondersteuning bedoeld onder b, c en d wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;
- f.
wat de doelen (beoogde resultaten) zijn van de ondersteuning.
- a.
-
2. De jeugdige en zijn ouders worden gewezen op de mogelijkheden van een familiegroepsplan. De gemeente draagt zorg voor het faciliteren en bekostigen hiervan.
-
3. Wanneer de jeugdige en/of zijn ouders reeds een familiegroepsplan hebben opgesteld, vormt dit het uitgangspunt voor het gesprek zoals beschreven in het eerste lid.
-
4. Het wijkteam en de jeugdige en/of zijn ouders leggen de zaken genoemd in het eerste lid vast in een perspectiefplan dat door de jeugdige en/of zijn ouders wordt ondertekend.
-
5. In het perspectiefplan worden afspraken opgenomen over het moment en de wijze waarop de resultaten van het perspectiefplan met de jeugdige en/of zijn ouders, het wijkteam en de jeugdhulpaanbieder worden besproken.
-
6. Het ondertekende perspectiefplan, dan wel de inhoud van een gespreksverslag, wordt door het wijkteam opgeslagen in het registratiesysteem.
-
7. Het ondertekende perspectiefplan wordt, voor zover van toepassing voor een effectieve uitvoering van de individuele voorziening, door de jeugdige en/of zijn ouders, of in voorkomende gevallen door het wijkteam, gedeeld met de betrokken jeugdhulpaanbieder met inachtneming van de geldende privacyregelgeving.
-
8. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de inhoud van en de wijze waarop het gesprek zoals bedoeld in dit artikel wordt gevoerd.
-
9. Indien blijkt dat het gaat om een spoedeisende situatie treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke voorziening.
Artikel 10. Aanspraak op individuele voorzieningen
-
1. Jeugdigen of ouders kunnen slechts in aanmerking komen voor een individuele voorziening voor zover zij geen (afdoende) oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag:
- a)
binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen (eigen kracht), waaronder in ieder geval wordt verstaan:
- I.
gebruikelijke hulp van ouders en hulp van andere personen uit het sociale netwerk;
- II.
het aanspreken van een aanvullende verzekering die is afgesloten.
- I.
- b)
door, al dat niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een algemene voorziening of een voorliggende voorziening.
- a)
-
2. Als een individuele voorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de meest passende voorziening.
-
3. Het college verleent geen individuele voorziening als het hulpverleningstraject waarvoor de jeugdige en/of de ouders die voorziening vragen op het moment van aanvraag al is afgerond.
-
4. Indien de aanvraag betrekking heeft op kosten voor jeugdhulp die de jeugdige of zijn ouder voorafgaand aan de aanvraag al heeft gemaakt, kan het college hier slechts een voorziening voor verstrekken:
- a)
op het moment van de aanvraag nog steeds sprake is van opgroei- of opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen waarvoor de hulp is ingezet en;
- b)
voor zover het college achteraf nog kan beoordelen of sprake was van een noodzakelijke en passende voorziening
- a)
-
5. De voorziening als bedoeld in het derde lid kan slechts betrekking hebben op gemaakte kosten over een periode van maximaal drie maanden vóór de aanvraag.
-
6. Het college kan nadere regels stellen ter verdere uitwerking van de criteria, zoals genoemd in het eerste lid.
Artikel 11. Gebruikelijke hulp en eigen kracht
-
1. Gebruikelijke hulp is de normale, dagelijkse hulp en zorg die ouders geacht worden aan hun kinderen te bieden. Voor minderjarige kinderen (tot 18 jaar) behoren ouders hen te verzorgen, op te voeden en toezicht te bieden, ook als er sprake is van een kind met een ziekte, aandoening of beperking. Extra handelingen die hiervoor nodig zijn vallen ook onder de gebruikelijke hulp en worden in principe niet vergoed.
-
2. Het college behoeft geen jeugdhulp toe te kennen, indien de jeugdige en/of zijn ouder(s) zelf, met gebruikelijke hulp, kunnen zorgen voor de oplossing van hun problemen, zoals blijkt uit de artikelen 2.3 lid 1 en 2.9 lid 1 van de Jeugdwet. Dit wordt ‘eigen kracht’ genoemd.
-
3. Er wordt onderscheid gemaakt in een kortdurende en langdurige ondersteuningsbehoefte;
- a.
Kortdurend: er is uitzicht op een dusdanige verbetering van de problematiek en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de jeugdige, dat ondersteuning daarna niet langer is aangewezen. Richtlijn van maximaal drie maanden.
- b.
Langdurend: het gaat om chronische situaties waarvoor de hulp langer dan drie maanden nodig is.
- a.
-
4. Hoe korter de verwachte duur van de ondersteuning, hoe meer men mag verwachten van een ouder of huisgenoot. Van een partner worden andere dingen verwacht dan van een huisgenoot. En van een minderjarig kind kan minder verwacht worden dan van een meerderjarig kind.
-
5. Als ouders en/of andere verzorgers of opvoeders in staat zijn de benodigde hulp te leveren wordt in beginsel geen individuele voorziening toegekend.
-
6. Het college stelt nadere regels op voor de (onderzoeks-)criteria voor gebruikelijke- en niet-gebruikelijke hulp.
Artikel 12. Onderzoek en beoordelingskader eigen kracht
-
1. Het wijkteam onderzoekt namens het college de aanspraak op een individuele voorziening.
-
2. Het onderzoek naar de aanspraak op een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet in relatie tot gebruikelijke hulp van ouders aan kinderen richt zich allereerst op het bepalen van de stoornissen en beperkingen die voortkomen uit een aandoening.
-
3. Het onderzoek naar gebruikelijke hulp en eigen kracht vindt plaats op basis van onderzoek als genoemd in artikel 11 lid 1. Dit onderzoek richt zich op de volgende aspecten:
- ■
wat mag redelijkerwijs van de ouders en/of huisgenoot verwacht worden; en
- ■
is die ouder/huisgenoot hiertoe ook daadwerkelijk in staat?
- ■
Is de ouder beschikbaar?
- ■
Raakt de ouder niet overbelast?
- ■
Kunnen er grote financiële problemen ontstaan, doordat de hulp wordt geboden?
- ■
Hierbij geldt dat iemands persoonlijke voorkeur en/of levensovertuiging geen rol speelt bij de beoordeling of iemand – objectief gesproken - gebruikelijke hulp kan leveren.
- ■
-
4. Uitgangspunt is, dat gebruikelijke hulp geleverd kan worden, tenzij uit het onderzoek blijkt dat dit niet het geval is. Een ouder/huisgenoot kan bijvoorbeeld geen gebruikelijke hulp leveren:
- ■
bij aanwezigheid van geobjectiveerde beperkingen op het gebied van de noodzakelijke ondersteuning;
- ■
bij gebrek aan kennis/vaardigheden om de ondersteuning te bieden. Hier geldt wel dat tijdelijk een individuele voorziening ingezet kan worden om de ouder/huisgenoot de gelegenheid te bieden de noodzakelijke vaardigheden aan te leren. Het leervermogen speelt hier wel een rol;
- ■
bij (dreigende) overbelasting. Er wordt dan geen gebruikelijke hulp verwacht totdat deze (dreigende) belasting is opgeheven. Onderzocht moet worden welke mogelijkheden de huisgenoot heeft om de (dreigende) overbelasting op te heffen. Onder andere mag verwacht worden dat de huisgenoot bereid is maatschappelijke activiteiten te beperken om zo de (dreigende) overbelasting op te heffen;
- ■
bij fysieke afwezigheid. Deze afwezigheid moet wel een verplichtend karakter hebben, bijvoorbeeld vanwege werk (in het buitenland, offshore of als internationaal chauffeur). Daarnaast moet gekeken worden naar de aard van de ondersteuning en de duur van de afwezigheid. Als ondersteuning uitstelbaar is dan wordt pas uitgegaan van afwezigheid van gebruikelijke hulp als het om een aaneengesloten periode van tenminste zeven etmalen gaat.
- ■
Artikel 13. Inhoud en geldigheidsduur van de beschikking
-
1. In de beschikking op een aanvraag wordt vastgelegd:
- a.
tot welk besluit het college is gekomen en welke resultaten worden beoogd
- b.
de motivering van het besluit en
- c.
op welke wijze bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.
- a.
-
2. Indien de beschikking een besluit tot het geheel of gedeeltelijk verstrekken van de aangevraagde voorziening(en) betreft wordt in ieder geval benoemd of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt.
-
3. Het perspectiefplan wordt in de beschikking expliciet benoemd als integraal onderdeel van de beschikking.
-
4. Bij het verstrekken van een individuele voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:
- a.
welke de te verstrekken individuele voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;
- b.
wat de ingangsdatum en duur van de individuele voorziening is, tenzij het om een hersteltraject gaat;
- c.
hoe de voorziening wordt verstrekt en, indien van toepassing,
- d.
welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.
- a.
-
5. Bij het verstrekken van een individuele voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:
- a.
voor welk resultaat het pgb is bedoeld;
- b.
welke kwaliteitseisen gelden voor de ingekochte jeugdhulp vanuit het pgb;
- c.
wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;
- d.
wat de geldigheidsduur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en
- e.
de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.
- a.
-
6. In aanvulling op het gestelde in het vierde lid onderdeel b, wordt de beschikking opnieuw van kracht wanneer een jeugdige en/of zijn ouders zich binnen vier maanden na een volgens plan beëindigd jeugdhulptraject dat gericht was op herstel, opnieuw met dezelfde hulpvraag bij de jeugdhulpaanbieder melden.
-
7. De beschikking vervalt wanneer de jeugdhulpaanbieder niet binnen zes maanden na het afgeven van de beschikking is gestart met de zorg.
-
8. De beschikking wordt genomen:
- a.
indien er overeenstemming is tussen het wijkteam en de jeugdige en/of zijn ouders over de in te zetten individuele voorziening, direct na de ondertekening van het perspectiefplan door jeugdige en/of ouders;
- b.
indien er geen overeenstemming is tussen het wijkteam en de jeugdige en/of zijn ouders over de in te zetten specialistische of hoog-specialistische jeugdhulp - er is dan sprake van een afwijzing - binnen vijf werkdagen na ontvangst van het eenzijdig door de jeugdige en/of zijn ouders ondertekende perspectiefplan;
- a.
-
9. Het college kan periodiek onderzoeken of er aanleiding is een besluit te heroverwegen en kan hieromtrent nadere regels stellen.
Artikel 14. Maatwerkvoorziening Vervoer
-
1. Het college verstrekt een Maatwerkvoorziening Vervoer in overeenstemming met artikel 2.3. van de wet.
-
2. Een Maatwerkvoorziening Vervoer kan in natura of in de vorm van een financiële bijdrage door het college worden verstrekt.
-
3. Het college kan nadere regels opstellen m.b.t. de Regeling maatwerkvoorziening vervoer Jeugdwet/Wmo 2018.
Artikel 15. Clientondersteuning, vertrouwenspersoon en klachtregeling
-
1. Het college zorgt er voor dat een jeugdige en/of zijn ouders een beroep kunnen doen op kosteloze onafhankelijke cliëntondersteuning, gericht op het geven van informatie en advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie. Het wijkteam wijst de jeugdige en/of zijn ouders op deze mogelijkheid.
-
2. Het college zorgt ervoor dat een jeugdigen en/of zijn ouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon, die hen bij kan staan bij problemen in het kader van de geboden jeugdhulp. Het wijkteam wijst de jeugdige en/of zijn ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door deze onafhankelijke vertrouwenspersoon.
-
3. Het college behandelt klachten van de jeugdige of zijn ouder(s) die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van aanvragen als bedoeld in deze verordening, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 9 van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb)
-
4. Als de jeugdigen en zijn ouder(s) een klacht willen indienen tegen gedragingen van een jeugdhulpaanbieder, dan geldt de klachtenbehandeling vanuit de klachtregeling van de jeugdhulpaanbieder zelf. Deze is vastgesteld op grond van hoofdstuk 4 van de Jeugdwet.
Hoofdstuk 6 Persoonsgebonden budget
Artikel 16. Regels voor pgb
-
1. Het college kan een individuele voorziening verstrekken in de vorm van een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet. Een pgb kan worden verstrekt indien:
- a.
de jeugdige of zijn ouders, al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, aantoonbaar in staat zijn de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;
- b.
de jeugdige of zijn ouders overtuigend kunnen motiveren waarom zij de individuele voorziening die door een gecontracteerde aanbieder wordt geleverd, niet passend achten;
- c.
naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die de jeugdige of zijn ouders willen betrekken van een professionele aanbieder of een persoon die behoort tot het sociale netwerk van goede kwaliteit is.
- d.
is gewaarborgd dat de ondersteuning die met het persoonsgebonden budget betaald moeten worden veilig, doeltreffend en cliëntgericht is.
- a.
-
2. Het college verstrekt geen pgb voor:
- a.
Hoog-specialistische Jeugdzorg;
- b.
Jeugdbescherming- en reclassering;
- c.
Pleegzorg;
- d.
Dyslexiezorg.
- a.
-
3. Onverminderd artikel 8.1.1 van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de jeugdige en zijn ouders voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.
-
4. Het college kent geen pgb met terugwerkende kracht toe, langer dan het moment van de aanvraag.
-
5. Het college kent geen pgb toe als:
- a.
in de drie jaren, voorafgaand aan de datum van het onderzoek, toepassing is gegeven aan artikel 8.1.4, lid 1, onderdeel a en lid 3 van de wet;
- b.
er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie;
- c.
voor zover het persoonsgebonden budget is bestemd voor besteding in het buitenland, tenzij voldaan is aan door het college te stellen nadere voorwaarden;
- d.
voor zover dit is bedoeld voor de betaling van tussenpersonen of belangenbehartigers;
- e.
voor zover dit is bedoeld voor ondersteunings- of administratiekosten in verband met het persoonsgebonden budget.
- f.
als de cliënt (en diens eventuele vertegenwoordiger) niet voldoende pgb vaardig is,
- g.
de kwaliteit van de ondersteuning onvoldoende is geborgd;
- h.
de zorg die aangevraagd wordt, valt onder gebruikelijke hulp;
- i.
behandeling geboden wordt door een ouder of personen waarbij sprake is van een persoonlijke band die de belangen mogelijk in de weg staat.
- a.
-
6. Het college stelt nadere regels op met kwaliteitseisen voor het gebruik van een pgb.
Artikel 17. Wijze van berekenen van een pgb
-
1. De hoogte van een pgb:
- a.
wordt vastgesteld aan de hand van een door de inwoner opgesteld en door de gemeente goedgekeurd budgetplan over hoe hij het pgb gaat besteden;
- b.
wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede ondersteuning van derden te betrekken, en
- c.
bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de desbetreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare individuele voorziening in natura.
- a.
-
2. Het college stelt nadere regels voor de hoogte van tarieven voor pgb’s vast. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van ondersteuning en voor zover van toepassing, de te bieden deskundigheid en/of de in de branche geldende kwaliteitseisen.
-
3. Bij de vaststelling van de hoogte van het pgb wordt onderscheid gemaakt in de onderstaande categorieën:
- •
Het tarief voor geboden zorg vanuit het sociaal netwerk worden berekend middels de rekentool van CAO VVT
- •
Het tarief voor geboden zorg door een ZZP’er en freelancer bedraagt maximaal 100% van het reguliere regionaal vastgestelde tarief zorg in natura;
- •
Het tarief voor geboden zorg vanuit een zorgverlener in dienst van een instelling is maximaal 100% van het reguliere regionaal vastgestelde tarief zorg in natura.
- •
-
4. Een jeugdige of zijn ouder aan wie een pgb wordt verstrekt, kan individuele voorzieningen betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk indien:
- a.
deze persoon hiervoor een tarief hanteert dat niet hoger is dan het sociale netwerk tarief, zoals in artikel 17, lid 3 staat beschreven.
- b.
tussenpersonen, belangenbehartigers of anderszins niet uit het pgb worden betaald;
- c.
het specialistische jeugdhulp met de lage intensiteiten (A t/m C) binnen de ondersteuningsprofielen betreft;
- a.
-
5. Eerste en tweedegraads familieleden kunnen in het kader van een pgb niet worden ingezet als professionele zorgaanbieder en ontvangen het tarief voor de geboden zorg vanuit het sociaal netwerk tarief, zoals in artikel 17, lid 3 staat beschreven.
-
6. In nadere regels kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld.
Hoofdstuk 7 Prijs-kwaliteitverhouding
Artikel 18. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering (gecertificeerde instellingen)
-
1. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:
- a.
de aard en omvang van de te verrichten taken;
- b.
een redelijke toeslag voor overheadkosten;
- c.
een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;
- d.
kosten voor bijscholing van het personeel;
- e.
de voor de sector toepasselijke CAO in relatie tot de zwaarte van de functie.
- a.
-
2. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitsverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met:
- a.
de marktprijs van de voorzieningen, en
- b.
de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd.
- a.
Hoofdstuk 8 Toezicht en Handhaving
Artikel 19. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen individuele voorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet
-
1. Het college informeert de jeugdige en zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele voorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.
-
2. Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen de jeugdige of zijn ouders aan het college of lokale toegang op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb.
-
3. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:
- a.
de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;
- b.
de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;
- c.
de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;
- d.
de jeugdige langer dan zes weken verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet, of
- e.
de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden die zijn verbonden aan de individuele voorziening.
- a.
-
4. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na toekenning of uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
Artikel 20. Onderzoek naar recht- en doelmatigheid individuele voorzieningen en pgb’s
-
1. Het college kan personen aanwijzen die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.
-
2. Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van individuele voorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de kwaliteit van dienstverlening en de recht- en doelmatigheid daarvan.
-
3. Het in het vorige lid benoemde onderzoek kan ook worden uitgevoerd door personen die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zoals genoemd in het eerste lid.
-
4. Aanbieders verlenen alle medewerking aan de regionale toezichthouder, die hij redelijkerwijs kan vragen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.
-
5. Aanbieders worden geacht binnen een redelijke termijn (uiterlijk binnen 6 weken) een gesprek in te plannen met de regionale toezichthouder indien hij/zij daarom verzoekt.
-
6. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de door het college gecontracteerde aanbieders en aanbieders die via een pgb worden betaald.
Hoofdstuk 9 Participatie
Artikel 21. Betrekken van ingezetenen bij het beleid
-
1. Het college kan ingezetenen van de gemeente betrekken bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.
Hoofdstuk 9 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 22. Overgangsbepalingen
-
1. De Verordening Jeugdhulp 2025 gemeente Opmeer is van toepassing op alle aanvragen die vanaf deze datum worden ingediend.
-
2. Een aanvraag die is ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening wordt afgehandeld met inachtneming van de Verordening Jeugdhulp Opmeer 2020.
-
3. Beschikkingen van jeugdigen en/ of hun ouders die aflopen na 1 januari 2025, eindigen op de datum die in de beschikking gemeld staat, doch uiterlijk 31 december 2025.
-
4. Beschikkingen van jeugdigen en/of hun ouders die doorlopen tot na 1 januari 2026, worden voor individueel her beoordeeld conform deze verordening, het Besluit en Beleidsregels van de gemeente Opmeer. Op grondslag van deze herbeoordeling geeft het college een beschikking af.
-
5. In aanvulling op lid 3 geldt, indien de beschikking na herbeoordeling conform deze verordening, het Besluit en de Beleidsregels van de gemeente Opmeer inbreuk maakt op de beschikking die door afgegeven is, een overgangstermijn van maximaal zes maanden binnen welke termijn de door de voormalige gemeenten Opmeer afgegeven beschikkingen doorlopen.
-
6. In aanvulling op lid 2, 3 en 4 ontvangen jeugdigen en hun ouders aan wie een pgb is toegekend, voor de periode dat de afgegeven beschikking in 2025 nog doorloopt of tot aan de nieuwe beschikking na een herbeoordeling, een budget conform de door de voormalige gemeente afgegeven beschikking.
Artikel 23. Indexering
-
1. Het college kan ieder jaar besluiten om bedragen te indexeren op basis van het prijsindexcijfer zoals bekend gemaakt door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Dit wordt via een besluit kenbaar gemaakt.
-
2. Toegekende maatwerkvoorzieningen voor een PGB worden gedurende de looptijd van de maatwerkvoorziening niet geïndexeerd.
Artikel 24. Bijzondere en onvoorziene nadelige gevolgen voor de jeugdige en/of zijn ouders
Het college kan indien er zeer dringende redenen zijn, ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot bijzondere en onvoorziene nadelige gevolgen leidt.
Artikel 25. Evaluatie
Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per twee jaar geëvalueerd. Onderdeel van deze evaluatie is een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.
Artikel 26. Inwerkingtreding en citeertitel
-
1. De Verordening Jeugdhulp 2025 treedt in werking op 1 januari 2025, onder gelijktijdige intrekking van de verordening Jeugdhulp gemeente Opmeer 2020.
-
2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Jeugdhulp 2025 gemeente Opmeer.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 12 december 2024
G.J. van den Hengel
Voorzitter
L. Gijben
Griffier,
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl