Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR734196
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR734196/1
Regeling vervalt per 25-04-2025
Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland houdende Openstelling GLB-maatregel Uitvoering van samenwerking voor integrale gebiedsontwikkeling
Geldend van 16-01-2025 t/m 24-04-2025
Intitulé
Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland houdende Openstelling GLB-maatregel Uitvoering van samenwerking voor integrale gebiedsontwikkelingGedeputeerde staten van Flevoland
Gelet op artikel 1.2 van hoofdstuk 1 en paragraaf 6 van hoofdstuk 2 van de Subsidieverordening Gemeenschappelijk landbouwbeleid Flevoland 2023-2027;
Besluiten:
- I.
Vast te stellen het GLB-openstellingsbesluit Uitvoering van samenwerking voor integrale gebiedsontwikkeling provincie Flevoland 2024 als bedoeld in artikel 1.2 en paragraaf 6 van hoofdstuk 2 van de Subsidieverordening Gemeenschappelijk landbouwbeleid Flevoland 2023-2027;
- II.
Het subsidieplafond voor de openstellingsperiode vast te stellen op € 7.491.339 waarvan:
- a.
€ 2.611.640 uit EU-overhevelingsmiddelen;
- b.
€ 2.098.271 uit ELFPO- middelen en
- c.
€ 2.781.428 uit provinciale cofinancieringsmiddelen.
- a.
- III.
Dat aanvragen kunnen worden ingediend van 19 februari 2025 09.00u tot en met 24 april 2025 17.00u;
- IV.
De volgende nadere regels vast te stellen:
Artikel 1 Subsidiabele activiteit
-
1. Overeenkomstig artikel 2.6.1 van de Subsidieverordening Gemeenschappelijk landbouwbeleid Flevoland 2023-2027 verder te noemen de Subsidieverordening, kan subsidie worden verstrekt voor het in samenwerking uitvoeren van een integraal gebiedsplan.
-
2. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt als de aanvraag betrekking heeft op ten minste één van de volgende doelen:
- a.
bijdragen aan de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering, onder meer door de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, de koolstofvastlegging of duurzame energie te verbeteren;
- b.
bevorderen van de duurzame ontwikkeling of het efficiënte beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht, onder meer door de afhankelijkheid van chemische middelen te verkleinen;
- c.
bijdragen aan het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, tot versterking van ecosysteemdiensten en de instandhouding van habitats en landschappen.
- a.
Artikel 2 Integraal gebiedsplan
Een integraal gebiedsplan zoals bedoeld in artikel 2.6.1 van de Subsidieverordening bestaat uit minimaal één van de volgende activiteiten:
- a.
productieve investeringen als bedoeld in artikel 2.2.2 van de Subsidieverordening;
- b.
niet productieve investeringen landbouw als bedoeld in artikel 2.3.1 van de Subsidieverordening;
- c.
niet productieve investeringen niet landbouw als bedoeld in artikel 2.4.1 van de Subsidieverordening;
- d.
bijeenkomsten voor kennisoverdracht als bedoeld in artikel 2.10.1, eerste lid, onder a van de Subsidieverordening;
- e.
voorbereiding en uitvoering van ruilverkaveling;
- f.
ontwikkelen of beproeven van innovaties als bedoeld in artikel 2.5.2 van de Subsidieverordening dienend aan de doelen van het gebiedsplan, of
- g.
draagvlakontwikkeling of samenwerkingsactiviteiten.
Artikel 3 Aanvrager
Overeenkomstig artikel 2.6.3, tweede lid van de Subsidieverordening wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, onder b van de Subsidieverordening verstrekt aan de deelnemers van een samenwerkingsverband.
Artikel 4 Samenwerkingsverband
-
1. In afwijking van artikel 2.6.4 van de Subsidieverordening bestaat een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 2.6.3 van de Subsidieverordening tenminste uit drie landbouwers.
-
2. Indien bijeenkomsten voor kennisoverdracht onderdeel uitmaken van het gebiedsplan, bestaat het samenwerkingsverband in aanvulling op het eerste lid ook uit tenminste één kennisaanbieder als bedoeld in artikel 2.10.2 van de Subsidieverordening.
Artikel 5 Aanvraagvereisten
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 van de Subsidieverordening bevat een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, onder b van de Subsidieverordening, een integraal gebiedsplan met tenminste:
- a.
een beschrijving van de afbakening, analyse en uitdagingen van het gebied;
- b.
een uitwerking van de beoogde activiteiten die in het gebied worden uitgevoerd en hoe die bijdragen aan de doelen klimaat, milieu en biodiversiteit (zoals bedoeld in artikel 1) en aan de in het plan beschreven uitdagingen in het gebied;
- c.
aangetoond draagvlak uit het gebied;
- d.
een beschrijving van de verschillende partijen die betrokken zijn bij het integrale gebiedsplan;
- e.
een beschrijving van de organisatiestructuur van het samenwerkingsverband;
- f.
een beschrijving van belanghebbenden en de relatie met de belanghebbenden bij het gebiedsplan;
- g.
een beschrijving van de wijze waarop monitoring en evaluatie over de voortgang van de uitvoering van het gebiedsplan plaatsvindt gedurende het project;
- h.
een beschrijving van de wijze waarop over de geplande resultaten van het gebiedsplan wordt gerapporteerd.
Artikel 6 Weigeringsgronden
Onverminderd artikel 1.5 van de Subsidieverordening wordt subsidie voor de uitvoering van een gebiedsplan als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, onder b van de Subsidieverordening, geweigerd indien de aanvraag wordt gedaan door een reeds bestaande samenwerking, tenzij de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd nieuw is voor de reeds bestaande samenwerking.
Artikel 7 Subsidiabele kosten
-
1. Overeenkomstig artikel 2.6.7 van de Subsidieverordening worden subsidiabele kosten, als bedoeld in artikel 1.8 van de Subsidieverordening, berekend op basis van werkelijke kosten zoals bedoeld in artikel 1.9a van de Subsidieverordening.
-
2. De tarieven uit artikel 1.9a, eerste lid onder b van de Subsidieverordening zijn niet van toepassing.
Artikel 8 Niet subsidiabele kosten
Overeenkomstig artikel 2.6.8 van de Subsidieverordening komen kosten van investeringen van € 2.000.000 of meer voor de aanleg of verbetering van infrastructuur, met uitzondering van investeringen in het watersysteem die als doel hebben de waterkwaliteit te verbeteren, niet voor subsidie in aanmerking.
Artikel 9 Hoogte subsidie
-
1. Overeenkomstig artikel 2.6.9, tweede lid van de Subsidieverordening bedraagt de subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, onder b van de Subsidieverordening:
- a.
40% van de kosten voor productieve investeringen als bedoeld in artikel 2.6.2, onder a van de Subsidieverordening;
- b.
100% van de kosten van niet productieve investeringen landbouw, niet gericht op het watersysteem, als bedoeld in artikel 2.6.2 onder b van de Subsidieverordening;
- c.
70% van de kosten voor niet productieve investeringen landbouw, gericht op het watersysteem, als bedoeld in artikel 2.6.2 onder b van de Subsidieverordening;
- d.
100% van de kosten voor niet productieve investeringen niet landbouw, die niet alleen bijdragen aan waterkwantiteit, als bedoeld in artikel 2.6.2 onder c van de Subsidieverordening;
- e.
70% van de kosten voor niet productieve investeringen niet landbouw, die alleen bijdragen aan waterkwantiteit, als bedoeld in artikel 2.6.2 onder c van de Subsidieverordening;
- f.
80% van de kosten voor kennisoverdrachtsactiviteiten als bedoeld in artikel 2.6.2, onder d van de Subsidieverordening;
- g.
100% van de kosten voor voorbereiding en uitvoering van ruilverkaveling als bedoeld in artikel 2.6.2, onder e van de Subsidieverordening;
- h.
100% van de kosten voor het ontwikkelen en beproeven van innovaties als bedoeld in artikel 2.6.2, onder f van de Subsidieverordening;
- i.
100% van de kosten voor draagvlakontwikkeling en samenwerkingsactiviteiten als bedoeld in artikel 2.6.2 onder g van de Subsidieverordening.
- a.
-
2. De subsidie voor de kosten, genoemd in het eerste lid, onder f tot en met i, bedraagt maximaal 25% van de totale voor de uitvoering van het gebiedsplan verstrekte subsidie.
-
3. De hoogte van de subsidie zoals bedoeld in artikel 1 bedraagt minimaal € 125.000.
-
4. De hoogte van de subsidie zoals bedoeld in artikel 1 bedraagt maximaal € 1.000.000.
Artikel 10 Selectiecriteria
-
1. Aanvragen die voor subsidie als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid onder b van de Subsidieverordening, in aanmerking komen, worden door een adviescommissie als bedoeld in artikel 1.13 geselecteerd en gerangschikt op basis van de volgende selectiecriteria:
Selectiecriterium
Wegings-factor
Te behalen punten
Maximum per criterium
a
Ambitie van het plan ten aanzien van de te realiseren gebiedsdoelen
2
0-5
10
b
Diversiteit van de partijen en aantal samenwerkende partijen
2
0-5
10
c
Draagvlak voor het gebiedsplan
3
0-5
15
d
Effectiviteit van de activiteit
2
0-5
10
e
Efficiëntie van uitvoering van de activiteit
2
0-5
10
f
Haalbaarheid van de activiteit
3
0-5
15
g
Mate van urgentie van de activiteit
1
0-5
5
Maximumaantal te behalen punten
75
-
2. Overeenkomstig artikel 1.12, vierde lid van de Subsidieverordening wordt een aanvraag geweigerd indien de aanvraag op basis van beoordeling aan de hand van deze selectiecriteria minder dan 45 punten heeft behaald.
Artikel 11 Verplichtingen
In aanvulling op artikel 2.6.11 van de Subsidieverordening zijn de volgende verplichtingen van toepassing:
- 1.
Activiteiten waarvoor subsidie verstrekt is, dienen uiterlijk 30 juni 2028 afgerond te zijn.
- 2.
Overeenkomstig artikel 2.6.11 van de Subsidieverordening en in aanvulling op artikel 1.15 van de Subsidieverordening is de subsidieontvanger verplicht om de opgedane kennis, ervaring en resultaten van het project gedurende de uitvoering van het project openbaar te maken via het Nationale en Europese EIP-netwerk als bedoeld in artikel 127 van Subsidieverordening 2021/2115 en andere geëigende netwerken.
Artikel 12 Voortgangsverslag, deelbetaling en inhoudelijk verslag
Een voortgangsverslag, deelbetalingsverzoek of inhoudelijk verslag bevat, in aanvulling op het bepaalde in de artikelen 1.16 en 1.18, 1.20 en 1.21 van de Subsidieverordening een opgave van de gerealiseerde resultaten van het gebiedsplan.
Artikel 13 Subsidie-arrangement
Op de subsidie zoals bedoeld in artikel 1 zijn de regels inzake subsidie op basis van arrangement 3 zoals bedoeld in artikel 1.7, eerste lid onder c, in artikel 1.18, derde lid en in artikel 1.21 van de Subsidieverordening van toepassing.
Artikel 14 Voorschot en deelbetaling
-
1. Ambtshalve wordt een voorschot van 50% van de verleende subsidie verstrekt op basis van artikel 1.17 van de Subsidieverordening.
-
2. Een verzoek tot deelbetaling kan maximaal een keer per jaar worden ingediend.
-
3. Een verzoek tot deelbetaling bedraagt minimaal 25% van de verleende subsidie of minimaal € 50.000.
Artikel 15 Publicatie en inwerkingtreding
Dit besluit wordt geplaatst in het Provinciaal Blad en treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.
Artikel 16 Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit GLB Uitvoering van samenwerking voor integrale gebiedsontwikkeling provincie Flevoland 2025.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van provincie Flevoland van 7 januari 2025.
Gedeputeerde Staten van Flevoland,
de secretaris,
de voorzitter,
Toelichting bij Openstellingsbesluit GLB Uitvoering van samenwerking voor integrale gebiedsontwikkeling 2025
LEESWIJZER
Voorliggend openstellingsbesluit moet in samenhang gelezen worden met de Subsidieverordening Gemeenschappelijk landbouwbeleid Flevoland 2023-2027. Met dit openstellingsbesluit wordt paragraaf 6 uit hoofdstuk 2 van de Subsidieverordening – de maatregel Samenwerking voor integrale gebiedsontwikkeling – opengesteld. De artikelen 2.6.1 tot en met 2.6.12 van de Subsidieverordening moeten tezamen gelezen worden met de artikelen in dit openstellingsbesluit. Daarnaast zijn de algemene en slotbepalingen uit de Subsidieverordening ook van toepassing op een aanvraag.
- I.
ALGEMEEN
Samenwerking voor integrale gebiedsontwikkeling
De bedoeling is dat agrariërs en andere gebiedspartners middels deze opengestelde maatregel uitvoering van samenwerking voor integrale gebiedsontwikkeling worden uitgenodigd en gefaciliteerd om met elkaar een integraal gebiedsplan uit te voeren, ter versterking van de doelen op het gebied van klimaat, milieu en biodiversiteit. De verwachting is dat door de partijen in het gebied zelf aan het roer te zetten in de versterking van hun gebied op de doelen klimaat, milieu en biodiversiteit, sneller verbetering in het gebied wordt gerealiseerd dan wanneer individuele gebiedspartijen afzonderlijk acties aanvragen en uitvoeren, of wanneer van bovenaf door overheden regels worden opgelegd. Door deze aanpak worden agrarisch ondernemers en andere gebiedspartijen uitgedaagd om de kansen in hun gebied echt in kaart te brengen en vervolgens gezamenlijk acties te bedenken en uit te voeren om het te versterken.
Hoewel Nederland een relatief klein oppervlakte heeft, kent het een grote verscheidenheid in onder andere geografische omstandigheden en landgebruik. Daardoor verschillen de gebieden in Nederland significant qua uitdagingen en kansen voor de landbouw, milieu, biodiversiteit en potentiële bijdrage aan de klimaatopgaven. Zo verdienen de hoge uitspoelings- en droogtegevoelige zandgronden een andere aanpak dan de akkerbouwkleigebieden, de gebieden met een hoge veedichtheid en gebieden nabij stedelijke agglomeraties. Binnen deze regeling gaat het om gebieden die een logische eenheid vormen qua vergelijkbare geografische omstandigheden, uitdagingen en identiteit, en waar draagvlak ontstaat om deze uitdagingen gezamenlijk op te pakken en de synergiekansen daarbij te benutten. Het gaat om uitdagingen binnen de gebiedsopgaven die aansluiten op de geprioriteerde GLB-doelen.
Deze regeling dient om in te kunnen spelen op de behoefte aan maatwerk binnen de eigen context van gebieden en waar naar verwachting een meerjarige programmatische aanpak meerwaarde biedt. Het uitganspunt is dat met elkaar samenhangende en afgestemde activiteiten met een actieve rol van een samenwerkingsverband effectiever zijn aan te pakken dan als losstaande projecten. Een programmatische aanpak verlaagt ook de afhankelijkheid van andere projectgerichte GLB-steunmogelijkheden via openstellingen, die vaak maar eens per jaar plaatsvinden en lange doorlooptijden kennen, waardoor tijd- en momentumverlies wordt voorkomen. Deze regeling biedt de mogelijkheid om subsidie aan te vragen om gebiedsgericht meerdere individuele maatregelen binnen het GLB gecombineerd en daarmee tegelijkertijd uit te kunnen voeren.
Een samenwerkingsverband in een afgebakend gebied kan van deze provinciale GLB-maatregel gebruik maken. Met als partijen in elk geval drie landbouwers, maar ook mogelijk voor de hand liggen samenwerkingsverbanden met overheden als een gemeente en waterschap, natuur- en landschapsorganisaties en andere organisaties en personen.
Inleiding op gebiedsgericht samenwerken in provincie Flevoland
Een krachtig landelijk gebied maken we samen
Het landelijk gebied van Flevoland betekent veel voor ons. We wonen er, werken er, recreëren er, én produceren er voedsel. Oorspronkelijk ontworpen voor de voedselvoorziening, is het Flevoland van thans grotendeels ingericht als landbouw. Ons voedsel uit Flevoland gaat de hele wereld over. En we hebben natuurgebieden van wereldklasse. Dat willen we zo houden. Maar we staan ook voor uitdagingen. Uitdagingen waarvoor we samen oplossingen moeten vinden.
Het landelijk gebied staat onder druk. Ook in Flevoland is de impact van intensief land- en watergebruik en de klimaatverandering zichtbaar en voelbaar. Op de kwaliteit van de natuur, de bodem, het drinkwater en de schone lucht. En op de landbouw zoals op de opbrengsten en de verdiencapaciteit. We willen een toekomstbestendig en leefbaar landelijk gebied, waar het goed wonen, werken, recreëren en voedsel produceren is. Dat vraagt om verandering, intensieve samenwerking en kennisuitwisseling tussen alle gebiedspartners.
Alleen samen kunnen we werken aan een toekomstbestendig en leefbaar landelijk gebied voor iedereen. Dit doen we vanuit de Flevolandse Aanpak: met, voor en door Flevolanders. De kennis en ondernemerschap van onze boeren zijn belangrijk om samen de uitdagingen effectief aan te pakken. De verandering gaat om mensen, hun bedrijven en hun omgeving. De verandering kan op een erf, in een buurt of in een gebied beginnen.
Toekomstbestendig landelijk gebied
Ons doel? Het landelijk gebied van Flevoland zo goed mogelijk overdragen aan nieuwe generaties, zodat het hier goed wonen, werken, recreëren en ondernemen blijft. Dit doen we door samen te werken aan een toekomstbestendig landelijk gebied, waar balans is tussen landbouw en natuur. En tussen ecologie en economie. Dit betekent onder andere: nadenken over duurzame plantaardige productie, voldoende water van goede kwaliteit, op het juiste moment en op de goede plaats, het sluiten van kringlopen en het ontwikkelen van nieuwe verdienmodellen. Meer informatie op: flevoland.nl/landelijkgebied.
Samen
Het toekomstbestendig maken van het landelijk gebied vraagt ondernemerschap en vernieuwingskracht. Lef. Van ons allemaal. Van de boer als ondernemer, vormgever van het landschap en beheerder van het landelijk gebied. En betrokkenheid van de recreant, de inwoner van de stad of het dorp en de natuurbeheerder. Iedereen vanuit zijn eigen rol en met zijn eigen motivatie.
We willen met onderliggende regeling invulling geven aan de opgaven waar het Landelijk Gebied voor staat en subsidiabele activiteiten faciliteren om tot uitvoering te kunnen komen.
- II.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 1 Subsidiabele activiteit
Subsidie is beschikbaar voor de uitvoering van het integrale gebiedsplan. Een gebiedsplan is primair gericht op de volgende drie Europese doelen:
Doel |
Beschrijving |
SO4 |
Klimaat: Lagere broeikasgasemissies en grotere koolstofvastlegging; Lagere ecologische, economische schade en waterkwantiteit (klimaatadaptatie). |
SO5 |
Natuurlijke hulpbronnen: Betere chemische en biologische waterkwaliteit; Landbouwbodems (bodemkwaliteit): naar een sterkere natuurlijke weerbaarheid en waterleverend vermogen van de bodem; Betere luchtkwaliteit (terugdringen emissies van stikstof, geurstoffen en fijnstof). |
SO6 |
Biodiversiteit en cultuurhistorisch landschap: Meer en herstel van biodiversiteit (soorten en habitatten en daarmee ook landschappen) in landbouwgebieden, door middel van verandering in bedrijfsvoering; Landbouw zo ingericht dat ecosysteemdiensten (producerende en regulerende) geleverd kunnen worden; Instandhouding en herstel van (cultuur)landschappen. |
Een gebiedsplan kan vrij worden ingevuld binnen de kaders van dit openstellingsbesluit. Elk gebied kan een eigen plan op maat maken. Deze regeling Samenwerking Integrale Gebiedsontwikkeling biedt gebieden de mogelijkheid van een budget waar allerlei verschillende activiteiten uit betaald kunnen worden. Het subsidieaandeel voor het proces (management voor de uitvoering van het gebiedsplan) mag niet meer zijn dan 25% van de totaal verstrekte subsidie voor de uitvoering van het gebiedsplan. De Europese Commissie stelt dat tenminste 75% naar investeringen moet gaan.
Voorop staat dat in gebiedsplannen de gebiedskoers zich integraal richt op de Europese doelen voor klimaat, milieu, biodiversiteit en verduurzaming van de landbouw en aansluit bij het beleid van provincie, waterschap en gemeenten. Daarom zullen desbetreffende overheden direct betrokken zijn bij de gebiedskoers, de doelen van het gebiedsplan en mogelijk zelf partner zijn in het samenwerkingsverband in het specifieke gebied.
Het integrale gebiedsplan hoeft zich ook niet te beperken tot het GLB. Voorstelbaar is dat er een groter gebiedsplan is waarbij het GLB-aandeel één van de onderdelen is in de instrumentenkoffer en in de dekking van de kosten. Plannen die provincies, waterschappen, gemeenten, boerenorganisaties hebben buiten het GLB gebruikmakend van andere regelingen en financieringsbronnen zoals omgevingsplannen, beleid landelijk gebied, DAW kunnen in samenhang met het GLB worden ingezet. Stapeling van subsidies behoort tot de mogelijkheden zolang er niet twee of meermalen subsidie wordt verstrekt voor dezelfde activiteit. Zorgvuldigheid is hierbij van belang.
Deze regeling uitvoering van samenwerking voor integrale gebiedsontwikkeling is een breed samenbindend instrument met subsidie voor investeringen en open van opzet. Het gebiedsplan kan allesomvattend zijn maar hoeft niet. Tegelijk gaat het om focus en wat realistisch haalbaar is met het oog op de beschikbare subsidiabele investeringsmogelijkheden bij uitvoering van het gebiedsplan.
Artikel 2 Integraal gebiedsplan
De uitvoering van het gebiedsplan kan bestaan uit de volgende subsidiabele activiteiten:
Investeringen voor de uitvoering van het gebiedsplan waaronder: |
Management voor de uitvoering van het gebiedsplan, waaronder: |
|
|
Voorbeelden van subsidiabele kosten per onderdeel zoals hierboven genoemd:
- a.
Productieve investeringen groen- blauw en dierenwelzijn op landbouwbedrijven
investeringen in bedrijfsmiddelen met een effect op de economische bedrijfsvoering en gericht op de doelen water, biodiversiteit en biologische bestrijding, energie en klimaat, veehouderij en precisielandbouw. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan regelbare drainage, agroforestry, elektrische machines of werktuigen, vergistingsinstallaties en mestverwerkingssystemen, emissiearme vloeren of precisiebemesting.
- b.
Niet productieve investeringen op landbouwbedrijven
investeringen op landbouwgrond die geen invloed hebben op de economische bedrijfsvoering, bijvoorbeeld op het gebied van watergebruik/beheer, investeringen voor het aanleggen van een bloemrijke rand, de aanleg van voorzieningen (o.a. plas-dras) voor weidevogelbeheer, de aanleg van landschapselementen, de aanleg van kruidenrijk grasland, de aanleg van greppels ten behoeve van waterkwaliteit of natuurvriendelijke oevers en plasdras sloten. Meer concreet kan hierbij gedacht worden aan herstel en aanleg singels, houtwallen, heggen, hagen, bosjes, solitaire bomen, pingo’s, dobben en drenkpoelen, herstel en aanleg van akkerranden, struweelranden, vogelakkers, natuurvriendelijke oevers en herstel beplanting agrarische erven passend binnen de geografische context en hieraan verbonden (beleids)kaders. Hierbij moet worden opgemerkt dat niet-productieve investeringen landbouw niet per definitie onder de beheerkosten via het ANLb gaan vallen. Daarnaast kunnen de investeringen leiden tot een verandering op percelen. Deze veranderingen dienen in het perceelsregister verwerkt te worden, vanwege mogelijke gevolgen voor de steun die op grond van de Uitvoeringsregeling GLB 2023 ontvangen wordt.
- c.
Niet productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven
investeringen buiten landbouwgrond die geen invloed hebben op de economische bedrijfsvoering en gericht zijn op het uitvoeren van herstelmaatregelen en (grootschalige) inrichting van gebieden die bijdragen aan verbetering van de waterhuishouding, natuur, klimaatmitigatie en -adaptatie en biodiversiteit, investeringen in waterlopen, (op)vaarten en cultuurlandschappelijk slotenpatroon, herstel en aanleg natuurvriendelijke oevers.
De onderdelen a t/m c bedragen minimaal 75% van de totale subsidie voor de uitvoering van het gebiedsplan.
- d.
Kennisoverdracht
activiteiten voor het delen van kennis en ervaring met groepen landbouwers, dit kunnen trainingen, workshops, coachingsactiviteiten, voorlichtingsacties of demonstraties zijn. Hierbij kan verder gedacht worden aan bewustwording en educatie over kringlooplandbouw en toekomstig boeren. Bijeenkomsten om te leren samenwerken met alle partijen in het gebied vanuit de gedachten doelsturing en gezamenlijk eigenaarschap, wat zijn de doelen en opgaven in het eigen gebied en hoe kan draagvlak vergroot worden? Leren wat datagedreven werken is en participatieve monitoring met bijvoorbeeld citizen science sensoring. Verkregen kennis en kunde wordt tevens beschikbaar gesteld aan de provincie en ontwikkelingen elders.
- e.
Voorbereiding en uitvoering van ruilverkaveling
voor kavelruil/ruilverkaveling geldt dat kosten voor de voorbereiding (analyse) en kosten voor de uitvoering (transactie, bijvoorbeeld notariskosten)) voor subsidie in aanmerking komen.
- f.
Ontwikkelen en beproeven van innovaties
activiteiten voor het ontwikkelen, doorontwikkelen, beproeven of praktijkrijp maken van nieuwe concepten, producten of diensten dienend aan de doelen van het gebiedsplan. Hierbij kan gedacht worden aan het sluiten van kringlopen met een groep van landbouwbedrijven, ketenbenadering waaronder korte ketens, de omslag naar produceren voor biobased bouwen en promoten van de boer-burger dialoog.
- g.
Draagvlakontwikkeling en samenwerkingsactiviteiten
activiteiten voor het vinden van partners en gezamenlijk opzetten en voeren van het gebiedsproces waarbij overleg en afstemming onderdeel kan zijn; proces- en projectmanagement.
Onderdelen d t/m g bedragen maximaal 25% van de totale subsidie voor de uitvoering van het gebiedsplan. Tezamen vormen deze onderdelen het management voor de uitvoering van het gebiedsplan. Daarbij kan meer algemeen gedacht worden aan kosten voor de penvoerder, inzet van personeel, om de samenwerking en administratie te organiseren. De penvoerder zou een gemeente kunnen zijn maar ook een waterschap, een krachtig agrarisch collectief of een grote natuur of landschapsorganisatie. Of elk andere organisatie of entiteit.
Artikel 3 Aanvrager
De subsidie voor het in samenwerking uitvoeren van een integraal gebiedsplan kan worden aangevraagd door de penvoerder van het samenwerkingsverband dat het gebiedsplan gaat uitvoeren. De penvoerder moet gemachtigd zijn door alle deelnemers om het plan uit te voeren. Alle partners in het samenwerkingsverband zijn medebegunstigden van de subsidie.
Artikel 4 Samenwerkingsverband
Een samenwerkingsverband kan bestaan uit meerdere partijen waarin minimaal drie landbouwers vertegenwoordigd zijn. Daarnaast kunnen ook een van de volgende partijen betrokken zijn:
- •
grondeigenaren,
- •
grondgebruikers,
- •
landbouworganisaties,
- •
natuur- en landschapsorganisaties,
- •
provincies,
- •
waterschappen,
- •
gemeenten, en
- •
overige natuurlijke- of rechtspersonen.
In gebieden kunnen processen lopen die echter niet altijd het kenmerk van gezamenlijk eigenaarschap dragen. Soms zijn niet alle overheden aan boord, soms ontbreekt het aan een groep boeren die zich betrokken voelen. Plannen van natuur- en landschapsorganisaties en burgerinitiatieven zijn af en toe in uitvoering zonder betrokkenheid van boeren of overheid.
Optreden als één overheid is belangrijk om het vertrouwen van burgers en bedrijven in de overheid voldoende sterk te maken. Overheidspartijen kunnen deelnemer zijn van het samenwerkingsverband of ervoor kiezen om de rol van toezicht houden op de doelen en resultaten van het gebiedsplan op zich te nemen. Het is goed voorstelbaar dat een gemeente of waterschap de penvoerdersrol neemt. Het staat een gebied vrij om voor een andere penvoerder te kiezen.
Na investeringen beheer ervan inrichten vanaf 2028
Voor boeren is het toekomstperspectief dat na het doen van de investeringen in het kader van een gebiedsplan het beheer uiteindelijk terecht komt in de nieuwe ANLb contracten in de volgende GLB-programmaperiode. Juist omdat de uitvoering van het gebiedsplan langjarig kan lopen. In de uitvoering van een gebiedsplan kan een boer zich richten op verbreding van doelen, verzwaring van bepaald beheer en meer areaal.
Governance van het samenwerkingsverband
Wat in de praktijk goed blijkt te werken is een projectorganisatie met een stuurgroep en uitvoeringsteam waarbij de penvoerder faciliteert en regisseert. In stappen kan gewerkt worden van een intentieverklaring, naar een samenwerkingsovereenkomst, uitvoeringsorganisatie en programmabegroting. Elke stap heeft een eigen doorlooptijd nodig.
Deze regeling gaat uit van een penvoerder die juridisch de eindverantwoordelijkheid kan dragen voor het samenwerkingsverband met de verschillende partijen. Omdat de penvoerder zorg draagt voor uitvoering van de afspraken die de stuurgroep van het samenwerkingsverband maakt, welke doelen, welke middelen, wie krijgt wat, ontzorgt de penvoerder het gehele gezelschap waarvan de partners anders ieder voor zich een aanvraag doen, niet weten of ze succes hebben en zelf de projectadministratie moet doen.
Artikel 5 Aanvraagvereisten
Een aanvraag voor subsidie voor de uitvoering van een gebiedsplan bevat als bijlage een integraal gebiedsplan met:
- 1.
Een beschrijving van het gebied zoals afbakening, analyse en de uitdagingen. Uit de analyse moet in ieder geval blijken dat de samenwerking op gebiedsniveau en het integraal oppakken van de gebiedsuitdagingen meerwaarde biedt t.o.v. losstaande projecten;
- 2.
Een uitwerking van de beoogde activiteiten die in het gebied worden uitgevoerd en hoe die bijdragen aan de doelen klimaat, milieu en biodiversiteit en aan de in het plan beschreven uitdagingen in het gebied;
- 3.
Aangetoonde draagvlak uit het gebied (bijvoorbeeld door een financiële bijdrage);
- 4.
Een beschrijving van de stakeholders en de relatie met in ieder geval de provincie en waterschappen.
- 5.
Een beschrijving van de organisatiestructuur van het samenwerkingsverband (met interne procedures) dat hieraan effectief uitvoering kan geven, zoals taken, interne procedures en de inbreng van de deelnemers met hun kwaliteiten.
- 6.
Een beschrijving van in hoeverre de verschillende belangen uit het gebied goed zijn vertegenwoordigd.
- 7.
Een beschrijving van de wijze waarop monitoring en evaluatie over de voortgang plaatsvindt gedurende het project;
- 8.
Een beschrijving van de wijze waarop over de resultaten wordt gerapporteerd.
Met de resultaten over de uitvoering van het gebiedsplan worden de beoogde resultaten bedoeld die opgenomen zijn bij de activiteiten in het gebiedsplan. Deze beoogde resultaten maken onderdeel uit van de wijze waarop de subsidie voor het gebiedsplan wordt afgerekend. Tijdens de verantwoording over de uitvoering van het gebiedsplan moet ook gerapporteerd worden over de tot dan toe bereikte resultaten. Een gebiedsplan wordt uiteindelijk niet alleen op basis van kosten, maar ook op basis van behaalde resultaten afgerekend. Welke resultaten precies van toepassing zijn, wordt op basis van het gebiedsplan vastgesteld in de beschikking tot subsidieverlening.
De aanvraag bevat als bijlage tevens een samenwerkingsovereenkomst:
- •
waarin de rolverdeling en juridische verantwoordelijkheden tussen de gebiedspartners vastgelegd.
- •
welke gebiedspartner namens alle partijen zal optreden als aanvrager (penvoerder). De penvoerder treedt op als contactorganisatie richting de subsidieverstrekker. De penvoerder is tevens verantwoordelijk voor de inrichting van de projectadministratie en het rapporteren over de voortgang van het project conform de voorwaarden zoals gesteld door subsidieverstrekker.
De aanvraag bevat een begroting op basis van een ingevuld rekenformulier in Excel (zie format op website):
- •
De begroting en financiering van de activiteiten, waaronder de kosten die verband houden met investeringen en alle aspecten van de samenwerking.
De aanvraagvereisten zijn zo opgesteld dat bij het indienen van het gebiedsplan als aanvraag in het kader van dit openstellingsbesluit sprake moet zijn van een opgericht samenwerkingsverband zodat direct met de uitvoering van het gebiedsplan gestart kan worden.
Artikel 6 Weigeringsgronden
Dit artikel beschrijft de gronden op basis waarvan een aanvraag om subsidie kan worden geweigerd. Zo moeten de voorgenomen activiteiten uit het gebiedsplan altijd nieuwe nog niet uitgevoerde activiteiten zijn voor het samenwerkingsverband van gebiedspartijen dat met deze activiteiten aan de slag gaat.
Artikel 7 Subsidiabele kosten
Kosten zijn subsidiabel wanneer deze bestaan uit:
- •
Loonkosten
- •
Kosten eigen arbeid
- •
Bijdragen in natura
- •
Afschrijvingskosten
- •
Overige kosten (kosten derden)
Kosten die voor subsidie in aanmerking komen zijn berekend volgens de methode voor werkelijke kosten, zie hiervoor artikel 1.9a van de Subsidieverordening. De begroting wordt altijd opgesteld op basis van de kosten excl. BTW. Mocht een van de partners in het samenwerkingsverband aantoonbaar aan de hand van een Belastingverklaring BTW niet kunnen verrekenen, dan kan deze niet verrekenbare BTW als kostenpost worden opgevoerd. Dit wordt per partners in het samenwerkingsverband getoetst.
Artikel 8 Niet subsidiabele kosten
Dit artikel beschrijft welke kosten niet voor subsidie in aanmerking komen.
Artikel 9 Hoogte subsidie
Voor de uitvoering van gebiedsplannen kan per opgenomen activiteit een ander subsidiepercentage van toepassing zijn.
De subsidie voor de uitvoering van het gebiedsplan kan bestaan uit:
- -
Productieve investeringen waarvoor 40% subsidie geldt, en
- -
Niet productieve investeringen waarvoor 100% subsidie geldt.
Als niet productieve investeringen betrekking hebben op het watersysteem en gedaan worden door landbouwers of wanneer deze alleen betrekking hebben op waterkwantiteit, geldt 70% subsidie.
Bovenvermelde onderdelen maken tezamen minimaal 75% van de subsidie uit.
Verder kan een gebiedsplan bestaan uit management:
- -
Kennisoverdrachtactiviteiten waarvoor 80% subsidie geldt;
- -
100% subsidie voor voorbereiding en uitvoering van ruilverkaveling;
- -
100% subsidie voor het uitwerken en testen van innovatieve concepten, en
- -
100% subsidie voor draagvlakontwikkeling en het proces van samenwerking.
Bovenvermelde onderdelen maken tezamen maximaal 25% van de subsidie uit.
Artikel 10 Selectiecriteria
Een gebiedsplan komt tot stand door integraal te werken, dat is de kerngedachte van deze maatregel Samenwerking voor integrale gebiedsontwikkeling. Hiermee wordt bedoeld dat de aanpak integraal moet zijn waarbij de mate van integraliteit bijvoorbeeld toe kan nemen wanneer de diversiteit aan doelen waar het gebiedsplan over gaat hoger is, wanneer de diversiteit aan gebiedspartners betrokken bij het gebiedsplan hoger is en wanneer de diversiteit aan voorgenomen en begrote maatregelen en activiteiten in het gebiedsplan hoger is.
Een adviescommissie zal de aanvragen voor subsidie voor de uitvoering van gebiedsplannen toetsen aan de hand van de volgende selectiecriteria:
- a.
ambitie van het plan ten aanzien van de te realiseren gebiedsdoelen
Hierbij wordt gelet op in hoeverre het gebiedsplan aansluit bij de relevante doelen uit dit openstellingsbesluit: klimaat, milieu en biodiversiteit en ook wordt gekeken naar andere doelen vanuit provinciaal beleid of beleid van gemeenten op bijvoorbeeld het gebied van gezondheid, dierenwelzijn en sociaaleconomische versterking. Ook wordt gekeken naar de ambities van de betrokken landbouwers. Het gebiedsplan moet de continuïteit van de landbouw borgen. Uit individuele bedrijfsplannen van landbouwers moet blijken dat voor het bedrijf een toekomstperspectief wordt gezien.
Het ambitieniveau wordt beoordeeld met:
- -
0 punten, wanneer het ambitieniveau als zeer gering te beoordelen is, dat wil zeggen dat het plan niet getuigt van enig ambitieniveau, dat nauwelijks aangesloten wordt bij de drie doelen voor klimaat, milieu en biodiversiteit of bij andere doelen van provincie en gemeenten.
- -
1 punt, wanneer het ambitieniveau als gering te beoordelen is: dat wil zeggen dat het gebiedsplan een significant effect beoogt op een van de drie doelen voor klimaat, milieu en biodiversiteit.
- -
2 punten, wanneer het ambitieniveau als matig te beoordelen is: dat wil zeggen dat het gebiedsplan een significant effect beoogt op twee van de drie doelen voor klimaat, milieu en biodiversiteit.
- -
3 punten, wanneer het ambitieniveau als voldoende te beoordelen is: dat wil zeggen dat het gebiedsplan een significant effect beoogt op twee van de drie de doelen over klimaat, milieu en biodiversiteit samen met andere doelen van provincie, gemeenten of waterschap.
- -
4 punten wanneer het ambitieniveau als goed te beoordelen is: dat wil zeggen dat aan alle drie de doelen wordt bijgedragen.
- -
5 punten wanneer het ambitieniveau als zeer goed te beoordelen is: dat wil zeggen dat het gebiedsplan een significant effect beoogt op alle drie de doelen over klimaat, milieu en biodiversiteit samen met andere doelen van provincie, gemeenten of waterschap.
- b.
diversiteit van de partijen en aantal samenwerkende partijen
Hierbij wordt gelet op welke en hoeveel partijen in het samenwerkingsverband voor de uitvoering van het gebiedsplan betrokken zijn, hoe meer variatie en hoe meer partners, hoe hoger op diversiteit gescoord kan worden. Van elke partner in het samenwerkingsverband met een duidelijke toegevoegde waarde beschreven worden voor de uitvoering van het gebiedsplan. Uit deze beschrijving moet ook een link tussen de partner en de uitdagingen voor het gebied gelegd worden.
De diversiteit aan partners in het samenwerkingsverband wordt beoordeeld met:
- -
0 punten wanneer alleen landbouwers vertegenwoordigd zijn in het samenwerkingsverband.
- -
1 punt wanneer naast landbouwers ook een ander type partij zoals opgenomen in de toelichting bij artikel 4 betrokken is in het samenwerkingsverband.
- -
2 punten wanneer naast landbouwers twee andere verschillende type partijen zoals opgenomen in de toelichting bij artikel 4 betrokken zijn in het samenwerkingsverband.
- -
3 punten wanneer naast landbouwers drie andere verschillende type partijen zoals opgenomen in de toelichting bij artikel 4 betrokken zijn in het samenwerkingsverband.
- -
4 punten wanneer naast landbouwers vier andere verschillende type partijen zoals opgenomen in de toelichting bij artikel 4 betrokken zijn in het samenwerkingsverband.
- -
5 punten wanneer naast landbouwers vijf of meer andere verschillende type partijen zoals opgenomen in de toelichting bij artikel 4 betrokken zijn in het samenwerkingsverband.
- c.
draagvlak voor het gebiedsplan
Uit het draagvlak voor de uitvoering van het gebiedsplan moet blijken dat zoveel mogelijk gebiedspartijen die een belang hebben bij het gebiedsplan, het gebiedsplan steunen. Dat kan aan de hand van het overleggen van intentieverklaringen.
Het draagvlak voor het gebiedsplan wordt beoordeeld met:
- -
0 punten wanneer alleen landbouwers aantoonbaar het gebiedsplan steunen.
- -
1 punt wanneer ook een andere gebiedspartij aantoonbaar positief staan tegenover over het gebiedsplan.
- -
2 punten wanneer ook twee andere gebiedspartijen aantoonbaar positief staan tegenover over het gebiedsplan.
- -
3 punten wanneer ook drie andere gebiedspartijen aantoonbaar positief staan tegenover over het gebiedsplan.
- -
4 punten wanneer ook vier andere gebiedspartijen aantoonbaar positief staan tegenover over het gebiedsplan.
- -
5 punten wanneer ook vijf andere gebiedspartijen aantoonbaar positief staan tegenover over het gebiedsplan en dat aantoonbaar kennisoverdracht gaat plaats vinden.
- d.
effectiviteit van de activiteit
Ten aanzien van effectiviteit wordt gekeken naar in hoeverre de activiteiten in het gebiedsplan effectief bijdragen aan de beleidsdoelen klimaat, milieu en biodiversiteit. Een project dat bijdraagt aan zowel klimaat, milieu en biodiversiteit, zal hoger scoren dan een project dat enkel bijdraagt aan bijvoorbeeld het doel voor klimaat. Het gebruik van Kritische prestatie-indicatoren kan helpen bij doelsturing en doelbereik (van gebiedsanalyse nu (nulmeting) naar streefbeelden). Wanneer hiervan gebruik gemaakt wordt voor de sturing en monitoring van het gebiedsplan, kan hoger gescoord worden op effectiviteit. De score op effectiviteit kan verder toenemen als het gebiedsplan ook aandacht besteed aan kennisoverdracht en innovatie.
De mate van effectiviteit van het gebiedsplan wordt beoordeeld met:
- -
0 punten wanneer het gebiedsplan nauwelijks aansluit bij een van de drie genoemde doelen.
- -
1 punt wanneer het gebiedsplan overtuigend aansluit bij een van de drie genoemde doelen.
- -
2 punten wanneer het gebiedsplan overtuigend aansluit bij twee van de drie genoemde doelen.
- -
3 punten wanneer het gebiedsplan overtuigend aansluit bij twee van de drie genoemde doelen en wanneer voor doelsturing en doelbereik gebruikgemaakt wordt van kritische prestatie-indicatoren.
- -
4 punten wanneer het gebiedsplan overtuigend aansluit bij alle drie de genoemde doelen.
- -
5 punten wanneer het gebiedsplan overtuigend aansluit bij alle drie de genoemde doelen en wanneer voor doelsturing en doelbereik gebruikgemaakt wordt van kritische prestatie-indicatoren.
- e.
efficiëntie van uitvoering van de activiteit
De mate van efficiëntie van het gebiedsplan wordt beoordeeld op basis van of aandacht besteed is aan de organisatiestructuur van het samenwerkingsverband, een beschrijving van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de projectpartners, het financieel projectbeheer, een projectmatige aanpak en de verhouding tussen de investeringskosten en de proceskosten.
De volgende punten kunnen worden behaald:
- -
0 punten wanneer het gebiedsplan een nauwelijks overtuigende omschrijving van de organisatiestructuur van het samenwerkingsverband bevat.
- -
1 punt wanneer van het gebiedsplan een duidelijke organisatiestructuur bevat.
- -
2 punten wanneer in het samenwerkingsverband naast een omschrijving van de organisatiestructuur ook aandacht besteed is aan een van de hierboven genoemde aspecten.
- -
3 punten wanneer in het samenwerkingsverband naast een omschrijving van de organisatiestructuur ook aandacht besteed is aan twee van de hierboven genoemde aspecten.
- -
4 punten wanneer in het samenwerkingsverband naast een omschrijving van de organisatiestructuur ook aandacht besteed is aan drie van de hierboven genoemde aspecten.
- -
5 punten wanneer in het samenwerkingsverband naast een omschrijving van de organisatiestructuur ook aandacht besteed is aan vier van de hierboven genoemde aspecten.
- f.
haalbaarheid van de activiteit
De haalbaarheid van de opgenomen activiteiten voor de uitvoering van het gebiedsplan wordt beoordeeld door te kijken naar:
- -
hoe risicobeheer is ingericht (hoe omgegaan wordt met veranderingen),
- -
of vergunningen zijn afgegeven of een positief preadvies is afgegeven door de vergunnende instantie zodat de uitvoering van het gebiedsplan direct doorgang kan vinden,
- -
of het gebiedsplan een realistische planning bevat,
- -
of aandacht is voor lerend vermogen van betrokken partijen (kennisdeling) en
- -
of een duurzaambehoud van de resultaten na afloop van de uitvoering van het gebiedsplan gegarandeerd is.
De haalbaarheid van het gebiedsplan wordt beoordeeld met:
- -
0 punten wanneer haalbaarheid nauwelijks is onderbouwd in het gebiedsplan.
- -
1 punt wanneer sprake is van een van de hierboven genoemde aspecten.
- -
2 punten wanneer sprake is van twee van de hierboven genoemde aspecten.
- -
3 punten wanneer sprake is van drie van de hierboven genoemde aspecten.
- -
4 punten wanneer sprake is van vier van de hierboven genoemde aspecten.
- -
5 punten wanneer sprake is van vijf van de hierboven genoemde aspecten.
- g.
mate van urgentie van de activiteit.
Urgentie is gebiedsgebonden en kan per doel waar de activiteiten uit het gebiedsplan bij aansluiten, benoemd worden. Bij de mate van urgentie wordt gelet op in hoeverre de voorgenomen activiteiten in het gebiedsplan onderdeel zijn van een in de regio noodzakelijke opgave. Bepalend is de mate van overbrugging van de huidige situatie naar de gewenste situatie ten aanzien de doelen voor klimaat, milieu en biodiversiteit en doelen vanuit het Flevolands beleid voor het landelijk gebied.
De mate van urgentie van het gebiedsplan wordt beoordeeld met:
- -
0 punten wanneer de mate van urgentie van de voorgenomen activiteiten nauwelijks is onderbouwd.
- -
1 punt wanneer de mate van urgentie bij een doel is onderbouwd.
- -
2 punten wanneer de mate van urgentie bij twee verschillende doelen is onderbouwd.
- -
3 punten wanneer de mate van urgentie bij drie verschillende doelen is onderbouwd.
- -
4 punten wanneer de mate van urgentie bij vier verschillende doelen is onderbouwd.
- -
5 punten wanneer de mate van urgentie bij vijf verschillende doelen is onderbouwd.
Wegingsfactoren
Hieronder wordt weergegeven welke wegingsfactoren bij welk selectiecriterium van toepassing is. Per selectiecriterium kan een score van 0, 1, 2, 3, 4 of 5 punten worden behaald:
|
Selectiecriterium |
Wegings-factor |
Te behalen punten |
Maximum per criterium |
a |
Ambitie van het plan ten aanzien van de te realiseren gebiedsdoelen |
2 |
0-5 |
10 |
b |
Diversiteit van de partijen en aantal samenwerkende partijen |
2 |
0-5 |
10 |
c |
Draagvlak voor het gebiedsplan |
3 |
0-5 |
15 |
d |
Effectiviteit van de activiteit |
2 |
0-5 |
10 |
e |
Efficiëntie van uitvoering van de activiteit |
2 |
0-5 |
10 |
f |
Haalbaarheid van de activiteit |
3 |
0-5 |
15 |
g |
Mate van urgentie van de activiteit |
1 |
0-5 |
5 |
Maximumaantal te behalen punten |
75 |
Rangschikking van aanvragen
Voor het rangschikking van alle aanvragen geldt dat bij beoordeling van een individuele aanvraag minimaal 60% van de maximaal te behalen score behaald moet worden wat maakt dat de drempelscore om in aanmerking voor subsidie te komen, 45 punten is.
Er is sprake van een tender binnen deze openstelling. Voor de selectie van de gebiedsplannen die voor subsidie in aanmerking komen, is een adviescommissie samengesteld. Aanvragen worden gescoord aan de hand van selectiecriteria en vervolgens gerangschikt. Alleen de aanvragen met de minimumscore of hoger komen voor subsidie in aanmerking, voor zover het binnen het opengestelde subsidieplafond past.
De plaats in de rangorde wordt bepaald door het aantal punten dat de adviescommissie aan de aanvraag toekent. Voor elke aanvraag geldt dat een minimumaantal punten dient te worden behaald om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen (60% van de maximum aantal te behalen punten). Indien een aanvraag minder dan 36 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd. Het doel van deze systematiek is om alle aanvragen onderling te vergelijken en de beste aanvragen uit het totaalaanbod te kunnen selecteren.
Aanvragen worden op volgorde van de rangschikking gehonoreerd. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben gekregen en de som van de aangevraagde bedragen dusdanig is dat het subsidieplafond wordt overschreden, dan vindt tussen hen een prioritering plaats op de afzonderlijke scores in de volgorde draagvlak en haalbaarheid. Als er twee gelijk scorende aanvragen zijn waarbij 4 punten zijn gescoord op draagvlak door aanvraag 1 en 3 punten zijn gescoord op draagvlak door aanvraag 2, dan wordt aanvraag 1 hoger gerankt dan aanvraag 2, ondanks de overall gelijke score van aanvraag 1 en 2. Aanvraag 1 komt dan eerst in aanmerking voor subsidie dan aanvraag 2.
Indien de aanvragen in het geheel een gelijk aantal punten hebben behaald, dus ook op de afzonderlijke selectiecriteria, dan wordt de rangschikking van de aanvragen bepaald door loting uitgevoerd door een notaris. Het toekennen van de scores en de rangschikking vindt plaats door een adviescommissie zoals bedoeld in artikel 1.13 van de Subsidieverordening.
Artikel 11 Verplichtingen
De uitvoering van het gebiedsplan moet uiterlijk 30 juni 2028 afgerond zijn. Dat betekent dat alle activiteiten uitgevoerd moeten zijn en dat de kosten ervan gemaakt zijn. Met deze einddatum wordt binnen de huidige GLB-periode maximaal ruimte gegeven voor de uitvoering van gebiedsplannen.
Aansluiting op het Nationale (Netwerk platteland) en Europese EIP netwerk draagt ertoe bij dat samenwerkingsverbanden gedurende het gehele project gebruik kunnen maken van beschikbare kennis en ervaring voor een hogere effectiviteit. Het doel hiervan is dat het delen van de kennis die opgedaan wordt tijdens de projecten, door anderen gebruikt kan worden en daardoor bijdraagt effectievere en innovatieve gebiedsplannen in Nederland en in Europa. Daarnaast kunnen via de netwerken ook interacties ontstaan tussen de verschillende samenwerkingsverbanden zodat deze elkaar kunnen versterken door een community te vormen.
De subsidieontvanger is verplicht om de resultaten van het project te delen via de hiertoe geëigende netwerken. Onder geëigende netwerken wordt in ieder geval begrepen:
- -
Groen Kennisnet*
- -
EIP-netwerk** als bedoeld in artikel 127 VO (EU) nr 2021/2115.
** Het Europees Innovatienetwerk voor de Landbouw (EIP-AGRI) werkt aan de bevordering van concurrerende en duurzame land- en bosbouw in Europa. Het EIP-AGRI-netwerk is onderdeel van het CAP Network van de EU. Elk project wordt gemeld aan dit Europese EIP netwerk.
*Met Groen Kennisnet, het kennisplatform van de groene sector in Nederland, is een speciale samenwerking aangegaan. Groen Kennisnet maakt voor elk Nederlands project een pagina aan om de plannen en eindresultaten te delen. Ook tijdens uw project kunt u resultaten delen via Groen Kennisnet. Groen Kennisnet neemt hierover contact met u op.
Artikel 12 Voortgangsverslag, deelbetaling en inhoudelijk verslag
Bij voorgangsverslagen, verzoeken tot deelbetaling en vaststelling gelden rapportageverplichtingen. Deze verplichtingen worden opgelegd omdat de lidstaten verplicht zijn dergelijke gegevens aan te leveren bij de Europese Commissie. In eerste instantie dient men te rapporteren over het aantal personen dat baat gehad heeft bij het gebiedsplan en wordt als volgt in beeld gebracht: het gerealiseerde aantal personen dat van advies, opleiding, kennisuitwisseling of deelname aan de EIP groep heeft geprofiteerd om betere duurzame economische, sociale, milieu- en klimaatprestaties en prestaties op het gebied van hulpbronnenefficiëntie te leveren.
Artikel 13 Subsidie-arrangement
Voor de verantwoording van de subsidie voor de uitvoering van een gebiedsplan geldt dat alle kosten waarvoor subsidie is verleend verantwoord moeten worden aan de hand van een inhoudelijk en financieel verslag conform arrangement 3 uit de Subsidieverordening. In feite vindt de verantwoording van de subsidie plaats op basis van daadwerkelijk gerealiseerde kosten en te leveren prestaties.
Artikel 14 Voorschot en deelbetaling
Bij subsidieverlening wordt een voorschot van 50% van de verleende subsidie direct uitbetaald. Per jaar dat een project in de uitvoering loopt, kan maximaal een keer een verzoek tot deelbetaling worden ingediend.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl