Beleidsplan Vergunningverlening, Toezicht & Handhaving, Sint-Michielsgestel 2025-2029

Geldend van 15-01-2025 t/m heden

Intitulé

Beleidsplan Vergunningverlening, Toezicht & Handhaving, Sint-Michielsgestel 2025-2029

Managementsamenvatting

Voor u ligt het Beleidsplan VTH, Boxtel 2025 – 2029 (hierna: VTH-beleidsplan). Dit beleid vervangt het Beleid VTH 2020 – 2023 van de gemeente Boxtel, dat is verlengd tot en met 2024.

In het VTH-beleidsplan beschrijven we onze visie op de taakuitvoering binnen de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving. Vervolgens werken wij de beleidsmatige doelstellingen en speerpunten uit. Deze zijn gebaseerd op de risico’s en ontwikkelingen die zijn geconstateerd in een uitgevoerde risicoanalyse. Tot slot wordt in de uitvoeringsstrategieën ingegaan op de wijze waarop dit omgevingsbeleid wordt uitgevoerd en hoe deze doorwerkt in de BIG 8-beleidscyclus.

Het VTH-beleidsplan gaat over alle voor de gemeente relevante VTH - taken die vallen onder de Omgevingswet en Wet kwaliteitsborging voor het bouwen, aangevuld met de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV, meer specifiek reclame, kap, inritten en evenementen) en een aantal bijzondere wetten (de Drank- en Horecawet, de Wet BRP, en de Opiumwet). Conform de wettelijke eisen voldoen we hiermee ook voor de vergunningverlening aan de beleidscyclus (probleemanalyse, prioriteren, programmeren, monitoren, verslagleggen).

Dit afwegingskader moet het bestuur en het management in staat stellen de uitvoering van toezicht en handhaving op hoofdlijnen effectief en transparant aan te sturen en geeft kaders aan de feitelijke uitvoering van toezicht- en handhavingswerkzaamheden.

Deze integrale beleidsregels dienen ook als basis voor het Uitvoeringsprogramma voor de volgende jaren. Dit programma geeft inzicht in de uit te voeren taken en de hiervoor benodigde en beschikbare capaciteit en is input voor de begroting.

Bij verandering van prioritering en speerpunten zullen deze beleidsregels indien noodzakelijk op de desbetreffende delen worden herzien.

Inleiding

Context

Voor u ligt het Beleidsplan Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Sint-Michielsgestel 2025-2029 (hierna: VTH-beleidsplan). Dit beleidsstuk vervangt ‘Beleid VTH Sint-Michielsgestel 2020-2024'. Oorspronkelijk was de looptijd van het vorige beleidsplan tot eind 2023, maar met het oog op de definitieve inwerkingtreding van de Omgevingswet werd deze looptijd met één jaar verlengd.

Dit VTH-beleidsplan geeft het kader waarbinnen wij als MijnGemeenteDichtbij voor de gemeente Sint-Michielsgestel uitvoering geven aan onze vergunnings-, toezichts- en handhavingstaken (hierna: VTH-taken) binnen het Omgevingsrecht en de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV). Voorliggend plan is exclusief de milieutaken. De gemeente Sint-Michielsgestel is weliswaar het bevoegde gezag voor de milieutaken, maar deze taken zijn gemandateerd aan de Omgevingsdienst Brabant Noord (hierna: ODBN).

Vanwege de recente ontwikkelingen op het gebied van het Omgevingsrecht, zoals de inwerkingtreding van de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (hierna: Wkb), is er sinds 1 januari 2024 veel veranderd in de werkwijzen met betrekking tot de VTH-taken. Tegelijkertijd brengen deze veranderingen nog altijd veel uitdagingen en leermomenten met zich mee. Dit beleidsplan moet dan ook worden gezien als een dynamisch document, dat herzien en aangepast kan worden waar nodig.

Het VTH-beleidsplan is tot stand gekomen door afstemming tussen verschillende interne en externe partijen.

Waarom een VTH-beleid?

Uit het Omgevingsbesluit volgt dat het college van burgemeesters en wethouders wettelijk verplicht is om beleid vast te stellen voor de uitvoerings- en handhavingstaken binnen het Omgevingsrecht. Met de vaststelling van dit VTH-beleidsplan voldoen wij aan deze wettelijke verplichting.

Vergunningverlening, toezicht en handhaving (hierna: VTH) zijn voor de overheid in relatie tot inwoners en bedrijven belangrijke instrumenten. Het uitvoeren van de VTH-taken draagt bij aan een aan een veilige, duurzame, leefbare en gezonde fysieke leefomgeving voor onze inwoners. Met dit VTH-beleidsplan willen wij als MijnGemeenteDichtbij transparant zijn over de wie, wat, waarom en hoe omtrent de uitvoering van de VTH-taken.

Dit VTH-beleidsplan heeft dan ook als doel om te komen tot een eenduidige werkwijze en een integrale afweging van de inzet van beschikbare middelen. Dit betekent dat we VTH-taken planmatig uitvoeren, onderbouwd met risicoanalyses, prioritering en doelstellingen.

De “BIG8"-beleidscyclus

Dit VTH-beleidsplan volgt de systematiek van de zogeheten BIG8-beleidscyclus uit het Omgevingsrecht. De BIG8 bestaat uit verschillende procescriteria, die eisen stellen ten aanzien van de VTH-taken.

De procescriteria vormen twee cycli. Dit zijn een beleidsvormende cyclus en een uitvoerende cyclus. Met het vaststellen van dit VTH-beleidsplan begint de BIG8. Vanuit dit strategisch beleidskader wordt in het jaarlijkse uitvoeringsprogramma doormiddel van een concretisering van de personele en financiële middelen de vertaalslag gemaakt naar operationeel beleid. Het VTH-beleidsplan en uitvoeringsprogramma worden vervolgens jaarlijks geëvalueerd en waar nodig doorontwikkeld. Door het consequent uitvoeren van deze drie processtappen realiseren wij een sluitende beleidscyclus.

Op de volgende pagina schematiseren we de stappen van de BIG8-cyclus in een leeswijzer en leggen we per icoon uit waar we in het hoofdstuk inhoudelijk op ingaan.afbeelding binnen de regeling

Leeswijzer

Deze leeswijzer heeft als doel het duidelijk maken welk onderdeel van de BIG8-cyclus wij in welk hoofdstuk van dit VTH-beleid beschrijven. De onderstreepte, dikgedrukte woorden zijn de onderdelen van de BIG8-cyclus:

afbeelding binnen de regeling

Omgevingsanalyse en ontwikkelingen

Ten behoeve van de prioriteitenendoelen voor de komende beleidsperiode wordt beschreven in dit hoofdstuk:

Omgevingsanalyse;

Ontwikkelingen;

Ontwikkelingsanalyse.

afbeelding binnen de regeling

Missie, visie en doelstellingen

De missie vloeit voort uit het coalitieakkoord

In dit hoofdstuk wordt beschreven de missie en visie die richtinggevend zijn voor de strategie op het gebied van VTH voor deze beleidsperiode.

Met de hoofddoelstellingen in hoofdstuk 2 wordt richting gegeven aan het programma voor de komende beleidsperiode.

Dit programma krijgt vorm in de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s.

afbeelding binnen de regeling

Risicoanalyse en prioritering

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de risicoanalyse is opgesteld en de prioritering is aangebracht.

De risicoanalyse en prioritering geven vorm aan de werkwijze voor de VTH-taken.

Hierbij laten we zien wat de top 5 activiteiten voor de komende periode zijn op het gebied van het Omgevingsrecht.

In het uitvoeringsprogramma maken we de koppeling tussen de risicoanalyse en prioritering en de beschikbare en benodigde middelen.

afbeelding binnen de regeling

Strategieën en werkwijzen

In dit hoofdstuk zijn de uitvoering strategieën beschreven die de basis zijn voor de uitvoering.

De invoering van de Omgevingswet en Wkb zorgt op een aantal onderdelen voor veranderingen in de vergunningen en toezichtfase.

Hierbij geven wij aan hoe de risicoanalyse en prioritering doorwerkt in de praktijk.

afbeelding binnen de regeling

Borging en uitvoering

In dit hoofdstuk maken wij inzichtelijk de beschikbare financiële en personele middelen.

In het uitvoeringsprogramma wordt de koppeling tussen de financiële en personele middelen en de uitvoering gemaakt.

De geplande activiteiten en de daaraan gekoppelde doelen uit het uitvoeringsprogramma worden gemonitord.

afbeelding binnen de regeling

Evaluatie  

In dit hoofdstuk staat opgenomen de beleidsevaluatie. Wij beschrijven de methode voor evaluatie van het VTH-beleidsplan en het uitvoeringsprogramma.

Met een evaluatie wordt een sluitende beleidscyclus gerealiseerd.

Jaarlijks evalueren wij middels een jaarverslag. Op basis van dit jaarverslag kan waar nodig het geldende beleid worden bijgesteld.

1. Omgevingsanalyse en ontwikkelingen

De omgevingsanalyse richt zich op de omgeving waarbinnen de VTH-taken zich afspelen. Dit hoofdstuk beschrijft een aantal relevante trends, gebeurtenissen en transities die van invloed (kunnen) zijn in de komende beleidsperiode. Allereerst beginnen we de in paragraaf 1.1 met een korte toelichting op de strategie en ambities voor het fysieke domein. Dit doen we aan de hand van de Omgevingsvisie Sint-Michielsgestel. In paragraaf 1.2 blikken we terug én kijken we vooruit naar de ontwikkelingen op de VTH-organisatie. Dat werken we weer verder uit in de consequenties voor de VTH-werkzaamheden in de analyse van inzichten in paragraaf 1.3.

1.1 Omgevingsanalyse

De gemeente Sint-Michielsgestel staat bekend om zijn groene, dorpse en rustige karakter. De meanderende beekdalen van de Dommel en de Aa, cultuurhistorische landgoederen en karakteristieke (lint)dorpen zorgen voor een uniek afwisselend landschap met een landelijke sfeer. In de dorpen is sprake van een hecht verenigingsleven en een grote mate van saamhorigheid waardoor mensen zich er thuis voelen: een aantrekkelijke woongemeente met de voorzieningen van de stad nabij.

De ambtelijke organisatie

Sinds 2016 werken medewerkers van de gemeenten Boxtel en Sint-Michielsgestel samen onder de naam MijnGemeenteDichtbij. Wij streven naar vernieuwing, verbinding en werken met passie. Deze kernwaarden typeren het karakter van de organisatie. Onze gemeenten werken met ons mee; binnen de organisatie, maar ook met inwoners, ondernemers en andere maatschappelijke partners. Mensen die bij ons werken herkennen zich in een drietal competenties; veerkracht, integraal werken en digitaal vaardig.

OmgevingsvisieSint-Michielsgestel 2040

Iedere gemeente in Nederland stelt op basis van de Omgevingswet een omgevingsvisie op. De omgevingsvisie geeft aan hoe wij de totale fysieke leefomgeving voor een langere periode willen inrichten. Tegelijkertijd biedt de omgevingsvisie het kader voor het koesteren en versterken van de kernwaarden en het realiseren van de ambities. De omgevingsvisie draagt hiermee bij aan het vinden van de balans tussen het benutten en beschermen van de leefomgeving.

De Omgevingsvisie is een strategisch document dat nader uitgewerkt moet worden in gemeentelijk beleid. De komende periode richt VTH zich op het afstemmen van de Omgevingsvisie en bijbehorende uitvoeringsprogramma’s op de VTH-werkzaamheden en het werken volgens de beleidscyclus van de Omgevingswet.

1.2 Ontwikkelingen

Terugkijken

Vorig VTH-beleid

In ‘Beleid VTH Sint-Michielsgestel 2020-2024' waren verschillende ambities en doelenstellingen opgenomen. Gehanteerd werd één algemene doelstellingen. Deze doelstelling zag op het bevorderen en behouden van een veilige en kwalitatief goede leefomgeving. Deze doelstelling was uitgewerkt in navolgende specifieke speerpunten:

Het bewaken van de constructieve veiligheid bij nieuwbouw en constructieve verbouwingen;

Brandveilige omgeving vergroting;

Panden die niet geschikt en/ of bestemd zijn voor bewoning, maar wel bewoond worden, niet meer als zodanig laten gebruiken;

Gebruik van vrijkomende agrarische bebouwing;

Aanpak overige taken reguliere bedrijfsvoering.

Een aandachtspunt was verder de opgestelde prioritering. Deze was te uitgebreid en niet scherp genoeg, wat het in de praktijk lastig maakte om voldoende prioritair te werken. Nu dit gelet op de beschikbare capaciteit van het VTH-team, die niet uitputtend is, steeds noodzakelijker wordt, hebben we besloten om de prioritering passender te maken. De prioritering staat nader uitgewerkt in hoofdstuk 3 van dit VTH-beleidsplan en hoofdstuk 7 van de bijlagenbundel.

Interbestuurlijk Toezicht van de provincie Noord-Brabant (ITB)

Het ITB heeft het VTH-beleid van MijnGemeenteDichtbij geëvalueerd. Het samenvattend oordeel van het meest recente toezichtoordeel (over 2024) is dat de gemeente Sint-Michielsgestel ‘gedeeltelijk voldoet’ aan gestelde eisen, waarmee wij de kleur ‘oranje’ krijgen. Documentatie was tijdig vastgesteld. Aandachtpunten waren onder andere het opstellen van een evaluatie kwaliteitscriteria VTH, het kunnen aantonen van het voldoen aan het deskundigheidsgebied Cultuurhistorie, en het beter ingaan op de uitoefening van uitvoering en handhaving voor het onderdeel cultureel erfgoed. De score ‘oranje’ is een kleine daling ten opzichte van de voorgaande jaren. We gaan in dit nieuwe beleid dan ook hard aan de slag met alle aanwijzingen en aandachtspunten.

Vooruitkijken

‘Voor nu, voor later, voor elkaar’-bestuursakkoord Sint-Michielsgestel 2022-2026

In de periode 2022-2026 willen wij, samen met de inwoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties, werken aan de (grote) maatschappelijke opgaven binnen de gemeente. We vinden het belangrijk dat iedereen kan participeren maar ook verantwoordelijkheid neemt.

Om hier meer invulling aan te geven, staat in het coalitieakkoord een verdere uitwerking van de gemaakte keuzes in drie thema's en twee randvoorwaarden. Hieronder volgt een aantal van deze opgaves met de speerpunten die van invloed zijn op de VTH-taken:

Goed voor nu:

Een beperkte ruimte op de woningmarkt met creatieve oplossingen toegankelijk maken.

Verkeersveiligheid en bereikbaarheid vraagt om een investering in verkeersmaatregelen.

De veiligheid van onze inwoners garanderen door een actieve samenwerking met onze ketenpartners.

Goed voor later:

Stimuleren van warmte- en energietransitie, klimaatadaptatie en waterberging.

Duurzaamheid rondom afvalscheiding.

Flexibiliteit in plan- en uitvoeringsfase.

Goed voor elkaar:

Burgerparticipatie in de omgevingsdialoog.

Huisvesting van statushouders

Kadernota Integraal veiligheidsplan 2023-2026 (IVP)

Een veilige gemeente is cruciaal voor onze inwoners. Hoe MijnGemeenteDichtbij dit wil bereiken, staat in een Integraal Veiligheidsplan (IVP). Binnen het basisteam Meierij wordt op het gebied van veiligheid nauw samengewerkt met de 5 gemeenten, te weten Boxtel, Heusden, Meierijstad, Sint-Michielsgestel en Vught. Binnen het IVP ligt de nadruk op een viertal thema's. Deze thema's zijn zorg en veiligheid, digitale veiligheid, polarisatie en voorkomen maatschappelijke onrust en ondermijning/georganiseerde criminaliteit.

Gemeenschappelijk uitvoeringskader-VTH Omgevingsdienst Brabant Noord

Het gemeenschappelijk uitvoeringskader vormt het raamwerk voor het meerjaren-uitvoeringsprogramma van de ODBN voor de basistaken en de ingebrachte verzoektaken op milieugebied. Dit gemeenschappelijke uitvoeringskader beschrijft de algemene uitgangspunten en de strategieën die door de ODBN worden gehanteerd bij de uitvoering van de VTH-milieutaak (vergunningverlening, toezicht en handhaving op milieugebied). Risicogericht werken en programmeren is hierbij het centrale uitgangspunt.

Juridische ontwikkelingen

De nieuwe Omgevingswet is op 1 januari 2024 in werking getreden. De Omgevingswet bundelt bestaande wetten en brengt deze in samenhang met elkaar. Geen 26 wetten, maar één wet. De invoering van de Omgevingswet heeft invloed gehad op verschillende processen binnen de gemeente.

Doelstellingen van de Omgevingswet zijn onder andere een gebruiksgemakkelijker en inzichtelijker omgevingsrecht, een actievere en flexibelere aanpak van het openbaar bestuur en een versnelde en verbeterde besluitvorming. Dit heeft in het afgelopen jaar bijvoorbeeld geleid tot het aanpassen van de relevante werkprocessen dat werkprocessen aangepast en het maken van duidelijke afspraken met de ketenpartners.

Ook de Wkb is op 1 januari 2024 in werking getreden. Het doel van deze wet is het verbeteren van de bouwkwaliteit en het bouwtoezicht door inschakeling van kwaliteitsborgers. Met deze wet is er meer verantwoordelijkheid op het gebied van toezicht te liggen bij private partijen.

Binnen het Omgevingsrecht is er sinds 1 januari 2024 dus veel veranderd is, maar er inmiddels ook al veel ervaring is opgedaan. De impact van deze nieuwe wetgeving voor het VTH-team maakt dat de aankomende jaren een constant proces van leren, evalueren en doorontwikkelingen zullen zijn.

Maatschappelijke ontwikkelingen

Door een reeks ingrijpende maatschappelijke ontwikkelingen waar wij als gemeente mee te maken krijgen, zoals de polarisering en de zelfredzaamheid van inwoners, klimaatverandering en klimaatadaptatie, de stikstofproblematiek en de woningbouwopgave, worden de VTH-werkzaamheden steeds complexer en daarmee ook steeds belangrijker. Dit vraagt om een brede integrale aanpak om deze ontwikkelingen het hoofd te bieden.

Organisatorische ontwikkelingen

Bovengenoemde ontwikkelingen maakt dat MijnGemeenteDichtbij staat voor allerlei organisatorische en financiële vraagstukken. Wij zijn een dynamische organisatie die altijd volop in beweging is. Onze uitgangspunten zijn Passie, Verbinden en Vernieuwen. Dit bepaalt waar onze organisatie voor staat, wat we belangrijk vinden en waar we in geloven. Deze vraagstukken en uitgangspunten bepalen onze manier van (samen)werken op het gebied van VTH.

1.3 Analyse van inzichten

De ontwikkelingen op de vorige pagina zijn allemaal van invloed op de gehele VTH-organisatie. In deze paragraaf richten we ons specifiek op de te verwachten ontwikkelen die direct invloed hebben op de VTH-werkzaamheden.

Impact juridische ontwikkelingen

Omgevingswet

De impact van de Omgevingswet voor de VTH-werkzaamheden is onder andere:

De korte voorbereidingsprocedure van 8 weken is het uitgangspunt.

Het omgevingsplan vraagt participatie en afweging bij de planvorming.

Meer maatwerk daarbij vergen besluiten een goede afweging en onderbouwing.

Bredere integrale afweging en integrale afhandeling van proces.

Gedrag en cultuurverandering.

Transparantie van informatievoorziening, omdat alle digitale informatie op één plek te vinden is.

Het juridisch instrumentarium voor toezicht en handhaving blijft nagenoeg hetzelfde.

De Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (hierna: LHSO) is de opvolger van de Landelijke Handhavingsstrategie (hierna: LHS).

Deze veranderingen vragen zowel aanpassingen in proces, beleid en competenties. Daarnaast introduceert de Omgevingswet een aantal kerninstrumenten. De exacte invulling en consequenties van deze instrumenten worden de komende jaren duidelijk en dan krijgt VTH een nadrukkelijke rol in de monitoring en evaluatie hiervan, zodat uitvoering, visie- en planvorming met elkaar in gesprek zijn om de kerninstrumenten op een passende manier in te zetten.

Wet kwaliteitsborging voor het bouwen

Het doel van de Wkb is het verbeteren van de kwaliteitsborging voor het bouwen en het versterken van de positie van de bouwconsument. In de praktijk zal dit betekenen dat het toetsen van bouwplannen en het toezicht houden tijdens bouwprojecten in veel gevallen door een marktpartij, de zogeheten kwaliteitsborger, wordt uitgevoerd. Hierdoor vallen er op termijn werkzaamheden weg bij de gemeente. De Wkb wordt gefaseerd ingevoerd en alle vergunningen die voor inwerkingtreding van de Omgevingswet worden aangevraagd en verleend blijven onder het regime van de gemeente vallen.

Uiteraard betekent de Wkb niet alleen het verdwijnen van taken, maar komen er ook nieuwe (administratieve) taken bij. Daarnaast komen we met dit VTH-beleidsplan in een overgangsfase terecht, waarbij er nog zaken zullen lopen die getoetst moeten worden aan oude wetgeving. Ook kan de Omgevingswet zorgen voor nieuwe vergunningplichten en de toename van zorgplichten waar VTH op moet toezien. Daarnaast zal VTH, in het kader van de beleidscyclus, een nadrukkelijkere rol krijgen bij het opstellen van regels.

Impact maatschappelijke ontwikkelingen

Over de maatschappelijke ontwikkelingen maakt de gemeente Sint-Michielsgestel (ook) binnen andere teams beleid. Voor een goede doorwerking van gemeentelijk beleid naar de VTH-uitvoering zal VTH een rol moeten innemen bij de vorming van nieuw beleid en bij de monitoring- en evaluatie van bestaand beleid. Dit vraagt capaciteit van de VTH-medewerkers. Daarnaast vormen de kadernota’s een basis voor de uitvoering van werkzaamheden.

2. Missie, visie en doelstellingen

In dit hoofdstuk beschrijven wij de missie, visie en doelstellingen van MijnGemeenteDichtij voor de komende beleidsperiode. Aan de hand van deze missie, de verbeterpunten van het vorige beleid en de eerder benoemde ontwikkelingen geven wij in onze visie aan hoe wij hier invulling aan geven. De visie wordt in paragraaf 2.2 verder uitgewerkt in doelstellingen. Deze visie en doelstellingen geven richting aan de komende beleidsperiode.

2.1 Missie en visie

Voor wat betreft de missie sluiten wij aan bij het coalitieakkoord. Op basis van deze missie hanteren wij een visie en doelstellingen voor de komende beleidsperiode.

Missie

afbeelding binnen de regeling

Visie

‘Goed voor nu, goed voor later, goed voor elkaar’

We werken vanuit partnerschap met aandacht voor

ieders rol en verantwoordelijkheid. We anticiperen, werken integraal, “geven ruimte” en “werken mee”. We doen dat vanuit het

principe “wat kan wel”, en zoeken met lef naar mogelijkheden. Daarbij

hebben we ook aandacht voor onze eigen ontwikkeling.

2.2 Doelstellingen

De algemene doelstelling van dit VTH-beleidsplan is het in stand houden en verder versterken van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Dit realiseren wij door het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke functies. Om dit te bereiken hanteren we 4 subdoelstellingen. Deze doelstellingen geven invulling aan de relevante ontwikkelingen en aan onze missie en visie.

In onderstaande tabel hebben is uitgewerkt wat wij willen bereiken (de doelstellingen), wat we daarvoor gaan doen (de hoofdactiviteiten) en wanneer we tevreden zijn (het gewenste resultaat:

Doelstelling:

Hoofdactiviteit:

Gewenst resultaat:

1

De komende beleidsperiode dragen wij bij aan de ambities uit het “Voor nu, voor later, voor elkaar” -akkoord met betrekking tot de kwaliteit van de leefomgeving.

Jaarlijks een uitvoeringsprogramma opstellen waarbij we op operationeel niveau doelstellingen en activiteiten formuleren die bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving.​

Als we in het jaarverslag kunnen concluderen dat we gewerkt hebben conform het vastgestelde uitvoeringsprogramma en de gestelde doelen behaald hebben, dan wel gemotiveerd hebben afgeweken.

2

De komende beleidsperiode blijven wij inzetten op het (nog beter) leren werken met de Omgevingswet en Wkb.

Reeds geïmplementeerde of in deze beleidsperiode ontwikkelde werkprocessen VTH met betrekking tot de Omgevingswet en de Wkb opstellen, evalueren en waar nodig aanpassen.

Als we voldoen aan de wettelijke eisen voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet en Wkb.

3

De komende beleidsperiode versterken wij onze keten van VTH en realiseren wij de borging van afspraken en processen, zowel intern als extern.

Wij onderzoeken hoe wij onze werkwijzen (nog beter) op elkaar kunnen afstemmen. Waar nodig worden werkafspraken en werkprocessen tussen interne en externe ketenpartners geanalyseerd, verbetert, getest en gemonitord.

Als alle voorgenomen acties in de interne en externe uitvoeringsprogramma’s zijn uitgevoerd.

4

De komende beleidsperiode werken onze VTH-medewerkers risico gestuurd conform de prioritering uit hoofdstuk 3.

Het risico gestuurd-werken werken wij jaarlijks nader uit in het uitvoeringsprogramma en in onze werkprocessen.

Toezicht en Handhaving werken integraal samen, waarbij de T en de H allebei een evenwichtige bijdrage leveren wat betreft de inzet van beschikbare middelen.

3. Risicoanalyse en prioritering

Er zal nooit voldoende capaciteit zijn om alle VTH-taken uitputtend uit te voeren. Een beleidsplan opstellen betekent ook afwegingen maken en prioriteiten stellen. Aan de hand van een prioriteitsstelling kan het VTH-team van MijnGemeenteDichtbij gemakkelijker de juiste keuzes maken ten aanzien van de inzet van de beschikbare capaciteit en middelen.

Om de medewerkers zo effectief mogelijk in te zetten, is bepaald welke activiteiten binnen de gemeente prioriteit hebben en welke minder. Deze afweging vindt plaats aan de hand van een risicoanalyse. Dit model biedt de mogelijkheid om op basis van een risico-inschatting en prioritering de inzet te bepalen. Deze inschatting wordt gezamenlijk gemaakt.

3.1 Uitleg risicoanalyse en prioritering

De risicoanalyse is als volgt opgebouwd. Voor alle relevante activiteiten die binnen het Omgevingsrecht is een risico-inschatting gemaakt. Dit risico is bepaald volgens een vaste methodiek. Elke activiteit wordt allereerst beoordeeld op de impact van slecht naleefgedrag op basis van een zestal typen effecten:

Fysieke veiligheid

Kwaliteit leefomgeving

Volksgezondheid

Financieel-economisch

Natuur

Imago/bestuurlijke afbreuk

Omdat voor sommige activiteiten vaker sprake is van overtredingen, nemen we ook de kans op slecht naleefgedrag mee in de risicoanalyse. De berekening die volgt is het gemiddelde van de zes criteria maal de kans op overtreding. De score noemen we het gemiddelde risico van slecht naleefgedrag. Hoe hoger de score, hoe hoger de prioriteit.

De risicoanalyse en volledige prioritering staan verder uitgewerkt in hoofdstuk 7 van de Bijlagebundel.

3.2 Gevolgen prioritering

De inzet op activiteiten met een lage prioriteit is minder dan op activiteiten met een hoge prioriteit. Wij gaan op basis van de prioritering uit van verschillende scenario's die de mate en wijze van toezicht en handhaving bepalen. Binnen deze scenario's zitten er verschillen op het gebied van bijvoorbeeld de diepgang van toetsing van een vergunningaanvraag of een toezichtmoment, de bezoekfrequentie van toezicht en de wijze waarop handhavingsverzoeken in behandeling worden genomen. De mate en wijze staan verder uitgewerkt in de uitvoeringsstrategieën. Zie voor de uitvoeringsstrategieën hoofdstuk 4 van dit VTH-beleidsplan en hoofdstukken 2 t/m 6 van de Bijlagenbundel.

4. Strategieën en werkwijzen

De uitvoeringsstrategieën bepalen onze werkwijze. Op deze manier kan MijnGemeenteDichtbij zijn missie, visie en doelen bereiken en prioritair werken. De uitvoeringsstrategieën zijn gebaseerd op de relevante landelijke strategieën, aangevuld met bestaande gemeentelijke strategieën en werkwijzen. De uitvoeringsstrategieën beschrijven de manier van werken op hoofdlijnen door een opsomming van de belangrijkste uitgangspunten. Waar nodig wordt er bij deze uitgangspunten nader ingegaan op specifieke werkwijzen en processen die horen bij de uitvoeringsstrategie.

4.1 Uitvoeringsstrategieën

In de figuur hieronder is de samenhang tussen de uitvoeringsstrategieën weergegeven. Elke uitvoeringsstrategie is nader uitgewerkt met verschillende uitgangspunten:

afbeelding binnen de regeling

De uitvoeringsstrategieën staan verder uitgewerkt in hoofdstukken 2 t/m 6 van de Bijlagenbundel.

De komende beleidsperiode wordt de uitvoering van deze nieuwe strategieën verder uitgewerkt. Er zal moeten worden gemonitord, geëvalueerd en waar nodig worden aangepast om de gewenste resultaten te behalen. Mocht het nodig zijn zullen de strategieën op basis van deze monitoring en evaluatie moeten worden herzien.

5. Borging en uitvoering

In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de uitvoering van het VTH-beleidsplan wordt geborgd.

5.1 Financiële middelen

Om de VTH-taken uit te kunnen voeren en de beleidsdoelen te realiseren, zijn financiële en personele middelen nodig. Dit benodigd budget is geborgd in de begroting. De inzet van middelen wordt jaarlijks toegelicht binnen de uitvoeringsprogramma’s.

5.2 Personele middelen

Het Omgevingsbesluit stelt eisen ten aanzien van de kwaliteit van de uitvoering van de VTH-taken. Deze kwaliteitscriteria bestaan uit de elementen procescriteria en eisen ten aanzien van de deskundigheid en ervaring (de kritieke massa). De kwaliteitscriteria stellen eisen ten aanzien van vakmanschap voor de uitvoering van de VTH-taken. De kwaliteitscriteria beschrijven de minimale kwaliteitseisen op basis van verschillende indicatoren. Deze indicatoren zijn opleiding, kennis, ervaring, frequentie van uitvoeren (aantal ‘vlieguren’) en menskracht. Er is hierbij onderscheid gemaakt tussen verschillende deskundigheidsgebieden. Aan deze deskundigheidsgebieden zijn specifieke activiteiten gekoppeld.

Landelijk zijn na de inwerkingtreding van de Omgevingswet de eisen aan de kritieke massa aangepast. De gemeente Sint-Michielsgestel heeft hierin voorzien door op 17 januari 2023 de “Verordening uitvoering en handhaving omgevingsrecht Sint-Michielsgestel” vast te stellen. Hierin is opgenomen welke eisen wij stellen aan de uitvoeringsorganisaties en hoe hieraan wordt voldaan. De gemeente Sint-Michielsgestel voldoet hiermee aan de wettelijke verplichting uit het Omgevingsbesluit.

5.3 Uitvoeringsprogramma

Het VTH-beleidsplan werken wij jaarlijks uit in een uitvoeringsprogramma voor zowel vergunningverlening, als toezicht en handhaving. In het uitvoeringsprogramma beschrijven we de doelen en de activiteiten op operationeel niveau. Daarbij geven wij ook aan hoe de (financiële en personele) middelen in het betreffende jaar worden ingezet. Gedurende het jaar monitoren we de voortgang van de activiteiten en de daaraan gekoppelde doelen en indien nodig sturen we bij. Het uitvoeringsprogramma sturen wij ter kennisname naar de raad en de provincie (het Interbestuurlijk Toezicht).

5.4 Uitvoeringsproces

De werkwijzen van vergunningverlening, toezicht en handhaving en afhandeling van meldingen zijn vertaald naar specifieke procesbeschrijvingen. Deze procesbeschrijvingen zijn bekend gemaakt bij alle betrokken medewerkers en zijn geborgd binnen de organisatie. Nieuwe medewerkers worden ingewerkt aan de hand van deze werkbeschrijvingen.

5.5 Afstemming ketenpartners

Een goede samenwerking tussen de gemeente en haar partners is van belang. In hoofdstuk 8 van de Bijlagebundel is de samenwerking met ketenpartners uitgewerkt. De onderdelen van het VTH-beleid die betrekking hebben op de strafrechtelijke handhaving stemmen we op operationeel niveau af met de politie en het Openbaar Ministerie. Daarnaast hebben we met verschillende ketenpartners, zoals de Omgevingsdienst Brabant Noord, de Veiligheidsregio Brabant-Noord, de GGD en woningcorporaties afspraken gemaakt over de afstemming en samenwerking op het gebied van VTH-taken.

6. Evaluatie

MijnGemeenteDichtbij is een lerende organisatie. In dit hoofdstuk worden de onderdelen en op welke manier deze geëvalueerd gaan worden beschreven.

6.1 Jaarverslag & uitvoeringsprogramma

Jaarlijks moet worden gerapporteerd over de uitvoering van het vastgestelde uitvoeringsprogramma in een jaarverslag. Geëvalueerd wordt of:

De voorgenomen activiteiten uit het uitvoeringsprogramma zijn uitgevoerd en de gestelde jaardoelen zijn behaald;

De uitvoering van deze activiteiten hebben bijgedragen aan de voortgang van de beleidsdoelen uit dit beleidsplan;

De resultaten van de evaluatie aanleiding geven om de werkwijze en/of het uitvoeringsprogramma van het volgende jaar aan te passen;

De resultaten van de evaluatie aanleiding geven om het VTH-beleid aan te passen.

De rapportage en evaluatie worden elk jaar gedocumenteerd in een jaarverslag. De resultaten van de evaluatie worden gebruikt bij het opstellen van het uitvoeringsprogramma voor het volgende jaar. De evaluatie en het uitvoeringsprogramma worden ieder jaar ter kennisgeving voorgelegd aan de gemeenteraad.

6.2 Evaluatie VTH-beleid

Periodiek, maar in ieder geval nadat een beleidsperiode is verstreken, wordt het VTH-beleid geëvalueerd. Er wordt dan beoordeeld of:

Vastgestelde beleidsdoelen uit het VTH-beleid zijn bereikt;

De voorgenomen activiteiten uit het uitvoerings-en handhavingsbeleid zijn uitgevoerd;

Er aan de afspraken is voldaan die met externe partijen zijn gemaakt.

Deze evaluatie vormt de basis voor nieuw op te stellen VTH-beleid. Het geeft inzicht in de bijdrage van het uitgevoerde beleid aan de gestelde visie en doelen en het naleefgedrag. De gegevens kunnen aanleiding geven om de risicoanalyse aan te passen en doelen bij te stellen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sint-Michielsgestel van 12 november 2024.

De burgemeester,

E. Smid.

De secretaris,

D. van Eeten.

Bijlagenbundel VTH-beleidsplan 2025-2029

Voor u ligt de Bijlagebundel VTH-beleidsplan 2025-2029 van de gemeente Sint-Michielsgestel. Deze bijlagenbundel is onderdeel van het VTH-beleidsplan.

Het beleid geeft kort de hoofdlijnen weer van de visie op vergunningverlening, toezicht en handhaving met daarbij de uitgangspunten, doelen en strategieën om daar te komen. In deze bijlagebundel zijn de strategieën gedetailleerd uitgewerkt en is aanvullende informatie opgenomen.

De bijlagenbundel bestaat uit de volgende hoofdstukken:

Van Wabo naar Omgevingswet en Wet kwaliteitsborging in de bouw (Wkb)

Preventiestrategie

Vergunningenstrategie

Toezichtstrategie

Handhavingsstrategie

Gedoogstrategie

Prioritering en risicoanalyse

Ketenpartners

Leidraad dwangsomhoogtes en begunstigingstermijnen, Sint-Michielsgestel 2025

Beleidsregels buitenplanse omgevingsplanactiviteiten (BOPA) Sint-Michielsgestel 2025

Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO)

1. Van Wabo naar Omgevingswet en Wet kwaliteitsborging in de bouw

In dit hoofdstuk staan een aantal van de algemene wijzigingen beschreven die van toepassing zijn nu de Omgevingswet en Wet kwaliteitsborging in de bouw (hierna: Wkb) in werking zijn getreden. De invloed van deze wijzigingen op de vergunningen-, toezichts- en sanctiestrategie zijn verwerkt in de verder in deze bijlagenbundel opgenomen uitvoeringsstrategieën.

Omgevingswet

De verplichtingen en beoordelingsregels uit de Wet algemene bepalingen bestuursrecht (Wabo) worden bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet ondergebracht in de Omgevingswet. De Omgevingswet kent een verbrede reikwijdte ten opzichte van de Wabo.

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de belangrijkste verandering voor de VTH-strategieën:

In totaal zijn er 26 wetten (deels) komen te vervallen en geïntegreerd in 1 wet (de Omgevingswet). Ook zijn 60 er maatregelen van bestuur, 4 algemene maatregelen van bestuur, 75 regelingen en 1 omgevingsregeling;

Integrale beoordeling veilige en gezonde fysieke leefomgeving en waarborgen van een goede omgevingskwaliteit (middels kaders omgevingsvisie en omgevingsplan);

Meer ruimte om bij AMvB geregelde (milieu)onderwerpen in het omgevingsplan aanvullend te reguleren (o.a. maatwerkregels, de bruidsschat);

Flexibiliteit door beleidsregels, onderzoekslasten, uitvoerbaarheid en kostenverhaal naar de vergunningsfase te brengen;

Voor meer activiteiten geldt een algemene zorgplicht, een algemeen verbod of specifiek zorgplicht;

Uitgangspunt onder de Omgevingswet is ‘decentraal, tenzij’, waardoor doorgaans de gemeente bevoegd gezag is ten aanzien van activiteiten, of (voor wateractiviteiten) het waterschap. Slechts in uitzonderingsgevallen is de provincie of het Rijk bevoegd gezag;

Bij een meervoudige vergunningaanvraag wijzigt in een aantal gevallen de bevoegd gezag rol van rijkspartijen naar die van advies- en instemmingsorgaan. De dubbele handhavings- en toezichtbevoegdheid met het bevoegd gezag die ontstaat in aangewezen gevallen vraagt om goede samenwerkingsafspraken.

De Wabo en de Wet ruimtelijke ordening zijn komen te vervallen en zijn geïntegreerd in de Omgevingswet. Dat heeft de volgende gevolgen gehad:

De bestemmingsplanprocedure is vervallen. Het gebiedsdekkend omgevingsplan is geïntroduceerd;

De regels in het omgevingsplan moeten leiden tot een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, met als doel het vinden van een goede balans tussen ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden en het beschermen van aanwezigen waarden in de leefomgeving;

De kruimelregeling is komen te vervallen. Hiervoor in de plaats komt de vergunningplichtige buitenplanse omgevingsplanactiviteit. De gemeente Sint-Michielsgestel heeft ervoor gekozen om haar kruimelgevallenbeleid ‘omgevingswetproof’ door te zetten;

Ruimtelijke beoordeling voor de verschillende gevolgklassen is vergunningsvrij, meldingplichtig of vergunningplichtig afhankelijk van de keuzes gemaakt in het omgevingsplan;

De activiteiten die in de voormalig bestemmingsplannen vergunningplichtig waren, zijn in het kader van het overgangsrecht ook vergunningplichtig door middel van een binnenplanse omgevingsplanactiviteit;

De vergunning brandveilig gebruik komt te vervallen. Dit worden meldingen op grond van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).

In de Omgevingswet zijn daarnaast de Wet Natuurbescherming, Wet milieubeheer (niet volledig) en regels met betrekking tot geluid, bodem en grondeigendom geïntegreerd (via de gelijknamige aanvullingswetten):

Vanuit het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) bestaat de algemene zorgplicht voor Natura 2000 gebieden en een vergunningsplicht voor het ontwikkelen van activiteiten in deze gebieden. Hiervoor is een bindend advies nodig van het bevoegd gezag (in dit geval provincie of rijk);

Naast de natuur zijn er ook regels voor geluid, grondeigendom en bodem in de Omgevingswet opgenomen;

De gemeente kan op sommige locaties zelf geluidsplafonds bepalen (geluid);

De gemeente kan herverkavelen in stedelijk gebied en de regels met betrekking tot grondexploitatie voor gebiedsontwikkeling zijn versoepeld (grondeigendom);

Daarnaast kan de gemeente eigen regels stellen over de lokale maximale waarden van de bodemkwaliteit (bodem);

Het begrip ‘inrichting’ verdwijnt en wordt vervangen door een regulering per milieubelastende activiteit.

Wet kwaliteitsborging in de bouw (Wkb)

De Wkb brengt een aantal veranderingen met zich mee in de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving bij bouwactiviteiten.

De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen treedt gefaseerd in werking. Daarvan zijn de gevolgen voor de gemeente:

Een deel van de kleine bouwwerken is bouwtechnisch vergunningvrij (gevolgklasse 0);

Bij bouwwerken in gevolgklasse 1 is de bouwtechnische beoordeling via de kwaliteitsborger ondergebracht bij de private markt. Deze beoordeling (toetsing en toezicht) komt voor de gemeente te vervallen. Een beoordeling bouwmelding en borgingsplan, eventueel risico gericht toezicht en beoordeling van het “as built dossier” en vrijgave voor gebruik zijn werkzaamheden die daarvoor terugkomen;

Bij bouwwerken in gevolgklasse 2 en 3 blijft de gemeente verantwoordelijk voor de bouwtechnische boordeling aan het Bbl en het toezicht hierop.

Oorspronkelijk was het de bedoeling dat verbouw 1 per 1 januari 2025 onder de Wkb zou komen te vallen. Dit voornemen is (vooralsnog) met een half jaar uitgesteld.

In 2029 wordt beoordeelt of de Wkb ook kan gaan gelden voor de overige bouwwerken. Een voorstel voor uitbreiding naar gevolgklasse 2 en 3 zal dan aan de Tweede Kamer worden voorgelegd.

2. Preventiestrategie

Voorkomen is beter dan genezen. Daarom worden zo veel mogelijk preventieve handhavingsinstrumenten gebruikt om het gedrag en de naleving van inwoners en ondernemers op een positieve manier te beïnvloeden. Hierdoor kunnen onveilige en ongewenste situaties worden voorkomen en zijn er minder tijdrovende en kostbare repressiemiddelen nodig. Om dit te realiseren worden een aantal uitgangspunten gehanteerd.

Voorlichting/communicatie

Door actieve communicatie richting inwoners en bedrijven trachten we blokkades weg te nemen die een goede naleving van de regels in de weg staan. Door de doelgroep te stimuleren om omgevingsactiviteiten volgens de geldende wet- en regelgeving uit te voeren, kan worden voorkomen dat door onwetendheid of onvermogen overtredingen worden begaan.

Daarnaast is veel winst te behalen door goede communicatie aan de voorkant van het vergunningenproces. Dit doen wij door tijdens vooroverleg, intakeoverleg en tijdens het vergunningaanvraag- en meldingsproces de aanvrager duidelijk te informeren. Dit voorkomt in grote mate het onbewust overtreden van de regels.

Eenvoudige, duidelijke en kenbare regels

Regels moeten eenduidig en controleerbaar zijn. Dit geldt met name voor de verleende omgevingsvergunningen. Het is hierbij van belang dat de in de vergunning gestelde voorschriften en eventuele voorwaarden begrijpelijk en uitvoerbaar zijn. Dit voorkomt dat er onduidelijkheid en/of verschil in interpretatie over ontstaat. Door de voorschriften uitvoerbaar te maken zorgen wij er tevens voor dat deze beter te controleren zijn.

Eigen verantwoordelijkheid inwoners en bedrijven

Het blijft altijd de verantwoordelijkheid van de inwoner of ondernemer zelf om op de hoogte te zijn van de geldende wet- en regelgeving. Wij helpen hen hierbij door te verwijzen naar regelgeving op het internet, website en/of de huis-aan-huisbladen. Daarnaast is er de mogelijkheid om contact op te nemen met de gemeente om telefonisch vragen te stellen, te mailen, of een afspraak te maken voor een persoonlijk gesprek. Op die manier wordt geprobeerd om onenigheid later in het proces te voorkomen. Een goede informatievoorziening zorgt bovendien voor een betere bekendheid met de geldende wet- en regelgeving.

Oplossingsgericht

Door inwoners en bedrijven te informeren, adviseren en te betrekken wordt er draagvlak en begrip gecreëerd. Onze medewerkers denken graag mee met onze inwoners en willen zo veel als mogelijk informeel oplossen. Het is belangrijk dat er wordt geluisterd naar elkaar zonder de basis van de geldende regelgeving los te laten maar ook zonder alleen terug te vallen op regelgeving. Dat wil zeggen dat de controleur ook meer een meedenkende rol aanhoudt. Dit wordt onder de Omgevingswet noodzakelijk. De Omgevingswet vraagt deels een andere houding vanuit de overheid naar inwoners, bedrijven en organisaties. Dit vraagt een cultuuromslag en andere vaardigheden zoals overtuigen, meedenken, inlevingsvermogen en het overzien van ieders belangen.

3. Vergunningenstrategie

Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft de vergunningenstrategie. Doormiddel van het proces van vergunningverlening kan MijnGemeenteDichtbij ‘aan de voorkant’ een veilige, gezonde, duurzame, bruikbare en waardevolle leefomgeving waarborgen. Op deze manier worden risico´s beperkt, onherstelbare situaties beperkt en handhavend optreden voorkomen. Bovendien is er dan sprake van een betere bescherming van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid van inwoners en ondernemers. Willekeur moet worden voorkomen en vergunningen moeten transparant tot stand zijn gekomen.

Algemene uitgangspunten

Uitgangspunt bij vergunningverlening is dat burgers en bedrijven verantwoordelijk zijn voor het indienen van goede en volledige aanvragen. De aanvraag vormt immers de basis voor de te verlenen vergunning en (na vergunningverlening) voor adequaat toezicht en zo nodig handhaving. Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt er nog meer gestuurd dan eerst op participatie door de aanvrager. Om verder een optimale aanvraag zo veel als mogelijk te garanderen wordt de nadruk gelegd op het vooroverleg. De gemeente houdt zich bij de taakuitvoering aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het zorgvuldigheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel.

De gemeente heeft de taak om verschillende belangen vanuit de verschillende disciplines te coördineren. Ook onder de Omgevingswet blijven wij werken met het systeem van casemanagement. Bij elke aanvraag wordt een casemanager toegewezen. De klant beschikt hierdoor over één vast aanspreekpunt na indiening.

Hiermee wordt het risico dat een klant ”van het kastje naar de muur wordt gestuurd” sterk verminderd, evenals het risico dat bij vergunningverlening tegenstrijdige voorschriften worden gesteld. De casemanager krijgt vanuit alle betrokken disciplines adviezen aangereikt en ziet toe op het integrale karakter van de omgevingsvergunning.

Werkwijze

De vergunningenstrategie is opgedeeld in 2 delen:

Werkwijze Omgevingswet

Werkwijze APV (openbare orde bevoegdheden) en bijzondere wetten waaruit een vergunningsverplichting voortvloeit.

Per onderdeel wordt een algemeen inzicht gegeven in de werkwijze die vergunningverleners hanteren bij het uitvoeren van hun werkzaamheden.

Vergunningverlening onder de Omgevingswet

Binnenkomst

Vergunningaanvragen en meldingen met betrekking tot de Omgevingswet worden ontvangen vanuit het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Initiatiefnemers kunnen verschillende soorten verzoeken indienen via het DSO. Naast een vergunningaanvraag kan ook een vooroverleg of omgevingsoverleg worden aangevraagd. Na binnenkomst van de aanvraag volgen de standaard werkwijzen op hoofdlijnen, die per type vergunning kunnen verschillen. De processtappen worden vastgelegd in Centric Leefomgeving (CLO). Het verloop van de afhandeling van vergunningaanvragen of meldingen wordt in dit systeem bijgehouden.

Voortraject

Naast een vergunningaanvraag kan ook een vooroverleg en omgevingsoverleg worden aangevraagd. De aanvraag wordt hiermee voorbereid. We stimuleren het voortraject met name via de legesverordening. De leges die een aanvrager verschuldigd is voor het voortraject worden in mindering gebracht op de leges voor het behandelen van de vergunningaanvraag. Daarnaast formuleren we helder welke processtappen genomen worden in het voortraject, wat we van de aanvrager verwachten en wat het eindresultaat is van elke fase uit het voortraject. De vormen van voortraject zoals die onder de Wabo bestaan, blijven bestaan. Het blijft dus mogelijk om alleen een advies omtrent welstand of het omgevingsplan te vragen.

Past een binnengekomen aanvraag binnen het omgevingsplan, kan de omgevingsvergunning worden aangevraagd. De aanvraag wordt aan de hand van de relevante beoordelingscriteria behandeld. Het kan zijn dat een aanvraag niet past in het omgevingsplan. Dan beoordelen de vergunningverleners samen met het team Ruimtelijke Ordening of de gemeente mee kan werken aan jouw aanvraag door middel van een afwijking van het omgevingsplan. Dat noemen we een Buitenplanse Omgevingsplanactiviteit (BOPA). Het kan zijn dat de binnengekomen aanvraag valt onder het zogeheten kruimelgevallenbeleid. In dat geval kan er een BOPA worden verleend. Valt de aanvraag buiten het kruimelgevallenbeleid, moet er voor het verlenen van een BOPA sprake zijn van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties en de instructieregels uit het Bkl.

Het eindresultaat van dit proces is dat het plan klaar is om een omgevingsvergunning aan te vragen. De aanvraag omgevingsvergunning kan dan binnen de wettelijke termijn van 8 weken behandeld worden.

Behandeling aanvraag omgevingsvergunning

De reguliere procedure verandert niet onder de Omgevingswet. Een belangrijk verschil is dat na het verstrijken van de wettelijke termijn geen vergunning van rechtswege ontstaat. Indien de gemeente geen besluit neemt kan de aanvrager de gemeente in gebreke stellen. Het verplicht gelijktijdig aanvragen van onlosmakelijke activiteiten vervalt onder de Omgevingswet. In principe is dan voor alle aanvragen de standaardprocedure van 8 weken van toepassing. Deze termijn kan in sommige gevallen met 6 weken verlengd worden.

In sommige gevallen kan de uitgebreide procedure van 6 maanden van toepassing zijn. Deze periode is eventueel te verlengen met 6 weken. Op diverse plaatsen in de Omgevingswet en in artikel 10.24 van het Omgevingsbesluit staat wanneer de uitgebreide procedure geldt. In artikel 3.10 van de Algemene wet bestuursrecht staat verder dat het bevoegd gezag de uitgebreide procedure van toepassing mag verklaren. Dit mag echter niet bij een aanvraag om een omgevingsvergunning (artikel 16.62, lid 3, Omgevingswet). Hierop zijn twee uitzonderingen.

Zo kan in bepaalde gevallen bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit de uitgebreide procedure van toepassing zijn. De tweede optie ziet op gevallen waarin de aanvrager heeft verzocht om of heeft ingestemd met het toepassen van de uitgebreide procedure. Bijvoorbeeld in geval een complexe afweging vereist is met veel belanghebbenden. Dan kan het raadzaam zijn om de gelegenheid aan anderen te bieden tot het indienen van een zienswijze tegen het voorgenomen besluit, zodat deze zienswijzen in een definitief besluit (op voorhand) kunnen worden meegewogen.

Verplichte participatie

In de omgevingsregeling is opgenomen dat participatie een motiveringsverplichting is bij een aanvraag omgevingsvergunning. Bij een aanvraag omgevingsvergunning moet aangegeven zijn of, en zo ja op welke wijze, invulling is gegeven aan participatie. Participatie kan inzicht in de belangen van omwonenden en belanghebbenden geven en kan daarmee als onderdeel van de benodigde informatie worden beschouwd door de gemeente. Participatie is in de meeste gevallen echter niet verplicht voor de aanvrager. De gemeente Sint-Michielsgestel heeft beleid opgesteld waarin gevallen staan opgenomen waarbij participatie bij omgevingsvergunningen verplicht is.

Beoordelingscriteria

Er worden objectieve criteria gehanteerd voor het beoordelen van vergunningaanvragen en het afhandelen van meldingen. Deze criteria komen zowel uit wettelijke bepalingen, als uit lokale beleidsregels en verordeningen. Een aantal voorbeelden van de wettelijke bepalingen zijn de Omgevingswet, het Omgevingsbesluit, Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Daarnaast zijn de Omgevingsregeling, het invoeringsbesluit met daarin de bruidsschat, het (tijdelijke) omgevingsplan en de lokale verordeningen en beleid in het kader van de fysieke leefomgeving van belang binnen het proces van vergunningverlening. In deze bronnen zijn de beoordelingscriteria per vergunning te vinden.

Typen omgevingsvergunningen en activiteiten

Met de invoering van de Omgevingswet (via artikel 5.1) is de activiteit bouwen gescheiden in een technisch en een ruimtelijk deel. Dat levert twee activiteiten op waarvoor een omgevingsvergunning aangevraagd moet worden; de omgevingsplanactiviteit en de bouwactiviteit. Deze activiteiten mogen onlosmakelijk met of zonder elkaar vergund worden.

(Technische) bouwactiviteit

Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in paragraaf 2.3.2 van het Bbl en het bouwwerk behoort tot gevolgklasse 2 of 3 dan wordt de bouwtechniek van het bouwwerk, op basis van het Bbl, beoordeelt door de gemeente. Vergunningvrij bouwwerken zijn omschreven in het Bbl. Bij bouwactiviteiten die zien op bouwwerken die behoren tot gevolgklasse 1 zullen de vergunningverleners afhankelijk zijn van de constateringen van de kwaliteitsborger.

Omgevingsplanactiviteit

Het ruimtelijke bouwen en in stand houden en gebruiken van een bouwwerk is in het omgevingsplan geregeld. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de locatie van het bouwwerk, de bebouwingsoppervlakte of het uiterlijk. Verschillende typen omgevingsplanactiviteiten zijn de binnenplanse omgevingsplanactiviteit (OPA), omgevingsplanactiviteit bouwen bouwwerk, omgevingsplanactiviteit slopen bouwwerk, omgevingsplanactiviteit monumenten, beschermd stads- of dorpsgezichten en overige activiteiten opgenomen in bruidsschat. De bruidsschat bevat aanvraagvereisten en beoordelingsregels met betrekking tot onder andere de volgende vergunning plichtige activiteiten. Deze kunnen gekoppeld zijn aan lokale verordeningen en regelingen.

Milieubelastende activiteit

Een milieubelastende activiteit is een activiteit die nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken. Hoofdstuk 3 van het Bal wijst de milieubelastende activiteiten aan waarvoor algemene regels gelden en in welke gevallen en daarnaast een vergunningplicht geldt. In totaal gaat het om zo’n 100 verschillende gevallen.

Ook bevat de bruidsschat een aantal vergunningplichtige milieubelastende activiteiten die vanzelf landen in het (tijdelijk) omgevingsplan.

Gelijkwaardige maatregel

Op grond van artikel 4.7, eerste lid, van de Omgevingswet kan in plaats van een in een algemene regel voorgeschreven maatregel (zoals een technische bouweis in het Bbl) toestemming worden verleend om in plaats daarvan een gelijkwaardige maatregel te treffen. We bedoelen hier met regels waaruit een vergunningplicht voortvloeit. Met de gelijkwaardige maatregel moet ten minste hetzelfde resultaat worden bereikt als met de voorgeschreven maatregel is beoogd.

Behandeling meldingen

De grondslag voor meldingen van voormalige vergunningplichten is te vinden in het Bal en Bbl. Anders dan bij vergunningaanvragen vindt bij de meldingen alleen een beoordeling op volledigheid plaats. Wanneer de melding niet volledig is, wordt deze niet beschouwd als melding. De gemeente informeert hierover de melder. Hieronder zijn een aantal belangrijk meldingsplichten toegelicht.

Melding milieu

In hoofdstuk 4 van het Bal staat per milieubelastende activiteit of er een meldingsplicht geldt. Iedere melding bestaat in ieder geval uit een aantal algemene gegevens. Dat regelt artikel 2.17 van het Bal.

Melding sloop

Met betrekking tot meldingsplichtige sloopwerkzaamheden uit het Bbl is het verplicht om minimaal 4 weken (bij uitzondering 1 week) voor het begin van de sloopwerkzaamheden de sloopactiviteit te melden bij het bevoegd gezag (artikel 7.10 van het Bbl). Vervolgens moet uiterlijk 2 werkdagen voor aanvang en 1 dag na afronding van de feitelijke sloopwerkzaamheden het bevoegd gezag daarover geïnformeerd worden (artikel 7.12 van het Bbl). Het toezicht op sloopwerkzaamheden is belegd bij de ODBN.

Tijdens de sloopwerkzaamheden bepaalt artikel 7.13 van het Bbl welke informatie aanwezig moet zijn.

Melding brandveilig gebruik

Onder de Omgevingswet is de omgevingsvergunning brandveilig gebruik vervallen, maar geldt voor bepaalde gebouwen nog wel een meldingsplicht. In artikel 6.6 Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) is een tabel opgenomen waarin per gebruiksfunctie is aangegeven vanaf welk aantal mogelijk aanwezige personen sprake is van een meldingsplicht voor brandveilig gebruik van het bouwwerk.

Op grond van artikel 6.7 Bbl moet de gebruiksmelding 4 weken voor het begin van het gebruik worden gedaan. Er moeten een aantal gegevens en bescheiden worden ingediend. Deze zijn genoemd in artikel 6.8 va het Bbl.

Melding bouw

Een technische bouwactiviteit voor bouwwerken in gevolgklasse 1 is meldingsplichtig. Voor zo'n bouwactiviteit is er geen preventieve toets meer met een vergunning. Wel controleert een kwaliteitsborger die activiteit onder het stelsel van kwaliteitsborging. De meldingsplicht bestaat uit een bouwmelding en een gereedmelding. Uiterlijk 4 weken voor de start van de bouw moet een bouwmelding bij de gemeente ingediend worden. De bouwmelding wordt beoordeeld aan de hand van de op het moment van indienen geldende Bbl-regels. Het kan zijn dat er na de bouwmelding geen sprake meer is van gevolgklasse 1. In dat geval moet de bouw stoppen en moet de initiatiefnemer alsnog een omgevingsvergunning voor de technische bouwactiviteit aanvragen.

Vindt de kwaliteitsborger na de bouw dat alles in orde is? Dan geeft de kwaliteitsborger een verklaring af. Vervolgens moet vóór het in gebruik nemen van een bouwwerk eerst een gereedmelding naar het bevoegd gezag. Dit moet ten minste 2 weken voor het in gebruik nemen van het bouwwerk. De gemeente beoordeelt de verklaring van de kwaliteitsborger en de overige onderdelen van het dossier bevoegd gezag. 

Vergunningverlening APV en bijzondere wetten

Algemene Plaatselijke Verordening

De APV van de gemeente Sint-Michielsgestel bevat bepalingen die dienen ter bescherming van zaken als de openbare orde, de veiligheid en het milieu. In de APV kunnen mogelijkheden worden gecreëerd tot het verlenen van vergunningen en ontheffingen van verboden. De keuze tussen vergunning en ontheffing wordt in het algemeen bepaald door de aard van de activiteiten. Zijn die onder bepaalde voorwaarden aanvaardbaar (of zelfs gewenst), dan ligt een vergunningenstelsel voor de hand. Gaat het in de regel om ongewenst gedrag, dat onder bepaalde omstandigheden bij wijze van uitzondering aanvaardbaar is, dan valt te denken aan een systeem van ontheffingen. Daarbij zal het vaak gaan om het inperken van de gevolgen van de activiteit. In een APV kunnen ook bepalingen worden opgenomen die ten dienste staan van mobiliteitsmanagement.

Voor bepaalde vergunningsplichtige activiteiten is specifiek beleid opgesteld.

Behandeling

Aanvragen voor vergunning of ontheffing op basis van de APV en de bijzondere wetten worden behandeld conform de procedures zoals beschreven in de Algemene Wet Bestuursrecht. Bij een melding geldt dat de melding alleen beoordeeld wordt op volledigheid.

Bij alle aanvragen waarbij het gebruik van de gronden moet passen in het (tijdelijk) omgevingsplan vindt een toets aan het (tijdelijk) omgevingsplan plaats.

Evenementen

In geval er sprake is van een ‘klein evenement’, zoals bepaald in de APV, moet de organisator ten minste tien werkdagen voorafgaand aan het evenement een melding doen. Voor alle overige evenementen is een evenementenvergunning nodig. Dit is bijvoorbeeld in geval van een festival, braderie of buurtfeest. De vergunning kan aangevraagd worden via de website van de gemeente Sint-Michielsgestel.

De aanvraag komt via het zaaksysteem in de werkvoorraad van de Vergunningverlener evenementen, APV & Bijzondere wetten. De vergunningverlener toetst de aanvraag. Waar nodig wordt contact gezocht met de organisator om het proces zo soepel als mogelijk te doen verlopen.

De aanvraag wordt getoetst aan de hand van een regionale risicoscan van de Veiligheidsregio Brabant-Noord. De risicoscan bepaalt het type evenement; een A-,B- of C-evenement. In geval de aanvraag ziet op een groter evenement (type-B of type-C), wordt standaard gecommuniceerd met de relevante ketenpartners. Dit zijn bijvoorbeeld de politie en de brandweer. Bij de jaarlijks terugkerende C-evenementen, zoals het Megapiratenfestijn in Maaskantje, zijn er ter voorbereiding jaarlijks minimaal 4 multi-overleggen tussen de gemeente, organisator en alle relevante ketenpartners.

De geclassificeerde aanvraag wordt beoordeeld aan de hand van de geldende beoordelingscriteria uit de APV. Naast de relevante bepalingen uit de APV heeft de gemeente Sint-Michielsgestel eind 2024 ook de ‘EVENEMENTENBELEID GEMEENTE SINT-MICHIELSGESTEL’ vastgesteld. Dit beleid bevat aanvullende beoordelingscriteria.

Alcoholwet

Op basis van de Alcoholwet hebben horeca- en slijtersbedrijven, maar ook paracommerciële rechtspersonen (zoals sportkantines en buurt- en dorpshuizen), een vergunning van de burgemeester nodig voor het verstrekken van alcoholhoudende drank. aast een Alcoholwetvergunning is voor horeca- en slijtersbedrijven ook een exploitatievergunning op grond van de APV verplicht.

De Alcoholwet bepaalt welke stukken bij de vergunningaanvraag ingediend moeten worden en geeft het wettelijke toetsingskader aan. Elke aanvraag wordt volledig getoetst en zo nodig worden er voorschriften aan de vergunning verbonden.

Vanuit het wettelijke toetsingskader is er een beoordeling van het levensgedrag. Bij relevante antecedenten van (toekomstige) leidinggevenden van het horecabedrijf of het slijtersbedrijf vindt altijd afstemming met de politie plaats. In de APV zijn verdere regels over paracommercie opgenomen, vooral om daarmee oneerlijke concurrentie tegen te gaan. Deze regels hebben bijvoorbeeld betrekking op schenktijden, bijeenkomsten en happy hours.

Wet Bibob

Op basis van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren of daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies als bedoeld in artikel 9 van de Wet Bibob bij het Landelijk Bureau Bibob aan te vragen. In ‘Beleidsregel Bibob Sint-Michielsgestel 2024’ is opgenomen een nader toepassingskader voor de Bibob-toets.

Wet op kansspelen

Op basis van de APV is voor het exploiteren of te doen exploiteren van een speelgelegenheid een vergunning van de burgemeester nodig. Dit is bijvoorbeeld nodig in geval van het houden van een loterij of bingo of voor het plaatsen van een kansspelautomaat. Deze aanvragen worden getoetst aan de regels uit de Wet op de kansspelen.

Standplaatsverordening

Op basis van de APV is het verboden om zonder vergunning een standplaats in te nemen of te hebben. De gemeente Sint-Michielsgestel heeft met betrekking tot de marktverordening beleid opgesteld. In ‘Beleidsregels standplaatsen’ zijn bepalingen opgenomen met nadere eisen en beoordelingscriteria.

Kapvergunningen / vellen van een houtopstand

In de zogeheten Bomenlijst is opgenomen wanneer een omgevingsvergunning voor het kappen van een boom nodig is. In geval een omgevingsvergunning nodig is beoordeelt de gemeente welk belang het zwaarst moet wegen: de reden(en) om te kappen of de bijzondere waarde van de boom. Het aanvragen van een omgevingsvergunning-kap gebeurt via het Omgevingsloket. Het kan ook zijn dat voor het kappen van bomen een vergunning nodig is op grond van het omgevingsplan. In situaties waarin voor beide activiteiten een vergunning nodig is kan volstaan worden met één vergunningaanvraag.

Als je boom niet op de bomenlijst staat heb je geen vergunning nodig als je de boom wilt kappen.

4. Toezichtstrategie

Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de toezichtstrategie toegelicht. Onder toezicht verstaan we de toepassing van verschillende controlemiddelen en -vormen om daarmee de mate van naleving van wet- en regelgeving vast te stellen. Toezicht zetten we in op een breed scala aan activiteiten. Denk hierbij aan gevallen van rookoverlast, dumping van afval, bouw- of sloopwerkzaamheden of evenementen.

Algemene uitgangspunten

Onze toezichthouders en BOA’s zijn de ‘oren en ogen’ in de wijken. Toezichthouders en BOA’s toezichthouder houden toezicht waar het kan, en handhaven waar het moet. Zij zijn begripvol waar het kan. Waar mogelijk wordt ingezet op een informele afdoening en korte lijntjes. Inwoners en ondernemers zullen eerder geneigd zijn de regels na te leven wanneer zij weten dat er controles plaatsvinden. Daarbij zijn deze momenten van toezicht een mooie gelegenheid om door middel van nalevingscommunicatie gedrag te beïnvloeden. Toezichthouders zijn zich bewust van hun rol en begeleiden de burger waar nodig. Nadruk ligt altijd op “voorkomen is beter dan genezen”.

Integrale benadering

Het toezicht is integraal. Integraal toezicht houdt in dat in geval van toezicht altijd alle relevante aspecten meegenomen worden in de beoordeling. Dit ziet bijvoorbeeld op wetgeving of het benaderen van de interne en/of externe ketenpartners. Door integraal toezicht te houden stellen wij ons dienstverlenend op ten aanzien van inwoners en ondernemers. Daarnaast komt het de kwaliteit van het toezicht en de handhaving ten goede, doordat de verschillende disciplines hun expertise goed kunnen inzetten en efficiënt kunnen werken. Relevante ketenpartners zijn bijvoorbeeld de Brandweer Brabant-Noord, de politie en de Omgevingsdienst Brabant Noord (ODBN). Daarnaast wordt er intern ook integraal gewerkt met andere teams en domeinen binnen het VTH-team. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de handhavingsjuristen.

Prioritair werken

Gelet op de beperkte capaciteit van de ambtelijke organisatie is het niet mogelijk om alle regels voor 100% te handhaven. Er moeten keuzes worden gemaakt. Om deze keuzes te maken hebben wij de relevante activiteiten uit de toezichts- en handhavingsketen geprioriteerd. Om te komen tot een prioritering is een risicoanalyse uitgevoerd. De risicoanalyse en de daaraan verbonden prioritering zijn terug te vinden in hoofdstuk 3 van het VTH-beleidsplan, met een andere uitwerking in hoofdstuk 7 van de Bijlagenbundel.

De prioriteit van de activiteit bepaalt de wijze waarop het toezicht wordt uitgevoerd. Zo wordt er bij toezichttaken met een hoge prioriteit (en daarmee een hoger risico), met een andere intensiteit gecontroleerd dan bij taken met een lagere prioriteit.

Algemene werkwijze

De algemene werkwijze bij toezicht is als volgt:

Het initiëren van toezicht komt voornamelijk voort uit meldingen van inwoners of ondernemers. Dit kan bijvoorbeeld via Fixi. Ook kunnen er signalen komen vanuit de gemeente en/of interne of externe handhavingspartners. Toezicht is dan ook in het overgrote deel van de gevallen reactief. Wanneer er in de toekomst meer capaciteit is, kan er ook overgegaan worden op andere vormen van toezicht (bijvoorbeeld programmatisch, planmatig, of structureel). Ook in geval een melding anoniem is pakken wij deze op dezelfde manier op.

Bij constatering van een overtreding bespreekt de toezichthouder de te nemen stappen en termijnen met de overtreder.  

De toezichthouder spreekt een datum af voor hercontrole.  

De afspraken worden schriftelijk bevestigd (per mail of brief). 

De hercontrole wordt uitgevoerd.  

Wanneer de overtreding is opgeheven c.q. ongedaan gemaakt, is er geen nader toezicht nodig. De vastlegging van de te nemen stappen, de termijnen en het waarom daarvan wordt opgeslagen in het archief voor eventuele toekomstige controles.  

Wanneer de overtreding niet is opgeheven c.q. ongedaan gemaakt, wordt handhavend opgetreden en verscherpt toezicht aangekondigd. 

Van dit stappenplan kan afgeweken worden. Dit kan bijvoorbeeld in geval de LHSO voorschrijft direct een voornemen te sturen of een handhavingsbesluit te nemen. In dat geval sluiten we direct aan bij de LHSO. In geval er sprake is van een bouwactiviteit is de werkwijze van toezicht anders. Deze werkwijze staat nader in dit hoofdstuk uitgewerkt.

Rapportage

Om de uitvoering te kunnen monitoren moeten zaken geregistreerd worden. De doorlopen stappen, de genomen beslissingen en verdere relevante documenten worden daarom door de toezichthouders verifieerbaar en transparant opgeslagen in de VTH-applicaties. De volgende gegevens worden geregistreerd:

Uitgevoerde (her)controles

Geconstateerde overtredingen

Opgelegde bestuurlijke sancties

Processen verbaal

Verzoeken tot handhaving

Klachten of meldingen over mogelijke overtredingen waar actie op is genomen

Toezicht activiteiten APV/Bijzondere wetgeving

Toezicht dat ziet op activiteiten in het kader van de APV of bijzondere wetgeving volgen de algemene werkwijze van toezicht. Dit betekent dat het toezicht op deze activiteiten vrijwel geheel incidenteel van aard is. Toezicht komt ten aanzien van deze activiteiten in het overgrote deel van de gevallen voort uit eigen waarnemingen of meldingen van inwoners of handhavingspartners.

Toezicht op bouwactiviteiten die onder de Wkb vallen

Algemeen

Met de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb), onderdeel van de Omgevingswet, is sinds 1 januari 2024 een nieuw stelsel van kwaliteitsborging in de bouw geïntroduceerd. Met dit nieuwe stelsel wordt verbetering van de bouwkwaliteit beoogd door middel van onafhankelijke kwaliteitscontroles en een grotere aansprakelijkheid van de aannemers.

De rol van de gemeente als bevoegd gezag verandert gedeeltelijk door het nieuwe stelsel van kwaliteitsborging in de bouw. De bouwtechnische toets en het toezicht tijdens de bouw worden in het nieuwe stelsel van kwaliteitsborging in de bouw deels uitgevoerd door een marktpartij (de zogeheten kwaliteitsborger) en daardoor niet meer automatisch door de gemeente. De gemeente toetst ten aanzien van de relevante bouwwerken niet meer inhoudelijk aan bouwtechnische voorschriften, maar controleert of de opdrachtgever werkt met een toegelaten, bij de bouwactiviteit passend instrument en een onafhankelijke kwaliteitsborger.

Onder de Wkb vallen anno 2024-2025 de bouwwerken binnen de gevolgklasse 1 (artikel 2.17 Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)). De voorlopige planning is anno 2025 dat uiterlijk 3 jaar na de inwerkingtreding de Wkb geëvalueerd wordt. Afhankelijk van de evaluatie volgt mogelijke uitbreiding van het systeem naar andere meer complexe bouwwerken die vallen onder de gevolgklasse 2 en 3.

Rol gemeente

De taken van de gemeente zijn hiermee als volgt:

• Hoofdstuk 3 Bbl (Bestaande bouw)

• Hoofdstuk 6 Bbl (Gebruik van bouwwerken)

• Hoofdstuk 7 Bbl (Bouw- en sloopwerkzaamheden)

• Toezicht en handhaving bouwregelgeving

Dit betekent o.a. dat de controle op constructies die tijdens de bouw nodig zijn voor de instandhouding en de veiligheid van de omgeving van het bouwwerk een taak blijft van het bevoegd gezag. De kwaliteitsborger heeft hier geen rol in. Daarnaast blijft het bevoegd gezag verantwoordelijk voor het toezicht en handhaving op de naleving van de bouwregelgeving in al zijn facetten. Ook controleert de gemeente of alle specifieke risico’s voor dat bouwwerk in de risicobeoordeling in kaart zijn gebracht en in het borgingsplan zijn vastgelegd.

De gemeente behoudt haar rol als toezichthouder en handhaver en is verantwoordelijk voor de naleving van de bouwregelgeving. De toekomst zal uitwijzen of de bouwtoezichttaken van de gemeente in de praktijk echt minder zullen worden. Het “normale” bouwtoezicht is al geminimaliseerd door het risicogestuurde toezicht (bouwtoezichtsprotocol). Daarnaast wil de gemeente bij (dreiging tot) een overtreding kunnen optreden en handhaven. Om die rol te kunnen uitvoeren is een gedegen kennis en kunde nodig. Bovendien moet BWT te allen tijde minimaal voldoen aan de Kwaliteitscriteria 2.3 VTH.

Werkwijze gevolgklasse 1

De kwaliteitsborger maakt op basis van een risicobeoordeling een borgingsplan. De kwaliteitsborger controleert op tekortkomingen en rapporteert zo nodig aan het bevoegd gezag. De gemeente blijft bevoegd gezag en behoudt haar rol als toezichthouder en handhaver. Zij moet toezien op de naleving van de bouwregelgeving. Om te kunnen handhaven zal de toezichthouder van de gemeente zelf moeten constateren en vaststellen dat niet aan de regelgeving wordt voldaan. De gemeente kan de informatie van de kwaliteitsborger gebruiken bij haar toezichthoudende en handhavende taak.

De Wkb geeft de gemeente de vrijheid hoe om te gaan met het uitvoeren van haar taken (bijvoorbeeld wel/niet inhoudelijk toetsen van documenten en wel/niet controle uitvoeren). Het stelsel gaat er in beginsel van uit dat het bevoegd gezag erop mag vertrouwen dat het bouwwerk bij een afgegeven verklaring van de kwaliteitsborger zal voldoen aan de bouwtechnische regels van het Bbl. De gemeente blijft echter bevoegd gezag en daarom is het van belang dat zij haar verantwoordelijkheid blijft nemen, ook omdat het stelsel zich nog niet heeft bewezen.

afbeelding binnen de regeling

Gezien bovenstaande is gekozen voor de volgende aanpak. Gelet op het feit dat de gemeente ook onder de Wkb het bevoegd gezag blijft, zal er ten aanzien van de gevolgklasse 1-bouwactiviteiten sprake blijven van steekproefsgewijze/incidentele controle. Dit heeft een preventieve werking. Bovendien bestaat de kans dat het systeem van kwaliteitsborging, zoals altijd wanneer er sprake is van ingrijpende wettelijke veranderingen, enkele kinderziektes kent.

Werkwijze gevolgklasse 2 en 3

Toezicht op bouwactiviteiten die vallen in de gevolgklassen 2 en 3 is dus anders ingericht. Toezicht is voor deze gevallen structureler van aard dan vermeld onder de algemene werkwijze. Er wordt toezicht gehouden op de uitvoering van werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning voor de Bouwactiviteit noodzakelijk is (gevolgklasse 2 en 3). Dit gebeurt door tijdens de uitvoeringsfase van werken door controles te waarborgen dat o.a. een bouwkundige, (brand)veilige, milieukundige basiskwaliteit van de bebouwde en onbebouwde omgeving wordt bereikt. De vergunningen voor bouwwerkzaamheden worden tijdens de bouw gecontroleerd op basis van landelijke toezichtprotocollen per bouwcategorie en de daarin opgenomen controlepunten per bouwfase tijdens oplevercontroles. De nadruk ligt bij deze controles op de constructie- en brandveiligheidseisen van een bouwwerk.

5. Handhavingsstrategie

Inleiding

De handhavingsstrategie is bepalend voor de wijze waarop de gemeente optreedt bij geconstateerde overtredingen. Het opleggen en uitvoeren van sancties draagt eveneens bij aan preventie bij anderen en zorgt ervoor dat regels beter worden nageleefd. De handhavingsstrategie van het vorige VTH-beleidsplan van de gemeente Sint-Michielsgestel sloot aan bij de Landelijke Handhavingstrategie (LHS). Nu de Omgevingswet definitief in werking is getreden wordt er in dit VTH-beleidsplan aangesloten bij de nieuwe Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO).

Prioritair en programmatisch handhaven

Wij voeren een evenwichtig handhavingsbeleid. In geval er sprake is van een beperkte handhavingscapaciteit, moet deze worden ingezet op zaken met een hoge prioriteit. Waar onze prioriteiten liggen bepalen wij aan de hand van de prioritering die is opgenomen in hoofdstuk 7 van de bijlagenbundel. Deze prioritering heeft als basis een risicoanalyse.

Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht

Het doel van de LHSO is een eenduidig handhavend optreden door betrokken instanties bij soortgelijke overtredingen. Hierdoor ontstaat voor inwoners en bedrijven een gelijk speelveld, wordt het rechtsgevoel gerespecteerd en blijft de leefomgeving schoon, veilig en gezond. Doordat overheden, omgevingsdiensten, het openbaar ministerie (OM) en de politie op eenzelfde manier optreden ontstaat dit speelveld. Deze instanties dienen passend te interveniëren bij iedere bevinding; afhankelijk van de situatie weloverwogen kiezen voor alleen bestuursrechtelijk, bestuurs- en strafrechtelijk of alleen straf­ rechtelijk optreden.

Aan de LHSO kan een aantal uitgangspunten en beginselen worden ontleend die centraal staan bij de handhaving van het omgevingsrecht. Zo draagt handhaving door de overheid bij aan het bereiken van de doelen van de Omgevingswet: duurzame ontwikkeling, bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu. Daarnaast moet er maatwerk worden geleverd. De concrete feiten en omstandigheden zijn hierbij bepalend. Op basis hiervan kan worden bepaald welke aanpak het beste is en welke handhavingsmaatregelen hierbij het beste aansluiten. Handhaving komt pas aan de orde in die gevallen dat in het (informele) voortraject niet tot de gewenste oplossing wordt gekomen en er geen bereidheid tot meewerken is. Overgaan tot handhaving moet worden gezien als een sluitstuk in geval er geen minnelijke oplossing mogelijk is.

Het hanteren van de LHSO wordt als zodanig met dit VTH-beleidsplan vastgesteld. Zodra een nieuwe versie beschikbaar is, wordt gewerkt overeenkomstig de nieuwe versie, tenzij het college daar anders over beslist.

Passende interventie

De LHSO zet in op een passende interventie bij iedere overtreding. Handhavers hanteren de strategie bij iedere constatering van een overtreding en maken daarbij gebruik van de daarin aangegeven instrumenten. Dit waarborgt een effectieve en doelmatige handhaving. Het draagt bij aan passend en eenduidig optreden. Het waarborgt rechtszekerheid en rechtsgelijkheid.

Om tot een passende interventie te komen zijn inzake herstel twee hoofdvragen leidend:

Is herstel mogelijk? Centrale doelstelling van het omgevingsrecht is het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Dit betekent dat bij handhaving van het omgevingsrecht herstel van de rechtmatige toestand altijd het eerste doel moet zijn. Is het antwoord op de eerste vraag ‘ja’, dan is in elk geval bestuursrechtelijk optreden aangewezen en is de vervolgvraag:

Welke bestuursrechtelijke interventie is in dit geval het meest geschikt? Het antwoord op deze vraag hangt af van de omstandigheden van het geval, zoals de aard en ernst van de overtreding, kenmerken van de overtreder en de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd of ontstaan.

Stappenplan bestuurlijke handhaving

Om te komen tot een geschikte bestuursrechtelijke interventie hanteert de LHSO een vijfstappenplan met een interventiematrix. Het stappenplan is een hulpmiddel om de juiste afwegingen te maken en moet in geen geval als een rigide beslisboom worden beschouwd. Immers, elk handhavingstraject is anders en kan vragen om een alternatieve werkwijze. De LHSO wordt in wezen gebruikt als een afwegingsinstrument. Het stappenplan bestaat uit de volgende vijf stappen:

Stap 1: positionering van de bevindingen in de basisinterventiematrix;

Stap 2: bepalen van de verzwarende aspecten die aanleiding kunnen geven voor een ingrijpender herstelsanctie of voor strafrechtelijk onderzoek of bestraffing;

Stap 3: optreden aan de hand van de onderstaande algemene of domeinspecifieke interventiematrix;

Stap 4: bepalen of afstemmingsoverleg nodig is;

Stap 5: systematisch, transparant en verifieerbaar vastleggen van de genomen stappen en gemaakte beslissingen.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Instrumenten

Bij het uitoefenen van toezicht kunnen overtredingen van regels worden geconstateerd waarbij handhavend opgetreden moet worden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van repressieve instrumenten. De meest voorkomende bestuursrechtelijke en instrumenten die wij gebruiken zijn:

Last onder dwangsom: het betalen van een dwangsom in geval een overtreding niet voor een bepaalde termijn is beëindigd en/of beëindigd blijft.

Last onder bestuursdwang: overtreder moet de overtreding vóór een bepaalde termijn beëindigen. Gebeurt dit niet, treft de gemeente, op kosten van de overtreder, zelf de benodigde herstelmaatregelen.

Spoedeisende bestuursdwang: de gemeente kan, bij acuut gevaar, onmiddellijk herstelmaatregelen treffen. Dit zonder dat de overtreder een termijn krijgt zelf de overtreding te beëindigen. De gemeente handelt direct, omdat er geen tijd is de overtreder zelf de tijd te gunnen. De overtreder ontvangt hiervoor achteraf de kostenverhaalbeschikking.

Intrekken vergunning: van dit instrument kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt als de vergunninghouder in afwijking van een verleende vergunning handelt of de voorschriften niet naleeft. Hiertegen kan handhavend worden opgetreden middels een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang.

Bestuurlijke boete: met dit instrument kunnen BOA’s en handhavers van de gemeente – zonder tussenkomst van de rechter – straffen opleggen voor overtredingen. Met de komst van de Omgevingswet kan de bestuurlijke boete op méér terreinen dan eerst worden ingezet.

Bestuurlijk strafrechtelijk traject/combinatie

Bijzondere sanctiestrategieën zijn van toepassing op situaties waarin naast bestuursrechtelijke overtredingen ook strafbare feiten zijn gepleegd. In deze gevallen vindt overleg plaats met politie en het Openbaar Ministerie over de in die situatie wenselijke sanctiestrategie. Dit wordt per situatie afgewogen. Wij zoeken daarom in voorkomende gevallen altijd samenwerking en afstemming op.

In bepaalde gevallen van (zware) overtredingen of zelfs misdrijven kan een combinatie van bestuursrechtelijk en strafrechtelijk optreden effectief zijn. Een voorbeeld hiervan is het aantreffen van een hennepkwekerij in een pand. In dat geval zullen politie en Openbaar Ministerie overgaan tot opsporing en vervolging binnen het strafrechtelijk regime, maar in het belang van bescherming van de openbare orde en veiligheid kan gelijktijdig de burgemeester binnen het bestuursrechtelijk regime besluiten tot sluiting van het pand. Ook bij illegale stort van huishoudelijke afval kan met spoedeisende bestuursdwang het afval worden geruimd en worden de kosten verhaald. De overtreder ontvangt daarnaast ook een strafbeschikking.

Leidraad dwangsombedragen en begunstigingstermijnen

Met betrekking tot de begunstigingstermijn en de zwaarte van de sanctie (hoogte dwangsommen) wordt verwezen naar de gemeentelijke “Leidraad dwangsomhoogtes en begunstigingstermijnen, Sint-Michielsgestel 2024” Deze beleidslijn is opgenomen in hoofdstuk 9 van de bijlagenbundel.

Beoordelingskader

In het kader van handhaving hechten wij eraan om duidelijk te maken welke feiten, omstandigheden en belangen wij meewegen in onze beslissingen om al dan niet handhavend op te treden. Het gaat bijvoorbeeld om de volgende aspecten:

Duur van de overtreding: hoe lang bestaat de overtreding? Enkel tijdsverloop is geen reden is om van handhavend optreden af te zien. Hiervoor zijn aanvullende omstandigheden noodzakelijk.

Aard van de overtreding: wat voor overtreding is het? Gelet op onze prioriteiten en de beschikbare capaciteit kan niet alles gezien worden. Onze aandacht gaat uit naar de omschreven beleidsprioriteiten.

Persoonlijke omstandigheden: aspecten om mee te wegen in de belangenafweging. Dit is afhankelijk van de omstandigheden en mate waarin deze op de situatie doorwerken. Zo kunnen onder andere ziekte of sterftegevallen reden zijn om ruimere termijnen te hanteren.

Ruimtelijke aspecten, natuur en beleid: de gemeente dient het algemeen belang en zet de kaders uit voor het ruimtelijk beleid. In onze afweging bekijken wij welke ruimtelijke aspecten in het geding zijn en hoe zwaar deze op de kwestie drukken.

Gevolgen voor derden: ondervinden derden negatieve en/of nadelige gevolgen door de overtreding? Overtredingen, die overlast veroorzaken aan derden moeten worden beëindigd en zijn van belang in de belangenafweging.

Eerdere overtreding (recidive):in de afweging kan worden betrokken of er sprake is van recidive (herhaalde overtreding).

Gelijkheidsbeginsel: in de afweging wordt meegenomen dat gelijke gevallen op een gelijke manier behandeld worden.

Evenredigheidsbeginsel: in de afweging houden we er rekening mee dat de nadelige gevolgen van een of meer belanghebbenden niet onevenredig mogen zijn tot de met het besluit te dienen doelen.

Handhaving onder de Wkb

Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet moet de gemeente de toezichts- en handhavingsprocessen bij bouwactiviteiten ook hebben aangepast aan de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb). Mocht handhaving noodzakelijk zijn, dan biedt de Wkb in aanvulling op de Algemene wet bestuursrecht verschillende handvatten om te kunnen beschikken over de noodzakelijke informatie.

Ook hier geldt voor het bevoegd gezag een beginselplicht tot handhaving. Maar in specifieke situaties kan worden afgezien van handhaving en kan het bevoegd gezag het bouwwerk tóch in gebruik laten nemen als een goedkeurende verklaring van de kwaliteitsborger ontbreekt, of bij het ontbreken van andere zaken. Jurisprudentie over de beginselplicht tot handhaven geeft aan dat er kan worden afgezien van handhaving als er sprake is van kleine overtredingen waarbij handhaving niet proportioneel is en in gevallen wanneer er concreet zicht is op legalisatie. Wanneer het gaat om een kleine, niet herstelbare afwijking die ingebruikname niet in de weg hoeft te staan, kan afhankelijk van de situatie en het eventueel op te stellen lokale handhavingsbeleid een afweging worden gemaakt.

Overtredingen eigen organisatie

De gemeente heeft een voorbeeldfunctie naar inwoners. De geloofwaardigheid van het beleid komt in het geding indien de locaties en eigendommen die onder het beheer van de gemeente vallen niet aan de eisen van de wet- en regelgeving voldoen.

Het toezicht en de handhaving op gemeentelijke eigendommen en locaties wordt op dezelfde wijze uitgevoerd als in reguliere gevallen. Als een overtreding na handhaving niet is opgeheven wordt de situatie voorgelegd aan het college.

Overtredingen andere overheden

Op overtredingen van overheden volgt inhoudelijk dezelfde reactie als op overtredingen van inwoners en bedrijven. Overheden of publieke ondernemingen die overtredingen blijken te plegen worden bestuursrechtelijk op precies dezelfde wijze behandeld als private ondernemingen of inwoners.

6. Gedoogstrategie

Inleiding

Op grond van de beginselplicht tot handhaving is handhavend optreden waar nodig voor de gemeente Sint-Michielsgestel het uitgangspunt. Er zijn echter situaties denkbaar waarbij handhaving tijdelijk niet wenselijk of zelfs onmogelijk is. Dan kan het zijn dat een situatie tijdelijk gedoogd wordt.

Onder gedogen wordt verstaan: het door het bestuur afzien van het gebruik van ter beschikking staande handhavingsmiddelen bij constatering van een overtreding van regels, alsmede het door het bestuur op verzoek vooraf verklaren dat tegen een overtreding die nog zal plaatsvinden - al dan niet vooruitlopend op vergunningverlening - niet zal worden opgetreden.

Gedogen is dus het bewust, passief dan wel actief (schriftelijk en onder voorwaarden), niet handhavend optreden tegen overtredingen van wetten en/of regels door het bevoegde bestuursorgaan. Van bewust niet handhavend optreden kan alleen sprake zijn als het bestuur bekend is, dan wel bekend had kunnen zijn met een overtreding.

Doelstelling gedogen

De doelstelling bij gedogen is dat op termijn de situatie weer in overeenstemming met de regelgeving zal moeten zijn. Gedogen betreft daarom per definitie een tijdelijke situatie.

Beleidsmatig kader

De gemeente Sint-Michielsgestel onderschrijft met haar gedoogstrategie het beleidskader ‘Grenzen aan gedogen’ (TK 1996-1997, 25 085, nr. 2). Dit beleidskader heeft als uitgangspunt dat gedogen in uitzonderlijke gevallen en met een zorgvuldige belangenafweging kan worden toegepast, indien dit zoveel mogelijk in omvang en tijd wordt beperkt. Daarnaast geldt ook nog de notitie ‘Gezamenlijk beleidskader inzake het terugdringen van het gedogen van milieuovertredingen’.

Met inachtneming van deze beleidskaders blijft de hoofdregel van de gemeente Sint-Michielsgestel dat er in beginsel niet gedoogd wordt. De gemeente kan slechts gedogen in een beperkt aantal situaties. Het college heeft hiervoor de bevoegdheid.

Concrete gedoogsituaties

Bovenstaand beleid houdt in dat gedogen van wet- en regelgeving aan strenge voorschriften is gebonden, waarbij alleen in de volgende situaties gedoogd mag worden:

Situaties waarin handhaving zou leiden tot onmiskenbare onbillijkheden (hieronder vallen overmacht-, nood- en overgangssituaties);

situaties waarin het algemeen belang evident beter is gediend met gedogen;

situaties waarin een zwaarder belang het gedogen rechtvaardigt.

Specifieke beoordelingseisen

Bij de toepassing van de nota en de notitie worden door het college tevens de volgende voorwaarden gehanteerd:

Gedogen vindt uitsluitend actief (dus schriftelijk en onder voorwaarden) plaats;

In de voorwaarden is de omvang en periode van gedogen bepaald;

Er wordt uitsluitend gedoogd, zolang de gedoogvoorwaarden zelf niet overtreden worden. Dit betekent dat het overtreden van deze voorwaarden leidt tot intrekken van de gedoogbeschikking en het handhaven van de oorspronkelijke norm.

Conclusie

Het is niet vanzelfsprekend dat vanuit de genoemde situaties altijd een gedoogbeslissing wordt genomen. Elke gedoogbeslissing wordt expliciet en na zorgvuldige belangenafweging genomen en gemotiveerd. Alleen dan weten alle betrokkenen waar zij aan toe zijn en kunnen eventuele derde belanghebbenden in staat worden gesteld om hun rechtsmiddelen aan te wenden. Een gedoogbeschikking (positief besluit op een verzoek om te gedogen) is immers een besluit waartegen bezwaar en beroep openstaat. Daarentegen is het afwijzend besluit op een verzoek om te gedogen geen besluit. Daartegen staat dan ook geen bezwaar en beroep open.

7. Risicoanalyse en prioritering

Inleiding

De gemeente is verantwoordelijk voor de handhaving van een groot aantal wetten en regels op het gebied van de fysieke leefomgeving (denk onder meer aan: bouw-, milieu en ruimtelijke ordening). Echter, gelet op de beschikbare capaciteit is het onmogelijk om álle wettelijke handhavingstaken met evenveel capaciteit uit te voeren. Voor een duidelijk en weloverwogen handhavingsbeleid is een prioriteitstelling noodzakelijk. Met behulp van een risicoanalyse kunnen prioriteiten gesteld worden, zodat de (al dan niet beperkt) beschikbare capaciteit zo effectief mogelijk kan worden ingezet.

Onder meer de volgende vragen spelen een rol bij de totstandkoming van een weloverwogen handhavingsbeleid:

Wat zijn de risico’s van bepaalde overtredingen?

Wat gaan we handhaven?

Hoe gaan we handhaven?

Wat heeft prioriteit en wat heeft minder prioriteit?

Risicoanalyse

De risicoanalyse wordt uitgevoerd met behulp van de risicomatrix. Deze matrix is een instrument voor het stellen van prioriteiten binnen de gemeentelijke handhavingstaken en een hulpmiddel voor het maken van keuzes. Hoewel de matrix objectief wordt benaderd, blijft het gebruik ervan subjectief. Dit komt omdat het waarderen van kansen op en effecten van overtredingen mensenwerk is. Door met thema’s en criteria te werken, wordt het proces geobjectiveerd.

De matrix geeft de prioriteit op basis van:

het (negatief) effect als gevolg van het niet naleven van voorschriften (negatief effect), vermenigvuldigd met;

de kans dat voorschriften niet worden nageleefd (kans op overtreding).

Beoordelingscriteria risicomatrix

Voor alle relevante activiteiten die worden uitgevoerd onder het omgevingsrecht of de APV is een risico-inschatting gemaakt. Dit risico is bepaald volgens vaste methodiek, waarbij verschillende beoordelingscriteria meegenomen zijn in de beoordeling. Deze criteria zijn:

Fysieke veiligheid: Hoe groot zijn de gevolgen voor de fysieke veiligheid? Onder fysieke veiligheid wordt onder ander verstaan: brandgevaar, instortingsgevaar, explosiegevaar, etc.

Kwaliteit leefomgeving: Hoe groot zijn de gevolgen voor de kwaliteit van de sociale leefomgeving? Onder sociale leefomgeving wordt onder andere verstaan: leefbaarheid, aangezicht, privacy, geluidshinder, stankhinder, luchtverontreiniging, etc.

Financieel-economisch: Hoe groot is de financieel economisch schade? Onder financieel-economische schade wordt verstaan: maatschappelijke schade, kosten voor de gemeente en/of gemeenschap, maatschappelijke en financiële aansprakelijkheid van de gemeente.

Natuur: Hoe groot zijn de gevolgen voor de bescherming van natuurschoon

Volksgezondheid: Hoe groot zijn de gevolgen voor de volksgezondheid? Het gaat hier om de effecten op de langere termijn, zoals onvoldoende licht en frisse lucht, vochtigheid, gebruik van schadelijke stoffen.

Imago/bestuurlijke afbreuk: Hoe groot is de politiek-bestuurlijke afbreuk als de regels onvoldoende worden nageleefd? Het gaat hier om het imago van de gemeente als wetshandhaver, als veiligheidsbewaarder en als ‘goed voorbeeld’.

De score wordt bepaald door voor elk criterium een inschatting te maken (op een schaal van 0 tot 5) van het effect van slecht naleefgedrag. Dit levert een risico inschatting op ten aanzien van de effecten van slecht naleefgedrag. De effecten van slecht naleefgedrag staan genoemd in onderstaande tabel.

Uitleg risico score

Gezien het feit dat bij sommige activiteiten vaker sprake is van overtredingen en dus een grotere kans op slecht naleefgedrag, wordt aanvullend bepaald wat het risico is op slecht naleefgedrag. Afhankelijk van het algemene risico op slecht naleefgedrag, komt er nog een vermenigvuldiging op het gemiddelde risico van het effect van slecht naleefgedrag.

Door middel van het toekennen van een cijfer op een schaal van 1 t/m 5 geven wij de risicokans op een overtreding aan en daarmee ook de mate van het naleefgedrag. De schaalverdeling is hierbij als volgt:

= zeer kleine kans op overtreding (= zeer goed naleefgedrag)

= kleine kans op overtreding / af en toe (= goed naleefgedrag)

= gemiddelde kans op overtreding (= middelmatig naleefgedrag)

= grote kans op overtreding (= slecht naleefgedrag)

= zeer grote kans op overtreding (= zeer slecht naleefgedrag)

Risicoanalyse en prioritering: het proces

De scores die voor de diverse criteria zijn toegekend zijn verwerkt in een exceltabel, waarin op basis van de gescoorde criteria het gewogen gemiddelde wordt berekend voor effect en kans. Vermenigvuldigd geven die en cijfer voor de prioriteitstelling.

Negatief effect (gewogen gemiddelde)

Kans (gewogen gemiddelde)

R = E * K

Prioriteit (klasse)

E1

K1

R >/= 9

I (Hoog)

E2

K2

5 < R < 9

II (Gemiddeld)

E3

K3

R </= 5

III (Laag)

Prioriteringstabel

Activiteit

Gemiddeld

Overtredings-kans

Risico

Klasse

Huisvesting arbeidsmigranten

3,2

3,7

11,9

I

Strijdig gebruik – horeca

3,2

3,4

10,9

I

Strijdig gebruik - woningen

2,8

3,7

10,4

I

Illegale (ver)bouw - woningen

3

3,4

10,2

I

Strijdig gebruik - openbare ruimte

2,6

3,3

8,6

II

Staat van bestaande gebouwen en bouwwerken - strijdigheid met bbl (wkb)

2,7

2,8

7,6

II

Veranderen monument

2,4

3

7,2

II

Illegale (ver)bouw - overig

2,8

2,5

7

II

Afwijken bestemmingsplan/buitenplanse omgevingsplanactiviteit

2,3

3

6,9

II

Kapvergunningen

2,3

3

6,9

II

Staat van nieuwbouw - strijdigheid met bbl (wkb)

2,8

2,4

6,7

II

Strijdig gebruik – overig

2,3

2,8

6,4

II

Melding brandveilig gebruik

2,4

2,5

6

II

Veranderen binnen beschermd stads/dorpsgezicht/beeldbepalende gevelwand/beeldbepalend pand

2,2

2,8

6,2

II

Illegale (ver)bouw - maatschappelijke gebouwen (scholen, kantine's, etc.)

2,4

2,6

6,2

II

Bouwactiviteit technisch: gevolgklasse 2 ***

2,6

2,3

6

II

Bouwactiviteit technisch: gevolgklasse 3***

2,9

2

5,8

II

Bouwactiviteit technisch en ruimtelijk vergunningsvrij

2

2,9

5,8

II

Publiekstoegankelijke infrastructurele bouwwerken (brug, viaduct, etc.)

3,1

1,6

5

III

Bouwactiviteit technisch: gevolgklasse 1

2,1

2,4

5

III

Uiterlijk bouwwerk in strijd met deeisen van welstand

2

2,3

4,6

III

In-/uitrit of verandering weg

1,7

2,5

4,3

III

Open erf/terrein in strijd met de Bbl

2,5

1,7

4,25

III

Tijdelijke vergunningen

2

2,1

4,2

III

Niet verleende vergunning (geweigerd, buiten behandeling gelaten)

1,9

2

3,8

III

Erfscheidingen

1,3

2,8

3,6

III

Tabel II: APV/Bijzondere wetgeving

Activiteit

Gemiddeld

Overtredings-kans

Risico

Klasse

Drugsoverlast (handel, gebruik)

3,7

4

14,8

I

Illegaal storten gevaarlijk afval*

4

3,4

13,6

I

Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen

3,2

3,3

10,6

I

Bodem-, weg- en milieuverontreiniging*

3,8

2,7

10,3

I

Vellen houtopstand

3,9

2,6

10,1

I

Ondermijning

3,1

3,1

9,6

I

Regulering prostitutie, seksbranche en aanverwante onderwerpen - uitoefenen seksbedrijf

3

3,2

9,6

I

Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken

3,2

2,8

9

I

Activiteiten met betrekking tot de Wet Milieubeheer*

3,1

2,8

8,7

II

Activiteiten met betrekking tot de Wet Bibob

3

2,9

8,7

II

Hinderlijk gedrag

2,8

3,1

8,7

II

Geluidhinder en verlichting*

3,1

2,7

8,4

II

Regulering prostitutie, seksbranche en aanverwante onderwerpen - vergunning

3

2,8

8,4

II

Regulering prostitutie, seksbranche en aanverwante onderwerpen - overig

2,9

2,8

8,1

II

Stankoverlast en ontsiering*

3

2,6

7,8

II

Maatregelen ter voorkoming van overlast, gevaar of schade - Honden

2,7

2,9

7,8

II

Illegaal storten niet-gevaarlijk afval*

2,9

2,6

7,5

II

Plakken en kladden

2,3

3,2

7,4

II

Carbidschieten

3,3

2,2

7,3

II

Alcoholwet - evenementen

3,2

2,2

7

II

Sluitingstijden

2,4

2,9

7

II

Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden*

2,9

2,4

7

II

Samenscholing en ongeregeldheden

2,6

2,7

7

II

Evenementenvergunning type C

3,1

2,3

7,1

II

Parkeerexcessen

2,5

2,7

6,8

II

Inrichtingen tot het verschaffen van een nachtverblijf

2,5

2,7

6,8

II

Alcoholwet - horeca

3

2,2

6,6

II

Bruikbaarheid, uiterlijk aanzien en veilig gebruik van openbare plaatsen

2,6

2,4

6,2

II

Evenementenvergunning type B

2,5

2,2

5,5

II

Activiteiten met betrekking tot de Wet op kansspelen

2,5

2,2

5,5

II

Terrasvergunningen

2,3

2,4

5,5

II

Exploitatievergunning

2,3

2,3

5,3

II

Paracommerciële rechtspersonen (schenktijden, bijeenkomsten, happy hours)

2,3

2,3

5,3

II

Betogingen

2,5

2

5

III

Openbaar water*

2,6

1,8

4,7

III

Voorwerpen op of aan de weg

2,3

2

4,6

III

Kamperen buiten kampeerterreinen

2,2

1,9

4,2

III

Alcoholwet - overig

2,4

1,7

4,1

III

Maken, veranderen van een uitweg

1,8

2,3

4,1

III

Reclame

1,9

2

3,8

III

Speelgelegenheden

2,5

1,5

3,75

III

Evenementenvergunning type A

1,9

1,8

3,4

III

Standplaatsvergunningen

2

1,7

3,4

III

Ondernemersklimaat

2

1,6

3,2

III

Venten

1,8

1,5

2,7

III

Asverstrooiing

1,6

1,6

2,6

III

Snuffelmarkten

1,7

1,5

2,6

III

Melding evenementen

1,6

1,5

2,4

III

Collecteren

1,3

1,5

2

III

Bijzonderheden risicoanalysetabel

De activiteit Slopen (mét en zonder asbest) is belegd bij de ODBN. Ten aanzien van de prioritering sluiten wij aan bij het door hun opgestelde beleid.

* : In geval er sprake is van een milieubelastende activiteit is de ODBN gemandateerd en sluiten wij aan bij de door hun opgestelde prioritering. In de overige gevallen blijft de gemeente het bevoegde gezag, en is de prioritering gewoon van toepassing.

**: De door de medewerkers van team-VTH ingevulde risicoanalyse is het primaire middel om de prioritering te bepalen. In dit geval is de prioritering aangepast in verband met politiek-bestuurlijke keuzes.

***: Op dit moment zijn de bouwactiviteiten gevolgklasse 2 & 3 nog niet in werking getreden. Deze zijn alvast geprioriteerd gelet op de toekomstige inwerkingtreding.

8. Ketenpartners

In de onderstaande tabellen is voor (een aantal van onze) ketenpartners aangegeven bij welke onderwerpen de samenwerking wordt opgezocht en op welke manier dit gebeurt.

Ketenpartners

Doel samenwerking

Hoe?

Omgevingsdienst Brabant Noord (ODBN)

De ODBN voert voor de gemeente Sint-Michielsgestel de wettelijke én enkele aanvullende (milieu)taken uit. Zo adviseert de ODBN de gemeente bij vergunningverlening en meldingen op het gebied van milieuaspecten. Ook voeren zij toezicht uit op de milieuaspecten. Hieronder valt onder andere structureel milieutoezicht, ketentoezicht en bedrijfsmatige saneringen.

De gemeente Sint-Michielsgestel heeft een gemeenschappelijke regeling met de ODBN voor het leveren van advies en de uitvoering van de relevante milieutaken.

Brandweer/Veiligheids- regio Brabant-Noord

De Veiligheidsregio Noord-Brabant adviseert en ondersteunt de gemeente in het kader van de vergunningverlening (bouwen, milieu, gebruik) op het gebied van brandveiligheid, bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen, brandveiligheid en gezondheidsaspecten bij evenementen en ruimtelijke ordening inclusief externe veiligheid van brandveilig gebruik. Ook voert de veiligheidsregio op deze gebieden toezicht uit. Daarnaast ondersteunen zij de gemeente bij diversie projecten.

De samenwerkingsafspraken tussen de Veiligheidsregio Brabant-Noord en de gemeente liggen vast in een deelnemersovereenkomst. De veiligheidsregio rapporteert jaarlijks over de uitgevoerde werkzaamheden en stelt jaarlijks in overleg met de gemeente een uitvoeringsprogramma op.

Politie

Afstemming over strafrechtelijke handhaving.

Met betrekking tot gezamenlijke controles is afstemming met politie op operationeel niveau, waarbij prioriteiten en capaciteit worden afgestemd. Als we een trend signaleren, waarbij we politie-inzet nodig hebben voor controles, zoeken we op dat moment afstemming op operationeel niveau.

Een individuele afstemming per gemeente (over alle VTH-documenten) met politie en het OM op strategisch niveau is niet reëel. Een regionale afstemming zou een oplossing kunnen zijn. Gemeentes kunnen dan krachten bundelen en met betrekking tot actuele thema's afstemming zoeken met politie en het OM. In het driehoeksoverleg worden, indien nodig, gezamenlijke afspraken gemaakt met politie, OM en gemeente met betrekking tot specifieke casussen.

Openbaar ministerie

Afstemming over strafrechtelijke handhaving

Buurtgemeenten

Kennisoverdracht & consultatie via werkgroepen en overlegvormen.

Kennis delen bv. op het gebied van woonoverlast in de werkgroep die door het CCV georganiseerd wordt.

Tevens direct contact met gemeenten wanneer er vragen zijn op verschillende thema’s.

Waterschap de Dommel

Bij een aantal ruimtelijke afwegingen (Omgevingsbesluit Hoofdstuk 4) dient afstemming gezocht te worden met het waterschap.

Met het waterschap zijn werkafspraken gemaakt. Eventuele adviezen worden rechtstreeks opgevraagd.

Woningcorporaties

Vergroten van de leefbaarheid binnen de woonwijken.

In geval van relevante handhaving.

Provincie Noord-Brabant

Bij een aantal ruimtelijke afwegingen (Omgevingsbesluit Hoofdstuk 4) dient afstemming gezocht te worden met de provincie.

Over de afstemming met de provincie zijn werkafspraken gemaakt. Is advies noodzakelijk dan is wordt de zaak rechtstreeks doorgestuurd aan de beleidsafdeling.

Taskforce-RIEC Brabant-Zeeland

Samenwerkingsgeheel tussen de verschillende overheden in de provincies Noord-Brabant en Zeeland. Het doel is het succesvol en duurzaam verstoren van de georganiseerde misdaad en eindigt bij de ondersteuning in de aanpak ervan. Deelthema's zijn bijvoorbeeld mensenhandel, cocaïne, hennep, synthetische drugs en witwassen. Momenteel vindt de transitie/ontvlechting van de Taskforce-RIEC Brabant-Zeeland plaats. Door het Algemeen Bestuur is 13 december 2023 besloten om twee afzonderlijke structuren te organiseren in Brabant-Zeeland: RIEC Oost-Brabant en RIEC Zeeland West-Brabant.

De gemeente Sint-Michielsgestel valt - samen met andere convenantenpartners - onder het basisteam Meierij.

9. Richtlijn dwangsombedragen en begunstigingstermijnen, Sint-Michielsgestel 2025

Zie bijlage.

10. Beleidsregels buitenplanse omgevingsplanactiviteiten (BOPA) Sint-Michielsgestel 2025 

Zie bijlage.

11. Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO)

Zie bijlage.