Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR734170
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR734170/1
Geldend van 13-01-2025 t/m heden
Inhoudsopgave
1.3 VERANTWOORDING PARTICIPATIE
2 ONDERDELEN VAN HET PROGRAMMA
2.1 DE RES-OPGAVE: STURING DOOR BEVOEGDE GEZAGEN VERZEKERD
2.2 UITGANGSSITUATIE: BELEID, ONTWIKKELINGEN EN NETWERK
2.3 OPBOUW EN SAMENHANG VAN DE RUIMTELIJKE INSTRUMENTEN
3 TOEPASSING VAN HET PROGRAMMA
3.1 STAPPENPLAN PROGRAMMA ZON OP VELD
3.3 ROLLEN VAN BETROKKEN PARTIJEN BIJ HET REALISEREN VAN HET PROGRAMMA ZON OP VELD
3.4 RELATIE OPGAVE RES REGIO - MONITORING
3.5 TOEPASSING PROGRAMMA BIJ NIET HALEN REGIONAAL BOD
3.6 TOEPASSING PROGRAMMA BIJ INITIATIEVEN (DEELS) BUITEN EEN ZOEKGEBIED
4 OMGEVINGSVERGUNNINGEN, -VISIE EN -PLAN
4.1 ONDERBOUWING PROJECTEN VOOR AANVRAAG OMGEVINGSVERGUNNING
4.2 INDIENINGSVEREISTEN AANVRAAG OMGEVINGSVERGUNNING
4.3 TOETSING VERGUNNINGVERLENING
4.4 OMGEVINGSVISIE EN OMGEVINGSPLAN
5.1 OVERZICHT BELEID EN REGELGEVING BEVOEGDE GEZAGEN
SAMENWERKING MET HET AFWEGINGSKADER
5.3 HANDREIKING AFWEGINGSKADER
SAMENWERKING MET DE KANSENKAART
5.4 CRITERIA EN SCORES AFWEGINGSKADER
5.6 KANSENKAARTSCORES EN GEBIEDSBESCHRIJVINGEN
A12/BOERDERIJWEG/ENKELE WIERICKE
Samenvatting
Inleiding
Binnen de Regionale Energie Strategie Midden-Holland (RES M-H) wordt, naast inspanningen op zonnepanelen op daken, ingezet op het realiseren van een regionale ambitie voor de opwekking van zon op veld. Dit onderdeel is een opgave van ongeveer een derde van de totale opgave van 0,435 Terawattuur (TWh). Om de opgave voor zon op veld voor elkaar te krijgen is het ‘Programma Zon op Veld’ opgesteld. In de RES 1.0 is door alle gemeenteraden gekozen voor een regionale aanpak bij het verlenen van vergunningen voor de realisatie van zonnevelden. Alle partijen, de colleges en gemeenteraden binnen de RES M-H in het bijzonder, weten met het vaststellen van het programma op welke wijze die RES-ambitie in de praktijk tot stand zal komen. Het biedt bij uitstek een eenduidig ‘handelingsperspectief’ voor alle partijen. De colleges en gemeenteraden hebben op gezette tijden de ruimte om het proces en, indien nodig, het voorliggende programma tussentijds bij te sturen.
Huidig beleid
De omgevingsvisies van de gemeenten geven aan dat het gemeentelijk beleid is gericht op het realiseren van de energietransitie. De gemeenteraden hebben daarvoor ook de RES 1.0 vastgesteld. Het verlenen van omgevingsvergunningen kan dus worden gebaseerd op de omgevingsvisies en de RES 1.0. Bestemmingsplannen voorzien echter niet in de benodigde ruimte voor de energietransitie. Het is mogelijk dat het college met toestemming van de raad van een geldend bestemmingsplan afwijkt. Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 is dan sprake van een Buitenplanse omgevingsplanactiviteit (Bopa). Als een bestemmingsplan geen projecten voor zon op veld toestaat, dient een individuele gemeente af te wegen of er wel of geen Bopa wordt toegepast. De onderbouwing voor een Bopa-besluit kan bij uitstek worden gebaseerd op de omgevingsvisies, de RES 1.0 en het voorliggende Programma Zon op Veld.
Wat er gaat veranderen
De binnen de RES-regio Midden-Holland samenwerkende gemeenten voeren een gezamenlijk beleid ten aanzien van projecten voor zon op veld. Het voorliggende programma biedt de mogelijkheid om in samenhang potentiële projecten te beoordelen en daaruit de projecten met de hoogste kwaliteit te selecteren voor uitvoering. Dat is ook de inzet van de RES-regio Midden-Holland. Voor een goede toepassing van de Bopa, biedt het programma spelregels, zoals de inzet gericht op projecten met de hoogste kwaliteit en passend binnen de netcapaciteit.
Als een gemeente op voorhand in het omgevingsplan directe mogelijkheden biedt voor aanleg van zon op veld, dan moet de gemeente een aanvraag voor een project zon op veld vergunnen. Dit gebeurt dan echter buiten de ruimtelijke instrumenten uit het Programma Zon op Veld om en daarmee ook buiten de RES 1.0 om die de gemeenteraden gezamenlijk hebben vastgesteld.
Gelet op de bedoelingen van de RES en het Programma Zon op Veld moeten projecten voor zon op veld worden getoetst aan de spelregels in dit programma en dat kan niet als een project direct moet worden vergund. Het programma-instrument is in de beleidscyclus van de Omgevingswet de uitwerking van het beleid. Het programma biedt de gemeenten de mogelijkheid om te sturen op de locaties waar projecten worden gerealiseerd en daarnaast op het bereiken van kwaliteit van de inpassing en het ontwerp van projecten. Ook op andere criteria, zoals lokaal eigendom, is met het programma sturing door gemeenten mogelijk.
Hiervoor bestaat het Programma Zon op Veld uit drie ruimtelijke instrumenten: de kansenkaart, het afwegingskader en de gebiedsbeschrijvingen. Het programma bevat alle benodigde ruimtelijke kaders voor achtereenvolgens toetsing en prioritering van projecten. Met het vaststellen van het programma krijgen initiatiefnemers inzicht binnen welke randvoorwaarden zij projecten kunnen indienen. Dit programma bevat voorts voorwaarden die er onder meer voor zorgen dat alleen de kansrijke gebieden worden benut en dat wordt voldaan aan de zonnebrief en zonnelader van Rijk en provincie. De vergunningverlening zélf is en blijft een taak van het bevoegd gezag.
De kansenkaart, het afwegingskader en de gebiedsbeschrijvingen worden regionaal gebruikt in de toetsing en prioritering van projecten.
De kansenkaart geeft ontwikkelaars en omwonenden inzicht in de kansrijke gebieden in de regio waar zonnevelden kunnen worden gerealiseerd. De kansenkaart is weergegeven in hoofdstuk 2.4
De gebiedsbeschrijvingen geven de landschappelijke kenmerken, voorwaarden voor inpassing en meekoppelkansen voor de (kansrijke) Zoekgebieden weer. De gebiedsbeschrijvingen staan in hoofdstuk 2.5
Het afwegingskader geeft de minimale eisen en additionele wensen weer op basis waarvan projecten in de regio zullen worden getoetst en beoordeeld. Het afwegingskader staat in hoodstuk 2.6
Bij de publicatie van het programma wordt ook een platform gestart. Dit platform biedt de nodige informatie aan initiatiefnemers en is tevens de plek waar plannen worden ingediend. Dit platform wordt regelmatig en in ieder geval per fase geactualiseerd.
Het proces
Het programma wordt ter besluitvorming voorgelegd aan de colleges. De gemeenteraden worden vervolgens gevraagd kennis te nemen van het besluit en zelf te besluiten niet over te gaan tot wensen en bedenkingen bij vaststelling van het programma door het college. De ‘geen wensen en bedenkingen-’procedure is ingezet voor het betrekken van de gemeenteraad bij het programma, als uitvloeisel van de RES1.0, die de gemeenteraad heeft vastgesteld.
De eigenaren van gronden binnen de aangewezen zoekgebieden op de kansenkaart en die kansrijk zijn, worden geïnformeerd over het proces. Specifiek krijgen zij de informatie over de kaders en de spelregels die van belang zijn voor degene die een project voor de betreffende gronden wil aanmelden. Tevens wordt duidelijk aangegeven op welke wijze de grondeigenaar overleg met de organisatie van dit proces kan hebben, mocht daar aan het begin of gaandeweg het proces behoefte aan bestaan. De grondeigenaren zijn geïnformeerd nadat de colleges het concept programma hebben behandeld, tegelijkertijd met het vrijgeven van het programma voor de procedure ‘wensen en bedenkingen’ bij de gemeenteraad.
Na vaststelling van het programma, wordt verwacht dat er tientallen projecten bij de RES-regio of bij de bevoegde gezagen zullen worden ingediend. Een onafhankelijke partij onder meer bestaande uit externe experts zal alle ingediende projecten na indiening binnen aangegeven tijdsperiodes toetsen. Zij beoordeelt de projecten aan de hand van kaders en adviseert of projecten worden aangemerkt als 'onwenselijke projecten' of 'wenselijke projecten'. Alleen wenselijke projecten komen in aanmerking voor een omgevingsvergunningaanvraag. Dit wordt de ‘prioritering’ genoemd.
De prioritering wordt ter besluitvorming voorgelegd aan de colleges. De gemeenteraden worden vervolgens gevraagd kennis te nemen van het besluit en zelf te besluiten niet over te gaan tot wensen en bedenkingen. Met het besluit spreken colleges en raden de intentie uit de geprioriteerde projecten daadwerkelijk te vergunnen, als ware een principebesluit. Vervolgens kunnen voor de wenselijke projecten omgevingsvergunningen worden voorbereid, aangevraagd en verleend, inclusief projectparticipatie door de initiatiefnemer. De stappen ‘toetsing – prioritering – vergunningverlening’ worden gezet met behulp van het Programma Zon op Veld. Het programma heeft als doel om voldoende omgevingsvergunningen af te geven om de ambitie voor zon op veld in 2030 gerealiseerd te hebben.
De projecten die buiten de openstellingstermijnen worden ingediend en projecten die als 'onwenselijk' worden aangemerkt, krijgen geen prioriteit en worden terzijde gelegd. Volgens de ruimtelijke instrumenten van het programma zijn deze projecten niet geschikt om op dat moment een vergunning te verkrijgen, bijvoorbeeld omdat ze niet aan de gestelde kwaliteitseisen voldoen. Hoewel een vergunningsaanvraag kan worden ingediend, kan de gemeente deze afwijzen vanwege het niet voldoen aan het Programma Zon op Veld. Als een project niet op de prioriteitenlijst is opgenomen, voldoet het namelijk niet aan de doelstelling die door de regio is gesteld, om projecten met de hoogste kwaliteit te realiseren. In een later stadium, bijvoorbeeld als de ambitie voor zon op veld niet is gerealiseerd of als de ambitie wordt bijgesteld, kunnen deze initiatieven alsnog worden opgepakt.
Een detailweergave van het proces om te komen tot vergunningverlening is opgenomen in Hoofdstuk 3. De rollen en bevoegdheden van colleges en gemeenteraden in deze stappen zijn te vinden in tabel 5 van hoofdstuk 3. Het stappenplan heeft overeenkomsten met dialoogtafels of omgevingstafels van gemeenten.
1 Aanleiding en doel
Het Programma Zon op Veld voor de RES-regio Midden-Holland richt zich op de ontwikkeling van zonneprojecten op veld, benodigd voor het invullen van de opgave voor de regio. Het Programma Zon op Veld vormt een uitwerking van de RES 1.0 Midden-Holland, die in juni 2021 is vastgesteld.
Tevens is het programma een uitwerking van de omgevingsvisies die door de gemeenteraden zijn vastgesteld. Het programma geeft aan in welke gebieden en binnen welke randvoorwaarden projecten voor zon op veld kunnen worden gerealiseerd, met als doel invulling te geven aan de RES-ambitie. Door dit vooraf in het programma aan te geven, is voor bevoegde gezagen en initiatiefnemers duidelijk welke projecten op medewerking kunnen rekenen.
In de RES Regio Midden Holland wordt de zonneladder toegepast. Kortweg houdt dit in dat zonnepanelen op daken de hoogste prioriteit hebben, gevolgd door zonnepanelen op objecten (denk aan waterbassins en parkeerterreinen), en uiteindelijk zonnepanelen op veld (lands infrastructuur, transitiegebieden en op agrarische gronden).
De eerste categorie wordt in de regio gestimuleerd door nauwe aandacht van het Servicepunt Energietransitie Bedrijven. De tweede categorie wordt in de regio gevrijwaard van deelname aan het Programma Zon op Veld en daarmee de criteria op basis waarvan initiatieven worden geselecteerd. Vergunningsaanvragen mogen direct worden ingediend bij het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag gebruikt in de vergunningverlening ook de criteria uit het programma, maar er wordt niet gewerkt met een prioritering. De derde categorie dient wel conform de kaders van het Programma Zon op Veld te worden gerealiseerd.
1.1 RES-opgave Midden-Holland
De RES-regio Midden-Holland bestaat uit:
- ●
De gemeenten Bodegraven-Reeuwijk, Gouda, Krimpenerwaard, Waddinxveen en Zuidplas.
- ●
De waterschappen Schieland en de Krimpenerwaard, Rijnland en De Stichtse Rijnlanden.
- ●
De provincie Zuid-Holland.
Ingezet wordt op een zo gedragen mogelijk regionaal energieplan. Dit gebeurt binnen de RES-regio door samenwerking van de bevoegde gezagen met:
- ●
maatschappelijke organisaties (zoals energiecoöperaties, woningcorporaties, natuur- en milieufederaties, LTO Nederland, duurzaamheidsplatformen van bedrijven en onderwijsinstellingen);
- ●
bedrijven;
- ●
inwoners;
- ●
netbeheerders.
De opgave: een regionale ambitie
Voor Nederland is als doel bepaald dat alle 30 RES-regio’s in 2030 samen 35 TWh per jaar aan hernieuwbare elektriciteit opwekken. Het gaat dan om opwek die grootschalig, weersafhankelijk en op land plaatsvindt. In de RES van de regio Midden-Holland is de doelstelling het jaarlijks opwekken van 0,435 TWh schone elektriciteit vanaf 2030. Dit is gebaseerd op de huidige elektriciteitsvraag van de regio. Met zonnepanelen is ongeveer 544 ha aan ruimte nodig op daken, langs wegen en in woningbouw- of agrarische gebieden, bij elkaar ongeveer 0,435 TWh opwek. Iets meer dan een derde hiervan is in Midden-Holland te realiseren op en langs infrastructuur, op water en op landschap. Zie onderstaande figuur waarin deze opgave is gevisualiseerd.
Figuur 1.1 - Visualisatie RES M-H opgave plus ontwikkeling in realisatie
Deze opgave voor 2030 is niet voldoende om het doel van het Klimaatakkoord, een klimaatneutraal Nederland in 2050 te behalen. De regio verwacht een aanvullende opgave om ook ná 2030 bij te dragen aan dit landelijke doel.
Het proces RES 1.0 en participatie
In september 2020 is de Concept RES vastgesteld. Na de concept RES is verder onderzoek gedaan naar de opwekking van schone energie in de regio. In het overleg met inwoners, ondernemers en maatschappelijke partijen is gekeken waar windturbines en zonnepanelen passend zijn in het landschap. Ook is gekeken wat dit betekent voor het elektriciteitsnet en of de inwoners en de politiek achter deze mogelijke locaties staan. Het resultaat zijn zoekgebieden die op de kaart van de regio in de RES1.0 zijn ingetekend.
Na de vaststelling van de Concept RES in september 2020 is een participatietraject ingezet. De uitkomsten van de participatie zijn als maatschappelijke adviezen meegewogen en meegenomen in de RES 1.0. Zoekgebieden voor projecten zon op veld maken hiervan deel uit.
Bij het uitwerken van de zoekgebieden naar concrete locaties voor zon op veld-projecten, wordt ingezet op het actief voeren van gesprekken met belanghebbenden op regionaal en lokaal niveau. Dit is verzorgd door de RES-organisatie. Daarbij worden mogelijkheden geboden voor financiële participatie en participatie in het proces om te komen tot projecten voor zon op veld. Deze participatievormen voor en met de omgeving zijn vitale uitgangspunten bij de uitwerking van de RES-ambitie.
Vervolg op RES 1.0
Met het vaststellen van RES 1.0 is de volgende fase aangebroken: de realisatiefase. Het uitbouwen van de regionale samenwerking op het gebied van duurzame elektriciteit is essentieel en wordt vormgegeven langs een aantal prioriteiten:
- 1.
Een integrale (verdere) uitwerking van de zoekgebieden.
- 2.
In afstemming met ontwikkeling van de netcapaciteit.
- 3.
Het gezamenlijk ontwikkelen van beleid en uitvoeringskaders.
- 4.
Gezamenlijke acties voor het opstarten en stimuleren van initiatieven voor zon op dak, parkeerterreinen en waterbassins.
Voorstel zoekgebieden
Voor het begrenzen van concrete zoekgebieden in de regio Midden-Holland waarin projecten kunnen worden gerealiseerd voor het tijdvak tot 2030, is een centrale afweging opgesteld (RES 1.0 Midden-Holland, paragraaf 2.1). Daaruit volgde een kaartbeeld met verschillende soorten zoekgebieden voor zon en wind in Midden-Holland. Dit kaartbeeld is te raadplegen via de link: RES 1.0 Midden-Holland (resmiddenholland.nl).
In de RES 1.0 is aangegeven dat, om de doelstelling voor 2030 te halen, zoekgebieden en de daarbinnen gelegen locaties nader worden uitgewerkt, verder besproken met de omgeving en hiervoor zijn initiatiefnemers nodig. De voorkeur blijft dat eerst zo veel mogelijk zon op dak, parkeerterreinen en waterbassins wordt gerealiseerd, waaronder zon langs infrastructuur. Daarvoor zijn stevige condities en (extra) inspanningen van alle betrokken partijen nodig. En dat is zeker ook van betekenis voor het realiseren van voldoende projecten voor zon op veld, als bijdrage aan de regionale RES-ambitie.
1.2 Het Programma Zon op Veld
Voor het invullen van de RES-opgave zijn projecten nodig. Die projecten moeten op geschikte locaties worden gerealiseerd en voldoen aan de daarvoor te stellen randvoorwaarden. Ingezet wordt op kwalitatief goede projecten. Tegelijkertijd is er behoefte aan een zorgvuldige en voortvarende toetsing van projecten, om zo de regionale doelen voor 2030 te kunnen halen. Als bevoegd gezag kunnen gemeenten invloed op deze kwaliteit en locaties uitoefenen, door in het proces van de vergunningverlening voorwaarden te stellen. Hiervoor is op regionaal niveau het Programma Zon op Veld opgesteld.
Van dit programma maken drie ruimtelijke instrumenten deel uit:
- ●
De kansenkaart geeft ontwikkelaars en omwonenden inzicht in de kansrijke gebieden in de regio waar zonnevelden kunnen worden gerealiseerd.
- ●
Het afwegingskader geeft de minimale eisen en additionele wensen weer op basis waarvan projecten in de regio zullen worden geprioriteerd.
- ●
De gebiedsbeschrijvingen geven de landschappelijke kenmerken, voorwaarden voor inpassing en meekoppelkansen voor de (kansrijke) zoekgebieden weer en sluiten aan bij de kansenkaart en het afwegingskader.
Met het Programma Zon op Veld wordt beoogd een gestroomlijnde realisering van de RES-opgave te faciliteren en te stimuleren. Door beleidskaders en duidelijke gedefinieerde processtappen met elkaar te combineren wil men in de regio toewerken naar tijdige vergunningverlening van projecten met de hoogste kwaliteit. Zodra daadwerkelijke omgevingsvergunningverlening plaatsvindt, zal via monitoring de te verwachten realisering van de RES-opgave bijgehouden worden. Het proces hiervoor wordt in de volgende hoofdstukken beschreven en toegelicht.
1.3 Verantwoording participatie
Het voorliggende Programma Zon op Veld wordt door de bevoegde gezagen vrijwillig vastgesteld. Hiervoor geldt geen verplichting die uit wet- of regelgeving voortvloeit.
Bij een vrijwillig programma wordt een verantwoording gegeven over participatie en over hoe er invulling is gegeven aan het participatiebeleid (artikel 10.8 Omgevingsbesluit). Over de RES 1.0 heeft participatie plaatsgevonden en ter voorbereiding van het Programma Zon op Veld.
- ●
Aan het participatietraject in het kader van de RES 1.0 hebben inwoners, ondernemers en maatschappelijke partijen deelgenomen. Na de vaststelling van de Concept RES in september 2020 is een vervolg op het participatietraject ingezet. De uitkomsten van de participatie zijn als maatschappelijke adviezen meegewogen en meegenomen in de RES 1.0.
- ●
Van april tot en met juni 2023 konden mensen meedenken via een online vragenlijst (1.848 respondenten), gesprekken op straat (374 straatgesprekken), inwonersavonden (83 bezoekers) en gesprekken met bedrijven en betrokken organisaties (ongeveer 20 deelnemers). In het ‘verslag van het gesprek met inwoners, bedrijven en organisaties over het opwekken van zonne-energie in RES Midden-Holland’ wordt hierop ingegaan aan de hand van de volgende vragen:
- ○
Waarom gingen de gemeenten met inwoners en stakeholders in gesprek over het opwekken van zonne-energie?
- ○
Wat ging vooraf aan deze gesprekken over het opwekken van zonne-energie?
- ○
Wat was het doel van de gesprekken?
- ○
Wat gebeurt er met de resultaten van de gesprekken?
- ○
Waar gingen de gesprekken over?
- ○
Hoe hebben gemeenten met inwoners en stakeholders gesproken?
- ○
Wat is de relatie met de gesprekken uit 2021 over het opwekken van duurzame energie?
- ○
Wie heeft de gesprekken gevoerd?
- ○
- ●
De uitkomsten van de gesprekken zijn betrokken bij het opstellen van het Programma Zon op Veld. Dit heeft met name geresulteerd in het aanwijzen van de kansrijke zoekgebieden in twee segmenten. Het eerste segment betreft voornamelijk zoekgebieden langs infrastructuur. De verwachting is dat de volledige opgave binnen deze zoekgebieden kan worden voldaan. Mocht dit onverhoopt niet het geval zijn, kan er na een advies richting colleges en gemeenteraden voor worden gekozen het tweede segment vrij te geven. Dit tweede segment betreft voornamelijk kansrijke gebieden op agrarische gronden. Enkel voor het eerste segment wordt een planning afgegeven. Het tweede segment zal alleen worden aangewezen als daar aanleiding voor is en niet voordat de politiek zich daar heeft over uitgesproken. Ook andere aspecten zijn in het programma verwerkt.
De resultaten van het participatietraject zijn opgenomen in de volgende bestanden:
- ●
Verslag van de gesprekken met inwoners, bedrijven en organisaties over het opwekken van duurzame energie in RES Midden-Holland
- ●
Samenvatting verslag van de gesprekken over het opwekken van zonne-energie in RES Midden-Holland
- ●
Tabellen en grafieken participatie zonne-energie in RES Midden-Holland 2023
- ●
Infographic participatietraject voor RES Midden-Holland
Deze bestanden worden opgenomen op de website van de RES Midden-Holland. Hiermee is een verantwoording gegeven over participatie en over hoe er invulling is gegeven aan het participatiebeleid (artikel 10.8 Omgevingsbesluit).
2 Onderdelen van het programma
2.1 De RES-opgave: sturing door bevoegde gezagen verzekerd
Met het vaststellen van dit programma wordt gestuurd op het verlenen van omgevingsvergunningen voor projecten op locaties en binnen voorwaarden, die in dit programma zijn opgenomen. De projecten voor zon op veld zijn vergunning plichtig. Deze projecten passen niet direct in de huidige bestemmingsplannen. Voor het kunnen verlenen van een omgevingsvergunning voor een project is het nodig af te wijken van het van rechtswege geldende omgevingsplan. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024, zijn alle bestemmingsplannen opgegaan in één omgevingsplan voor de gehele gemeente en de eerder vastgestelde bestemmingsplannen blijven dus als ruimtelijk kader gelden. Als een college straks een omgevingsvergunning wil verlenen die afwijkt van het omgevingsplan, dan wordt zo’n vergunning een Buitenplanse omgevingsplanactiviteit (Bopa) genoemd.
Gedurende het proces richting verlening van omgevingsvergunningen binnen de gestelde tijdsperiode is duidelijk dat iedere gemeente een Bopa kan toepassen, zodat het bereiken van de doelstellingen op regionaal niveau is gewaarborgd. Op dit moment is te onzeker of alle vijf gemeenten daadwerkelijk kunnen voorzien in het tijdig en ook gelijktijdig wijzigen van een omgevingsplan. Daarna moet vervolgens nog een omgevingsvergunning worden verleend. De benodigde tijd is langer dan de tijdsperiode voor een Bopa, terwijl de ambitie is om de RES-doelstellingen voor 2030 te hebben gerealiseerd.
Gemeenten vormen samen de RES-regio Midden-Holland en voeren een gezamenlijk beleid ten aanzien van projecten voor zon op veld. Het voorliggende programma biedt de mogelijkheid om in samenhang potentiële projecten te beoordelen en daaruit de projecten met de hoogste kwaliteit te selecteren voor uitvoering. Dat is ook de inzet van de RES-regio. Als het omgevingsplan geen projecten voor zon op veld toestaat, dient een gemeente af te wegen of er wel of geen Bopa wordt toegepast.
Als een gemeente op voorhand in het omgevingsplan directe mogelijkheden biedt voor aanleg van zon op veld, dan moet de gemeente een aanvraag voor een project zon op veld vergunnen. Dit gebeurt dan echter buiten de ruimtelijke instrumenten uit het Programma Zon op Veld om en daarmee ook buiten de RES om, die door de gemeenteraden is vastgesteld met als doel om gezamenlijk, in regioverband projecten te toetsen en te realiseren. Daarvoor is toetsing aan toepassing van de spelregels in dit programma nodig en dat kan niet als een project direct moet worden vergund.
2.2 Uitgangssituatie: beleid, ontwikkelingen en netwerk
Beleid
In documenten van de provincie Zuid-Holland, gemeenten en hoogheemraadschappen zijn beleid en regelgeving voor projecten voor zon op veld opgenomen. Deze documenten zijn weergegeven in 5.1 Overzicht beleid en regelgeving bevoegde gezagen. Daarin is aangegeven of beleid en regelgeving het realiseren van projecten wel of niet toestaat en hoe wordt omgegaan met participatie.
Uit analyse van de documenten blijkt het volgende.
- ●
Het provinciale beleid en de bijbehorende regelgeving bieden ruimte voor projecten voor zon op veld, die passen binnen de RES Midden-Holland en het Programma Zon op Veld. Daarbij zorgen de drie ruimtelijke instrumenten in het programma ervoor dat projecten goed aansluiten op het beleid van de provincie, met name op het gebied van landschap.
- ●
Gemeenten hebben voorgesorteerd of bouwen in hun omgevingsvisies voort op de RES 1.0. Hiermee is duidelijk dat de omgevingsvisies ruimte bieden voor realisering van projecten voor zon op veld. Een omgevingsvisie kan dan ook mede een basis vormen als onderbouwing van projecten voor zon op veld. Nagenoeg geen van de huidige bestemmingsplannen die vanaf 1 januari 2024 het ‘omgevingsplan van rechtswege’ vormen, staan projecten voor zon op veld toe. Dat betekent dat voor het faciliteren van projecten moet worden afgeweken van het vanaf 1januari 2024 geldende omgevingsplan en dus sprake zal zijn van een Bopa.
- ●
De waterschapsverordeningen bevatten geen specifieke regels voor projecten voor zon op veld. Dat laat onverlet dat alle regels vanuit het waterschap van toepassing zijn en dat daaraan moet worden voldaan of rekening mee moet worden gehouden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan zon op dijken, hier zijn de waterschappen zeer terughoudend in.
Via het platform worden de relevante documenten ontsloten via digitale links.
De provinciale zonneladder vormt één van de belangrijke beleidsuitgangspunten voor het programma.
De zonneladder is als volgt opgebouwd:
- 1.
Zonne-energie op daken en gevels.
- 2.
Zonne-energie op terreinen en objecten binnen bebouwd gebied.
- 3.
Zonne-energie op terreinen en objecten in het landelijk gebied.
- a.
Agrarische bouwpercelen.
- b.
Locaties met een functie als verkeersinfrastructuur of een locatie ten dienste daarvan.
- c.
Slibdepots, waterbassins, spaarbekkens, bergingsgebieden en voormalige stortplaatsen.
- d.
Glastuinbouwgebied mits er sprake is van meervoudig ruimtegebruik en aangetoond is dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de omvang en de bruikbaarheid van het glastuinbouwgebied;
- e.
Een locatie waar een stedelijke functie aan is toebedeeld, maar waar die functie nog niet is gerealiseerd.
- a.
- 4.
Zonne-energie op landbouw- en natuurgronden.
Ontwikkelingen
Er zijn weliswaar enkele projecten bij gemeenten bekend[1]. Echter, geen projecten voor zon op veld zijn in behandeling gericht op vergunningverlening. Dat betekent dat de taakstelling die er staat, nog moet worden gevuld met projecten. Het programma is nadrukkelijk gericht op het stimuleren van de ontwikkeling en het indienen van projecten op veld na vaststelling hiervan.
Opwek Energie op Rijksvastgoed (OER)
In Q1 2024 is de voorverkenningsfase van het het programma Opwek Energie op Rijksvastgoed (OER) afgerond. Hieruit is gebleken dat er enkele gebieden binnen de regio zijn die geschikt zouden kunnen zijn voor duurzame opwek. Echter, de verkenningsfase die in Q2 van start is, gaat hier concreter op in. Dit is ten tijde van uitvoering van het programma nog niet duidelijk, daarom worden initiatieven van ontwikkelaars op rijksvastgoed en rijksgronden op en langs infrastructuur vooralsnog niet in behandeling genomen.
Netwerk
Eind 2022 heeft Stedin op basis van de regionale ambitie en reeds lopende en geplande initiatieven een netimpactanalyse uitgevoerd. Deze analyse geeft inzicht in de gevolgen van regionale keuzes met betrekking tot duurzame opwek op de energie-infrastructuur. Veel van deze keuzes zijn op het moment nog niet concreet, denk hierbij aan de precieze locatie waarop zonnepanelen op veld gerealiseerd zullen worden. De analyse geeft een overzichtelijk beeld van te verwachten knelpunten en de mogelijke oplossingen hiervoor. Een nieuwe analyse is in 2024 te verwachten.
Uit de meest recente netimpactanalyse valt voor de regio Midden-Holland het volgende op te maken:
- ●
In de regio is met name sprake van (toekomstige) congestie voor afname. Voor opwek zijn vooralsnog meer mogelijkheden.
- ●
Op zeven zogeheten hoog- en middenspanningsstations in de regio, met name in Zuidplas, kunnen knelpunten optreden als gevolg van de ambitie voor opwekking. Op de overige van de hoog- en middenspanningsstations worden geen opwek-knelpunten voorzien.
- ●
Voor het wegnemen van deze knelpunten worden twee stations uitgebreid en drie nieuwe stations gebouwd. Hierdoor wordt de opwekcapaciteit (zowel bestaand als additioneel) beter verspreid over de stations. Daarnaast zal het nieuwe hoofdstation Woerden-Zuid een deel van de belasting van hoofdstation IJsseldijk overnemen.
- ●
De werkzaamheden rondom uitbreiding en nieuwbouw worden naar verwachting uiterlijk 2030 afgerond. Dit kan betekenen dat projecten voor de opwekking van hernieuwbare energie die voor die tijd vergund zijn en voor 2030 gerealiseerd dienen te zijn, te maken krijgen met schaarste op het net waardoor er niet kan worden teruggeleverd. In de prioritering van projecten naar vergunningverlening dient hiermee rekening te worden gehouden.
- ●
Door het grote aandeel van grootschalig zon op dak zijn forse aanpassingen nodig in de lagere netvlakken. Hierbij is additionele fysieke ruimte noodzakelijk voor het bijplaatsen van distributieruimtes op wijkniveau, denk aan capaciteitsgestuurde leveringscontracten en het 'local4local’-principe.
- ●
De totale kosten ca. € 120 – € 141 miljoen bedragen en circa 15.000 – 20.500 m2 additionele ruimte verspreid over de regio benodigd is voor deze netinfrastructuur. Het gros van deze investeringen is al voorzien in het investeringsplan van de netbeheerders. De benodigde investering om het verwachte knelpunt in station Langeland Zuid op te lossen, zal opgenomen worden in het eerstvolgende investeringsplan.
In Zuidplas is, gegeven het hoge aantal knelpunten voor opwekking en afname, op 14 februari 2023 door Netbeheerder Stedin reeds netcongestie afgekondigd. Zowel voor opwek als voor afname gelden restricties voor nieuwe en bestaande gebruikers. Deze restricties worden echter vóór de realisatie van zon op veld projecten, opgelost.
2.3 Opbouw en samenhang van de ruimtelijke instrumenten
Het Programma Zon op Veld, dat drie afzonderlijke ruimtelijke instrumenten beschrijft, geeft antwoord op de vraag ‘op welke wijze worden projecten stapsgewijs begeleid tot aan de vergunningverlening?’. Onderstaand schema geeft deze stappen weer alsmede de samenhang tussen de afzonderlijke ruimtelijke instrumenten.
Figuur 2.1 - Programma Zon op Veld met ruimtelijke instrumenten
Deze ruimtelijke instrumenten leiden er gezamenlijk toe dat kwalitatief goede projecten op de juiste locaties worden vergund. De instrumenten zijn vooraf bekend, bij bevoegde gezagen, initiatiefnemers en voor de omgeving (inwoners, bedrijven en andere instanties). Initiatiefnemers kunnen hierdoor zo goed mogelijk voorsorteren op het aanleveren van een kwalitatief project.
2.4 Kansenkaart
De kansenkaart heeft als doel om in de regio onderscheid te maken tussen kansrijke en niet kansrijke gebieden voor de opwek van zon op veld binnen de vastgestelde zoekgebieden uit de RES 1.0.
Het houdt in:
- ●
Een detaillering van de zoekgebieden.
- ●
Een multicriteria-analyse met criteria zorgt voor elk zoekgebied voor een score ten aanzien van de mate van kansrijkheid van dat zoekgebied.
- ●
Door vergelijking van de scores wordt duidelijk welke projecten als meest wensel ijk worden aangemerkt.
De kansenkaart biedt initiatiefnemers in een oogwenk inzicht in de kansrijkheid van een locatie door zoekgebieden aan te wijzen. Met die zoekgebieden vindt regionale sturing plaats op de realisatie van initiatieven binnen de aangewezen kansrijke gebieden. De kansrijkheid vloeit voort uit een samenstelling van belangrijke criteria aan de hand waarvan een gebied wel of niet geschikt blijkt te zijn voor zonneparken.
Deze criteria zijn:
- ●
type zoekgebied (langs infrastructuur, op agrarische gronden of in transitiegebieden);
- ●
bodemtype (klei of veengronden);
- ●
natuurwaarden - aanwezigheid van natuurgebieden;
- ●
recreatiewaarden - aanwezigheid van recreatiegebieden;
- ●
geplande ontwikkelingen;
- ●
netaansluiting;
- ●
netimpact;
- ●
archeologische waarden;
- ●
cultuurhistorische waarden;
- ●
gebiedsspecifieke meekoppelkansen;
- ●
landbouw- en landschappelijke waarden.
In het beleidsparticipatietraject over de ruimtelijke instrumenten, voorafgaand aan het vaststellen van het programma, zijn deze criteria zorgvuldig getoetst en gewogen bij omwonenden in enquêtes, straatgesprekken, excursies en stakeholdersbijeenkomsten. Op de volgende link zijn de resultaten uit het participatietraject te vinden.
Mate van kansrijkheid
Met de kansenkaart worden zoekgebieden onderscheiden in kansrijk, matig kansrijk of niet kansrijk, bepaald op basis van eerder genoemde criteria. In de regio zijn op dit moment enkel kansrijke en niet kansrijke zoekgebieden aangewezen.
Tabel 1 - Indeling kansrijkheid zoekgebieden
Tegemoetkomend aan de landelijke en regionale zonneladder worden binnen het totaal aan zoekgebieden de kansrijke zoekgebieden in twee segmenten aangewezen.
Ieder zoekgebied heeft op basis van de voornoemde criteria een score toebedeeld gekregen. Deze score is onderdeel van de criteria van het afwegingskader en telt mee in de beoordeling van een initiatief binnen de prioritering. In 2.6 Afwegingskader wordt over de prioritering meer toegelicht.
De kansenkaart met het eerste segment wordt gepubliceerd op de website in de vorm van een uitnodiging aan de omgeving. Vanaf dat moment kunnen initiatiefnemers en omwonenden de kansenkaart raadplegen en zal dit onderdeel zijn van het toetsings- en prioriteringstraject binnen het Programma Zon op Veld.
In Bijlage 5.2 Handreiking kansenkaart is een uitgebreidere toelichting op de criteria en de werking van de kansenkaart in relatie tot de andere ruimtelijke instrumenten weergegeven in de vorm van een handreiking.
Het eerste segment
Het eerste segment betreft voornamelijk zoekgebieden langs infrastructuur. De verwachting is dat de volledige opgave binnen deze zoekgebieden kan worden voldaan. Mocht dit onverhoopt niet het geval zijn, kan er door de colleges met inbreng van gemeenteraden voor worden gekozen het tweede segment open te stellen. Enkel voor het eerste segment wordt een planning en een kaart afgegeven.
Het eerste segment ziet er als volgt uit.
Figuur 2.2 - Kansenkaart Eerste Segment Zon op veld Midden-Holland
Het eerste segment betreffen de volgende gebieden:
Tabel 2.1 - Eerste segment zoekgebieden
Het tweede segment
Het tweede segment zoekgebieden bestaat uit agrarische gebieden en transitiegebied.
Daarnaast zullen nieuwe ontwikkelingen in de regio tevens worden overwogen. Dit segment
zal enkel worden opengesteld als de colleges dit met inbreng van de raad door middel
van een wensen en bedenkingenprocedure, besluiten. Mocht het tweede segment worden
opengesteld, zal omwille van het toepassen van de provinciale zonneladder éérst worden
gekeken naar transitiegebied alvorens wordt gekeken naar agrarisch gebied.
2.5 Gebiedsbeschrijvingen
Voor de onderbouwing van de kansrijkheid van ieder zoekgebied én de duiding van gebiedsspecifieke kenmerken, zijn voor ieder kansrijk zoekgebied gebiedsbeschrijvingen opgesteld.
Het doel van de gebiedsbeschrijvingen is om:
- ●
De kansrijkheid van een zoekgebied in de kansenkaart te ondersteunen of te nuanceren met onderbouwing en om de navolgbaarheid van de gegeven score te duiden.
- ●
Gebiedsspecifieke, landschappelijke kenmerken om inpassing van zonnepanelen en aansluiting op gebiedsspecifieke meekoppelkansen te duiden. Meekoppelkansen kunnen in de praktijk worden ingevuld door het combineren van een project met andere ruimtelijke ontwikkelingen, zoals een natuurontwikkeling of transitie in de landbouw.
De gebiedsbeschrijvingen zijn aanvullend op de kansenkaart; zo dienen projecten aan te sluiten op de gebiedsspecifieke kenmerken uit de gebiedsbeschrijving. Voor ieder zoekgebied is een gebiedsbeschrijving opgesteld. Voor de zoekgebieden die kansrijk zijn is een verdiepend onderzoek gedaan naar gebiedsspecifieke kenmerken, zodat initiatiefnemers hier beter op kunnen aansluiten.
In het beleidsparticipatietraject zijn de zoekgebieden zorgvuldig getoetst en gewogen bij omwonenden in enquêtes, straatgesprekken, excursies en stakeholdersbijeenkomsten.
De gebiedsbeschrijvingen worden als bijlage van de kansenkaart gepubliceerd in de nader te vormen uitnodiging. Vanaf dat moment kunnen initiatiefnemers en omwonenden de kansenkaart en gebiedsbeschrijvingen raadplegen en zullen deze onderdeel zijn van het prioriterings- en beoordelingstraject binnen het Programma Zon op Veld.
In Bijlage 5.2 Handreiking kansenkaart is een uitgebreidere beschrijving van de gebiedsbeschrijvingen als onderdeel van de kansenkaart en in relatie tot de andere ruimtelijke instrumenten weergegeven in de vorm van een handreiking. De gebiedsbeschrijvingen van de kansrijke zoekgebieden die in het eerste segment zijn aangewezen zijn aan de bijlagen van dit document toegevoegd.
2.6 Afwegingskader
Het afwegingskader heeft als doel om de wenselijkheid van initiatieven voor de regio te bepalen, binnen gebieden die in de kansenkaart als kansrijk worden geacht. Alleen wenselijke initiatieven, dat wil zeggen initiatieven die binnen het afwegingskader als wenselijk worden beoordeeld, komen in de regio in aanmerking voor het toegekend krijgen van een omgevingsvergunning. Het afwegingskader is daarmee een voorportaal van de vergunningverlening. De vergunningverlening zelf vindt onveranderd door het bevoegd gezag plaats.
De methode betreft een multicriteria-analyse die voor elk initiatief een oordeel geeft over de wenselijkheid ervan. Op basis van een set criteria die kwantitatief kunnen worden ‘gescoord’, krijgt ieder initiatief een score toebedeeld. De initiatieven met de hoogste score zijn het meest wenselijk.
Voorwaarden
Belangrijk voor initiatiefnemers en ontwikkelaars zijn de voorwaarden om in aanmerking te komen voor beoordeling binnen het afwegingskader:
- ●
Eenieder die een initiatief voor zonnepanelen op veld wil realiseren en daarmee vergunningsplichtig is, kan zich als ‘initiatiefnemer’ opgeven.
- ●
Een initiatief dient te voldoen aan de minimale eisen op ieder criterium binnen het afwegingskader.
- ●
Een initiatief dient te liggen in één van de kansrijke zoekgebieden die zijn gepubliceerd binnen de kansenkaart.
- ●
Een initiatief mag niet op Rijksvastgoed- en Rijksgrond liggen.
- ●
Een initiatief dient afgestemd en akkoord te zijn bevonden door de eigenaar van de grond waarop het initiatief dient te worden ontwikkeld.
- ●
Een initiatief dient te voldoen aan het provinciaal toepassingsbereik voor een zonneveld buiten bestaand stad- en dorpsgebied (500 m2).
Uitzonderingen
Er zijn enkele uitzonderingen voor projecten die wel vergunningplichtig zijn, maar waar prioritering middels het afwegingskader en daarmee het Programma Zon op Veld niet van toepassing is. Deze projecten kunnen bij het bevoegd gezag direct een omgevingsvergunning aanvragen en die omgevingsvergunningen kunnen worden verleend als de aanvragen voldoen aan alle voorwaarden voor provinciaal en gemeentelijk beleid aangaande de ruimtelijke kwaliteit en beleid en regelgeving vanuit de waterschappen. Het gaat hier om een omgevingsvergunning waarvoor een Bopa-procedure kan worden toegepast.
De uitzonderingen betreffen:
- ●
Projecten voor zon op veld met een omvang kleiner dan het provinciaal toepassingsbereik voor een zonneveld buiten bestaand stad- en dorpsgebied (500 m2).
- ●
Projecten voor zon op parkeerterreinen (solar carports).
- ●
Projecten voor zon op waterbassins.
- ●
Projecten voor zon op geluidsschermen.
- ●
Projecten voor zon op bestaande infrastructuur (zoals taluds).
- ●
Projecten voor zon op boerenerven, stortplaatsen of bebouwing.
Bij projecten met een omvang kleiner dan het provinciaal toepassingsbereik voor een zonneveld wordt gedacht aan kleine velden gericht op de opwek van eigen energie. Voor deze uitzondering is gekozen om particuliere eigenaren niet onnodig in het afwegingskader van het programma op te nemen. Bij realisatie van dergelijke kleine velden blijven ruimtelijke kwaliteit en inpassing onverminderd van toepassing. De verwachting is dat dit soort projecten aanmerkelijk kleinschaliger van opzet zijn en dat daardoor eventuele onduidelijkheid over begrenzing van een project niet aan de orde zal zijn.
Voor andere projecten die niet tot deze uitzonderingscategorie behoren is het niet de bedoeling dat daarvoor afzonderlijke omgevingsvergunningen worden aangevraagd, buiten de openstellingstermijnen van het Programma Zon op Veld. Een aanvraag zal worden afgewezen. Zie hiervoor 2.1 De RES-opgave: sturing door bevoegde gezagen verzekerd.
Criteria
Het afwegingskader biedt de regio een kader waarbinnen initiatieven ten opzichte van elkaar op meerdere kwalitatieve factoren worden beoordeeld. Zo is eenduidig inzicht te verkrijgen waar een project op voorhand in de regio aan dient te voldoen, en op welke manier een initiatiefnemer de wenselijkheid van het project kan vergroten door te streven naar hogere scores.
De wenselijkheid van een project is een optelsom van scores op criteria die door de regio belangrijk worden gevonden, te weten:
- ●
de locatie op de kansenkaart;
- ●
gebiedsspecifieke meekoppelkansen;
- ●
landschappelijke inpassing;
- ●
ontwerp;
- ●
biodiversiteit;
- ●
veiligheid en gezondheid;
- ●
participatie – projectparticipatie;
- ●
participatie - lokaal eigendom;
- ●
netbeheer.
In het beleidsparticipatietraject zijn deze criteria zorgvuldig getoetst en gewogen bij omwonenden in enquêtes, straatgesprekken, excursies en stakeholdersbijeenkomsten. Sommige criteria overlappen, zo komen natuurinclusieve ontwerpen terug in de criteria landschappelijke inpassing, ontwerp en biodiversiteit. In de beoordeling van initiatieven wordt hiermee rekening gehouden.
Bijzondere aandacht gaat uit naar participatie in de vorm van projectparticipatie en de gelegenheid voor de samenleving om te participeren in financiële deelname aan projecten. Iedere gemeente stelt zelf het beleid en regelgeving voor lokaal eigendom vast. Initiatiefnemers wordt gevraagd een plan op te stellen op welke manier invulling wordt gegeven aan deze vormen van participatie.
De criteria van het afwegingskader worden gepubliceerd samen met kansenkaart en gebiedsbeschrijvingen. Vanaf dat moment kunnen initiatiefnemers en omwonenden de criteria raadplegen en zullen deze onderdeel zijn van het prioriterings- en beoordelingstraject binnen het Programma Zon op Veld.
In Bijlage 5.3 Handreiking afwegingskader is een uitgebreidere beschrijving van de criteria en de werking van het afwegingskader in relatie tot de andere ruimtelijke instrumenten weergegeven in de vorm van een handreiking.
Wenselijke projecten
Ieder project dat wenselijk wordt geacht, scoort minimaal voldoende op alle criteria in het afwegingskader. Maar niet ieder initiatief dat voldoende scoort, is wenselijk. Dit hangt af van het totaal aan initiatieven dat nodig is om de ambitie te halen. Startend met het hoogst geprioriteerde initiatief wordt vervolgens de bijdrage aan de ambitie opgeteld, doorwerkend tot het initiatief waarmee het bod wat op dat moment noodzakelijk is, is behaald. Er wordt hierbij tevens rekening gehouden met een overprogrammering van 20% op het totaal beoogde vermogen om projecten die mogelijk alsnog afvallen te compenseren.
De initiatieven die binnen de marge vallen om het bod te halen, krijgen prioriteit en zijn conform de methodiek ‘wenselijk’. De overige initiatieven, ongeacht hun score, zijn dat niet en zijn daarmee ‘niet wenselijk’.
Er kunnen zich hierdoor enkele situaties voordoen:
- ●
Het kan zijn dat een initiatief eerst wenselijk is, maar door de komst van een ander initiatief dat hoger scoort of de verlaging van de ambitie, ineens niet meer. Andersom kan dit ook, een initiatief dat eerst niet wenselijk is, kan door de verhoging van de ambitie of het wegvallen van andere initiatieven, ineens wél wenselijk zijn.
- ●
Het kan zijn dat te weinig initiatieven worden ingebracht. Hierdoor zijn mogelijk alle initiatieven die de minimale eis hebben gehaald, wenselijk om de beoogde ambitie alsnog te kunnen halen.
- ●
Het kan zijn dat er een initiatief met een zeer grote bijdrage aan het bod bovenaan de prioriteitenlijst staat. Hierdoor is het totaal aantal wenselijke projecten mogelijk erg gering.
De wenselijkheid wordt op deze manier behaald door het simpele feit of de ambitie met het beoogde aantal projecten wordt gehaald of niet.
Het afwegingskader bevat de relevante aspecten, die ook relevant zijn voor de SDE++ subsidie. Het Programma zon op veld sluit aan op de doelstellingen en het toetsingskader voor deze subsidieregeling. In de Bopa wordt hier invulling aan gegeven.
3 Toepassing van het programma
3.1 Stappenplan Programma Zon op Veld
De inzet van de verschillende ruimtelijke instrumenten leidt tot besluiten over het al dan niet vergunnen van projecten. Het bevoegde gezag, de initiatiefnemer en de omgeving vervullen ieder hun eigen rol (zie schema).
Figuur 3.1 - Stappenplan naar een vergunning voor zon op veld
De rollen en bevoegdheden van de colleges en gemeenteraden in deze stappen zijn te vinden in tabel 5 van Hoofdstuk 3 Toepassing van het programma.
Stap 0. Vaststelling en vooraankondiging Vaststelling van het programma met kansenkaart, gebiedsbeschrijvingen en afwegingskader |
Het college stelt het Programma Zon op Veld vast en daarmee de kansenkaart, gebiedsbeschrijvingen en het afwegingskader. De gemeenteraad neemt vooraf aan de besluitvorming kennis van het programma en wordt gevraagd het besluit te nemen om niet over te gaan tot het indienen van wensen en bedenkingen. Daarmee krijgen de gemeenteraden, colleges, initiatiefnemers en omgeving inzicht in de mogelijkheden die worden geboden voor het faciliteren van projecten voor zon op veld.
De eigenaren van gronden binnen de aangewezen zoekgebieden op de kansenkaart en die kansrijk zijn, worden geïnformeerd over het proces. Specifiek krijgen zij de informatie over de kaders en de spelregels die van belang zijn voor degene die een project voor de betreffende gronden wil aanmelden. Tevens wordt duidelijk aangegeven op welke wijze de grondeigenaar overleg met de organisatie van dit proces kan hebben, mocht men daar aan het begin of gaandeweg het proces behoefte aan hebben. De grondeigenaren zijn geïnformeerd, nadat de colleges het concept-programma hebben behandeld, en gelijktijdig met het vrijgeven van het programma voor een ‘wensen en bedenkingen’ procedure bij de gemeenteraad. Andere eigenaren, buiten de kansrijke gebieden op de kansenkaart, worden niet nadrukkelijk geïnformeerd.
Stap 1. Publicatie De initiatiefnemer stemt initiatief af op kansenkaart, afwegingskader en gebiedsbeschrijvingen |
Na vaststelling van het Programma Zon op Veld wordt het programma en de daarvan deel uitmakende ruimtelijke instrumenten gepubliceerd op een nader in te richten RES-portaal (website). Met de publicatie worden de werking, de termijnen van openstelling voor het indienen van projecten en de manier van aanmelden duidelijk aangegeven. Ook wordt duidelijk gemaakt hoeveel rondes van openstelling er zullen zijn, zowel voor het realiseren van het bod tot 2030 als voor eventuele daaropvolgende ambities.
De publicatie wordt breed gecommuniceerd. Door het programma met de afzonderlijke ruimtelijke instrumenten eenvoudig beschikbaar te stellen wordt ook een zo breed mogelijk publiek van omwonenden en initiatiefnemers op de hoogte gesteld van de gepubliceerde ruimtelijke instrumenten.
Met de brede publicatie wordt geborgd dat:
- ●
Projecten binnen de zoekgebieden worden gerealiseerd.
- ●
Duidelijk is welke locaties binnen de vastgestelde zoekgebieden kansrijk zijn.
- ●
Inzichtelijk is met welke ruimtelijk-landschappelijke kenmerken rekening wordt gehouden.
- ●
Op welke wijze met andere aspecten in de omgeving, zoals belangen van inwoners, rekening is gehouden.
- ●
De meekoppelkansen en gebiedsspecifieke eigenschappen waar projecten het beste op kunnen aansluiten, duidelijk zijn.
De initiatiefnemer kan binnen een vastgestelde termijn het project indienen via het platform, zodat deze wordt meegenomen in de toetsing en de prioritering. Het beste project op de meest kansrijke locatie krijgt de hoogste prioriteit. Gedurende de openstellingstermijn worden er geen uitspraken naar de initiatiefnemers gedaan over de wenselijkheid van het initiatief. Wel bepaalt de onafhankelijke partij die de initiatieven zal gaan beoordelen al in deze fase samen met de betreffende ambtenaren bij de gemeenten de binnenkomende initiatieven.
Tijdens deze fase zullen de onafhankelijke partij en gemeenteambtenaren op ruimtelijke ordening vanuit de betreffende gemeenten samenwerken om de binnenkomende initiatieven te beoordelen en af te wegen op basis van de kansenkaart en de criteria uit de gebiedsbeschrijvingen en het afwegingskader.
Stap 2b. Tussentijdse toets De externe onafhankelijke partij toetst de initiatieven en stelt een advies met tussentijdse prioritering op. |
Na de eerste termijn komt de onafhankelijke partij samen om de reeds ingediende en beoordeelde initiatieven nog eens eenduidig te toetsen om te komen tot een gelijkwaardige beoordeling voor ieder initiatief.
Hierna stelt ze een tussentijdse prioritering op. Deze prioritering wordt als voortgangsrapportage ter informatie aangeboden aan de Kerngroep (de ambtelijke vertegenwoordiging in het RES-programma) en de Stuurgroep (de politieke- en maatschappelijke vertegenwoordiging in het RES-programma. De stuurgroep legt het ter informatie voor aan de colleges.
Op de prioritering staan enkel projecten die aan de minimale eisen voldoen. Het kan zijn dat zoveel projecten zijn ingediend dat de ambitie ruimschoots gehaald wordt. Dan zullen projecten die wel aan de minimale eisen voldoen maar minder wenselijk zijn dan anderen, niet geprioriteerd worden. Het kan ook zo zijn dat ieder project dat aan de minimale eisen voldoet nodig is om de regionale ambitie te halen en dat er nog steeds een restopgave overblijft. De externe onafhankelijke partij geeft dan aan welke acties kunnen worden overwogen om de ambitie alsnog te halen.
Het tussentijdse rapport bevat daarmee de volgende elementen en uitgangspunten:
- ●
De lijst geprioriteerde projecten bevat het aantal projecten dat nodig is om de beoogde ambitie voor zon op veld te behalen, plus een reservering van 20% extra capaciteit, rekening houdend met enige uitval in de vervolgfases van vergunningverlening en realisatie.
- ●
Er zal tevens geadviseerd worden over:
- ●
Het aan het einde van de tweede openstellingstermijn aanwijzen van additionele kansrijke zoekgebieden.
- ●
Het wijzigen van criteria en voorwaarden binnen het programma.
- ●
Eventuele noodzaak voor herijking.
Stap 3a. Tweede openstellingstermijn De externe onafhankelijke partij koppelt de stand van prioritering terug aan initiatiefnemers en deze krijgen de kans nieuwe initiatieven in te dienen en bestaande te verbeteren. |
Na het opstellen van de tussentijdse prioritering en parallel aan het aanbieden ervan aan de colleges worden de initiatiefnemers gecontacteerd.
- ●
Projecten die als wenselijk worden beoordeeld krijgen teruggekoppeld wat op dat moment ten opzichte van andere initiatieven, de score van wenselijkheid van hun initiatief is en op welke manier ze dit nog verder kunnen verbeteren.
- ●
Projecten die niet voldoen aan de minimale eisen worden uitgenodigd hun project te verbeteren binnen deze tweede termijn.
Zonder details van andere initiatieven prijs te geven kunnen alle initiatiefnemers gestimuleerd worden hun project op onderdelen te verbeteren.
Vervolgens krijgen initiatiefnemers de kans hun initiatief te verbeteren of een nieuw initiatief in te dienen. Ook initiatiefnemers die in de eerste ronde niet hebben meegedongen kunnen zich aanmelden. Kleine initiatiefnemers, zoals lokale organisaties die gedurende de eerste ronde een initiatief hebben ingediend, kunnen gebruikmaken van begeleiding vanuit de onafhankelijke externe partij en van ambtelijke ondersteuning vanuit gemeenten. Deze begeleiding dient ertoe het initiatief te verbeteren.
Stap 3b. Definitieve toets De externe onafhankelijke partij toetst opnieuw de ingediende, verbeterde projecten en stelt hierover een definitief advies op. |
Na het verstrijken van de tweede termijn is het niet meer mogelijk om een initiatief in te dienen. Eventuele latere aanvragen worden terzijde gelegd, omdat deze niet passen binnen de spelregels van het programma. Het programma is gericht op tijdige verlening van vergunningen voor het realiseren van projecten met de hoogste kwaliteit. Als een project niet binnen het stramien van het programma wordt ingediend en door de aangegeven tijdspaden van het programma niet kan worden beoordeeld, kan het dus ook niet als meest wenselijke worden aangemerkt.
De aangepaste projecten worden door de externe onafhankelijke partij opnieuw getoetst. Vervolgens vindt opnieuw een definitieve prioritering plaats. Daarnaast schrijft de externe onafhankelijke partij een definitief advies onder welke voorwaarden de projecten kunnen worden vergund.
In het advies wordt, naast de onderwerpen die tijdens de tussentijdse rapportage tevens zijn behandeld, ook de verdeling van projecten over de regio besproken. Bij een onevenredige verdeling van projecten over de verschillende zoekgebieden, dat wil zeggen bij een afwijking van meer dan 20%, wordt hierover geadviseerd.
Het advies met daarin de definitieve prioritering wordt aan de kerngroep aangeboden wederom aan de Kerngroep en de Stuurgroep van de RES aangeboden.
Stap 4. Advies aan colleges en raden Het definitieve advies met prioritering van wenselijke projecten wordt ter besluit voorgelegd met de intentie om aan deze projecten ook daadwerkelijk vergunningen te verlenen |
.De kerngroep legt het definitieve advies voor aan de colleges. Het gehele advies wordt ter informatie voorgelegd, de adviezen en de te vergunnen projecten voor specifieke gemeenten worden ter besluitvorming voorgelegd in de gemeenten waar de initiatieven beoogd zijn. Zo wordt een advies over het openstellen van het tweede segment zoekgebieden ter besluitvorming voorgelegd aan de colleges waar deze zoekgebieden zijn gelegen. De gemeenteraden wordt gevraagd kennis te nemen van het advies en te besluiten niet over te gaan op wensen en bedenkingen.
Het doel van het collegebesluit en het raadsbesluit om niet over te gaan op wensen en bedenkingen is dat al vóór de vergunningsaanvraag de regionale colleges en raden op één lijn zitten wat betreft de wenselijkheid over de te realiseren projecten. Met het besluit wordt de intentie uitgesproken de gewenste projecten ook te vergunnen bij een uitgewerkte vergunningsaanvraag. Op deze wijze kan de vergunningverlening zelf binnen de gemeenten bespoedigd worden.
Als er in deze stap door de colleges besloten wordt het tweede segment zoekgebieden vrij te geven, wordt daarin tevens een besluit genomen over een nieuw te volgen planning met openstellingstermijnen voor dit tweede segment.
Stap 5. Bekendmaking definitieve prioritering en verstrekking bevestigingsbrieven Op basis van de vastgestelde prioritering worden de initiatiefnemers van de wenselijke initiatieven verzocht een omgevingsvergunning aan te vragen. |
Na vaststelling van de prioritering door de colleges en na het besluit van de gemeenteraden om niet over te gaan op wensen en bedenkingen, worden de initiatiefnemers schriftelijk geïnformeerd. In deze brief staat onder welke voorwaarden een initiatiefnemer een omgevingsvergunning voor het betreffende project kan aanvragen. Alleen initiatieven die deze bevestigingsbrief hebben ontvangen komen in aanmerking voor een omgevingsvergunning.
Stap 6. Uitwerking projecten, aanvraag en verlening omgevingsvergunning De initiatiefnemer werkt het project uit en maakt dit gereed voor het indienen van een vergunningaanvraag, inclusief participatie. |
Op basis van de bevestigingsbrief gaat de initiatiefnemer aan de slag. In deze stap verrichten initiatiefnemers samen met de omgeving ook projectparticipatie en uitwerking van het aspect lokaal eigendom, wat door de colleges van iedere gemeente afzonderlijk wordt vastgesteld.
De omgevingsvergunning wordt vervolgens door de initiatiefnemer aangevraagd bij de gemeente. De initiatiefnemer dient een formele vergunningsaanvraag op het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) in. De omgevingsvergunning wordt verleend op basis van de criteria uit de bevestigingsbrief die is meegegeven aan ieder wenselijk project en op basis van het afwegingskader, en daarmee ook aan de wettelijke vereisten en regelgeving van de bevoegde gezagen zoals de gemeenten, waterschappen en provincie. Het programma is niet betrokken bij het verlenen van de vergunning, dit is en blijft een taak van het bevoegde gezag. Tevens betrekt het bevoegde gezag in dit stadium van besluitvorming tussentijds andere actuele ontwikkelingen, zoals keuzes ten aanzien van nieuwe woningbouwlocatie, die alsnog verlening van een omgevingsvergunning voor een project zon op veld in de weg staat.
De verwachting is dat, door de regionale voorbereiding en betrokkenheid van experts, colleges en gemeenteraden in het voortraject, de vergunningverlening zelf snel verloopt.
Nadat de omgevingsvergunning is verleend, kan het project worden gerealiseerd. Het bevoegde gezag houdt bij of de realisatie tot stand komt en koppelt dit periodiek terug aan de externe onafhankelijke partij voor monitoring.
3.3 Rollen van betrokken partijen bij het realiseren van het Programma Zon op Veld
Voor het realiseren van de doelstelling voor zon op veld zijn de genoemde ruimtelijke instrumenten ontwikkeld. Betrokken partijen gaan de volgende rollen hierin vervullen:
Inzet externe onafhankelijke partij voor advisering en voorbereiding van besluiten
Voor de toetsing van de projecten die voor zon op veld worden ingediend, wordt een externe onafhankelijke partij voor zon op veld ingesteld. De externe onafhankelijke partij heeft een adviserende rol in de voorbereiding van besluiten die het bevoegde gezag uiteindelijk zelf neemt.
Verwacht wordt dat een aanzienlijk aantal projecten wordt ingediend. Om slagvaardig en uniform alle ingediende projecten te kunnen toetsen en prioriteren is een externe onafhankelijke partij nodig. Uniformiteit en hoogwaardige kwaliteit van het advies zijn essentieel, gelet op de impact van de projecten in de samenleving. Ook vanuit urgentie is een externe onafhankelijke partij nodig.
Verantwoordelijkheden stakeholders
Voor het invullen van de regionale RES-ambitie met projecten voor zon op veld hebben diverse stakeholders een eigen verantwoordelijkheid. In het overzicht wordt hiervoor een voorstel gedaan voor zover het de provincie en gemeenten betreft. Dit overzicht is in feite een samenvatting van de werkwijze en rollen die in Hoofdstuk 3 Toepassing van het programma en Hoofdstuk 4 Omgevingsvergunningen, -visie en -plan zijn onderscheiden.
Activiteit |
Initiatiefnemer |
Omgeving |
Externe onafhankelijke partij voor zon op veld |
Ambtelijke dienst gemeente |
College |
Gemeenteraad |
Stap 0. Vaststelling en vooraankondiging Programma Zon op Veld |
|
|
|
Voorbereiding vaststelling van het Programma Zon op Veld |
Eerste conceptversie naar college. Na reactie gemeenteraad vaststelling van het Programma Zon op Veld |
Procedure ‘wensen en bedenkingen’ ten aanzien van vaststelling programma voorafgaand aan vaststelling door college (reactie gemeenteraad). Gemeenteraden wordt gevraagd te besluiten om niet over te gaan tot wensen en bedenkingen |
Stap 1. Publicatie |
Raadplegen van het gepubliceerde programma |
Raadplegen van het gepubliceerde programma |
|
Voorbereiding publicatie vaststelling van het Programma Zon op Veld |
Publicatie vaststelling van het Programma Zon op Veld |
|
Stap 2a. Eerste openstellingstermijn |
Voorbereiding en indienen project |
|
Afstemming met ambtelijke dienst aangaande binnenkomende initiatieven |
Afstemming met externe onafhankelijke partij aangaande binnenkomende initiatieven |
|
|
Stappen 2b. Tussentijdse toets |
|
|
Uitbrengen voorlopig advies toetsing ‘meest wenselijke projecten’. Aangeven of een project door de initiatiefnemer kan worden verbeterd op welke onderdelen om alsnog aan de randvoorwaarden in de Ruimtelijke instrumenten te voldoen of beter te kunnen scoren |
Voorbereiding tussentijdse rapportage voorlopige toetsing ‘meest wenselijke projecten’ |
Kennisname tussentijdse rapportage en voorlopige toetsing ‘meest wenselijke projecten’ |
Kennisname tussentijdse rapportage en voorlopige toetsing ‘meest wenselijke projecten’ |
Stap 3a. Tweede openstellingstermijn |
Verbeteren project n.a.v. tussentijds advies |
|
Afstemming met ambtelijke dienst aangaande binnenkomende initiatieven en verlening ondersteuning aan initiatiefnemers |
Afstemming met externe onafhankelijke partij aangaande binnenkomende initiatieven en verlening van ondersteuning aan initiatiefnemers. |
|
|
Stap 3b. Definitieve toets |
|
|
Uitbrengen definitief advies toetsing ‘meest wenselijke projecten’ Voorbereiding concept bevestigingsbrieven |
Ondersteuning in advies onafhankelijke partij. |
|
|
Stap 4. Advies aan college en raden en besluit |
|
|
|
Voorbereiding besluitvorming prioritering ‘meest wenselijke projecten’ en concept bevestigingsbrieven |
Vaststellen prioritering ‘meest wenselijke projecten’, nemen principebesluit en bevestigen verstrekking bevestigingsbrieven |
Procedure ‘wensen en bedenkingen’ t.a.v. ‘meest wenselijke projecten’ voorafgaand aan vaststelling door college |
(Optioneel) Vrijgave tweede segment zoekgebieden |
|
|
Advisering aangaande vrijgave aan programma |
Publicatie op platform en toetsen initiatieven en communicatie naar omgeving Voorbereiding besluitvorming omtrent vrijgave |
Besluiten over vrijgave tweede segment |
Besluiten niet over te gaan tot wensen en bedenkingen voor collegebesluit over vrijgave tweede segment |
Stap 5. Bekendmaking en verstrekking bevestiging brieven |
Kennisnemen van besluit college en bevestigingsbrieven |
Kennisnemen van toetsing en prioritering ‘meest wenselijke projecten’ |
Uitbrengen adviezen aan initiatiefnemers |
Versturen bevestigingsbrieven aan initiatiefnemers Voorbereiding verlening omgevingsvergunning |
|
|
Stap 6. Uitwerking, aanvraag en verlening omgevingsvergunning |
Uitwerking initiatief, organiseren projectparticipatie en aanvragen omgevingsvergunning |
Deelnemen aan participatie |
Waar nodig ondersteunen van initiatiefnemers in de aanvraag voor een omgevingsvergunning |
Waar nodig ondersteunen van initiatiefnemers in de aanvraag voor een omgevingsvergunning Behandeling aanvragen omgevingsvergunningen |
Verlening omgevingsvergunning |
Bindend adviesrecht (afhankelijk van wat per gemeente is vastgesteld) |
Stap 7. Realisatie |
Realisering van project |
|
|
Monitoring realisatie |
Incidenteel geïnformeerd |
|
Stappen 2b, 3b, 4 en 6 Monitoring |
|
|
Voorbereiden advies monitoringssysteem. Uitvoeren monitoring. Voorbereiden adviezen nav monitoring |
Voorbereiden advies monitorings-systeem. Voorbereiding besluitvorming over adviezen nav monitoring. |
Vaststellen monitoringssysteem. Besluitvorming over adviezen nav monitoring. |
Procedure ‘wensen en bedenkingen’ t.a.v. monitoringssysteem, voorafgaand aan vaststelling door college (reactie gemeenteraad) Procedure ‘wensen en bedenkingen’ t.a.v. en adviezen n.a.v. monitoring; voorafgaand aan vaststelling door college (reactie gemeenteraad) |
Tabel 3.2 - Verantwoordelijkheden stakeholders
3.4 Relatie opgave RES regio - monitoring
In het Programma Zon op Veld is aangegeven op welke wijze de gezamenlijk vastgestelde RES-ambitie kan worden gerealiseerd. Van belang is dat het proces met de gewenste of benodigde voortvarendheid wordt gevolgd. Of dit mogelijk is hangt mede af van het aantal en de kwaliteit van in te dienen projecten, de tijd die wordt besteed aan participatie. Veel factoren zijn van invloed op het wel of niet halen van de RES-ambitie op 1 januari 2030 als einddatum voor de realisatie van de beoogde zonnevelden.
Het is van groot belang dat bevoegde gezagen tijdig zicht hebben op het kunnen behalen van RES-ambities. En zeker ook gelegenheid hebben om tussentijds en daarmee voortijdig bij te sturen of acties te ondernemen gedurende het proces. Het past ook in de RES-structuur en de voorziene terugmeldingsmomenten aan NPRES, dat gedurende het proces wordt gemonitord.
Ingezet wordt op het opmaken van de balans van gerealiseerde projecten in relatie tot het behalen van de RES-ambitie na de stappen 2a, 3b en 4 en 6 en tijdens Stap 7 (driemaandelijks). Nadat de omgevingsvergunningen zijn verleend, wordt die balans halfjaarlijks ter kennisgeving aan de colleges en jaarlijks aan de gemeenteraden gebracht. Daaraan wordt een advies toegevoegd als daarvoor aanleiding bestaat, bijvoorbeeld als het behalen van de RES-ambitie onder te grote druk staat (zie 3.5 Toepassing programma bij niet halen regionaal bod).
3.5 Toepassing programma bij niet halen regionaal bod
De RES-regio Midden-Holland heeft een ambitie voor het realiseren van 0,186 TWh zon op veld. De verwachting is dat hiervoor voldoende projecten worden aangemeld. Het kan zijn dat in de loop van de tijd de indruk ontstaat dat de ambitie niet in volle omvang en tijdig wordt gerealiseerd. Of dat hierover gerede twijfels ontstaan. Daarvoor zijn uiteenlopende omstandigheden aanleiding te bedenken (zie de tabel). Van belang is dat verschillende acties kunnen worden geïnitieerd om alsnog de regionale RES-ambitie te realiseren of af te wijken van de vastgestelde kaders.
Inzet van de externe onafhankelijke partij vindt in overleg met het bevoegde gezag plaats, ondersteund door de ambtelijke dienst. Coördinatie zal door deze externe partij regionaal plaatsvinden. Deze partij bereid de informatievoorziening over de inzet van maatregelen en het resultaat hiervan voor voor het bevoegde gezag, met ondersteuning van de ambtelijke dienst. Als de situatie zich voordoet dat het programma op onderdelen wordt aangepast, dan is van belang daarbij ook te kijken naar de ruimte die de provinciale zonneladder wel of niet biedt.
De volgende risicotabel licht de omstandigheden en maatregelen toe.
Tabel 3.2 - Risicotabel
3.6 Toepassing programma bij initiatieven (deels) buiten een zoekgebied
Op basis van de kansenkaart wordt de kansrijkheid van een gebied voor een initiatief aangeduid. De kansenkaart vormt daarmee een belangrijk criterium in het programma en bepaalt voor een belangrijke mate de score van een initiatief. Idealiter landen initiatieven binnen de kansrijke gebieden.
Initiatieven buiten de groene kansrijke gebieden
Het is denkbaar dat een initiatief wordt voorgesteld buiten de groene kansrijke gebieden. In dat geval betekent het dat het plan in principe niet in aanmerking komt voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning. Initiatieven die deels buiten de groene kansrijke gebieden zijn gelegen, kunnen in de volgende omstandigheden alsnog voor een beoordeling in aanmerking komen. Het voldoen aan het afwegingskader blijft overigens van belang.
De initiatiefnemer toont in deze situatie aan dat de begrenzing van de kansrijke gebieden moet worden aangepast, zodanig dat het initiatief wel binnen een kansrijk gebied komt te liggen.
Dit kan in de volgende situaties nodig zijn:
- ●
Inconsistentie: De aangehouden begrenzing in het programma blijkt inconsistentie te vertonen, zoals dit kan worden aangetoond aan de hand van de criteria voor het begrenzen van kansrijke gebieden;
- ●
Voortschrijdend inzicht: Elders zijn projecten gerealiseerd waarbij de aanvankelijk veronderstelde bezwaren adequaat kunnen worden ondervangen of dat is gebleken dat die bezwaren zich in de praktijk niet voordoen.
De genoemde omstandigheden kunnen ertoe leiden dat de kansenkaart wordt aangepast. Echter, de indruk bestaat dat op een initiatiefnemer een zware verantwoordingsplicht ligt voor het aantonen van inconsistentie of voortschrijdend inzicht. Tegelijkertijd dient zo’n project altijd nog te voldoen aan de andere ruimtelijke instrumenten (gebiedsbeschrijvingen en afwegingskader) en deel uit te maken van een openstellingsronde, zodat op een evenwichtige wijze een prioriteringsvolgorde tot stand komt.
Initiatieven die volledig buiten de zoekgebieden zijn gelegen, kunnen enkel in het programma meedingen in eventuele volgende openstellingsrondes, als het beoogde gebied is opgenomen in de kansrijke zoekgebieden door middel van herijking. Het herijkingsproces vindt niet per sé parallel aan het programma plaats. Bij elke herijking van de RES en bij eventuele nieuwe openstellingstermijnen van dit programma worden de kansenkaart en het afwegingskader tegen het licht gehouden en waar nodig aangepast aan de actualiteit. Overheidsbeleid, publieke opinie en ontwikkeling in de markt maken daar deel van uit. Steeds zal in ogenschouw worden genomen of de provinciale zonneladder de gewenste ruimte voor aanpassing van het instrumentarium wel of niet biedt.
Bijstelling of afwijking van gebiedsbeschrijvingen en afwegingskader
De hiervoor genoemde omstandigheden van inconsistenties en voortschrijdend inzicht, kunnen ook aan de orde zijn bij het toepassen van de gebiedsbeschrijvingen en het afwegingskader. Ook bij die ruimtelijke instrumenten kan blijken dat aanpassing nodig is. Hetzelfde geldt voor ontwikkelingen in het kader van netcongestie. Als dat het geval is, wordt het voorliggende programma hierop aangepast. De bevoegde gezagen zullen dan, op voorstel van de ambtelijke dienst, dat is geïnitieerd door de externe adviespartij, hiertoe besluiten nemen na consultatie van de provincie ten aanzien van met name de provinciale zonneladder en na de procedure ‘wensen en bedenkingen’ bij de gemeenteraad.
4 Omgevingsvergunningen, -visie en -plan
4.1 Onderbouwing projecten voor aanvraag omgevingsvergunning
Programma als basis voor onderbouwing van projecten
Initiatiefnemers onderbouwen hun eigen projecten. Dit kunnen zij doen aan de hand van het programma met daarin uitgesplitst de kansenkaart, gebiedsbeschrijvingen en afwegingskader. Immers, deze ruimtelijke instrumenten bevatten criteria die zijn voorzien van een onderbouwing en toelichting (zie bijlagen). Aan de hand van die onderbouwingen en toelichtingen kunnen initiatiefnemers het eigen project opbouwen en onderbouwen.
Milieueffectrapportage Module Energietransitie provincie Zuid-Holland
De provincie heeft voor het wijzigen van de Omgevingsverordening de Milieueffectrapportage Module Energietransitie (MER) opgesteld. De commissie MER heeft hierover geadviseerd. In de milieueffectrapportage en het advies zijn de zoekgebieden voor zon op veld uitgebreid en indringend beoordeeld. De informatie kan door initiatiefnemers worden benut voor de opbouw van het project en de onderbouwing van het project.
Samenvatting • Milieueffectrapportage Module Energietransitie • Provincie Zuid-Holland
https://www.commissiemer.nl/docs/mer/p35/p3592/a3592ts.pdf
Beoordeling en prioritering projecten
Voor de beoordeling van de projecten aan de hand van de drie ruimtelijke instrumenten en de prioritering wordt een onafhankelijke externe partij ingeschakeld. Zij bereiden hiervoor adviezen voor, die de ambtelijke dienst aan het bevoegde gezag uitbrengt.
4.2 Indieningsvereisten aanvraag omgevingsvergunning
In de aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt ingevolge artikel 7.3 Omgevingsregeling en het Programma Zon op Veld in ieder geval vermeld:
- ●
Een beschrijving van de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning wordt aangevraagd;
- ●
Het telefoonnummer van de aanvrager;
- ●
Het adres, de kadastrale aanduiding en coördinaten van de locatie waarop de activiteit wordt verricht;
- ●
Een aanduiding van de begrenzing van de locatie waarop de activiteit wordt verricht;
- ●
Als de aanvraag wordt ingediend door een gemachtigde: naam, adres, telefoonnummer en woonplaats van de gemachtigde;
- ●
Als de aanvraag elektronisch wordt ingediend: het e-mailadres van de aanvrager of de gemachtigde;
- ●
De wijze waarop aan de kansenkaart, het afwegingskader en de gebiedsbeschrijvingen wordt voldaan;
- ●
De effecten voor de fysieke leefomgeving om te kunnen beoordelen of aan de wettelijke voorwaarde voor een evenwichtige toedeling van functies wordt voldaan.
4.3 Toetsing vergunningverlening
Voor het proces van een Bopa heeft de VNG een stappenschema opgesteld. Dit stappenschema zal op hoofdlijnen worden gevolgd. Voor de benodigde tijdsperiode wordt uitgegaan van de reguliere procedure en die bedraagt circa 14 weken. Essentieel is dat projecten voor 1 januari 2030 worden gerealiseerd.
Figuur 4.1 - Stappenplan Bopa
4.4 Omgevingsvisie en omgevingsplan
Omgevingsvisie
Gemeenten beschikken over omgevingsvisies. Daarin is opgenomen dat de realisering van de energietransitie verloopt via de RES Midden-Holland 1.0, zodat rekening wordt gehouden met onder meer ruimtelijke kwaliteiten van de omgeving en netwerkcapaciteit. Binnen de kaders van de RES en de omgevingsvisies is hiervoor het Programma Zon op Veld opgesteld. Dit programma bevat een uitwerking van de daarin opgenomen doelstellingen. De uitwerking is gericht op het realiseren van de RES-ambitie door middel van de meest wenselijke projecten. Hiervoor worden alle in te dienen projecten getoetst aan de spelregels van dit programma. Het is gewenst dat deze gezamenlijke opgave in de omgevingsvisies wordt opgenomen, als invulling van de reeds opgenomen doelstellingen. Voorgesteld wordt dat na vaststelling van het Programma Zon op Veld door de colleges, op een gegeven moment de omgevingsvisie op dit onderdeel aanvullen: ‘Ingezet wordt op het realiseren van de meest wenselijke projecten zon op veld, zoals bedoeld in het Programma Zon op Veld’.
Omgevingsplan
Ieder gemeente beschikt tot 1 januari 2024 over verschillende bestemmingsplannen. Vanaf 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking en vormen die bestemmingsplannen van rechtswege één omgevingsplan. Voorheen werden bestemmingsplannen herzien, partieel of geheel. Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt het omgevingsplan gewijzigd door middel van wijzigingsbesluiten die de gemeenteraad vaststelt.
Na vaststelling van het Programma Zon op Veld zou de gemeenteraad het omgevingsplan kunnen wijzigen en daarmee op een locatie een project voor zon op veld direct toestaan. In 2.1 De RES-opgave: sturing door bevoegde gezagen verzekerd is echter aangegeven dat het juist niet de bedoeling is dat een gemeente een wijziging van het omgevingsplan vaststelt voor het direct toestaan van projecten zon op veld. Ook al betreft het een locatie die in de RES 1.0 als zoekgebied is aangewezen of in dit programma zelfs als kansrijke locatie. Het direct toestaan van zonnevelden is strijdig met de opzet van de RES en het Programma Zon op Veld.
De route voor het realiseren van projecten zon op veld verloopt via toetsing aan het Programma Zon op Veld en kan vervolgens worden gefaciliteerd met toepassing als Buitenplanse omgevingsplanactiviteiten (Bopa’s). Dit is een afwijkingsprocedure die het mogelijk maakt af te wijken van het omgevingsplan, waarin een project voor zon op veld niet is toegestaan, en het project te toetsen aan de kaders die in het programma zijn opgenomen. Die kaders zijn met name gericht op het realiseren van alleen de meest wenselijke projecten en als er voldoende netwerkcapaciteit beschikbaar is. Daarvoor is wel nodig dat het project niet direct kan worden gerealiseerd.
De gemeente verwerkt de Buitenplanse omgevingsplanactiviteit (Bopa) binnen 5 jaar in het omgevingsplan. Deze verplichting geldt vanaf 1 januari 2032. Dit betekent dat omgevingsvergunningen voor Buitenplanse omgevingsplanactiviteiten die voor of op 1 januari 2027 onherroepelijk zijn geworden, op 1 januari 2032 in het omgevingsplan moeten zijn verwerkt.
Het staat de gemeente vrij om een Bopa eerder in een omgevingsplan te verwerken, bijvoorbeeld in combinatie met allerlei andere wijzigingen van het omgevingsplan. Het verdient de voorkeur dat de ruimtelijke kwaliteiten van een project op veld zorgvuldig in het omgevingsplan worden geborgd. De wijze waarop dat gebeurt hangt af van de opzet van het omgevingsplan van iedere gemeente. Als uitgangspunt kan worden genomen dat de bevestigingsbrief met de voorwaarden voor verlening van een omgevingsvergunning, hiervoor als basis wordt gebruikt. Tevens is het mogelijk om in het omgevingsplan regels te stellen ten aanzien van onderhoud en beheer, zoals circulariteit van een project. Voor regels met betrekking tot onderhoud en beheer wordt in een omgevingsplan een afzonderlijk hoofdstuk gereserveerd, die hiervoor kan worden benut.
5 Bijlagen
5.1 Overzicht beleid en regelgeving bevoegde gezagen
Gemeente |
Omgevingsvisie |
Omgevingsplan |
Bindend adviesrecht en verplichte participatie |
Lokaal eigendom |
Bodegraven-Reeuwijk |
Toekomstvisie Bodegraven Reeuwijk (ruimtelijkeplannen.nl) De komende decennia omslag naar duurzame energie. Zonnevelden nemen veel ruimte in
en hebben impact op onze leefomgeving. Zorgvuldig mee omgaan. Opwekken duurzame energie
voor agrariërs, inwoners, verenigingen en bedrijven bron van inkomsten. Baten komen
ten goede aan de samenleving. In RES Midden-Holland afspraken waar beste schone energie
opgewekt kan worden. Zonne-energie op daken, waterbassins (tuinbouw), parkeerterreinen
en geluidsschermen langs snelwegen voorkeur. Daarnaast zoekgebieden zonne-energie.
Uitwerking in RES 2.0. Efficiënt en meervoudig ruimtegebruik, combinatie andere functies
uitgangspunt. Effecten energie-opwek op gezondheid meenemen. |
De geldende bestemmingsplannen staan geen projecten zon op veld toe. |
Bindend adviesrecht Bindend Adviesrecht BOPA gemeente Bodegraven-Reeuwijk, vastgesteld 27 oktober 2021 Lijst adviesrecht raad o.g.v. artikel 16.15a Omgevingswet Advies met instemming van de gemeenteraad is vereist indien het college voornemens is een positief besluit te nemen over een aanvraag omgevingsvergunning Bopa, behalve in de gevallen die in de lijst zijn opgenomen. In het geval van zon op veld is lid 3 relevant: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of een gedeelte van een dergelijk bouwwerk, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: a.niet hoger dan 10 m, en b.de oppervlakte niet meer dan 50 m2. Volgens het besluit is adviesrecht verplicht bij zonnevelden met een oppervlak van meer dan 50 m2 Verplichte participatie Participatieverordening gemeente Bodegraven-Reeuwijk, vastgesteld 14 juli 2021 Leidraad Participatie gemeente Bodegraven-Reeuwijk Ingevolge artikel 7.4 van de Omgevingsregeling moet de initiatiefnemer aangeven waarom wel (en in welke vorm) of niet aan participatie is gedaan. In de ‘Leidraad participatie Bodegraven-Reeuwijk’ is voor initiatiefnemers aangegeven welke vormen van participatie kunnen worden toegepast. |
Lokaal eigendom Beleidskader Lokaal Eigendom gemeente Bodegraven-Reeuwijk In het ‘Beleidskader Lokaal Eigendom Gemeente Bodegraven-Reeuwijk – Participatie bij nieuwe energieprojecten’ geeft de gemeente aan dat de baten van duurzame energieprojecten ook op de langere termijn ten goede komen aan de gemeenschap, met behoud van de regie op het duurzame landschap zoals verwoord in de Toekomstvisie van Bodegraven-Reeuwijk. Hiermee wordt duidelijkheid geboden dat een initiatiefnemer ook binnen het gemeentelijk beleid moet passen. Het beleid is gericht op het vergroten van draagvlak en zeggenschap en op een evenwichtige
toedeling van lusten en lasten. |
5.2 Handreiking kansenkaart
Spelregels omtrent de kansenkaart voor Zon op Veld, RES Midden Holland
Inleiding
In 2022 is de Regio Midden Holland gestart met een proef om te toetsen of een kansenkaart voor deze regio een geschikt ruimtelijk instrument is om de kansrijkheid van zoekgebieden te onderbouwen. Eind 2022 is vastgesteld dat de regio onder andere met de kansenkaart zal gaan werken.
De kansenkaart van de RES Midden-Holland is een visueel instrument waarin zichtbaar is gemaakt op welke plekken in de regio de realisatie van grondgebonden zonneparken kansrijk is en waar niet. De kansenkaart gaat alleen in op de zoekgebieden die voor zon op veld in de RES 1.0 van de regio zijn vastgesteld. De kansenkaart maakt deel uit van het Programma Zon op Veld.
zie onderstaande figuur voor de verhouding ten opzichte van de andere ruimtelijke instrumenten in de regio Midden-Holland.
Figuur 5.1 - werking Programma Zon op Veld
De methode van de kansenkaart is ontwikkeld door de Werkgroep Elektriciteit van de RES regio Midden-Holland, in samenwerking met de Omgevingsdienst Midden-Holland (ODMH), maatschappelijke organisaties in de regio, de waterschappen, de provincie Zuid-Holland en de gemeenten Bodegraven-Reeuwijk, Gouda, Krimpenerwaard, Waddinxveen en Zuidplas. Met deze partners is een onderverdeling in kansrijkheid opgesteld.
De bepaling van de kansrijkheid van gebieden is tot stand gekomen in een uitgebreid participatieproces met de inwoners van de regio in 2023.
Deze handreiking beschrijft de methodiek en de werking van de kansenkaart.
Doel van de kansenkaart
De kansenkaart heeft als doel om in de regio onderscheid te maken in kansrijke en niet kansrijke gebieden voor de opwek van zon op veld binnen de vastgestelde zoekgebieden uit de RES 1.0.
Alleen op (matig) kansrijke zoekgebieden is de ontwikkeling van zon met de vaststelling van het programma in principe realistisch en wenselijk.
Methodiek
De kansenkaart methode betreft een multicriteria-analyse die voor elk zoekgebied een oordeel geeft over de mate van kansrijkheid van dat zoekgebied. Op basis van een set criteria die kwantitatief en kwalitatief worden ‘gescoord’, ontstaat per zoekgebied een oordeel waarin alle overwegingen die voor dat gebied gelden, zijn meegenomen. Dit oordeel is navolgbaar door de gebiedsbeschrijvingen die voor ieder gebied zijn opgesteld en waarin de beargumentering voor de behaalde score wordt weergegeven.
Input voor de scores van de criteria en de gebiedsomschrijving zijn:
- ●
de provinciale planMER met onderliggende informatiesets, zoals:
- ●
bestemmings- en masterplannen;
- ●
gebiedsprofielen;
- ●
3ha-kaarten;
- ●
expert judgement;
- ●
netbeheergegevens:
De methodiek biedt hiermee een transparante en eenduidige aanpak voor de beoordeling van de kansrijkheid van alle zoekgebieden binnen de RES-regio.
Samenwerking met het afwegingskader
De kansenkaart en het afwegingskader werken samen. De kansenkaart geeft de kansrijkheid weer van een specifiek zoekgebied om zonnepanelen binnen te realiseren. Deze kansrijkheid wordt weergegeven met een score en een oordeel. Initiatiefnemers kunnen op basis van de kansenkaart inschatten waar zij het best een initiatief kunnen realiseren. Het afwegingskader neemt de scores uit de kansenkaart over: op het moment dat een initiatiefnemer een plan indient dat wordt opgenomen in het afwegingskader, wordt gekeken welk gebied dit betreft op de kansenkaart. Een initiatief dat zich bevindt in een groen gebied wordt in het afwegingskader sneller als wenselijk beoordeeld dan een oranje gebied. De kansenkaart is daarmee één van de criteria van het afwegingskader.
De kansenkaart bestaat uit een overzicht met zoekgebieden die gekoppeld is aan een
GIS-applicatie voor een visuele, geografische weergave van de zoekgebieden.
Zoekgebieden
Alle vastgestelde zoekgebieden binnen de RES Midden-Holland zijn in de kansenkaart opgenomen. Door de opsplitsing van verscheidene grote zoekgebieden in meerdere kleine, is het aantal zoekgebieden in de kansenkaart groter dan in de RES 1.0 was voorzien voor zon op veld en zon langs infrastructuur. De volgende paragraaf beschrijft de detaillering van de zoekgebieden en direct daarna de lijst met kansrijke zoekgebieden in de regio. De paragrafen daarna beschrijft de totstandkoming van de beoordeling per zoekgebied en de gebiedsbeschrijvingen die de beoordeling onderbouwen.
Nadere detaillering van de zoekgebieden
In de applicatie ArcGIS Pro zijn de zoekgebieden die zijn vastgesteld in de RES 1.0 overgenomen. De vaststelling van de RES 1.0 was een illustratie en geen exacte plaatsbepaling op kaart. De gebieden ‘zon langs infrastructuur’ waren in het proces richting RES 1.0 zorgvuldig geanalyseerd en beoordeeld. De ‘transitie-’ en ‘agrarische gebieden’ waren grotere en grovere gebieden die nog een verdere analyse en uitwerking nodig hadden na de vaststelling van de RES 1.0. In het proces van de kansenkaart is deze stap ook voor deze gebieden gemaakt.
Daarnaast is er gekozen om in verschillende gebieden een verdere onderverdeling te maken zodat landschappelijke lijnen als infrastructuur tot opsplitsing van zoekgebieden leiden. In geen gevallen is daarmee een zoekgebied groter geworden. De opsplitsing vond alleen plaats binnen aangemerkte zoekgebieden van de RES 1.0.
Dit bood de mogelijkheid om gebieden los van elkaar te beoordelen en te rangschikken volgens de methodiek van de kansenkaart. Voor de zoekgebieden ‘zon langs infrastructuur’ is deze methodiek bijna overal op het volledige zoekgebied van de RES 1.0 toegepast. Voor ‘zon in agrarische gebieden’ en ‘zon in transitiegebieden’ is dat gedaan voor kleinere gebieden. Om tot deze kleinere gebieden te komen is een vergelijkbare analyse toegepast voor de totstandkoming van de zoekgebieden ‘zon langs infrastructuur’ in de RES 1.0. In de praktijk betekende dat het weglaten van (toekomstig) bestemde gebieden met natuur (Natura2000, NNN en weidevogelgebieden), woningbouw en recreatie.
Vervolgens is er gekeken naar welke gronden binnen deze gebieden geschikt zijn. In eerste instantie om een beeld te krijgen van de haalbaarheid van de ambitie die in de RES 1.0 gesteld is. Dat is gedaan door de ongeschikte oppervlaktes binnen zoekgebieden eruit te laten. Denk aan stukken die bebouwd zijn, waar sloten liggen en andere objecten staan en waar zodoende geen plek is om zonnepanelen te plaatsen. Hierdoor zijn de zoekgebieden verder verfijnd.
De kansenkaart en het overzicht van de gebieden zijn te zien in hoofdstuk 2.3.
Criteria
Om de kansrijkheid van een zoekgebied eenduidig te kunnen beoordelen is een aantal criteria opgesteld dat van belang is bij de inschatting van de kansrijkheid van het gebied.
Deze criteria zijn:
- ●
type zoekgebied;
- ●
landschapstype;
- ●
natuurwaarden;
- ●
recreatiegebied;
- ●
geplande ontwikkelingen;
- ●
netaansluiting;
- ●
netimpact;
- ●
archeologische waarden;
- ●
cultuurhistorische waarden;
- ●
gebiedsspecifieke meekoppelkansen;
- ●
landbouw- en landschappelijke waarden.
Ieder gebied wordt op deze criteria beoordeeld. In de meeste gevallen betreft dit per criterium een kwantitatieve beoordeling, die op basis van meetbare data wordt gedaan. Bijvoorbeeld openbare geografische kaartdata. Deze scores variëren op een schaal van 1 tot en met 5. In de regel zijn scores 1, 2 of 3 nadelig voor de kansrijkheid van een zoekgebied. Scores van 4 en 5 zijn voordelig in de beoordeling van de kansrijkheid. Sommige criteria leiden bij een lage score direct tot een algehele beoordeling van het gebied als niet-kansrijk. Bijvoorbeeld omdat het gebied op korte termijn een andere bestemming krijgt of omdat het bijvoorbeeld beschermd gebied is. Dit wordt ook wel een uitsluitingscriterium genoemd. Dit wordt in het criterium aangegeven.
Sommige criteria zijn niet te beoordelen op openbare geografische kaartdata. Om toch tot een score en weging te komen, zijn bijvoorbeeld bestemmingsplannen, gebiedsprofielen of expert-judgement geraadpleegd. De beoordeling van deze criteria is dan kwalitatief en niet te duiden op de vijfpuntsschaal. De beoordeling van deze criteria is opgenomen in de gebiedsomschrijving van ieder gebied. De gebiedsbeschrijvingen worden later in deze handreiking behandeld.
Hieronder zijn de criteria uitgelicht met de bijbehorende definities per score.
Type zoekgebied
In de regio is in de RES 1.0 een voorkeur uitgesproken voor het ene type zoekgebied boven het andere. Deze voorkeur volgt de provinciale zonneladder. Allereerst is zon op dak, waterbassins en parkeerplaatsen het meest wenselijk. Initiatieven hiervoor vallen buiten de scope van het Programma Zon op Veld. Vergunningverlening verloopt direct via de gemeente en vereist geen voortraject zoals dit programma beoogt. De regio wil juist dergelijke initiatieven stimuleren. Zon op- en langs infrastructuur is als tweede geprioriteerd op de zonneladder, en is het eerste type dat wordt behandeld binnen het Programma Zon op Veld. Het krijgt binnen het programma de hoogste prioriteit en is geprioriteerd boven zon in transitiegebieden en zon op agrarische gronden. Daarnaast is in de regio gekozen om de zoekgebieden in twee segmenten vrij te geven, waarbij zoveel mogelijk gebieden langs infrastructuur de voorkeur krijgen boven gebieden op agrarische gronden. Geen van de typen zoekgebieden leidt per direct tot uitsluiting.
Landschap
De algemene landschappelijke kenmerken en de ondergrond van een gebied zeggen iets over de geschiktheid voor de plaatsing van zonnepanelen. Zo zijn panelen gemakkelijker te plaatsen en te onderhouden op droogmakerijen met klei dan op veenweidegebied. De ondergrond is steviger en de verkaveling van een droogmakerij is meer geschikt voor de opstelling van een zonneveld. Ook is op klei zowel intensief als extensieve bouw van panelen mogelijk, waarbij veenweidegebied enkel extensief bouwen mogelijk is. Dat is omdat wegens de bedekking van de bodem het veen meer zal gaan oxideren en daarmee CO2 zal uitstoten, wat onwenselijk is.
Bron van dit criterium zijn de landschapskaarten van de gebiedsprofielen van de provincie Zuid-Holland. Het criterium betreft geen uitsluitingscriterium en er kan zowel negatief als positief gescoord worden.
Natuurwaarden
De aanwezigheid van verschillende typen natuur in de zoekgebieden maakt ze meer of minder kansrijk voor de plaatsing van zonnepanelen. Als bron voor de beoordeling van dit criterium zijn de provinciale kaarten weergegeven met daarop terreinen met bijzondere planten en vegetatie, Natura 2000 gebieden, NNN-gebieden en belangrijke weidevogelgebieden. In al dit soort gebieden is plaatsing van zonnepanelen in principe uitgesloten. Vandaar dat een negatieve score op dit criterium direct leidt tot de beoordeling ‘niet kansrijk’, onafhankelijk van de scores op andere criteria. Dit criterium is daarmee een uitsluitingscriterium. De aangrenzing van het zoekgebied aan een natuurgebied levert een gemiddelde score, score 3 op. De afwezigheid van deze gebieden levert een maximaal positieve score op.
Recreatiegebied
De aanwezigheid van recreatiegebied in een zoekgebied zegt iets over de wenselijkheid van het plaatsen van panelen aldaar. In een recreatief wandel/fietsgebied zijn panelen minder wenselijk dan op een terrein dat hier niet voor is bestempeld. De aanwezigheid van een recreatief gebied leidt niet direct tot uitsluiting maar beïnvloedt de kansrijkheid van het zoekgebied in meer of mindere mate. Zo is bepaald dat een zoekgebied dat volledig in een recreatiegebied ligt het meest benadeeld wordt qua kansrijkheid. Een zoekgebied dat gedeeltelijk uit een recreatiegebied bestaat of grenst aan een recreatiegebied, scoort respectievelijk een 2 of een 3. Geen aanwezigheid van recreatiegebieden levert de maximaal positieve score op. Bron voor dit criterium zijn de kaarten van Fietsnetwerk Nederland en de provinciale recreatiegebieden.
Geplande ontwikkelingen
Als er op korte termijn ontwikkelingen in een gebied gepland staan, is het onwenselijk om daar zonnepanelen te plaatsen. Denk bijvoorbeeld aan de ontwikkeling van woningen binnen een termijn van 5 jaar, dan is het niet zinvol een zonnepark te bouwen op diezelfde locatie. Als bron voor de beoordeling van dit criterium wordt de 3ha-kaart van de provincie gebruikt, aangevuld met expert-judgement van de gemeenten. De 3ha-kaart duidt niet op welke termijn ontwikkelingen worden gerealiseerd en levert daarmee te weinig inzicht. Dit criterium betreft een uitsluitingscriterium, waarbij een negatieve beoordeling (een ontwikkeling binnen nu en vijf jaar) direct leidt tot de beoordeling ‘niet kansrijk’. Alle andere mogelijkheden (na 5 jaar of geen ontwikkelingen voorzien) dragen ‘neutraal’ bij aan de kansrijkheid van het gebied.
Netaansluiting
In de Regio zijn verscheidene spanningsstations waarop een zonnepark kan worden aangesloten. Hoe verder een initiatief afligt van een spanningsstation, des te meer verliezen er plaats vinden in de kabels. Hoe duurder de aansluiting, des te meer werkzaamheden er dienen plaats te vinden met mogelijk overlast. Dit heeft een slechtere business case tot gevolg. De netaansluiting is kostentechnisch voor rekening van de initiatiefnemer maar kan leiden tot omgevingsoverlast, of door de slechtere business case tot minder aandacht voor overige aspecten. De afstand tot een spanningsstation leidt niet tot uitsluiting maar beïnvloedt de kansrijkheid van een gebied. Bron voor dit criterium zijn door Stedin aangeleverde geografische locaties van de spannings-stations met hun reikwijdte voor aansluiting (cirkels om de locatie). Stedin geeft aan dat een aansluiting tot 10 MW tot 3 km van het spanningsstation is aan te sluiten, alvorens het zeer complex wordt dit te doen. Voor projecten >10MW geldt dit tot 5 km. Vandaar dat in de beoordeling sprake is van een positieve beoordeling bij afstanden onder de 3 km, daarboven wordt de beoordeling negatief.
Netimpact
Naast de geografische afstand van het zonnepark tot het aan te sluiten spanningsstation is ook de beschikbare capaciteit van het spanningsstation een belangrijke factor in de kansrijkheid van een zonnepark. De aanwezigheid van een knelpunt dat niet is opgelost voor 2030 leidt er per definitie toe dat zoekgebied tot die tijd niet kansrijk is. Het is daarmee een uitsluitingscriterium. Bron voor dit criterium betreft de geografische capaciteitskaart van Netbeheer Nederland en de netimpactanalyse van de Netbeheerder. In de beoordeling is ervoor gekozen om gebieden zonder knelpunten de maximale positieve score te geven. Waar sprake is van knelpunten beïnvloedt dit de kansrijkheid negatief.
Archeologische waarden
In de regio heb je verschillende typen afzettingen met kans op archeologische vondsten. Hiervoor wordt de provinciale kaart archeologische verwachtingswaarde 2011 gebruikt als bron. De mate van kansrijkheid voor de plaatsing van zonnepanelen in een gebied wordt maar minimaal door de aanwezigheid van archeologische waarden beinvloedt. Er is daarom gekozen om dit geen onderdeel uit te laten maken van de multicriteria analyse maar van de gebiedsbeschrijving. Als het te beoordelen gebied unieke en mee te wegen aspecten heeft op archeologische vondsten, zal het in de gebiedsbeschrijving zijn meegenomen en zijn weerslag hebben op het eindoordeel van dat gebied.
Cultuurhistorische waarden
De Cultuurhistorische waarde van een gebied wordt bepaald door de aanwezigheid van monumenten, molenbiotopen of ander beeldbepalend erfgoed. In hoeverre een gebied door de aanwezigheid hiervan wordt beïnvloed, is sterk afhankelijk van expert judgement. Immers, de aanwezigheid van een molenbiotoop in een zoekgebied van 4 hectare heeft meer invloed dan de aanwezigheid van eenzelfde molenbiotoop in een zoekgebied van 40 hectare. Er is voor dit criterium daarom gekozen voor een kwalitatieve beoordeling in de gebiedsbeschrijving. Als het te beoordelen gebied belangrijke, mee te wegen aspecten heeft op cultuurhistorische waarden zal het in de gebiedsbeschrijving zijn meegenomen en zijn weerslag hebben op het eindoordeel van dat gebied.
Gebiedsspecifieke meekoppelkansen
Meekoppelkansen zijn een belangrijke en soms doorslaggevende factor in de kansrijkheid van een initiatief. In het ene gebied worden andere meekoppelkansen belangrijker geacht dan in het andere gebied. Denk aan de aanwezigheid van knikpuntgebieden of recreatief terrein waar het wenselijk is zonnepanelen toe te passen. Deze meekoppelkansen worden meegenomen in de gebiedsbeschrijvingen. In de basis moet ieder zonneveld koppelkansen met andere opgaven meenemen. Dit wordt in een later stadium, bij de beoordeling van plannen in het afwegingskader, aan planontwikkelaars als voorwaarde gesteld. Als bron voor de specifieke gebiedsbeschrijvingen wordt expert- judgement gebruikt.
Overige landbouw- en landschappelijke waarden
Er kunnen in een gebied nog andere aspecten van invloed zijn op de wenselijkheid of kansrijkheid om in dat gebied zonnepanelen te plaatsen. Denk bijvoorbeeld aan de aanwezigheid van intensieve landbouw en de keuzes die gemaakt moeten worden met betrekking tot het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). Deze kwalitatieve aspecten worden opgenomen in de gebiedsbeschrijvingen en hebben op die manier hun weerslag op het eindoordeel van een gebied. Per gebied wordt een aantal gegevens onderscheiden. Deze gegevens worden in de gebiedsbeschrijvingen weergegeven.
Het oordeel
Ieder zoekgebied krijgt op basis van de beoordeling van bovengenoemde criteria een eindbeoordeling. Deze beoordeling stelt de mate van kansrijkheid voor dit gebied vast. De beoordeling komt in eerste instantie kwantitatief tot stand. De berekening betreft een optelsom van de score op de verschillende kwantitatieve criteria. De score die hieruit komt, bepaalt vervolgens het eindoordeel: rood, oranje of groen. De drempelwaarden en de definitie van deze beoordeling worden hieronder beschreven.
Vervolgens wordt de uitkomst zo nodig aangevuld of genuanceerd met de kwalitatieve benadering van de gebiedsbeschrijving en resultaten uit het participatietraject dat in 2023 is uitgevoerd. Hierdoor kan het uiteindelijke oordeel van een zoekgebied afwijken van de score van de kansenkaart.
De berekening
De berekening van de score betreft de optelsom van de individuele scores (1 t/m 5) van de criteria gedeeld door het totaal aantal criteria. Een score van 3 is gemiddeld of neutraal. De totaalscore varieert hiermee van 1 (minimale score) tot 5 (maximale score).
De drempelwaarden en definities
Totaalscores tussen 3 en 5 bevorderen de kansrijkheid van het gebied. Immers, in deze gebieden is op meer criteria positief gescoord dan negatief om op de eindscore tussen 3 en 5 uit te komen. Een score van 1 of 2 beperkt de kansrijkheid van het gebied. In deze gebieden is minimaal meer negatief geoordeeld op de criteria dan positief. Gebieden die laag hebben gescoord op uitsluitingscriteria zijn per definitie uitgesloten en zijn daarmee niet kansrijk.
Dit leidt tot de volgende definities van beoordeling:
Gebiedsbeschrijvingen
Ter onderbouwing van de kansrijkheid van de zoekgebieden zijn gebiedsbeschrijvingen opgesteld. De gebiedsbeschrijving dient om:
Een oordeel van de kansrijkheid van een zoekgebied te onderbouwen met landschappelijke waarden en kenmerken en om de navolgbaarheid van de gegeven score te duiden. Gebiedsspecifieke inpassingsvoorwaarden om inpassing van zonnepanelen en aansluiting op gebiedsspecifieke meekoppelkansen te duiden. Dit ten behoeve van de prioritering van initiatieven in het afwegingskader.
Ieder kansrijk zoekgebied heeft een gebiedsbeschrijving als naslagwerk. Deze gebiedsbeschrijvingen hebben als bron onder andere gebiedsvisies, bestemmingsplannen en gebiedsprofielen. Ze dekken de totale beoordeling van het zoekgebied in de kansenkaart. De opbouw van de gebiedsbeschrijving is eenduidig, om verschillende gebieden te kunnen vergelijken.
Deze opbouw is als volgt:
- ●
Naam zoekgebied en gemeente;
- ●
Type zoekgebied (bijv. langs infrastructuur);Landschapstype (bijv. droogmakerij veen);
- ●
Inleidende tekst en algemene omschrijving van het gebied;
- ●
Overzichtskaart;
- ●
Landschappelijke waarden en kenmerken;
- ●
Natuur en ecologische waarden;
- ●
Recreatiewaarden;
- ●
Cultuurhistorische waarden;
- ●
Archeologische waarden;
Gebiedsspecifieke inpassingsvoorwaarden;configuratie;begrenzing;afscherming en landschapskwaliteit;techniek en installatie;planproces en communicatie;beheer;meekoppelkansen;
Kansenkaartscore;de kansenkaartscore staat op een apart formulier en geeft de totaalscore van het zoekgebied weer op basis van de eerder genoemde waarden.
De gebiedsbeschrijvingen zijn door een extern bureau ontwikkeld in samenwerking met ambtelijke vertegenwoordiging.
5.3 Handreiking afwegingskader
Spelregels omtrent het afwegingskader voor zon op veld, RES Midden Holland
Inleiding
In 2022 is in de regio Midden-Holland een proef gestart om te toetsen of een afwegingskader een geschikt instrument is om de wenselijkheid van initiatieven voor zon op veld in Midden-Holland weer te geven. Eind 2022 is vastgesteld dat de regio onder andere met een afwegingskader gaat werken.
Het afwegingskader van de RES-regio Midden-Holland is een instrument dat initiatieven voor zon op veld ten opzichte van elkaar prioriteert. Daarmee geeft het aan welke van de ingediende initiatieven het meest wenselijk zijn om in de regio te realiseren. Het instrument dient niet als vergunningverlenend kader, daarvoor dient een ander instrument dat lokaal wordt vastgesteld. Het afwegingskader maakt onderdeel uit van het Programma Zon op Veld. In onderstaande figuur wordt de verhouding van het afwegingskader ten opzichte van de andere ruimtelijke instrumenten in de regio Midden-Holland weergegeven.
Figuur 5.1 - (herhaald) - Programma Zon op Veld met ruimtelijke instrumenten
De methode van het afwegingskader is ontwikkeld door de Werkgroep Elektriciteit van de RES-regio Midden-Holland, in samenwerking met de Omgevingsdienst Midden-Holland (ODMH), maatschappelijke organisaties in de regio, de waterschappen, de provincie Zuid-Holland en de gemeenten Bodegraven-Reeuwijk, Gouda, Krimpenerwaard, Waddinxveen en Zuidplas.
De inhoudelijke kenmerken van het afwegingskader, waarmee de uiteindelijke wenselijkheid van een initiatief wordt bepaald, zijn door middel van een uitvoerig participatieproces met de inwoners van de regio in 2023 uitgewerkt.
Het afwegingskader dient zowel voor initiatiefnemers als leidraad op basis waarvan zij hun initiatief of plan kunnen aanscherpen, als voor de regio om alle ingediende initiatieven ten opzichte van elkaar te kunnen prioriteren.
Deze hand-out beschrijft de methodiek en de werking van het afwegingskader.
Doel van het afwegingskader
Het afwegingskader heeft als doel om de wenselijkheid van initiatieven voor de regio te bepalen, binnen gebieden die in de kansenkaart als kansrijk worden geacht.
Alleen wenselijke initiatieven komen in de regio in aanmerking voor de aanvraag van een omgevingsvergunning en kunnen bij toekenning van de vergunning overgaan tot realisatie. Het afwegingskader is daarmee een voorportaal van de vergunningverlening en geeft de wenselijkheid van het initiatief aan.
Methodiek
De methode betreft een multicriteria-analyse die voor elk initiatief een oordeel geeft over de wenselijkheid ervan. Op basis van een set criteria die kwalitatief en kwantitatief kunnen worden ‘gescoord’, krijgt ieder initiatief een score toebedeeld. De initiatieven met de hoogste score zijn het meest wenselijk en zullen worden geprioriteerd richting vergunningverlening. Verdere uitleg over de scores en prioritering volgt verderop in deze handreiking.
Ieder initiatief dat bekend is bij gemeenten komt in aanmerking voor opname in het afwegingskader. Dit kunnen initiatieven zijn die in de fase van een principeverzoek zijn of initiatieven die al richting aanvraag omgevingsvergunning (willen) gaan. Doorgaans is wel een plan vereist om in het afwegingskader opgenomen te worden. Het afwegingskader dient ertoe om deze initiatieven aan te scherpen óf af te laten vallen omdat er mogelijk doorslaggevende criteria zijn die het initiatief niet als wenselijk kunnen laten beschouwen.
De methodiek biedt hiermee een transparante en eenduidige aanpak voor de prioritering van alle initiatieven voor zon op veld in de regio.
Samenwerking met de kansenkaart
De kansenkaart en het afwegingskader werken samen. De kansenkaart geeft de kansrijkheid weer van een specifiek zoekgebied om zonnepanelen op te realiseren. Deze kansrijkheid wordt weergegeven met een score en een oordeel (Kansrijk, matig kansrijk of niet kansrijk). Initiatiefnemers kunnen op basis van de kansenkaart inschatten waar zij het best een initiatief kunnen realiseren. Het afwegingskader neemt de scores uit de kansenkaart over: op het moment dat een initiatiefnemer een plan indient, wordt het plan opgenomen in het afwegingskader. In het afwegeingskader wordt gekeken welk gebied dit betreft op de kansenkaart. Een initiatief dat zich bevindt in een groen gebied wordt in het afwegingskader sneller als wenselijk beoordeeld dan een oranje gebied. De kansenkaart is daarmee één van de criteria van het afwegingskader.
Het afwegingskader bestaat uit een document met daarin:
Voorwaarden en uitzonderingen
Belangrijk voor initiatiefnemers en ontwikkelaars zijn de voorwaarden om in aanmerking te komen voor beoordeling binnen het afwegingskader:
- ●
Eenieder die een initiatief voor zonnepanelen op veld wil realiseren en daarmee vergunningsplichtig is, kan zich als ‘initiatiefnemer’ opgeven.
- ●
Een initiatief dient te voldoen aan de minimale eisen op ieder criterium binnen het afwegingskader.
- ●
Een initiatief dient te liggen in één van de kansrijke zoekgebieden die zijn gepubliceerd binnen de kansenkaart.
- ●
Een initiatief mag niet op Rijksvastgoed- en Rijksgrond liggen.
- ●
Een initiatief dient afgestemd en akkoord te zijn bevonden door de eigenaar van de grond waarop het initiatief dient te worden ontwikkeld.
- ●
Een initiatief dient te voldoen aan het provinciaal toepassingsbereik voor een zonneveld buiten bestaand stad- en dorpsgebied (500 m2).
Er zijn enkele uitzonderingen voor projecten die wel vergunningplichtig zijn, maar waar prioritering middels het afwegingskader en daarmee het Programma Zon op Veld niet van toepassing is. Deze projecten kunnen bij het bevoegd gezag direct een omgevingsvergunning aanvragen, mits zij voldoen aan alle voorwaarden voor provinciaal en gemeentelijk beleid aangaande de ruimtelijke kwaliteit en beleid en regelgeving vanuit de waterschappen.
De uitzonderingen betreffen:
- ●
Projecten voor zon op veld met een omvang kleiner dan het provinciaal toepassingsbereik voor een zonneveld buiten bestaand stad- en dorpsgebied (500 m2).
- ●
Projecten voor zon op parkeerterreinen (solar carports).
- ●
Projecten voor zon op waterbassins.
- ●
Projecten voor zon op geluidsschermen.
- ●
Projecten voor zon op bestaande infrastructuur (zoals taluds).
- ●
Projecten voor zon op boerenerven, stortplaatsen of bebouwing.
Bij projecten met een omvang kleiner dan het provinciaal toepassingsbereik voor een zonneveld wordt gedacht aan kleine velden gericht op de opwek van eigen energie. Voor deze uitzondering is gekozen om particuliere eigenaren niet onnodig in het afwegingskader van het programma op te nemen. Bij realisatie van dergelijke kleine velden blijft ruimtelijke kwaliteit en inpassing onverminderd van toepassing.
Dergelijke uitzonderingen die dus qua locatie wel binnen de vastgestelde zoekgebieden vallen, vallen dus buiten het programma en zijn een aangelegenheid voor de individuele gemeenten. Daarbij worden zij aangemoedigd wel de instrumenten te hanteren, maar zijn ze vrij in het vergeven van vergunningen. Alle vergunningsplichtige initiatieven buiten deze uitzonderingen dienen volgens het programma tot stand te komen en dienen daarmee aan de voorwaarden van het programma te voldoen.
In het bepalen van de wenselijkheid van de binnengekomen initiatieven wordt rekening gehouden met 20% extra reservering, rekening houdend met enige uitval in de vervolgfases van vergunningverlening en realisatie.
Criteria
Niet specifiek genoemd zijn de wettelijke verplichtingen bij de realisatie van een zonnepark. Deze gelden onverminderd bij de aanvraag van een omgevingsvergunning. De criteria uit het afwegingskader zijn hier een aanvulling op, en zijn daarmee bovenwettelijk, ofwel additioneel, om de wenselijkheid van een initiatief in de regio Midden-Holland te verbeteren
.Deze criteria zijn niet alleen van landschappelijke of technische aard. Ook criteria met betrekking tot participatie, netbeheer of aansluiting bij lokale opgaven zijn onderdeel van de prioritering. Zo wordt breed gekeken naar de wenselijkheid van een initiatief.
De volgende criteria zijn meegenomen:
- ●
de kansenkaartscore
- ●
meekoppelkansen
- ●
landschappelijke inpassing
- ●
ontwerp
- ●
biodiversiteit
- ●
veiligheid en gezondheid
- ●
participatie - projectparticipatie
- ●
participatie - lokaal eigendom
- ●
netbeheer
Ieder initiatief wordt op basis van deze criteria gescoord met een kwantitatieve score. Elk criterium heeft per mogelijke score een eigen definitie om op deze score te komen.
Onvoldoende – niet ontvankelijk Een score van 0 bij één of meer criteria betekent dat het initiatief op dat moment niet wordt opgenomen in de prioritering. Het plan is onvoldoende uitgewerkt en hoeft niet verder te worden beoordeeld. Het is aan de initiatiefnemer om het plan verder uit te werken en om aan de minimumeisen te voldoen. Minimale eis - voldoende score - consolideren Een score van 1 bij één of meer criteria (indien elders geen uitsluiting voorkomt) is noodzakelijk om in de prioritering opgenomen te worden. Het plan voldoet aan de minimumeisen om mee te gaan in de prioritering van het afwegingskader. Het initiatief zal niet hoog in de uiteindelijke prioritering uitkomen als alle criteria op voldoende worden gescoord. Aanscherping van het initiatief kan leiden tot een verhoging van de score en daarmee betere kansen om hoger geprioriteerd te worden. Goed en zeer goed – versterken en meerwaarde Scores van 2 (goed) of 3 (zeer goed) bij criteria leiden tot wenselijker plannen. De hoeveelheid plannen die worden ingediend en de schaalgrootte van deze plannen tezamen bepalen de grensscore waarop een plan wenselijk wordt geacht of niet. Dit wordt verder uitgelegd onder ‘De score en prioritering’. |
Hieronder worden de verschillende criteria toegelicht. In Bijlage 5.4 Criteria en scores afwegingskader is het totaal aan criteria en scores opgenomen.
De kansenkaart
De verschillende zoekgebieden van de RES zijn in de kansenkaart al bestempeld tot kansrijk of niet kansrijk. Het criterium kansenkaart bepaalt daarmee voor een deel ook de wenselijkheid van een initiatief: ligt het in een kansrijk gebied of niet. Een rood gebied in de kansenkaart is niet kansrijk en leidt daarmee tot uitsluiting in het afwegingskader.
De score voor het criterium kansenkaart in het afwegingskader wordt direct uit de gebiedsbeschrijving gehaald. De score is maximaal 5 en minimaal 1.
Meekoppelkansen
Het benutten van meekoppelkansen is een belangrijk element van de realisatie van zon op veld. In ieder zoekgebied zijn kansen waarop een zonnepark multifunctioneel kan worden ingezet. Een initiatiefnemer dient als minimale eis gebruik te maken van gebiedseigen meekoppelkansen. Deze worden in de gebiedsbeschrijvingen gespecificeerd.
Landschappelijke inpassing
Het criterium landschappelijke inpassing zegt iets over de manier waarop het ingediende initiatief aandacht geeft aan (de aansluiting bij) de omgeving en het landschap. denk hierbij aan aandacht voor de leefbaarheid en het karakteristieke landschap, zichtlijnen en kavelstructuur. Doorgaans wordt dit aangetoond in een landschappelijk inpassingsplan.
Ontwerp
Het criterium ontwerp gaat in op ontwerp specifieke eisen en wensen die aan het technisch ontwerp gesteld worden. Zaken als uitlijning, compensatie van verhard oppervlak of de reflectie en schaduwwerking van panelen komen in dit criterium aan de orde. Tevens zijn de ecologische effecten, de productiewijze en duurzaam materiaalgebruik van belang.
Er is bij dit criterium sprake van zowel minimale eisen, als bij wensen voor een goede en een zeer goede score. Een initiatief kan zich dus goed onderscheiden van andere initiatieven op dit thema.
Biodiversiteit
Behoud van biodiversiteit wordt een steeds belangrijker onderwerp bij de plaatsing van zonnepanelen. Vaak leidt een zonneveld tot achteruitgang van de biodiversiteit in het gebied, uitzonderingen daargelaten. Er is bij dit criterium sprake van zowel minimale eisen, als bij wensen voor een goede en een zeer goede score. Een initiatief kan zich dus goed onderscheiden van andere initiatieven op dit thema.
Veiligheid en gezondheid
De plaatsing van zonneparken en de bijbehorende (elektrische) systemen brengen veiligheidsrisico’s met zich mee. Denk hierbij aan de plaatsing van schakelkasten en omvormers. Een initiatiefnemer dient hier voldoende rekening mee te houden.
Participatie - projectparticipatie
Projectparticipatie is een belangrijk criterium voor een succesvol initiatief in de regio Midden-Holland. Iedere initiatiefnemer is genoodzaakt aan de voorkant na te denken over het participatietraject dat zal worden doorlopen om omwonenden bij het project te betrekken. Denk hierbij aan communicatie of het laten meedenken en meebeslissen van inwoners over allerlei zaken omtrent het project.
Participatie - lokaal eigendom
Financiële participatie, ook wel het betrekken van de omgeving in het financiële eigendom van het project, is één van de doelen uit het klimaatakkoord. Dit criterium is daarom ook voor de regio Midden-Holland van groot belang en wordt ook wel lokaal eigendom genoemd. Het is aan een initiatiefnemer om te streven naar minimaal 50% lokaal eigendom van het initiatief.
Netbeheer
In de kansenkaart wordt in de kansrijkheid van een initiatief meegenomen of er ruimte is op het net en of het zoekgebied zich op redelijke afstand bevindt van een aansluitingspunt. In het afwegingskader, waar naar initiatieven wordt gekeken, is tevens gekozen voor een criterium waarbij het belang van de netbeheerder is opgenomen. In dit geval gaat het om projectspecifieke zaken waarbij het project de belasting op het elektriciteitsnet minimaliseert. Er is bij dit criterium sprake van zowel minimale eisen, als bij wensen voor een goede en een zeer goede score. Een initiatief kan zich dus goed onderscheiden van andere initiatieven op dit thema.
De score en prioritering
De score van een initiatief wordt berekend door de scores per criterium bij elkaar op te tellen. Er zijn in totaal 24 punten te behalen. Bij initiatieven met een gelijke score wordt vanuit de externe partij een advies gegeven.
De score zegt iets over de score van het initiatief ten opzichte van de maximaal te behalen score, maar zegt niet direct iets over de wenselijkheid van het initiatief. Dat hangt af van het totaal aan initiatieven en de gestelde ambitie voor zon op veld. Dit wordt hieronder toegelicht.
Ambitie
In de RES-regio Midden Holland is een totale ambitie gesteld van 0,435 TWh duurzame opwek op jaarbasis. In de RES 1.0 is hiervan 0,186 TWh concreet toegewezen aan zon op veld en zon langs infrastructuur (tezamen zon op veld). Deze (deel)ambitie kan wijzigen, mits aan te nemen valt dat op andere zoekgebieden, bijvoorbeeld zon op grote daken of zon boven parkeerplaatsen, de beoogde ambitie aldaar niet te realiseren is of juist ruimschoots wordt gehaald.
Vooralsnog is er geen reden om aan te nemen dat de ambitie voor zon op veld hoger of lager dient te worden gesteld. Dit is dan ook de basis voor het bepalen van de wenselijkheid van projecten voor zonneparken in deze zoekgebieden: het totaal opgesteld vermogen van de wenselijke projecten dient op te tellen tot deze ambitie.
Bepalen van wenselijkheid
Ieder project dat wenselijk wordt geacht, scoort minimaal voldoende op alle criteria in het afwegingskader. Maar niet ieder initiatief dat voldoende scoort, is wenselijk. Dit hangt af van het totaal aan initiatieven dat nodig is om de ambitie te halen. Startend met het hoogst geprioriteerde initiatief wordt vervolgens de bijdrage aan de ambitie opgeteld, doorwerkend tot het initiatief waarmee het bod wat op dat moment noodzakelijk is, is behaald. Er wordt hierbij tevens rekening gehouden met een overprogrammering van 20% op het totaal beoogde vermogen om eventuele uitvallende projecten te compenseren.
De initiatieven die binnen de marge vallen om het bod te halen, krijgen prioriteit en zijn conform de methodiek ‘wenselijk’. De overige initiatieven, ongeacht hun score, zijn dat niet en zijn daarmee ‘niet wenselijk’.
Er kunnen zich hierdoor enkele situaties voordoen:
- ●
Het kan zijn dat een initiatief eerst wenselijk is, maar door de komst van een ander initiatief dat hoger scoort of de verlaging van de ambitie, ineens niet meer. Andersom kan dit ook, een initiatief dat eerst niet wenselijk is, kan door de verhoging van de ambitie of het wegvallen van andere initiatieven, ineens wél wenselijk zijn.
- ●
Het kan zijn dat er (te) weinig initiatieven worden ingebracht. Hierdoor zijn mogelijk alle initiatieven die de minimale eis hebben gehaald, wenselijk om de beoogde ambitie alsnog te kunnen halen.
- ●
Het kan zijn dat er een initiatief met een zeer grote bijdrage aan het bod bovenaan de prioriteitenlijst staat. Hierdoor is het totaal aantal wenselijke projecten mogelijk erg gering.
De wenselijkheid wordt op deze manier behaald door het simpele feit of de ambitie met het beoogde aantal projecten wordt gehaald of niet.
5.5 Lijst van afkortingen
Onderstaand overzicht is bedoeld als naslag voor veelgebruikte afkortingen en begrippen
in het programma.
Afkorting |
Volledig uitgeschreven |
Bopa |
Buitenplanse omgevingsplan activiteit |
DSO |
Digitaal Stelsel Omgevingswet |
GIS |
Geographic Information System |
KWp |
Kilowattpiek |
NNN-gebieden |
Natuurnetwerk Nederland gebieden |
ODMH |
Omgevingsdienst Midden-Holland |
plan-MER |
plan Milieu Effect Rapportage |
RES |
Regionale Energie Strategie |
TWh |
Terawattuur |
VNG |
Vereniging van Nederlandse Gemeenten |
5.6 Kansenkaartscores en gebiedsbeschrijvingen
Driehoek N11/N549/Nespad
Kansenkaartscore
Gebiedsbeschrijving Driekhoek N11/N549/Nespad
Landschapskenmerken
Algemene landschappelijke kenmerken op hoofdlijn
Het zoekgebied heeft een grove onregelmatige veenweideverkaveling met brede sloten. Aan de zuidzijde van het zoekgebied zijn enkele bosschages (met name elzen) aanwezig. Het gebied wordt omringd door infrastructuur (N11, N459 en A12 op enige afstand). Ten zuiden van het gebied ligt een terrein met tankstation, parkeerplaatsen en restaurantketens. Deze kunnen deels vanaf de A12 en deels vanaf de N459 bereikt worden. Ten noorden van de locatie ligt direct achter de N11 het bedrijventerrein Broeklanden.
In het omliggende gebied bestaat de bebouwing voor een groot deel uit agrarische bedrijven, maar deze driehoek ligt ingeklemd tussen de N11 en het noordelijke bedrijventerrein en ten zuiden een infrastructureel terrein. Op het meest westelijk deel van het gebied, tegen de N459 aan is een woonkavel gesitueerd en zal in het aanpalende deel een voorziening voor huisvesting van internationale werknemers worden gerealiseerd.
Landschappelijke kenmerken en waarden
De hieronder beschreven landschapskenmerken en waarden zijn gebaseerd op de methode ‘landschap en duurzame energie’ van het rijk, het provinciale gebiedsprofiel en de cultuurhistorische waardenkaart. Deze beschrijvingen zijn toegespitst op het zoekgebied en vormen de toelichting op de context waarin zon-op-land al dan niet wordt gerealiseerd. Deze kenmerken en waarden zijn de basis en als zodanig vertaald in de ‘Gebiedsspecifieke inpassingsvoorwaarden’ in het tweede deel van deze gebiedsbeschrijving.
Het zoekgebied behoort nog nét tot het oeverwallen landschap. Ten opzichte van het open veenweidelandschap heeft de zone van de oeverwal een besloten karakter, met bebouwing, beplanting en infrastructuur. Voor het zoekgebied geldt dat het omringd wordt met infrastructuur en het terrein zelf gezien kan worden als een restant van het veenweidelandschap op de overgang van de oeverwal.
De N459, ten westen van het zoekgebied, is een weg die al in de 19e eeuw aanwezig was en op het tracé van de historische Straatweg Gouda-Bodegraven ligt. De N11 heeft het karakter van een snelweg. De overgang van oeverwal naar veenweide landschappen is ten opzichte van andere plekken op de N11 hier slecht herkenbaar. Door de ingeklemde situering heeft het gebied weinig landschappelijke verbinding.
De infrastructurele context is zeer bepalend voor de locatie. De ambities uit het Provinciale Gebiedsprofiel Gouwe Wiericke aangaande dit onderwerp zijn:
Ten zuiden van het gebied ligt het Nespad dat oorspronkelijk onderdeel was van het Broekveldsche dijkje en kade tussen twee poldereenheden. De weg ligt in het verlengde van het lint ‘Oud Bodegraafseweg’. Deze is ontstaan als ontginningsbasis van de veenweide en ligt op de rand van de oeverwal waar een veenstroompje de basis vormde. Het Broekveldsche dijkje had in tegenstelling tot de Oud Bodegraafse weg geen wetering (oorspronkelijk veenstroompje) en bebouwing aan de zuidkant en heeft een recht verloop. De verkaveling in het zoekgebied is grof, met een aantal brede sloten. De ambities uit het Provinciale Gebiedsprofiel Gouwe Wiericke aangaande dit onderwerp zijn:
In het gebiedsprofiel is het gebied onderdeel van het dorp Bodegraven en de dorpsrand ligt om het zoekgebied heen. Het dorp heeft zich in het verleden langzaam uitgebreid richting de A12. Het weggebonden werkgebied ligt in Bodegraven bij het knooppunt van de A12 met de N11. Samen met andere bedrijventerreinen vormt het de stadsrand van Bodegraven aan de zuidkant. De wens is een harde rand tussen de bebouwing en de polder zichtbaar te houden. De plekken waar je over kunt steken om het landschap in te fietsen of wandelen zijn beperkt. De ambitie uit het Provinciale Gebiedsprofiel aangaande dit onderwerp is:
Vanaf de N11 kijk je aan de ene kant op het open veenweidegebied en aan de andere kant op het meer verdichte oeverwallandschap langs de Oude Rijn. De ambities uit het Provinciale Gebiedsprofiel Gouwe Wiericke aangaande dit onderwerp zijn:
Natuur en ecologische waarden
Ten westen van het plangebied vormt een zone van 15-20m een ecologische verbinding met flora- en faunarijk grasland langs de N11. Deze zone loopt niet door in het zoekgebied. In het zoekgebied worden de percelen gebruikt voor grasland. Om het woonhuis en ten noorden van het Nespad bevinden zich enkele bosschages voornamelijk bestaande uit wilgen en elzen.
https://atlas.zuid-holland.nl/GeoWeb56/index.html?viewer=Natuurbeheerplan
Recreatieve waarden
Alle andere omliggende wegen van het zoekgebied zijn onderdeel van het fietsknooppuntennetwerk van Zuid-Holland. De wegen zijn bereikbaar vanuit Bodegraven via de Goudseweg. Ten noorden van het plangebied ligt een vrij liggend fietspad. Het water ten zuiden van het Nespad is gemarkeerd als kanoroute. De bevaarbaarheid ervan is wel matig gezien de vele (lage) bruggen over de watergang.
Cultuurhistorische waarden
De kade die door het Nespad wordt gevormd hee- een redelijk hoge cultuurhistorische waarde. Omschrijving van de landschapselementen in het gebied uit de CHW Provincie Zuid-Holland zijn als volgt:
Ter hoogte van de huidige watergang ten zuiden van het Nespad wordt gekenmerkt als poldergrens op de kaart van landschappelijke kenmerken van Zuid-Holland aangegeven als ‘Poldergrens’. Omschrijving van de landschapselementen in het gebied uit de CHW Provincie Zuid-Holland:
Rond een strook van ca. 60-70m van het Nespad is sprake van Oude stroomgordels en geulafzettingen op 0-3m onder het maaiveld met een redelijk tot hoge trefkans op archeologische sporen. Onderzoeksplicht voor plangebieden gelijk aan of groter dan 25.000 m² en ingrepen dieper dan 0,40 m beneden maaiveld.
M.u.v. van de Goudseweg 28 hier is een zeer hoge verwachting (trefkans 2) Onderzoeksplicht voor plangebieden gelijk aan of groter dan 100 m² en ingrepen dieper dan 0,40 m beneden maaiveld.
https://pzh.b3p.nl/viewer/app/Cultuur_historische_atlas
https://atlas.odmh.nl/html5viewer/index.html?viewer=Atlas.Atlas&layerTheme=Archeologie
Gebiedsspecifieke inpassingsvoorwaarden
De Gebiedsspecifieke inpassingsvoorwaarden zijn leidend voor het inrichtingsvoorstel van een zon-op-land initiatief voor deze locatie. De inpassingsvoorwaarden zijn gebaseerd op de landschappelijke kenmerken en waarden zoals beschreven in het eerste deel van deze gebiedsomschrijving.
Bijzondere voorwaarden
Op het meest westelijk deel van het gebied, tegen de N459 aan is een woonkavel gesitueerd en zal in het aanpalende deel een voorziening voor huisvesting van internationale werknemers worden gerealiseerd. In het voorstel voor zon-op-land moet voor deze locatie daar rekening mee gehouden worden dat voor deze functie een deel van het zoekgebied aan de westzijde beschikbaar moet zijn. Afstemming hierover moet met de gemeente Bodegraven-Reeuwijk plaatsvinden. Daarnaast ontwikkelt de gemeente de Bodegravenboog. Zon-op-land mag deze ontwikkeling niet in de weg zitten.
Configuratie
De bestaande verkaveling wordt als leidraad genomen voor oriëntatie en uitlijnen PV-opstellingen. Zowel oost-west als zuidoriëntatie zijn gezien de situatie van het slagenpatroon en relatief brede korte kavels mogelijk.
Een zo efficiënt mogelijke inrichting van PV-opstellingen wordt voorgestaan voor deze locatie.
Hoogte opstelling voor zon-op-land op deze loca4e is niet gemaximaliseerd, omdat het gebied ingeklemd ligt tussen een aantal hogere bebouwde elementen en het wegtalud van de N11.
Een afstand tot de zuidgrens van het zoekgebied lijkt verstandig, omdat de groepen elzen voor de nodige schaduw kunnen zorgen.
Begrenzing, afscherming en landschapskwaliteit
Voorkom hekwerk en afrastering en los de (on)toegankelijkheid op met sloten op.
Aan de noordzijde van de PV-opstelling kan een beplantingslijn worden toegevoegd langs het fietspad en N11.
Alle bestaande watergangen respecteren (geen dempingen) en zoals in huidige situatie opnemen in het inrichtingsplan. De zonnepanelen worden op minimaal 2 meter van de insteek van de watergang geplaatst.
Archeologisch onderzoek is vereist.
Techniek en installatie
Transformatorhuisjes hebben een rustige en ingetogen vormgeving en worden ruimtelijk logisch geïntegreerd in het veld. Plaatsing gebeurt in de lijn van de PV-opstelling binnen het veld met een maximale hoogte van 150 cm boven het huidige maaiveld.
De kleur van de zonnepanelen inclusief omlijsting is donker van kleur en mat. Er wordt één type paneel voor de gehele ontwikkeling voorgesteld.
Minimaliseer verharding: onderhoudswegen maken zoveel mogelijk gebruik van bestaande erftoegangswegen en er worden geen nieuwe parkeerplaatsen aangelegd.
Planproces en communicatie
Uitwerking altijd in samenspraak met gemeente en directe omgeving.
Zorg voor publieksvriendelijke en uitnodigende informatie over de toevoeging van PV-opstellingen zodat vanaf het Nespad duidelijk is wat de aanleiding, doel en achtergrond van de zon-op-land ingreep hier is.
In het beheerplan wordt ook de monitoring en wijze van eventueel herstel van aangetaste landschaps-, natuur- en biodiversiteitswaarden beschreven.
Meekoppelkansen
De natuurwaarden en bodemkwaliteit zouden kunnen worden verbeterd door bijvoorbeeld natuurvriendelijke oevers aan te leggen in samenspraak met het waterschap.
Eventuele waterbergingsopgaven kunnen gebruikt worden om de landschappelijke structuur te versterken, bijvoorbeeld door watergangen te verbreden of het waterpeil te verhogen in samenspraak met het waterschap.
Toevoegen van beplanting in lijn met de gebiedseigen huidige beplanting van elzen en wilgen zoals aan de zuidzijde van het plangebied.
Aanvullende bronnen:
LED Methode Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE): https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/energie-enlandschap/energiemaatregelen-inpassen-met-oog-voor-het-landschap
De gedragscode Zon-op-Land van de solar sector: https://www.hollandsolar.nl/uploads/files/gedragscode-zon-op-land.pdf
Informatie over de Bodegravenboog: https://www.beterbereikbaargouwe.nl/maatregelen/bodegravenboog
A12/Boerderijweg/enkele Wiericke
Kansenkaartscore
Gebiedsbeschrijving A12/Boerderijweg/Enkele Wiericke
Landschapskenmerken
Algemene landschappelijke kenmerken op hoofdlijn
Het landschap van het zoekgebied A12/Boerderijweg/Enkele Wiericke behoort tot het kenmerkende veenweidelandschap van het Groene Hart en is het enige ‘venster’ waar vanaf de rijksweg in 360 graden het veenweidelandschap dat het noordelijk en zuidelijk deel van het Groene Hart kan worden beleefd. Het veenweidegebied wordt gekenmerkt door de slagenverkaveling met lange en smalle kavels en relaHef brede sloten met hoge waterstanden. Het gebied heeft een zeer open karakter, waarvan het deel tegen de Enkele Wiericke aan een belangrijk weidevogelgebied is.
Locatiekaart
De locatie wordt ruimtelijk begrensd door de Boerderijweg (ten noorden), een natuurgebied en de Enkele Wiericke (ten oosten), de A12 (ten zuiden) en een waterplas (ten westen). Grenzend ten noorden aan het zoekgebied loopt een fietspad in oost-west richting.
Landschappelijke kenmerken en waarden
De hieronder beschreven landschapskenmerken en waarden zijn gebaseerd op de methode ‘landschap en duurzame energie’ van het rijk, het provinciale gebiedsprofiel en de cultuurhistorische waardenkaart. Deze beschrijvingen zijn toegespitst op het zoekgebied en vormen de toelichting op de context waarin zon-op- land al dan niet wordt gerealiseerd. Deze kenmerken en waarden zijn de basis en als zodanig vertaald in de ‘Gebiedsspecifieke inpassingsvoorwaarden’ in het tweede deel van deze gebiedsbeschrijving.
Het zoekgebied is onderdeel van het veenweidelandschap in het Groene Hart en een uitgebreide beschrijving van de kenmerken zijn onderdeel van het Provinciaal Gebiedsprofiel Gouwe Wiericke.
Het meest oostelijke deel van het zoekgebied kent een hogere waterstand. De provincie hanteert ambities voor het behoud van de leesbaarheid van het landschap, waarvan de meest relevante in relatie tot de ontwikkeling hieronder worden benoemd:
Kades zijn lage dijken die het water keren tussen poldercompartimenten met verschillende waterpeilen. De Boerderijweg heeft een waterstaatkundige functie en een ontsluitingsfunctie voor auto’s, fietsers en voetgangers. Ruimtelijk markeert de kade de landscheiding van een ontginningsblok. De kade is niet beplant, mogelijk vanwege het aangrenzende weidevogelgebied, om de aanwezigheid van predatoren te voorkomen. De ambities uit het Provinciale Gebiedsprofiel Gouwe Wiericke aangaande dit onderwerp zijn:
Bodegraven heeft een sterke grens met het landschap door het vasthouden van één van de strakke lijnen van de slagenverkaveling aan te houden en de groene begrenzing met het Liniepark. Alles oostelijk is het oorspronkelijke veenweidelandschap.
De Rijksweg A12 is dominant op de topografische kaart en afhankelijk van de windrichting ook zeker wanneer men zich vlak bij de infrastructuur begeeft, maar zelfs op de relatief korte afstand tot de snelweg vanaf de Boerderijweg (200 tot ruim 400 meter afstand) is het vooral de aaneengesloten eenheid van veenweidegebied dat de beleving overheerst.
Ten noorden van de boerderijweg en in het westen van het plangebied liggen hoofdwatergangen die tochten worden genoemd. Ze hebben een recht tracé en zijn breder dan de overige watergangen.
Bijzondere ruimtelijke waarden
Het Venster Bodegraven-Woerden is het kleinste deelgebied van het Groene Hart, maar vervult een belangrijke schakelfuncHe. Het venster is het laatste open stuk in de meer verdichte en verstedelijkte Oude Rijnzone. (bron: Stinchting Groene Hart)
Het open veenweide landschap strekt zich uit aan twee zijden van de A12 vanaf de groene grens met bedrijventerrein Broekvelden in Bodegraven tot aan de bebouwingsgrens van Molenvliet in Woerden.
Natuur en ecologische waarden
De algemene natuur en ecologische waarden van veenweidegebieden staan goed beschreven in het gebiedsprofiel Gouwe Wiericke. Kenmerkend zijn de slagenverkaveling met lange en smalle kavels en relatief brede sloten met hoge waterstanden. Het oorspronkelijke verkavelingspatroon is goed bewaard gebleven. Extra aandacht voor natuurvriendelijke oevers en waterbeheer door peilhoogtebeheer zijn alom onderdeel van het gehele veenweidegebied. In en om het zoekgebied is dit specifiek het geval in het meest oostelijk deel. Circa 300 meter vanaf de Enkele Wiericke is een natuurgebied dat de ecologische verbinding maakt tussen de Reeuwijkse Plassen en de Nieuwkoopse plassen als onderdeel van het Natuur Netwerk Nederland (NNN): Natuurontwikkeling Abessinie Zuidzijderpolder door Staatsbosbeheer. Specifiek dit oostelijk deel betreft nat schraalland, kruiden- en faunarijk grasland en vochtig hooiland met natuurvriendelijke oevers, rietkragen en moerasstroken.
Recreatie waarden
De Boerderijweg is naast toegangsweg voor enkele boerderijen vooral ook een doorgaand fietspad. Het Hazenpad staat haaks op de Boerderijweg en vormt de fietsverbinding naar de Reeuwijkse Plassen vanaf deze kant van Bodegraven.
Dit fietspad vormt tevens de grens met het veenweidegebied van het zoekgebied waar hogere natuurwaarde en weidevogelbescherming op van toepassing is. Fietsers hebben bij het passeren van de Enkele Wiericke een fenomenaal uitzicht vanaf de brug over de hooggelegen wetering. Het maakt het hier mogelijk om 360 graden veenweidegebied om je heen te beleven.
Cultuurhistorische waarden
De veenontginning met lange smalle percelen in een ritme met de sloten aan weerszijde van de kavel zijn het sterkste kenmerk van de locatie en de wijdere omgeving en regio. Dit zeer herkenbare ritme van sloten en overwegend grasland heeft een zeer hoge leesbaarheid van de landschapsstructuur en ruimtelijke kwaliteiten.
Ten oosten van het zoekgebied ligt het inundatiegebied van de Oude Hollandse Waterlinie met de Enkele Wiericke als begrenzing van het vroeger strategisch in te zetten inundatiegebied. Dit landschappelijke kenmerk hangt sterk samen met het Fort Wierickerschans op het raakpunt van Enkele Wiericke en Oude Rijn. In het Provinciale Gebiedsprofiel Gouwe Wiericke wordt de hoge waardering voor dit cultuurhistorisch landschapselement ook toegelicht: De Oude Hollandse Waterlinie is de eerste belangrijke verdedigingslinie van Nederland geweest. Zij is na de inval van de Franse troepen in 1672 geperfectioneerd. Met de ontwikkeling van de Nieuwe Hollandse Waterlinie in de 19e eeuw, die meer naar het oosten ligt, verloor de oude linie zijn functie. Het gevolg daarvan was dat vrijwel alle onderdelen in de loop der jaren verdwenen of minder zichtbaar zijn geworden. Het traject tussen Oude Rijn en Hollandsche IJssel is een van de weinige plekken waar de Oude Hollandse Waterlinie als structuur nog te herkennen is. Als onderdelen van de Oude Hollandse Waterlinie zijn bewaard gebleven: Fort Wierickerschans en de Enkele en Dubbele Wiericke. Beide begrenzen Polder Lange Weide, deze polder kon als inundatiegebied onder water gezet worden.
De cultuurhistorische waarden van het landschap als geheel op deze plek is hoog omdat direct aanliggende landschap met het inundatiegebied van de Oude Hollandse Waterline en de hoger gelegen Enkele Wiericke noemenswaardig uniciteit vertegenwoordigd en de gaafheid van het veenweidelandschap als geheel van dit aspect van hoge waarde is.
Archeologische kenmerken en waarden
De twee aangrenzende strengen van het type stroomgordel of geulafzettingen hebben een redelijk hoog tot hoge archeologische verwachting.
Het zoekgebied zelf heeft overwegend een lage archeologische verwachtingen omdat het in het Veen ligt. Er geldt een onderzoeksplicht voor plangebieden gelijk aan of groter dan 25.000 m² en ingrepen dieper dan 0,40 m beneden maaiveld. In de noordoosthoek van het gebied is een terrein met een zeer hoge archeologische verwachting (terreinen van provinciaal belang). Hiervoor geldt een onderzoeksplicht voor plangebieden gelijk aan of groter dan 50 m² en ingrepen dieper dan 0,35 m beneden maaiveld.
Ook heeft een deel van het gebied een hoge/middelhoge archeologische verwachting. Hiervoor geldt een onderzoeksplicht voor plangebieden gelijk aan of groter dan 500 m² en ingrepen dieper dan 0,40 m beneden maaiveld.
https://atlas.odmh.nl/html5viewer/index.html?viewer=Atlas.Atlas&layerTheme=Archeologie
Gebiedsspecifieke inpassingsvoorwaarden
De Gebiedsspecifieke inpassingsvoorwaarden zijn leidend voor het inrichtingsvoorstel van een zon-op-land initiatief voor deze locatie. De inpassingsvoorwaarden zijn gebaseerd op de landschappelijke kenmerken en waarden zoals beschreven in het eerste deel van deze gebiedsomschrijving.
Configuratie
Ontwikkelingen worden geïntegreerd ontworpen en sluiten zo veel mogelijk aan bij de ruimtelijke kwaliteit van het veenweidelandschap, waarbij de bestaande poldereenheden met hun begrenzingen leidend zijn.
Oriëntatie van de zonnepanelen volgt volledig en exact het slagenlandschap. Het meest logisch is dat een oost-west opstelling bij benadering wordt gevolgd, zodat continue lijnen van PV-opstellingen kunnen worden gemaakt op de smalle percelen.
Verspringingen van PV-opstellingslijnen zijn ongewenst.
Extensieve PV-opstellingen met een maximale dekkingsgraad en dichtste pakking van maximaal 50% van het gebruikte oppervlakte land van een perceel, om te voorkomen dat de veenbodem uitdroogt en tegelijkertijd vegetatiegroei behouden blijft.
Minimaliseer hoogte PV-opstelling (max. 100 cm - hoogste punt - boven het huidige maaiveld van het perceel) ten behoeve van de openheid van het landschap en zichtlijnen vanaf Boerderijweg en het fietspad over de opstelling en zicht op openheid.
Begrenzing, afscherming en landschapskwaliteit
Voorkom hekwerk en afrastering, los de (on)toegankelijkheid op met sloten.
De kleur van de zonnepanelen inclusief omlijsting is donker en mat. Daarnaast wordt er één type paneel toegepast in het gehele project.
Minimaliseer verharding: onderhoudswegen, geen nieuwe parkeerplaatsen buiten het plangebied.
Opgaande beplanting binnen een straal van 300 meter van het aangrenzende weidevogelgebied is ongewenst in verband met mogelijke predatoren.
Alle bestaande watergangen respecteren (geen dempingen) en - zoals in huidige situatie opnemen in het inrichtingsplan. De zonnepanelen worden op minimaal 2 meter van de insteek van de watergang geplaatst.
Techniek en installatie
Transformatorhuisjes hebben een rustige en ingetogen vormgeving en worden ruimtelijk logisch geïntegreerd in het veld. Plaatsing gebeurt binnen het veld met een maximale hoogte van 150 cm boven het huidige maaiveld.
De kleur van de zonnepanelen inclusief omlijsting is donker van kleur en mat. Voor het gehele zoekgebied geldt dat één soort in panelen en opstelling wordt gebruikt.
Minimaliseer verharding: onderhoudswegen maken zoveel mogelijk gebruik van bestaande erftoegangswegen en er worden geen nieuwe parkeerplaatsen aangelegd.
Planproces en communicatie
Uitwerking altijd in samenspraak met gemeente en directe omgeving.
Rekening houden met het boerenerven aan de noordzijde en inrichtingsontwerp op participatieve wijze tot stand brengen.
Zorg voor publieksvriendelijke en uitnodigende informatie over de toevoeging van PV-opstellingen zodat vanaf de Boerderijweg de veranderingen in het landschap geduid worden.
Beheer
In het beheerplan wordt ook de monitoring en wijze van eventueel herstel van aangetaste landschaps-, natuur- en bio- diversiteitswaarden beschreven.
Meekoppelkansen
Recreatief gebruik van de Boerderijweg vergroten door verblijfsplek toe te voegen en toegankelijkheid van het landschap te vergroten door recreatieve routes via groenzones door te trekken naar het landschap.
De natuurwaarden en bodemkwaliteit zouden kunnen worden verbeterd door bijvoorbeeld natuurvriendelijke oevers aan te leggen in samenspraak met het waterschap.
Het gebied ten oosten van het zoekgebied is onderdeel van de ecologische verbinding tussen de Reeuwijkse Plassen en Nieuwkoopse plassen als onderdeel van het Natuur Netwerk Nederland (NNN): Natuurontwikkeling Abessinie Zuidzijderpolder door Staatsbosbeheer. Deze ecologische verbinding kan worden versterkt.
Ontwikkeling van een aanleg- en beheerplan van inheemse, kruidenrijke vegetaties (zo laat en weinig mogelijk gemaaid)
Eventuele waterbergingsopgaven kunnen gebruikt worden om de landschappelijke structuur te versterken, bijvoorbeeld door watergangen te verbreden of het waterpeil te verhogen in samenspraak met het waterschap.
Aanvullende bronnen:
- ●
LED Methode Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE): https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/energie-en- landschap/energiemaatregelen-inpassen-met-oog-voor-het-landschap
- ●
De gedragscode Zon-op-Land van de solar sector: https://www.hollandsolar.nl/uploads/files/gedragscode-zon-op-land.pdf
- ●
Het natuurproject Abessinie Zuidzijderpolder: https://veenweidengouwewiericke.nl/applica=on/files/4416/1374/5183/rappor t_website_Abessinie_Staand_20210104.pdf
Binnenpolder Oost
Kansenkaartscore
Gebiedsbeschrijving Binnenpolder Oost
Landschapskenmerken
Algemene landschappelijke kenmerken op hoofdlijn
Vanaf het verhoogde en beplante lint Dammekant is het gebied tussen de woonerven door goed zichtbaar. De beplantingslijnen, erftoegangswegen en kavelsloten vormen een bijzonder afwisselend patroon in het landschap.
Locatiekaart
Het gebied wordt ruimtelijk begrensd door de Oude Rijn met de Dammekant (ten oosten), het bedrijventerrein Rijnhoek (ten zuiden) en treinverbinding Woerden – Leiden/ N11 (ten westen). De noordzijde van het zoekgebied loopt gelijk met de gemeentegrens, die niet zichtbaar is in het landschap. Het gebied tussen Zwammerdam en Bodegraven vormt een landschappelijk geheel en open gebied met doorzichten tussen beide dorpen in. Het gebied valt in de categorie gebied langs infrastructuur. De indeling komt voort uit de RES 1.0.
Landschappelijke kenmerken en waarden
De hieronder beschreven landschapskenmerken en waarden zijn gebaseerd op de methode ‘landschap en duurzame energie’ van het rijk, het provinciale gebiedsprofiel en de cultuurhistorische waardenkaart. Deze beschrijvingen zijn toegespitst op het zoekgebied en vormen de toelichting op de context waarin zon-op-land al dan niet wordt gerealiseerd. Deze kenmerken en waarden zijn de basis en als zodanig vertaald in de ‘Gebiedsspecifieke inpassingsvoorwaarden’ in het tweede deel van deze gebiedsbeschrijving.
Het zoekgebied behoort tot het veenweide landschap maar is ook onderdeel van de oorspronkelijke oeverwallen van de Oude Rijn. Oeverwallen zijn kleiige rivierafzettingen die zijn ontstaan bij overstromingen. Hier ontstond de eerste bebouwing in het gebied waaruit het achterliggende land is ontgonnen. De oeverwallen van de Oude Rijn liggen relatief hoog en fungeren nu nog steeds als dijken. Tussen het zoekgebied en de Oude Rijn bevindt zich een dicht lint (Dammekant) van boerderijen, woningen en bedrijven. In het zoekgebied liggen ook een aantal boerderijen op afstand van de Oude Rijn. Dit is een goede indicatie waar de rivierklei van de stroomrug overgaat in veengrond.
Ten opzichte van het open veenweidelandschap heeft de zone van de oeverwal een besloten karakter, met bebouwing, beplanting en infrastructuur. De ambities uit het Provinciale Gebiedsprofiel Gouwe Wiericke aangaande dit onderwerp zijn:
Aan de kant van de Oude Rijn staat dichte bebouwing langs het lint. Aan de polder-zijde zijn enkele doorzichten tussen de boerderijen door. De kavels staan hier dwars op de dijk. De ambities uit het Provinciale Gebiedsprofiel Gouwe Wiericke aangaande dit onderwerp zijn:
Het zoekgebied wordt gekenmerkt door de slagenverkaveling met lange en smalle kavels. De ambities uit het Provinciale Gebiedsprofiel Gouwe Wiericke aangaande dit onderwerp zijn:
Vanaf de N11 en het spoor kijk je aan de ene kant op het open veenweidegebied en aan de andere kant op het meer verdichte oeverwallandschap langs de Oude Rijn. In beide gevallen ligt het spoor of de weg in het zicht maar kun je er wel voorbij kijken. Tussen het spoor en de N11 ligt een natte natuurzone. De ambities uit het Provinciale Gebiedsprofiel Gouwe Wiericke aangaande dit onderwerp zijn:
De dorpen zijn op de rivier georiënteerd. Het zoekgebied grenst aan de dorpsrand van Bodegraven waar een sloot momenteel fungeert als harde grens tussen het open gebied en werkgebied. Deze zone kan een belangrijke schakel worden tussen de veenweidegebieden aan weerszijde van de Oude Rijn. De rand van Zwammerdam ligt iets verderop is grilliger, waar dorpsfuncties als een voetbalvereniging plaatsvinden. De inrichting van dit gebied is zeer groen, met opgaande beplanting. De ambities uit het Provinciale Gebiedsprofiel Gouwe Wiericke aangaande dit onderwerp zijn:
Natuur en ecologische waarden
Ten zuiden van de N11 bevindt zich een belangrijk weidevogelgebied. Opgaande beplanting binnen een straal van 300 meter is ongewenst in verband met mogelijke predatoren. De zone kan ook een belangrijke rol spelen in de verbinding tussen de Nieuwkoopse plassen, de natuurzone tussen de N11 en het spoor en de natuur in het veenweidegebied ten westen hiervan. Op de ambitiekaart 2024 van de Provincie Zuid-Holland staat de strook tussen het bedrijventerrein en het zoekgebied aangemerkt als ‘nog om te vormen landbouwgrond naar natuur (inrichting)’.
Recreatieve waarden
De Dammekant heeft een vrijliggend fiets- en wandelpad en is onderdeel van het knooppuntennetwerk van Zuid-Holland. In de huidige situatie is het zoekgebied verder niet toegankelijk, maar met een veranderend gebruik zou vanuit de gemeente verder onderzocht kunnen worden of ommetjes met daaraan interessante verblijfslocaties zouden kunnen worden toegevoegd in de toekomst.
De Oude Rijn was in de Romeinse tijd de noordgrens van het Romeinse Rijk. Deze bestond uit militaire forten en legerplaatsen verbonden door een verharde weg (de Limesweg). Van de verdedigings- en transportlinie langs de Oude Rijn is vrijwel niets meer in dit gebied te herkennen, maar kunnen bij ontwikkelingen wel aanleiding zijn om kenmerken ervan terug te brengen. In het gebied bevinden zich objecten van cultuurhistorische waarden. Dit betreffen de Dammekant 28/28a, 38 en 50 in Bodegraven. Omschrijving van de landschapselementen in het gebied uit de CHW Provincie Zuid-Holland:
Archeologische kenmerken en waarden
Vanaf het maaiveld tot dieper dan 5 meter zijn in het gebied oude stroomgordels en geulafzettingen aanwezig. Ook loopt het veronderstelde tracé van de limesweg door het zoekgebied. In het hele zoekgebied is een hoge trefkans op archeologische sporen. Voor de gebieden met een hoge/middelhoge archeologische verwachting geldt een onderzoeksplicht voor plangebieden gelijk aan of groter dan 500 m² en ingrepen dieper dan 0,40 m beneden maaiveld.
De twee aangrenzende strengen van het type stroomgordel of geulafzettingen hebben een redelijk hoog tot hoge archeologische verwachting. Omschrijving van de landschapselementen in het gebied uit de CHW Provincie Zuid-Holland:
https://pzh.b3p.nl/viewer/app/Cultuur_historische_atlas
https://atlas.odmh.nl/html5viewer/index.html?viewer=Atlas.Atlas&layerTheme=Archeologie
Gebiedsspecifieke inpassingsvoorwaarden
De Gebiedsspecifieke inpassingsvoorwaarden zijn leidend voor het inrichtingsvoorstel van een zon-op-land initiatief voor deze locatie. De inpassingsvoorwaarden zijn gebaseerd op de landschappelijke kenmerken en waarden zoals beschreven in het eerste deel van deze gebiedsomschrijving.
Bijzondere voorwaarden
De gemeenteraad van Bodegraven-Reeuwijk hee> in 2021 besloten tot het uitbreiden van het bedrijventerrein Rijnhoek met Rijnhoek II. Dit gebied van 13 hectare valt binnen het zuidelijkste deel van het zoekgebied, waarvoor een stedenbouwkundige visie wordt gemaakt waarin zon-op-land mogelijkheden worden meegenomen.
Configuratie
Vanwege de ruimtelijke kwaliteit van de oeverwal en de beleving van verschil tussen oeverwal en veenweidegebied worden de PV- opstelling op ruime afstand van het lint en bebouwing aan de Dammekant geplaatst. Minimaal 100 meter vanaf de Dammekant.
De bestaande verkaveling wordt als leidraad genomen voor oriëntatie en uitlijnen PV-opstellingen. Zuidoriëntatie is gezien de situatie van het slagenpatroon op deze locatie het meest logisch.
Boerderijen en erven die op afstand liggen mogen niet aan alle kanten met PV-opstellingen omringd zijn.
De twee doorzichten worden vrijgehouden.
Oriëntatie van de zonnepanelen volgt de verkaveling exact en lange smalle lijnen van PV-opstellingen met veel ruimte rondom is een vereiste. Zo wordt de lengte richting van bestaande slagen, de op afstand liggende erven en de aanwezige beplantingslijnen in het gebied verder versterkt.
Extensieve PV-opstellingen met een maximale dekkingsgraad en dichtste pakking van maximaal 50% van het gebruikte oppervlakte land van een perceel, om te voorkomen dat de veenbodem uitdroogt en tegelijkertijd vegetatiegroei behouden blijft.
Minimaliseer hoogte PV-opstelling ten behoeve van de openheid van het landschap en zichtlijnen. Omdat de Dammekant toch al hoger ligt, wordt een hoogte tot max. 2 meter toegestaan vanaf het maaiveld waar de PV-opstelling geplaatst wordt, zonder dat er zichtbelemmering op het verdere landschapsbeeld optreedt.
Begrenzing, afscherming en landschapskwaliteit
Afstand tot het spoor is altijd gelijk voor alle PV-opstelling lijnen die tot aan het eind van het perceel nabij de spoorlijn worden geplaatst.
Voorkom hekwerk en afrastering en los de (on)toegankelijkheid op met sloten.
Aan de noordzijde van een PV-opstelling kan een beplantingslijn worden toegevoegd.
Opgaande beplanting binnen een straal van 300 meter van het aangrenzende weidevogelgebied is ongewenst in verband met mogelijke predatoren.
Alle bestaande watergangen respecteren (geen dempingen) en zoals in huidige situatie opnemen in het inrichtingsplan. De zonnepanelen worden op minimaal 2 meter van de insteek van de watergang geplaatst.
Archeologisch onderzoek is vereist.
Techniek en installatie
Transformatorhuisjes hebben een rustige en ingetogen vormgeving en worden ruimtelijk logisch geïntegreerd in het veld. Plaatsing gebeurt in de lijn van de PV-opstelling binnen het veld met een maximale hoogte van 150 cm boven het huidige maaiveld en bij voorkeur aan de lintzijde (Dammekant).
De kleur van de zonnepanelen inclusief omlijsting is donker van kleur en mat. Diversiteit in panelen en opstelling mag per perceel verschillen.
Minimaliseer verharding: onderhoudswegen maken zoveel mogelijk gebruik van bestaande erftoegangswegen en er worden geen nieuwe parkeerplaatsen aangelegd.
Planproces en communicatie
Uitwerking altijd in samenspraak met gemeente en directe omgeving.
Vanwege de directe grens met gemeente Alphen a/d Rijn ook overleg op intergemeentelijk niveau.
Zorg voor publieksvriendelijke en uitnodigende informatie over de toevoeging van PV-opstellingen zodat vanaf de Dammekant de veranderingen in het landschap geduid worden.
Beheer
In het beheerplan wordt ook de monitoring en wijze van eventueel herstel van aangetaste landschaps-, natuur- en bio- diversiteitswaarden beschreven.
Meekoppelkansen
Op het grondgebied voor de uitbreiding van bedrijventerrein de Rijnhoek kan tijdelijke zon-op-land worden geplaatst. Afstemming met de gemeente Bodegraven-Reeuwijk is hierover noodzakelijk.
De natuurwaarden en bodemkwaliteit zouden kunnen worden verbeterd door bijvoorbeeld natuurvriendelijke oevers aan te leggen in samenspraak met het waterschap.
De zone ten noorden van het bedrijventerrein op een natuurvriendelijke manier inrichten. Dit kan onderdeel worden van de ecologische verbindingszone op grotere schaal tussen de Nieuwkoopse plassen en de natuurzone N11 en veenweidgebied.
Eventuele waterbergingsopgaven kunnen gebruikt worden om de landschappelijke structuur te versterken, bijvoorbeeld door watergangen te verbreden of het waterpeil te verhogen in samenspraak met het waterschap.
Uitbreiden van in slagenrichting liggende beplantingslijnen in samenspraak met de grondeigenaren en omwonenden.
Aanvullende bronnen:
LED Methode Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE): https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/energie-en-landschap/energiemaatregelen-inpassen-met-oog-voor-het-landschap
De gedragscode Zon-op-Land van de solar sector: https://www.hollandsolar.nl/uploads/files/gedragscode-zon-op-land.pdf
Polder Westeinde Waarder Noord
Kansenkaartscore
Gebiedsbeschrijving Polder Westeinde Waarder Noord
Landschapskenmerken
Algemene landschappelijke kenmerken op hoofdlijn
Het landschap van het zoekgebied Polder Westeinde Waarder Noord behoort tot het kenmerkende veenweidelandschap van het Groene Hart en is onderdeel van het enige ‘venster’ waar vanaf de rijksweg in 360 graden het veenweidelandschap van zowel het noordelijk als het zuidelijk deel van het Groene Hart kan worden beleefd. Het veenweidegebied wordt gekenmerkt door de slagenverkaveling met lange en smalle kavels en relatief brede sloten met hoge waterstanden. Het gebied heeft een zeer open karakter, ondanks dat een deel van de uitlopers van de oeverwal invloed op de bodem van het zoekgebied heeft.
De locatie wordt ruimtelijk begrensd door de Molendijkerdwarsweg (ten noorden), de rotonde met afslagen naar de afrit en parallelweg (ten oosten), de A12 (ten zuiden) en de Dubbele Wiericke (ten westen). De Molendijkerdwarsweg loopt in het westelijk deel parallel aan de oprit van de A12, maar buigt daarna naar het Noorden en vormt vanaf daar de grens van het zoekgebied. Tot aan het boerenerf bij de Dubbele Wiericke is de weg voor alle verkeer begaanbaar, daarna is het een fietspad dat verbonden is met de Boerderijweg aan de Bodegraafse kant van het Venster.
Landschappelijke kenmerken en waarden
De hieronder beschreven landschapskenmerken en waarden zijn gebaseerd op de methode ‘landschap en duurzame energie’ van het rijk, het provinciale gebiedsprofiel en de cultuurhistorische waardenkaart. Deze beschrijvingen zijn toegespitst op het zoekgebied en vormen de toelichting op de context waarin zon-op- land al dan niet wordt gerealiseerd. Deze kenmerken en waarden zijn de basis en als zodanig vertaald in de ‘Gebiedsspecifieke inpassingsvoorwaarden’ in het tweede deel van deze gebiedsbeschrijving.
Locatie kaart
Het zoekgebied is onderdeel van het veenweidelandschap in het Groene Hart en een uitgebreide beschrijving van de kenmerken zijn onderdeel van het Provinciaal Gebiedsprofiel Gouwe Wiericke. En het ligt in het veenweidegebied met rivierinvloed van de Oude Rijn. De oeverwallen gaan hier geleidelijk over in het aangrenzende veengebied. Door de aanwezige klei in de ondergrond is het veen hier minder klinkgevoelig en is daarom in de loop van de tijd steeds hoger komen te liggen ten opzichte van de omgeving. Echter, dit gebied heeft meer het karakter van open veenweide dan dat van een ‘verdichte oeverwal’. Daarmee is het ook onderdeel van het open landschap van het Groene Hart Venster Bodegraven-Woerden.
Ten westen van het gebied ligt de dubbele Wiericke, die door de geschiedenis heen een belangrijke rol heeft gespeeld. De ambities uit het Provinciale Gebiedsprofiel Gouwe Wiericke aangaande dit onderwerp zijn:
Ten noorden van de Molendijkerdwarsweg ligt een hoofdwatergang die tocht wordt genoemd. Deze heeft een recht tracé en is breder dan de overige watergangen.
In het zoekgebied bevindt zich de smalle Molendijkerdwarsweg, op een lage kade met aan weerszijde water. Langs deze weg is één boerderij gevestigd aangrenzend aan het zoekgebied. De weg is ook onderdeel van het fiets- en wandelknooppuntennetwerk van Zuid-Holland. Daarnaast is de Dubbele Wiericke onderdeel van een kanoroute. De ambities uit het Provinciale Gebiedsprofiel Gouwe Wiericke aangaande dit onderwerp zijn:
De A12 doorsnijdt het veenweidelandschap als autonome lijn. Door de verhoging is er een prachtig en wijds panorama over de aangrenzende veenweidepolders. Het projectgebied grenst direct aan de Enkele en Dubbele Wiericke, een restant van de Oude Hollandse Waterlinie. Ten zuidwesten van het gebied ligt een afrit van de A12. Ten noorden van het zoekgebied ligt het spoor als autonome lijn in het landschap. Vanuit de positie van de trein kunnen passagiers de weidsheid van het veenweidelandschap ervaren. Het zoekgebied op ca. 700m afstand van het spoor, maar net als maïsvelden in het seizoen zou zon-op-veld zichtbaar kunnen zijn vanuit de trein. De ambities uit het Provinciale Gebiedsprofiel Gouwe Wiericke aangaande dit onderwerp zijn:
Bijzondere ruimtelijke waarden
Het Venster Bodegraven-Woerden is het kleinste deelgebied van het Groene Hart, maar vervult een belangrijke schakelfunctie. Het venster is het laatste open stuk in de meer verdichte en verstedelijkte Oude Rijnzone. (bron: Stichting Groene Hart)
Het open veenweide landschap strekt zich uit aan twee zijden van de A12 vanaf de groene grens met bedrijventerrein Broekvelden in Bodegraven tot aan de bebouwingsgrens van Molenvliet in Woerden.
Natuur en ecologische waarden
De algemene natuur en ecologische waarden van veenweidegebieden staan goed beschreven in het gebiedsprofiel Gouwe Wiericke. Extra aandacht voor natuurvriendelijke oevers en waterbeheer door peilhoogtebeheer zijn alom onderdeel van het gehele veenweidegebied.
Grote delen van de veenweide zijn benoemd als belangrijk weidevogelgebied. Dat geldt ook voor het deel ten noorden van het zoekgebied.
Recreatieve waarden
De Dubbele Wiericke en de Molendijkerdwarsweg zijn beide belangrijke recreatieve routes voor wandelaars, fietsers en kano’s. Het weidse veenlandschap en weidevogels dragen hier met grote mate aan bij.
Fietsers hebben bij het passeren van de Dubbele Wiericke een fenomenaal uitzicht vanaf de brug over de hooggelegen wetering. Het maakt het hier mogelijk om 360 graden veenweidegebied om je heen te beleven.
De veenontginning met lange smalle percelen in een ritme met de sloten aan weerszijde van de kavel zijn het sterkste kenmerk van de locatie en de wijdere omgeving en regio. Dit zeer herkenbare ritme van sloten en overwegend grasland heeft een zeer hoge leesbaarheid van de landschapsstructuur en ruimtelijke kwaliteiten.
Direct ten westen van de locatie van het zoekgebied ligt het inundatiegebied van de Oude Hollandse Waterlinie met de Dubbele Wiericke als begrenzing van het vroeger strategisch in te zetten inundatiegebied. Dit landschappelijke kenmerk hangt sterk samen met het Fort Wierickerschans op het raakpunt van Enkele Wiericke en Oude Rijn. In het Provinciale Gebiedsprofiel Gouwe Wiericke wordt de hoge waardering voor dit cultuurhistorisch landschapselement ook toegelicht: De Oude Hollandse Waterlinie is de eerste belangrijke verdedigingslinie van Nederland geweest. Zij is na de inval van de Franse troepen in 1672 geperfectioneerd. Met de ontwikkeling van de Nieuwe Hollandse Waterlinie in de 19e eeuw, die meer naar het oosten ligt, verloor de oude linie zijn functie. Het gevolg daarvan was dat vrijwel alle onderdelen in de loop der jaren verdwenen of minder zichtbaar zijn geworden. Het traject tussen Oude Rijn en Hollandsche IJssel is een van de weinige plekken waar de Oude Hollandse Waterlinie als structuur nog te herkennen is. Als onderdelen van de Oude Hollandse Waterlinie zijn bewaard gebleven: Fort Wierickerschans en de Enkele en Dubbele Wiericke. Beide begrenzen Polder Lange Weide, deze polder kon als inundatiegebied onder water gezet worden.
De cultuurhistorische waarden van het landschap als geheel rond dit zoekgebied is hoog omdat het direct aanliggende landschap met het inundatiegebied van de Oude Hollandse Waterline en de hoger gelegen Dubbele Wiericke noemenswaardig uniciteit vertegenwoordigd en de gaafheid van het veenweidelandschap als geheel van dit aspect van hoge waarde is. Het zoekgebied zelf scoort geen hoge waarde.
Archeologische kenmerken en waarden
De twee aangrenzende strengen van het type stroomgordel of geulafzettingen hebben een redelijk hoog tot hoge archeologische verwachting.
Het zoekgebied zelf heeft overwegend een lage archeologische verwachtingen omdat het in het Veen ligt. Er geldt een onderzoeksplicht voor plangebieden gelijk aan of groter dan 25.000 m² en ingrepen dieper dan 0,40 m beneden maaiveld. In de noordoosthoek van het gebied is een terrein met een zeer hoge archeologische verwachting (terreinen van provinciaal belang). Hiervoor geldt een onderzoeksplicht voor plangebieden gelijk aan of groter dan 50 m² en ingrepen dieper dan 0,35 m beneden maaiveld. Ook heeft een deel van het gebied een hoge/middelhoge archeologische verwachting. Hiervoor geldt een onderzoeksplicht voor plangebieden gelijk aan of groter dan 500 m² en ingrepen dieper dan 0,40 m beneden maaiveld.
https://atlas.odmh.nl/html5viewer/index.html?viewer=Atlas.Atlas&layerTheme=Archeologie
Gebiedsspecifieke inpassingsvoorwaarden
De Gebiedsspecifieke inpassingsvoorwaarden zijn leidend voor het inrichtingsvoorstel van een zon-op-land initiatief voor deze locatie. De inpassingsvoorwaarden zijn gebaseerd op de landschappelijke kenmerken en waarden zoals beschreven in het eerste deel van deze gebiedsomschrijving.
Configuratie
Ontwikkelingen worden geïntegreerd ontworpen en sluiten zo veel mogelijk aan bij de ruimtelijke kwaliteit van het veenweidelandschap, waarbij de bestaande poldereenheden met hun begrenzingen leidend zijn.
Oriëntatie van de zonnepanelen volgt volledig en exact het slagenlandschap. Het meest logisch is dat een oost-west opstelling bij benadering wordt gevolgd, zodat continue lijnen van PV-opstellingen kunnen worden gemaakt op de smalle percelen.
Verspringingen van PV-opstellingslijnen zijn ongewenst.
Extensieve PV-opstellingen met een maximale dekkingsgraad en dichtste pakking van maximaal 50% van het gebruikte oppervlakte land van een perceel, om te voorkomen dat de veenbodem uitdroogt en tegelijkertijd vegetatiegroei behouden blijft.
Minimaliseer hoogte PV-opstelling (max. 100 cm - hoogste punt - boven het huidige maaiveld van het perceel) ten behoeve van de openheid van het landschap en zichtlijnen vanaf Molendijker- dwarsweg over de opstelling en zicht op openheid.
Begrenzing, afscherming en landschapskwaliteit
Voorkom hekwerk en afrastering, los de (on)toegankelijkheid op met sloten.
De kleur van de zonnepanelen inclusief omlijsting is donker en mat. Daarnaast wordt er één type paneel toegepast in het gehele project.
Minimaliseer verharding: onderhoudswegen, geen nieuwe parkeerplaatsen buiten het plangebied.
Opgaande beplanting binnen een straal van 300 meter van het aangrenzende weidevogelgebied is ongewenst in verband met mogelijke predatoren.
Alle bestaande watergangen respecteren (geen dempingen) en - zoals in huidige situatie opnemen in het inrichtingsplan. De zonnepanelen worden op minimaal 2 meter van de insteek van de watergang geplaatst voor een continue groene oever en talud.
Techniek en installatie
Transformatorhuisjes hebben een rustige en ingetogen vormgeving en worden ruimtelijk logisch geïntegreerd aan het eind van een veld. Plaatsing zo dicht mogelijk bij de Molendijkerdwarsweg met een maximale hoogte van 150 cm boven het huidige maaiveld.
De kleur van de zonnepanelen inclusief omlijsting is donker van kleur en mat. Voor het gehele zoekgebied geldt dat één soort in panelen en opstelling wordt gebruikt.
Minimaliseer verharding: onderhoudswegen maken zoveel mogelijk gebruik van bestaande erftoegangswegen en er worden geen nieuwe parkeerplaatsen aangelegd.
Planproces en communicatie
Uitwerking altijd in samenspraak met gemeente en directe omgeving.
Het inrichtingsontwerp op participatieve wijze tot stand brengen, met speciale aandacht voor de afstemming met het boerenerf aan de noordzijde.
Zorg voor publieksvriendelijke en uitnodigende informatie over de toevoeging van PV-opstellingen zodat vanaf de Molendijker- dwarsweg de veranderingen in het landschap geduid worden.
Beheer
In het beheerplan wordt ook de monitoring en wijze van eventueel herstel van aangetaste landschaps-, natuur- en bio- diversiteitswaarden beschreven.
Meekoppelkansen
Recreatief gebruik van de Molendijkerdwarsweg vergroten door verblijfsplek toe te voegen en toegankelijkheid van het landschap te vergroten door recreatieve routes via groenzones door te trekken naar het landschap.
De natuurwaarden en bodemkwaliteit zouden kunnen worden verbeterd door bijvoorbeeld natuurvriendelijke oevers aan te leggen in samenspraak met het waterschap.
Ontwikkeling van een aanleg- en beheerplan van inheemse, kruidenrijke vegetaties (zo laat en weinig mogelijk gemaaid)
Eventuele waterbergingsopgaven kunnen gebruikt worden om de landschappelijke structuur te versterken, bijvoorbeeld door watergangen te verbreden of het waterpeil te verhogen in samenspraak met het waterschap.
Aanvullende bronnen:
- ●
LED Methode Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE): https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/energie-en- landschap/energiemaatregelen-inpassen-met-oog-voor-het-landschap
- ●
De gedragscode Zon-op-Land van de solar sector: https://www.hollandsolar.nl/uploads/files/gedragscode-zon-op-land.pdf
Zoutman-West
Kansenkaartscore
Gebiedsbeschrijving Zoutman-West
Landschapskenmerken
Algemene landschappelijke kenmerken op hoofdlijn
Het zoekgebied heeft zijn grondslag als veenweidegebied, en dat is het feitelijk nog steeds. Echter heeft Zoutman-West een totaal getransformeerde context met weginfrastructuur, woningbouw, bedrijventerrein en volkstuinen. Het open karakter van het gebied is verloren gegaan. De gemeente is voornemens om zo snel mogelijk het gebied van Zoutman-West als bedrijventerrein in te richten, aansluitend op het bestaande bedrijventerrein Zoutman. Zon-op-land mag deze ontwikkeling niet in de weg zitten.
Het zoekgebied Zoutman-West wordt begrensd door de Reeuwijkse Randweg, parallel aan de A12 in het westen en in het zuiden parallel aan de Omloopwetering en -kade. In het oosten wordt het gebied begrensd door volkstuinencomplex Bouwlust, en in het noordoostelijk deel ook door het bedrijventerrein Zoutman.
Dit bedrijventerrein strekt zich ook uit achter het volkstuinencomplex op zo’n 70 meter van de grens van het zoekgebied. Aan de noordzijde wordt het zoekgebied begrensd door de achterkanten van de woonkavels aan het lint van de Nieuwdorperweg.
Landschappelijke kenmerken en waarden
De hieronder beschreven landschapskenmerken en waarden zijn gebaseerd op de methode ‘landschap en duurzame energie’ van het rijk, het provinciale gebiedsprofiel en de cultuurhistorische waardenkaart. Deze beschrijvingen zijn toegespitst op het zoekgebied en vormen de toelichting op de context waarin zon-op-land al dan niet wordt gerealiseerd. Deze kenmerken en waarden zijn de basis en als zodanig vertaald in de ‘Gebiedsspecifieke inpassingsvoorwaarden’ in het tweede deel van deze gebiedsbeschrijving.
Het zoekgebied behoort nog nét tot het veenweidegebied, maar ten opzichte van het open veenweidelandschap aan de andere kant van de A12 heeft de Zoutman-West nu vooral een besloten karakter, met bebouwing, beplanting en infrastructuur. Voor het zoekgebied geldt dat het omringd wordt met infrastructuur en het terrein zelf gezien kan worden als een restant van het veenweidelandschap.
De A12 is dominant aanwezig door een verhoogde ligging op het grondlichaam en de hoge geluidschermen langs het noordelijk deel van het zoekgebied. Vanaf de A12 is er over een lengte van nog geen 400 meter een onderbreking van de geluidschermen waardoor de automobilist even zicht hee- op het gebied. Een rij nog relatief kleine bomen in het talud langs de rijksweg ontnemen echter een vrij zicht. De Reeuwijkse Randweg, die aan de voet van het A12-talud loopt, begrenst het zoekgebied aan twee zijden en vervormt het oorspronkelijke polderpatroon door meebuigende watergangen en hekwerk. De infrastructurele context is zeer bepalend voor deze locatie en ondanks ambities uit het Provinciale Gebiedsprofiel Gouwe Wiericke aangaande dit onderwerp van een grotere orde:
Ook al zijn de randen langs de infrastructuur van het gebied Zoutman-West aangetast en hebben het slotenpatroon beïnvloed, in het gebied zelf zijn de kenmerkende smalle slagen en watergangen nog steeds aanwezig. Het patroon van veenweide grasland op smalle percelen met brede sloten is hier nog steeds beeldbepalend voor het zoekgebied zelf. De ambities uit het Provinciale Gebiedsprofiel Gouwe Wiericke aangaande dit onderwerp zijn:
De achterkanten van de kavels aan het lint van de Nieuwdorperweg volgen nog wel de slagen van de polder, ook al is de invulling en dichtheid van bebouwing weinig verbonden met het landschap. Vanuit de omgeving vormt de achterzijde van het lint eerder een dorpsrand dan het beeld van een lint. Dit is in de Provinciale Gebiedsprofiel Gouwe Wiericke ook zo benoemd: De dorpen zoals Reeuwijk-Brug zijn ontstaan als linten langs ontginningsassen, waarbij de dorpen verder zijn uitgebreid. Reeuwijk-Brug is sterk bepaald door de ligging op het snijpunt van ontginningsas en Breevaart. De oorspronkelijke linten zijn nog goed als doorgaande lijnen herkenbaar en verbinden dorp en landschap. Ambities voor het dorp zijn:
De werkgebieden concentreren zich in de regio vooral langs de A12 en N11 aan de rand van Bodegraven en bij Gouda en Reeuwijk langs de A12. Vanuit het open landschap manifesteert zich het gebied met een harde rand en heeft een stedelijk karakter. De Zoutman heeft deze eigenschappen nu eigenlijk niet, maar met de voorgenomen toekomstige uitbreiding kunnen de ambities als gesteld in de Provinciale Gebiedsprofiel Gouwe Wiericke wel bereikt worden:
Natuur en ecologische waarden
In het plangebied zijn geen netwerken van natuurnetwerk of natura 2000 waarden aanwezig. De ingeklemde positie tussen bebouwing en infrastructuur belemmerd dat ook grotendeels. Belangrijk weidevogelgebied ligt aan de andere zijde van de A12 in Polder Reeuwijk. Gezien de infrastructuurbundel hee- dat geen invloed op de Zoutman-West. Het huidige poldersloten systeem hee- wel natuurwaarden als het gaat om de leefgebied Water vanuit het Provinciale natuurbeheerplan. Waterkwaliteit, waterberging en biodiversiteit met natuurvriendelijke oevers zijn belangrijke ambities.
https://atlas.zuid-holland.nl/GeoWeb56/index.html?viewer=Natuurbeheerplan
Recreatieve waarden
Er zijn geen noemenswaardige recreatieve activiteiten of waarden in of om het zoekgebied, anders dan het oostelijk gelegen volkstuinencomplex Bouwlust. Bij inrichting van de aanpalende kavels dient er rekening gehouden te worden met dit hobbymatig gebruik van de gronden.
Cultuurhistorische waarden
Aangaande de cultuurhistorische waarden in het zoekgebied is de typologie van Veenontginning maatgevend. De omschrijving van de landschapselementen in het gebied uit de CHW Provincie Zuid- Holland luiden als volgt:
Archeologische kenmerken en waarden
Het gehele zoekgebied wordt gekenmerkt door het type afzetting Veen. De waarde voor 0-3m onder het maaiveld met het type zeeafzettingen onder restveen hee- een lage tot zeer lage waardering vanwege de uiterst lage trefkans op archeologische sporen die met bewonings- of landgebruiksmogelijkheden samenhangen.
Wanneer de diepere lagen in het gebied worden meegewogen heeft het een middelhoge archeologische verwachting. Hiervoor geldt een onderzoeksplicht voor plangebieden gelijk aan of groter dan 10.000 m² en ingrepen dieper dan 2 m beneden maaiveld
https://pzh.b3p.nl/viewer/app/Cultuur_historische_atlas
https://atlas.odmh.nl/html5viewer/index.html?viewer=Atlas.Atlas&layerTheme=Archeologie
Gebiedsspecifieke inpassingsvoorwaarden
De Gebiedsspecifieke inpassingsvoorwaarden zijn leidend voor het inrichtingsvoorstel van een zon-op-land initiatief voor deze locatie. De inpassingsvoorwaarden zijn gebaseerd op de landschappelijke kenmerken en waarden zoals beschreven in het eerste deel van deze gebiedsomschrijving.
Bijzondere voorwaarden
Belangrijk sturend principe voor de ontwikkeling van de Zoutman- West locatie voor zon-op-land is het voornemen van de gemeente om zo snel mogelijk het gebied als bedrijventerrein in te richten, aansluitend op het bestaande bedrijventerrein Zoutman. Zon-op- land mag deze ontwikkeling niet in de weg zitten. Mogelijke termijn en ruimtelijke, duurzaamheids en zakelijk plan voor gebruik voor zon-op-land dient met de gemeente afgestemd te worden. Overige specifieke inpassingsvoorwaarden hieronder zijn op de huidige situatie gebaseerd.
Configuratie
De bestaande verkaveling wordt als leidraad genomen voor oriëntatie en uitlijnen PV-opstellingen. En bij benadering oost- westoriëntatie is gezien de situatie van het slagenpatroon op deze locatie het meest logisch.
Er wordt afstand van minimaal 50 meter vanuit de woonkavels aan het lint gehouden.
Oriëntatie van de zonnepanelen volgt de verkaveling exact en lange smalle lijnen van PV-opstellingen met veel ruimte rondom is een vereiste. Zo wordt de lengte richting van bestaande slagen, de op afstand liggende erven en de aanwezige beplantingslijnen in het gebied verder versterkt.
Extensieve PV-opstellingen met een maximale dekkingsgraad en dichtste pakking van maximaal 50% van het gebruikte oppervlakte land van een perceel, om te voorkomen dat de veenbodem uitdroogt tegelijkertijd vegetatiegroei behouden blij-.
Minimaliseer hoogte PV-opstelling ten behoeve van de openheid van het landschap en zichtlijnen. Een hoogte tot max. 1,50 meter wordt toegestaan vanaf het maaiveld waar de PV-opstelling geplaatst wordt, zodat zicht over het oppervlak nog mogelijk is vanaf de omliggende gebieden, en met name vanaf de Reeuwijkse Randweg.
Begrenzing, afscherming en landschapskwaliteit
Voorkom hekwerk en afrastering en los de (on)toegankelijkheid op met sloten of beplanting.
In het perceel grenzend aan de volkstuinen een beplantingslijn aanleggen in samenspraak met de grondeigenaren en volkstuingebruikers.
Alle bestaande watergangen respecteren (geen dempingen) en zoals in huidige situatie opnemen in het inrichtingsplan. De zonnepanelen worden op minimaal 2 meter van de insteek van de watergang geplaatst voor een continue groene oever en talud.
Archeologisch onderzoek is vereist voor ingrepen dieper dan 2 meter onder maaiveld.
Techniek en installatie
Transformatorhuisjes hebben een rustige en ingetogen vormgeving en worden ruimtelijk logisch geïntegreerd in het veld. Plaatsing gebeurt in de lijn van de PV-opstelling binnen het veld met een maximale hoogte van 150 cm boven het huidige maaiveld.
De zonnepanelen inclusief omlijsting zijn donker van kleur en mat. Voor het gehele gebied wordt één type gebruikt.
Minimaliseer verharding: onderhoudswegen maken zoveel mogelijk gebruik van aansluiting op de weginfrastructuur van de Zoutman en er worden geen nieuwe parkeerplaatsen aangelegd.
Planproces en communicatie
Uitwerking altijd in samenspraak met gemeente en directe omgeving.
Zorg voor publieksvriendelijke en uitnodigende informatie over de toevoeging van PV-opstellingen.
Beheer
In het beheerplan wordt ook de monitoring en wijze van eventueel herstel van aangetaste landschaps-, natuur- en bio- diversiteitswaarden beschreven.
Meekoppelkansen
De natuurwaarden en bodemkwaliteit zouden kunnen worden verbeterd door bijvoorbeeld natuurvriendelijke oevers aan te leggen in samenspraak met het waterschap.
De 50 meter zone tussen de achterkanten van de kavels aan het lint en de PV-opstellingen op een natuurvriendelijke manier inrichten.
Eventuele waterbergingsopgaven kunnen gebruikt worden om de landschappelijke structuur te versterken, bijvoorbeeld door watergangen te verbreden of het waterpeil te verhogen in samenspraak met het waterschap.
Aanvullende bronnen:
- ●
LED Methode Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE): https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/energie-en- landschap/energiemaatregelen-inpassen-met-oog-voor-het-landschap
- ●
De gedragscode Zon-op-Land van de solar sector: https://www.hollandsolar.nl/uploads/files/gedragscode-zon-op-land.pdf
Bijlage I Informatie-objecten
Lijst met geo-informatieobjecten
- A12/Boerderijweg/Enkele Wiericke
-
/join/id/regdata/gm1901/2025/locatie_d7ff776f00914fd693a39830abca9991/nld@2025‑01‑10;1
- Binnenpolder Oost
-
/join/id/regdata/gm1901/2025/locatie_54cff2fd5d6b4c4d9f1321de2fa766a0/nld@2025‑01‑10;1
- Driekhoek N11/N549/Nespad
-
/join/id/regdata/gm1901/2025/locatie_b99ffe22505242d29918eb3ef27d9ebe/nld@2025‑01‑10;1
- Polder Westeinde Waarder Noord
-
/join/id/regdata/gm1901/2025/locatie_ec752e9879fc414490cfec191089bbb3/nld@2025‑01‑10;1
- Zoekgebieden
-
/join/id/regdata/gm1901/2025/locatiegroep_4fb56ea877034be78fc231c3030ef1c5/nld@2025‑01‑10;1
- Zoutman-West
-
/join/id/regdata/gm1901/2025/locatie_2c72ed0b0fe3488f8ca603adaa13d368/nld@2025‑01‑10;1
- [1]
Een uitzondering hierop is het bestemmingsplan Verzamelplan Zuidplas 2023 waarin collectieve energievoorzieningen op agrarisch bestemde gronden voor glastuinbouw zijn toegestaan en daarmee projecten voor zon op veld. In het ontwerpbestemmingsplan Middengebied Zuidplaspolder 1 wordt het realiseren van een zonneveld specifiek toegestaan. Gelet op de gezamenlijke regionale opzet van de RES 1.0 en het voorliggende Programma Zon op Veld is het nodig om de voorgestelde bestemming gewijzigd vast te stellen, zodanig datgeen project zon op veld direct mogelijk is, ook niet via een vergunningplicht is zoals voorgesteld. Zie hiervoor paragraaf 2.1 . Terug naar link van noot.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl