Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders De Fryske Marren 2024

1. Het college motiveert in een scholingsplan aan welke scholingsactiviteiten in het volgende kalenderjaar wordt deelgenomen. De gemeentesecretaris beslist of de desbetreffende scholingsactiviteiten redelijk en binnen de geldende afspraken zijn.

2. Het opleidingsbudget van het college is bestemd voor:

• a.

  functiegerichte scholing (niet-partijpolitiek georiënteerd), zoals bedoeld in artikel 3.3.3 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, waaronder opleidingen, cursussen, congressen, seminars en symposia.

• b.

  activiteiten in het kader van loopbaanoriëntatie, zoals bedoeld in artikel 3.2.11 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

3. De hoogte van het opleidingsbudget is gebaseerd op een vast bedrag per collegelid. Dit bedrag is in lijn met het bedrag dat gemeente De Fryske Marren per medewerker beschikbaar stelt voor opleidingen. Indien er extra budget nodig is voor scholingsactiviteiten, moet dit worden gemotiveerd in het scholingsplan.

4. Het collegelid dat, buiten het vastgestelde scholingsplan, wil deelnemen aan scholing dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de gemeentesecretaris. Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De gemeentesecretaris beslist op de aanvraag op basis van de overlegde stukken.

1. De burgemeester of de wethouder tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

2. De burgemeester of de wethouder levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie-en communicatievoorzieningen in bij de gemeente.

1. Er is een gemeentelijke creditcard in bezit en beheer van de gemeentesecretaris voor het doen van uitgaven die voor vergoeding of tegemoetkoming ten laste van de gemeente in aanmerking komen.

2. De vergoeding van reis- en verblijfkosten in het buitenland kan plaatsvinden door gebruikmaking van de gemeentelijke creditcard.

3. Verantwoording van de betaling met de creditcard vindt plaats door gebruikmaking van een door het college vastgesteld formulier. Het formulier wordt binnen één maand na afloop van de kalendermaand van inhouding door de creditcardmaatschappij ter goedkeuring ingediend bij de gemeentesecretaris.

4. Niet tijdige inlevering van het formulier heeft, tenzij er sprake is overmacht, tot gevolg dat de gemaakte kosten voor rekening van de wethouder komen.

5. Bij beëindiging van het ambt van wethouder wordt de creditcard onverwijld ingeleverd, wanneer deze op dat moment in gebruik is bij de wethouder.

6. Verlies of diefstal van de creditcard wordt onverwijld gemeld bij de betreffende creditcardmaatschappij en de gemeente. Het eigen risico bij verlies en diefstal komt voor rekening van de gemeente, mits is voldaan aan de daarvoor geldende regels.

1. Op grond van de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers ontvangen de burgemeester en wethouders een maandelijkse onkostenvergoeding voor kosten die niet zuiver functioneel zijn, maar ook niet zuiver privé.

2. De vaste onkostenvergoeding is in ieder geval bedoeld voor de volgende kosten (opsomming is niet limitatief):

• a.

  representatiekosten;

• b.

  uitgaven voor vakliteratuur, kranten en tijdschriften die op het privéadres worden ontvangen;

• c.

  excursies;

• d.

  bureaukosten;

• e.

  contributies en lidmaatschappen, zoals contributies van verenigingen en regionale beroepsverbanden (met uitzondering van landelijke beroepsverenigingen met een professionaliseringsdoelstelling; die vallen onder de bestuurskosten);

• f.

  activiteiten van partijgenootschappelijke aard;

• g.

  ontvangst van zakelijke relaties thuis;

• h.

  zakelijke giften (bijv. donaties);

• i.

  persoonlijke attenties en cadeaus voor naaste collega’s of externen;

• j.

  uitgaven voor persoonlijke verzorging;

• k.

  kleding (huur/aanschaf/reiniging);

• l.

  individuele consumpties buiten de werkplek;

• m.

  individuele lunches en maaltijden op de werkplek of kantine;

• n.

  fooien in Nederland.

3. De kosten zoals bedoeld in lid 1 en lid 2 van dit artikel kunnen – ook bij hogere uitgaven – niet gedeclareerd worden.

1. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

2. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.