Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Twenterand 2025

Geldend van 15-01-2025 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Twenterand 2025

Burgemeester en wethouders van Twenterand;

Wettelijke basis:

Bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (titel 4.3), de Participatiewet (artikel 36) en de Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Twenterand 2025

Besluiten:

Vast te stellen de Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Twenterand 2025.

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen in deze beleidsregels hebben dezelfde betekenis als in de Verordening individuele inkomenstoeslag Twenterand 2025.

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

    • b.

      WSF 2000: Wet Studiefinanciering 2000.

Artikel 2. Geen uitzicht op inkomensverbetering

Het college is van oordeel dat er geen uitzicht op inkomensverbetering aanwezig is, indien:

  • a.

    belanghebbende volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

  • b.

    belanghebbende een Wajong-uitkering ontvangt;

  • c.

    belanghebbende (gedeeltelijk) ontheven is van de arbeidsverplichting;

  • d.

    belanghebbende op grond van individuele omstandigheden niet in staat wordt geacht het inkomen binnen 12 maanden vanaf de peildatum zodanig te verbeteren dat het inkomen boven de toepasselijke bijstandsnorm uitkomt.

Artikel 3. Uitzicht op inkomensverbetering

Het college is van oordeel dat er uitzicht op inkomensverbetering aanwezig is, indien:

  • a.

    aannemelijk is dat belanghebbende binnen 12 maanden vanaf de peildatum een inkomen kan ontvangen dat hoger ligt dan de voor hem of haar toepasselijke bijstandsnorm;

  • b.

    belanghebbende of diens partner in de 12 maanden voorafgaand aan de peildatum een opleiding volgt of heeft gevolgd als bedoeld in de WTOS of de WSF 2000;

  • c.

    aannemelijk is dat belanghebbende binnen 12 maanden vanaf de peildatum uit ‘s Rijkskas bekostigd onderwijs gaat volgen waarvoor recht bestaat op een bijdrage van de WTOS of WSF 2000;

  • d.

    belanghebbende na een minnelijke schuldregeling of WSNP traject een inkomen ontvangt dat hoger is dan 120% van de bijstandsnorm;

  • e.

    belanghebbende anderszins uitzicht heeft op inkomensverbetering.

Artikel 4. Slotbepalingen, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2025.

  • 2. Op het moment dat deze beleidsregels in werking treden, worden de op 10 februari 2015 vastgestelde Beleidsregels individuele inkomenstoeslag gemeente Twenterand ingetrokken.

  • 3. Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Twenterand 2025.

Ondertekening

Vriezenveen, 18 december 2024

Burgemeester en wethouders,

de secretaris

P.F.G. Rossen

de burgemeester

mr. J.C.F. Broekhuizen

Bijlage

Algemeen

Bij de beoordeling van het criterium ‘geen uitzicht op inkomensverbetering’ wordt er rekening gehouden met de omstandigheden van de persoon. In artikel 36, tweede lid, van de Participatiewet is bepaald dat tot die omstandigheden in ieder geval worden gerekend:

  • 1.

    de krachten en bekwaamheden van de persoon; en

  • 2.

    de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.

Het is aan de consulent om alle aspecten te betrekken bij de beoordeling of er sprake is van ‘geen uitzicht op inkomensverbetering’.

Gelet op die beoordeling worden enkele omstandigheden hieronder nader toegelicht.

1.Individuele omstandigheden (artikel 2 onder d)

Bij individuele omstandigheden kan bijvoorbeeld rekening worden gehouden met:

  • de leeftijd en opleiding van de belanghebbende;

  • de algehele gezondheid van belanghebbende en/of leden van het huishouden;

  • de zorgtaken voor jonge kinderen en/of substantiële mantelzorgtaken;

  • de mogelijkheden tot maatschappelijke participatie.

2.Inkomen uit deeltijdarbeid (artikel 3 onder a)

Als de belanghebbende een inkomen uit deeltijdarbeid ontvangt en daardoor onder de inkomensgrens voor de inkomenstoeslag valt, dan is het van belang om te onderzoeken of de belanghebbende mogelijkheden heeft om meer uren te werken. Bestaat die mogelijkheid wel en is het werken in deeltijd het gevolg van een bewuste keuze, dan is er namelijk wel sprake van uitzicht op inkomensverbetering en bestaat er geen recht op individuele inkomenstoeslag.

Bestaat er geen mogelijkheid om meer uren te werken bijvoorbeeld als gevolg van beperkingen of omdat dit het hoogst haalbare is, dan is er geen uitzicht op inkomensverbetering en bestaat er wel recht op individuele inkomenstoeslag. De individuele inkomenstoeslag heeft in dat geval tevens de functie als stimulans om dit werk te behouden.

3.Studie (artikel 3 onder b en c)

Studenten worden geacht uitzicht te hebben op inkomensverbetering en hebben om die reden geen recht op individuele inkomenstoeslag. Het gaat om de student die in de twaalf maanden voorafgaand aan de peildatum een opleiding volgt of heeft gevolgd als bedoeld in de WTOS of de WSF 2000. De beoordeling van dit criterium is beperkt tot 12 maanden voorafgaand aan de peildatum of dat binnen 12 maanden na de peildatum met een dergelijke studie wordt gestart. Dit betekent overigens niet dat als de afronding van de studie meer dan 12 maanden geleden zou zijn, er geen sprake is van uitzicht op inkomensverbetering. In de situatie dat iemand bijvoorbeeld twee jaar geleden zijn HBO studie heeft afgerond, kan er nog steeds sprake zijn van uitzicht op inkomensverbetering alleen wordt de afwijzingsgrond dan niet gebaseerd op artikel 3 onder b maar op artikel 3 onder e.

Deze uitsluitingsgrond is overigens alleen van toepassing op de belanghebbende (de aanvrager) zelf en geldt niet ten aanzien van het inwonende kind tot 21 jaar.

Voor de student met een arbeidsbeperking kan recht op studietoeslag bestaan.

4.Schulden (artikel 3 onder d)

Het hebben van schulden heeft geen invloed op het recht op individuele inkomenstoeslag. Dit betekent dat als het inkomen zonder aftrek van de aflossing op schulden minder is dan 120% van de bijstandsnorm er wel recht op individuele inkomenstoeslag kan bestaan. Deze situatie wordt dan niet uitgelegd als ‘uitzicht op inkomensverbetering’. Is het eigenlijke inkomen hoger dan 120% van de bijstandsnorm, maar is het feitelijk te besteden inkomen tijdelijk (vanwege de aflossing) minder, dan bestaat er geen recht op individuele inkomenstoeslag omdat in die situatie wel wordt aangenomen dat er sprake is van “uitzicht op inkomensverbetering’.

5.Hardheidsclausule

Bij de uitvoering van deze beleidsregels dient rekening te worden gehouden met bijzondere omstandigheden. Indien (te) strikte toepassing van deze beleidsregels leidt tot onbillijkheden van overwegende aard, kan het college ten gunste van de belanghebbende afwijken van deze bepalingen. Dit betreft een uitwerking van artikel 4:84 Awb.