Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR733926
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR733926/1
Regeling vervalt per 31-12-2026
Uitvoeringskader VVE 2025-2026 gemeente Geertruidenberg
Geldend van 08-01-2025 t/m 30-12-2026 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2025
Intitulé
Uitvoeringskader VVE 2025-2026 gemeente GeertruidenbergInhoudsopgave
- 1.
Inleiding
- 2.
Huidige stand van zaken en kaders
- 3.
Visie op Vve
- 4.
Start VVE: Doelgroepdefinitie en toeleiding
- 5.
Invulling voorschoolse educatie
- 6.
Overdracht en doorgaande lijn VVE
- 7.
Opbrengsten VVE in beeld: Resultaatafspraken
- 8.
Financiën VVE 2025-2026
- 9.
Samenwerking en structuur VVE
1. Inleiding
Vve staat voor voor- en vroegschoolse educatie. De gemeente heeft in 2012 in goed overleg met alle vve-betrokkenen een beleidsnotitie opgesteld. Sinds 2015 is een vve-werkgroep actief waarbij op onderdelen het beleid is aangescherpt. In 2019 is een notitie vve opgesteld voor de periode 2020-2022, welke is verlengd voor het jaar 2023. Dit uitvoeringskader is voor vve in Geertruidenberg voor de periode 1 januari 2025-31 december 2026. Hiermee lopen we weer parallel met de huidige landelijke GOAB periode die loopt van 1 januari 2023-31 december 2026.
Sardes heeft schooljaar 2022-2023 een brede vve-monitor uitgevoerd over de vve in Geertruidenberg, over het schooljaar 2021-2022. In dit uitvoeringskader worden enkele van de uitkomsten van deze monitor genoemd, inclusief de gevolgtrekking hieruit.
2. Huidige stand van zaken en kaders
2.1 Wat is vve
De afkorting vve staat voor voor- en vroegschoolse educatie. We leggen hieronder beide begrippen uit. Vve wordt vaak als één term genoemd, omdat dit van oudsher het aanbod is om onderwijsachterstanden bij jonge kinderen tegen te gaan. We gebruiken de term ‘vve-kinderen’ voor de kinderen die een indicatie krijgen rond 2 jarige leeftijd op verhoogd risico op onderwijsachterstand, waardoor het legitiem is dat ze deelnemen aan vve tussen 2-6 jaar.
Voorschoolse educatie (wordt vaak afgekort als ve) is stimulering van de brede ontwikkeling met focus op taalontwikkeling van peuters (2-4 jaar) en valt onder de verantwoordelijkheid van gemeenten. Vve-peuters gaan meer dagdelen naar de peuterspeelzaal dan niet vve-peuters. Als er vve-peuters op een groep aanwezig zijn, moet er gewerkt worden met een vve-programma en worden er hogere eisen gesteld aan de pedagogisch medewerksters die voor de groep staan.
Vroegschoolse educatie is stimulering van de brede ontwikkeling met focus op taalontwikkeling bij kleuters (4-6 jaar) en valt onder de verantwoordelijkheid van het onderwijs. Het onderwijs mag vroegschoolse educatie naar eigen inzicht inrichten, de Onderwijsinspectie controleert of vve-kleuters een rijk taalaanbod krijgen.
Het consultatiebureau indiceert jonge kinderen vlak voor hun tweede verjaardag op (risico op) met name taalachterstand, soms ook op achterstand op bijvoorbeeld sociaal-emotioneel vlak. Jaarlijks ontvangen nu circa 35-40 kinderen in gemeente Geertruidenberg deze indicatie, zodat over een periode van 2 jaar het aantal 2-4 jarigen met een indicatie circa 75-80 peuters bedraagt.
2.2 Peutervoorzieningen in Geertruidenberg
In de gemeente Geertruidenberg zijn anno 2024 ongeveer 400 peuters in de leeftijdsperiode 2 tot 4 jaar. Het betreft circa 320 peuters zonder een vve-indicatie en 80 peuters met een vve-indicatie (20% van totaal aantal peuters). De gemeente Geertruidenberg werkt voor het verzorgen van peuteropvang en voorschoolse educatie samen met 6 verschillende aanbieders. Hieronder worden alle ve-locaties weergegeven in de gemeente Geertruidenberg die in 2024 een ve-aanbod hebben. Op deze locaties zijn doelgroep en niet doelgroepkinderen welkom. In alle groepen spelen kinderen met en zonder doelgroepindicatie met elkaar, er is dus sprake van ve-aanbod in gemengde groepen.
Tabel 1 Overzicht van de ve-locaties
-
Naam locatie
Houder
Kern
De Paddestoel
Stichting Peuterspeelzaal De Paddestoel
Geertruidenberg
De Toverfee
De Toverdroom B.V.
Raamsdonk
Groei
KDV Groei B.V.
Raamsdonksveer
Krijgsmangeerder
Partou
Raamsdonksveer
De Speelwaai
Stichting Kinderopvang De Hoge Waai
Raamsdonk
KDV Rembrandtlaan
Stichting Trema Kinderopvang
Raamsdonksveer
Krijgsmangeerder
Stichting Trema Kinderopvang
Raamsdonksveer
Bovengenoemde aanbieders hebben binnen de gemeente Geertruidenberg nog een aantal kinderdagopvanglocaties die niet officieel het ve-kenmerk hebben. Daarnaast is er nog een 7e kinderopvangaanbieder actief die momenteel in zijn geheel geen ve-locatie heeft. Dit is Het Bergje in de kern Geertruidenberg. Het aantal aanbieders met minimaal één ve-locatie in de gemeente is derhalve zeer divers en ruim. Dit is in het verleden bewust zo gedaan, zodat de vve-kinderen overal terecht kunnen en er dus geen beperkt ve-aanbod is bij enkele aanbieders in de gemeente. De gemeente en de aanbieders zijn tevreden over deze diversiteit en willen dit in de toekomst minimaal continueren en indien mogelijk verder uitbreiden. De voorscholen houden elkaar onderling op de hoogte van de beschikbaarheid van ve-plekken op de locaties, zodat volle locaties ouders kunnen doorverwijzen naar locaties die nog plek hebben.
Sardes heeft in haar monitor haar zorgen uitgesproken over het aantal ve-locaties in de kern Geertruidenberg. Dit betreft een grote ve-locatie van Paddenstoel, waardoor er voldoende ve-aanbod is in deze kern. We gaan dus niet actief sturen op een tweede ve-locatie.
2.3 Huidige en nieuwe landelijke kaders vve
Er is een aantal landelijke ontwikkelingen waar de gemeente Geertruidenberg rekening mee moet houden rond VVE vanaf 2024:
1. OAB kader 2023-2026
In het kader van het OAB (onderwijsachterstandsbeleid) ontvangt de gemeente middelen van het Rijk om achterstanden te voorkomen door vroegtijdig voorschoolse educatie te organiseren en mogelijk andere interventies in te zetten. Op 1 januari 2023 is de nieuwe GOAB periode van vier jaar gestart. Het vorige kabinet heeft enkele aanscherpingen aangekondigd rond bereik ve en ouderbetrokkenheid. Uit brieven van het Ministerie van OCW blijkt dat het hierbij gaat om een pilot van 2 jaar in 19 grote steden. Er zijn dus geen beleidswijzigingen GOAB voor de gemeente Geertruidenberg tussen 2024-2026.
2. Stelselwijziging kinderopvang vanaf vermoedelijk 2027
Als nasleep van de kinderopvangtoeslagaffaire heeft het vorige kabinet aangekondigd dat vanaf circa 2027 het stelsel flink op de schop gaat. Vanaf 2027 is de verwachting dat alle ouders met recht op kinderopvangtoeslag een minimale ouderbijdrage gaan betalen voor kinderopvang van 4% van het dan geldende maximaal fiscaal tarief. De overige kosten tot het fiscaal maximum worden door het Rijk gefinancierd. Ouders blijven het gedeelte van de uurprijs dat boven het fiscaal tarief uitkomt zelf betalen, naast de hierboven genoemde 4% van het fiscaal tarief. Gemeenten bieden nu vaak een soortgelijk aanbod aan voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag en zullen zich rond 2025/2026 ook moeten oriënteren of, en hoe zij dit aanbod in stand houden. Het is op dit moment niet duidelijk of gemeenten gecompenseerd gaan worden door het Rijk om ook voor niet werkende ouders een lagere ouderbijdrage te financieren.
Door de stelselwijziging wordt kinderopvang toegankelijker voor werkende ouders, waardoor de verwachting is dat er een toename naar de vraag gaat komen. Gegeven de huidige krapte in personeel in de kinderopvang en ve geeft dit grote zorgen bij huidige aanbieders van kinderopvang/ve. Het risico bestaat op een segregatie van peuters van werkende en niet werkende ouders. De vve-partners gaan met elkaar in 2025/2026 deze nieuwe ontwikkelingen goed volgen en de benodigde actie ondernemen om ve goed toegankelijk te houden.
3. Themaonderzoeken Onderwijsinspectie vroegschoolse educatie en Resultaatafspraken
De Onderwijsinspectie deed in 2023 twee themaonderzoeken rond vve: vroegschoolse educatie en Resultaatafspraken. De uitkomsten zijn medio maart 2024 openbaar gemaakt. Het Rijk heeft gemeld najaar 2024 met een beleidsinhoudelijke reactie te komen. Mogelijk gaat het Rijk als gevolg van deze onderzoeken wijzigingen doorvoeren rond GOAB. Indien dit het geval is, zal de vve-werkgroep deze volgen en opvolgen en waar nodig de LEA hierbij betrekken.
4. Instroom migranten
Er stromen steeds meer jonge kinderen in vanuit o.a. diverse brandhaarden in de wereld. Hierdoor kunnen ook in onze gemeente meer kinderen zonder Nederlandse taalbeheersing instromen bij kinderopvang en basisscholen.
5. Middelen gemeenten gemeentefonds dalen GOAB mogelijk ook naar gemeentefonds
Het nieuwe kabinet Schoof heeft aangekondigd het aantal Specifieke Uitkeringen, zoals GOAB, drastisch te willen verminderen. De middelen gaan dan naar het gemeentefonds met een 10% korting. Verder verandert per 2026 de systematiek van uitkering van het gemeentefonds, waardoor gemeenten vanaf 2026 veel minder van het Rijk ontvangen. De financiële middelen voor GOAB, waaruit met name ve betaald moet worden, staan dus erg onder druk vanaf 2026 of 2027.
3. Visie op vve
We starten met het benoemen vanuit welk vertrekpunt wij vve met elkaar gaan uitvoeren. Onderstaande visie geldt als een meerjarenuitgangspunt van waaruit de partners samenwerken. De partners zetten zich gezamenlijk hiervoor in en delen de verantwoordelijkheid om deze visie te verwezenlijken.
De gezamenlijke gedeelde visie luidt:
In de gemeente Geertruidenberg vinden wij het belangrijk dat alle kinderen hun talenten kunnen ontplooien. Het vergroten van de kansen voor kinderen met (taal)achterstanden maakt hier een belangrijk onderdeel van uit. Kinderen in de voor- en vroegschoolse periode krijgen onder andere aan de hand van vve-programma’s de ondersteuning die kinderen helpt bij het inlopen van hun (taal)achterstand. Bij het bieden van optimale kansen voor alle 2- tot 6-jarigen is vve een belangrijk middel, maar ook andere (beleids)initiatieven en inzet dragen hieraan bij. Te denken valt aan armoedebeleid, huisvestingsbeleid en aanpak laaggeletterdheid.
De gemeente Geertruidenberg zet met vve dus in op het bieden van een kansrijke start en het voorkomen en bestrijden van achterstanden op jonge leeftijd. Uit onderzoek blijkt dat investeren op jonge leeftijd loont (Cattan, Crawford & Dearden, 2014)[1]. Vve maakt onderdeel uit van een integraal beleid voor het jonge kind. Immers door peuteropvang en vve komen professionals in aanraking met jonge kinderen en hun ouders. Hierdoor zijn er tal van mogelijkheden om andere beleidsmatige speerpunten te koppelen, zoals jeugdzorg, ontwikkeling van integrale kindcentra (IKC’s), armoedebestrijding of aanpak laaggeletterdheid. Voor vve betekent dit dat voor ieder doelgroepkind gekeken dient te worden of er enkelvoudige problematiek is of dat er ook andere problematieken spelen bij het kind/in het gezin. Professionals die deze kinderen en hun ouders regelmatig zien, hebben een belangrijke signalerende taak hierin.
Daarnaast is goede overdracht en communicatie tussen voorschoolse en vroegschoolse partners essentieel om vanaf 4 jaar het best passende onderwijsaanbod voor kinderen te bieden. Samenwerking en afstemming tussen peuter- en kinderopvang en onderwijs is hierdoor enorm belangrijk. Verder vinden de partners het van groot belang om ouders te ondersteunen bij de (taal)ontwikkeling van hun kind. Dit vraagt om aandacht voor ouderbetrokkenheid en educatief partnerschap met ouders.
4. Start vve: Doelgroepdefinitie en toeleiding
Dit hoofdstuk beschrijft wat we gezamenlijk doen om ervoor te zorgen dat de juiste peuters bij een ve-locatie komen. Dit bestaat uit drie onderdelen:
- 1.
Bepalen welke jonge kinderen in aanmerking komen voor vve: de doelgroepdefinitie vve.
- 2.
Bepalen wie de indicatiestelling verzorgt.
- 3.
De toeleiding naar ve: welke inzet wordt door wie gedaan om ouders te overtuigen om hun vve-kind naar een ve-locatie toe te laten gaan.
4.1 Doelgroepdefinitie vve
In dit uitvoeringskader bestendigen we de doelgroepdefinitie vve in Geertruidenberg vanaf 1 juli 2019. Het aantal doelgroepkinderen zal stijgen de komende jaren vanwege instroom van migrantenkinderen.
Doelgroepkinderen zijn kinderen woonachtig in Geertruidenberg:
· met een taalachterstand, die wordt veroorzaakt door onvoldoende blootstelling aan de Nederlandse taal (blootstellingsachterstand) of;
· met een taalontwikkelingsstoornis, waarbij verwacht mag worden dat de taalontwikkeling positief zal worden beïnvloed door deelname aan een vve-traject of;
· met een sociaal-emotionele ontwikkelingsachterstand waarbij verwacht mag worden dat deze ontwikkeling positief zal worden beïnvloed door deelname aan een vve-traject of;
· met een motorische achterstand waarbij verwacht mag worden dat deze ontwikkeling positief zal worden beïnvloed door deelname aan een vve-traject of;
· waarvan de ouders in de schuldhulpsanering zitten[2] .
4.2 Indicatiestelling
In de gemeente Geertruidenberg is de GGD de enige instantie die de indicatie voor vve kan afgeven. De GGD ziet nagenoeg alle kinderen tussen 0-2 jaar en tijdens de consultatie van 14 en/of 18 maanden wordt goed onderzocht wat de ontwikkeling is van het kind qua taal, sociaal-emotioneel en motorisch. Dit wordt bij 24 maanden nogmaals gedaan en op basis van deze 24 maands consultatiebezoek wordt bepaald of een kind een vve-indicatie krijgt op basis van één van eerste vier criteria. Voor de indicatie schuldhulpsanering geven wijkteams signalen en contactgegevens, na toestemming van de ouders, door aan de GGD, zodat de GGD kan zien of het kind al een indicatie heeft. Indien dit niet het geval is, krijgt het kind alsnog van de GGD een indicatie en dus ook een oproep om een gesprek te voeren over de vve.
Indien een ve-aanbieder na entree van een kind twijfelt of de juiste keuze is gemaakt door de GGD, kunnen ze een extra consult aanvragen bij de GGD om na te gaan of het kind alsnog
een vve-indicatie kan krijgen dan wel om de bestaande vve-indicatie teniet te doen. Dit noemen we een second opinion-mogelijkheid die sinds 2012 van kracht is.
Alle vve-kinderen behouden hun vve-indicatie bij entree naar het basisonderwijs, tenzij de voorschool van mening is dat dit niet meer nodig is. Dan volgt er een herindicatie door de GGD op de groep om te bezien of het advies van de voorschool wordt overgenomen. Het vve-kind kan derhalve na deze procedure de vve-indicatie kwijt raken. Dit heeft geen gevolgen voor het aanbod dat ze krijgen in groep 1 en 2, omdat binnen het kleuteronderwijs geen differentiatie is in aanbod voor vve-kinderen en niet vve-kinderen. Voor de volledigheid: er is in het kleuteronderwijs vanzelfsprekend wel sprake van een gedifferentieerd aanbod, maar vve-indicatie speelt hierbij geen rol.
4.3 Toeleiding
De GGD is de organisatie die de toeleiding naar de ve tot en met medio 2024 verzorgd heeft. Dit blijven ze ook vanaf medio 2024 doen, maar wordt dit aangevuld met een nog aan te stellen vve-coördinator. Dit is een nieuwe functie voor vve in Geertruidenberg, in andere gemeenten wordt al langer gewerkt met een vve-coördinator. In dit uitvoeringskader worden de taken van de nieuwe vve-coördinator beschrijven, waaronder dus toeleiding naar ve.
De GGD heeft in beeld welke kinderen een vve-indicatie hebben en kunnen in gesprek gaan met hun ouders om hen te wijzen op de voordelen van opvang bij een ve-locatie en waar zij dan terecht kunnen in hun buurt. Na toestemming van de ouders wordt de indicatie door de GGD naar de beoogde ve-locatie gestuurd en de vve-coordinator gestuurd. Op die manier hebben de ve-locaties zicht op welke kinderen er op korte termijn met een vve-indicatie instromen. Tevens kunnen zij de vve-coördinator signaleren indien de inschrijving van het kind niet plaats vindt. In dat geval neemt de vve-coördinator contact op met de ouders om te achterhalen waarom het kind nog niet geplaatst is en ondersteunen ze ouders desgewenst op het kind geplaatst te krijgen.
Na plaatsing neemt de ve-locatie contact op met de ve-coördinator om te melden dat er is gestart met ve. Dit geeft tevens de mogelijkheid inhoudelijke vragen en bijzonderheden m.b.t de ontwikkeling van het kind te delen. Dit kan alleen na toestemming van de ouders. De vve-coördinator is hiermee ook degene die zicht heeft op het bereik van ve en rapporteert hierover per kwartaal aan de gemeente.
Als ouders van een vve-geindiceerde kind niet naar een ve-locatie wensen te gaan, geven ze dit via een ondertekend formulier aan aan de vve-coordanitor. Hiermee wordt zichtbaar dat non-bereik ve voortkomt uit de wens/keuze van ouders en niet vanwege te weinig plaatsen ve.
In samenspraak met de gemeente en voorschoolse partners is in het recente verleden een brochure
opgesteld om ouders toelichting te geven over Peuteropvang, VVE en de ouderbijdrage. Dit is ter ondersteuning aan de toeleiding. Deze brochure wordt waar nodig geactualiseerd. De nieuwe vve-coördinator krijgt de taak ve in de breedte te promoten bij ouders en organisaties.
Vanaf 1-1- 2022 financiert de gemeente geen ve meer voor kinderen die niet in de gemeente woonachtig zijn.
4.4 Bereik ve
Vanaf 2020 is de Peutermonitor van Innovatie 0-13 geïntroduceerd in de gemeente Geertruidenberg. Met deze monitor is digitaal snel zicht te krijgen op waar de vve-kinderen geplaatst zijn en daarmee krijgen we zicht op het bereik. Dit systeem maakt het verantwoorden van de subsidies aan de gemeente ook toegankelijker. Ook in het Sardes-rapport is een analyse gemaakt van het bereik.
Actueel bereik uit de Peutermonitor geeft het volgend beeld: van de 77 geïndiceerde VVE-peuters tussen de 2-4 jaar oud bezoeken er 46 een ve-locatie. Een deel van de vve-geïndiceerde kinderen is echter nog te jong om al een plek te krijgen, omdat sommige ve-aanbieders pas starten bij 2 jaar 3 maanden of zelfs 2 jaar en 6 maanden. Een zuiver bereikcijfer is daarom niet uit het rapport te halen. Deze ligt ergens tussen de 60-75%, lager dan het landelijke gemiddelde van circa 80%. Sardes meldt dat ve-aanbieders aangeven dat de kosten de grootste belemmering vormen voor ouders om aan ve deel te nemen. Sardes roept op om met elkaar na te gaan hoe het bereik ve verhoogd kan worden en suggereert uitbreiding in de kern Geertruidenberg. Deze suggestie nemen we niet over, het ve-aanbod aldaar is afdoende. Daarnaast meldt Sardes dat wellicht via het armoedebeleid ve toegankelijker gemaakt kan worden. De gemeente neemt het voortouw dit in 2024/2025 verder uit te zoeken. Voorbeelden uit grote steden laat zien dat hier mogelijkheden zijn, zoals Amsterdam die de eigen bijdrage soms vergoedt. De vve-coördinator krijgt de taak om bereik ve en de spreiding over de kernen te monitoren en waar mogelijk ook input te leveren aan de Peutermonitor.
Foto.
Zie foto (Bijlage 1).
5. Invulling voorschoolse educatie
Dit hoofdstuk beschrijft de invulling rond voorschoolse educatie. Het bevat de volgende onderdelen:
- 1.
Keuze vve-programma
- 2.
Keuze kindvolgsysteem
- 3.
Kwaliteitseisen ve
- 4.
Invulling 960 uur
- 5.
Pbm’er op de ve-groep
- 6.
Ouderbetrokkenheid
- 7.
Zorg aan vve-kinderen
Voor de volledigheid melden we dat voorschoolse educatie open staat voor doelgroep en niet-doelgroepkinderen. Alle kinderen profiteren dus van een verrijkt aanbod, waarbij de doelgroepkinderen vaker komen, zodat zij de gelegenheid krijgen hun opgelopen achterstand in te lopen.
5.1 Keuze vve-programma
Het gemeentelijk standpunt ten aanzien van de vve-programma’s in Geertruidenberg is dat ve-aanbieders zelf mogen kiezen welk vve-programma zij gebruiken. De gemeente gaat hierbij wel vanuit dat men een programma kiest dat opgenomen staat in de databank van het NJi met effectieve interventies erkend als zijnde een integraal vve-programma[3].
Vanaf 2019 is gekozen voor een verruimde doelgroepdefinitie. De verwachting is dat er meer kinderen een vve-indicatie krijgen en dat dit niet alleen kinderen betreft met een risico op taalachterstand, maar ook kinderen met andere achterstanden op sociaal-emotioneel of motorisch gebied. Ieder vve-programma dient op minimaal 4 domeinen van de ontwikkeling van een jong kind te bevatten: taal, ontluikend rekenen, motorisch en sociaal emotioneel. In de vve-programma’s zijn dus elementen ingebouwd om de extra kinderen die als gevolg van de verruimde doelgroepdefinitie instromen een passend aanbod te doen. Indien de ve-aanbieders merken dat het lastig is een passend aanbod voor deze kinderen aan te bieden, signaleren zij dit in de vve-werkgroep en brengen ze dit in. De gemeente neemt hierbij haar verantwoordelijkheid voor een passend ve-aanbod voor alle vve-kinderen.
5.2 Keuze kindvolgsysteem
In het verleden heeft de gemeente Geertruidenberg geïnvesteerd om bij alle voorscholen het kindvolgsysteem KIJK! te implementeren. Alle ve-locaties moeten in de periode 2024-2026 derhalve met KIJK! blijven werken om in aanmerking te komen voor ve-subsidie. Nieuwe aanbieders kunnen door de gemeente ook gefaciliteerd worden om te werken met KIJK!. Vanaf 1 januari 2021 bekostigt de gemeente de licentiekosten van Bazalt voor KIJK! niet meer.
5.3 Kwaliteitseisen ve
Het gemeentelijk standpunt is dat de landelijke kwaliteitseisen gevolgd dienen te worden. De landelijke kwaliteitseisen voor ve staan overzichtelijk weergegeven in het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie[4]. Voor de volledigheid worden de belangrijkste eisen hieronder weergegeven, zodat de bestaande en nieuwe ve-aanbieders weten waaraan zij moeten voldoen als ze ve-Peuteropvang of ve in kinderopvangsetting willen aanbieden.
Opleidingsplan
In dit Besluit staat in artikel 4 lid 4:
‘De houder van een kindercentrum (is peuteropvang of kinderdagopvang, redactie) waar voorschoolse educatie wordt aangeboden, stelt jaarlijks voor elke locatie voorschoolse educatie een opleidingsplan vast dat in elk geval tot uitdrukking brengt op welke wijze de kennis en vaardigheden van de beroepskracht voorschoolse educatie met betrekking tot de kennis en vaardigheden, genoemd in het tweede lid, onder a tot en met e, worden onderhouden. De houder geeft op concrete en toetsbare wijze uitvoering aan het opleidingsplan, evalueert het plan jaarlijks en stelt het plan aan de hand van de evaluatie zo nodig bij.’
Uit het Sardes-onderzoek blijkt dat op 3 van de 7 ve-locaties soms een medewerker nog niet alle vereiste opleidingspapieren ve heeft. De gemeente spoort ve-aanbieders aan hier blijvend op te letten, de GGD controleert dit jaarlijks.
Pedagogisch beleidsplan
In het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie staat in artikel 4a het volgende:
‘De houder beschrijft in het pedagogisch beleidsplan, bedoeld in artikel 3 van het Besluit kwaliteit kinderopvang, op zo concreet en toetsbaar mogelijke wijze:
a. de voor het kindercentrum kenmerkende visie op de voorschoolse educatie en de wijze waarop deze visie is te herkennen in het aanbod van activiteiten,
b. de wijze waarop de ontwikkeling van het jonge kind wordt gestimuleerd, in het bijzonder op de gebieden taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling,
c. de wijze waarop de ontwikkeling van peuters wordt gevolgd en de wijze waarop het aanbod van voorschoolse educatie hierop wordt afgestemd,
d. de wijze waarop de ouders worden betrokken bij het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen,
e. het inrichten van een passende ruimte waarin voorschoolse educatie wordt verzorgd en het beschikbaar stellen van passend materiaal voor voorschoolse educatie, en
f. de wijze waarop wordt vormgegeven aan de inhoudelijke aansluiting tussen voor- en vroegschoolse educatie en aan een zorgvuldige overgang van het kind van voor- naar vroegschoolse educatie.
2. De houder geeft uitvoering aan het pedagogisch beleidsplan wat de onderwerpen van het eerste lid betreft, evalueert de uitvoering jaarlijks, en stelt het plan zo nodig aan de hand hiervan bij.’
Opleidingseisen pm’ers in een ve-groep
In het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie staat op hoofdlijnen in artikel 4 het volgende:
Lid 1: minimaal MBO-3 niveau
Lid 2: certificaat afgerond vve-keuzedeel
Lid 3a: 3F taalniveau
NB: er zijn geen harde eisen ten aanzien van nascholing in de wet. Echter aanbieders van vve-programma’s moeten om als erkende vve-interventie opgenomen te zijn/blijven waarborgen dat eens in de drie jaar de pm’er een bijscholing volgt in het gekozen vve-programma. Daarmee wordt dit onderdeel door aanbieders van vve-programma als verplicht onderdeel aangeboden. De gemeente Geertruidenberg vindt bijscholing van medewerkers belangrijk en wenst ook dat pm’ers minstens eens in de vijf jaar bijgeschoold worden. Dit is echter een keuze van ve-aanbieders zelf of men dit in de praktijk ook toepast.
Overige landelijke kwaliteitseisen
We noemen hieronder kort een aantal andere landelijke kwaliteitseisen die al langer gelden, zodat helder is dat hieraan ook voldoen moet worden:
- 1.
De verhouding tussen het aantal beroepskrachten voorschoolse educatie en het feitelijk aantal aanwezige kinderen in een groep waaraan voorschoolse educatie wordt aangeboden bedraagt ten minste één beroepskracht voorschoolse educatie per acht kinderen (artikel 3).
- 2.
Een groep kinderen waaraan voorschoolse educatie wordt aangeboden bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen (artikel 3).
- 3.
Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling (artikel 5).
- 4.
Voorschoolse educatie vindt plaats in een kindercentrum (artikel 6).
Aanvullende lokale eisen voor ve
De gemeente Geertruidenberg heeft vanaf 1 augustus 2020 de volgende drie eisen opgenomen voor bestaande en nieuwe aanbieders ve:
- 1.
Kindvolgsysteem KIJK! gebruiken
- 2.
Deelname aan de Peutermonitor
- 3.
Actieve deelname aan de vve-werkgroep
Toezicht op kwaliteit
In dit uitvoeringskader en in de subsidieregels worden de eisen aan ve-aanbieders kenbaar gemaakt. Het is van belang ook te monitoren of alle ve-aanbieders de gevraagde kwaliteit ook leveren. De GGD houdt hier toezicht op en signaleert aan de gemeente op welke onderdelen ve-aanbieders achter blijven ten aanzien van de landelijke en lokale eisen. Op deze wijze achten wij dat er voldoende toezicht is op de kwaliteit. In de vve-werkgroep is kwaliteit met regelmaat onderwerp van gesprek, zodat ve-aanbieders elkaar blijven stimuleren en prikkelen op dit vlak. Ook was kwaliteit een van de thema’s van het Sardes-onderzoek. Ve-locaties hebben aangegeven dat de kwaliteit van hun aanbod voldoende tot goed was, waardoor er op dit punt geen urgentie lijkt om een aanpak te organiseren. Ook recente GGD-rapporten geven hier geen directe aanleiding voor.
In grotere gemeenten wordt dit toezicht soms uitgebreid door bijvoorbeeld onderlinge visitaties of externe audits. Voor de gemeente Geertruidenberg achten wij dit niet nodig, omdat de kwaliteit momenteel voldoende is. Indien ve-aanbieders belangstelling hebben om het toezicht uit te breiden, kunnen zij dit via de vve-werkgroep kenbaar maken.
5.4 Invulling 960 uur
Vanaf 1 augustus 2020 gelden nieuwe eisen over het aantal uur dat vve-peuters voorschoolse educatie volgen. Gezamenlijk zijn in 2020 de volgende uitgangspunten opgesteld:
1. Ve-aanbod start vanaf 2 jaar
Ve-aanbieders binnen de gemeente Geertruidenberg kennen verschillende instroommomenten. Deze diversiteit houdt de gemeente in stand, zodat ve-aanbieders eigen keuzes kunnen maken wanneer een kind instroomt. Voor de volledigheid: voor het verplichte aanbod van 960 uur tellen alle gemaakte uren in de leeftijd 2-2,5 jaar niet mee. Voorschoolse educatie aan 2-2,5 jarigen wordt vergoed uit de GOAB-middelen.
2. Ve-aanbod vanaf 2,5 jaar vrij in te delen
Vanaf 2,5 tot 4 jaar dient er een aanbod te zijn van 960 uur vanaf 1 augustus 2020. Dit komt gemiddeld neer op een aanbod van 16 uur per week wanneer er 40 weken per jaar wordt aangeboden. De gemeente laat de aanbieders vrij om daarin de gewenste vorm te kiezen, met de kanttekening dat het in de basis gaat om peuteropvang met dagdelen van maximaal 4 uur (langere dagdelen zijn mogelijk onder subsidieregeling ve in kinderopvangsetting). De gemeente stelt middelen beschikbaar om het ve-aanbod te subsidiëren met een minimum van 960 uur en een maximum van 975 uur op basis van 1,5 jaar. Het maximum van 975 uur is gekozen zodat ook de variant 5 dagdelen van 3 uur een 15 minuten mogelijk is. Het ve-aanbod in peuteropvangsetting bestaat dus uit vier of vijf dagdelen. Voor het ve-aanbod in kinderdagopvangsetting geldt dat kinderen minstens drie keer per week komen, omdat hierbij door het Rijk is bepaald dat maximaal 6 uren per dag mogen meetellen.
3. Verhouding ve-uren met en zonder ouderbijdrage 50%-50%
De verhouding van het aanbod voor ve-uren met ouderbijdrage en ve-uren zonder ouderbijdrage wordt vastgesteld op 50%-50%. Bij een aanbod van 16 uur per week komt dat daarmee neer op 8 ve-uren waar ouders een inkomensafhankelijke bijdrage voor betalen en 8 ve-uren waarvan ouders geen ouderbijdrage betalen. Dit wordt dus losgekoppeld van dagdelen die kunnen variëren tussen 3 en 4 uur. We kiezen ervoor om 50% van de VVE-uren gratis beschikbaar te stellen om de financiële toegankelijkheid van ve te verhogen.
Bij de toepassing van de inkomensafhankelijke ouderbijdrage wordt er gebruik gemaakt van de circa 40 staffels van de tabel Kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst. Dit om een volledige harmonisatie van ouderbijdrage te hebben tussen ouders met en zonder recht op kinderopvangtoeslag.
4. Bij ‘no-show’ wordt op termijn het contract aangepast
De gemeente dient te voldoen aan de aanbodverplichting ve van 960 uur in 1,5 jaar tijd. Het kan echter voorkomen dat vve-peuters een contract hebben voor deze 960-975 uur, maar in werkelijkheid structureel een lager aantal uur per week/maand afnemen. Met de ve-aanbieders is afgesproken dat zij in principe bekostigd worden voor 960-975 ve-uren. Wanneer echter blijkt dat er wekelijks structureel minder uren afgenomen worden, zal de ve-aanbieder hierover in gesprek gaan met de ouders. Bij structurele afwezigheid wordt aangenomen dat ook de ve-aanbieder minder kosten hoeft te maken en worden die uren niet meer bekostigd. Dit gebeurt op basis van vertrouwen. De aanbieder dient hiervoor de eerste stap te zetten door het contract met de ouder van het vve-kind te verlagen van bijvoorbeeld 4 naar 3 dagdelen per week of van 5 naar 4 dagdelen. Dit wordt geregistreerd in het kindvolgsysteem.
Om ouders bewuster te laten zijn wat ve oplevert en wat er hierbij van ouders verwacht wordt. Onderzoeken we in 2025 of we alle ouders van vve-kinderen een contract laten tekenen waarin staat waarop ze recht hebben en wat van hen verwacht wordt.
5.5. Inzet pbm’er ve-groep
Vanaf 2022 is het verplicht een extra aantal uren pedagogisch beleidsmedewerker (pbm’er) voor ve te hebben. De normering voor de inzet is 10 uren per jaar per ingeschreven vve-doelgroeppeuter op 1 januari. Sinds 1 januari 2019 is vanwege wet IKK de inzet van een hbo’er op iedere groep in de kinderopvang/peuteropvang verplicht gesteld, los van het gegeven of dit een ve-groep is of niet. De kwalificatie-eis van de extra aan te stellen pbm’er in de ve-groep per 2022 is gelijk aan de hbo’er in het kader van IKK. Vanuit het Rijk zijn er drie mogelijke manieren voor inzet van de pbm’er in de ve-groepen:
- 1.
Als coach voor de pm’ers van de ve-groep;
- 2.
Als beleidsmedewerker om ve goed te organiseren in de organisatie/locatie;
- 3.
Als tweede pm’er op een groep.
In de praktijk worden de eerste twee taken het meest gekozen in Nederland[5]. Veel gemeenten laten de keuze aan ve-aanbieders. In Geertruidenberg is daar ook voor gekozen en dat wordt in stand gehouden voor de periode 2024-2026. De Sardes monitor laat ook zien dat de meeste ve-aanbieders deze keuze maken. De ve-aanbieders krijgen bij hun subsidieaanvraag het verzoek toe te lichten welke taken de pbm’er in de ve-groepen krijgt, zodat de gemeente enig zicht houdt op de keuzes die hierbij gemaakt worden. Sardes adviseert hen toelichting te laten geven over de coaching en daarnaast adviseert Sardes om de taken manager en pbm’er te scheiden. De gemeente gaat ervan uit dat ve-aanbieders deze adviezen ter harte nemen.
5.6 Ouderbetrokkenheid ve
Ouderbetrokkenheid bij de ve is erg belangrijk. Immers actieve ouders die meedoen met de activiteiten van het vve-programma van hun kind dragen enorm bij aan de (taal)ontwikkeling van hun kind. Bij veel vve-programma’s is het onderdeel ouderbetrokkenheid ook ingebed en daarmee ligt er al een stevige basis voor de ouderbetrokkenheid. Het vraagstuk ligt voor of er één gemeentebreed initiatief/programma uitgerold moet worden om de ouderbetrokkenheid te stimuleren of dat het aan ve-aanbieders zelf gelaten wordt om dit verder in te vullen. In paragraaf 5.3 is aangegeven dat het een wettelijk taak is dat in het pedagogisch beleidsplan omschreven wordt hoe ve-aanbieders ouders betrekken. De gemeente Geertruidenberg wil graag in
2025 met de vve-partners verkennen of een gemeentebreed ouderbetrokkenheidsbeleid meerwaarde biedt, hierbij goed lettend op wat ve-locaties nu al hebben vanuit hun vve-programma’s. De gemeente onderschrijft het belang van ouderbetrokkenheid en wil zich hier, meer dan in het verleden, hard voor maken. Sardes heeft in de recente monitor hiervoor ook enkele verbeterpunten genoemd die de gemeente gaat oppakken.
Dit zijn:
- 1.
Laat de succeslocaties (grote ouderbetrokkenheid) hun ‘geheim’ verklappen. De manier hoe zij voor een hoge ouderbetrokkenheid zorgen, is die manier ook inzetbaar op de andere ve-locaties en basisscholen.
- 2.
Vrijwel geen enkele ve-locatie en basisschool maakt gebruik van een speciaal ouderprogramma ter verbetering van ontwikkelingsondersteunend gedrag in de thuissituatie, zoals vve Thuis. Terwijl het gebruik hiervan leidt tot meer ontwikkelingsstimulerend gedrag in de thuissituatie. De combinatie van een centrumgericht en gezinsgericht vve-programma leidt tot meer impact op de brede ontwikkeling van de doelgroep. Wellicht dat koppels van ve-locaties en basisscholen ook samen kunnen werken en dat er gemeentebreed een speciaal ouderprogramma ingezet kan worden.
- 3.
Er zijn ouders die slecht Nederlands beheersen, voornamelijk omdat ze van origine niet Nederlands zijn. Er is een palet aan ondersteuning voor deze ouders, zoals scholing en Digi-taalhuis. Ouderbetrokkenheid bij vve voor deze ouders is complex omdat vaak de wil er wel is om betrokken te zijn, maar de mogelijkheden daartoe beperkt zijn. De gemeente staat open om breed gedragen succesvolle interventies, zoals de verteltassen aan kinderen en taalzwakke ouders, met het veld te verkennen voor mogelijke invoering. Ook wil de gemeente met het veld verkennen of het mogelijk is een combinatie te maken is met het aanbod vanuit het Digi-taalhuis van Theek5 in Raamsdonksveer voor taalzwakke ouders en tegelijkertijd een ve-aanbod voor de peuter van deze ouder. Hetzelfde geldt voor een mogelijke combinatie met volwasseneneducatie en ve. Ook andere organisaties die met taalzwakke ouders in aanraking komen, zoals bijvoorbeeld stichting Vluchtelingenwerk, moeten we goede afstemming mee bereiken. Hoe beter de ouders de Nederlandse taal machtig zijn, des te beter dit is voor de taalontwikkeling van jonge kinderen.
5.7 Zorg aan vve-kinderen
Sinds 2015 valt jeugdzorg onder de verantwoordelijkheid van gemeenten. Dit geldt ook voor zorg die geboden moet worden aan vve-kinderen. Er is een mogelijk grijs gebied op het moment dat de zorgondersteuning taalbevorderende elementen bevat. Immers ondersteuning van een logopedist zou kunnen worden geïnterpreteerd als wegwerken van mogelijke onderwijsachterstanden en dus ligt dan de vraag voor of dit onder ve valt of niet. Het Besluit basiskwaliteit voorschoolse educatie geeft echter voldoende richtlijnen om hierover duidelijkheid te verschaffen. Voorschoolse educatie moet worden aangeboden in een peuteropvanggroep of kinderdagopvanggroep. Daarmee is logopedische ondersteuning dus geen onderdeel van ve.
Dit laat onverlet dat ve-aanbieders te maken krijgen met zorgvraagstukken rond vve-kinderen die vragen om maatwerkoplossingen. Ook de dynamiek in ve-groepen verandert door de toename van zorgkinderen, waardoor de vve-kinderen zonder zorgproblematiek minder aandacht krijgen. Dit vinden we een onwenselijke situatie. We gaan vanaf 2025 faciliteren dat ve-groepen extra ondersteund worden. Hierbij denken we aan extra groepshulp, kleinere groepen of extra opleiden van pm’ers. In afstemming met de vve-werkgroep worden hier in 2025 keuzes in gemaakt, de vve-coördinator is hierbij de regisseur.
Vve heeft een rol als toegankelijk voorportaal voor de jeugdzorg. Door vve komen ve-aanbieders en scholen laagdrempelig in contact met kwetsbare gezinnen. Dit biedt andere organisaties de mogelijkheid om signalen van (voor)scholen op te pikken en in de setting van de (voor)school in contact te komen met deze gezinnen. In onze visie hebben wij de meerwaarde van de contacten van de vve-professionals genoemd. Met name in het zorgdomein is deze van groot belang: alle signalen die vve-professionals krijgen over een kind of het gezin zijn van groot belang om waar mogelijk en nodig te delen met andere zorgprofessionals, na toestemming van ouders. De gemeente maakt er de komende tijd werk van dat het CJG beter gepositioneerd wordt in de ve-locaties. Dat komt de afstemming rond het zorgaanbod en mogelijk ook het voorkomen hiervan zeker ten goede.
6. Overdracht en doorgaande lijn vve
In dit hoofdstuk bespreken wij hoe hetgeen voorschools gedaan is, een goed vervolg krijgt in groepen 1 en 2 van het basisonderwijs. Hierbij zijn twee onderdelen van belang:
- 1.
een goede en tijdige overdracht van hoe het vve-kind ervoor staat vlak voor de overgang naar het basisonderwijs;
- 2.
een inhoudelijke doorgaande lijn voorschoolse en vroegschoolse educatie: een inhoudelijke logisch vervolg van het aanbod aan kleuters ten opzichte van hetgeen zij in de peuterperiode hebben aangeboden gekregen.
6.1 Overdracht vve-kinderen
Er is in het verleden een duidelijk standpunt opgesteld over de overdracht van vve-kinderen en dit willen we de komende jaren continueren. Er vindt altijd een ‘warme’ overdracht plaats van de gegevens over het vve-kind, oftewel de voor- en basisschool bespreken face to face met elkaar hoe het kind ervoor staat, als ouders hier toestemming voor geven. Dit gesprek vindt plaats als het kind ongeveer 3 jaar en 9 maanden oud is. Alle ve-aanbieders en basisscholen zijn op de hoogte van dit uitgangspunt, de vve-coördinator is verantwoordelijk voor de naleving hiervan. Vanaf 1 januari 2020 geldt dat de gegevens enkel digitaal worden overgedragen, dus niet meer op schrift.
In dit uitvoeringskader willen we benadrukken dat een goede warme overdracht waarbij ieder in zijn/haar professionaliteit wordt gewaardeerd van groot belang is voor een goede start in het basisonderwijs. Zeker sinds de invoering van Passend onderwijs is het voor het onderwijs van groot belang te weten of een 4-jarig kind bij hen op school op de juiste plek is. Informatie vanuit de voorschool is enorm belangrijk om deze afweging goed te kunnen maken. Het is daarom in ieders belang dat er altijd een goede, warme overdracht plaatsvindt van vve-kinderen.
Voor de volledigheid melden we dat de warme overdracht rond 3 jaar en 9 maanden niet het enige moment is dat de ontwikkeling van peuters besproken wordt. Voor vve-kinderen waar zorgen zijn over hun ontwikkeling, is afgesproken dat al eerder dan de overdracht, vaak rond 3,5 jarige leeftijd, er een overleg plaatsvindt tussen GGD, voorschool en basisschool en andere professionals die betrokken zijn bij de peuter. De vve-coördinator neemt het initiatief voor dit overleg. In dit overleg wordt de ontwikkeling van betreffend kind besproken, wat bijdraagt aan een passend aanbod voor dit kind in zowel voorschool als toekomstige basisschool.
Voor vve-kinderen die niet een voorschool bezoeken, is de afspraak gemaakt dat vve-coördinator de school tijdig inseint als het kind richting het basisonderwijs gaat.
6.2 Doorgaande lijn vve
De gemeente heeft wettelijk de taak goede afspraken met partners te maken over de doorgaande lijn vve (WPO artikel 160 lid 1.a3). Echter sinds 2006 zijn schoolbesturen/scholen in de lead voor de vroegschoolse educatie. Om deze reden is in dit gemeentelijke uitvoeringskader vve geen hoofdstuk opgenomen over de vroegschoolse educatie. Dit onderdeel moet namelijk worden vormgegeven door het primair onderwijs. Sardes noemt ook in haar monitor dat de scholen in Geertruidenberg zelf aan zet zijn om hun uitvoering kleuteronderwijs in te brengen en aan te geven hoe dit goed bijdraagt aan de ontwikkeling van kleuters. Sardes meldt dat de gemeente kan ondersteunen als de scholen dat wensen. Dat onderschrijven wij ten zeerste, de vraag dient dus vanuit het onderwijs te komen.
Dit maakt dat de wijze waarop de doorgaande lijn ingevuld kan worden erg afhankelijk is van de medewerking van de scholen/schoolbesturen. Het staat scholen vrij om eigen invulling te geven aan vroegschoolse educatie en zelfs om te kiezen in zijn geheel geen vve-programma toe te passen, maar op andere wijze taalstimulering/ tegemoet te komen aan de behoeften van kleuters ter hand te nemen. Dit geldt ook voor de keuze voor het kindvolgsysteem: alle voorscholen in Geertruidenberg gebruiken KIJK! en binnen KIJK! is er een module 0-7 jaar die een sterke doorgaande lijn voor-naar basisschool kent. Echter ook hier blijft het de keuze aan de school om wel of niet te kiezen voor KIJK!. Veruit de meeste scholen hebben nu nog KIJK! (op één school na bleek uit de Sardes-monitor), maar enkele scholen twijfelen over men dat ook de komende jaren blijven doen.
Hierbij spreekt de gemeente uit dat er een sterke doorgaande lijn binnen vve wenselijk is. De gemeente gaat in samenspraak met de partijen op dit punt geen sturend gemeentebreed kader formuleren, maar wel waar wenselijk een faciliterende rol, uitgevoerd door de vve-coördinator. Immers de diversiteit van ve-aanbieders is dermate groot dat het lastig is een algemeen doorgaande lijn-kader te formuleren. Wel is in de vve-werkgroep dit punt geagendeerd om een beeld te vormen wat de wensen zijn van de partijen op dit punt. Hierbij is op te maken dat:
- 1.
Een school heeft een eigen voorschool opgericht en kent om deze reden een sterke doorgaande lijn.
- 2.
Veel scholen hebben één kinderopvangaanbieder met wie zij veel overleg/samenwerking hebben voor wat betreft instroom en voorschoolse, tussentijdse- en/of naschoolse opvang. Bij deze ‘koppels’ is er met regelmaat ook afstemming over de inhoud en kan de doorgaande lijn makkelijker opgepakt worden. Deze is sterk op het moment dat de aanbieder ook fysiek in het pand gevestigd is. Indien de aanbieder niet in het pand is en/of als koppels een andere methode/programma hebben, is de doorgaande lijn kwetsbaar. De gemeente vindt in zo’n geval het logisch dat de voorschool het initiatief neemt om het gesprek over de doorgaande lijn/afstemming van verschillende programma’s aan te gaan, omdat zij vanuit hun visie het eerste deel van de begeleiding van kinderen op zich genomen hebben.
- 3.
Enkele scholen hebben instroom vanuit verschillende voorscholen en hebben niet direct een vaste ‘koppelpartner’. Bij deze scholen, die vaak geen vroegschoolse educatie uitvoeren, is de doorgaande lijn vve kwetsbaar. Vanuit de scholen is het anderzijds logisch geen prioriteit toe te willen kennen aan doorgaande lijn vve, omdat zij zichzelf niet als vve-school beschouwen. Een goede warme overdracht van veelal één of enkele vve-kinderen per jaar is hierbij uiteraard wel belangrijk en dient ook plaats te vinden.
- 4.
In uitzonderlijke gevallen waarbij 4-jarigen ten behoeve van de doorgaande lijn gebaat zijn bij langer gebruik van ve, kunnen voorscholen een verzoek bij de gemeente indienen voor verlengd verblijf in de ve. De voorschool kijkt (in overleg met de verschillende partners) ook naar de geschiktheid van de routes: directe instroom in speciaal basisonderwijs en plaatsing op wachtlijst specialistische (voorschoolse) voorziening.
- 5.
Vve-kinderen van 4-6 jaar die korter dan 6 maanden een ve-aanbod hebben gehad zonder dat ouders hiervoor bewust gekozen hebben, krijgen een extra impuls (vve-plus) vanuit de basisscholen. De gemeente financiert deze voorziening voor maximaal 6 kinderen per jaar.
In het onderzoek van Sardes zijn er enkele verbetersuggesties genoemd voor de doorgaande lijn. Dit zijn:
- 1.
Het is goed om te kijken voor de ve-locaties waar hun doelgroeppeuters naar uitstromen en afspraken op de doorgaande lijn te maken met de school waar de meeste kinderen naartoe gaan. Andersom geldt precies hetzelfde voor de basisschool.
- 2.
De samenwerking voorschool-basisschool kan geïntensiveerd worden, kijk naar goede voorbeelden binnen en buiten de gemeente.
- 3.
Stimuleer IKC-vorming (wat al op enkele plekken speelt in de gemeente Geertruidenberg).
In de vve-werkgroep gaan we deze punten bespreken in 2024/2025. Vanaf 2025 stelt de gemeente geld beschikbaar voor de doorgaande lijn, zodat bijeenkomsten en kennisdeling op dit vlak plaats kunnen gaan vinden, onder leiding van de vve-coördinator.
Op uitvoerend niveau is aangegeven dat het goed is als pm’ers, ib’ers en leerkrachten groep 1 en 2 meer uitwisseling met elkaar zouden hebben. Als voorbeeld is genoemd een gezamenlijke training of sessie over hoe er naar KIJK! wordt gekeken en wat er met KIJK-gegevens gedaan wordt. De gemeente wil in het kader van een goede overdracht en doorgaande lijn vve graag dit soort initiatieven ondersteunen en waar nodig faciliteren. De gemeente zal hierin echter niet zelf het voortouw nemen en laat het initiatief om te komen tot dergelijke trainingen of sessies graag over aan de vve-partners, waarbij de vve-coördinator uitvoerende taken op zich zal nemen.
7. Opbrengsten vve in beeld: Resultaatafspraken
De gemeente en schoolbesturen zijn wettelijk verplicht om met elkaar afspraken te maken over wat vroegschoolse educatie oplevert op het niveau van kinderen (WPO artikel 160 lid 1b). Dit worden de resultaatafspraken vve genoemd. In dit hoofdstuk staan de Resultaatafspraken vve. Hierbij hebben we in het verleden gezamenlijk besloten dat ook de voorschoolse sector meedoet en de keuze trekken we door in de komende periode.
Scholen, ve-aanbieders en de gemeente maken gezamenlijk afspraken over wat de resultaten van vve zouden moeten zijn. Het delen van ervaringen en expertise tussen de betrokken instanties staan hierbij centraal. Het doel van deze dialoog is om gezamenlijk een goed beeld te krijgen hoe de (voor)school ervoor staat en welke mogelijke verklaringen hiervoor te geven zijn, maar vooral om met elkaar te bepalen welke consequenties dit zou moeten hebben voor de vve-uitvoering. Deze dialoog kan op verschillende niveaus gevoerd worden: op schoolbestuurlijk-/organisatieniveau, tussen voorschool en school en tenslotte tussen gemeente en vve-partners.
Bij het meten van de resultaatafspraken vve staat het begrip taalachterstand centraal. We formuleren hieronder wat wij hieronder verstaan in het kader van onze resultaatafspraken[6].
Resultaatafspraken vve
We streven ernaar om ieder kind dat bij aanvang een taalachterstand heeft, een extra groei in ontwikkeling te laten doormaken. Dat is een stevige ambitie waar we met elkaar een lange tijd aan gaan werken.
De voorschoolse sector
Bij alle peuters die met een taalachterstand van 2 maanden of meer in KIJK! instromen op de voorschool is deze achterstand op het domein taal bij uitstroom uit de voorschool afgenomen met minimaal twee maanden in KIJK!.
De vroegschoolse sector
Bij alle kleuters die met een taalachterstand instromen in groep 1, is deze achterstand op het domein taal eind groep 2 afgenomen.
Schooljaar 2022/2023 is door Sardes een brede vve-monitor gehouden, waar deze resultaatafspraken een onderdeel van waren. Bij de ve-locaties haalden 100% van de vve-peuters een inhaalgroei van hun taalachterstand van minstens 2 maanden en bij de scholen was dit 89%. Dit zijn hoge scores die we graag de komende jaren vasthouden en voor de scholen liefst nog iets zien toenemen. Sardes geeft aan dat er nog winst te behalen is bij kinderen die met een grote taalachterstand (in KIJK! meer dan 6 maanden) instromen. Deze kinderen presteren onder de verwachting van pm’er of leerkracht. Over schooljaar 2024/2025 wordt een volgende meting gehouden najaar 2025, de gemeente ziet hier op toe en de vve-coördinator analyseert de uitkomsten.
8. Financiën vve 2025-2026
We hebben een financiële raming gedaan voor de kosten van vve met de volgende aannames:
- 1.
Van de 80 vve-kinderen woonachtig in Geertruidenberg worden 45 kinderen bereikt.
- 2.
40 vve-kinderen nemen tussen 2,5 en 4 jaar 640 uur ve-peuteropvang af op jaarbasis.
- 3.
20 van de 40 ouders van de vve-kinderen hebben recht op kinderopvangtoeslag, de andere 20 ouders niet.
- 4.
5 vve-kinderen worden in een ve-kinderdagopvangsetting opgevangen.
- 5.
Ve basissubsidie voor 6 ve-aanbieders, te weten € 7.500 voor iedere eerste ve-locatie en € 3.500 voor iedere volgende ve-locatie (index 2021). Hiervan dienen ook de extra kosten voor inzet pbm’ers gefinancierd worden door de ve-locaties.
- 6.
Subsidiebedragen ve 2024 zijn € 12,27 voor ieder uur ve-peuteropvang en € 160 per maand ve in kinderdagopvangsetting.
In het Sardes-onderzoek is naar voren gekomen dat een aantal ve-locaties de subsidiebedragen van ve te laag vinden. De gemeente gaat hierover in gesprek met de ve-aanbieders. Oberon die ons al jaren ondersteunt meent dat de subsidiebedragen redelijk tot goed zijn in vergelijking met andere gemeenten.
De kosten van vve worden gedekt uit de OAB-middelen die de gemeente krijgt van het Rijk.
Om een goed beeld te geven over de kosten en baten vve 2024-2026 staat hieronder een meerjarenbegroting vve weergegeven. De gemeente heeft in 2024 € 511.500 Rijksbudget voor
het onderwijsachterstandenbeleid. Dit bedrag zal naar verwachting de komende periode iets toenemen naar verwachting € 535.500 in 2026. De voorlopige jaarlijkse bijdragen worden ieder jaar in september bekend gemaakt.
Tabel 2: Verwachte inkomsten OAB heden tot en met 2026
-
2024
2025
2026
Verwachte inkomsten specifieke uitkering OAB*
≈ € 548.330
≈ € 525.000
≈ € 535.500
* De bedragen zijn indicaties. Het Rijk berekent jaarlijks de uitkeringen op basis van recente cijfers. Wel blijft het mogelijk om niet uitgegeven gelden binnen de periode van de specifieke uitkering (2023-2026) door te schuiven.
Daarnaast kan in de periode 2024-2026 nog een niet besteed budget van circa € 278.000 aangewend worden. Op basis van tabel 3 is op te maken dat naar verwachting in de periode 2024-2026 in totaal
€ 1,88 M aan OAB middelen voor vve in te zetten is (inclusief dus de € 278.000 nog niet aangewende middelen). Wel moet er rekening gehouden worden dat vanaf 2027 er minder budget beschikbaar is voor vve in de gemeente Geertruidenberg. Het nieuwe kabinet Schoof heeft namelijk aangekondigd de OAB-middelen voor gemeenten met 10% in te korten en daarnaast werken we toe naar geen reserve meer in te zetten vanaf 2027 (zie ook 2.3). Dit betekent dat een deel van de nieuwe activiteiten tijdelijk ingezet gaan worden met een evaluatie medio 2026. De vve-coördinator krijgt de taak deze evaluatie uit te (laten) voeren en om aan de hand daarvan het nieuwe uitvoeringskader vve 2027 en verder te gaan schrijven. Bij de werving van de vve-coördinator zullen we ook duidelijk maken dat de aanstelling vanaf 2027 naar verwachting naar beneden bijgesteld gaat worden, omdat te voorzien is dat een aantal zaken dan goed op poten is gezet.
Tabel 3: Verwachte kosten vve periode heden tot en met 2026
-
2024
2025
2026
Subsidie kindplaatsen voorschoolse educatie (geld volgt kind, kinderopvangsetting)
€ 325.000
€ 340.000
€ 355.000
Subsidie voor ve-locaties
€ 52.500
€ 55.000
€ 57.500
Vve-coördinator
€ 50.000
€ 55.000
Extra kwaliteit vve-groepen
€ 80.000
€ 90.000
Versterken doorgaande lijn
€ 15.000
€ 17.500
GGD
€ 7.600
€ 7.800
€ 8.000
Peutermonitor
€ 14.000
€ 15.000
€ 16.000
Overige kosten/onvoorzien
€ 30.000
€ 30.000
€ 30.000
Totale geschatte kosten
€ 429.100
€ 592.800
€ 629.000
De totaal ingeschatte vve-kosten zijn € 1,65M, dus lager dan de beschikbare € 1,85 M. Wel zijn de uitgaven in de laatste twee jaren aanzienlijk hoger dan de te verwachte inkomsten. Daarom kunnen er geen rechten ontleend worden over de inzet van de gemeentelijke OAB-middelen per 1-1-2027. Hiervoor is hierboven voorgesteld een evaluatie te houden medio 2026, omdat dan de contouren van OAB 2027 en verder naar verwachting bekend zullen zijn. Met de gecreëerde ruimte in het budget 2024-2026 kunnen we de door het nieuwe kabinet Schoof aangekondigde 10% bezuiniging opvangen, mocht deze eerder dan 2027 ingaan.
9. Samenwerking en structuur vve
In het verleden is afgesproken dat vve-vraagstukken besproken kunnen worden op één of meerdere niveaus: strategisch (LEA), tactisch (werkgroep vve) en uitvoerend niveau (koppeloverleg). De afweging of op welk niveau iets besproken wordt, ligt primair bij de gemeenteambtenaar vve. Als een vraagstuk vve besproken wordt, zitten er mensen met mandaat aan tafel indien er beslissingen gevraagd worden. Deze personen kunnen ook acties uitzetten op het niveau waarop wordt gesproken. Tevens zorgen deze mensen voor terugkoppeling binnen de eigen organisatie.
In deze overlegstructuur gaan we ervan uit dat er niet per se méér overleg plaats hoeft te vinden. We richten het vve-overleg vooral effectiever en efficiënter in door middel van bespreking
met betrokkenen met mandaat. De gemeenteambtenaar zal zorgdragen dat de structuur werkzaam is en dus dat de juiste thema’s op de juiste overleggen aan bod komen. Tevens neemt zij de verantwoordelijkheid voor het opstellen van de agenda, waarbij de overige leden van de overleggen punten voor de agenda kunnen aandragen.
Strategisch niveau: Lokaal Educatieve Agenda
Het Lokaal Educatieve Agenda overleg is een bestuurlijk overleg in het kader van de WPO artikel 160a. Het LEA-overleg bestaat uit de bestuurlijke partners: gemeente, schoolbesturen, kinderopvang en andere (niet verplichte) partners, zoals JZG en/of bibliotheek. Hier wordt het lokaal beleid op hoofdlijnen vastgesteld en worden de thema’s en bijbehorende doelen bepaald. Dit overleg is daarmee overwegend strategisch en formuleert waar nodig opdrachten of taken voor de onderliggende vve-werkgroep. Deze werkgroep kan al dan niet ondersteund worden door externe experts. In de gemeente Geertruidenberg zal de vve-beleidsambtenaar de terugkoppeling en communicatie tussen het LEA-overleg en de vve-werkgroep verzorgen.
Het LEA-overleg zal 2-4 keer per jaar plaatsvinden. Een paar voorbeelden van mogelijke vve-onderwerpen op de LEA zijn: uitkomsten resultaatafspraken vve, uitvoeringskader vve en financiële uitwerking van plannen.
Tactisch niveau: vve-werkgroep
Op dit niveau vindt er overleg plaats met (een vertegenwoordiging van) betrokken directeuren, vestigingsmanagers, GGD-medewerker, JGZ, Theek5, CJG, samenwerkingsverband primair onderwijs vve-coördinator en gemeenteambtenaar. In dit overleg komen specifieke thema’s of onderdelen van vve aan bod. Het gaat hierbij voornamelijk om gemeente brede afspraken op het gebied van vve, zoals bijvoorbeeld de overdracht en doorgaande lijn vve. De deelnemers aan dit overleg kunnen indien nodig hun achterban raadplegen voordat definitieve besluiten worden genomen.
De vve-werkgroep blijft 4 keer per jaar bijeenkomen om de gang van zaken en eventuele ontwikkelingen op het gebied van vve te bespreken (vve-coördinator brengt nieuwe landelijke ontwikkelingen in) en resultaten te evalueren. Ieder jaar wordt in de werkgroepvergadering van april onderdeel D8 (OAB) van de gemeentelijke jaarrekening ter informatie aangeboden. Dit biedt zicht op stand van zaken besteding OAB naar onderdeel (voorschools, onderwijs en afspraken) en stand van de reserve.
Locatie overleggen (koppeloverleg)
Het huidige overleg tussen voorschool (ve-locatie) en basisschool zal in de huidige vorm blijven bestaan. Dit is een overleg waarin casuïstiek en de samenwerking, warme overdracht en doorgaande lijn op de specifieke locatie aan bod komt. Dit is veelal een overleg tussen pedagogisch medewerkers, intern begeleiders en/of leerkrachten. De GGD-verpleegkundige schuift op dit niveau niet aan. De frequentie van overleggen ligt bij de partijen zelf. De partijen kunnen besluiten om bespreekpunten op te schalen: GGD op afroep erbij of inbrengen bij vve-werkgroep.
[1] Presentatie van dr. Paul Leseman (https://www.enschede.nl/sites/default/files/Paul%20Leseman%20-%20keynote%20Enschede%2014%20februari%202018.pdf) en een artikel van Cattan, Crawford en Dearden (https://www.ifs.org.uk/uploads/publications/comms/R99.pdf)
[2] Dit criterium komt vanuit de landelijke doelgroepdefinitie vanuit CBS op grond waarvan de OAB-middelen over gemeenten en scholen
verdeeld worden.
[3] https://www.nji.nl/nl/Databank/Databank-Effectieve-Jeugdinterventies/Erkende-interventies?thema=VVE
[4] https://wetten.overheid.nl/BWBR0027961/2022-01-01
[5] https://goab.eu/media/p42l2bng/sardes_oberon_monitor_implementatie_en_besteding_goab_2019-2023_meting_3_06-04-2022.pdf
[6] Dit staat los van de doelgroepdefinitie vve, die voorafgaand aan vve aan kinderen wordt gegeven.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl