Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR733925
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR733925/1
Beleidsregels Bijzondere Bijstand gemeente Hof van Twente 2025
Geldend van 01-01-2025 t/m heden
Intitulé
Beleidsregels Bijzondere Bijstand gemeente Hof van Twente 2025Burgemeester en wethouder van de gemeente Hof van Twente;
gelet op het bepaalde in de Participatiewet en titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;
besluiten:
vast te stellen navolgende BELEIDSREGELS BIJZONDERE BIJSTAND GEMEENTE HOF VAN TWENTE 2025.
HOOFDSTUK 1ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsbepalingen
1. Alle begrippen die in deze beleidsregels niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.
2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
a. Aanvraag: de aanvraag voor bijzondere bijstand;
b. Aanvrager: degene die in aanmerking wenst te komen voor bijzondere bijstand, zijn of haar (huwelijks)partner en de tot het gezin behorende thuiswonende kin-deren tot 18 jaar.
c. Algemene bijstand: de bijstand als bedoeld in artikel 5 onder b van de wet;
d. Bijstand: algemene en bijzondere bijstand als bedoeld in artikel 5 van de wet;
e. Bijstandsnorm: de van toepassing zijnde norm zoals bedoeld in artikel 5 sub c van de wet rekening houdend met de van toepassing zijnde kostendelersnorm als bedoeld in artikel 22a van de wet;
f. Bijzondere bijstand: de bijstand als bedoeld in artikel 5 onder d van de wet;
g. College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hof van Twente;
h. Draagkracht: de mate waarin een aanvrager de kosten waarvoor bijzondere bij-stand is aangevraagd zelf kan betalen vanuit de studietoeslag, het vermogen en het inkomen;
i. Draagkrachtperiode: de periode waarover de financiële draagkracht van een aan-vrager wordt vastgesteld;
j. Duurzame gebruiksgoederen: wasmachine/droger, koelkast/vriezer, kookplaat, laptop/computer/IPad;
k. Eigen bijdrage zorgverzekering: de eigen bijdrage voor ziektekosten uit de basis-verzekering en de aanvullende verzekering. De overheid bepaalt voor de basis-verzekering voor welke zorg de eigen bijdrage geldt en hoe hoog die bijdrage is;
l. Inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 en 33 van de wet;
m. Jongerennorm: de norm zoals bedoeld in artikel 20 van de wet;
n. Kalenderjaar: het tijdvak van 1 januari tot en met 31 december;
o. Middelen: alle vermogens- en inkomensbestandsdelen als bedoeld in artikel 31 van de wet;
p. Nibud: Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting
q. Periodieke bijzondere bijstand: bijzondere bijstand die maandelijks wordt toege-kend voor bepaalde kostensoorten;
r. Reguliere bijstandsnorm: de norm zoals bedoeld in artikel 21 van de wet;
s. Vermogen: het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet;
t. Voorliggende voorziening: een voorziening als bedoeld in artikel 15 van de wet;
u. Wet: de Participatiewet;
v. Wettelijk eigen risico; het verplicht eigen risico, op grond van artikel 19 Zorgverze-keringswet, € 385,00 per kalenderjaar;
w. Wko: Wet kinderopvang;
x. Wlz: Wet langdurige zorg;
y. Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
z. Woonkosten:
• Voor een huurwoning: de per maand geldende huurprijs als bedoeld in de Wet op de Huurtoeslag.
• Voor een eigen woning: de voor de woning verschuldigde hypotheekrente en de zakelijke lasten die betrekking hebben op de woning (rioolrechten, eige-naarsdeel van de onroerendezaakbelasting, premie brand en opstalverzeke-ring en eigenaarsdeel van de waterschapslasten).
aa. Zvw: Zorgverzekeringswet;
Artikel 1.2Nadere verplichtingen
1. Het college kan aan de verlening van de bijzondere bijstand nadere verplichtingen verbinden op grond van artikel 48 lid 3 en artikel 55 van de wet zoals:
a. De verplichtingen die is gericht op meerdere zekerheid voor de nakoming van de aan de bijstand verbonden aflossingsverplichtingen;
b. De verplichting die verband houden met de aard en het doel van de bijzondere bij-stand;
c. De verplichting die gericht is op beëindiging of vermindering van de bijzondere bij-stand.
Artikel 1.3Gevolgen bij niet naleven van nadere verplichtingen
Het niet voldoen aan nadere verplichtingen als bedoeld in artikel 1.2 kan betekenen dat de bijzondere bijstand wordt teruggevorderd, beëindigd of verlaagd.
HOOFDSTUK 2BIJZONDERE BIJSTAND
Artikel 2Bijzondere bijstand
Aan de verlening van bijzondere bijstand zijn de volgende voorwaarden verbonden:
a. De kosten moeten zich daadwerkelijk voordoen;
b. De kosten moeten noodzakelijk zijn, en;
c. De kosten of omstandigheden moeten bijzonder zijn.
Artikel 2.1Moment van aanvragen bijzondere bijstand
1. Een aanvraag voor bijzondere bijstand moet worden ingediend, voordat de kosten worden gemaakt of uiterlijk één maand na de datum waarop de kosten zijn gemaakt.
2. De bijzondere bijstand voor incidentele kosten kan tot maximaal één maand voor da-tum ontvangst aanvraag met terugwerkende kracht toegekend worden.
3. De bijzondere bijstand voor periodieke kosten kan per de 1e van de maand vooraf-gaand aan de datum ontvangst aanvraag met terugwerkende kracht toegekend wor-den.
HOOFDSTUK 3DRAAGKRACHT EN DREMPELBEDRAG
Artikel 3.1Draagkrachtregels algemeen
1. Draagkracht is het gedeelte van het inkomen of vermogen dat de aanvrager in de vastgestelde draagkrachtperiode zelf dient aan te wenden om in de bijzondere kosten, zoals bedoeld in artikel 35 van de wet, te voorzien.
2. Het college stelt in beginsel de draagkracht vast voor een periode van 12 maanden, te rekenen vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanvraag voor bijzondere bij-stand is ontvangen.
3. Als er sprake is van kosten die vóór de aanvraagdatum zijn gemaakt, dan wordt de draagkrachtperiode vastgesteld vanaf de eerste dag van de maand waarop de bij-standsverlening betrekking heeft.
Artikel 3.2 In aanmerking te nemen inkomen
1. De hoogte van het inkomen wordt vastgesteld met inachtneming van artikel 31 tot en met 33 van de wet.
2. Bij de vaststelling van het maandinkomen wordt bij wisselende inkomsten het gemid-delde inkomen berekend over de 3 maanden voorafgaand aan het tijdstip waarop de draagkrachtperiode 12 maanden aanvangt.
3. In afwijking van het bepaalde in lid 1 van dit artikel, worden bij de vaststelling van het in aanmerking te nemen inkomen een toegekende individuele inkomenstoeslag buiten beschouwing gelaten.
Artikel 3.3 In aanmerking te nemen vermogen
1. Het vermogen boven de vermogensgrens die van toepassing is op grond van artikel 34 van de wet wordt in zijn geheel aangemerkt als draagkracht.
2. Bij de vaststelling van het vermogen wordt de waarde van een auto of motor tot een bedrag van € 7.000 vrijgelaten.
3. Voor de vaststelling van de waarde van auto’s en motoren wordt in principe uitgegaan van de dagwaarde van de koerslijsten van de ANWB.
4. Het vermogen in de woning blijft buiten beschouwing, indien bijzondere bijstand op jaarbasis minder bedraagt dan € 2.500, -.
Artikel 3.4 Draagkrachtpercentage
1. Het college stelt de draagkracht uit inkomen als volgt vast: eerst wordt bekeken wat het verschil is tussen het netto maandinkomen van de aanvrager en 120% van de op hem van toepassing zijnde bijstandsnorm. Dit heet het meer-inkomen. Vervolgens wordt de draagkracht vastgesteld op 35% van het meer-inkomen.
2. De draagkracht wordt, in afwijking van voorgaande, vastgesteld op 100% van het inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm, als er sprake is van één of meer van onderstaande kostensoorten:
a. Kosten van begrafenis of crematie;
b. Vaste lasten bij tijdelijke opname in een inrichting of detentie voor een duur van maximaal 12 maanden;
c. Woonkostentoeslag.
3. De draagkracht wordt op nihil gesteld in geval één of meer van de volgende situatie van toepassing is:
a. De aanvrager een traject in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke per-sonen volgt;
b. Er sprake is van een minnelijke regeling op grond van de Wet gemeentelijke Schuldhulpverlening.
4. Het college brengt bij de verstrekking van incidentele bijzondere bijstand de vastge-stelde draagkracht ineens in mindering op de bijzondere bijstand.
5. Het college brengt bij de verstrekking van periodieke bijzondere bijstand de vastge-stelde draagkracht over de draagkrachtperiode gelijkmatig in mindering op de maan-delijkse bijzondere bijstand.
6. Het college brengt bij een samenloop van incidentele en periodieke bijzondere bijstand de vastgestelde draagkracht als eerste in mindering op de incidentele bijzondere bijstand en de resterende draagkracht op de periodieke bijzondere bijstand.
Artikel 3.5 Draagkrachtperiode
1. De draagkracht wordt vastgesteld voor een periode van 12 maanden, beginnend op de eerste dag van de maand, waarin de bijstandsaanvraag is ingediend.
2. In beginsel wordt de vastgestelde draagkracht gedurende de draagkrachtperiode niet meer gewijzigd.
3. Wanneer bij een aanvraag bijzondere bijstand, de bijzondere kosten zich periodiek voordoen, maar niet gedurende een heel jaar (bijvoorbeeld tijdelijke woonkostentoe-slag), kan de draagkracht over een kortere periode worden berekend, zodat niet de volledige jaardraagkracht behoeft te worden ingezet.
4. In afwijking van lid 2 herziet het college de vastgestelde draagkracht over het reste-rende deel van de periode als:
a. Er een inkomen is van hoger dan 120% van de van toepassing zijnde bijstands-norm;
b. Er een wijziging van het vermogen plaatsvindt, waardoor de vermogensgrens, zo-als bedoeld in artikel 34 lid 3 van de wet, wordt overschreden.
Artikel 3.6 Hoogte van de noodzakelijke kosten
1. De bijzondere bijstand bedraagt niet meer dan de kosten van de goedkoopst adequa-te voorziening.
2. Er wordt niet afgeweken van de door het college vastgestelde richtprijzen als daar-voor geen noodzaak aanwezig is. Als in een individuele situatie de noodzaak is aan-getoond van de meerkosten ten opzichte van de richtprijzen, dan kan van de richtprij-zen worden afgeweken. Voor een aantal kostensoorten, zoals bijvoorbeeld duurzame gebruiksgoederen en inrichtingskosten, hanteert het college richtprijzen voor het vaststellen van de hoogte van de bijzondere bijstand.
Artikel 3.7Drempelbedrag
Het college maakt geen gebruik van het drempelbedrag als bedoeld in artikel 35 tweede lid van de wet.
HOOFDSTUK 4MEDISCHE KOSTEN
Artikel 4.1Algemene uitgangspunten voor kosten van medische aard
1. Het college gaat ervan uit dat de aanvrager zich voor kosten van medische aard adequaat verzekerd heeft.
2. De aanvrager dient een kopie van de zorgpolis bij de aanvraag te overleggen.
3. Het college kent geen bijzondere bijstand toe voor medische kosten die onder door de Zvw, de Wlz en de Wmo 2015 vallen. Deze wetten gelden namelijk als een voor-liggende voorziening die als passend en toereikend worden gezien, artikel 15 lid 1 van de wet. Ook als kosten door de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk wordt aangemerkt, kent het college geen bijzondere bijstand toe voor deze kosten.
4. Het college kent geen bijzondere bijstand toe voor de kosten die voor rekening van de aanvrager blijven zoals een eigen bijdrage en het wettelijk of vrijwillig eigen risico.
5. Het college maakt gebruik van de mogelijkheid die artikel 35 lid 3 van de wet biedt om bijzondere bijstand toe te kennen in de vorm van een collectieve aanvullende zorg-verzekering voor de minima.
6. Ingeval een aanvrager niet aanvullend verzekerd is vanwege een schuldensituatie kan bijzondere bijstand worden toegekend voor medische kosten tot de vergoeding die Menzis vergoed zou hebben vanuit het minst aanvullende pakket. Dit houdt in een vergoeding vanuit het pakket GarantVerzorgd 1 of Garant TandVerzorgd 250 van Menzis.
Artikel 4.2 Meerkosten wassen en kledingslijtage
1. Het college kan bijzondere bijstand toekennen voor meerkosten wassen en kledingslij-tage die als gevolg van ziekte of handicap ontstaan, doordat er vaker gewassen moet worden dan gebruikelijk.
2. Bijzondere bijstand kan worden toegekend voor een kind vanaf 4 jaar.
3. Voor de bepaling van de hoogte van de kosten wordt maatwerk geleverd op basis van de feitelijke en noodzakelijk te maken kosten.
4. Het college vraagt onafhankelijk (deskundigen)advies als dat voor het vaststellen van het recht en/of de hoogte van de bijzondere bijstand noodzakelijk is.
5. Het college sluit voor de hoogte van de maximalel bijzondere bijstand voor kleding, schoeisel en beddengoed aan bij de normbedragen van de meest actuele prijzengids van Nibud.
6. Voor kinderen van 4 tot en met 14 jaar wordt de vergoeding op 75% van het normbe-drag voor volwassenen aangehouden.
7. Voor kinderen tot 4 jaar worden de kosten van incontinentie niet als extra kosten aan-gemerkt. Hiervoor kent het college geen bijzondere bijstand toe.
Artikel 4.3Dieetkosten
1. Het college kan bijzondere bijstand toekennen voor dieetkosten als de aanvrager om medische redenen is aangewezen op een bepaald dieet én als deze kosten meer be-dragen dan de normale kosten voor voeding.
2. Het college vraagt een dieetverklaring op bij de aanvrager om het recht en de hoogte van de extra kosten vast te stellen.
3. Het college sluit voor de hoogte van de meerkosten voor dieetkosten aan bij de normbedragen van de meest actuele prijzengids van Nibud.
Artikel 4.4Mondzorg
1. Onder mondzorg worden tandarts- en orthodontiekosten verstaan.
2. Het college kan bijzondere bijstand toekennen voor noodzakelijke tandartskosten voor zover deze kosten niet vergoed worden vanuit de voor de aanvrager geldende ade-quate zorgverzekering.
3. De vergoeding, bedoeld onder lid 2, bedraagt maximaal € 500,00 per persoon per kalenderjaar.
4. Het college kent geen bijzondere bijstand toe voor orthodontiekosten.
Artikel 4.5Pedicure
1. Het college kan bijzondere bijstand toekennen voor pedicurekosten:
a. Voor zover de kosten niet vergoed worden vanuit de voor de aanvrager geldende adequate zorgverzekering, en;
b. Als de behandeling door de pedicure noodzakelijk is in verband met ziekte, ouder-dom of verwaarlozing. De noodzaak mag worden aangenomen als:
1. de huisarts of podotherapeut verklaart dat de behandeling door een pedicure noodzakelijk is, of;
2. dit op basis van de uit het dossier blijkende (ziekte)geschiedenis van de aan-vrager blijkt.
2. De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt maximaal € 30,00 per behandeling met een maximum van 10 behandelingen per kalenderjaar.
Artikel 4.6 (Medische) advisering
1. Het college vraagt deskundigen om advies als dat voor het vaststellen van de nood-zaak en/of de hoogte van de kosten nodig is.
2. De aanvrager verleent, als dat gevraagd wordt, medewerking aan het onderzoek dat nodig is.
3. Er wordt geen (medisch) deskundigenadvies gevraagd als:
a. het jaarlijks terugkerende kosten betreft en het duidelijk is dat de (medische) situa-tie sinds het laatste advies niet is gewijzigd of uit het eerder gegeven advies blijkt dat een herbeoordeling niet nodig is;
b. de (medische) noodzaak van de kosten op een andere wijze is vastgesteld en de kosten (incidenteel of periodiek op jaarbasis) minder bedragen dan de kosten van de medische advisering;
c. zolang de kosten minder bedragen dan € 1.000,00 per kalenderjaar wordt geen medisch advies aangevraagd.
HOOFDSTUK 5UITVAARTKOSTEN (BEGRAFENIS- EN CREMATIEKOSTEN)
Artikel 5.1Algemeen
De kosten van een begrafenis of crematie van een overledene behoren tot de bijzondere bestaanskosten van de erfgenamen. Deze kunnen ieder voor zich en op persoonlijke titel bijzondere bijstand aanvragen, voor zover hun erfdeel ontoereikend is en het hen aan middelen ontbreekt om hun aandeel in de kosten te kunnen voldoen.
Artikel 5.2Noodzakelijke uitvaartkosten
1. Het college kan bijzondere bijstand toekennen voor de kosten van een uitvaart aan een aanvrager die als erfgenaam wordt aangemerkt voor dat deel van de uitvaartkos-ten waarvoor deze erfgenaam juridisch verantwoordelijk is.
2. Hetgeen vermeld in lid 1, is alleen van toepassing als er sprake is van een erfenis die is geaccepteerd.
3. Bij de bepaling van de hoogte van de bijstand wordt uitgegaan van noodzakelijke kos-ten voor een begrafenis of crematie.
4. Het college hanteert hierbij vaste richtbedragen per kostenpost die passen bij een so-bere begrafenis of crematie.
5. Het college sluit voor de berekening van de hoogte van de uitvaartkosten aan bij de richtlijnen uitvaartkosten van de meest actuele prijzengids van Nibud.
Artikel 5.3Zelf bijdragen aan noodzakelijke uitvaartkosten
1. Op de door het college noodzakelijk geachte kosten worden in ieder geval de volgen-de middelen in mindering gebracht:
a. een uitkering in verband met een uitvaart-, levens-, ongevallenverzekering;
b. een uitkering in verband met lidmaatschap van een begrafe-nis/crematievereniging;
c. nalatenschap van de overledene;
d. een op een depositorekening gestort bedrag met als enige bestemming de beta-ling van de begrafenis- of crematiekosten;
e. de draagkracht als bedoeld in hoofdstuk 3 van deze beleidsregels.
Artikel 5.4Uitvaartkosten in het buitenland
1. Op grond van het territorialiteitsbeginsel, genoemd in artikel 11 van de wet kent het college geen bijzondere bijstand toe voor begrafenis- of crematiekosten in het buiten-land van een in Nederland of in het buitenland overleden persoon. Dit is ook niet mo-gelijk voor zowel een vreemdeling als een Nederlander die in het buitenland wordt be-graven of gecremeerd.
HOOFDSTUK 6BEWINDVOERING, MENTORSCHAP, CURATELE EN RECHTS-BIJSTAND
Artikel 6.1Bewindvoering, mentorschap en curatele
1. Het college kan bijzondere bijstand toekennen voor de kosten van een door de kan-tonrechter ingesteld beschermingsbewind, mentorschap of curatele.
2. Voor het vaststellen van de noodzaak van de bijzondere bijstand sluit het college aan bij de beschikking van de kantonrechter. Uit de beschikking blijkt welke bewindvoer-der, mentor of curator er is benoemd en voor welke werkzaamheden kosten in reke-ning gebracht mogen worden.
3. Het college baseert de hoogte van de bijzondere bijstand op de beloning die door de kantonrechter bij de benoeming is vastgesteld overeenkomstig de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.
4. Wettelijk gezien is periodieke bijzondere bijstand met terugwerkende kracht niet mo-gelijk. Een uitzondering wordt gemaakt voor de eerste aanvraag voor de kosten van bewindvoering. Als de bewindvoerder de aanvraag indient binnen 4 weken na uit-spraak van de rechtbank, dan is de ingangsdatum afhankelijk van de datum uit-spraak, de 1e of de 16e van de maand.
5. Het college kent periodieke bijzondere bijstand toe voor de periode van maximaal 12 kalendermaanden, tot en met de laatste dag van de maand van de betreffende toe-kenningsperiode, tenzij er op een eerder moment al geen recht meer bestaat op de bijzondere bijstand.
6. Als er sprake is van schuldenbewind kent het college bijzondere bijstand toe voor de periode van 1 jaar.
7. Het college kent geen bijzondere bijstand toe:
a. voor de kosten van beheer van een pgb als ook zorg in natura mogelijk is.
b. in afwijking van lid 2 van dit artikel voor de intakekosten en de kosten griffierecht als er geen noodzaak is tot het wisselen van bewindvoerder, curator en/of mentor.
8. Voor de kosten gemaakt na het overlijden van de aanvrager bestaat geen recht meer op bijzondere bijstand. Deze kosten vallen dan in de boedel.
Artikel 6.2Rechtsbijstand
1. In beginsel bestaat er recht op bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand indien een toevoeging krachtens de Wet op de rechtsbijstand wordt toegekend op naam van de aanvrager.
2. De verzenddatum van de toevoeging is leidend voor de datum van opkomen van de kosten.
3. Een aanvraag bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand moet binnen één maand na verzenddatum van de toevoeging worden ingediend.
4. Indien wordt voldaan aan lid 1 kan bijzondere bijstand worden toegekend voor de ei-gen bijdrage en de eventueel noodzakelijke bijkomende kosten. De volgende kosten komen in aanmerking voor bijzondere bijstand:
a. eigen bijdrage en griffierechten die door de Raad voor Rechtsbijstand is opgelegd. Dit geldt ook voor de eigen bijdrage en het griffierecht in verband met een gerech-telijke procedure van eerste graad familieleden die in het buitenland verblijven;
b. uittreksel uit openbare registers;
c. deurwaarderskosten in kantongerechtzaken.
5. De kosten voor getuigen en deskundigen komen alleen in aanmerking voor bijzonde-re bijstand als er bij de inschakeling van een deskundige sprake is van kosten die in het concrete geval als noodzakelijk moeten worden aangemerkt.
6. Bijkomende kosten zoals forfaitaire voorschotten en kopieer- en telefoonkosten e.d. komen niet in aanmerking voor vergoeding uit de bijzondere bijstand.
7. De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de eigen bijdrage van de Raad voor Rechtsbijstand minus de korting die kan worden verkregen als een aanvrager zich eerst bij het juridisch loket heeft gemeld.
HOOFDSTUK 7JONGEREN VAN 18 TOT 21 JAAR
Artikel 7.1Noodzakelijke kosten jongeren niet in een inrichting
1. Een aanvrager van 18 tot 21 jaar heeft recht op aanvullende bijzondere bijstand als en voor zover de noodzakelijke kosten van het bestaan hoger zijn dan de voor de aanvrager geldende bijstandsnorm. Dit geldt ook als één of beide partners jonger dan 21 jaar is.
2. Het college acht hogere noodzakelijke bestaanskosten, zoals bedoeld in het eerste lid aanwezig als de aanvrager zelfstandig woont en er tevens sprake is van één van de volgende omstandigheden:
a. de ouders zijn overleden;
b. de ouders duurzaam in het buitenland verblijven en daar onbereikbaar zijn;
c. de aanvrager een statushouder betreft en de ouder(s) niet in Nederland ver-blijft/verblijven;
d. de aanvrager in het kader van Jeugdwet buiten het gezin is geplaatst;
e. de aanvrager alleen of samen met een partner van 18, 19 of 20 jaar de zorg van één of meer kinderen heeft;
f. er sprake is van een ernstig verstoorde relatie tussen de ouders en de aanvrager.
3. De hoogte van de bijzondere bijstand, is gelijk aan het verschil tussen de van toe-passing zijnde jongerennorm (artikel 20 van de wet) en het bedrag dat een 21-jarige in dezelfde situatie zou krijgen (artikel 21 van de wet).
Artikel 7.2Noodzakelijke kosten jongeren in inrichting
1. Op grond van artikel 13 lid 2 van de wet bestaat geen recht op algemene bijstand.
2. Als wordt voldaan aan de criteria als bedoeld in artikel 12 van de wet kan bijzondere bijstand worden toegekend. De hoogte van de bijstand is gelijk aan de jongerennorm (exclusief vakantietoeslag) als bedoeld in artikel 20 van de wet.
Artikel 7.3Verhaal op onderhoudsplichtige ouders
Het college kan gebruik maken van haar bevoegdheid op grond van artikel 62 onderdeel c van de wet om de kosten van bijzondere bijstand te verhalen op de onderhouds-plichtige ouders van aanvrager van 18 tot 21 jaar.
HOOFDSTUK 8SCHULDEN
Artikel 8.1Schulden
1. Als uitgangspunt is er geen bijzondere bijstand mogelijk voor schulden op grond van artikel 13 lid 1 onder g van de wet.
2. In afwijking van lid 1 is het college bevoegd om in geval van zeer dringende redenen wel bijzondere bijstand toe te kennen (artikel 49 van de wet).
3. Als er wel bijzondere bijstand wordt toegekend, wordt deze bijstand toegekend in de vorm van een geldlening (artikel 48 lid 2 sub d van de wet).
HOOFDSTUK 9KOSTEN IN VERBAND MET WONEN
Artikel 9.1 Kosten van duurzame gebruiksgoederen
1. Kosten van aanschaf, vervanging en/of reparatie van duurzame gebruiksgoederen worden aangemerkt als algemene kosten van het bestaan en dienen primair uit eigen middelen, inkomen, vermogen, reservering vooraf dan wel betaling achteraf, te wor-den voldaan.
2. In bijzondere omstandigheden kan, in afwijking van lid 1, bijzondere bijstand worden toegekend voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen.
3. Bijzondere omstandigheden kunnen zich bijvoorbeeld voordoen bij een echtscheiding waarbij een aanvrager een woning gedeeltelijk opnieuw moet inrichten. Als de aan-vrager niet in deze kosten kan voorzien door eigen middelen of het aangaan van een lening bij een financiële instelling, dan is er bijzondere bijstand mogelijk. Op grond van de individuele situatie wordt dan beoordeeld welke duurzame gebruiksgoederen noodzakelijk zijn.
4. Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen (witgoed: koelkast/vriezer, wasmachine/droger of kookplaat) wordt toegekend in de vorm van een geldlening.
5. Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen (computer, laptop/iPad) wordt toegekend, eens in de vijf jaar, om niet.
6. Het college sluit voor de hoogte van de maximale bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen aan bij de normbedragen van de meest actuele prijzengids van Ni-bud.
7. De aanschaf van duurzame gebruiksgoederen dient te gebeuren bij een officiële leve-rancier.
8. De kosten van aanschaf van duurzame gebruiksgoederen moeten worden aange-toond met een factuur.
9. Ontvangt aanvrager bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening voor een volle-dige woninginrichting zoals genoemd in artikel 9.2 van deze beleidsregels, dan heeft de aanvrager de daaropvolgende vijf jaar geen recht op een bijdrage voor duurzame gebruiksgoederen als bedoeld in artikel 9.1 lid 4.
Artikel 9.2 Kosten van woninginrichting
1. Voor de kosten van een volledige woninginrichting van het door de aanvrager en zijn gezin te betrekken nieuwe hoofdverblijf kan bijzondere bijstand worden toegekend als deze kosten voortvloeien uit:
a. buitengewone bijzondere omstandigheden;
b. er noodzaak en/of verplichting is tot verhuizen naar het nieuwe hoofdverblijf;
c. er sprake is van gezinshereniging.
2. Van bijzondere omstandigheden is ook sprake als bijvoorbeeld aan een statushouder een woning wordt toegewezen die nog volledig moet worden ingericht.
3. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald aan de hand van de richtprijzen, zoals die zijn vermeld in de tabel in de toelichting en is afhankelijk van de huishoud-samenstelling en de aard en grootte van het te betrekken hoofdverblijf.
4. De bijzondere bijstand wordt toegekend in de vorm van een geldlening.
5. De besteding van de bijzondere bijstand moet worden aangetoond.
6. Bijstand die niet wordt gebruikt overeenkomstig het doel waarvoor deze toegekend is, wordt teruggevorderd en is direct opeisbaar.
Artikel 9.3Overige inrichtingskosten
1. Met overige inrichtingskosten worden de kosten bedoeld die geen betrekking hebben op duurzame gebruiksgoederen, zoals verf en behang. Als uitgangspunt bestaat voor deze kosten geen recht op bijzondere bijstand en dient men daar zelf in te voorzien.
2. Het college kan, alleen als er sprake is van bijzondere omstandigheden, bijzondere bijstand toekennen voor overige inrichtingskosten. De hoogte van de bijstand wordt vastgesteld op een éénmalig bedrag van € 500,00.
3. De bijzondere bijstand voor deze kosten wordt om niet toegekend. De geldlening op grond van artikel 51 van de wet is hier niet van toepassing, omdat er geen sprake is van duurzame gebruiksgoederen.
Artikel 9.4Verhuiskosten
1. De kosten van een verhuizing worden aangemerkt als algemene kosten waarvoor als uitgangspunt geen bijzondere bijstand wordt toegekend.
2. In afwijking van lid 1 kan het college bijzondere bijstand toekennen voor verhuiskos-ten als sprake is van een noodzakelijke verhuizing als gevolg van bijzondere om-standigheden waar men niet zelf in kan voorzien. Dit geldt niet als er sprake is van een verhuizing op medische grond.
3. Voor de transportkosten van een verhuizing wordt maximaal een bedrag van € 135,00 toegekend.
4. De bijzondere bijstand voor verhuiskosten worden om niet toegekend.
Artikel 9.5 Tuinonderhoud
1. Het college kan bijzondere bijstand toekennen voor kosten van tuinonderhoud als:
a. de aanvrager het tuinonderhoud niet kan uitvoeren vanwege lichamelijke en/of psychische klachten, en;
b. de aanvrager geen beroep kan doen op familie, kennissen, buren of een vrijwilli-gersorganisatie.
2. Het college stelt de noodzaak van tuinonderhoud vast door advies in te winnen bij een hulp- en of zorgverlener, voor zover dit niet uit het dossier blijkt.
3. Het college stelt de hoogte van de bijzondere bijstand voor tuinonderhoud vast op maximaal € 250,00 per kalenderjaar en verbindt daaraan de verplichting dat het tuin-onderhoud wordt uitgevoerd door een hoveniersbedrijf.
Artikel 9.6Communicatie en Signalering (Alarmering)
1. Het college kan bijzondere bijstand toekennen voor de abonnementskosten en even-tuele aansluitkosten van personenalarmering als er sprake is van een sociale nood-zaak.
2. Van een sociale noodzaak is in ieder geval sprake als de aanvrager:
a. zich verwaarloost en maatschappelijk te gronde dreigt te gaan;
b. een reëel gevaar op lichamelijk letsel loopt;
c. in zijn veiligheid wordt bedreigd;
d. regieproblemen met betrekking tot het runnen van zijn huishouding heeft.
3. Het college kan bijzondere bijstand toekennen voor de kosten van het abonnement tot een maximumbedrag van € 25,00 per maand en de eenmalige aansluitkosten tot een maximumbedrag van € 95,00.
HOOFDSTUK 10WOONKOSTENTOESLAG
Artikel 10.1 Uitgangspunt
Woonkosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en dienen dan ook uit de norm te worden voldaan, eventueel aangevuld met de ontvangen huurtoeslag. Voor woonkostentoeslag bestaat in beginsel geen recht op bijzondere bijstand. Alleen als er sprake is van bijzondere omstandigheden kan er recht op bijzondere bijstand voor woonkosten bestaan.
Artikel 10.2Woonkostentoeslag bij een huurwoning
1. Het college kan bijzondere bijstand toekennen voor woonkostentoeslag als de aan-vrager in een woning verblijft waarvoor huurtoeslag mogelijk is, maar de aanvrager vanwege omstandigheden, zoals onverwachte inkomensachteruitgang, geen of niet volledig aanspraak kan maken op huurtoeslag op grond van de Wet op de huurtoe-slag.
2. De hoogte van de woonkostentoeslag wordt berekend volgens de systematiek van de Wet op de huurtoeslag onder aftrek van het toegekende bedrag aan huurtoeslag en de draagkracht. De huur boven de huurtoeslaggrens wordt volledig vergoed.
3. Als de rekenhuur hoger is dan de maximale huurtoeslaggrens, dan wordt:
a. de bijzondere bijstand voor de duur van maximaal twaalf maanden toegekend. Deze periode kan telkens met zes maanden worden verlengd, als en zolang de aanvrager er niet in is geslaagd betaalbare woonruimte te verkrijgen, ondanks voldoende inspanningen daartoe.
b. aan de verlening van de woonkostentoeslag op grond van artikel 55 van de wet de verplichting verbonden dat de aanvrager alles in het werk stelt om betaalbare woonruimte te vinden. Hierbij wordt van de aanvrager in ieder geval verwacht dat hij ingeschreven staat als woningzoekende, reageert op betaalbare woonruimte en aangeboden passende woonruimte accepteert.
4. Wanneer de aanvrager naar het oordeel van het college onvoldoende inspanningen heeft verricht dan wel een aanbod voor passende betaalbare woonruimte niet heeft aanvaard, dan ontvangt de aanvrager een waarschuwing. Bij een herhaling van deze gedraging wordt de woonkostentoeslag beëindigd met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de laatste betaling van de woonkostentoeslag heeft plaatsgevonden. Of een aanvraag om verlenging van de woonkostentoeslag wordt afgewezen.
Artikel 10.3Woonkostentoeslag bij een eigen woning
1. Het college kan bijzondere bijstand toekennen voor woonkosten als de eigenaar van een door hemzelf bewoonde woning woonlasten heeft die hoger zijn dan de van toe-passing zijnde basishuur.
2. Tot de woonlasten worden gerekend:
a. de hypotheekrente van de door de aanvrager zelf bewoonde eigen woning;
Hierbij geldt dat alleen de rente voor de woonlasten meetelt en de eventuele af-lossing niet. Tevens geldt dat alleen de rente in aanmerking wordt genomen die betaald moet worden voor de lening die bestemd is voor de woning.
b. rioolheffing;
c. afvalstoffenheffing (alleen het vaste tarief);
d. eigenaarsgedeelte onroerende zaakbelasting (OZB);
e. de premie voor de opstalverzekering;
f. de eventuele erfpachtcanon;
g. waterschapslasten (alleen de “watersysteemheffing gebouwd”).
3. De hoogte van de woonkostentoeslag wordt berekend volgens de systematiek van de Wet op de huurtoeslag onder aftrek van het toegekende bedrag aan renteaftrek bij de aanslag Inkomstenbelasting door de Belastingdienst en de draagkracht.
4. Als de totale woonlasten van de aanvrager na aftrek van de belastingteruggave voor de hypotheekrenteaftrek, hoger zijn dan de op de situatie van de aanvrager van toe-passing zijnde huurgrens, zoals bedoeld in de Wet op de huurtoeslag, dan wordt:
a. de bijzondere bijstand voor de duur van maximaal twaalf maanden toegekend. Deze periode kan telkens met zes maanden worden verlengd, als en zolang de aanvrager er niet in is geslaagd betaalbare woonruimte te verkrijgen, ondanks voldoende inspanningen daartoe.
b. aan de verlening van de woonkostentoeslag op grond van artikel 55 van de wet de verplichting verbonden de woning te verkopen en aantoonbaar actief op zoek te gaan naar een huurwoning die zonder de ontvangst van woonkostentoeslag door de aanvrager te betalen is. Hierbij wordt van de aanvrager in ieder geval verwacht dat hij de eigen woning voor een reële vraagprijs te koop aanbiedt. Hier-bij geldt de WOZ waarde als uitgangspunt.
5. Wanneer de aanvrager naar het oordeel van het college onvoldoende inspanningen heeft verricht om de woning te verkopen dan wel op zoek te gaan naar passende be-taalbare woonruimte, dan ontvangt de aanvrager een waarschuwing. Bij een herhaling van deze gedraging wordt de woonkostentoeslag beëindigd met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de laatste betaling van de woonkos-tentoeslag heeft plaatsgevonden. Of een aanvraag voor verlenging van de woonkos-tentoeslag wordt afgewezen.
Artikel 10.4Doorbetaling vaste lasten bij verblijf in detentie
1. In afwijking van artikel 13 lid 1 onder a van de wet kan het college voor doorbetaling van de vaste lasten bijzondere bijstand toekennen voor zover de aanvrager die in de-tentie zit deze kosten aantoonbaar niet over de hele detentieperiode zelf kan betalen en er sprake is van zeer dringende redenen op grond waarvan het noodzakelijk is dat de woning wel wordt aangehouden.
2. Bijstand betreft alleen de periode waarin de aanvrager niet zelf kan voorzien in de vaste lasten.
3. De bijstand wordt toegekend in de vorm van een geldlening op grond van artikel 48 lid 2 onder b van de wet.
4. Onder vaste lasten als bedoeld in het eerste lid wordt o.a. verstaan:
a. huur dan wel hypotheek plus zakelijke lasten met aftrek van de huurtoeslag en/of teruggave van de belastingdienst;
b. gas, water en elektra;
c. onroerendezaakbelasting;
d. verzekeringen zoals inboedelverzekering.
5. Er wordt in ieder geval geen bijzondere bijstand toegekend:
a. als de detentieperiode korter duurt dan één maand;
b. als de detentieperiode langer zal zijn dan 12 maanden;
c. voor zover de aanvrager er zelf in kan voorzien;
d. het detentie betreft in plaats van een boete;
e. voor opslag van de inboedel.
Artikel 10.5Doorbetaling vaste lasten bij verblijf in een inrichting
1. Het college kan aan een aanvrager zonder partner en/of (andere) medebewoners die tijdelijk in een instelling verblijft vanwege medische, psychische of sociale omstandig-heden bijzondere bijstand toekennen voor de doorbetaling van de vaste lasten als het aanhouden van de woning noodzakelijk is.
2. Onder vaste lasten als bedoeld in het eerste lid wordt o.a. verstaan:
a. huur dan wel hypotheek plus zakelijke lasten met aftrek van de huurtoeslag en/of teruggave van de belastingdienst;
b. gas, water en elektra;
c. onroerendezaakbelasting;
d. verzekeringen zoals inboedelverzekering.
HOOFDSTUK 11KINDEROPVANG
Artikel 11.1Uitgangspunt
Voor de kosten van kinderopvang wordt geen bijzondere bijstand toegekend. Kinderopvangtoeslag op grond van de Wet kinderopvang (Wko) geldt hiervoor als een toereikende voorliggende voorziening.
Artikel 11.2 Recht op bijzondere bijstand eigen bijdrage kinderopvang
1. In afwijking van artikel 11.1 lid 1 kan het college bijzondere bijstand toekennen als aanvulling op de kinderopvangtoeslag aan aanvragers die werken of studeren.
2. Er dient sprake te zijn van een geregistreerde kinderopvang volgens de Wet kinder-opvang.
3. Kinderopvang dient noodzakelijk te zijn op de dagdelen dat een aanvrager de kinder-opvang afneemt.
4. Het college vergoedt de verplichte eigen bijdrage en het verschil in meerprijs tussen de maximale uur-prijs van het Rijk en de uur-prijs van de kinderopvanglocatie.
5. Voor de beoordeling van bijzondere bijstand is de draagkracht van een aanvrager zoals bedoeld in hoofdstuk 3 van deze beleidsregels bepalend.
6. Een vergoeding kinderopvang wordt toegekend voor een kalenderjaar, tot einde stu-diejaar of tot einde dienstverband.
HOOFDSTUK 12REISKOSTEN
Artikel 12.1Algemene uitgangspunten
1. Reiskosten behoren tot de algemene noodzakelijke kosten van bestaan. De aanvra-ger wordt geacht uit een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm vervoerskosten te kunnen voldoen om in aanvaardbare mate deel te kunnen nemen aan het leven van alledag en sociale contacten te onderhouden. Als er sprake is van noodzakelijke reis-kosten als gevolg van bijzondere omstandigheden, kan er recht op bijzondere bijstand bestaan.
2. De vergoeding wordt gebaseerd op de meest goedkope adequate vervoersmogelijk-heid. Voor het openbaar vervoer sluit het college aan bij het tarief van de tweede klasse in het openbaar vervoer (bus of trein). Als gebruik gemaakt wordt van eigen vervoer is de verstrekking van bijzondere bijstand maximaal de wettelijke reiskosten-vergoeding per kilometer en daarbij gaat het college uit van de kortste route volgens de Anwb-routeplanner.
3. Het college betaalt de bijzondere bijstand uit na indiening van het vervoersbewijs van het openbaar vervoer of nadat inzichtelijk is gemaakt op welke datum en over welke afstand de reiskosten zijn gemaakt. Denk daarbij aan een afspraakkaart en uitdraai van de Anwb-routeplanner (kortste route).
Artikel 12.2Gerechtelijke procedures
Het college kan bijzondere bijstand toekennen voor reiskosten voor het bijwonen van een gerechtelijke procedures, als sprake is van een noodzakelijke gerechtelijke procedure, waarbij de aanwezigheid van de aanvrager verplicht of dringend gewenst is.
Artikel 12.3Reiskosten in verband met bezoek aan een huisgenoot of familie in de eerste of tweede graad in detentie
1. In deze situatie geldt een vergoeding van maximaal tweemaal per maand.
2. Voor reiskosten voor bezoek aan een persoon die in het buitenland is gedetineerd, is op grond van het territorialiteitsbeginsel alleen bijzondere bijstand mogelijk voor de kosten tot aan de landsgrens.
3. Deze vergoeding geldt niet vanaf het moment dat de gedetineerde met weekendver-lof mag.
Artikel 12.4Reiskosten in verband met woon – werkafstand of studie
1. Als uitgangspunt geldt dat de werkgever de kosten woon – werkafstand vergoedt. Mocht de werkgever deze kosten niet vergoeden dan kunnen deze kosten worden vergoed via het re-integratiebudget.
2. Alleen als deze kosten niet door de werkgever en niet via het re-integratiebudget wor-den vergoed is bijzondere bijstand mogelijk. Hierbij dient de enkele reisafstand meer dan 10 kilometer te bedragen.
3. Voor de reiskosten voor studie is bijzondere bijstand mogelijk als de opleiding zich bevindt buiten een straal van 10 kilometer.
4. Dit geldt niet als er recht is op een passende toereikende voorliggende voorziening. In veel situaties is een reisproduct van Dienst Uitvoering Onderwijs passend en toerei-kend, maar niet in alle situaties. Een reisproduct vanuit de WTOS is niet altijd toerei-kend. In die gevallen is er wel bijzondere bijstand mogelijk.
5. Het college kan bijzondere bijstand toekennen voor reiskosten voor inburgeringsplich-tigen die in het kader van het inburgeringstraject naar school gaan. Het college stelt hiervoor de Meedoen Pas van Arriva ter beschikking, voor maximaal 11 maanden per schooljaar.
Artikel 12.5Medische behandelingen/zittend ziekenvervoer
1. Het college kan bijzondere bijstand toekennen voor reiskosten vanwege medische behandelingen of zittend ziekenvervoer als:
a. het noodzakelijk is dat er een medische behandeling/afspraak moet plaatsvinden bij een specialist of instelling, en;
b. de enkele reisafstand vanaf de woning van de aanvrager naar de behande-ling/afspraak bij de specialist of instelling meer bedraagt dan 10 kilometer, en;
c. de reiskosten niet (volledig) vergoed worden vanuit de voor de aanvrager gelden-de adequate zorgverzekering.
2. De noodzaak van de afspraak/behandeling en de noodzaak van de locatie van de afspraak/behandeling stelt het college vast met een verklaring/doorverwijzing van de behandelend arts.
3. Het college kent geen bijzondere bijstand toe als er een beroep gedaan kan worden op de hardheidsclausule van de zorgverzekeraar.
artikel 12.6Bezoek aan zieke familieleden/huisgenoten in de eerste of tweede graad
1. Het college kan bijzondere bijstand toekennen voor reiskosten, bezoek aan zieke familieleden/huisgenoten in de eerste of tweede graad, voor zover de afstand vanaf de woning naar de instelling meer is dan 10 kilometer.
2. Afhankelijk van de omstandigheden geldt als uitgangspunt:
a. dagelijks voor maximaal twee personen als er sprake is van een terminale patiënt, verblijf op een intensive care of een ziek kind;
b. tweemaal per week voor maximaal twee personen in alle overige situaties.
3. Er kan van de in lid 2 genoemde bezoekfrequentie worden afgeweken als er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden.
Artikel 12.7Reiskosten in verband met bijwonen begrafenis of crematie
1. Dit zijn incidentiele algemene kosten waarvoor geen bijzondere bijstand mogelijk is.
2. Voor de reiskosten voor het bijwonen van een begrafenis of crematie in het buitenland is, op grond van het territorialiteitsbeginsel geen bijzondere bijstand mogelijk.
Artikel 12.8Reiskosten in verband met een omgangsregeling
1. Voor deze reiskosten is geen bijzondere bijstand mogelijk. Reiskosten in verband met een omgangsregeling met kinderen behoren tot de algemene kosten van het bestaan.
2. Dit geldt ook:
a. als de omgangsregeling niet op een afspraak van de betrokken ouders berust, maar door interventie van de kinderrechter tot stand is gekomen;
b. als de reiskosten zijn ontstaan door de verhuizing van één van de gewezen echt-lieden naar een andere gemeente.
Artikel 12.9 Reiskosten naar een uit huis geplaatst kind of naar een jeugdhulplocatie
1. Voor deze reiskosten is geen bijzondere bijstand mogelijk.
2. In afwijking van lid 1 geldt de Jeugdwet als een voorliggende voorziening voor zover het gaat om vervoer van een jeugdige van en naar een locatie waar jeugdhulp wordt geboden.
3. Voor zover het een bezoek betreft van de ouder aan de jongere, betreft het algemene kosten van bestaan. Bijzondere bijstand is dan niet mogelijk.
Artikel 12.10Reiskosten in verband met schoolgaande minderjarige kinderen (ten laste komende).
1. Voor deze reiskosten is bijzondere bijstand mogelijk als de opleiding zich bevindt bui-ten een straal van 10 kilometer.
2. Dit geldt niet als er recht is op een passende toereikende voorliggende voorziening. In veel situaties is een reisproduct van Dienst Uitvoering Onderwijs passend en toerei-kend, maar niet in alle situaties. Een reisproduct vanuit de WTOS is niet altijd toerei-kend. In die gevallen is er wel bijzondere bijstand mogelijk.
3. Het college kan bijzondere bijstand toekennen voor reiskosten voor jeugdigen van 12 tot en met 17 jaar, die voltijd dagonderwijs volgen aan het ISK. Het college stelt hier-voor de Meedoen Pas van Arriva ter beschikking, voor maximaal 11 maanden per schooljaar.
Artikel 12.11Reiskosten als gevolg ziekte of handicap
Als een aanvrager als gevolg van ziekte of handicap geen gebruik kan maken van een fiets of het openbaar vervoer, dan kan zij voor een voorziening een beroep te doen op de Wmo 2015. De Wmo 2015 geldt als een voorliggende voorziening waardoor bijzondere bijstand voor deze kosten niet mogelijk is.
Artikel 12.12Reiskosten in verband met gezinshereniging vanuit het buitenland
Voor deze reiskosten is, op grond van het territorialiteitsbeginsel, geen bijzondere bijstand mogelijk.
HOOFDSTUK 13SLOTBEPALINGEN
Artikel 13Hardheidsclausule
In die gevallen waarin de toepassing van deze beleidsregels leidt tot een onredelijke en/of onbillijke situatie voor de aanvrager, kan het college van de bepalingen in deze beleidsregels afwijken.
Artikel 14 Overgangsrecht
1. Een aanvrager houdt recht op de reeds toegekende en lopende bijzondere bijstand, toegekend voor inwerkingtreding van deze beleidsregels.
2. Aanvragen die zijn ingediend voor inwerkingtreding van deze beleidsregels en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze beleidsregels, worden afgehan-deld krachtens de beleidsregels bijzondere bijstand 2022.
Artikel 15Inwerkingtreding en citeertitel
1. Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2025.
2. Deze beleidsregels worden aangehaald als: beleidsregels bijzondere bijstand gemeen-te Hof van Twente 2025.
3. De beleidsregels bijzondere bijstand Hof van Twente 2022 worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2025.
4. De beleidsregels reiskostenvergoeding minima 2019 worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2025.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hof van Twente d.d. 17 december 2024
Burgemeester en wethouders van Hof van Twente,
de secretaris, de burgemeester,
drs. D. Lacroix
drs. H.A.M. Nauta-van Moorsel MPM
Toelichting Beleidsregels bijzondere bijstand Hof van Twente 2025
Artikel 4.1
Toelichting verschil eigen bijdrage en het wettelijk eigen risico.
Eerst eigen bijdrage en daarna eigen risico.
Heeft u zorg gekregen waarvoor boven op het eigen risico ook een eigen bijdrage geldt? Dan geldt:
• U betaalt eerst de eigen bijdrage.
• Het bedrag dat overblijft valt vervolgens onder het verplicht eigen risico.
• Het bedrag dat daarna overblijft valt onder het vrijwillig eigen risico (als u dat heeft).
• Het bedrag dat dan overblijft betaalt de zorgverzekeraar.
Zie voor aanvullende informatie www.rijksoverheid/zorgverzekering.nl
Artikel 9.2
Ter uitwerking van het derde lid staan de maximale bedragen voor complete woninginrichting hieronder genoemd. Het uitgangspunt is dat een deel tweedehands kan worden aangeschaft, via overname van derden of kringloopwinkel.
Maximum bedragen complete woninginrichting
Alleenstaande (kamerbewoner) - € 1.450,00
Alleenstaande zelfstandig gehuisvest - € 2.750,00
Gezin van 2 personen - € 4.050,00
Gezin van 3 personen - € 4.800,00
Gezin van 4 personen - € 5.550,00
Gezin van 5 personen - € 6.250,00
Voor elke persoon meer - € 650,00
Ondertekening
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl