Treasurystatuut Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking West-Brabant 2024

Geldend van 09-01-2025 t/m heden

Intitulé

Treasurystatuut Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking West-Brabant 2024

Het algemeen bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking West-Brabant

gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur

gelet op:

de Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking West Brabant;

de Wet financiering decentrale overheden;

de Wet gemeenschappelijke regelingen en;

de financiële verordening van de Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking West Brabant.

BESLUIT

vast te stellen het “Treasurystatuut Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking West-Brabant 2024”

Artikel 1. Begrippenkader

In dit statuut wordt verstaan onder:

Derivaten

Rente – instrumenten. Financiële instrumenten, belichaamd in contracten waarin de voorwaarden zijn vastgelegd waartegen een transactie op een bepaald moment zal of kan plaatsvinden en waarvan de waardeafhankelijk is van één of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices. Zie ook “rente-instrumenten”.

Financiering

Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar.

Geldstromenbeheer

Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer).

Intern liquiditeitsrisico

De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitsplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachting.

Kasgeldlimiet

Een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting bij aanvang van het jaar. Het percentage wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.

Koersrisico

Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

Kredietrisico

De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichting door de tegenpartij als gevolg van insolventie.

Kredietwaardig

De mate waarin een instelling of onderneming in staat is aan haar verplichtingen te kunnen voldoen.

Lidstaat

Staat die lid is van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

Liquiditeitenbeheer

Het financieren en uitzetten van middelen voor een periode van maximaal één jaar.

Liquiditeitsplanning

Een prognose van de inkomende en uitgaande geldstromen.

Nettingovereenkomst

Een overeenkomst op grond waarvan de wederzijdse verplichtingen tussen partijen verrekend worden waardoor wordt bepaald wat de ene partij per saldo aan de andere partij verschuldigd is.

Rating

Kredietwaardigheidsbeoordeling van debiteuren door instituten zoals Moody’s, Standard & Poors (S&P) en Fitch. Een rating is de inschatting van de kans op wanbetaling bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen. Een hogere rating houdt een betere kredietwaardigheid in.

Rente-instrumenten

Afgeleide financiële instrumenten om posities af te schermen of in te dekken. Het betreft verhandelbare contracten ten aanzien van bepaalde rechten of verplichtingen met as onderliggende waarde een geldlening of belegging. Niet de geldlening zelf wordt verhandeld, maar bijvoorbeeld het recht deze te kopen of verkopen tegen vooraf bepaalde voorwaarden. Ook het recht om op een toekomstig tijdstip de rente vast te stellen op een bepaalde wijze kan in een contract worden geregeld. Zie ook “Derivaten”.

Renterisico

Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeenschappelijke regeling door rentewijzigingen.

Renterisiconorm

Een bedrag ter grootte van een percentage van de totale vaste schuld bij aanvang van het jaar. Het percentage wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.

Rentetypische looptijd

Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de leningsvoorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare constante rentevergoeding.

Rentevisie

Toekomstverwachting over de renteontwikkeling.

Solvabiliteitsratio

Het in een lidstaat voor een financiële onderneming voorgeschreven minimumniveau aansprakelijk vermogen tegenover aangehouden naar risicograad gewogen activum.

Schatkistbankieren

De verplichting om overtollige middelen in de (rijks)schatkist aan te houden en de mogelijkheid om overtollige middelen onderling uit te lenen.

Treasury

Alle activiteiten die zich richten op het sturen en het beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

Uitzetting

Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

Wet Fido

Wet financiering decentrale overheden. Een onderdeel hiervan is het verplichte schatkistbankieren.

Artikel 2. Algemene doelstellingen

Hoewel de algemene doelstellingen van de treasuryfunctie niet expliciet worden genoemd in de Wet Fido, vloeien ze wel uit de wet voort. Meer concreet kunnen de doelstellingen als volgt worden benoemd:

  • 1.

    het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities zodat te allen tijde in de behoefte aan liquide middelen kan worden voldaan;

  • 2.

    het beschermen van de organisatie tegen ongewenste financiële risico's zoals renterisico's, koersrisico's, kredietrisico's en liquiditeitsrisico's;

  • 3.

    het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    het optimaliseren van de renteresultaten over uitgezette geldleningen;

  • 5.

    het realiseren van de informatiestromen ter ondersteuning van de opstelling van het treasurybeleid, de uitvoering van het beleid en de verantwoording daarvan.

Artikel 3. Uitgangspunten risicobeheer

Met betrekking tot het risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    de gemeenschappelijke regeling gaat uitsluitend leningen aan ten behoeve van de publieke taak;

  • 2.

    de gemeenschappelijke regeling zet uitsluitend middelen uit ten behoeve van de publieke taak;

  • 3.

    de gemeenschappelijke regeling verstrekt geen borgstellingen of garanties aan derden;

  • 4.

    derivaten zijn alleen toegestaan voor het afdekken van financiële risico's;

  • 5.

    het derivaat brengt geen groter risico met zich mee dan het risico dat ermee wordt afgedekt (gesloten positie);

  • 6.

    het gebruik van derivaten is toegestaan met inachtneming van de bepalingen van de wet en na advisering door een financieel deskundige.

Artikel 4. Renterisicobeheer

  • 1. Bij het renterisicobeheer wordt gestreefd naar beperking van het renterisico op de lange en korte schuld.

  • 2. Het renterisico op de lange schuld bedraagt maximaal de renterisiconorm volgens de Wet Fido.

  • 3. Het renterisico op de korte schuld bedraagt maximaal de kasgeldlimiet volgens de Wet Fido.

Artikel 5. Kredietrisicobeheer

  • 1. Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury gelden de volgende uitgangspunten:

  • 2. Kredietrisico's worden beperkt door uitsluitend uit te zetten bij financiële instellingen die voldoende kredietwaardig zijn. Deze financiële ondernemingen moeten:

    • a.

      gevestigd zijn in een lidstaat (zie begrippenlijst) die ten minste beschikt over een AA-rating afgegeven door ten minste twee ratingbureaus; en

    • b.

      voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kunnen aantonen dat ze ten minste over een AA-minusrating beschikken, afgegeven door ten minste twee ratingbureaus.

      • i.

        In afwijking hiervan geldt dat indien de gelden worden uitgezet voor een periode van minder dan drie maanden, de ondernemingen aan moeten tonen dat ze voor henzelf of voor de door hen uitgeven waardepapieren ten minste over een A-rating afgegeven door ten minste twee ratingbureaus beschikken. Dat geldt eveneens voor verbintenissen met betrekking tot financiële derivaten voor een periode van minder dan drie maanden.

      • ii.

        Een uitzondering op bovenstaande regels geldt voor uitzettingen tegen waardepapieren waarvoor een solvabiliteitsratio van 0% geldt. Dit impliceert dat dergelijke waardepapieren in beginsel als risicovrij worden gezien. In dit geval geldt de bepaling over de rating dus niet.

  • 3. Tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken geldleningen voor projectfinanciering worden uitsluitend uitgezet bij de financiële onderneming waar deze leningen zijn aangegaan.

  • 4. Als een nettingovereenkomst (zie begrippenlijst) is afgesloten met betrekking tot het uitzetten van overtollige gelden van aangetrokken geldleningen voor projectfinanciering, geldt de voorwaarde voor de kredietwaardigheid (rating) niet.

  • 5. Overtollige middelen worden uitsluitend uitgezet in producten waarbij de hoofdsom is gegarandeerd.

Artikel 6. Valutarisicobeheer

Valutarisico's worden in de gemeenschappelijke regeling uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken of aan te gaan in euro's.

Artikel 7. Financiering (lange termijn)

De financiering van de gemeenschappelijke regeling heeft de volgende doelstellingen:

  • het voorzien in de toekomstige financieringsbehoefte tegen zo laag mogelijke kosten en rekening houdend met de kredietwaardigheid van de organisatie;

  • het (gedeeltelijk) voorzien in de toekomstige financieringsbehoefte door geldmiddelen te reserveren;

  • het aantrekken van vreemd vermogen voor een periode van minimaal één jaar tegen aanvaardbare risico's;

  • het veiligstellen van de financierbaarheid van de organisatie in die zin dat op elke gewenst moment geldmiddelen kunnen worden aangetrokken.

Bij het aantrekken van financiering voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak.

  • Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde het renterisico te minimaliseren en het renteresultaat te optimaliseren.

  • Het aantrekken van langlopende financiering vindt plaats door een prijsopgave aan te vragen bij minimaal twee financiële instellingen.

Artikel 8. Uitzettingen

  • 1. De ruimte om overtollige middelen uit te zetten is door het Schatkistbankieren ingeperkt. Afhankelijk van de begrotingsomvang geldt een drempelbedrag dat buiten de Schatkist mag blijven.

  • 2. Uitzettingen die onder de autonomie van de BWB vallen (de middelen onder het drempelbedrag) hebben uitsluitend de doelstelling van het optimaliseren van het rendement op bestaande (en te voorspellen) liquiditeitsoverschotten tegen aanvaardbare condities en risico's.

  • 3. Het risico van wanbetaling in welk geval het kredietrisico wordt beperkt door uitsluitend geldmiddelen uit te zetten bij voldoende kredietwaardige partijen (zie artikel 5 lid 2).

  • 4. Het uitzetten van overtollige middelen vindt plaats door een prijsopgave aan te vragen bij minimaal twee financiële instellingen.

Artikel 9. Relatiebeheer

De gemeenschappelijke regeling beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financiële instellingen dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen gesteld in artikel 5 lid 1.

  • 2.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

Artikel 10. Geldstromenbeheer

  • 1) Teneinde de kosten van het geldstromen beheer te beperken wordt:

  • de liquiditeitspositie zodanig geregeld dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen;

  • het elektronische betalingsverkeer zoveel mogelijk uitgevoerd door één bank.

  • 2) Ten behoeve van het beheer van liquide middelen kan een rekeningcourant worden aangegaan met een lokale bank.

Artikel 11. Saldo- en liquiditeitsbeheer (korte termijn)

Het kasbeheer betreft het beheer van de geldstromen en daaruit voortvloeiende saldi en liquiditeitsposities tot één jaar. Hierbij gelden de volgende doelstellingen:

  • het voorzien in de financieringsbehoefte op korte termijn tegen zo laag mogelijke kosten en rekening houdend met de kredietwaardigheid van de organisatie;

  • het aantrekken van vreemd vermogen voor een periode korter dan één jaar tegen aanvaardbare risico's;

  • het uitzetten van tijdelijk overtollig beschikbare liquide middelen voor een periode korter dan één jaar rekening houdend met het verwachte liquiditeitsverloop;

  • het optimaliseren van het rendement van tijdelijk overtollige liquide middelen tegen aanvaardbare risico's.

Voor het saldobeheer en het liquiditeitsbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de gemeenschappelijke regeling kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt de kasgeldlimiet niet overschreden.

  • De gemeenschappelijke regeling streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatie circuit bij de bank met de gunstigste condities.

Artikel 12. Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

In het kader van de treasury-functie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasury-activiteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd.

  • 2.

    Bij de uit te voeren treasury-activiteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a)

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd;

    • b)

      de uitvoering en controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

    • c)

      de registratie en controle van transacties in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

  • 3.

    De transacties worden geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten en gecontroleerd door een andere functionaris. De administratieve organisatie en interne controle waarborgen dat:

    • a)

      de uitvoering rechtmatig en doelmatig is;

    • b)

      de treasury-activiteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd;

    • c)

      de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd zijn.

Artikel 13. Verantwoordelijkheden

De taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de belastingsamenwerking West-Brabant staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

Verantwoordelijkheden treasuryfunctie

Functie

Verantwoordlijkheden

Algemeen bestuur

  • Vaststellen van treasurydoelstellingen en treasurybeleid door (het vaststellen van) een treasurystatuut.

  • Vaststellen van limieten en kaders door (het vaststellen van) de financiële verordening.

  • Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan

  • Evalueren en eventueel bijstellen van het treasurybeleid

  • Vaststellen van de begroting en de jaarstukken en de daarin opgenomen paragraaf financiering.

Dagelijks bestuur

  • Uitvoeren van het treasurybeleid

  • Rapporteren aan het algemeen bestuur over de uitvoering van het treasurybeleid

Treasurer

  • Het uitvoeren van de aan hem/haar opgedragen treasury-activiteiten conform het treasurystatuut en de paragraaf Financiering;

  • Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: het risicobeheer, financiering (financiering, uitzetting en relatiebeheer) en kasbeheer. Deze activiteiten moeten conform het treasurystatuut en de paragraaf Financiering in de begroting worden uitgevoerd;

  • Het aantrekken en uitzetten van gelden voor het saldo- en liquiditeitsbeheer;

  • Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen;

  • Het schriftelijk vastleggen van de treasury-transacties, inclusief meerdere offertes;

  • Het zorgdragen voor de liquiditeitenplanning;

  • Het rapporteren en het afleggen van verantwoording aan het DB over de uitvoering van het treasury-beheer.

Administrateur

  • Het uitvoeren van de aan hem of haar opgedragen treasury-activiteiten conform het treasurystatuut en de paragraaf Financiering;

  • Het autoriseren van betalingsvoorstellen.

Kassier

  • Het beheren van de geldstromen;

  • Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen;

  • Het afhandelen van het betalingsverkeer;

  • Het incasseren van openstaande vorderingen.

Financieel adviseur

  • Het adviseren van de budgethouders en kredietbeheerders over de financiële gevolgen/geldstromen van hun activiteiten en projecten.

Directeur

  • Het uitvoeren van de aan hem of haar opgedragen treasury-activiteiten conform het treasurystatuut en de paragraaf Financiering.

Budgethouders

  • Zorg dragen voor een goede en tijdige informatievoorziening met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten (t.b.v. van de liquiditeitsplanning)

Financiële administratie

  • Het administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de financiële administratie.

Medewerker AO/IB

  • Het onafhankelijk controleren van de volledigheid, betrouwbaarheid en de rechtmatigheid van treasury-activiteiten en hierover rapporteren aan betrokkenen.

Controller

  • Zorgdragen voor een actueel treasurystatuut

Externe accountant

  • In het kader van haar reguliere controletaak adviseren over treasury-aangelegenheden en controleren van de naleving van het treasurystatuut.

Artikel 14. Bevoegdheden

De bevoegdheden met betrekking tot de treasuryactiviteiten van de belastingsamenwerking West-Brabant staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

Onderwerpen

Uitvoering

Autorisatie

Liquiditeiten-, geldstromenbeheer en financiering

Het aantrekken van lang- en kortlopende geldleningen

Treasurer

Directeur

Het lang en kort uitzetten van overtollige geldmiddelen

Treasurer

Directeur

Betalings- en incasso-opdrachten bedrijfsvoering

Kassier

Directeur

Betalings-opdrachten belastingen

Kassier

Teammanager Ondersteuning (belastingopbrengsten naar deelnemers)

Teammanager Invordering

(terugbetalingen belastingplichtigen)

Bankrelatiebeheer

 

Bankrekeningen openen / sluiten / wijzigen

Kassier

Directeur

Bankcondities en tarieven afspreken

Treasurer

Directeur

Risicobeheer

 

Het afsluiten van derivatentransacties.

Treasurer

Directeur

Artikel 15. Informatievoorziening

De minimale informatieverstrekking op het gebied van treasuryactiviteiten aan de ontvanger is in de onderstaande tabel opgenomen:

Informatie

Frequentie

Informatieverstrekker

Informatieontvanger

  • 1.

    Beleidsplannen treasury in de paragraaf Financiering van de begroting

Jaarlijks

Team Ondersteuning cluster Financiën

Algemeen bestuur

  • 2.

    Verantwoording in de paragraaf Financiering van het jaarverslag

Jaarlijks

Team Ondersteuning cluster Financiën

Algemeen bestuur

  • 3.

    Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten

Elk kwartaal

Team Ondersteuning cluster Financiën

Controller

In het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) is voorgeschreven dat periodiek informatie moet worden verstrekt aan het CBS. Voor gemeenschappelijke regelingen is dit in bepaalde omstandigheden het geval. Het CBS bepaalt welke gemeenschappelijke regelingen moeten rapporteren. De inhoud van die rapportages is bepaald in het BBV.

Artikel 16. Inwerkingtreding

Dit treasurystatuut treedt in werking met ingang van 6 juli 2024 en vervangt het voorgaande “Treasurystatuut Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking West-Brabant (BWB) 2011”.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het algemeen bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking West-Brabant van 5 juli 2024.

de secretaris,

drs. P.C.A.M. Stoffelen

de plaatsvervangend voorzitter,

K. van den Berg