Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR733878
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR733878/1
Treasurystatuut Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking West-Brabant 2024
Geldend van 09-01-2025 t/m heden
Intitulé
Treasurystatuut Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking West-Brabant 2024Het algemeen bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking West-Brabant
gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur
gelet op:
de Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking West Brabant;
de Wet financiering decentrale overheden;
de Wet gemeenschappelijke regelingen en;
de financiële verordening van de Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking West Brabant.
BESLUIT
vast te stellen het “Treasurystatuut Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking West-Brabant 2024”
Artikel 1. Begrippenkader
In dit statuut wordt verstaan onder:
Derivaten
Rente – instrumenten. Financiële instrumenten, belichaamd in contracten waarin de voorwaarden zijn vastgelegd waartegen een transactie op een bepaald moment zal of kan plaatsvinden en waarvan de waardeafhankelijk is van één of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices. Zie ook “rente-instrumenten”.
Financiering
Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar.
Geldstromenbeheer
Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer).
Intern liquiditeitsrisico
De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitsplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachting.
Kasgeldlimiet
Een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting bij aanvang van het jaar. Het percentage wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.
Koersrisico
Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.
Kredietrisico
De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichting door de tegenpartij als gevolg van insolventie.
Kredietwaardig
De mate waarin een instelling of onderneming in staat is aan haar verplichtingen te kunnen voldoen.
Lidstaat
Staat die lid is van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
Liquiditeitenbeheer
Het financieren en uitzetten van middelen voor een periode van maximaal één jaar.
Liquiditeitsplanning
Een prognose van de inkomende en uitgaande geldstromen.
Nettingovereenkomst
Een overeenkomst op grond waarvan de wederzijdse verplichtingen tussen partijen verrekend worden waardoor wordt bepaald wat de ene partij per saldo aan de andere partij verschuldigd is.
Rating
Kredietwaardigheidsbeoordeling van debiteuren door instituten zoals Moody’s, Standard & Poors (S&P) en Fitch. Een rating is de inschatting van de kans op wanbetaling bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen. Een hogere rating houdt een betere kredietwaardigheid in.
Rente-instrumenten
Afgeleide financiële instrumenten om posities af te schermen of in te dekken. Het betreft verhandelbare contracten ten aanzien van bepaalde rechten of verplichtingen met as onderliggende waarde een geldlening of belegging. Niet de geldlening zelf wordt verhandeld, maar bijvoorbeeld het recht deze te kopen of verkopen tegen vooraf bepaalde voorwaarden. Ook het recht om op een toekomstig tijdstip de rente vast te stellen op een bepaalde wijze kan in een contract worden geregeld. Zie ook “Derivaten”.
Renterisico
Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeenschappelijke regeling door rentewijzigingen.
Renterisiconorm
Een bedrag ter grootte van een percentage van de totale vaste schuld bij aanvang van het jaar. Het percentage wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.
Rentetypische looptijd
Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de leningsvoorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare constante rentevergoeding.
Rentevisie
Toekomstverwachting over de renteontwikkeling.
Solvabiliteitsratio
Het in een lidstaat voor een financiële onderneming voorgeschreven minimumniveau aansprakelijk vermogen tegenover aangehouden naar risicograad gewogen activum.
Schatkistbankieren
De verplichting om overtollige middelen in de (rijks)schatkist aan te houden en de mogelijkheid om overtollige middelen onderling uit te lenen.
Treasury
Alle activiteiten die zich richten op het sturen en het beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.
Uitzetting
Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.
Wet Fido
Wet financiering decentrale overheden. Een onderdeel hiervan is het verplichte schatkistbankieren.
Artikel 2. Algemene doelstellingen
Hoewel de algemene doelstellingen van de treasuryfunctie niet expliciet worden genoemd in de Wet Fido, vloeien ze wel uit de wet voort. Meer concreet kunnen de doelstellingen als volgt worden benoemd:
- 1.
het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities zodat te allen tijde in de behoefte aan liquide middelen kan worden voldaan;
- 2.
het beschermen van de organisatie tegen ongewenste financiële risico's zoals renterisico's, koersrisico's, kredietrisico's en liquiditeitsrisico's;
- 3.
het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;
- 4.
het optimaliseren van de renteresultaten over uitgezette geldleningen;
- 5.
het realiseren van de informatiestromen ter ondersteuning van de opstelling van het treasurybeleid, de uitvoering van het beleid en de verantwoording daarvan.
Artikel 3. Uitgangspunten risicobeheer
Met betrekking tot het risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:
- 1.
de gemeenschappelijke regeling gaat uitsluitend leningen aan ten behoeve van de publieke taak;
- 2.
de gemeenschappelijke regeling zet uitsluitend middelen uit ten behoeve van de publieke taak;
- 3.
de gemeenschappelijke regeling verstrekt geen borgstellingen of garanties aan derden;
- 4.
derivaten zijn alleen toegestaan voor het afdekken van financiële risico's;
- 5.
het derivaat brengt geen groter risico met zich mee dan het risico dat ermee wordt afgedekt (gesloten positie);
- 6.
het gebruik van derivaten is toegestaan met inachtneming van de bepalingen van de wet en na advisering door een financieel deskundige.
Artikel 4. Renterisicobeheer
-
1. Bij het renterisicobeheer wordt gestreefd naar beperking van het renterisico op de lange en korte schuld.
-
2. Het renterisico op de lange schuld bedraagt maximaal de renterisiconorm volgens de Wet Fido.
-
3. Het renterisico op de korte schuld bedraagt maximaal de kasgeldlimiet volgens de Wet Fido.
Artikel 5. Kredietrisicobeheer
-
1. Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury gelden de volgende uitgangspunten:
-
2. Kredietrisico's worden beperkt door uitsluitend uit te zetten bij financiële instellingen die voldoende kredietwaardig zijn. Deze financiële ondernemingen moeten:
- a.
gevestigd zijn in een lidstaat (zie begrippenlijst) die ten minste beschikt over een AA-rating afgegeven door ten minste twee ratingbureaus; en
- b.
voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kunnen aantonen dat ze ten minste over een AA-minusrating beschikken, afgegeven door ten minste twee ratingbureaus.
- i.
In afwijking hiervan geldt dat indien de gelden worden uitgezet voor een periode van minder dan drie maanden, de ondernemingen aan moeten tonen dat ze voor henzelf of voor de door hen uitgeven waardepapieren ten minste over een A-rating afgegeven door ten minste twee ratingbureaus beschikken. Dat geldt eveneens voor verbintenissen met betrekking tot financiële derivaten voor een periode van minder dan drie maanden.
- ii.
Een uitzondering op bovenstaande regels geldt voor uitzettingen tegen waardepapieren waarvoor een solvabiliteitsratio van 0% geldt. Dit impliceert dat dergelijke waardepapieren in beginsel als risicovrij worden gezien. In dit geval geldt de bepaling over de rating dus niet.
- i.
- a.
-
3. Tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken geldleningen voor projectfinanciering worden uitsluitend uitgezet bij de financiële onderneming waar deze leningen zijn aangegaan.
-
4. Als een nettingovereenkomst (zie begrippenlijst) is afgesloten met betrekking tot het uitzetten van overtollige gelden van aangetrokken geldleningen voor projectfinanciering, geldt de voorwaarde voor de kredietwaardigheid (rating) niet.
-
5. Overtollige middelen worden uitsluitend uitgezet in producten waarbij de hoofdsom is gegarandeerd.
Artikel 6. Valutarisicobeheer
Valutarisico's worden in de gemeenschappelijke regeling uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken of aan te gaan in euro's.
Artikel 7. Financiering (lange termijn)
De financiering van de gemeenschappelijke regeling heeft de volgende doelstellingen:
- •
het voorzien in de toekomstige financieringsbehoefte tegen zo laag mogelijke kosten en rekening houdend met de kredietwaardigheid van de organisatie;
- •
het (gedeeltelijk) voorzien in de toekomstige financieringsbehoefte door geldmiddelen te reserveren;
- •
het aantrekken van vreemd vermogen voor een periode van minimaal één jaar tegen aanvaardbare risico's;
- •
het veiligstellen van de financierbaarheid van de organisatie in die zin dat op elke gewenst moment geldmiddelen kunnen worden aangetrokken.
Bij het aantrekken van financiering voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:
- •
Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak.
- •
Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde het renterisico te minimaliseren en het renteresultaat te optimaliseren.
- •
Het aantrekken van langlopende financiering vindt plaats door een prijsopgave aan te vragen bij minimaal twee financiële instellingen.
Artikel 8. Uitzettingen
-
1. De ruimte om overtollige middelen uit te zetten is door het Schatkistbankieren ingeperkt. Afhankelijk van de begrotingsomvang geldt een drempelbedrag dat buiten de Schatkist mag blijven.
-
2. Uitzettingen die onder de autonomie van de BWB vallen (de middelen onder het drempelbedrag) hebben uitsluitend de doelstelling van het optimaliseren van het rendement op bestaande (en te voorspellen) liquiditeitsoverschotten tegen aanvaardbare condities en risico's.
-
3. Het risico van wanbetaling in welk geval het kredietrisico wordt beperkt door uitsluitend geldmiddelen uit te zetten bij voldoende kredietwaardige partijen (zie artikel 5 lid 2).
-
4. Het uitzetten van overtollige middelen vindt plaats door een prijsopgave aan te vragen bij minimaal twee financiële instellingen.
Artikel 9. Relatiebeheer
De gemeenschappelijke regeling beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:
- 1.
Financiële instellingen dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen gesteld in artikel 5 lid 1.
- 2.
Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.
Artikel 10. Geldstromenbeheer
-
1) Teneinde de kosten van het geldstromen beheer te beperken wordt:
-
de liquiditeitspositie zodanig geregeld dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen;
-
het elektronische betalingsverkeer zoveel mogelijk uitgevoerd door één bank.
-
2) Ten behoeve van het beheer van liquide middelen kan een rekeningcourant worden aangegaan met een lokale bank.
Artikel 11. Saldo- en liquiditeitsbeheer (korte termijn)
Het kasbeheer betreft het beheer van de geldstromen en daaruit voortvloeiende saldi en liquiditeitsposities tot één jaar. Hierbij gelden de volgende doelstellingen:
- •
het voorzien in de financieringsbehoefte op korte termijn tegen zo laag mogelijke kosten en rekening houdend met de kredietwaardigheid van de organisatie;
- •
het aantrekken van vreemd vermogen voor een periode korter dan één jaar tegen aanvaardbare risico's;
- •
het uitzetten van tijdelijk overtollig beschikbare liquide middelen voor een periode korter dan één jaar rekening houdend met het verwachte liquiditeitsverloop;
- •
het optimaliseren van het rendement van tijdelijk overtollige liquide middelen tegen aanvaardbare risico's.
Voor het saldobeheer en het liquiditeitsbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:
- •
Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de gemeenschappelijke regeling kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt de kasgeldlimiet niet overschreden.
- •
De gemeenschappelijke regeling streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatie circuit bij de bank met de gunstigste condities.
Artikel 12. Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle
In het kader van de treasury-functie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:
- 1.
De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasury-activiteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd.
- 2.
Bij de uit te voeren treasury-activiteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:
- a)
iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd;
- b)
de uitvoering en controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;
- c)
de registratie en controle van transacties in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.
- a)
- 3.
De transacties worden geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten en gecontroleerd door een andere functionaris. De administratieve organisatie en interne controle waarborgen dat:
- a)
de uitvoering rechtmatig en doelmatig is;
- b)
de treasury-activiteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd;
- c)
de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd zijn.
- a)
Artikel 13. Verantwoordelijkheden
De taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de belastingsamenwerking West-Brabant staan in onderstaande tabel gedefinieerd.
Verantwoordelijkheden treasuryfunctie |
|
Functie |
Verantwoordlijkheden |
Algemeen bestuur |
|
Dagelijks bestuur |
|
Treasurer |
|
Administrateur |
|
Kassier |
|
Financieel adviseur |
|
Directeur |
|
Budgethouders |
|
Financiële administratie |
|
Medewerker AO/IB |
|
Controller |
|
Externe accountant |
|
Artikel 14. Bevoegdheden
De bevoegdheden met betrekking tot de treasuryactiviteiten van de belastingsamenwerking West-Brabant staan in onderstaande tabel gedefinieerd.
Onderwerpen |
Uitvoering |
Autorisatie |
Liquiditeiten-, geldstromenbeheer en financiering |
||
Het aantrekken van lang- en kortlopende geldleningen |
Treasurer |
Directeur |
Het lang en kort uitzetten van overtollige geldmiddelen |
Treasurer |
Directeur |
Betalings- en incasso-opdrachten bedrijfsvoering |
Kassier |
Directeur |
Betalings-opdrachten belastingen |
Kassier |
Teammanager Ondersteuning (belastingopbrengsten naar deelnemers) Teammanager Invordering (terugbetalingen belastingplichtigen) |
Bankrelatiebeheer |
|
|
Bankrekeningen openen / sluiten / wijzigen |
Kassier |
Directeur |
Bankcondities en tarieven afspreken |
Treasurer |
Directeur |
Risicobeheer |
|
|
Het afsluiten van derivatentransacties. |
Treasurer |
Directeur |
Artikel 15. Informatievoorziening
De minimale informatieverstrekking op het gebied van treasuryactiviteiten aan de ontvanger is in de onderstaande tabel opgenomen:
Informatie |
Frequentie |
Informatieverstrekker |
Informatieontvanger |
|
Jaarlijks |
Team Ondersteuning cluster Financiën |
Algemeen bestuur |
|
Jaarlijks |
Team Ondersteuning cluster Financiën |
Algemeen bestuur |
|
Elk kwartaal |
Team Ondersteuning cluster Financiën |
Controller |
In het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) is voorgeschreven dat periodiek informatie moet worden verstrekt aan het CBS. Voor gemeenschappelijke regelingen is dit in bepaalde omstandigheden het geval. Het CBS bepaalt welke gemeenschappelijke regelingen moeten rapporteren. De inhoud van die rapportages is bepaald in het BBV.
Artikel 16. Inwerkingtreding
Dit treasurystatuut treedt in werking met ingang van 6 juli 2024 en vervangt het voorgaande “Treasurystatuut Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking West-Brabant (BWB) 2011”.
Ondertekening
Aldus besloten in de vergadering van het algemeen bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking West-Brabant van 5 juli 2024.
de secretaris,
drs. P.C.A.M. Stoffelen
de plaatsvervangend voorzitter,
K. van den Berg
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl