Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR733773
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR733773/1
Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 17 december 2024, nr. UTSP-4437239-4842 tot vaststelling van het GLB-openstellingsbesluit voorbereiding van samenwerking voor integrale gebiedsontwikkeling provincie Utrecht 2025
Geldend van 08-01-2025 t/m heden
Intitulé
Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 17 december 2024, nr. UTSP-4437239-4842 tot vaststelling van het GLB-openstellingsbesluit voorbereiding van samenwerking voor integrale gebiedsontwikkeling provincie Utrecht 2025Gedeputeerde Staten van Utrecht
Gelet op artikel 1.2 en paragraaf 6 van hoofdstuk 2 uit de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 provincie Utrecht;
Besluiten:
- I.
vast te stellen het openstellingsbesluit Voorbereiding van samenwerking voor integrale gebiedsontwikkeling provincie Utrecht 2024 als bedoeld in paragraaf 6 van hoofdstuk 2 van de Verordening Europese landbouwsubsidies 2023-2027 Provincie Utrecht, verder te noemen de Verordening;
- II.
het subsidieplafond voor de openstellingsperiode vast te stellen op € 400.000 waarvan € 172.000 uit het Europees Landbouw Fonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en € 228.000 uit de provinciale cofinancieringsmiddelen.
- III.
dat aanvragen kunnen worden ingediend van 19 februari 2025 09.00 uur tot en met 30 mei 2025 17.00uur;
- IV.
de volgende nadere regels vast te stellen:
Artikel 1 Subsidiabele activiteit
-
1. Subsidie kan worden verstrekt voor het voorbereiden en oprichten van een samenwerkingsverband, het formuleren van een gebiedsopgave en de uitwerking daarvan in een integraal gebiedsplan zoals bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid onder a van de Verordening.
-
2. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt als de aanvraag betrekking heeft op ten minste één van de volgende doelen:
- a.
bijdragen aan de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering, onder meer door de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, de koolstofvastlegging te verbeteren of duurzame energie te bevorderen;
- b.
bevorderen van de duurzame ontwikkeling of het efficiënte beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht, onder meer door de afhankelijkheid van chemische middelen te verkleinen;
- c.
bijdragen aan het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, tot versterking van ecosysteemdiensten en de instandhouding van habitats en landschappen.
- a.
Artikel 2 Aanvrager
Subsidie als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid onder a van de Verordening kan worden verstrekt aan de initiatiefnemer van een samenwerkingsverband in oprichting.
Artikel 3 Aanvraagvereisten
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 van de Verordening bevat een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, onder a van de Verordening:
- a.
een korte beschrijving van het beoogde gebied, de uitdagingen waar het gebied voor staat en een visie voor de beoogde bijdrage aan de doelen op het gebied van klimaat, water, bodem, lucht of biodiversiteit en aan de doelen zoals bedoeld in het beleid Utrechts Landelijk Gebied (ULG);
- b.
een korte beschrijving van de organisatiestructuur van het beoogde samenwerkingsverband waaronder de rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende partners om tot een integraal gebiedsplan te komen;
- c.
een beschrijving van welke mogelijke tegenstrijdige effecten bij de uitvoering van het integrale gebiedsplan zouden kunnen optreden en welke beheermaatregelen worden genomen om deze effecten te voorkomen;
- d.
een uitwerking van de beoogde activiteiten voor kennisverspreiding met gebruik van de hiertoe geëigende netwerken, waaronder het nationale en Europese EIP-netwerk als bedoeld in artikel 127 van verordening 2021/2115.
Artikel 4 Weigeringsgronden
Onverminderd artikel 1.5 van de Verordening wordt subsidie geweigerd indien de aanvraag wordt gedaan door een reeds bestaand samenwerkingsverband.
Artikel 5 Hoogte subsidie
Overeenkomstig artikel 2.6.9, eerste lid van de Verordening bedraagt de subsidie voor de voorbereiding van een gebiedsplan als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, onder a, 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 40.000.
Artikel 6 Selectiecriteria
-
1. Aanvragen die voor subsidie als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid onder a van de Verordening in aanmerking komen, worden door een adviescommissie als bedoeld in artikel 1.13 van de Verordening geselecteerd en gerangschikt op basis van de volgende selectiecriteria en wegingsfactoren:
-
Selectiecriterium
Wegings-factor
Te behalen punten
Maximum per criterium
a
Mate waarin de aanvrager in staat is een gebiedsplan op te stellen in relatie tot de opgave van het gebied
2
0-5
10
b
Mate waarin de aanvrager in staat is het samenwerkingsverband te organiseren
2
0-5
10
c
De voorgenomen organisatie en samenstelling van het samenwerkingsverband
1
0-5
5
d
De haalbaarheid van de activiteiten
1
0-5
5
Maximumaantal te behalen punten
30
-
2. Overeenkomstig artikel 1.12, vierde lid van de Verordening wordt een aanvraag geweigerd indien de aanvraag minder dan 18 punten heeft behaald.
Artikel 7 Verplichtingen
-
1. In aanvulling op artikel 2.6.11 van de Verordening geldt dat activiteiten waarvoor subsidie verstrekt is, uiterlijk 30 juni 2028 afgerond dienen te zijn.
-
2. Overeenkomstig artikel 2.6.11 en in aanvulling op artikel 1.15 van de Verordening is de subsidieontvanger verplicht om de opgedane kennis en resultaten van het project gedurende de uitvoering van het project openbaar te maken via het Nationale en Europese EIP-netwerk als bedoeld in artikel 127 van verordening 2021/2115 en andere geëigende netwerken.
Artikel 8 Subsidie-arrangement
-
1. Op de subsidie zoals bedoeld in artikel 9 zijn de regels inzake subsidie op basis van arrangement 2 zoals bedoeld in artikel 1.7, eerste lid onder b, in artikel 1.18, tweede lid en in artikel 1.20 van de Verordening van toepassing.
-
2. De subsidie wordt vastgesteld op basis van het overleggen van een gebiedsplan en een uitwerking van het beoogde samenwerkingsverband.
Artikel 9 Voorschot en deelbetalingen
-
1. Ambtshalve wordt een voorschot van 50% van de verleende subsidie verstrekt op basis van artikel 1.17 van de Verordening.
-
2. Er worden geen deelbetalingen verstrekt.
Artikel 10 Publicatie en inwerkingtreding
Dit besluit wordt geplaatst in het Provinciaal Blad en treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.
Artikel 11 Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit GLB 2023-2027 Voorbereiding van samenwerking voor integrale gebiedsontwikkeling provincie Utrecht 2025.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 17 december 2024.
Gedeputeerde Staten van Utrecht,
Voorzitter,
mr. J.H. Oosters
Secretaris,
mr. drs. A.G. Knol-van Leeuwen
Toelichting bij Openstellingsbesluit GLB Voorbereiding van samenwerking voor integrale gebiedsontwikkeling
LEESWIJZER Voorliggend openstellingsbesluit moet in samenhang gelezen worden met de Verordening Europese landbouwsubsidies 2023-2027 van de provincie Utrecht. Met dit openstellingsbesluit wordt paragraaf 6 uit hoofdstuk 2 van de Verordening – de maatregel Samenwerking voor integrale gebiedsontwikkeling – opengesteld. De artikelen 2.6.1 tot en met 2.6.12 van de Verordening moeten tezamen gelezen worden met de artikelen in dit openstellingsbesluit. Daarnaast zijn de algemene en slotbepalingen uit de Verordening ook van toepassing op een aanvraag. |
- I.
ALGEMEEN
Samenwerking voor integrale gebiedsontwikkeling
De bedoeling is dat agrariërs en andere gebiedspartners middels deze maatregel worden uitgenodigd en gefaciliteerd om met elkaar een gebiedsanalyse te doen en een plan van aanpak op te stellen ter versterking van de doelen op het gebied van klimaat, water en biodiversiteit. Het begint bij een initiatiefnemer voor het planproces, die vraagt subsidie aan voor het opstellen van een plan en aangaan van een samenwerking. De verwachting is dat door de partners in het gebied zelf aan het roer te zetten in de versterking van hun gebied op de doelen klimaat, water en biodiversiteit, sneller verbetering in het gebied wordt gerealiseerd dan wanneer individuele gebiedspartners afzonderlijk acties aanvragen en uitvoeren, of wanneer van bovenaf door overheden regels worden opgelegd. Door deze aanpak worden agrarisch ondernemers en andere gebiedspartijen uitgedaagd om de kansen in hun gebied echt in kaart te brengen en vervolgens gezamenlijk acties te bedenken en uit te voeren om het te versterken.
Een samenwerkingsverband in wording in een afgebakend gebied kan van deze provinciale GLB-maatregel gebruik maken. Met als partijen in elk geval landbouwers, maar voor de hand liggen voorts overheden als provincie, gemeente en Waterschap, natuur- en landschapsorganisaties en andere organisaties en personen.
Gebiedsgericht samenwerken in provincie Utrecht via het Utrechts programma landelijk gebied
Provinciale Staten van provincie Utrecht hebben in paragraaf 4.7.1 van de Omgevingsvisie de basis voor het Utrecht Landelijk Gebied (ULG) vastgelegd. Ze geven aan dat de gebiedsgerichte uitvoering belangrijk is:
‘We kiezen voor gebiedsgerichte uitvoering. Vooral over de aanpak van de stikstofproblematiek is duidelijk aangegeven dat we dit gebiedsgericht gaan aanpakken.’
In de Omgevingsvisie is ook bepaald wat gebiedsgericht werken is. Het is een samenhangende aanpak die de focus legt op samenwerking:
‘Gebiedsgericht werken is een manier van werken waarbij we in de beleids- en uitvoeringsfase nadrukkelijk van buiten (de samenleving, het gebied, de wijk) naar binnen (de ambtelijke organisatie), vanuit kansen en problemen kijken en handelen. Er is sprake van een samenhangende aanpak tussen sociale, economische en fysieke opgaven. En we gaan in gesprek met inwoners, ondernemers en initiatiefnemers. We werken constructief samen met partijen die belanghebbend zijn, denk aan gemeenten, waterschappen, ketenpartners, omgevingsdiensten, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden.’
Onze principes voor de gebiedsgerichte samenwerking
- •
De volgende principes gelden voor gebiedsgerichte samenwerking
- •
We werken samen: met de gebiedspartijen en als één overheid
- •
Het gebied staat centraal.
- •
We creëren meerwaarde.
- •
We zorgen ervoor dat belanghebbenden en betrokkenen inbreng kunnen geven en zich betrokken voelen.
- •
We sluiten ons aan bij bestaande organisatiestructuren voor zover dat mogelijk en nuttig is.
- •
We nemen genoeg momenten om te reflecteren en kennis uit te wisselen.
- •
We sturen bij als dat nodig is.
We halen deze principes uit de kaders die PS hebben vastgelegd in de Omgevingsvisie, de Regionale Veenweide Strategie Utrechtse Veenweiden en het Handelingskader Gebiedsgerichte Aanpak Stikstof.
Nog een belangrijk principe: we zetten ons in voor de gezamenlijke belangen
We zien onszelf als onderdeel van de wensen vanuit de gebieden. We focussen ons op dringende zaken. Dat vraagt zowel vanuit de provincie als vanuit het Rijk om duidelijke resultaten. We blijven hierbij rekening houden met de gebieden.
We focussen ons op de noodzakelijke opgaven
De propositie Stikstof en natuur van het IPO naar het Rijk in november 2021 stelt:
Voor provincies is een samenhangende, integrale aanpak het uitgangspunt. Het woord ‘integraal’ vergt hierbij wel een preciezere duiding. Alles met alles verbinden is een onmogelijke opgave en leidt ook tot vertraging. Het komt er dus op aan om díe thema’s te verbinden die in de uitvoering nauwe samenhang hebben en waarbij een samenhangende programmering ook voorkomt dat stakeholders steeds weer afzonderlijk worden bevraagd. Wat ons betreft gaat het dan om natuur, stikstof, water en klimaat (landbouw en landgebruik).
We focussen ons op noodzakelijke opgaven
De provincie is het eens met deze visie van het IPO. Het heeft maatschappelijke gevolgen als we niet voldoen aan deze verplichtingen. Denk hierbij aan stagnerende woningbouw en infrastructuurprojecten en afname van de biodiversiteit.
We onderscheiden de volgende noodzakelijke opgaven voor Utrecht
- •
het realiseren van het Natuurnetwerk Nederland (NNN)
- •
de afname van stikstof en het herstellen van natuur in Natura2000-gebieden
- •
het beperken van de bodemdaling: de reductie CO2-eq volgens het Klimaatakkoord
- •
het halen van de doelen van Kaderrichtlijn Water (KRW)
- •
de transitie naar rendabele kringlooplandbouw.
De eerste vier opgaven zijn noodzakelijk omdat ze wettelijk of internationaal verplicht zijn. Deze vier opgaven kunnen niet zonder de landbouwopgave. Samen met de landbouw gaan we op zoek naar goede oplossingen.
De eerste drie punten vragen om een specifieke aanpak in een aantal gebieden.
De opgaven voor de Kaderrichtlijn Water en de landbouwtransitie zijn opgaven die door de hele provincie spelen. We kunnen hier meer toegespitste maatregelen voor maken in de gebiedsaanpak.
Met het werken aan deze noodzakelijke opgaven dragen we ook bij aan de klimaatopgave. De dalende veenbodem leidt ook tot ongewenste uitstoot van broeikasgassen. Daarom is in het Klimaatakkoord (2019) opgenomen dat landelijk in 2030 de uitstoot van broeikasgassen uit veenbodems verminderd moet zijn met 1 Megaton CO2-eq per jaar.
Ook een rendabele kringlooplandbouw draagt bij aan de klimaatopgave omdat dit voor ons gaat over
klimaatneutrale en natuurinclusieve landbouw. We gaan met de gebiedspartners definiëren wat we samen verstaan onder rendabele kringlooplandbouw.
De gebiedsprocessen zijn cruciaal om tot uitvoering te komen. In het gebiedsproces volgens de Utrechtse aanpak wordt, op basis van vertrouwen, gezamenlijk gezocht naar gedragen en integrale oplossingen waar doelen, belangen en waarden worden afgewogen.
ii. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 1 Subsidiabele activiteit
Subsidie is beschikbaar voor het maken van een gebiedsplan en de vorming van het samenwerkingsverband voor een maximaal subsidiebedrag van € 40.000.
De aanvraag om in aanmerking te komen voor steun ten behoeve van de voorbereiding van een gebiedsplan bevat tenminste:
- 1.
een beknopte beschrijving van het (landelijk)gebied, de uitdaging waar het gebied voor staat en een visie voor de beoogde bijdrage aan de verbetering van de landbouwkundige en gebiedsomstandigheden met als doel verbetering op het gebied van klimaat, water, bodem en/of biodiversiteit.
- 2.
een korte beschrijving van de organisatievorm en -structuur van het beoogde samenwerkingsverband en de rollen/verantwoordelijkheden van de verschillende partners om tot een integraal gebiedsplan te komen dat kansrijk is voor steun voor de uitvoering ervan, daarbij in elk geval degene die penvoerder is, en een beschrijving van het proces resp. de status van vaststelling van het plan.
- 3.
een begroting van de activiteiten (in openstellingen kan gebruik worden gemaakt van eenheidsprijzen voor bijvoorbeeld uurtarieven).
Voorop staat dat in gebiedsplannen de gebiedskoers zich integraal richt op de Europese doelen voor klimaat, milieu, biodiversiteit en verduurzaming van de landbouw en aansluit bij het beleid van provincie, waterschap en gemeenten. Daarom zullen desbetreffende overheden direct betrokken zijn bij de gebiedskoers, de doelen van het gebiedsplan en mogelijk zelf partner zijn in het samenwerkingsverband in het specifieke gebied.
Het integrale gebiedsplan dat met deze subsidie opgesteld kan worden, hoeft zich ook niet te beperken tot het GLB. Voorstelbaar is dat er een groter gebiedsplan is waarbij het GLB-aandeel één van de onderdelen is in de instrumentenkoffer en in de dekking van de kosten. Plannen die provincies, waterschappen, gemeenten, boerenorganisaties hebben buiten het GLB gebruikmakend van andere regelingen en financieringsbronnen zoals omgevingsplannen, DAW kunnen in samenhang met het GLB worden ingezet. Stapeling van subsidies behoort tot de mogelijkheden zolang er niet twee of meermalen subsidie wordt verstrekt voor dezelfde activiteit. Zorgvuldigheid is hierbij van belang.
Van het gebiedsplan dat opgesteld wordt tijdens het planproces wordt verwacht dat minimaal een van de volgende onderdelen worden uitgewerkt in het gebiedsplan:
- a.
productieve investeringen op landbouwbedrijven als bedoeld in artikel 2.2.2 van de Verordening;
- b.
niet productieve investeringen landbouw als bedoeld in artikel 2.3.1 van de Verordening;
- c.
niet productieve investeringen niet landbouw als bedoeld in artikel 2.4.1 van de Verordening;
- d.
bijeenkomsten voor kennisoverdracht als bedoeld in artikel 2.10.1, eerste lid, onder a van de Verordening;
- e.
voorbereiding en uitvoering van ruilverkaveling (ook wel kavelruil);
- f.
ontwikkelen of beproeven van innovaties als bedoeld in artikel 2.5.2 van de Verordening dienend aan de doelen van het gebiedsplan, of
- g.
draagvlakontwikkeling of samenwerkingsactiviteiten.
Belangrijk uitgangspunt is dat alle voorgenomen activiteiten niet leiden tot verslechtering van dierenwelzijn.
Artikel 2 Aanvrager
Subsidie kan worden aangevraagd door een initiatiefnemer van een nieuw samenwerkingsverband om tot een nieuw samenwerkingsverband en een integraal gebiedsplan te komen. In de aanvraag voor deze subsidie kan alvast een toelichting gegeven worden op het beoogde samenwerkingsverband.
Artikel 3 Aanvraagvereisten
Een aanvraag voor subsidie voor de voorbereiding van een gebiedsplan bevat als bijlage een uitwerking van de volgende elementen:
- •
een korte beschrijving van het beoogde gebied, de uitdagingen waar het gebied voor staat en een visie voor de beoogde bijdrage aan de doelen op het gebied van klimaat, water, bodem, lucht of biodiversiteit;
- •
een korte beschrijving van de organisatiestructuur van het beoogde samenwerkingsverband waaronder de rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende partners om tot een integraal gebiedsplan te komen;
- •
een beschrijving van welke mogelijke tegenstrijdige effecten bij de uitvoering van het integrale gebiedsplan zouden kunnen optreden en welke beheermaatregelen worden genomen om deze effecten te voorkomen;
- •
een uitwerking van de beoogde activiteiten voor kennisverspreiding met gebruik van de hiertoe geëigende netwerken, waaronder het nationale en Europese EIP-netwerk als bedoeld in artikel 127 van verordening 2021/2115.
Artikel 4 Weigeringsgronden
Dit artikel beschrijft de gronden op basis waarvan een aanvraag om subsidie kan worden geweigerd.
Artikel 5 Hoogte subsidie
De subsidie voor de voorbereiding van een gebiedsplan bedraagt maximaal € 40.000.
Artikel 6 Selectiecriteria
Criteria voor het selecteren van subsidieaanvragen voor het voorbereiden van een gebiedsplan:
- a.
Is dit de juiste persoon, organisatie om het gebiedsplan op te stellen gezien de gebiedsopgave?
- b.
Is dit de juiste persoon, organisatie om de samenwerking tot stand te brengen
- c.
Zijn de organisatie en het beoogde proces van de voorgenomen samenstelling van het samenwerkingsverband toereikend?
- d.
Is het gebiedsplan gelet op de ambities en de voorgestelde activiteiten en tijdsplanning haalbaar?
Voor het bepalen van de rangschikking van projecten zijn vier selectiecriteria benoemd. Het bepalen van de scores van de selectiecriteria vindt als volgt plaats. Per selectiecriterium zijn diverse aspecten benoemd op basis waarvan een project wordt beoordeeld:
1. Mate waarin de aanvrager in staat is een gebiedsplan op te stellen in relatie tot de opgave van het gebied
De punten worden als volgt toegekend:
- •
0 punten als er nauwelijks blijk van wordt gegeven hoe een aanvrager voldoende de uitdagingen van het gebied in kaart kan brengen. Het beoogde gebied, de uitdagingen in het gebied en visie op de beoogde bijdrage aan de doelen op het gebied van klimaat, milieu of biodiversiteit zijn nauwelijks omschreven.
- •
1 punt als beperkt wordt omschreven hoe een aanvrager voldoende de uitdagingen van het gebied in kaart kan brengen. Het beoogde gebied, de uitdagingen in het gebied en visie op de beoogde bijdrage aan de doelen op het gebied van klimaat, milieu of biodiversiteit zijn slechts in zeer algemene termen omschreven.
- •
2 punten als wordt omschreven hoe een aanvrager de uitdagingen van het gebied in kaart kan brengen met de meest voor de hand liggende partijen in het gebied, noodzakelijk voor de juiste analyses. Het beoogde gebied, de uitdagingen in het gebied en visie op de beoogde bijdrage aan de doelen op het gebied van klimaat, milieu of biodiversiteit zijn beknopt omschreven.
- •
3 punten als wordt omschreven hoe een aanvrager de uitdagingen van het gebied in kaart kan brengen met de meest voor de hand liggende partijen in het gebied, noodzakelijk voor de juiste analyses. Het beoogde gebied, de uitdagingen in het gebied en visie op de beoogde bijdrage aan de doelen op het gebied van klimaat, milieu of biodiversiteit zijn redelijk omschreven.
- •
4 punten als wordt omschreven hoe een aanvrager de uitdagingen van het gebied in kaart kan brengen met geschikte maar ook onverwachte (geschikte) partijen in het gebied. Het beoogde gebied, de uitdagingen in het gebied en visie op de beoogde bijdrage aan de doelen op het gebied van klimaat, milieu of biodiversiteit zijn duidelijk omschreven.
- •
5 punten als wordt omschreven hoe een aanvrager de uitdagingen van het gebied in kaart kan brengen met geschikte maar ook onverwachte (geschikte) partijen in het gebied. Het beoogde gebied, de uitdagingen in het gebied en visie op de beoogde bijdrage aan de doelen op het gebied van klimaat, milieu of biodiversiteit zijn duidelijk omschreven en zoveel als mogelijk feitelijk onderbouwd.
2. Mate waarin de aanvrager in staat is het samenwerkingsverband te organiseren
De punten worden als volgt toegekend:
- •
0 punten als er nauwelijks blijk wordt gegeven hoe een aanvrager een potentieel samenwerkingsverband voor de uitvoering van een gebiedsplan bij elkaar kan brengen.
- •
1 punt als beperkt wordt omschreven hoe een aanvrager een potentieel samenwerkingsverband voor de uitvoering van een gebiedsplan bij elkaar kan brengen.
- •
2 punten als wordt omschreven hoe een aanvrager een potentieel samenwerkingsverband voor de uitvoering van een gebiedsplan bij elkaar kan brengen en enig inzicht geeft op hoe er draagvlak kan worden gecreëerd.
- •
3 punten als wordt omschreven hoe een aanvrager een potentieel samenwerkingsverband voor de uitvoering van een gebiedsplan bij elkaar kan brengen en duidelijk zicht geeft op hoe er draagvlak kan worden gecreëerd.
- •
4 punten als wordt omschreven hoe een aanvrager een potentieel samenwerkingsverband voor de uitvoering van een gebiedsplan bij elkaar kan brengen en duidelijk zicht geeft op hoe er veel potentieel draagvlak kan worden gecreëerd.
- •
5 punten als wordt omschreven hoe een aanvrager een potentieel samenwerkingsverband voor de uitvoering van een gebiedsplan bij elkaar kan brengen en zicht geeft hoe er veel potentieel draagvlak kan worden gecreëerd.
3. De voorgenomen organisatie en samenstelling van het samenwerkingsverband
De punten worden als volgt toegekend:
- •
0 punten als nauwelijks inzicht wordt gegeven over de wijze van organisatie en samenstelling van het samenwerkingsverband rondom het uit te voeren gebiedsplan.
- •
1 punt als duidelijk wordt omschreven waaruit het beoogde samenwerkingsverband bestaat en hoe de voorgenomen organisatie eruit komt te zien. Het beoogde samenwerkingsverband bestaat enkel uit landbouwers.
- •
2 punten als duidelijk wordt omschreven waaruit het beoogde samenwerkingsverband bestaat en hoe de voorgenomen organisatie eruit komt te zien. Het beoogde samenwerkingsverband bestaat naast landbouwers enkel uit een andere gebiedspartij.
- •
3 punten als duidelijk wordt omschreven waaruit het beoogde samenwerkingsverband bestaat en hoe de voorgenomen organisatie eruit komt te zien. Het beoogde samenwerkingsverband bestaat naast landbouwers uit twee andere verschillende gebiedspartijen.
- •
4 punten als duidelijk wordt omschreven waaruit het beoogde samenwerkingsverband bestaat en hoe de voorgenomen organisatie eruit komt te zien. Het beoogde samenwerkingsverband bestaat naast landbouwers uit drie andere verschillende gebiedspartijen.
- •
5 punten als duidelijk wordt omschreven waaruit het beoogde samenwerkingsverband bestaat en hoe de voorgenomen organisatie eruit komt te zien. Het beoogde samenwerkingsverband bestaat naast landbouwers uit vier andere verschillende gebiedspartijen.
4. De haalbaarheid van de activiteiten
Op dit onderdeel wordt gekeken in hoeverre de voorbereiding van een gebiedsplan, het feitelijke planproces als een haalbare kaart wordt gezien. Het planproces om te komen tot een gebiedsplan en een samenwerkingsverband moet uiterlijk 30 juni 2028 zijn afgerond.
De punten worden als volgt toegekend:
- •
0 punten als de haalbaarheid als zeer gering te beoordelen is: er is geen vertrouwen dat de voorziene activiteiten kunnen worden uitgevoerd.
- •
1 punt als de haalbaarheid als gering te beoordelen is: er is weinig tot geen vertrouwen dat de voorziene activiteiten kunnen worden uitgevoerd.
- •
2 punten als de haalbaarheid als matig te beoordelen is: om de activiteit te kunnen uitvoeren, moet nog aan een aantal voorwaarden (bijvoorbeeld juridische uitvoerbaarheid van gewenste activiteiten) worden voldaan, waarbij het nog onzeker is of aan deze voorwaarden voldaan kan worden.
- •
3 punten als de haalbaarheid als voldoende te beoordelen is: de voorziene activiteiten kunnen realistisch worden uitgevoerd, de risico’s rondom een voorbereiding van het gebiedsplan zijn inzichtelijk gemaakt (bijvoorbeeld technische risico’s in de vorm van onvoorziene extra werkzaamheden, of organisatorische risico’s in de vorm van belangenconflicten), maar nog niet concreet beheersbaar gemaakt.
- •
4 punten als de haalbaarheid als goed te beoordelen is: de voorziene activiteiten kunnen worden uitgevoerd, de risico’s en uitdagingen in de voorbereiding van het gebiedsplan zijn benoemd en beheersbaar gemaakt.
- •
5 punten als de haalbaarheid als zeer goed te beoordelen is: de voorziene activiteiten kunnen worden uitgevoerd, ook als gedurende de voorbereiding draagvlak moeizaam te organiseren valt.
Wegingsfactoren
Hieronder wordt weergegeven welke wegingsfactoren bij welk selectiecriterium van toepassing is. Per selectiecriterium kan een score van 0, 1, 2, 3, 4 of 5 punten worden behaald:
Selectiecriterium |
Wegings-actor |
Te behalen punten |
Maximum per criterium |
|
a |
Mate waarin de aanvrager in staat is een gebiedsplan op te stellen in relatie tot de opgave van het gebied |
2 |
0-5 |
10 |
b |
Mate waarin de aanvrager in staat is het samenwerkingsverband te organiseren |
2 |
0-5 |
10 |
c |
De voorgenomen organisatie en samenstelling van het samenwerkingsverband |
1 |
0-5 |
5 |
d |
De haalbaarheid van de activiteiten |
1 |
0-5 |
5 |
Maximumaantal te behalen punten |
30 |
Rangschikking van aanvragen
Voor de rangschikking van alle aanvragen geldt dat een individuele aanvraag minimaal 60% van de maximaal te behalen score moet halen.
Er is sprake van een tender binnen deze openstelling. Voor de selectie van de gebiedsplannen die voor subsidie in aanmerking komen, is een adviescommissie samengesteld. Aanvragen worden gescoord aan de hand van selectiecriteria en vervolgens gerangschikt. Alleen de aanvragen met de minimumscore of hoger komen voor subsidie in aanmerking, voor zover het binnen het opengestelde plafond past.
De plaats in de rangorde wordt bepaald door het aantal punten dat de adviescommissie aan de aanvraag toekent. Voor elke aanvraag geldt dat een minimumaantal punten dient te worden behaald om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen (60% van de maximumaantal te behalen punten). Indien een aanvraag minder dan 18 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd. Het doel van deze systematiek is om alle aanvragen onderling te vergelijken en de beste aanvragen uit het totaalaanbod te kunnen selecteren.
Aanvragen worden op volgorde van de rangschikking gehonoreerd. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben gekregen en de som van de aangevraagde bedragen dusdanig is dat het subsidieplafond wordt overschreden, dan vindt tussen hen een prioritering plaats op de afzonderlijke scores bij het criterium haalbaarheid. Als van de twee gelijk scorende aanvragen aanvraag 1 bijvoorbeeld 4 punten op haalbaarheid heeft gescoord en aanvraag 2 3 punten, dan wordt de aanvraag 1 hoger gerankt dan aanvraag 2, ondanks de overall gelijke score van aanvraag 1 en 2.
Indien de aanvragen in het geheel een gelijk aantal punten hebben behaald, dus ook op de afzonderlijke selectiecriteria, dan wordt de rangschikking van de aanvragen bepaald door loting. Het toekennen van de scores en de rangschikking vindt plaats door een adviescommissie zoals bedoeld in artikel 1.13 van de Verordening.
Artikel 8 Verplichtingen
Voor de voorbereiding van gebiedsplannen, de planvorming, geeft de provincie Utrecht maximaal de ruimte. Uiterlijk 30 juni 2028 moeten planvormingsprocessen afgerond zijn zodat nieuwe samenwerkingsverbanden die ontstaan zijn in de periode daarna met de uitvoering van de opgestelde gebiedsplannen aan de slag kunnen. 30 juni 2028 betekent dat alle activiteiten in het kader van het planvormingsproces om tot een gebiedsplan te komen, uitgevoerd moeten zijn en dat de kosten ervan gemaakt zijn. Met deze einddatum wordt binnen de huidige GLB-periode maximaal ruimte gegeven voor de voorbereiding van gebiedsplannen.
Aansluiting op het Nationale (Netwerk platteland) en Europese EIP netwerk draagt ertoe bij dat samenwerkingsverbanden gedurende het gehele project gebruik kunnen maken van beschikbare kennis en ervaring voor een hogere effectiviteit. Het doel hiervan is dat het delen van de kennis die opgedaan wordt tijdens de projecten, door anderen gebruikt kan worden en daardoor bijdraagt effectievere en innovatieve gebiedsplannen in Nederland en in Europa. Daarnaast kunnen via de netwerken ook interacties ontstaan tussen de verschillende samenwerkingsverbanden zodat deze elkaar kunnen versterken door een community te vormen.
De subsidieontvanger is verplicht om de resultaten van het project te delen via de hiertoe geëigende netwerken. Onder geëigende netwerken wordt in ieder geval begrepen:
- 1.
Team Uitvoering Landelijk Gebied van de provincie Utrecht. Gericht aan de gebiedsregisseur via gebiedsproces@provincie-utrecht.nl.
- 2.
Groen Kennisnet*
- 3.
EIP-netwerk** als bedoeld in artikel 127 VO (EU) nr 2021/2115.
*Met Groen Kennisnet, het kennisplatform van de groene sector in Nederland, is een speciale samenwerking aangegaan. Groen Kennisnet maakt voor elk Nederlands project een pagina aan om de plannen en eindresultaten te delen. Ook tijdens uw project kunt u resultaten delen via Groen Kennisnet. Groen Kennisnet neemt hierover contact met u op.
** Het Europees Innovatienetwerk voor de Landbouw (EIP-AGRI) werkt aan de bevordering van concurrerende en duurzame land- en bosbouw in Europa. Het EIP-AGRI-netwerk is onderdeel van het CAP Network van de EU. Elk project wordt gemeld aan dit Europese EIP netwerk.
Artikel 9 Subsidie-arrangement
Voor de voorbereiding van een gebiedsplan wordt een maximaal subsidiebedrag van € 40.000 verstrekt. De subsidie wordt verstrekt wanneer de prestatie geleverd is: een samenwerkingsovereenkomst en het gebiedsplan zelf als resultaten van de voorbereiding, het planproces. In de beschikking tot subsidieverlening zal deze prestatie worden vastgelegd zodat duidelijk wordt hoe de verkregen subsidie moet worden verantwoord.
Artikel 10 Voorschot en deelbetalingen
Bij subsidieverlening wordt een voorschot van maximaal 50% van de verleende subsidie direct uitbetaald. Gezien de beperkte omvang van de subsidie, worden tussentijds geen deelbetalingen verstrekt.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl